uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juli 2017 in de zaak tussen

Transcriptie

1 uitspraak RECHTBANK ROTTERDAM Team Bestuursrecht 3 zaaknummer: ROT 16/7778 uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juli 2017 in de zaak tussen Vereniging Motorclub De Bougie, te Arkel, eiseres, gemachtigde: mr. M. Bos, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Giessenlanden, verweerder, gemachtigde: mr. E.P. van der Stek. Procesverloop Bij besluit van 31 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres gelast er voor zorg te dragen dat het maximale geluidniveau (LAmax), gemeten in de meterstand 'fast', veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in 'de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, op de beoordelingspunten, weergegeven in de tabel van voorschrift niet meer bedraagt dan het in die tabel weergegeven maximale geluiddrukniveau. Voldoet eiseres niet aan de last dan verbeurt zij een dwangsom van 7.500,- per overtreding tot een maximum van ,-. Bij brief van 10 oktober 2016 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In aanvulling hierop heeft eiseres bij btiefvan 4 november 2016 op grond van artikel 7:la van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Verweerder heeft met dit verzoek ingestemd en het bezwaar op 29 november 2016 doorgezonden aan de rechtbank ter behandeling als beroep. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep js, gevoegd met zaaknummers ROT 15/1478, ROT 15/7990 en ROT 15/8401, op 31 mei 2017 ter zitting behandeld. Namens eiseres is haar gemachtigde, bijgestaan door ir. F.A.G.M. Schermer en H.P. de Groot, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van ir. M.K. Moerman en mr. E.J. Graven. Namens de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) zijn ing. J. Koedoot en ing. P. van der Hoogt verschenen. Na afloop van de zitting zijn de gevoegde zaken ingevolge artikel 8:14 van de Awb weer gesplitst. In de zaken ROT 15/1478 en ROT 15/7990 wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

2 zaaknummer: ROT 16/ Overwegingen l. Bij besluit van 26 september 2013 heeft verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning (revisievergunning) ingevolge de wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend voor een inrichting op het terrein aan de Vlietskade 1025 te Arkel voor het beoefenen van de motorsport in de buitenlucht voor recreatieve doeleinden en in wedstriidverband, het geven van motonijlessen en hiermee samenhangende activiteiten. 2. Een toezichthouder van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) heeft op 26 maart 2016 geluidmetingen uitgevoerd nabij de inrichting van eiseres. Daarbij is geconstateerd dat niet werd voldaan aan het in vergunningvoorschrift bepaalde maximale geluiddrukniveau op controlepositie B. Op dit meetpunt is een geluiddrukniveau toegestaan van maximaal 58 db(a). Op deze datum is een overschrijding van het maximale geluidniveau (LAmax) gemeten van 8 db. 3. Omdat de eerder op 27 mei 2015 opgelegde last onder dwangsom niet tot het gewenste resultaat heeft geleid - te weten het volledig naleven van het bepaalde in vergunningvoorschrift 3.2.6, - heeft verweerder eiseres op 5 augustus 2016 geinformeerd over het voornemen aanhaar een nieuwe last onder dwangsom met een hoger dwangsombedrag van 7.500,- per overtreding op te leggen tot een maximaal te verbeuren dwangsombedrag van ,-. 4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiseres, gelet op het niet naleven van vergunningvoorschrift 3.2.6, de last opgelegd. Verweerder heeft zichnaar aanleiding van de zieiswiize van eiseres op het standpunt gesteld dat uit het meetverslag blijkt dat er ten tijde van de meting op 26 maart2016 geen sprake was van een stevige ZW-wind. Sprake tvas van een ZW-wind van 5,0 m/s tot 6 m/s (matige wind);temperatuur 14 graden en bewolkt. Verweerder heeft verder gesteld dat de meting op 26 maart 2016 conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI) heeft plaatsgevonden. De meting is onder juiste condities verricht. Conform de HMRI worden metingen tijdens (te) hoge windsnelheden onderbroken. De door eiseres overgelegde KNMI daggegevens van het weer te Rotterdam acht verweerder niet representatief voor de locatie van de inrichting. Volgens het meetstation Herwijnen was op 26 maart2a16 d,e gemiddelde windsnelheid 6 m/s. Uit de door eiseres verstrekte gegevens van Infoplaza Bouwsupport blijkt bovendien niet voor welke locatie deze gegevens gelden (er is geen gemeente/postcode ingevoerd). 5. t. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de geluidmeting ten onrechte volgens methode I.l in plaats van methode II.l is verricht. Daarnaast heeft eiseres tijdens de zienswiize de weersomstandigheden op26 maart2016, afkomstig van respectievelijk het KNMI (statíon Herwijnen) en Infoplaza (Arkel, posrcode 4240) overgelegd. uit het weeroverzicht volgt dat er op 26 maart2016 sprake was van een maximale uurgemiddelde windsnelheid van l0 m/s en maximale windstoten van l5 m/s. In het weerove rzicht van Infoplaza zijn d'e gemiddelde windsnelheid en de windstoten aangegeven per uur. Eiseres is dan ook van mening dat ten gevolge van de veel te hoge windsnelheden er geen sprake is geweest van een representatieve geluidoverdracht. Volgens Peutz B.V. geldt als voorwaarde dat conform de HMRI de windsnelheid lager moet zijn dan 8 m/s. omdat er in de meetperiode windstoten zijn geweest met een snelheid van 14 â 15 m/s voldoet de meting niet aan de HMRI.

3 zaaknummer: ROT Eiseres heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat op de door verweerder gebruikte meetpositie B het niet mogelijk is om door middel van visuele controle vast te stellen of het gemeten (maximale) geluidniveau wordt veroorzaakt door op het crosscircuit rijdende motoren of dat sprake is van stoorgeluid van bijvoorbeeld (cross)motoren buiten het crosscircuit of van modelvliegtuigen. Niet met zekerheid is vast te stellen of ter plaatse van de meetlocatie significante beïhvloeding door stoorgeluid aanwezigis. Zo ja, dan dient er een correctie plaats te vinden Voorts heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de door het Munisensesysteem gemeten overschrijdingen niet de oorzaak kunnen zijn geweest van de door venveerder vastgestelde maximale geluidniveaus op meetpositie B. Overigens wordt bij de norrn van 94 db(a) een marge van 2 db(a) gehanteerd vanwege meet(on)nauwkeurigheden. Vanaf 96 db(a) volgt handhaving. Slechts bij twee van de 47 motoren is aan de hand van het Munisense-systeem een overschrijding van de db(a)- norm vastgesteld Eiseres heeft er verder op gewezen dat in áanlbop naar de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het veranderen van de inrichting door Peutz B.V. is voorgesteld om de grenslvaarden voor het maximale geluidniveau voor een aantal meetposities, waaronder meetpositie B, te verhogen. De reden hiervoor was dat destijds in de vergunningaanvraagberekende waarden voor onder meer controlepositie B niet onder alle weersomstandigheden overeen blijken te komen met de meetwaarden zoals door verweerder vastgesteld. Eiseres is thans in gesprek met verweerder om te komen tot aanpassing van de normstelling. Eiseres meent dat het opleggen van een last onder dwangsom hangende het in gang gezette traject om te komen tot aanpassing van de normstelling, in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur De rechtbank overweegt allereerst dat wat betreft de gebruikte meetmethode de StAB in het ten behoeve van de zaken ROT en ROT uitgebrachte rapport van 13 februari 2011heeft overwogen dat aannemelijk is dat de aan de in die procedures voorliggende bestreden besluiten ten grondslag liggende geluidmetingen volgens methode II.1 zijn verricht. De rechtbank ziet geen aanleiding in de onderhavige zaak tot een ander standpunt te komen. Dit geldt temeer nu methode I.l ook in onderhavige situatie, vanwege de beperking van die methode tot meetafstanden van maximaal 150, niet toepasbaar is Ten aanzien van het hebben van al dan geen zicht op de geluidbronnen buiten het terrein van de inriehting, heeft de StAB in haar voornoemde rapport van 13 februari20lt ten aanzien van meetpunt B aangegeven dat, gelet op het feit dat het geluid van de crossmotoren onder meewindcondities op deze locatie duidelijk te horen is, het niet noodzakelijk is om simultaan een toezichthouder op het terrein van de inrichting aanwezig te laten zijn. Voorts heeft de SIAB aangegeven dat tijdens het bezoek ter plaatse gebleken is dat er vanaf de meetlocatie B voldoende zicht is op de omgeving zodat verstorende passages van motoren op de openbare weg en voorbij rijdende treinen tijdig kunnen worden opgemerkt. Ook is de aanwezigheid van wildcrossers visueel en auditief vanaf de meetlocatie waar te nemen indien deze zich op de groenstrook dichterbij de meetlocatie begeven. In dat geval kan de meting tijdig worden onderbroken. In het licht van voornoemde waarnemingen is meetlocatie B naar het oordeel van de rechtbank geschikt te achten als referentiepunt.

4 zaaknummer: ROT De StAB heeft met betrekking tot het gebruik van het Munisense-systeem in haar meergenoemde rappórt van l3 februari 2017 gesteld dat, gelet op het ontbreken van een vaste rekenkundige verhouding tussen de geluidsniveaus op de in de vergunning genoemde beoordelingspunten buiten het circuit en de meetwaarde van 94 db(a) ter plaatse van de microfoons van het binnen de inrichting aanwezige Munisense-systeem, niet zonder meer op basis van een gemeten overschrijding op beoordelingspunten A en B buiten de inrichting kan worden geconcludeerd dat de norm van 94 db(a) op het temein van de inrichting is overschreden. Evenmin kan echter worden gesteld dat geen sprake kan zijn van een overschrijding van de geluidsnormen op de beoordelingspunten indien door het MunisenSesysteem geen overschrijding van de normwaarde van 94 db(a) wordt gemeten. Dus ook in het geval eiseres kan aantonen dat er bij de registratie Van het Munisense-systeem geen overschrijding heeft plaatsgevonden betekent dat nog niet dat er op meetpositie B ook geen overschrijding heeft plaatsgevonden. Het beroep van eiseres op dit punt kan hierom niet slagen Het standpunt van eiseres dat bij de geluidmeting de windsnelheid lager moet zijn dan I m/s, wil er aan de HMRI worden voldaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Ook in dit verband wijst de rechtbânk naar de advisering van de StAB, die in haar meergenoemde rapport van 13 februari 2017 heeft. gesteld dat de HMRI zo'n bepaling niet kent. Het beroep van eiseres op de door haar overgelegde weergegevens over 26 maart2016 van onder meer Infoplaza, waarin wordt gesteld dat er ten tijde van de metingen sprake \ryas van een maximale uurgemiddelde windsnelheid vang â l0 m/s en maximale windstoten tot 14 m/s kan eiseres in haar grief dat de metingen niet voldoen aan de HMRI'evenmin baten. Naast dat de door een weerstation geregistreerde windsnelheid, mede door de meethoogte, fors kan afivijken van de windsnelheid op de meetlocatie en op meethoogte 1,5 meter, zal de geluidwaarnemer zich er volgens zijnvan de OZHZ ontvangen instructie van dienen te vergewissen of het te meten geluid voldoende boven het omgevingsgeluid uitkomt. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat de betrokken toezichthouder zich niet aan deze richtlijn zou hebben gehouden. Voorts is onbetwist door verweerder gesteld dat de opnames van de zes op 26 maart 2016 hoogste registraties van het maximaal geluidniveau ter extra controle opnieuw zijn afgeluisterd en gelijktijdig met een geluidmeter zijn geverifieerd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit de door Peutz B.V. overgelegde daggegevens van het weer in Nederland, afkomstig van het KNMl-weerstation Herwijnen, circa 15 km gelegen van Arkel, volgt dat de gemiddelde. windsnelheid op die dag6.1mls betrof en de maximale uurgemiddelde snelheid 10.0 m/s. Mede in het licht van hetgeén hiervoor over de door een weerstation geregistreerde windsnelheid is overwogen en de omstandigheid dat de toezichthouder op 26 maart2016 heeft geregistreerd dat er sprake \ /as van een zuidwesten wind van 5 tot 6 m/s is de rechtbank van oordeel dat de uitgangspunten van de toezichthouder op zich niet dusdanig van de gegevens van het weerstation Herwijnen añvijken dat daarmee op dit punt de uitkomst van de metingen op 26 maart 2016 voldoende in twijfel kan worden getrokken dan wel dat deze in strijd met de HMRI 7ou zijnvastgesteld De rechtbank overweegt verder dat, rekening houdend met de meet(on)nauwkeurigheid van2 db, er op basis van de geluidmetingen van 26 maart2016 dient te worden vastgesteld dat er ten aanzienvan het bepaalde in vergunningvoorschrift op meetlocatie B uiteindelijk een overschrijding van het LAmax van 6 db resteert.

5 zaaknummer: ROT 16/ In het licht van het vorenstaande heeft verweerder zich op grond van de metingen van26 maarf 2016 op goede gronden bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat vergunningvoorschrift door eiseres is overtreden Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang ofeen last onder dwangsom op te treden in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. slechts onder bijzondere omstandigheden kan van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Op grond van de feiten en omstandigheden in de procedures met zaaknummers ROT en ROT , staat vast dat er voorafgaande aan het bestreden besluit meer dan eens een overtreding van de onderhavige norm heeft plaatsgevonden. Voorts bestond er ten tijde van het bestreden besluit geen zicht op legalisatie en is de rechtbank ook overigens niet gebleken van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn. De grieven van eiseres kunnen niet tot de conclusie leiden dat verweerder de belangen van eiseres zwaarder had moeten laten wegen dan het algemeen' belang dat met handhaving van wettelijke voorschriften is gediend. Verweerder heeft dus in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden. Nu de bestreden besluiten in de procedures met zaaknummers ROT l5ll478 enrot 15l7gg0 ten tijde van het onderhavige bestreden besluit niet het gewenste effect hebben gehad heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid een opvolgende last met een hogere dwangsom kunnen opleggen Het standpunt van eiseres dat er ten tijde van het bestreden besluit zodanige ontwikkelingen gaande waren dat van handhaving had moeten worden afgezien, kan niet slagen. Van enig concreet zicht op legalisatie was geen sprake. Een ontvankelijke aanvraag was er nog niet en ook overigens bestond geen zicht op een aangepaste normstelling. Er vonden volgens verweerder op dat moment enkel gesprekken plaats over mogelijk te treffen maatregelen, inclusief aanpassingen van de motorcrossbaan. Aflrankelijk van de uitkomst van de gesprekken zal de aflveging gemaakt kunnen worden ofen in hoeverre een normverruiming mogelijk en wenselijk is. Dit laatnaar het oordeel van de rechtbank onverlet dat verweerder van zijn handhavingsbevoegdheid gebruik moet blijven maken. Van strijd met het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is in dit geval dan ook geen sprake. 7. Het beroep is gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen ongegrond. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6 zàaknummer: ROT Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, voorzitter, en mr. A.S. Flikweert en mr. van Hoorn, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vermaat, griffier. De beslissing is in het uitgesproken op 20 juli 2017 voorzitter Afschrift verzonden aan p4rtijen op: 2 0 JULI 2017 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. VOOR KOPIE CONFORM De griffìer van de Rechtbank Êo,tterdam Sector Bestuursrecht wncl