Judas. Les A. Het verhaal;

Transcriptie

1 Les A Judas ; Ik wil er vanaf, dat bloedgeld. Dertig zilverlingen beloning, nu denkt iedereen dat ik het voor het geld deed en dat is niet zo. Ik kan aan niets anders meer denken. Ik ga weer naar ze toe en dan zeg ik. Ja, wat moet ik eigenlijk zeggen? Diep in gedachten liep ik door Jeruzalem, naar die prachtige tempel, de grote tempel, zo zie ik die nog altijd. Toen ik nog klein was leek hij trouwens veel groter. Voor mij was het een enorm gebouw. En God woonde daar. Ik wilde later als ik groot was bij die tempel werken. Ik zou er heel goed op passen zodat iedereen er trots op kon zijn. (en op mij natuurlijk). Het heeft iets, nou ja net zoiets als een edelsteen, wanneer je die niet hebt. Maar wanneer je wel een edelsteen hebt, dan stelt zo n edelsteen niet zoveel voor, en wanneer je goed kijkt is dat ook zo met die tempel nu. Ik zal zeggen: hier is het, neem je geld maar terug. Die man heeft niets gedaan, en dan nemen ze het wel terug. Dan moeten ze hem wel vrijlaten, het kan nu nog. Ze kunnen hem nu toch niet doden, wanneer hij niets gedaan heeft, dat kan niet volgens de wet. Zij moeten het goede voorbeeld geven, ze kunnen niet zomaar iemand veroordelen en terechtstellen die niets gedaan heeft. Jezus kan er niets aan doen dat ik andere verwachtingen had. Ik dacht dat hij de tempel groot zou maken, veel mensen waren teleurgesteld in Jezus, ik niet alleen, kijk maar eens naar Petrus, die is ook niet op zijn mondje gevallen. Petrus had zo nu en dan ook wel kritiek op Jezus. Petrus is een draaier, dan is het weer zo en even later is het weer anders.. Andere leerlingen vertelden niet zoveel, maar ik zag ze wel denken: wat doet Jezus allemaal. In Judea kostte ons dat bijna de kop, in de meeste dorpen waren we ons leven niet zeker. Hoe kon dat, dat de mensen eerst fan waren en dat ze later zo tegen ons waren? Eerst ging het zo goed, de mensen droegen ons op handen, behalve de priesters natuurlijk, want die zette Hij vaak voor schut. De priesters waren bang voor hun inkomsten, O ze zijn zo gehecht aan hun luxe leventje, en aan hun geld. Daarom zullen ze het terugnemen, dertig zilverlingen, dat is wel heel veel. Eerst zullen ze net doen alsof ze het geld niet willen, maar dan pakken ze het toch wel aan. Ik ken die priesters! Nou, geef ze eens ongelijk, geld is toch ook belangrijk. Daarom beheerde ik ook de kas van Jezus en zijn leerlingen, immers dat moet goed op orde zijn. Iedereen zei: laat Judas dat maar doen, die is er goed in. Ik ging over het geld, maar leuk was anders. Ik moest eigenlijk alles doen, reizen, ezels huren, bedelaars en zwervers te eten geven. Echt voor alles kwamen ze bij mij. Bij mij, en niet bij Petrus, want die had daar geen oog voor. En Johannes is ook zo n mooi portret, alleen maar praten en niets doen, en dan ook nog zomaar zeggen dat ik vast geld verduisterd heb. Weet hij

2 dan niet hoe het allemaal zit met zakendoen? Soms moet je nu eenmaal een gokje wagen met een investering. Dat gaat mij prima af, en dan maak ik flinke winst, maar het kan natuurlijk ook wel eens tegen zitten. We hebben er allemaal profijt van gehad. Er moest toch brood op de plank komen en niet alleen voor onszelf, maar ook voor al die arme mensen die wij helpen. Dat is een hele grote verantwoordelijkheid. Niemand van de leerlingen heeft verder verstand van geld. Dertig zilverlingen is heel veel geld, vier maanden loon, precies de hoogte van de boete die je moet betalen wanneer je een slaaf doodslaat. Toen ik Jezus aanwees deed ik dat omdat ik teleurgesteld ben. Jezus zou iets groots doen. Israël weer groot maken, en ik geloofde daarin, dat was mijn ideaal. Maar al die praatjes van Jezus en de andere leerlingen sloegen nergens op. Israël zou niet groot gemaakt worden en Jezus zei dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Oh wat baalde ik daarvan. Toch is het raar gelopen, Jezus vertelde weken geleden al dat één van ons Hem verraden zou en ik had totaal geen idee wie dat zou kunnen zijn, ik vroeg nog aan Jezus, wie dan? wie doet zoiets? En nu ben ik het zelf, en wat is er nu nog over? Wat moet ik nu doen? Wat kan ik nu nog doen? Doelen les A Leerlingen weten wie Judas was en kennen zijn verhaal. Leerlingen kunnen iets vertellen over vriendschap. Leerlingen weten dat vriendschap niet vanzelfsprekend is Leerlingen kunnen vertellen waarom vriendschap belangrijk is. Verwerking: klassengesprek Was Judas een echte vriend van Jezus en de andere leerlingen? Waarom wel, en waarom niet? Waarom is vriendschap nou eigenlijk zo belangrijk? Wanneer is iemand nou echt een vriend of vriendin? Ben jij op zoek naar een goede vriend of vriendin? Wat doe je wanneer je vriend of vriendin dat niet meer is? Kan jij een goede vriend of vriendin zijn?

3 Les B Petrus Logisch, dat ik visser ben geworden, mijn hele familie, ja iedereen om mij heen was visser. Een lekker vrij beroep, eigen baas en niemand houdt je tegen. Ik ben er mee opgegroeid, en daarom denk ik daar nog vaak aan. Het eerste wat ik doe wanneer ik opsta, is kijken naar de windrichting, nergens meer voor nodig, maar dat zit nu eenmaal in mijn systeem. Ik mis de zee en het leven van een vissersman. En dan die dag dat ik Jezus voor het eerst tegenkwam. Het was een week van niks, we hadden al dagen geen vis gevangen, en we moesten echt wel wat verdienen, en toch lukte dat eerst niet. En daar stond opeens Jezus. Hij stond te kijken naar mijn broer en mij. Jezus vroeg of hij een mocht varen. Ik had daar geen problemen mee, en Andreas ook niet. We gingen van wal en kwamen er al snel achter dat het nog steeds geen visweer was. Jezus zag ons zuchten en zei: gooi nu je netten uit aan de andere kant en niet te geloven hoeveel vis we daar toen gevangen hebben. Ik was heel erg verbaasd, en ik wist het zeker, Jezus is wel heel bijzonder. Ik werd één van zijn leerlingen en ik volgde hem samen met de andere leerlingen. Iedereen verwachtte veel van hem. Hij zou koning worden en Israël weer groot maken, de Romeinse bezetter overwinnen. Vooral Judas had het vaak over Israël als voorbeeldvolk voor de wereld. Toen Jezus zei dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is, en dat hij gekomen is vanwege een hemels koninkrijk werd Judas woedend. Judas had zich ingezet voor iets en er kwam niets van terecht. Judas ging weg, en daar bleef het niet bij, Judas nam wraak. Ik ben niet weggegaan want ik ben een vriend van Jezus. Petrus, de rots, zo heeft Jezus mij genoemd. Toen Jezus die nacht op de berg aankwam samen met de tempelpolitie, stoof ik op die rotzakken af, dat kon toch zomaar niet? En ik sloeg om mij heen, en ik raakte een man die Malchus heette met mijn zwaar, en hakte zo zijn oor af. Jezus maakt Malchus weer beter. Ik vocht voor Jezus, ik was voor Jezus, maar dat geweld dat mocht niet van hem. Ik moest toezien hoe ze hem gearresteerd hebben, en dat ze hem mishandelden, veroordeelden en hem kruisigden. Hoor je bij die man uit Nazareth, vroegen ze mij. Ik niet, Ik ken hem niet eens.. loog ik om mijn hachje te redden. Tot drie keer toe zei ik dat ik Jezus niet kende en daar schaam ik mij voor, ik kan dus niet op mijzelf vertrouwen, maar wel op Jezus.

4 Doelen les B Petrus Leerlingen weten wie Petrus was. Leerlingen kennen het verhaal van Petrus Leerlingen kunnen vertellen waarom Jezus geen geweld wil(de) Leerlingen kunnen vertellen wat er bedoeld wordt met een Koninkrijk in de hemel Verwerking Bespreek onderstaand gedicht van Toon Hermans / en gebruik het werkblad 27 in de bijlage Je hebt iemand nodig Stil en oprecht Die als het er op aankomt Voor je bidt en voor je vecht. Pas als je iemand hebt Die met je lacht en Met je grient Dan pas kun je zeggen k heb een vriend.

5 Les C Pontius Pilatus Toen ik net naar mijn vrouw keek, mevrouw Pilatus, zat ze wel boos te kijken, maar kan ik er wat aan doen? Misschien moet ik een bosje bloemen voor haar kopen en toch maar sorry zeggen: je hebt gelijk, ik zat fout, ik had het anders moeten doen, ik had die man uit Nazareth moeten laten leven. Op die manier komt het vast wel weer goed, handig toch? Echte mannentruc. Het is echt zo, ik heb die Jezus laten kruisigen, hij was onschuldig, maar ik wilde geen onrust en rellen in de stad. Ik heb ze duidelijk gezegd dat Jezus onschuldig was volgens de Romeinse wet, maar de Joodse Raad hield vol. Ik had natuurlijk nee moeten zeggen, dan was mijn vrouw niet zo boos geweest. Ja, vrouw, het is echt zo. Ik heb mijn best gedaan, ik probeerde er nog onderuit te komen, en ik stuurde Jezus naar Herodes, was ik er mooi vanaf dacht ik, dat was wel handig, ik kon er niets aan doen dat Herodes hem weer terugstuurde. En de Joodse leiders hielden maar aan, en het is ook zo, stel dat Jezus zo vlak voor Pasen gezegd had: gooi die Romeinen het land uit. een opstand in een volle stad, dat had wel een oorlog kunnen worden. Ja, mooie vrouw van mij, dan was je paleisje er ook aangegaan, jij wilt toch ook niet terug naar een buitenwijk in Rome? Ik heb zelfs die schurk van een Barabas nog te voorschijn gehaald. Ik vroeg aan de mensen; wie moet ik loslaten, Barabas of Jezus en ze kozen voor Barabas, daarom was ik mijn handen in onschuld. Daar kon ik toch ook niets aan doen? Doelen van les C Leerlingen kunnen vertellen wie Pilatus was. Leerlingen kunnen vertellen wat een stadhouder is. Leerlingen weten van de Romeinse overheersing van Israël Leerlingen kunnen vertellen wie Herodes was. Leerlingen kennen de achtergrond van het spreekwoord je handen wassen in onschuld. Verwerking: zie werkblad 24 in de bijlage.

6 Les D Jozef van Arimatea Ik vertik het, ik doe niet mee aan de veroordeling van Jezus. De hele Raad wil dat, maar ik niet. Ze zijn boos op mij omdat ik daar niet aan meewerk. Ze zeggen dat Jezus wel schuldig is. Jezus zegt toch dat hij de Messias is? Dat kan hij toch ook wel zijn zei ik toen. Hoe weten jullie zo zeker dat hij niet de Messias, de Verlosser is? Daar hadden ze geen antwoord op. De Romeinen gingen Jezus kruisigen, dat is een vreselijke straf. En toen het zover was heb ik wel toegekeken, ik wilde geen lafaard zijn, maar het was echt erg. Daar op de schedelplaats, je snapt wel dat die naam niet voor niets is. Daar zijn al heel wat mensen zo terechtgesteld. Er waren heel veel soldaten. Twee soldaten hebben zijn kleed gepikt en ze dobbelen er nu om wie van hen het mag houden, aasgieren! Wanneer de kruisen rechtop gezet worden, zie je pas hoe Jezus er aan toe is. Een doornenkroon op zijn hoofd en dan dat belachelijke bordje waarop ze spottend geschreven hadden: dit is de koning van de joden. Echt respectloos. Ik hoopte dat er een wonder zou gebeuren, en dat het allemaal niet door zou gaan. De commandant is helemaal een rotvent; hij riep: Hé, Jezus, je hebt toch veel mensen gered, laat nu maar eens zien wat je kunt! Red jezelf maar eens, dan geloven we wel dat jij de koning van de joden bent!. Het duur vaak heel lang voordat iemand aan het kruis sterft, vandaag ging het nog best wel snel. Na een tijdje werd het spookachtig donker, terwijl het anders nog geen nacht was, een zonsverduistering die indruk maakte, het was helemaal stil en Jezus kon je nog wel horen, hij riep tot God: vader in Uw handen beveel ik mijn geest en toen gaf hij de geest, hij stierf. De commandant van de soldaten viel op de grond en was aangedaan. Hij zei: dit was een goed mens! Nee, er was ook niets mis mee, Jezus heeft zoveel mensen geholpen. Daarom ben ik naar Pilatus gegaan en ik heb het lichaam van Jezus opgevraagd, zodat ik hem fatsoenlijk kan laten begraven. Dat heeft Jezus wel verdiend. Ik heb nog een heel mooi familiegraf, dat is wel heel geschikt daarvoor. Doelen bij les D Leerlingen kunnen vertellen wie Jozef van Arimatea was. De leerlingen kunnen het verhaal van Jozef van Arimatea vertellen. De leerlingen weten hoe de kruisiging van Jezus is verlopen. Verwerking: zie werkblad bijlage les 26

7 Les E Maria van Magdala Ik kom binnen in het huis waar alle leerlingen van Jezus zich schuil houden, samen met de moeder van Jacobus, Maria en met Johanna. Ik had alles bij mij wat ik nodig had voor het graf van Jezus, vooral geurige kruiden. En onze rots Petrus zat er helemaal doorheen. Ik vertel hem hoe ze Jezus van het kruis hebben gehaald, en in het lege familiegraf van Jozef van Arimatea gelegd, in de rotsen. Petrus zit nog steeds in de ontkenningsfase, hij kan maar niet geloven dat het echt zo is, dat Jezus is gestorven, en de anderen eigenlijk ook niet. Ik ben meer van de actie en daarom zei ik tegen de andere vrouwen: we gaan olie en kruiden klaarmaken. Straks begint de Sabbat, dan kunnen we dit nog net voor die tijd doen. De dag daarna is het Sabbat, we zitten stil en verdrietig bij elkaar. De nacht daarop kan ik eigenlijk ook niet slapen, je raakt het allemaal gewoon niet meer kwijt. En de derde dag hoor ik al vroeg de vogels zingen. Samen met Maria van Jacobus en Johanna gaan we op weg naar het graf, niemand is er verder onderweg. En wanneer we daar komen is de steen voor het Graf weg. Het graf is open! Hoe kan dat? Wie heeft de steen weggerold? Dat kan toch niet. Ook dat nog het lichaam van Jezus geroofd is! Wanneer we binnen zijn schrikken we er nog eens van, leeg! We gaan snel weer naar buiten en dan staan daar opeens twee mannen in stralend witte kleren. Ze zien dat wij bang zijn en zeggen dat dit niet nodig is: wees niet bang, waarom zoeken jullie de levende bij de doden? Die jullie zoeken is niet hier, hij is tot leven gewekt. Het schiet door mij heen, het is de derde dag en dat heeft Jezus eens gezegd, dat hij op de derde dag op zou staan. Nu snap ik het, nu is voor mij het plaatje compleet. We vertellen samen alles aan de andere leerlingen, maar ze geloven ons niet. Alleen Petrus is zo alert om toch zelf maar even een kijkje te nemen, en dan komt Petrus er zelf ook achter. Het is echt zo, Jezus is opgestaan. Lesdoelen bij les E Leerlingen kunnen vertellen wie Maria van Magdala was. Leerlingen kennen het verhaal van de opstanding van Jezus. Verwerking: zie werkblad l24 (de Paaskrant) in de bijlage. Suggestie: Er zijn ook docenten die samen met de leerlingen in een Rooms Katholieke kerk de kruiswegstatie lopen.