Unpacking and installation. Déballer et installer. Desembalar y instalar. Spacchettare e installare. Auspacken und installieren

Transcriptie

1 Unpacking and installation English Déballer et installer Français Desembalar y instalar Español Spacchettare e installare Italiano Auspacken und installieren Deutsch Uitpakken en installeren

2 Inhoudsopgave Voordat u begint...1 Voordat u begint...2 De feeders installeren...4 De documentfeeders installeren...4 De (optionele) BRE-feeder installeren...6 Het systeem aansluiten op de netvoeding en inschakelen... Aansluiten op de netvoeding... Inschakelen...8 De borstel installeren...9 De borstel plaatsen...9 De fles met verzegelingsvloeistof vullen...11 De fles met verzegelingsvloeistof vullen...11 Taal en tijd instellen...14 De taal, datum en tijd instellen...14 Online services instellen (optie)...15 Inleiding op Online services (OLS)...15 OLS instellen met een LAN-verbinding...15 OLS instellen met een analoge modem...28 OLS gebruiken...34 Referentiemateriaal...35 Terminologie...3 Het systeem testen met het gebruikerstrainingspakket...39 Werken met het gebruikerstrainingspakket...39

3

4 1 Voordat u begint Zorg dat u de veiligheidsvereisten in de bijgeleverde gebruikershandleiding hebt gelezen en begrepen. Zorg ervoor dat u na installatie van het systeem de installatiehandleiding opbergt bij het systeem. U hebt deze informatie nodig wanneer u het systeem wilt verplaatsen of als u de netwerkinstellingen van het systeem wilt wijzigen. 1 1

5 Voordat u begint 1 Zorg ervoor dat uw documentsysteem wordt uitgepakt en geïnstalleerd op een stabiel oppervlak. De volgende onderdelen worden geleverd bij uw systeem: Internetkabel (LAN-kabel) (1, optioneel), voedingskabel (2), borstels (3) Gebruikershandleiding, deze installatiehandleiding en het gebruikerstrainingspakket (4) Een fles met verzegelingsvloeistof (5) Documentfeederdoos (6) Document (bijlagen) feederdoos (optioneel) BRE-feederdoos (optioneel) Leeskitdoos (optioneel) 1. Controleer of alle vermelde onderdelen aanwezig zijn. Neem contact op met uw serviceorganisatie als u ontdekt dat er een onderdeel ontbreekt. 2

6 2. De voedingsaansluiting moet gemakkelijk toegankelijk zijn, bij voorkeur dicht bij het systeem. Om veiligheidsredenen is het van essentieel belang dat het systeem is aangesloten op een geaarde contactdoos. 3. Verwijder het karton uit de uitvoer van het systeem. 1 Als alle onderdelen aanwezig zijn en de machine correct is geplaatst, gaat u door met de installatie-instructies. 3

7 2 De feeders installeren De documentfeeders installeren 2 Het systeem wordt geleverd met ten minste één documentfeeder. Installeer de feeders als volgt: 1. Pak de documentfeeder uit. 2. Schuif de hoofddocumentfeeder (herkenbaar aan het adresdragersymbool) in de sleuf voor de bovenste feeder. Druk tegen de feeder totdat deze vastklikt of tot u voelt dat deze goed is vastgezet. 3. Als u ook de optionele document (bijlagen) feeder hebt, moet u de afdekplaat verwijderen van het systeem (zie onderstaand diagram). 4

8 4. Schuif de optionele (bijlagen) feeder (herkenbaar aan het bijlagesymbool) in de sleuf voor de onderste feeder. Druk tegen de feeder totdat deze vastklikt of tot u voelt dat deze goed is vastgezet. De documentfeeders zijn nu gereed voor gebruik. 2 5

9 De (optionele) BRE-feeder installeren De BRE-feeder is een optie voor de $products.ds-products.ds-65$. Ga als volgt te werk om de BRE-feeder te installeren: 2 1. Pak de BRE-feeder uit. Volg de uitpakinstructies die zijn meegeleverd met de BRE-feederdoos. 2. Voor het plaatsen van de BRE-feeder moet u de afdekplaat verwijderen van het systeem. Druk tegen de pinnen en trek de afdekplaat uit het systeem (zie afbeelding). 3. Schuif de BRE-feeder in het systeem. Zorg ervoor dat de zijgeleiders A van de BRE-feeder in de geleiders B en C van het systeem schuiven. Druk omlaag totdat u voelt dat de BRE-feeder goed is vastgezet. De BRE-feeder is nu gereed voor gebruik. De volgende keer dat u het systeem opstart, wordt het volgende bericht weergegeven: Configuratie gewijzigd. Druk op [OK] en ga door. 6

10 3 Het systeem aansluiten op de netvoeding en inschakelen Aansluiten op de netvoeding 1. Controleer of de lokale voedingsspanning geschikt is voor dit systeem. Raadpleeg het serielabel binnen in het systeem, zie afbeelding De voedingsaansluiting moet gemakkelijk toegankelijk zijn, bij voorkeur dicht bij het systeem. Om veiligheidsredenen is het van essentieel belang dat het systeem is aangesloten op een geaarde contactdoos.

11 3. Sluit de voedingskabel aan op het systeem (A) en op de netvoeding. 3 Inschakelen Zorg dat het systeem is aangesloten op de netvoeding. 1. Druk op de Aan/uit-knop naast het display. Het menu Home verschijnt op het aanraakscherm. 8

12 4 De borstel installeren De borstel plaatsen De borstel wordt gebruikt om enveloppen te verzegelen. Ga als volgt te werk om de borstel te installeren: 1. Selecteer in het menu Instellingen de optie [Supervisor], selecteer [Onderhoud] en selecteer [Borstel vervangen]. 2. Druk op [Open]. De borstelafdekkap wordt geopend. 3. Open het systeem. 4. Bevochtig de nieuwe borstel met stromend kraanwater. 4 9

13 5. Plaats de borstel in het systeem. a. Til de combinatieroller A op. b. Til de drukplaat B op en houdt deze in verticale positie in uw handen. c. Druk de borstel in borstelhouder C. Dit vereist enige kracht Druk op [Sluiten] in het menu Borstel vervangen. De borstelafdekkap wordt gesloten.. Plaats de fles met verzegelingsvloeistof en sluit het systeem. 10

14 5 De fles met verzegelingsvloeistof vullen De fles met verzegelingsvloeistof vullen Het systeem gebruikt verzegelingsvloeistof om de enveloppen te verzegelen. Als de verzegelingsvloeistof op is, gaat de postverwerking door, maar worden enveloppen niet correct verzegeld. Het detectiesysteem voor het verzegelingsvloeistofpeil geeft een waarschuwing wanneer de fles met verzegelingsvloeistof bijna leeg is. Vul de fles met verzegelingsvloeistof als volgt: 1. Druk op A om het systeem te openen. 5 11

15 2. Verwijder de fles met verzegelingsvloeistof Plaats de fles op de bodem en draai de dop open (bajonetsluiting). 4. Vul de fles met verzegelingsvloeistof tot de vulniveau-aanduiding en sluit deze. Vul de fles met verzegelingsvloeistof met het verzegelingsproduct dat wordt aanbevolen door uw leverancier. Elk ander product of water kan het functioneren van het systeem nadelig beïnvloeden. 12

16 5. Plaats de fles in het systeem. Zorg ervoor dat de fles op de juiste wijze wordt geplaatst Sluit het systeem. 13

17 6 Taal en tijd instellen De taal, datum en tijd instellen U kunt als volgt de taal, datum en tijd instellen: 6 1. Druk op het pictogram in het menu Home om het menu Instellingen te openen. 2. Druk op [Lokalisatie] om de taalinstellingen te wijzigen. 3. Druk op [Supervisor], [Datum- en tijdinstellingen] om de tijdinstellingen te wijzigen. 14

18 Online services instellen (optie) Inleiding op Online services (OLS) Met Online services (optioneel verkrijgbaar) kunt u het documentsysteem verbinden met een centrale server. U kunt Online services gebruiken voor: Software-updates ontvangen Online diagnose van fouten en systeemproblemen Berichten ontvangen over nieuwe opties, enz. Het systeem initieert altijd de verbinding. Het is niet mogelijk om van buitenaf verbinding met het systeem te maken. OLS instellen met een LAN-verbinding Informatie van de IT-afdeling Als u OLS met een LAN wilt verbinden, hebt u de volgende informatie nodig van uw IT-afdeling. 1. Informeer bij uw IT-afdeling of DHCP wordt ondersteund door de LAN-verbinding. Afhankelijk van de aanwezigheid van DHCP-ondersteuning, stelt u de volgende vragen: DHCP wordt ondersteund Biedt de DHCP-server DNSinstellingen? - Voorkeurs-IP-adres voor DNS - Alternatief IP-adres voor DNS (indien beschikbaar) DHCP wordt niet ondersteund - IP-adres - Subnetmasker - Standaard IP-adres van gateway - Voorkeurs-IP-adres voor DNS - Alternatief IP-adres voor DNS 15

19 2. Informeer bij uw IT-afdeling of een proxy-server is vereist. Als een proxy-server is vereist, moet u de volgende informatie opvragen: - Proxy-URI - Proxypoort Voor het geval dat aanmelding is vereist, vraagt u wat de aanmeldingsnaam en het wachtwoord is. Als uw IT-afdeling het MAC-adres voor de LAN-poort van het systeem moet weten, gaat u naar het menu Instellingen, [Supervisor], [Communicatie-instellingen], [LAN-instellingen]. In dit menu wordt het MAC-adres weergegeven. De LAN-verbinding configureren De stappen die u moet volgen voor het configureren van de LAN-verbinding zijn afhankelijk van uw IT-instellingen: Wordt DHCP ondersteund door het LAN? Is een proxy-server vereist voor toegang tot het internet? LAN configureren waarbij DHCP=Ja en Proxy=Nee Als DHCP wordt ondersteund en er geen proxy-server is vereist, moet u de OLS van het systeem als volgt verbinden met een LAN: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op [Instellingen] in het LAN-gebied. 16

20 3. Schakel de selectievakjes in zoals aangegeven in de afbeelding (IP-adres automatisch ophalen en DNS automatisch). In het uitzonderlijke geval dat er geen DNS-instellingen worden aangegeven door de DHCP-server, schakelt u het selectievakje voor DNS automatisch niet in, en drukt u op [>]. In het menu DNS-instellingen kunt u het voorkeurs-ip-adres voor DNS en het Alternatief IP-adres voor DNS handmatig invoeren. Druk op [OK] om de instellingen op te slaan. 4. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren. 5. Druk in het menu Communicatie-instellingen op [OK] om het verbindingstype Verbinding met online service in te stellen. 6. Als Verbinding met online service niet is ingesteld op LAN, drukt u op de knop [Wijzigen], selecteert u de optie LAN en drukt u op [OK]. U bent nu gereed om de LAN-kabel aan te sluiten (zie Het systeem aansluiten op het LAN op pagina 24). 1

21 LAN configureren waarbij DHCP=Nee en Proxy=Nee Als DHCP niet wordt ondersteund en er geen proxy-server is vereist, moet u de OLS van het systeem als volgt met een LAN verbinden: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op [Instellingen] in het LAN-gebied. 3. Schakel de selectievakjes uit zoals aangegeven in de afbeelding. 18

22 4. Druk op Vooruit [>] om de IP-instellingen in te voeren. 5. Druk op Vooruit [>] om de DNS-instellingen in te voeren. 6. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren.. Druk in het menu Communicatie-instellingen op Vooruit [>] om het verbindingstype Verbinding met online service in te stellen. 8. Als Verbinding met online service niet is ingesteld op LAN, drukt u op de knop [Wijzigen], selecteert u de optie LAN en drukt u op [OK]. U bent nu gereed om de LAN-kabel aan te sluiten (zie Het systeem aansluiten op het LAN op pagina 24). 19

23 LAN configureren waarbij DHCP=Ja en Proxy=Ja Als DHCP wordt ondersteund en een proxy-server is vereist, moet u de OLS van het systeem als volgt verbinden met een LAN: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op [Instellingen] in het LAN-gebied. 3. Schakel de selectievakjes in zoals aangegeven in de afbeelding (IP-adres automatisch ophalen, DNS automatisch, Proxy gebruiken). In het uitzonderlijke geval dat er geen DNS-instellingen worden aangegeven door de DHCP-server, schakelt u het selectievakje voor DNS automatisch niet in, en drukt u op [>]. In het menu DNS-instellingen kunt u het voorkeurs-ip-adres voor DNS en het Alternatief IP-adres voor DNS handmatig invoeren. Druk op [OK] om de instellingen op te slaan. 20

24 4. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren. 5. Druk op Vooruit [>] om de Proxy-URI en Proxypoort in te voeren. Als u zich moet aanmelden op de proxy-server, schakelt u het selectievakje Proxyaanmelding gebruiken in. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in. 6. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren.. Druk in het menu Communicatie-instellingen op Vooruit [>] om het verbindingstype Verbinding met online service in te stellen. 8. Als Verbinding met online service niet is ingesteld op LAN, drukt u op de knop [Wijzigen], selecteert u de optie LAN en drukt u op [OK]. U bent nu gereed om de LAN-kabel aan te sluiten (zie Het systeem aansluiten op het LAN op pagina 24). 21

25 LAN configureren waarbij DHCP=Nee en Proxy=Ja Als DHCP niet wordt ondersteund en een proxy-server is vereist, moet u de OLS van het systeem als volgt verbinden met een LAN: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op [Instellingen] in het LAN-gebied. 3. Schakel de selectievakjes uit zoals aangegeven in de afbeelding, schakel het selectievakje Proxy gebruiken in. 22

26 4. Druk op Vooruit [>] om de IP-instellingen in te voeren. 5. Druk op Vooruit [>] om de DNS-instellingen in te voeren. 6. Druk op Vooruit [>] om de Proxy-URI en Proxypoort in te voeren. Als u zich moet aanmelden op de proxy-server, schakelt u het selectievakje Proxyaanmelding gebruiken in. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in.. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren. 8. Druk in het menu Communicatie-instellingen op Vooruit [>] om het verbindingstype Verbinding met online service in te stellen. 9. Als Verbinding met online service niet is ingesteld op LAN, drukt u op de knop [Wijzigen], selecteert u de optie LAN en drukt u op [OK]. U bent nu gereed om de LAN-kabel aan te sluiten (zie Het systeem aansluiten op het LAN op pagina 24). 23

27 Het systeem aansluiten op het LAN Gebruik een LAN-kabel (minimaal Cat 5-kwaliteit) om het systeem op het LAN aan te sluiten. Sluit het systeem als volgt aan op het LAN: Het oranje LED-lampje geeft aan of er gegevens worden verzonden door de kabel. 1. Sluit de kabel aan op de LAN-poort van het systeem (B). 24

28 2. Sluit de kabel aan op het LAN. 3. Controleer of het bovenste groene LED-lampje in de LAN-poort van het systeem gaat branden. Het groene LED-lampje geeft aan dat het systeem is verbonden met een netwerkinterface. Dit betekent echter niet met zekerheid dat er een end-to-end verbinding is. Als het groene LED-lampje niet gaat branden, neemt u contact op met uw IT-afdeling als de LAN-contactdoos daadwerkelijk is verbonden met het netwerk. U bent nu gereed om de OLS-verbinding te testen (zie OLS testen op pagina 25). OLS-verbinding met LAN testen De OLS-test bestaat uit twee hoofdstappen: 1. De verbinding met de lokale servers testen (LAN-test). 2. De verbinding met de (externe) OLS-server testen. Test de LAN-verbinding als volgt: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op de knop [Test] in het LAN-gebied. Het LAN-testhulpmiddel wordt geopend. 25

29 3. Druk op de knop [Test]. Het systeem pingt alle server-ip-adressen die in het systeem zijn geconfigureerd. Als de server op tijd reageert is de test geslaagd. Dit wordt aangegeven met een vlag. Als de servers zijn ingesteld op niet reageren op ping-verzoeken, mislukt de test. In deze test wordt niet gecontroleerd of de aanmeldingsnaam en het wachtwoord voor de proxy-server correct zijn. Als u drukt op de knop [Ping], kunt u pingen naar een specifieke hostnaam of een specifiek IP-adres. (Het invoerveld voor hostnaam of IP-adres kan maximaal 25 tekens bevatten.) Test de verbinding met de OLS-server als volgt: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op Vooruit [>]. 26

30 3. Druk op de knop [Test]. Voor deze test is het vereist dat aan de volgende voorwaarde is voldaan: De vorige LAN-test moet geslaagd zijn. Als alle testen zijn geslaagd, ben u gereed om uw eerste verbinding te maken (zie Verbinden om de aanmelding te starten op pagina 34). 2

31 OLS instellen met een analoge modem De analoge modemverbinding configureren U kunt een analoge modemverbinding als volgt instellen: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op [Instellingen] in het gebied Analoge modem. 28

32 3. U kunt de instellingen wijzigen indien nodig. In de meeste gevallen zijn de standaardinstellingen correct. Prefix Kiestoondetectie gebruiken Belvertraging Land Telefoonnummer Het nummer dat nodig is voor toegang tot een buitenlijn. De modem wacht met kiezen tot een kiestoon wordt gedetecteerd. Als 'Kiestoondetectie gebruiken' niet is geselecteerd, wordt in dit veld het aantal seconden bepaald vóór het kiezen begint. Selecteer uw land om ervoor te zorgen dat de correcte initialisatiereeks wordt verzonden naar de modem. Voer het nummer in van de OLSservermodem. 4. Druk op [Geav.]. 29

33 5. De standaardinstellingen zijn weergegeven in de afbeelding. Wijzig de standaardinstellingen niet tenzij u instructies krijgt om dit te doen. 6. Druk op [OK] om de instellingen te accepteren en keer terug naar het menu Communicatie-instellingen.. Druk in het menu Communicatie-instellingen op [>] om het verbindingstype Verbinding met online ondersteuning in te stellen. 8. Als Verbinding met online service niet is ingesteld op Analoge modem, drukt u op de knop [Wijzigen], selecteert u de optie Analoge modem en drukt u op [OK]. U bent nu gereed om de analoge modem aan te sluiten (zie Het systeem aansluiten op een analoge modem op pagina 31). 30

34 Het systeem aansluiten op een analoge modem De analoge modem is een accessoire dat u kunt gebruiken wanneer er geen LAN-verbinding beschikbaar is. De modem kan apart worden besteld. Sluit de modem als volgt aan: 1. Sluit de USB-connector van de modem aan op USB-poort D van het systeem. 2. Sluit de RJ11-telefoonconnector van de modem aan op een analoge telefoonlijn. 3. Schakel het systeem in. 4. Controleer of het rode LED-lampje op de modem gaat branden. U bent nu gereed om de OLS-verbinding te testen (zie OLS testen met een modem op pagina 32). 31

35 De OLS-verbinding testen met een modem De OLS-test bestaat uit twee hoofdstappen: - De modemverbinding testen. - De verbinding met de (externe) OLS-server testen. Test de modemverbinding als volgt: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op de knop [Test] in het gebied Analoge modem. 3. Het groene LED-lampje op de modem moet even gaan branden. In geval van problemen kunnen de volgende berichten verschijnen: Dit bericht verschijnt als de modem correct is aangesloten, maar er geen analoge lijn beschikbaar is. Het groene LED-lampje op de modem gaat niet branden tijdens de test. Dit bericht verschijnt als het systeem de modem niet kan detecteren. Controleer of de modem correct is aangesloten. Sluit het systeem af en start het systeem opnieuw op. 32

36 Test de verbinding met de OLS-server als volgt: 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op Vooruit [>]. 3. Druk op de knop [Test]. Voor deze test is het vereist dat aan de volgende voorwaarde is voldaan: De vorige modemtest is geslaagd. In deze test probeert het systeem contact te maken met de OLS-server. Om contact te maken met deze server, moet de communicatie de firewall passeren. Als de test mislukt, is de firewall niet correct geconfigureerd. (Of in uitzonderlijke gevallen is het mogelijk dat de OLS-server niet beschikbaar is.) Als alle testen zijn geslaagd, ben u gereed om uw eerste verbinding te maken (zie Verbinden om de aanmelding te starten op pagina 34). 33

37 OLS gebruiken De eerste keer een verbinding maken Wanneer u Online services voor het eerst gebruikt, moet uw systeem worden aangemeld door de OLS-server. Meld het systeem als volgt aan: 1. Druk op [Online services] in het menu Instellingen. 2. Druk op [Verbinden]. Er verschijnt een bericht op de display dat vermeldt of de systeemaanmelding is voltooid. Als de aanmelding is mislukt, verschijnt het bericht 'systeem onbekend'. Neem in dat geval contact op met uw serviceorganisatie. 34

38 Test gegevens uploaden Met de test gegevens uploaden kunt u testen of u gegevens kunt uploaden naar de OLS-server. Als het systeem niet is aangemeld, kunt u de test gegevens uploaden niet uitvoeren (zie De eerste keer een verbinding maken op pagina 34). 1. Druk in het menu Instellingen op [Supervisor], [Communicatie-instellingen]. 2. Druk op Vooruit [>]. 3. Druk op [Gegevens uploaden]. Het systeem probeert te verbinden met de OLS-server en enkele gegevens up te loaden naar deze server. Als de upload is geslaagd toont de display de duur van de upload en verschijnt het bericht 'Voltooid'. Referentiemateriaal Instellingen per land voor Osiris, URI hercoderen en TCP-uitvoerpoort De URI's en poortnummers gebruikt in de afbeeldingen van deze sectie zijn voorbeelden. Gebruik de instellingen van uw lokale serviceorganisatie. 35

39 De instellingen voor de URI van Osiris, URI hercoderen en TCP-uitvoerpoort kunnen alleen door een onderhoudsmonteur worden gewijzigd. De instellingen worden gedefinieerd in het menu Instellingen, [Service], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen]. Instellingen voor analoge modem De in deze sectie gebruikte instellingen voor Prefix en Suffix zijn de standaardfabrieksinstellingen. Mocht dit om welke reden dan ook niet het geval zijn, neem dan contact op met uw lokale serviceof productspecialist. Het prefix, suffix, en wachtwoord van de analoge modem kunnen alleen door een onderhoudsmonteur worden gewijzigd. De instellingen worden gedefinieerd in het menu Instellingen, [Service], [Systeemconfiguratie], [Communicatie-instellingen], Analoge modem [Instellingen]. Het prefix, suffix en wachtwoord worden gebruikt voor aanmelding. De waarden zijn afhankelijk van het land. 36

40 Terminologie Terminologie en acroniemen URI MAC-adres IP-adres: Subnetmasker DNS DHCP Proxy Standaardgateway Een Uniform Resource Identifier is een adres voor het vinden van een service op het netwerk door het omzetten van het IP-adres via een DNSserver. Een Media Access Control-adres (MAC-adres) is een unieke identificatiecode die is toegewezen aan netwerkinterfaces voor communicatie op het fysieke netwerksegment. Internet Protocol-adres: een uniek adres dat wordt gebruikt voor IPcommunicatie Het subnetmasker splitst het IP-adres in een netwerkgedeelte en een netwerkinterface-identificatie. Domain Name System: wordt gebruikt voor het omzetten van een URI in een IP-adres. Dynamic Host Configuration Protocol: gebruikt voor het automatisch toewijzen van IP-adressen. De DHCP-server voorziet de machine van een IP-adres. Er is over het algemeen geen tussenkomst van de gebruiker vereist voor het ophalen van een IP-adres. De DHCP-server wijst automatisch een IP-adres toe aan het systeem. Voorziet ook in het standaard IP-adres van de gateway en het voorkeurs- en alternatief IP-adres voor DNS. Een proxy-server fungeert als intermediair bij verzoeken van clients die op zoek zijn naar bronnen op andere servers, bijvoorbeeld om toegang te krijgen tot het World Wide Web. Een gateway is een knooppunt (bijv. een router) in een TCP/IP-netwerk dat dient als toegangspunt tot een ander netwerk. Een standaardgateway is het knooppunt in het computernetwerk dat wordt gebruikt door de netwerksoftware wanneer er geen overeenkomst wordt gevonden tussen een IP-adres en alle andere routes in de routeringstabel. 3

41 Ping Ping is een computernetwerkhulpprogramma waarmee u de bereikbaarheid van een host op een IP-netwerk kunt testen door echoverzoekpakketten via Internet Control Message Protocol (ICMP) te verzenden naar de doelhost, en vervolgens te wachten op een ICMPrespons. Wanneer een respons wordt ontvangen is de test voltooid. Opmerking: Vanwege beveiligingsredenen zijn sommige servers zo geconfigureerd dat ze niet reageren op ICMP-verzoeken. 38

42 8 Het systeem testen met het gebruikerstrainingspakket Werken met het gebruikerstrainingspakket Er wordt een gebruikerstrainingspakket meegeleverd bij het systeem met testenveloppen en -documenten. Met dit trainingspakket kunt u het systeem testen en vertrouwd raken met de basisfuncties van uw documentsysteem. Plaats de documenten in de bovenste documentfeeder (hoofdfeeder). De juiste positie is aangegeven op de testdocumenten. 1. Draai aan duimwiel A om de zijgeleiders van de feeder uit elkaar te bewegen Plaats een kleine stapel documenten tussen de zijgeleiders. 3. Verplaats de zijgeleiders richting de documenten. De speling tussen de zijgeleiders en de documenten moet ongeveer 0,5 mm (0,02 inch) zijn. Gebruik een envelop om de speling te meten. Als de envelop tussen de documenten en zijgeleiders over de volledige lengte van de feeder past, is er voldoende speling. 39

43 4. Plaats een stapel documenten in de feeder. Plaats niet meer documenten dan aangegeven door het "max"-symbool op de feeder. Zie de pijl op het document voor de juiste stand. 8 Zorg dat het papier tegen de stopper aan ligt. Vul enveloppen bij in het envelopmagazijn. De juiste positie is aangegeven op de testenveloppen. 1. Draai aan duimwiel A om de zijgeleiders uit elkaar te bewegen. 40

44 2. Trek de steun C naar achteren. 3. Plaats een kleine stapel enveloppen tussen de zijgeleiders. 4. Laat steun C los. 5. Stel de zijgeleiders van de stapelaar af op de breedte van de enveloppen. Draai aan B om de zijgeleiders te verplaatsen. Gebruik de indicatoren C op de vingers om de positie van de zijgeleiders te bepalen. Verwijder zo nodig de uitbreidingen D Verplaats de zijgeleiders richting de enveloppen. De speling tussen de zijgeleiders en de enveloppen moet ongeveer 0,5 mm (0,02 inch) zijn. Gebruik een envelop om de speling te meten. Als de envelop tussen de enveloppen en zijgeleiders past, is er voldoende speling.. Verleng de steunen B als u brede enveloppen gebruikt. 8. Plaats een stapel enveloppen in het magazijn (zie afbeelding). De test starten met het gebruikerstrainingspakket: 1. Druk op de knop [1x] om één postset te maken en volg de instructies op het scherm. 2. Druk op de groene knop [Start] om de batch te starten. Om ervoor te zorgen dat de geproduceerde postsets correct zijn moet u het volgende controleren: Het adres is volledig zichtbaar in de adrespositie. De documentset is volledig ingevoegd in de envelop. Het document is correct gevouwen. De envelop is goed verzegeld (als verzegeling is ingeschakeld). Als de geproduceerde postsets niet correct zijn kunt u voor meer informatie de gebruikershandleiding raadplegen. Zie het hoofdstuk Storingen zoeken. Na het voltooien van de mailsets met het gebruikerstrainingspakket is het systeem gereed voor gebruik. Raadpleeg de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer informatie over veiligheid en het gebruik van het systeem. 41

45 * W* Version C 10/2012