Stichting Katholieke Universiteit M.B.W. ter Berg Comeniuslaan HP NIJMEGEN. Datum 26 april 2017 Betreft Beslissing op aanvraag

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting Katholieke Universiteit M.B.W. ter Berg Comeniuslaan HP NIJMEGEN Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T ffwet@rvo.nl Betreft Beslissing op aanvraag Uw referentie Bijlagen 3 Geachte heer Ter Berg, Op 3 oktober 2016 heeft u een ontheffing aangevraagd. Ik heb uw aanvraag met de aanvullingen van 13 oktober 2016, 19 oktober 2016 en 10 april 2017 beoordeeld. In deze brief licht ik dit nader toe en leest u wat mijn beslissing is. De Wet natuurbescherming Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden. Het overgangsrecht in deze wet bepaalt dat aanvragen die onder de Flora- en faunawet zijn ingediend en waarop nog geen besluit is genomen, worden beoordeeld volgens de Wet natuurbescherming. Dit kan van invloed zijn op dit besluit, omdat vanaf 1 januari 2017 een aantal soorten niet meer bij wet zijn beschermd of dat juist wel zijn geworden. Het kan ook zo zijn dat in uw projectgebied soorten voorkomen die beschermd zijn, maar waar u nu nog geen ontheffing voor heeft. In dat geval dient u mogelijk een aanvullende ontheffing aan te vragen bij het bevoegd gezag. Inhoud aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project Herinrichting Zuidflank Heyendaal, Radboud Universiteit, gelegen in de gemeente Nijmegen. Het project betreft de herinrichting van de faculteit Sociale wetenschappen (FSW) en de omvorming van Berchmanianum tot academiegebouw. De werkzaamheden bestaan uit: asbestsanering van Berchmanianum en een aantal gebouwonderdelen; sloop van alle bijgebouwen van het Berchmanianum, behalve de oude werkplaats aan Houtlaan 2; interne verbouwing van Berchmanianum; herstel van de vijverpartij in het parkbos, aanleg van een nieuwe waterpartij op de locatie van de huidige dierenweide; herinrichting van het parkbos met een aangepast lanenplan incl. de kap van bomen en het plaatsen van verlichting; de sloop van de huidige FSW-gebouwen; realisatie van nieuwbouw; aanpassing van de padenstructuur volgens het landschapsplan. Pagina 1 van 12

2 U vraagt ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming voor wat betreft exemplaren van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus), laatvlieger (Eptesicus serotinus), rosse vleermuis (Nyctalus noctula) en de watervleermuis (Myotis daubentoni); alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b van de Wet natuurbescherming voor wat betreft exemplaren van de Alpenwatersalamander (Triturus alpestris), eekhoorn (Sciurus vulgaris) en de steenmarter (Martes foina). Besluit Ik verleen u voor de periode van tot en met 30 november 2021 ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 voor zover dit betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis; alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b voor zover dit betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de Alpenwatersalamander. De overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan dit besluit worden in bijlage 1 toegelicht. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften a. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. b. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. c. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die vallen onder de bevoegdheid van onze minister conform artikel 1.3 van de wet. d. Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het bovengenoemd project, gelegen in de gemeente Nijmegen aan de zuidzijde van de universitaire campus van de Radbout Universiteit, één en ander zoals is weergegeven in figuur 1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Nader onderzoek Radbout Universiteit deelgebied Berchmanianum van september e. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift c noodzakelijk zijn. f. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. Pagina 2 van 12

3 g. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. h. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar het bevoegd gezag te zenden. Specifieke voorschriften i. U dient, met in achtneming van onderstaande voorschriften, de maatregelen uit te voeren zoals beschreven op de pagina s 12 tot en met 16 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Mitigatie- en compensatieplan Berchmanianum van 28 september 2016 (bijlage 2 bij dit besluit) en zoals beschreven in hoofdstuk 1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Adviesnota Alpenwatersalamander in het Berchmanianum van 25 oktober 2016 (bijlage 3 bij dit besluit). j. U dient bij de planning van de kapwerkzaamheden rekening te houden met de actieve periode van de gewone dwergvleermuis. Deze loopt globaal van april tot en met oktober. U dient bij de planning van de sloopen renovatiewerkzaamheden rekening te houden met de paar- en overwinteringsperiode van de gewone dwergvleermuis. Deze loopt globaal van half augustus tot en met half oktober en van november tot en met maart. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kunnen deze periodes langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de gewone dwergvleermuis. k. U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de voortplantings- en overwinteringsperiode van de Alpenwatersalamander. Deze lopen respectievelijk globaal van maart tot en met mei en van oktober tot en met februari. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kunnen deze periodes langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de Alpenwatersalamander. Overige voorschriften l. De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend. m. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte te worden gesteld. n. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, minimaal vier maanden voor het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verlenging van de ontheffing in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. Pagina 3 van 12

4 Opmerking o. Deze ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften. Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. De datum bovenaan deze brief is de verzenddatum. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl/bezwaar. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval onze referentie, het briefkenmerk en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt onze referentie en het briefkenmerk in de rechter kantlijn van deze brief. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: (lokaal tarief). Met vriendelijke groet, De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: Marco Klaassen De teammanager Vergunningen Pagina 4 van 12

5 Bijlage 1: overwegingen Wet natuurbescherming Functionaliteit van de voortplantings- of rustplaats van de gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis Artikel 3.5, lid 4 Wet natuurbescherming Gewone grootoorvleermuis en rosse vleermuis Er zijn één rustplaats van de rosse vleermuis in een boom en één rustplaats van de gewone grootoorvleermuis in de toren van het Berchmanianum vastgesteld. Er kan niet uitgesloten worden dat het zuidelijk deel van het bos als essentieel foerageergebied voor de gewone grootoorvleermuis fungeert. U stelt echter de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen van de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis te waarborgen: De toren van het Berchmanianum zal niet verbouwd worden zodat het gebruik door gewone grootoorvleermuis niet in het geding is; Verlichting nabij (potentiele) verblijfplaatsen van rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis wordt tot een minimum beperkt en is vleermuisvriendelijk, zowel tijdens als na afloop van de werkzaamheden; Voorafgaand aan de herontwikkeling van het bos worden in de directe omgeving van de verblijfplaats minimaal tien nieuwe vleermuiskasten opgehangen; De bomen in het noordoosten van het projectgebied worden niet gekapt in de periode van maart tot en met november; Voorafgaand aan de kap, worden de holtes in bomen ter controle gecheckt op vleermuizen. Als een vleermuis wordt aangetroffen, wordt de kap uitgesteld onder begeleiding van een ter zake kundige; Na kap van bomen worden de bomen zo neergelegd dat de gaten en holtes vrij zijn, zodat dieren deze kunnen verlaten; In het zuidelijk deel van het bos wordt de huidige bosstructuur gehandhaafd; In de zolder van het Berchmanianum bij vier schoorstenen platte vleermuiskasten geplaatst, geschikt voor zomer- én winterfuncties. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden gaat één zomerverblijfplaats van de rosse vleermuis verloren. De rustplaats en het essentieel foerageergebied van de gewone grootoorvleermuis blijven behouden. Het essentieel foerageergebied blijft functioneel door het gebruik van aangepaste verlichting. Voor de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis worden tijdig voldoende alternatieve voorzieningen in de directe omgeving van de huidige verblijfplaatsen van de soorten gerealiseerd. Hiermee is het aannemelijk dat de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis in de omgeving van het plangebied aanwezig blijven. Pagina 5 van 12

6 Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. De functionaliteit van de voortplantings- en rustplaatsen van de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Laatvlieger en watervleermuis Er zijn twee vliegroutes en essentieel foerageergebied van de laatvlieger vastgesteld. Er is één vliegroute van de watervleermuis in het plangebied aangetroffen. U stelt echter de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen van de laatvlieger en de watervleermuis te waarborgen: Toepassing van aangepaste armaturen waarbij alleen de hoofdpaden worden verlicht; De verlichting op de lanen wordt aangepast door een combinatie van lage, goed afgeschermde armaturen die naar beneden schijnen met hoge lantaarnpalen waarbij het licht recht naar beneden wordt gebundeld; De verlichting rond de binnenplaats zal naar binnen stralen, zodat vleermuizen de bomen langs de bebouwing ook in de nieuwe situatie als vliegroute kunnen gebruiken; Rond de nieuwbouw worden bomen geplant zodat zo weinig mogelijk licht naar het aangrenzende bos uitstraalt; De huidige bomenlaan rond de bebouwing blijft behouden en het parkbos wordt deels doorgetrokken tot bij de binnenplaats; In het bos worden enkele open plekken gerealiseerd en in het zuidelijk deel van het bos wordt de huidige bosstructuur gehandhaafd; Er worden geen bomen gekapt in de groene zone rond de FSW-bebouwing; De oppervlakte groen neemt toe doordat de oppervlakte verharding en bebouwing met vierkante meter afneemt. Doordat daar deels bomen worden aangeplant neemt het foerageergebied van de laatvlieger toe; Herstel/aanleg waterstructuren. De huidige betonnen bosvijver wordt hersteld, tevens wordt een parkvijver aangelegd, op de huidige locatie van de dierenweide, hetgeen voor alle soorten vleermuizen leidt tot een kwalitatieve verbetering van het foerageergebied; Het gebruik van het plangebied door laatvliegers wordt gemonitord. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. De verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming worden enkel overtreden wanneer de door de artikel beschermde voortplantings- of rustplaatsen hun specifieke functie niet meer naar behoren kunnen vervullen. De functionaliteit van deze beschermde voortplantingsof rustplaatsen gaat door het uitvoeren van de werkzaamheden achteruit of wordt (volledig) aangetast. De voortplantings- of rustplaats kan hierdoor niet meer dezelfde functie aan de beschermde dier- of plantensoort bieden als voorheen. Pagina 6 van 12

7 Onder bepaalde omstandigheden kan het zelfs zo zijn dat aantasting van een - op zich zelf niet beschermd - gebied deze functionaliteit van de beschermde voortplantings- of rustplaats aantast en derhalve leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming. De vliegroutes van de laatvlieger en de watervleermuis blijven functioneel. Er wordt gebruik gemaakt van aangepaste verlichting, waarbij de verlichting naar beneden en van de vliegroutes af is gericht. Het essentieel foerageergebied van de laatvlieger blijft functioneel doordat de huidige bomenlaan rond de bebouwing behouden blijft. Daarbij wordt de kap van bomen gefaseerd uitgevoerd en blijft het zuidelijk deel van het bos intact. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. De functionaliteit van de voortplantings- en rustplaatsen van de laatvlieger en de watervleermuis komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Functionaliteit van de voortplantings- of rustplaats van de eekhoorn en de steenmarter Artikel 3.10, lid 1 sub b Wet natuurbescherming Eekhoorn De eekhoorn is in het plangebied aangetroffen. Er zijn tien nesten van de soort in bomen vastgesteld. U stelt echter de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen van de eekhoorn te waarborgen: o De bomen met eekhoornnesten blijven behouden op twee bomen in het noorden van het plan gebied na die op een beoogd pad staan; o De bomen waar tijdens het natuurwaardenonderzoek nesten zijn aangetroffen worden gekapt in de periode van half september tot en met november (buiten de kwetsbare voortplantings en overwinteringsperiode van de eekhoorn). Voorafgaand aan de kap van een boom met een nest wordt daarnaast gecontroleerd of de eekhoorn aanwezig is. Bij aanwezigheid wordt met de kap gewacht totdat het dier uit zichzelf is verdwenen; o Voorafgaand aan de kapwerkzaamheden worden de bomen gecontroleerd op afwezigheid van de eekhoorn. Bij afwezigheid van eekhoorns of nesten, wordt de boom zo snel mogelijk na de controle gekapt; o Alle bovenstaande mitigerende maatregelen worden uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van eekhoorns. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden gaan slechts twee van de tien nesten van de eekhoorn verloren. De overige acht nesten blijven behouden, waardoor de soort kan uitwijken naar deze nesten. Daarnaast is de eekhoorn goed in staat om zelfstandig nesten te maken. Doordat er tevens voldoende geschikt leefgebied van de soort behouden blijft, is het aannemelijk dat de eekhoorn in de omgeving van het plangebied aanwezig blijft. Pagina 7 van 12

8 Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b van de Wet natuurbescherming overtreden worden. De functionaliteit van de nesten van de eekhoorn komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Steenmarter De steenmarter is in het plangebied aangetroffen. Er is een rustplaats van de soort op de te behouden zolder vastgesteld. U stelt echter de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen van de steenmarter te waarborgen: o Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een tijdelijke steenmarterkast in het projectgebied worden geplaatst. De locatie van deze kast bevindt zich in het zuidwesten van het projectgebied. De steenmarterkast is in september 2016 in het projectgebied geplaatst, zodat er voldoende gewenningstijd voor de steenmarter is om de tijdelijke verblijfplaats te kunnen ontdekken; o De werkzaamheden aan het gebouw op de Houtlaan 2 worden uitgevoerd in de minst kwetsbare periode van de steenmarter. Dit betreft de periode van augustus tot en met februari; o De bebouwing op de Houtlaan 2 blijft ten alle tijden bereikbaar voor de steenmarter. De overblijvende zolder wordt geschikt gemaakt voor steenmarter: de vloer zal waterdicht worden gemaakt, op vier locaties worden kleine openingen gemaakt (of gespaard) zodat steenmarter de zolder kan bereiken en op de zolder worden meerdere wegkruipplekken gecreëerd door hout op te stapelen (eventueel in combinatie met een steenmarterkast); o Alle bovenstaande mitigerende maatregelen worden uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van steenmarters. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. De verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b van de Wet natuurbescherming worden enkel overtreden wanneer de door de artikel beschermde voortplantings- of rustplaatsen hun specifieke functie niet meer naar behoren kunnen vervullen. De functionaliteit van deze beschermde voortplantingsof rustplaatsen gaat door het uitvoeren van de werkzaamheden achteruit of wordt (volledig) aangetast. De voortplantings- of rustplaats kan hierdoor niet meer dezelfde functie aan de beschermde dier- of plantensoort bieden als voorheen. Onder bepaalde omstandigheden kan het zelfs zo zijn dat aantasting van een - op zich zelf niet beschermd - gebied deze functionaliteit van de beschermde voortplantings- of rustplaats aantast en derhalve leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b van de Wet natuurbescherming. Pagina 8 van 12

9 Een substantieel deel van de bebouwing aan Houtlaan 2 blijft behouden, waaronder de zolder waar de verblijfplaats van de steenmarter is aangetroffen. De zolder wordt geschikter gemaakt voor de soort en daarnaast wordt er tijdig een alternatieve voorziening voor de steenmarter gerealiseerd. Hierdoor is het aannemelijk dat de soort in de omgeving van het plangebied aanwezig blijft. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1 sub b van de Wet natuurbescherming overtreden worden. De functionaliteit van de rustplaats van de steenmarter komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Conclusie Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in dit besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Dit besluit geldt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven. Instandhouding van de gewone dwergvleermuis Artikel 3.5, lid 4 Wet natuurbescherming Er zijn drie voortplantings- en rustplaatsen en twee rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Het is niet uitgesloten dat twee rustplaatsen tevens als winterverblijfplaats fungeren voor de soort. Er zijn vier vliegroutes en essentieel foerageergebied van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de pagina s 12 tot en met 16 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Mitigatie- en compensatieplan Berchmanianum van 28 september De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden gaan drie zomer- en paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis verloren. De zomerverblijfplaatsen in het Berchmanianum blijven behouden. De huidige bomenlaan rond de aanwezige bebouwing blijft behouden en er wordt aangepaste verlichting toegepast. Hierdoor blijven de vliegroutes en het essentieel foerageergebied van de gewone dwergvleermuis functioneel. Daarnaast bent u voornemens tijdig twintig alternatieve voorzieningen in de vorm van vleermuiskasten binnen 200 meter van de huidige verblijfplaatsen van de soort te realiseren. Echter, door de grootte van het plangebied en de grootschaligheid van de werkzaamheden kan de functionaliteit van de voortplantings- en rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis op voorhand niet gegarandeerd worden. Pagina 9 van 12

10 De gewone dwergvleermuis komt algemeen voor in (de omgeving van) het plangebied. Het merendeel van de aangetroffen verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis blijft behouden. Daarbij worden er voldoende alternatieve voorzieningen gerealiseerd, waardoor het aannemelijk is dat het netwerk aan verblijfplaatsen intact blijft. Doordat de vliegroutes en het essentieel foerageergebied functioneel blijven en in de omgeving van het plangebied voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn voor de soort, is het aannemeljk dat de gewone dwergvleermuis in de omgeving van het plangebied aanwezig blijft. De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Instandhouding van de Alpenwatersalamander Artikel 3.10, lid 1 sub b Wet natuurbescherming De Alpenwatersalamander is in het plangebied aangetroffen. Er is voortplantingswater van de soort vastgesteld. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven in hoofdstuk 1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Adviesnota Alpenwatersalamander in het Berchmanianum van 25 oktober De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden wordt het voortplantingswater van de Alpenwatersalamander tijdelijk aangetast en gaat een deel van het landhabitat van de soort verloren. Het voortplantingswater wordt buiten de voortplantingsperiode van de soort ontoegankelijk gemaakt met een amfibieënscherm. U bent voornemens om de vijver te herstellen, waardoor het als voortplantingswater geschikter wordt voor de alpenwatersalamanader. Daarnaast wordt voorzien in een extra vijver, waardoor de oppervlakte functioneel leefgebied voor de Alpenwatersalamander toeneemt. In de omgeving van het plangebied blijft voldoende landhabitat en overwinteringsplekken behouden waar de Alpenwatersalamander naar kan uitwijken. Er is echter sprake van functionaliteitsverlies, omdat het niet voldoende aannemelijk is dat de herstelde vijver en de te realiseren vijver direct functioneel zijn als voortplantingswater voor de soort. Daarbij is het voortplantingswater één seizoen niet beschikbaar voor de Alpenwatersalamander. Met inachtneming van alle bovengenoemde maatregelen zorgt u vooraf niet voor voldoende alternatief dat in kwantiteit en kwaliteit overeenkomt met de huidige functionaliteit van de voortplantingsplaatsen voor de aanwezige populatie van de Alpenwatersalamander. Pagina 10 van 12

11 De Alpenwatersalamander komt algemeen voor in (de omgeving van) het plangebied. De aantasting van de functionaliteit van het leefgebied van de soort is van tijdelijke en geringe aard. Op de lange termijn zal het leefgebied van de Alpenwatersalamander vergroot en verbeterd worden, waardoor het aannemelijk is dat de soort in de omgeving van het plangebied aanwezig blijft. De gunstige staat van instandhouding van de Alpenwatersalamander komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Andere bevredigende oplossing Het project is locatiegebonden vanwege de herinrichting van het plangebied. Door de slechte staat van de bestaande bebouwing is renovatie van de faculteit Sociale wetenschappen geen duurzame oplossing. Voor de uitbreiding van het Berchmanianum is het noodzakelijk verbindingen in de vorm van paden aan te leggen. Door aangepaste verlichting toe te passen wordt verstoring op de gewone dwergvleermuis zo minimaal mogelijk gehouden. De herstelwerkzaamheden aan de vijver zal op de lange termijn een positief effect hebben op de Alpenwatersalamander. Door de gekozen inrichting, werkwijze en de planning (buiten de kwetsbare periode) wordt schade aan de gewone dwergvleermuis en de Alpenwatersalamander zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee is voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Belang U heeft ontheffing van verbodsbepalingen aangevraagd op grond van de belangen genoemd in de artikelen 3.8, lid 5, sub b en 3.10, lid 2 van de Wet natuurbescherming de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten en genoemd in artikel 3.10, lid 2 van de Wet natuurbescherming ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied. In de Structuurvisie Nijmegen 2013 is het plangebied opgenomen als campusontwikkeling en met name de ontwikkeling rondom Heyendaal. Op provinciaal niveau dient geinvesteerd te worden in hergebruik en kwaliteit van bestaande bebouwing in plaats van het realiseren van nieuwbouw vanwege gebrek aan ruimte. Het hergebruik van het Berchmanianum sluit hier goed bij aan. De huidige huisvesting van de Faculteit der Sociale Wetenschappen passen niet meer bij de ambities van de Radboud Universiteit en de gebruikers van de gebouwen. De bestaande bebouwing is verouderd, onoverzichtelijk en onvoldoende op samenwerking ontworpen. Moderne visies op kennisindeling en innovatie worden door de indeling van de gebouwen niet ondersteund. Ook klimaatbeheersing en de uitstraling van de gebouwen laten te wensen over. Hergebruik van deze gebouwen zou hierdoor niet resulteren in de gewenste effecten. Door nieuwbouw te realiseren wordt invulling gegeven aan de wensen en ambities van de universiteit met betrekking tot de uitstraling en duurzaamheid van de gebouwen en het efficiënt gebruiken van ruimte. Pagina 11 van 12

12 Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat het belang de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten voldoende is om de negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis en de Alpenwatersalamander, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, te rechtvaardigen. Daarnaast worden de werkzaamheden die nodig zijn voor de realisatie van het project uitgevoerd in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied. Ten behoeve van dit belang kan ontheffing worden verleend, mits geen benutting of economisch gewin plaatsvindt en zorgvuldig wordt gehandeld. Van benutting of economisch gewin van de Alpenwatersalamander is geen sprake. Ik verwacht dat er door het realiseren van het project geen permanent negatieve effecten optreden ten aanzien van de aanwezige populatie van de Alpenwatersalamander. Gesignaleerde soorten Ik wil u erop wijzen dat in het bij de aanvraag gevoegde natuurwaardenonderzoek melding wordt gemaakt van de (mogelijke) aanwezigheid van de havik in of in de nabije omgeving van het plangebied. U heeft er echter voor gekozen om voor deze soort geen ontheffing aan te vragen. Ik wil u er, wellicht ten overvloede, op wijzen dat wanneer u bij uitvoering van de werkzaamheden verbodsbepalingen ten aanzien van deze soort dreigt te overtreden, u de werkzaamheden dient stil te leggen en alsnog ontheffing voor deze soort dient aan te vragen bij het bevoegd gezag. Pagina 12 van 12