Stichting Actium E. Huizing Postbus AM ASSEN. Datum 7 juni 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Huizing,

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting Actium E. Huizing Postbus AM ASSEN Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T wnb@rvo.nl Betreft Beslissing op aanvraag Bijlagen 3 Geachte heer Huizing, Op 31 oktober 2016 heeft u een ontheffing aangevraagd. Ik heb uw aanvraag met de aanvullingen van 8 november 2016 en 18 april 2017 beoordeeld. In deze brief licht ik dit nader toe en leest u wat mijn beslissing is. De Wet natuurbescherming Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden. Het overgangsrecht in deze wet bepaalt dat aanvragen die onder de Flora- en faunawet zijn ingediend en waarop nog geen besluit is genomen, worden beoordeeld volgens de Wet natuurbescherming. Dit kan van invloed zijn op dit besluit, omdat vanaf 1 januari 2017 een aantal soorten niet meer bij wet zijn beschermd of dat juist wel zijn geworden. Het kan ook zo zijn dat in uw projectgebied soorten voorkomen die beschermd zijn, maar waar u nu nog geen ontheffing voor heeft. In dat geval dient u mogelijk een aanvullende ontheffing aan te vragen bij het bevoegd gezag. Inhoud aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project Herontwikkeling Fluitenbergseweg 34-44, F berg, gelegen in de gemeente Hoogeveen. Het project betreft enkel de sloop van zes woningen aan de Fluitenbergseweg in Fluitenberg. De werkzaamheden bestaan uit sloopwerkzaamheden, het verwijderen van (tuin-)beplanting en het bouwrijp maken van het plangebied. U vraagt ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 3.1, lid 2 van de Wet natuurbescherming voor wat betreft exemplaren van de huismus (Passer domesticus); alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming voor wat betreft exemplaren van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de laatvlieger (Eptesicus serotinus). Besluit Ik verleen u voor de periode van 14 augustus 2017 tot en met 13 augustus 2022 ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 voor zover dit betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de laatvlieger. Mijn overwegingen voor dit besluit worden in bijlage 1 toegelicht. Pagina 1 van 10

2 Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften a. De ontheffing wordt voor de hierboven genoemde soort en beschreven verboden handelingen verleend. b. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die volgens de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. c. Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project Herontwikkeling Fluitenbergseweg 34-44, F berg, gelegen in de gemeente Hoogeveen aan de Fluitenbergseweg (coördinaten X:227, 29-Y:528,41), één en ander zoals is weergegeven in figuur 2.1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Projectplan herontwikkeling Fluitenbergseweg 34-44, Fluitenberg van 31 oktober d. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift c noodzakelijk zijn. e. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. f. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. g. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar het bevoegd gezag te zenden. Specifieke voorschriften h. U dient, met in achtneming van onderstaande voorschriften, de maatregelen uit te voeren zoals beschreven in hoofdstuk 8 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Projectplan herontwikkeling Fluitenbergseweg Fluitenberg van 31 oktober 2016 (bijlage 2 bij dit besluit) en zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 5, 8 tot en met 10 en 19 tot en met 21 van de aanvulling op de aanvraag van 18 april 2017 (bijlage 3 bij dit besluit). i. U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode van de laatvlieger. Deze perioden lopen respectievelijk globaal van half mei tot en met half juli en van november tot en met maart. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. Pagina 2 van 10

3 De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de laatvlieger. j. Om de functionaliteit van de nieuwe verblijfplaatsen en de instandhouding van de kraamkolonie in Fluitenberg te kunnen beoordelen, dient het gebruik van de nieuwe verblijfplaatsen aan de Schuinedijk in combinatie met de reeds bekende kolonielocaties (ontdekt in 2016) voor de laatvlieger in Fluitenberg minimaal drie jaar gemonitord te worden. Daarbij dient jaarlijks een verslag aan het bevoegd gezag te worden aangeboden na de kraamperiode van de soort en voor 1 december van datzelfde jaar. Bij de monitoring dient te worden aangegeven in welke aantallen de laatvlieger gebruik maken de nieuwe verblijfplaatsen aan de Schuinedijk en de reeds bekende kraamverblijfplaats elders in Fluitenberg. Dat houdt in dat deze kraamverblijfplaatsen volgens het vleermuisprotocol (met twee avondbezoeken in de kraamperiode) onderzocht dienen te worden, om er zeker van te zijn dat betroffen functies waar te nemen zijn. Een en ander dient door een deskundige op het gebied van vleermuizen uitgevoerd te worden. Aan de hand van de monitoringsresultaten kunnen er aanvullende maatregelen worden opgelegd door het bevoegd gezag. Overige voorschriften k. De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend. l. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte te worden gesteld. m. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, minimaal vier maanden voor het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verlenging van de ontheffing in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. Opmerking n. Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, Wnb kan de verleende ontheffing worden ingetrokken of gewijzigd. Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. De datum bovenaan deze brief is de verzenddatum. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl/bezwaar. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Pagina 3 van 10

4 Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval onze referentie, het briefkenmerk en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt onze referentie en het briefkenmerk in de rechter kantlijn van deze brief. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: (lokaal tarief). Met vriendelijke groet, De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: Marco Klaassen Teammanager Vergunningen en Natuur Pagina 4 van 10

5 Bijlage 1: Overwegingen Wet natuurbescherming Functionaliteit van de nesten, voortplantings- of rustplaatsen Artikel 3.1 Wet natuurbescherming Huismus De huismus is in het plangebied aangetroffen. In de te slopen bebouwing zijn zes nestplaatsen van de soort vastgesteld. De tuinen maken deel uit van het functionele leefgebied van de soort. U stelt de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de nesten of rustplaatsen van de huismus te waarborgen: De werkzaamheden worden voorbereid en uitgevoerd buiten de kwetsbare periode van huismus. Deze periode loopt globaal van maart tot en met augustus. Er wordt pas overgegaan tot de sloop van de woningen als er met een broedvogelcheck is vastgesteld dat er geen in gebruik zijnde nesten meer aanwezig zijn. De woningen worden tijdig vooraf aan de sloop ongeschikt gemaakt door het verwijderen van alle dakgoten en de onderste rijen dakpannen. Daarnaast worden de aanwezige tuinhuisjes en dergelijke ongeschikt gemaakt voor de exemplaren van de huismus. In de woningen aan de Schuinedijk zijn per april 2017 permanente voorzieningen gerealiseerd in de vorm van vogelvides (totaal 42 meter). Tijdens en voorafgaand aan de werkzaamheden zal ecologische begeleiding plaatsvinden door ter zake deskundigen op het gebied van de huismus. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden gaan zes nesten van de huismus verloren. Binnen 200 meter vanaf de huidige woningen zijn aan de Schuinedijk tijdig voldoende permanente alternatieve verblijfplaatsen in de vorm van vogelvides gerealiseerd. Hierdoor is het voldoende aannemelijk dat de permanente alternatieve voorzieningen door de exemplaren van de huismus worden gevonden en in gebruik worden genomen. Binnen 50 meter van de huidige woningen is er voldoende foerageergebied, dekking en plekken voor stofbaden en drinkwater voor de soort aanwezig. Hiermee is het voldoende aannemelijk gemaakt dat de huismus in de directe omgeving van het plangebied aanwezig blijft. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Artikel 3.5 Wet natuurbescherming Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. In de te slopen bebouwing zijn één voortplantingsplaats en twee rustplaatsen van de soort vastgesteld. De voortplantingsplaats wordt, door circa twee tot acht exemplaren, gedurende de paarperiode van de gewone dwergvleermuis gebruikt en de rustplaatsen worden gedurende de actieve periode van de soort gebruikt. Pagina 5 van 10

6 U stelt de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de voortplantingsof rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis te waarborgen: Per april 2017 zijn aan de Schuinedijk op circa 150 meter van de huidige bebouwing permanente voorzieningen voor de gewone dwergvleermuis gerealiseerd in de vorm van open stootvoegen, doorgangen in het dakbeschot en de spouw en openingen in de nokbalk. De oude verblijfplaatsen worden in ieder geval na het kraamseizoen van 2017 ongeschikt gemaakt, waardoor er een gewenningstijd wordt gehanteerd van tenminste één volledig kraamseizoen. Omdat weersomstandigheden van invloed zijn op het verloop en de duur van het kraam- en overwinteringsseizoen wordt de datum voor ongeschikt maken vastgesteld door een ter zake deskundige op het gebied van vleermuizen. De te slopen bebouwing wordt ongeschikt gemaakt door het verwijderen van stroken kantpannen, nokpannen, spouwlatten en daklijsten. In de aanwezige spouwmuren worden tochtgaten gemaakt. Voorafgaand aan de daadwerkelijke sloop wordt bij optimale weersomstandigheden een avondcontrole met vleermuisdetector uitgevoerd om vast te stellen of er geen vleermuizen meer in de woningen aanwezig zijn. Worden tijdens de controle toch vleermuizen aangetroffen dan worden er extra tochtgaten gemaakt, gevolgd door een tweede controle, totdat de exemplaren van de gewone dwergvleermuis uit eigen beweging zijn vertrokken. Voorafgaand en tijdens de werkzaamheden zal ecologische begeleiding plaatsvinden door ter zake deskundigen op het gebied van vleermuizen. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de werkzaamheden gaan één voortplantingsplaats en twee rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis verloren. Aan de Schuinedijk op circa 150 meter van het plangebied zijn in april 2017 voldoende permanente verblijfplaatsen gerealiseerd in de vorm van open stootvoegen. Daarnaast zijn er doorgangen in het dakbeschot en openingen in de nokbalk gecreëerd. U bent voornemens om de huidige verblijfplaatsen na het kraamseizoen van 2017 ongeschikt te maken. Hiermee wordt voldaan aan drie maanden gewenningstijd in de actieve periode van de gewone dwergvleermuis. Er wordt niet voldaan aan zes maanden gewenningstijd voorafgaand aan de paarperiode van de soort. Echter, omdat er in de directe omgeving voldoende bestaande alternatieven voor de soort aanwezig zijn, is het voldoende aannemelijk dat de exemplaren van de gewone dwergvleermuis kunnen uitwijken. Doordat de permanente alternatieve voorzieningen binnen 150 meter van de huidige verblijfplaatsen zijn gerealiseerd, is het aannemelijk dat de gewone dwergvleermuis in de directe omgeving van het plangebied aanwezig blijft. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Pagina 6 van 10

7 Conclusie huismus en gewone dwergvleermuis Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in dit besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Dit besluit geldt slechts voor de hierboven genoemde soort en beschreven verboden handelingen. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven. U dient direct contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als beoordeeld bij dit besluit noodzakelijk zijn. Als u de maatregelen zoals genoemd in dit besluit niet uitvoert, heeft u (mogelijk) toch ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. Instandhouding van de laatvlieger Artikel 3.5 Wet natuurbescherming De laatvlieger is in het plangebied aangetroffen. In de woningen zijn één voortplantingsplaats en vier rustplaatsen van de laatvlieger vastgesteld. De voortplantingsplaats wordt gedurende de kwetsbare kraamperiode door circa 34 exemplaren van de soort gebruikt. De rustplaatsen worden gedurende de actieve en mogelijk ook de overwinteringsperiode gebruikt door circa één tot vijf exemplaren van de soort. Door de werkzaamheden gaan één voortplantingsplaats en vier rustplaatsen van de laatvlieger verloren. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven in hoofdstuk 8 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Projectplan herontwikkeling Fluitenbergseweg 34-44, Fluitenberg van 31 oktober 2016 en zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 5, 8 tot en met 10 en 19 tot en met 21 van de aanvulling op de aanvraag van 18 april Er zijn twee temperatuurbufferende kasten voor de laatvlieger opgehangen op circa 150 meter van de huidige verblijfplaatsen van de soort. Aan de Schuinedijk zijn permanente voorzieningen gerealiseerd in de vorm van open stootvoegen die toegang bieden tot de spouw, toegankelijk dakbeschot en openingen in de nokbalk. Hiermee wordt voorzien in voldoende permanente alternatieve voorzieningen. Echter, de laatvlieger neemt moeilijk nieuwe voortplantings- en rustplaatsen in gebruik. Doordat de experimentele kasten en de alternatieve verblijfplaatsen aan de Schuinedijk mogelijk in kenmerken verschillen met de huidige verblijfplaatsen, is het onvoldoende zeker dat de laatvlieger de alternatieve rustplaatsen in gebruik zal nemen. Omdat de ingebruikname van zowel de temperatuur bufferende kasten als de permanente alternatieven aan de Schuinedijk onzeker is, gaat het aantal geaccepteerde voortplantings- of rustplaatsen mogelijk achteruit. De functionaliteit van de voortplantings- of rustplaatsen van de laatvlieger kan dan ook niet op voorhand worden gegarandeerd. Pagina 7 van 10

8 Met inachtneming van alle bovengenoemde maatregelen zorgt u vooraf mogelijk niet voor voldoende alternatief dat in kwantiteit en kwaliteit overeenkomt met de huidige functionaliteit van de voortplantings- of rustplaatsen voor de aanwezige populatie van de laatvlieger. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. U dient de experimentele kasten en de permanente voorzieningen aan de Schuinedijk minimaal drie jaar te monitoren en vervolgens dient u de resultaten hiervan aan te bieden aan het bevoegd gezag. De functionaliteit van de voortplantings- of rustplaatsen van de laatvlieger blijft hierdoor niet gegarandeerd. Uit de omgevingscheck blijkt dat er ook alternatieve kraamverblijfplaatsen aanwezig zijn in drie vergelijkbare woningen op ongeveer 350 meter van het plangebied (Fluitenbergseweg 57, 63 en 67). Het is aannemelijk dat de exemplaren van de laatvlieger die zijn aangetroffen bij de te slopen woningen deel uit maken van dezelfde kolonie als de exemplaren van de laatvlieger die bij Fluitenbergseweg 57, 63 en 67 zijn aangetroffen. Deze alternatieven zijn dan ook bekend bij de exemplaren van de laatvlieger uit de te slopen woningen. Door de sloop van de woningen neemt de kwaliteit van het netwerk aan voortplantings- en rustplaatsen van de laatvlieger dus mogelijk (al dan niet tijdelijk) af. Door monitoring van de experimentele kasten en de permanente voorzieningen kan blijken of deze voorzieningen in gebruik worden genomen door de laatvlieger. Indien blijkt dat dit niet het geval is kunnen er aanvullende maatregelen door het bevoegd gezag worden opgelegd. Hiermee is het voldoende aannemelijk dat de laatvlieger in de directe omgeving van het plangebied aanwezig blijft. De gunstige staat van instandhouding van de laatvlieger komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Andere bevredigende oplossing Het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden is locatiegebonden en kan niet op een andere plek worden uitgevoerd. De bestaande huurwoningen aan de Fluitenbergseweg dateren uit 1949 en hebben een bijzonder slechte energetische label. Daarnaast is de woontechnische kwaliteit onder de maat. Renovatie als alternatief voor de sloop is overwogen. Renovatie zal echter dezelfde negatieve gevolgen hebben op de exemplaren van de laatvlieger als sloop, door het aanbrengen van isolatie en het afdichten van invliegopeningen. Door de gekozen inrichting, werkwijze en de planning (buiten de kwetsbare periode) wordt schade aan de laatvlieger zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee is voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Pagina 8 van 10

9 Belang U heeft ontheffing van verbodsbepalingen aangevraagd op grond van de belangen: volksgezondheid of de openbare veiligheid en de bescherming van flora en fauna zoals genoemd in artikel 3.3, lid 4, sub b van de Wet natuurbescherming; alsmede van de belangen: de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats, de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied zoals genoemd in de artikelen 3.8, lid 5, sub b en 3.10, lid 2 van de Wet natuurbescherming. Het belang de bescherming van flora en fauna zoals genoemd in artikel 3.3, lid 4, sub b van de Wet natuurbescherming alsmede de belangen de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats en het onderdeel andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten zoals genoemd in de artikelen 3.8, lid 5, sub b en 3.10, lid 2 van de Wet natuurbescherming zijn niet van toepassing op uw project. Ter onderbouwing van deze belangen geeft u aan dat als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden de nadelige effecten van het broeikaseffect tegengegaan worden. De herinrichting in Fluitenberg heeft niet als doel om de ter plaatse flora en fauna te beschermen. Daarnaast kan het onderdeel andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten niet worden beoordeeld omdat uit uw aanvraag niet voorziet in toekomstige concrete plannen voor wat betreft de nieuwbouw. De aanvraag is daarom uitsluitend beoordeeld op grond van de belangen de volksgezondheid en de openbare veiligheid en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden zoals genoemd in de artikelen 3.8, lid 5, sub b en 3.10, lid 2 van de Wet natuurbescherming. Uit uw aanvraag blijkt dat u ontheffing aangevraagd heeft voor soorten uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. U wenst hierbij gebruik te maken van het belang j : Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling zoals deze opgenomen was in de Floraen faunawet. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden, deze wet vervangt onder andere de Flora- en faunawet. Uw aanvraag wordt dan ook conform de Wet natuurbescherming beoordeeld. De Wet natuurbescherming kent voor wat betreft soorten die in de artikelen 3.1 en 3.5 genoemd worden niet de mogelijkheid om gebruik te maken van het belang ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied. De aanvraag is daarom uitsluitend beoordeeld op grond van het onderdeel volksgezondheid of openbare veiligheid, zoals genoemd in artikel 3.8, lid 5, sub b van de Wet natuurbescherming. Pagina 9 van 10

10 Het verbeteren van het binnenmilieu van woningen, scholen en kindercentra is één van de speerpunten uit de Nationale aanpak Milieu en Gezondheid van de overheid. De bestaande huurwoningen aan de Fluitenbergseweg hebben een bijzonder slechte energetische prestatie (label G) en zijn qua klimaatbeheersing sterk verouderd. Door tocht en vocht kunnen allerlei gezondheidsklachten optreden zoals allergieën en luchtwegklachten. Door de sloop en vervangende nieuwbouw zal de woningvoorraad van Actium technisch in betere staat verkeren en beter geïsoleerd zijn. Door vervangende nieuwbouw te plegen in de vorm van goed geïsoleerde woningen kan het binnenmilieu verbeterd worden. Het herontwikkelingsproject draagt daarmee bij aan de verbetering van de volksgezondheid door de woningvoorraad te verbeteren. Als dergelijke vernieuwingen uitblijven zijn er op dorpsniveau negatieve effecten op volksgezondheid (slechte, ongezonde huizen) en leefbaarheid en sociale veiligheid (vervallen huizen, leegstand, krimp) te verwachten. Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat het onderdeel van het belang de volksgezondheid of de openbare veiligheid voldoende is om de negatieve effecten op de laatvlieger, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, te rechtvaardigen. Pagina 1 van 10