januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL A. Provincie Zuid-Holland. Definitief

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL A. Provincie Zuid-Holland. Definitief"

Transcriptie

1 januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL A Provincie Zuid-Holland Definitief

2

3 Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus AN Hengelo Telefoon (074) Documenttitel Soort document PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A Definitief Datum 24 januari 2017 Projectnummer Opdrachtgever Auteur Vrijgave Provincie Zuid-Holland Martijn Edink, Joost Starmans, Mariëlle de Sain, Pondera Consult Pieter Schengenga, H+N+S Rob Lensink, Bureau Waardenburg Wouter Guliker, ROM3D Mariëlle de Sain, Pondera Consult

4

5 INHOUDSOPGAVE Inleiding 1 Inleiding 1 Aanleiding partiële herziening VRM 1 Doel planmer 4 Procedure plan m.e.r. 4 Context en aanpak locaties 7 Nut en noodzaak windenergie 7 Voorafgaande besluitvorming 8 Advies reikwijdte en detailniveau 11 Van (onderzoeks)locaties naar onderzoeksgebieden planmer 13 Voorkeursalternatief 14 Tussentijds advies commissie m.e.r. 15 Uitgangspunten effectbeoordeling 15 Autonome ontwikkelingen 19 Weergave beoordeling 19 Beoordelingskader milieueffecten 20 Leefomgeving 20 Ecologie 26 Landschap 32 Cultuurhistorie en archeologie 34 Recreatie 37 Veiligheid 38 Duurzame energieopbrengst 42 PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

6

7 1 INLEIDING Kader 1.1 Leeswijzer Voor u ligt deel A van het planmer partiële herziening VRM windenergie Zuid-Holland. Dit MER bestaat uit vier delen: Deel A Algemeen bevat drie hoofdstukken over de aanleiding, de procedure, de afbakening van de locaties en het beoordelingskader (hoofdstuk 1 t/m 3); Deel B Beoordeling onderzoeksgebieden bevat per onderzoeksgebied een hoofdstuk (hoofdstuk 4 t/m 51) met de beoordeling van de milieueffecten; Deel C Samenhang en conclusies bevat een hoofdstuk waarin de kansrijkheid per thema is aangegeven en de conclusies over welke gebieden geschikt zijn voor de ontwikkeling van windenergie (hoofdstuk 52); Deel D: Proces voorkeursalternatief (VKA) bevat de beoordeling van verschillende sets van locaties (hoofdstuk 53 t/m 55) en van het VKA (hoofdstuk 56). MER en m.e.r. Binnen de m.e.r.-procedure worden de volgende afkortingen gebruikt: de m.e.r. en het MER. De afkorting m.e.r. duidt de procedure van milieueffectrapportage van begin tot eind aan: het startdocument/notitie reikwijdte en detailniveau, het onderzoek, de inspraak en alle bijkomende adviezen. De afkorting MER staat voor het eindproduct, het milieueffectrapport. Inleiding Nederland heeft doelstellingen geformuleerd en in Europees verband afspraken gemaakt voor het realiseren van de opwekking van duurzame hernieuwbare energie. Windenergie speelt daarin een prominente rol. De provincies hebben op 31 januari 2013 een akkoord gesloten met het kabinet in het kader van het Nationaal Energieakkoord om ruimte te bieden aan MW windenergie op land voor De verdeling van deze doelstelling over de provincies betekent voor Zuid-Holland een opgave van 735,5 MW aan opgesteld vermogen windenergie in In de provincie Zuid-Holland wordt deze opgave voor een groot deel gerealiseerd op Goeree- Overflakkee (doelstelling 225 MW), in de Rotterdamse haven (doelstelling 300 MW) en in de voormalige stadsregio Rotterdam (doelstelling 150 MW). Hiervoor zijn convenanten en overeenkomsten afgesloten. Voor de invulling van de rest van de opgave is in andere gebieden in Zuid-Holland een aantal locaties gerealiseerd of de bouw in voorbereiding (ongeveer 87 MW), in procedure (ongeveer 57 MW) en worden nieuwe locaties gezocht. 1 In de onderstaande paragraaf staat de opgave voor de voormalige stadsregio Rotterdam. Aanleiding partiële herziening VRM Voor een deel van de opgave voor windenergie wordt de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) partieel (gedeeltelijk) herzien. Dit geldt voor de voormalige stadsregio Rotterdam en twee locaties in andere gebieden in Zuid-Holland. De VRM bestaat uit verschillende delen: de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit, het Programma ruimte en de Verordening ruimte 1 Voortgangsrapportage realisatie windenergie Zuid-Holland, 6 december Hierin staat dat er relatief veel projecten in het voortraject zitten. Gelet hierop is een overprogrammering noodzakelijk om de opgave in 2020 te realiseren. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

8 Deze planmer vormt input voor de wijzigingen in verschillende onderdelen van de Visie ruimte en mobiliteit. In de tekst wordt hiervoor verder de term partiële herziening VRM gebruikt. Locaties voormalige stadsregio Rotterdam Een deel van de provinciale opgave van 735,5 MW wordt gezamenlijk met de gemeenten in de voormalige stadsregio Rotterdam ingevuld. Daartoe hebben de gemeenten uit de voormalige stadsregio, de stadsregio, de provincie Zuid-Holland, de NWEA, de Zuid-Hollandse Milieufederatie en het Havenbedrijf Rotterdam in 2012 het Convenant realisatie windenergie Stadsregio Rotterdam ondertekend om gezamenlijk een inspanning te leveren voor de realisatie van 150 MW aan opgesteld vermogen. Het gaat nadrukkelijk om een regionale opgave waarbij ook op regionaal niveau naar een invulling van de doelstelling wordt gezocht. De gemeenten hebben samen met de voormalige stadsregio Rotterdam, de locaties in het convenant aangedragen. De provincie Zuid-Holland heeft op 9 juli 2014 bijna alle locaties voor windenergie uit het convenant (te realiseren en potentiële locaties) vastgelegd in de verordening Ruimte behorend bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). De studielocaties uit het convenant, waarvoor nog nader onderzoek nodig was, zijn niet in de VRM van 2014 opgenomen. In 2013 is in het portefeuillehouders-overleg Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu (GROM) van de voormalige stadsregio Rotterdam geconstateerd dat de opgave van 150 MW niet gehaald kan worden omdat de realisatie van een aantal van de convenantlocaties technisch ingewikkeld en niet haalbaar blijkt. Daarnaast constateert de provincie dat de bestuurlijke context als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 is gewijzigd. In het GROM is - in overleg met de provincie - besloten daarna op zoek te gaan naar nieuwe locaties. In het convenant met de partners in de stadsregio Rotterdam is de doelstelling opgenomen om 150 MW windenergie te realiseren. Daartoe zijn in het convenant voor (indicatief) 180 MW aan locaties opgenomen. In 2015 was de inschatting dat circa 80 MW op de in het convenant opgenomen locaties gerealiseerd konden worden en dat - om de doelstelling van 150 MW te behalen - 70 MW op nieuw aan te wijzen- alternatieve locaties gerealiseerd moet worden. 2 Deze locaties worden samen met de oorspronkelijke convenantlocaties onderzocht in dit planmer (minus locaties die reeds ver in procedure waren of technisch niet haalbaar bleken). Het uitgangspunt daarbij is dat bestaande convenantlocaties niet afvallen tenzij uit onderzoek blijkt dat deze niet haalbaar zijn. Op dit moment (januari 2017) zijn op de volgende VRM-locaties windturbines gerealiseerd, in aanbouw of is de vergunningprocedure gestart: Ridderkerk Nieuw Reijerwaard: 9 MW Vlaardingen Groote Lucht: 6 MW Capelle - Rivium: 3 MW Rotterdam - Nieuwe Waterweg: 24 MW Westvoorne Noorzeeboulevard: 3 MW (onderdeel van groter windpark dat deels onder Havenconvenant valt). 2 Zie voetnoot PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

9 3 Het bovenstaande telt op tot 45 MW op te realiseren locaties. Dat betekent dat er nog 105 MW gerealiseerd moet worden. Twee locaties in Pijnacker-Nootdorp en Delft De provincie Zuid-Holland heeft een afspraak met het Rijk voor het realiseren van 735,5 MW windenergie in Voor invulling hiervan zijn, naast de locaties in de voormalige stadsregio Rotterdam, Goeree-Overflakkee en de Rotterdamse haven nog andere locaties nodig. De ontwikkeling van grote windturbines is niet mogelijk op plekken die niet in de VRM zijn aangewezen. Daarom heeft een drietal initiatiefnemers van windenergie in het traject tot vaststelling van de Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) aangegeven graag ruimte te krijgen voor de ontwikkeling van windenergie. In een bespreking met Provinciale Staten (PS) in juli 2014 is door PS aangegeven dat deze drie locaties onvoldoende waren onderzocht om op te nemen in de VRM Naar aanleiding daarvan is besloten om deze locaties nader te onderzoeken in dit onderliggende planmer voor de herziening van de VRM. Het betreft de locaties 44, 45 en 46. De initiatiefnemer van locatie 46 heeft in de aanloop naar dit planmer besloten in deze fase geen windenergie op deze locatie te ontwikkelen. In dit planmer worden daarom de volgende twee nieuwe locaties onderzocht: locatie 44: Technopolis (gemeente Delft) en locatie 45: A12 Balij (gemeente Pijnacker-Nootdorp). Dit alles heeft geleid tot de volgende kaart met te onderzoeken locaties. Deze kaart is tevens opgenomen in bijlage A1. Figuur 1.1 Onderzoekslocaties windenergie Bron: Provincie Zuid-Holland PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

10 4 In paragraaf 2.3 wordt toegelicht op welke manier van de bovenstaande aanduidingen van de locaties (ovalen etc.), de MER-onderzoeksgebieden tot stand zijn gekomen. Verder is toegelicht wat de wijzigingen zijn ten opzichte van het Startdocument planmer Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland. 3 In deel B zijn in hoofdstuk 4 t/m 51 per locatie gedetailleerde kaarten opgenomen. Doel planmer Het doel van de m.e.r.-procedure is om milieubelangen, naast andere belangen, een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. De procedure van de m.e.r. is voorgeschreven, op grond van nationale en Europese wetgeving, indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage dat is gebaseerd op de Wet milieubeheer. Voor de partiële herziening van de VRM is categorie D22.2 uit dit besluit van toepassing waarin staat dat voor een ruimtelijk plan een planmer moet worden opgesteld indien het plan kaders stelt voor windparken met een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 MW en/of 10 windturbines. De inhoudelijke vereisten aan een m.e.r. zijn vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer (Wm paragraaf 7.7 en 7.9) wordt het MER door de initiatiefnemer(s) opgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland is de initiatiefnemer om de locaties op te nemen in een partiële herziening van de VRM en is daarmee verantwoordelijk voor het opstellen van het planmilieueffectrapport (planmer). Het planmer dient als hulpmiddel bij de besluitvorming over de partiële herziening VRM. De stappen in de m.e.r.- procedure worden toegelicht in paragraaf 1.4 en bijlage 2. Als onderdeel van de m.e.r.- procedure is deze planmer opgesteld waarin een toelichting op het voornemen (de locaties) wordt gegeven en de milieueffecten van onderzocht worden. Procedure plan m.e.r. Onderdelen procedure Een m.e.r.-procedure bestaat uit verschillende onderdelen, waarvan het milieueffectrapport (MER) het belangrijkste is. Onderstaande figuur geeft de belangrijkste stappen weer voor de herziening van de VRM. In bijlage 2 zijn de verschillende stappen van de m.e.r.-procedure verder toegelicht. 3 Deze wijzigingen zijn tevens opgenomen in het Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland, vastgesteld op 10 mei 2016 door Gedeputeerde Staten (GS) PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

11 5 Figuur 1.2 Hoofdlijnen plan-m.e.r.-procedure partiële herziening VRM Initiatiefnemer, bevoegd gezag en andere overheden Initiatiefnemer en bevoegd gezag De initiatiefnemer en het bevoegd gezag voor deze plan-m.e.r.-procedure en de partiële herziening van de VRM zijn Gedeputeerde Staten (GS) van provincie Zuid-Holland. Provinciale Staten (PS) hebben GS gemandateerd voor het doorlopen van de m.e.r.-procedure. PS stellen uiteindelijk de partiële herziening van de VRM vast. De provincie wordt in de procedure voor de m.e.r. en de partiële herziening van de VRM inhoudelijk ondersteund door de DCMR Milieudienst Rijnmond. Te raadplegen andere overheden Tijdens de m.e.r.-procedure en partiële herziening VRM worden andere overheden en de partners uit het stadsregio convenant geraadpleegd. Dit zijn de betrokken gemeenten uit onder meer de voormalige stadsregio Rotterdam, waterschappen, Rijkswaterstaat, de ministeries van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (IenM). In deze fase wordt ook de Commissie voor de m.e.r. om verplicht toetsingsadvies over het planmer gevraagd. Inspraak, advies en meedenken In dit planmer worden de effecten van windenergie op 45 locaties onderzocht. Het resultaat wordt gebruikt om de beslissing te onderbouwen welke locaties worden opgenomen in de partiële herziening van de VRM. Een ieder kan op de herziening van de VRM en het onderliggende planmer inspreken en zienswijzen kenbaar maken. Deze documenten worden zes weken ter inzage gelegd. De ontvangen inspraakreacties, adviezen van de wettelijke adviseurs en het advies van de Commissie voor de m.e.r. worden betrokken bij de definitieve besluitvorming door Provinciale Staten. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

12 6 Voor de provincie is het betrekken van de omgeving en belanghebbenden bij windenergieprojecten belangrijk. De provincie zet in op proactieve communicatie en inrichting van een zorgvuldig proces. Op welke wijze dit heeft plaatsgevonden voor de locaties in de stadsregio Rotterdam is opgenomen in de onderstaande figuur, waarbij onderscheid is gemaakt in drie sporen. Deze figuur is tevens opgenomen in bijlage 3. Binnen het maatschappelijk spoor is o.a. een klankbordgroep opgezet waar vertegenwoordigers van belanghebbende organisaties aan deelnemen, zoals gemeenten, Havenbedrijf Rotterdam, Natuur- en milieufederatie Zuid-Holland, de Coöperatieve Vereniging van Nederlandse duurzame burger energie coöperaties (ReScoopNL) en de Vereniging van omwonenden van windenergie (NLVOW). Voor de locatie De Balij is een aparte klankbordgroep ingesteld met omwonenden en belanghebbenden van De Balij. Figuur 1.3 Processchema drie sporen voormalige stadsregio Rotterdam en twee locaties Haaglanden Vervolg na partiële herziening VRM Met de partiële herziening van de VRM worden locaties aangewezen die geschikt zijn voor de realisatie van windenergie. Om de windenergie op een aangewezen locatie te realiseren is er in het stadium na de partiële herziening VRM een ruimtelijke en vergunningenprocedure nodig voor de inrichting van de locatie. In dit vervolgstadium worden mogelijkheden voor de opstelling van windturbines bepaald en gedetailleerd onderzocht op milieueffecten (vaak in de vorm van een projectmer). Dit dient als onderbouwing voor de uiteindelijk te realiseren opstelling van windturbines waarvoor de ruimtelijke en vergunningprocedure wordt doorlopen. De randvoorwaarden uit de partiële herziening VRM worden in het vervolgstadium meegenomen in deze procedure en het onderzoek PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

13 7 CONTEXT EN AANPAK LOCATIES Nut en noodzaak windenergie Energie is onmisbaar en onze behoefte aan energie stijgt. Om die energie op te wekken gebruiken we al decennia lang fossiele brandstoffen. Deze hebben veel nadelen, onder andere milieuvervuiling en bovendien raken ze op. Het gebruik van meer, in eigen land opgewekte, schone energie maakt Nederland onafhankelijker van het buitenland, heeft een positieve invloed op het milieu en op de concurrentiepositie van bedrijven en daarmee de economie. De provincie Zuid-Holland stimuleert de noodzakelijke overgang naar een schone, betaalbare en toekomstbestendige energievoorziening. Verschillende energiebronnen en technologieën zijn hiervoor nodig. Windenergie op land levert hieraan een onmisbare bijdrage. Windenergie levert momenteel een relatief goedkope en efficiënte vorm van groene stroom. Alle provincies samen hebben met het Rijk afgesproken om MW aan windenergie op land te realiseren in Het Zuid-Hollandse aandeel is 735,5 MW. Dit is het vermogen van bestaande en nieuwe windturbines samen. Deze afspraak heeft het college van Gedeputeerde Staten (GS) opnieuw onderstreept in hun hoofdlijnenakkoord van mei Naast de inzet op windenergie stimuleert de provincie het opwekken van energie uit energiebronnen als warmte (aard- en restwarmte), water (via een getijdencentrale en osmose) en biomassa. De provincie werkt mee aan het realiseren van een warmtenet in Zuid-Holland en is betrokken bij de getijdencentrale in de Brouwersdam en Blue Energy in Katwijk. Met deze inzet kiest het college van GS voor het benutten van energievormen die nu betaalbaar en realiseerbaar zijn én ondersteunt het college innovatieve energietoepassingen voor de toekomst. Zonne-energie is sterk in opkomst, maar momenteel nog duurder dan windenergie. Ook het energetisch rendement is op dit moment gunstiger voor wind dan voor zon. Voor alle vormen van energie is rijkssubsidie nodig om het rendabel te krijgen, ook voor niet duurzame bronnen zoals een kolencentrale. Fossiele energie krijgt indirect steun van de overheid. Windenergie op land is momenteel één van de meest kosteneffectieve wijzen om hernieuwbare energie te produceren, zoals weergegeven in onderstaande figuur. Door middel van de Subsidieregeling Duurzame Energieproductie (SDE+) stimuleert het ministerie van Economische Zaken de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening in Nederland vanwege de positieve kanten van duurzame energieopwekking. De regeling maakt het voor marktpartijen en (non-profit) instellingen mogelijk om onder andere windenergieprojecten op land rendabel te exploiteren. 4 4 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland maart 2016 Publicatienummer: RVO /BR-DUZA PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

14 8 Figuur 2.1 Kostprijs duurzame elektriciteit in Nederland Voorafgaande besluitvorming Beleidsnota s De provincie Zuid-Holland heeft een grote opgave op het gebied van windenergie. Bij de realisatie van deze opgave houdt zij rekening met de bescherming van de mens, het landschap en de natuur. In het provinciale windenergiebeleid zijn, mede op basis van (landschappelijk) onderzoek, ruimtelijke randvoorwaarden ontwikkeld die weer hebben geleid tot locaties waar windparken in beginsel mogelijk zijn. Dit is de lijn die in opeenvolgende beleidsnota s is vastgelegd. In de onderstaande tabel zijn deze beleidsnota s en de belangrijkste punten opgenomen. Tabel 2.1 Beleidsnota s en kernpunten windenergie Zuid-Holland Achtereenvolgens nota, jaar en kernpunten Nota Wervel Doelstelling 250 MW in 2010 en 350 MW in Windturbines zo veel mogelijk in lijnopstellingen en daarbij de volgende categorieën in aflopende volgorde van voorkeur: Langs (hoofd)infrastructuur in combinatie met een bedrijventerrein of glastuinbouwgebied; Langs (hoofd)infrastructuur in combinatie met agrarisch of recreatiegebied; Op een bedrijventerrein of in een glastuinbouwgebied of aan grens hiervan in combinatie met agrarisch of recreatiegebied; Incidenteel langs (hoofd)infrastructuur in combinatie met A+ gebied in nationaal of provinciaal landschap of regionaal park. Nota Energiebeleid in Uitvoeringsperspectief 2009 Aangegeven dat in 2020 circa 1000 MW op land en vlak voor de kust ( near shore ) haalbaar lijkt. Nota Wervelender 2011 Actualisatie van de Nota Wervel. Ontwikkeling windenergie versnellen, doorkijk naar 1000 MW in 2020 en hoe nieuwe locaties en zoekgebieden aan te pakken. Visie neergelegd voor 2020 van MW in 2020 in de hele stadsregio Rotterdam inclusief Haven, anticiperend op convenant Realisatie windenergie stadsregio Rotterdam. De plaatsingsvisie bestaat uit de volgende elementen: PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

15 9 Achtereenvolgens nota, jaar en kernpunten Plaatsingsgebieden. Noordelijk deel van de provincie, boven de Nieuwe Waterweg en de Lek: zones langs snelwegen in combinatie met bedrijvigheid. Midden van de provincie: zone Maasvlakte - Rotterdam - Drechtsteden Merwedezone gekoppeld aan grootschalige infrastructuur met grootschalige bedrijvigheid en logistiek. Zuidelijk deel van de provincie: zones gekoppeld aan grootschalige infrastructuur (dammen, dijken) en grootschalige scheidslijnen tussen land en water; Vrijwaringsgebieden zijn: (a) de Nationale Landschappen Groene Hart en Hoeksche Waard, (b) Natura 2000-gebieden, de EHS en beschermde natuurmonumenten, (c) provinciale landschappen, (e) topgebieden cultureel erfgoed en (f) aanvliegroutes en - funnels van vliegvelden; Concentratiegebieden: enkele plaatsingsgebieden zijn bij uitstek geschikt als concentratiegebied voor windenergie. Dit zijn havengebied Rotterdam, randzone Goeree-Overflakkee en zuidrand Voorne- Putten. Deze gebieden worden als voorkeurslocatie beschouwd, waarbij bijzondere aandacht is voor ruimtelijke kwaliteit, waaronder voldoende doorzichten; Randen Nationale Landschappen: waar plaatsingsgebied en Nationaal Landschap aan elkaar grenzen, is plaatsing van windturbines onder voorwaarden mogelijk aan weerszijde van de begrenzing Solitaire windturbines: zijn in beginsel toegestaan op grote bedrijventerreinen en in glastuinbouwgebieden van tenminste 50 ha; Overig gebied: plaatsing van windturbines in beginsel niet mogelijk, tenzij voldaan wordt aan de voorwaarden van de plaatsingsvisie, zoals de combinatie met infrastructuur, grootschalige bedrijventerreinen en scheidslijnen land-water. Provinciale Structuurvisie 2012 en de actualisatie 2014 Met het oog op de verwachte klimaatveranderingen en energieschaarste is het voorzien in een groter aandeel duurzame energie, waaronder windenergie, urgenter geworden. Anderzijds zijn landschappelijke kwaliteiten centraler komen te staan in het ruimtelijk beleid en is de nieuwe generatie windturbines (en daarmee de invloed op het landschap) aanzienlijk groter dan circa tien jaar geleden. Met het Rijk zijn afspraken gemaakt om in 2020 te voorzien in tenminste 720 MW opgesteld vermogen op land. Uitgaande van een opgesteld vermogen in 2010 van circa 250 MW zijn aanvullende locaties wenselijk. De beoogde verdeling van de provinciale opgave van ten minste 720 MW in 2020 is als volgt: 300 MW: havengebied Rotterdam (conform Havenconvenant windenergie, 2009); MW: randzone Goeree-Overflakkee; MW: overig Zuid-Holland (waaronder MW conform Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam, 2012). Ruimtelijk kader voor windenergie: de plaatsingsvisie uit de Nota Wervelender is integraal opgenomen en tevens de in die nota genoemde locaties. Er is een afweging gemaakt tussen de eisen vanuit windenergie (voldoende windaanbod, technische en economische haalbaarheid) en voorwaarden landschap en ruimtelijke kwaliteit: Combinaties met technische infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid en grootschalige scheidslijnen tussen land en water; Voorkeur enkelvoudige lijnopstellingen, evenwijdig aan infrastructuur en scheidslijnen; Uitsluiten gebieden die vanuit landschappelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of recreatief oogpunt kwetsbaar zijn; Zo veel mogelijk inzetten op concentratie in geschikte gebieden en versnippering voorkomen. Dit leidt tot gebieden waar plaatsing ruimtelijk mogelijk is (plaatsings- en concentratiegebieden) en waar deze uitgesloten wordt (vrijwaringsgebieden), zie hiervoor bovenstaande tekst bij Nota Wervelender. Visie Ruimte en Mobiliteit, Verordening Ruimte en Programma Ruimte 2014 VRM en Programma ruimte De provincie biedt ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie. Met het rijk zijn afspraken gemaakt om in 2020 te voorzien in 735,5 MW opgesteld vermogen op land. Hiervoor zijn locaties windenergie aangewezen. Deze locaties zijn ook vastgesteld in de verordening en opgenomen in de kaartbijlage van de verordening. De locaties zijn het resultaat van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. De locaties combineren windenergie met technische PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

16 10 Achtereenvolgens nota, jaar en kernpunten infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid en grootschalige scheidslijnen tussen land en water. Mede door de grote omvang en ruimtelijke invloed van moderne windturbines is het van belang om deze geconcentreerd te plaatsen in daarvoor geschikte gebieden en versnippering over de hele provincie te voorkomen. Daarbij wordt voorkeur gegeven aan enkelvoudige lijnopstellingen en clusters, in samenhang met en evenwijdig aan de betreffende infrastructuur en scheidslijnen. Bestaande opstellingen binnen de locaties windenergie kunnen ter plaatse vervangen en opgeschaald worden. In gebieden die vanuit landschappelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of recreatief oogpunt kwetsbaar zijn, is plaatsing uitgesloten. Kwaliteitskaart: nieuwe vormen van energie beïnvloeden het landschap steeds meer. Diverse nieuwe energiedragers zijn bouwwerken die, afhankelijk van locatie, vorm en grootte, matige tot grote invloed op het landschap kunnen hebben. Vooral grote windturbines hebben verreikende invloed. Anderzijds kunnen bouwwerken voor energieopwekking bijdragen aan nieuwe landschappelijke kwaliteit. Daarom is altijd een zorgvuldige locatiekeuze en/of inpassing van belang. Richtpunt is dat bij plaatsing van nieuwe bouwwerken energieopwekking een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht moet geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid. Context besluitvorming voormalige stadsregio Rotterdam In 2009 is, als onderdeel van de Klimaatagenda van de stadsregio Rotterdam (2008), het project Ruimte creëren voor windmolens gestart. Doel is het aandeel duurzame energie dat binnen de regiogemeenten wordt opgewekt door toepassing van windenergie te vergroten en zo een bijdrage te leveren aan de ambitie uit de Nota Wervelender van de provincie. Uitkomst van dit project is de benoeming van een ambitie van 150 MW voor de stadsregio Rotterdam. Op 21 juni 2012 is deze regionale ambitie vastgelegd in het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam, ondertekend door de gemeenten uit de voormalige stadsregio, de stadsregio zelf, de provincie Zuid-Holland, de NWEA, de Zuid-Hollandse Milieufederatie en het Havenbedrijf Rotterdam. De convenantpartners hebben afgesproken zich in te spannen voor 100 MW aan windenergievermogen voor 2020 op Te realiseren locaties en Potentiële locaties. Daarnaast is additioneel opgenomen minimaal 50 MW aan windenergievermogen op Studie locaties en eventueel op door partijen wenselijk geachte niet in dit convenant opgenomen locaties. Eveneens is in het convenant de wens uitgesproken om initiatieven uit de markt te stimuleren en draagvlak bij en betrokkenheid van burgers en bedrijven uit de regio te creëren door de mogelijkheid tot participatie bij realisatie van de windenergieprojecten te bevorderen. In de actualisatie van de Provinciale Structuurvisie en het programma Ruimte behorend bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) is voor de stadsregio Rotterdam de ambitie van 150 MW uit het convenant Stadsregio Rotterdam overgenomen. In het programma Ruimte is eveneens aangegeven dat een aantal locaties uit het windenergieconvenant van de voormalige stadsregio Rotterdam technisch niet haalbaar zijn. Met de voormalige stadsregio is bestuurlijk afgesproken dat de gemeenten in 2014 aanvaardbare alternatieve locaties aanwijzen. Om alternatieve locaties te vinden is ruim gezocht in de hele voormalige stadsregio Rotterdam. Locaties zijn in beeld gebracht met een belemmeringenonderzoek, een workshop voor gemeenteambtenaren duurzaamheid en ruimtelijke ordening, een marktconsultatie via NWEA (Nederlandse Windenergie Associatie, belangenorganisatie van ontwikkelaars) en een uitvraag bij gemeenten voor lokale initiatieven PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

17 11 Kader 2.1 Belemmeringenonderzoek 5 Belemmeringenonderzoek De voormalige Stadsregio Rotterdam heeft een belemmeringenonderzoek naar potentieel geschikte locaties voor windenergie laten uitvoeren als input voor de lijst met alternatieve locaties. In dit belemmeringenonderzoek is gekeken naar de beschikbare ruimte van windenergie door het aanhouden van richtafstanden tot woningen, overige kwetsbare objecten en infrastructuur. Tevens is rekening gehouden met gebieden met bijzondere waarden zoals natuur, landschap en cultuurhistorie. Op basis van dit onderzoek zijn verschillende lege vlekken op de kaart ontstaan, waar windenergie mogelijk zou zijn. De uitkomst van het gezamenlijke proces, de lijst met alternatieve locaties, is conform de afspraak voorgelegd aan het GROM. Het GROM heeft deze lijst ter kennisgeving aangenomen tijdens een besluitvormend GROM op 1 juli Deze locaties worden nu verder onderzocht in dit planmer. Op ditzelfde overleg van het GROM is besloten te blijven inzetten op de realisatie van de bestaande - technisch mogelijke - locaties uit het convenant. Context twee locaties in overige gebieden De provincie Zuid-Holland heeft een afspraak met het Rijk voor het realiseren van 735,5 MW windenergie in Voor invulling hiervan zijn locaties nodig naast de locaties in de voormalige stadsregio Rotterdam, Goeree-Overflakkee en de Rotterdamse Haven in Zuid- Holland. De ontwikkeling van grote windturbines is niet mogelijk op plekken die niet in de VRM zijn aangewezen. Daarom heeft een drietal initiatiefnemers van windenergie in het traject tot vaststelling van de VRM 2014 aangegeven graag ruimte te krijgen voor de ontwikkeling van windenergie. In een bespreking met PS in juli 2014 is door PS aangegeven dat deze drie locaties onvoldoende waren onderzocht om op te nemen in de VRM Naar aanleiding daarvan is besloten om deze locaties (nr. 44, 45, 46) nader te onderzoeken in dit onderliggende planmer voor de partiële herziening van de VRM. In paragraaf 1.2 is omschreven dat één van de drie locaties (nr. 46) is afgevallen. Advies reikwijdte en detailniveau GS hebben op 10 mei 2016 het Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het op te stellen MER vastgesteld. Dit advies bestaat uit: 1. Het advies van de Commissie m.e.r. over de reikwijdte en het detailniveau van het MER; 2. Het eerder door PS vastgestelde en gepubliceerde Startdocument; 3. De Nota van Beantwoording (NvB) Startdocument; 4. De aanvullingen en wijzigingen op het Startdocument, naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen en adviezen; 5. Een aangepaste kaart met onderzoekslocaties, inclusief wijzigingen en toevoegingen. Ten opzichte van het Startdocument zijn de onderstaande wijzigingen in het Advies Reikwijdte en Detailniveau opgenomen. Voor een nadere onderbouwing op deze aanvullingen en wijzigingen wordt verwezen naar het Advies Reikwijdte en Detailniveau. 6 5 Hierbij is gebruik gemaakt van het Handboek Risicozonering Windturbines. 6 PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

18 12 Wijziging van de voorgenomen werkwijze en het besluitvormingsproces Het advies van de Commissie m.e.r. heeft geleid tot twee wijzigingen in de werkwijze en het besluitvormingsproces: In overeenstemming met paragrafen 3.1 en 3.2 van het advies van de Commissie m.e.r. wordt voor de locaties binnen de voormalige stadsregio één extra stap uitgewerkt. In deze stap zullen alle onderzochte locaties in onderlinge samenhang worden beoordeeld als opmaat voor het later op te stellen voorkeursalternatief (VKA). Stap 4 uit hoofdstuk 3 van het Startdocument; het vaststellen van de uiteindelijk op te nemen locaties in de VRM (het VKA), zal geen onderdeel zijn van het MER-rapport. Deze stap wordt in een afzonderlijk proces uitgewerkt, waarin naast de milieutechnische criteria (die worden onderzocht in het MER) mogelijk ook andere criteria een rol spelen. Inhoudelijke aanvullingen In de zienswijzen en adviezen zijn diverse aanvullingen op en wijzigingen van de in het Startdocument voorgestelde onderzoeksopzet aangedragen. In de Nota van Beantwoording Startdocument is voor al deze suggesties beschreven hoe deze zijn gewogen. Deze afweging heeft concreet geleid tot de volgende wijzigingen en aanvullingen op het Startdocument: Het kaartmateriaal wordt aangepast en verduidelijkt; Er zal een nadere toelichting komen op de nut en noodzaak van windenergie en er wordt ingegaan op de opbrengst en CO2-reductie; Er zal een beknopte toelichting worden gegeven op het verschil in de grenswaarden van geluid tussen Nederland en andere landen in Europa; Per locatie wordt een kwalitatieve analyse gegeven van de akoestische situatie van het gebied. De geluidbelasting op de door de provincie aangewezen stiltegebieden wordt als beoordelingscriterium toegevoegd; Naast het aantal en de ligging van gevoelige objecten binnen de geluidcontouren worden ook recreatiewoningen en recreatiegebieden kwalitatief in beeld gebracht. Waar relevant wordt de aanwezigheid van begraafplaatsen als aandachtspunt benoemd; Het beoordelingskader wordt uitgebreid met een kwalitatieve analyse van slagschaduw op kantoren; Het beoordelingskader wordt, op basis van het advies van de Commissie m.e.r., aangevuld met een beoordeling op hoofdlijnen van de mogelijke cumulatieve effecten van de verschillende windlocaties op flora en fauna; De locaties voor windenergie zullen worden getoetst aan de beschermingscategorieën voor ruimtelijke kwaliteit zoals opgenomen in de Verordening Ruimte; Voor de beoordeling van de effecten op landschap worden visualisaties opgenomen. De landschappelijke interferentie wordt bekeken door de locaties in samenhang met hun omgeving en met elkaar te bezien. Toegevoegde en gewijzigde onderzoekslocaties Ten opzichte van het Startdocument hebben voor de te onderzoeken locaties de onderstaande wijzigingen plaatsgevonden. Voor de volgende locaties heeft een verruiming van het te onderzoeken gebied plaatsgevonden: Locatie 2 (Beneluxplein), uitbreiding naar het zuidwesten; Locatie 9 en 10 (Haringvlietdam), uitbreiding richting Noordzeezijde van de dam; PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

19 13 Locatie 19 (Nissewaard, Zuidrand), uitbreiding van de locatie naar het westen; Locatie 35 (Schiedam, Beneluxtunnel), uitbreiding met hele zuidelijke rand havengebied; Locatie 43 (Noordzeeboulevard), uitbreiding naar het oosten tot over de Brielse Gatdam. De volgende locatie is toegevoegd ten opzichte van het Startdocument: Polder Schieveen. Deze nieuwe onderzoekslocatie is als nummer 47 toegevoegd op de aangepaste kaart. De locatie ABC Westland (aangeduid als locatie 46 in het Startdocument) zal niet worden onderzocht in het planmer en maakt geen onderdeel uit van de besluitvorming voor de herziening van de VRM. Van (onderzoeks)locaties naar onderzoeksgebieden planmer Er is op de kaart behorende bij het Advies Reikwijdte en Detailniveau (zie bijlage A1) onderscheid gemaakt in: Locaties uit het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam: op kaart gearceerd in rood, groen en paars en aangeduid als studielocatie, potentiële locatie en te realiseren locatie. Locaties die op de kaart zijn weergegeven met ovalen en aangeduid als alternatieve locaties voormalige stadsregio Rotterdam, gewijzigde locaties naar aanleiding van zienswijzen en nieuwe locaties VRM. Al deze locaties worden in dit planmer langs dezelfde meetlat gelegd. Voor het beoordelen van de effecten van windenergie op locaties in het planmer zijn de locaties, zoals weergegeven op de kaart, vertaald naar onderzoeksgebieden met een meer gedetailleerde begrenzing. Hieronder is beschreven hoe dit heeft plaatsgevonden. In hoofdstuk 4 t/m 51 wordt per locatie een korte toelichting gegeven op de begrenzing van het onderzoeksgebied. Alternatieve locaties voormalige stadsregio Rotterdam, gewijzigde locaties naar aanleiding van zienswijzen en nieuwe locaties VRM Voor het beoordelen van de effecten van windenergie op locaties in het planmer zijn de indicatieve ovalen, zoals weergegeven op de kaart, vertaald naar begrenzing van onderzoeksgebieden. Bij het bepalen van deze begrenzing zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Randvoorwaarden: windturbines op minimaal 400 meter van woonkernen vanuit oogpunt van geluid en slagschaduw, niet op wegen, niet op buisleidingen en niet in meren/sloten/vaarwegen; De oorspronkelijke motivering achter het opnemen van een te onderzoeken locatie zoals ligging langs infrastructuur, grens land-water of bedrijventerrein. Logische afbakening op basis landschapskenmerken: grenzen van een bedrijventerrein, wegen, kanalen of ligging langs infrastructuur; Aansluiten bij nabijgelegen locatie(s) voor windenergie om zo het gehele gebied rond een locatie te onderzoeken. Locaties uit het convenant realisatie windenergie voormalige stadsregio Rotterdam Voor de locaties die gearceerd aangeduid zijn (groen, rood of geel) op de kaart in het Advies Reikwijdte en Detailniveau is dit vlak als begrenzing aangehouden. Behalve voor de locaties die PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

20 14 zijn uitgebreid op basis van ingediende zienswijzen (locatie 2, 9,10 en 19); hier is binnen de uitgebreide locatie de begrenzing vastgesteld. Voor locatie 31 geldt dat op deze locatie inmiddels een windpark van acht turbines is vergund (Windpark Nieuwe Waterweg) en om die reden in dit MER niet als onderzoeksgebied is meegenomen. Omdat locatie 31 en 32 deels overlappen, wordt het deel van locatie 31 dat geen onderdeel uitmaakt van Windpark Nieuwe Waterweg, bij het onderzoeksgebied van locatie 32 meegenomen. Dit onderzoeksgebied krijgt in dit MER de naam Verlenging Nieuwe Waterweg / Stenaterrein. Voorkeursalternatief In de partiële herziening van de VRM worden op basis van onder meer dit planmer locaties voor windenergie vastgelegd. De set van locaties die wordt vastgelegd heet in m.e.r.-termen het voorkeursalternatief (VKA). De op te nemen locaties zullen voor de provincie een afweging zijn tussen de eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. Om tot een VKA te komen, wordt een aantal verschillende sets van locaties beoordeeld. Figuur 2.2 Schematische weergave van MER naar VKA en ontwerp VRM Beoordeling milieueffecten per gebied en samenhang gebieden Concept-MER Consultatieronde Beoordeling sets van locaties Beoordeling VKA Ontwerp VRM en MER De provincie heeft twee sets van locaties voor ogen die de basis vormen voor het ontwikkelen van het VKA: Set 1: alle locaties die op basis van de uitkomsten van het planmer geschikt zijn voor de ontwikkeling van windenergie. Zie voor de omschrijving van (on)geschikte locaties de eerste alinea van paragraaf Set 2: alle locaties die op basis van de uitkomsten van het planmer geschikt zijn en daarnaast voldoen aan de ruimtelijke en landschappelijke plaatsingscriteria voor PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

21 15 windenergie uit het provinciale beleid (vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit). Dit betreft: o Aansluiten bij technische infrastructuur 7 ; windenergie langs grote infrastructurele lijnen; o Aansluiten bij grootschalige bedrijventerreinen; windenergieopstellingen sluiten aan bij bebouwingscontouren en gebieden met economische dynamiek; o Aansluiten bij grootschalige scheidslijnen land-water; windenergieopstellingen staan op plekken waar water en land elkaar ontmoeten en in zones gekoppeld aan grootschalige infrastructuur (bijv. dammen en dijken). De locaties buiten de stadsregio (44 Technopolis en 45 A12/De Balij) zijn onderdeel van de twee sets. Tussentijds advies commissie m.e.r. De commissie voor de m.e.r. heeft op 8 november 2016 een tussentijds toetsingsadvies uitgebracht. Op basis hiervan heeft de provincie het planmer uitgebreid met: Een gevoeligheidsanalyse voor geluid en slagschaduw voor ieder onderzoeksgebied; Een overzichtstabel van de effectbeoordelingen van alle onderzoeksgebieden in deel B van het planmer; Een meer uitgebreide effectbeschrijving voor het aspect ecologie per onderzoeksgebied in deel B van het planmer; Een gevoeligheidsanalyse voor het aspect ecologie voor onderzoeksgebieden die op het aspect ecologie mogelijk kansrijk en weinig kansrijk scoren; Een beschrijving van de invloed van mitigerende maatregelen per onderzoeksgebied in deel B en duiding van de invloed op de kansrijkheid per thema in deel C van het planmer; Een overzichtstabel van de kansrijkheid van alle onderzoeksgebieden en een totaaloordeel over de geschiktheid van een onderzoeksgebied in deel C van het planmer; Een meer uitgebreide beschrijving van de effecten die combinaties van onderzoeksgebieden hebben in deel C en deel D van het planmer. Uitgangspunten effectbeoordeling Referentieturbine Voor het bepalen van de effecten op een aantal milieuaspecten wordt gebruik gemaakt van een referentiewindturbine. Hiervoor is allereerst gekeken naar het windklimaat in de provincie Zuid- Holland. In onderstaande figuur is de verdeling van het windklimaat over de provincie weergegeven. 7 hierbij wordt uitgegaan van grootschalige infrastructuur PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

22 16 Figuur 2.3 Windklimaat provincie Zuid-Holland Bron: RVO.nl Uit de bovenstaande figuur valt op te maken dat het windklimaat over de provincie Zuid-Holland behoorlijk kan verschillen. Dichter bij de kust waait het harder dan in gebieden verder landinwaarts en in stedelijke gebieden geldt een ander klimaat dan in open gebieden. De verschillen in het windklimaat betekenen dat het voor de energieopbrengst gunstiger kan zijn om in gebieden waar het minder hard waait een windturbine met een hogere ashoogte of grotere rotor te plaatsen, omdat de windsnelheid in hogere luchtlagen hoger kan liggen. Om de beoordeling voor alle onderzoeksgebieden op een gelijk niveau te houden is ervoor gekozen om een gemiddelde windturbine (qua afmetingen) als referentieturbine te hanteren. Er zijn veel verschillende windturbinetypen beschikbaar met een behoorlijke range aan vermogens en afmetingen (in rotordiameter en ashoogte). Bij de keuze voor een referentieturbine is uitgegaan van een turbine uit de 3 MW klasse, omdat deze klasse bestaat uit windturbines binnen de range aan afmetingen en vermogens die passen bij het windklimaat. Op basis van de maximale en minimale windturbine afmetingen binnen de 3 MW klasse is een gangbare windturbine met afmetingen van ca. 100 meter ashoogte en 115 meter rotordiameter gekozen. Om recht te doen aan de verschillen in het windklimaat wordt, waar relevant (vanwege het windklimaat) kwalitatief beschouwd of het zinvol kan zijn om op een bepaalde locatie te kiezen voor een windturbine met grotere of eventueel kleinere afmetingen. Voorbeelden van nu gangbare turbinetypen die passen bij de afmetingen van ca. 100 meter ashoogte en 115 meter rotordiameter, zijn hieronder weergegeven. Voor deze typen geldt dat ook het brongeluid een gemiddelde is binnen de range aan windturbinetypen (zie ook kader 3.1): Een Siemens SWT ; Een Enercon E ; Een Vestas V PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

23 17 Opstelling voor bepalen afstand geluid en slagschaduw Voor de aspecten geluid en slagschaduw is het potentiele effect afhankelijk van het type turbine (de referentieturbine) en de positie van de windturbines. Aangezien de positie van de windturbines later in het vervolgstadium wordt bepaald (ruimtelijke en vergunningenprocedure per locatie, zie paragraaf ) zijn in dit planmer voor het bepalen van de afstanden voor geluid en slagschaduw de volgende uitgangspunten gehanteerd: Allereerst is per gebied globaal bepaald hoeveel windturbines er geplaatst zouden kunnen worden (plaatsingspotentieel) en in welke opstelling (lijn of cluster); Vervolgens is voor het maximaal en minimaal aantal windturbines in zowel een lijn als een cluster, de Lden = 47 db en de Lden = 42dB contour bepaald (zie paragraaf voor meer toelichting). Dit is gedaan met een windturbinetype met een laag tot gemiddeld bronvermogen, zodat de onderzoeksgebieden op voorhand niet teveel worden beperkt en er voldoende ruimte in het PlanMER wordt onderzocht. Op basis van deze verschillende contouren is een afstand bepaald voor de Lden = 47 db contour en Lden = 42 db contour, en deze zijn voor alle onderzoeksgebieden toegepast. Bij het beoordelen van het aantal woningen binnen deze afstanden is uit gegaan van de rand van de begrenzing van de onderzoeksgebieden. Hierdoor wordt een onderschatting van effecten voorkomen, omdat een opstelling over het algemeen niet aan de rand van een gebied wordt geplaatst. Voor de verdere uitwerking van de beoordeling van geluid en slagschaduw wordt verwezen naar de betreffende paragrafen van het beoordelingskader in hoofdstuk 3. Voorbeeldopstelling beoordeling landschap Voor de beoordeling van het aspect landschap wordt gebruik gemaakt van een fictieve windturbine opstelling. In dit planmer wordt dit een voorbeeldopstelling genoemd. De voorbeeldopstelling is een locatie specifieke opstelling die wordt gebruikt voor de kwalitatieve beoordeling van het aspect landschap. De voorbeeldopstellingen zijn als volgt tot stand gekomen: Uitgangspunt is de begrenzing van de onderzoeksgebieden zoals hiervoor beschreven; Binnen deze begrenzing is, op basis van de aanwezige ruimtelijke belemmeringen, zoals bebouwing, infrastructuur en in de meeste gevallen grote groenstructuren, een inschatting gemaakt van de fysiek beschikbare ruimte voor windenergie; Op basis van een onderlinge afstand van 4 x de rotordiameter (van de referentieturbine), wordt een opstelling ingetekend die passend is binnen de beschikbare ruimte en de schaal van het gebied; Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden voor een logische lijn- of clusteropstelling. De voorbeeldopstellingen zijn vervolgens gevisualiseerd met behulp van een 3D-model. Deze beelden zijn gebruikt voor de beoordelingen van landschappelijke effecten. De voorbeeldopstellingen zijn geen worst-case of best-case opstellingen voor andere aspecten zoals leefomgeving en veiligheid. De voorbeeldopstelling wordt tevens gebruikt voor de gevoeligheidsanalyses voor geluid, slagschaduw en ecologie. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

24 18 Beoordeling gebieden speciale beschermingscategorie In de provinciale Verordening Ruimte zijn verschillende gebieden opgenomen met een beschermingscategorie 1 of 2. Beschermingscategorie 1 betreft gebieden die zo bijzonder, waardevol en kwetsbaar zijn, dat de instandhouding en verdere ontwikkeling van de aanwezige waarden voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. Hieronder vallen het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige ecologische Hoofdstructuur (EHS)) en de Kroonjuwelen cultuurhistorie. Ruimtelijke ontwikkelingen in en direct grenzend aan deze categorie gebieden met bijzondere kwaliteit, zijn alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan deze kwaliteit. Binnen beschermingscategorie 2 vallen gebieden met specifieke waarden die de provincie in stand wil houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. Hieronder vallen weidevogelgebieden, openbare recreatiegebieden en groene buffers. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. In onderstaande figuur zijn de gebieden met beschermingscategorie 1 en 2 in relatie tot de onderzoeksgebieden weergegeven. Figuur 2.4 Beschermingscategorieën Bron: Pondera Consult Voor de verschillende onderzoeksgebieden is in deel B per gebied (in het gebiedshoofdstuk) bepaald of deze in een gebied met een beschermingscategorie liggen en welk soort gebied en beschermingscategorie het betreft. Wanneer aan de orde, wordt dit in de paragraaf onder het betreffende milieuaspect weergegeven. Tevens wordt in de samenvattende tabel aan het einde van ieder gebiedshoofdstuk een totaaloverzicht opgenomen PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

25 19 Mitigatie per thema Voor alle onderzoeksgebieden is per milieuaspect onderzocht of er mitigatie mogelijk is waarmee effecten kunnen worden weggenomen of verhinderd. Dit kan door middel van mitigerende maatregelen per gebied of onderzoeksgebieden in samenhang te bekijken. Aan het eind van elk gebiedshoofdstuk in deel B is een paragraaf opgenomen waarin dit voor alle aspecten is beschreven. Autonome ontwikkelingen Bij de beoordeling van de verschillende milieuaspecten is rekening gehouden met verschillende autonome ontwikkelingen. Hierbij zijn de grote infrastructurele projecten waarover al een besluit is genomen meegenomen in de beoordeling, maar is niet op bestemmingsplan-niveau gekeken naar (potentiele) ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die bij de beoordeling zijn meegenomen, zijn onder meer de aanleg van de Blankenburgtunnel en een helihaven van het loodswezen op de Maasvlakte. Weergave beoordeling De beoordeling van de onderzoeksgebieden gebeurt op basis van meerdere criteria voor verschillende milieuaspecten. De uitwerking van het beoordelingskader is weergegeven in hoofdstuk 3. Bij het beoordelen van de criteria wordt gewerkt met scores in de vorm van plussen (+) en minnen (-) en met scores in de vorm van kleuren. Omdat in het planmer uiteenlopende aspecten onderzocht worden, zijn de scores van de criteria niet altijd gelijk. Soms is dit een +/0/- verdeling en soms een 0/-/--. Dit komt doordat bijvoorbeeld bij landschap een positief effect mogelijk is (+), waar dat bij geluid of slagschaduw niet kan (er is sprake van of geen effect of van een negatief effect). Voor energieopbrengst is een verdeling opgenomen met alleen maar plussen. De hoeveelheid opgewekte duurzame energie is namelijk altijd positief (+), maar kan positiever (++ of +++) worden naarmate de hoeveelheid opgewekte energie (uitgedrukt in kwh) groter wordt. Om de scores tussen verschillende criteria vergelijkbaar te maken, wordt gewerkt met kleuraanduidingen. Hieronder is een voorbeeld gegeven van de verhouding tussen scores en kleuren. Tabel 2.2 Scores in plussen en minnen en kleuren Range +/0/- Range 0/-/-- + = (licht) positief 0 = (neutraal) 0 = neutraal - = licht negatief - = (licht) negatief -- = negatief PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

26 20 BEOORDELINGSKADER MILIEUEFFECTEN Leefomgeving Geluid Geluid van windturbines Net als alle mechanische installaties produceren windturbines geluid, dat meestal wordt omschreven als suizend of zoevend. Windturbines produceren zowel mechanisch als aerodynamisch geluid. Het mechanische geluid is afkomstig uit het overbrengen van de energie vanuit de wieken naar de generator en uit de generator zelf. Het aerodynamische geluid is afkomstig van de hoge snelheid waarmee de wieken door de lucht snijden. Het mechanische geluid is meestal vele malen lager dan het aerodynamische geluid. Er is veel onderzoek gedaan naar geluid en de effecten van blootstelling aan geluid en op basis hiervan zijn relaties bepaald tussen de hinderbeleving en de blootstelling aan geluidniveaus. Dit zijn dosis-effect relaties waarbij met de mate van blootstelling een bepaalde mate van effect gepaard gaat. Deze relaties vormen de basis voor de geluidwetgeving in Nederland. Geluidwetgeving in Nederland Het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim, 2008, het Activiteitenbesluit) is het kader voor de toetsing van geluid van windturbines. In het Activiteitenbesluit wordt voor de normstelling van geluid getoetst aan de waarden Lden=47 db en Lnight=41 db. Deze norm geldt voor geluidgevoelige objecten, waar woningen van derden en kwetsbare locaties zoals scholen en ziekenhuizen onder worden verstaan. De Lden (Engels: Level day-evening-night) is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken. Hierbij wordt de geluidsbelasting die optreedt gedurende de nacht en de avond zwaarder meegewogen dan geluid overdag. Met ingang van 2004 is het gebruik van de Lden in alle Europese landen verplicht. Voor Lnight=41 db geldt een lagere toegestane geluidsbelasting, omdat in de nacht over het algemeen minder achtergrondgeluid optreedt. De Lnight=41 db is onderdeel van de Lden=47 db, wat betekent dat indien aan de Lden=47 db wordt voldaan, ook is voldaan aan de Lnight=41 db. Om die reden is in dit planmer niet apart getoetst aan de Lnight=41 db. Bij de beoordeling van het aspect geluid wordt naast de normcontour (Lden = 47 db) ook beneden de norm gekeken naar de Lden = 42 db (zie kader 3.1). Deze Lden = 42 db maakt geen onderdeel uit van de norm voor windturbinegeluid. De grenswaardenormering voor geluid van windturbines verschilt tussen landen. Door de verschillen in normering is het lastig een precieze vergelijking te maken met de landen om ons heen. In België gelden afstandsnormen, in Duitsland en Verenigd Koninkrijk een db(a) norm, in Denemarken geldt een norm van 4 x de ashoogte van een windturbine. De Nederlandse geluidnorm wijkt in de toepassing niet veel af van de normen in andere Europese landen. Dat wordt ook bevestigd in het Kennisbericht Geluid bij Windturbines van het Kennisplatform Windenergie 8. De huidige geluidnormering in Nederland is qua beschermingsniveau vergelijkbaar met de normering die voorheen van toepassing was. 8 Kennisplatform Windenergie Geluid van windturbines v1.0 ( ) PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

27 21 Gevoelige objecten Kader 3.1 Beoordeling geluid Zoals in paragraaf naar voren is gekomen, is een windturbine gehanteerd met een nominaal vermogen van 3 MW, een rotordiameter van 115 meter en ashoogte van 100 meter. Hierbij is de aanname voor geluid een bronvermogen van 106 db. Dit betreft de maximale geluidsproductie bij de bron (dus bij gondel van de windturbine). Dit bronvermogen is een gemiddeld bronvermogen binnen de klasse van 3 MW. Omdat de windturbineposities voor de onderzoeksgebieden in een latere fase bepaald worden, zijn in dit planmer geen berekeningen gemaakt op basis van windturbineposities. Er zijn geluidberekeningen uitgevoerd op basis van een referentieopstelling bestaande uit twee tot acht windturbines. Op basis hiervan is de wettelijke geluidnorm (L den = 47 db) vertaald naar een afstand van 400 meter tussen de turbineopstelling en aaneengesloten woonbebouwing. Om ook de effecten beneden de wettelijke norm in kaart te brengen is de L den = 42 db contour op een vergelijkbare manier vertaald in afstanden. Per gebied is onderzocht hoeveel gevoelige objecten (woningen, scholen of ziekenhuizen) binnen de volgende contouren vallen. Hierbij zijn de contouren getrokken vanaf de rand van de onderzoeksgebieden. Maat voor geluid Afstand 47 L den 400 meter 42 L den 850 meter De afstanden zijn zo berekend dat, eventueel met beperkte mitigerende maatregelen, voldaan kan worden aan de norm. Dit neemt niet weg dat in sommige, specifieke situaties extra maatregelen nodig zijn of een grotere afstand vereist kan zijn. Ook kan het in sommige gevallen mogelijk zijn een kleinere afstand tot gevoelige objecten aan te houden. Om te voorkomen dat op voorhand gebieden worden uitgesloten die later mogelijk blijken (door bijvoorbeeld een stillere turbine toe te passen), zijn de begrenzingen van de onderzoeksgebieden ruim bepaald. Figuur: van L den naar afstand Type landschap Het type landschap en de ondergrond kan invloed hebben op de overdracht van geluid op de omgeving. Om die reden wordt aanvullend op de normafstand en het aantal gevoelige objecten, kwalitatief beschreven welk type landschap en ondergrond zich rond de onderzoeksgebieden bevindt. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

28 22 Type bebouwing Eveneens wordt kwalitatief ingegaan op het type bebouwing dat zich binnen de contouren bevindt. De geluidsbelasting op individuele gevoelige objecten heeft andere consequenties dan bijvoorbeeld op aaneengesloten bebouwing of een woonkern. Bij aaneengesloten bebouwing of een woonkern kan er bijvoorbeeld sprake zijn van afschermende werking. Als gevoelige objecten binnen een afstand van 200 meter van elkaar liggen, is in dit planmer sprake van aaneengesloten bebouwing. Indien ze verder uit elkaar liggen is in dit planmer sprake van verspreid liggende bebouwing. Tabel 3.1 Bepaling score criteria geluid L den Criterium Beoordeling Score Aantal gevoelige objecten binnen de geluidcontouren L den = 47 db Geen of zeer weinig gevoelige objecten (<10) 0 Relatief weinig gevoelige objecten (<250) - Relatief veel gevoelige objecten (>250) -- Aantal gevoelige objecten binnen de geluidcontouren L den = 42 db Geen gevoelige objecten 0 Relatief weinig gevoelige objecten (<500) - Relatief veel gevoelige objecten (>500) -- Naast het aantal en de ligging van gevoelige objecten binnen de geluidcontouren wordt ook de aanwezigheid van recreatiewoningen en kantoren kwalitatief beschreven. Waar relevant wordt de aanwezigheid van begraafplaatsen als aandachtspunt benoemd. Stiltegebieden Voor de stiltegebieden wordt gekeken naar de aanwezigheid van stiltegebieden in of in de nabijheid van het onderzoeksgebied en wordt een kwalitatieve inschatting gemaakt van de kans op effecten op het stiltegebied als gevolg van het geluid van de windturbines. Tabel 3.2 Bepaling score criterium stiltegebied Criterium Beoordeling Score Geluidsbelasting op stiltegebieden (kwalitatief) Stiltegebied in de nabijheid kans op effect - Geen stiltegebied in nabijheid onderzoeksgebied 0 Cumulatieve effecten Voor het deelaspect cumulatie van geluid wordt een kwalitatieve analyse van de akoestische situatie van het gebied gemaakt om te bepalen of cumulatie kan optreden met overige geluidsbronnen in de nabije omgeving. Denk hierbij aan de aanwezigheid van bijvoorbeeld snelwegen, industrie en het spoor en ook bestaande windturbinelocaties en andere onderzoeksgebieden. Hierbij is niet specifiek rekening gehouden met achtergrondgeluid, omdat de invloed daarvan op windturbinegeluid erg afhankelijk is van de geluidsbron en omgeving. Wel wordt indicatief aangegeven of windturbinegeluid kan wegvallen in geluid van andere bronnen, bijvoorbeeld wanneer er erg veel geluidsbronnen in de omgeving aanwezig zijn PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

29 23 Tabel 3.3 Bepaling score criterium cumulatie geluid Criterium Beoordeling Score Gecumuleerde geluidsbelasting op omgeving (kwalitatief) Kans op cumulatie - Geen kans op cumulatie 0 Slagschaduw De draaiende rotorbladen van windturbines kunnen een bewegende schaduw op hun omgeving werpen. Deze zogenaamde slagschaduw kan onder bepaalde omstandigheden hinderlijk zijn doordat ze ervaren worden als flikkering. De mate van hinder is onder meer afhankelijk van de frequentie en de intensiteit van de flikkering. De afstand van de blootgestelde locatie tot de windturbine, de stand van de zon, de weersomstandigheden en het al dan niet draaien van de windturbine zijn daarbij bepalende factoren. De Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Rarim, 2007) meldt dat windturbines voorzien moeten worden van een automatische stilstandvoorziening indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten, voor zover: De afstand tussen de woningen of andere gevoelige objecten minder bedraagt dan 12 maal de rotordiameter. En gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden. Omdat de windturbineposities voor de onderzoeksgebieden in een latere fase bekend worden, zijn in dit planmer geen berekeningen gemaakt op basis van windturbineposities. Voor het beoordelen van de slagschaduweffecten is de norm als volgt geïnterpreteerd: De maximale afstand waarop nog slagschaduw kan optreden bedraagt 12 maal de rotordiameter, ofwel meter (voor de referentieturbine); Er wordt altijd voldaan aan de norm bij maximale slagschaduwduur per jaar van 17x21 minuten = 5;57 per jaar. Dit wordt afgerond naar 6 uur per jaar. Om de 6 uur per jaar te vertalen naar een vaste afstand zijn berekeningen uitgevoerd in WindPRO 9. Uit deze berekening is gebleken dat de aan te houden afstand voor het voldoen aan de wettelijke norm ongeveer 700 meter bedraagt. Net als bij de beoordeling van geluid is de mogelijke impact van de begrenzing van het gehele onderzoeksgebied onderzocht. Dit betekent een overschatting van de invloed omdat de windturbines bij de meeste gebieden niet op de rand van het gebied geplaatst worden. Bij een dergelijke afstand (700 m) kan zonder of met zeer beperkte mitigerende maatregelen (kortstondig stilzetten van windturbines bij teveel slagschaduw) worden voldaan aan de wettelijke norm. Dit wil niet zeggen dat windturbines niet dichterbij kunnen worden geplaatst, alleen nemen de mitigerende maatregelen dan toe. 9 WindPRO is software waarmee windturbinegeluid kan worden gemodelleerd en berekend PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

30 24 Figuur 3.1 Van norm naar afstanden slagschaduw De positie van de zon ten opzichte van de windturbine en gevoelige objecten is van belang voor de mate van slagschaduwhinder. Kortweg kan gesteld worden dat de kans op slagschaduwhinder groter is voor gevoelige objecten die ten westen of oosten van de windturbine liggen, dan voor gevoelige objecten die ten noorden of zuiden liggen. 10 Dit is in de figuur hieronder schematisch weergegeven, waarbij groen gunstig is en oranje ongunstig. Figuur 3.2 Beoordeling van de positie van gevoelige objecten ten opzichte van het onderzoeksgebied Per onderzoeksgebied is gekeken naar: Het aantal woningen, zorginstellingen en onderwijsinstellingen (gevoelige objecten) dat binnen de 700 meter contour ligt; De ligging van deze gevoelige objecten ten opzichte van het onderzoeksgebied: wanneer de bebouwing aan de west- of oostzijde ligt, is er meer kans op slagschaduweffecten dan wanneer de bebouwing ten noorden van het onderzoeksgebied ligt. Slagschaduw ten zuiden van een windturbine(opstelling) is vanwege de stand van de zon onmogelijk. 10 In feite kan er ten zuiden van een windturbine geen slagschaduwhinder optreden vanwege de stand van de zon PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

31 25 De beoordeling bij het aspect slagschaduw hangt dus af van de ligging van de gevoelige objecten ten opzichte van het onderzoeksgebied, evenals van de soort bebouwing. Wanneer de beoordeling op het criterium aantal gevoelige objecten binnen 700 meter negatief is (--), kan dit verschuiven naar licht negatief als de ligging en het aantal gevoelige objecten hiertoe aanleiding geeft. Tabel 3.4 Bepaling score slagschaduw Beoordelingscriterium Score Geen of relatief weinig aantal gevoelige objecten met gunstige ligging binnen 700 meter contour 0 Relatief veel gevoelige objecten binnen 700 meter contour en gunstige ligging Relatief weinig* gevoelige objecten binnen 700 meter contour en ongunstige ligging - Relatief veel* gevoelige objecten binnen 700 meter contour en ongunstige ligging -- * Hierbij is relatief veel een aantal van >500 en relatief weinig een aantal van < 500 Aanvullend wordt een kwalitatieve beoordeling gemaakt van de soort bebouwing: lintbebouwing heeft een grotere kans op negatieve effecten die meer mitigatie vergen dan verspreid liggende bebouwing in lage aantallen. Voor kantoorgebouwen en verblijfsrecreatie geldt dat dit geen gevoelige objecten zijn. Om die reden worden deze niet meegenomen in de aantallen gevoelige objecten binnen de 700 meter contour. Wel wordt er, aanvullend op de bovenstaande criteria, kwalitatief beoordeeld of er kantoren of verblijfsrecreatie binnen de contour liggen en of deze voor slagschaduweffecten gunstig of ongunstig liggen ten opzichte van het onderzoeksgebied. Mitigatie In dit planmer is bij een onderzoeksgebied aangegeven of mitigatie noodzakelijk is om effecten van geluid en slagschaduw te verminderen. Dit is niet gedaan indien er beperkte effecten optreden; het uitgangspunt is dat indien deze optreden ze kunnen worden verminderd door relatief eenvoudige maatregelen. Mitigatie voor geluid is mogelijk door bijvoorbeeld een stillere windturbine te plaatsen of een stille modus (aanpassen van de bladhoek, waardoor de turbine minder wind vangt en daardoor minder geluid produceert) toe te passen. Om de slagschaduw te reduceren zijn mitigerende maatregelen mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een stilstandvoorziening. Daarnaast vindt in dit planmer geen beoordeling plaats op basis van concrete opstellingen van windturbines. Daarmee is het vaststellen van de noodzaak van mitigatie en omvang hiervan pas goed mogelijk indien de inrichtingsalternatieven in een onderzoeksgebied bekend zijn. Gevoeligheidsanalyse Ten behoeve van de effectbeoordeling voor de verschillende onderzoeksgebieden is voor de aspecten geluid- en slagschaduw gerekend met afstandscontouren op basis van voorbeeldberekeningen (zie paragraaf en 3.1.2). Bij het beoordelen van de effecten (aan de hand van het aantal gevoelige objecten binnen deze contouren en de ligging) is uitgegaan van de randen van de begrenzing van de onderzoeksgebieden. Dit is gedaan omdat de provincie gebieden aanwijst en opstellingen pas in een vervolgstadium bepaald worden. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

32 26 Omdat een opstelling van windturbines over het algemeen niet aan de rand van een gebied wordt geplaatst, is dit een worst-case benadering. Hierdoor wordt een onderschatting van effecten voorkomen. Door deze worst-case benadering kunnen de effecten groter lijken dan ze bij uitvoering van een project redelijkerwijs zullen zijn. Daarmee worden ook de noodzaak tot en omvang van mitigerende maatregelen mogelijk overschat. Om die reden is in een gevoeligheidsanalyse onderzocht of er een andere beoordeling zou volgen, wanneer wordt gerekend met de voorbeeldopstelling zoals gebruikt voor de beoordeling op het aspect landschap (zie deel A, paragraaf 2.7.3), in plaats van uit te gaan van de randen van het onderzoeksgebied. Tevens is kwalitatief bekeken wat dit betekent voor de benodigde mitigerende maatregelen. Ecologie Windturbines kunnen effecten hebben op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde natuurgebieden. Het betreft voornamelijk aanvaringsslachtoffers onder vogels en vleermuizen. Daarnaast kunnen strikt beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen worden aangetast, kan barrièrewerking optreden en kan foerageer- of broedgebied worden verstoord. In de beoordeling is onderscheid gemaakt tussen de effecten op: Beschermde gebieden: Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet); Natuurnetwerk Nederland (NNN) 11 ; Overige provinciale natuurgebieden (belangrijke weidevogelgebieden zoals opgenomen op kaart van de Structuurvisie Visie op Zuid-Holland ); Beschermde soorten, deze zijn beschermd onder de Flora- en faunawet (Ffwet). NB Met ingang van 1 januari 2017 gaan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet op in de Wet Natuurbescherming. In de Wet Natuurbescherming is een hoofdstuk gebiedsbescherming en een hoofdstuk soortbescherming opgenomen. De beschermingsregimes in de Wet Natuurbescherming zijn (vrijwel) identiek aan die in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Het Natuurnetwerk Nederland valt volgens de Verordening Ruimte (en VRM) onder beschermingscategorie 1. De Natura 2000-gebieden maken volledig deel uit van het NNN; ook deze vallen daarmee automatisch onder beschermingscategorie 1 uit de Verordening Ruimte. De aangewezen weidevogelgebieden vallen onder beschermingscategorie 2 van de Verordening Ruimte. Ganzenfoerageergebieden buiten het NNN maken geen deel uit van het planologische regime, maar gebieden waar veel ganzen foerageren en de dagelijkse vluchten tussen deze gebieden en de slaapplaatsen, zijn in de analyse en weging wel van belang. Per criterium wordt in een tabel weergegeven of een onderzoeksgebied binnen een gebied (of gebieden) met een beschermingscategorie valt en wat dat betekent voor de waarden van het gebied. 11 Hierbij wordt uitgegaan van NNN op het land, zoals door de provincie aangewezen in de Verordening Ruimte. Hieronder valt niet NNN in de grote Rijkswateren en Noordzee, zoals aangewezen door het Rijk PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

33 27 Beschermde gebieden Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) De Natuurbeschermingswet is het kader voor de bescherming van gebieden die een belangrijke functie hebben voor behoud van de biodiversiteit op nationale en internationale schaal. Hieronder worden verstaan de Natura 2000-gebieden (en tot 1 januari 2017 de Beschermde Natuurmonumenten). Criteria voor de beoordeling zijn het al dan niet optreden van significante effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelen van het beschermde gebied en het functioneren van het gebied. Van significant negatieve effecten is sprake indien een instandhoudingdoelstelling van het Natura 2000-gebied in gevaar kan komen. Hierbij wordt ook gekeken naar externe werking. Kader 3.2 Externe werking Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben invloed op het behalen van de instandhoudingsdoelen van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt externe werking genoemd. Externe werking treedt op wanneer er, ongeacht de locatie, een effect ontstaat door ruimtelijke overlap tussen het gebiedsgebruik van een instandhoudingsdoelstelling en een invloedsgebied van de activiteit (in dit geval een windpark) buiten het Natura 2000-gebied waarvoor de instandhoudingsdoelstelling gevoelig is. Een voorbeeld van externe werking zijn vogels, die broeden in een verder weg gelegen Natura 2000-gebied en die foerageren in of nabij het gebied van de activiteit. Als het voor de vogels essentieel foerageergebied betreft, kan een verstoring hiervan leiden tot negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstelling in het Natura 2000-gebied. Naast foerageergebieden, kunnen hier ook vliegroutes onder vallen. Er wordt in de effectbeoordeling gekeken naar kans op verstoring, kans op barrièrewerking en kans op sterfte door een aanvaring. In dit PlanMER is per onderzoeksgebied op hoofdlijnen een inschatting gemaakt van de kans op effecten op basis van: De soorten waarvoor nabijgelegen Natura-2000-gebieden zijn aangewezen; De ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van Natura-2000-gebieden; De betekenis van het onderzoeksgebied voor voornoemde soorten; De staat van instandhouding van deze soorten. Kans op verstoring In de gebruiksfase is het mogelijk dat verstoring optreedt op kwalificerende soorten vogels. Verstoring kan het gevolg zijn van een toename van geluid, beweging van rotoren, verlichting en menselijke activiteit. Verstoring kan ertoe leiden dat het gebied minder geschikt wordt voor soorten met als gevolg dat de instandhoudingsdoelstellingen (behoud of herstel) van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden in gevaar komen. Kans op barrièrewerking Bij nadering van een windpark passen veel vogels hun vliegroutes aan door het gehele park of individuele windturbines te mijden. Dit kan tot barrièrewerking leiden in het geval rust- of foerageergebieden onbereikbaar worden. Verder treedt een verhoogd energieverbruik en tijdverlies op door uitwijkgedrag. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

34 28 Kans op sterfte Het exploiteren van windturbines leidt in potentie tot additionele sterfte onder vogels en vleermuizen; dit is de extra sterfte op de natuurlijke jaarlijkse sterfte. Dit effect kan zo groot zijn dat de overleving van soorten verandert (lager wordt) wat kan uitmonden in een afname van de populatieomvang, waarmee ook het bereiken van de instandhoudingdoelstellingen voor de betrokken soort in de relevante Natura 2000-gebieden in gevaar kan komen. Natuurnetwerk Nederland (NNN) Het Natuurnetwerk Nederland is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. 12 Voorheen werd het NNN de Ecologische hoofdstructuur (EHS) genoemd. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen. Is er wel een significant negatief effect op deze kenmerken en waarden, dan geldt het nee, tenzij-regime. Een project kan dan alleen doorgaan als er geen reële alternatieven zijn en als sprake is van een groot openbaar belang. Dit beschermingsregime is verankerd in de Verordening Ruimte. Er wordt in de effectbeoordeling gekeken naar het effect op de wezenlijke kenmerken en waarden. Dit kan ontstaan door ruimtebeslag, verstoring, sterfte en andere relevante effecten. In dit PlanMER is per onderzoeksgebied op hoofdlijnen een inschatting gemaakt van de kans op dergelijke effecten op basis van: De ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van NNN-gebieden; Expert judgement van de effecten per soort voor de relevante soorten binnen het NNNgebied. Overige provinciaal beleid In de provinciale Structuurvisie van de provincie Zuid-Holland (de VRM 2014) zijn verschillende belangrijke weidevogelgebieden opgenomen (kaart van de VRM). In deze gebieden wordt de instandhouding van de leefgebieden van weidevogels vooropgesteld. Er wordt in de effectbeoordeling gekeken naar de kans op verstoring. Bij de beoordeling van de belangrijke weidevogelgebieden (en gebieden waar veel ganzen foerageren) wordt een inschatting gemaakt van potentiële effecten op basis van: De ligging van de onderzoeksgebieden ten opzichte van weidevogel- en ganzenfoerageergebieden; Expert judgement van de effecten per soort voor de relevante soorten binnen deze gebieden. Beschermde soorten Flora- en faunawet (Ffwet) Op grond van de Flora en faunawet zijn specifieke soorten planten en dieren en hun leefgebied beschermd. De gunstige staat van instandhouding (GSI) is een belangrijk criterium voor de beoordeling van de omvang van eventuele effecten PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

35 29 Er wordt in de effectbeoordeling gekeken naar de kans op effecten door onder andere ruimtebeslag, verstoring en sterfte. In dit planmer wordt per onderzoeksgebied op hoofdlijnen een inschatting gemaakt van de kans op effecten op basis van: Afstanden tot Natura 2000-gebieden, NNN en overige provinciale beschermde natuurgebieden. Een grotere afstand leidt tot een lagere kans op effecten op beschermde soorten die vooral in dit soort gebieden te vinden zijn; Voor effecten op vleermuizen wordt de afstand tot bebouwingskernen, opgaande begroeiing, buitendijkse gebieden, natuurgebieden en kleinschalige landschappen gehanteerd. Hoe meer van deze kenmerken in de directe omgeving aanwezig zijn, hoe slechter de score; Expert judgement van de beschikbare telgegevens, beschikbare voorverkenningen en habitatkenmerken per gebied; Expert judgement van de effecten per soort voor relevante soorten op basis van beschikbare telgegevens, beschikbare voorverkenningen en habitatkenmerken. Als gevolg van het plaatsen van windturbines kunnen in de aanlegfase groeiplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde planten en/of dieren verloren gaan, daarnaast kan de kwaliteit van het leefgebied achteruit gaan. Negatieve effecten in de aanlegfase van windturbines, bijvoorbeeld als gevolg van grondwerkzaamheden, zijn in het algemeen goed te mitigeren (bijvoorbeeld verplaatsen beschermde plantensoorten). Bovendien kan hier tijdens de werkzaamheden in de aanlegfase middels een ecologisch werkprotocol, waar nodig, rekening mee worden gehouden. Bij de effectbeoordeling ligt de nadruk op de meer strikt beschermde soorten (zie hierna), waarbij voornoemde kanttekening veelal resulteert in een lichtere beoordeling dan effecten in de gebruiksfase. Een groot aantal veelal schaarse plantensoorten zijn zwaar beschermd. Vrijwel alle in het wild voorkomende gewervelde diersoorten zijn beschermd, waarbij drie beschermingsregimes worden gehanteerd. Vooral de diersoorten uit de zwaardere beschermingsregimes (strikt beschermde soorten) zijn schaars. Schaarse soorten onder plant en dier zijn in dit rapport samengevat onder de noemer bijzondere soorten; dit in tegenstelling tot de algemener en verspreid voorkomende oftewel talrijke plantensoorten (o.a. paardenbloem, madeliefje) en de diersoorten (o.a. mol, veldmuis). Voor deze talrijk of algemeen verspreid voorkomende soorten geldt te allen tijde de zorgplicht. In de gebruiksfase wordt de omgeving tot een bepaalde afstand verstoord en wordt het habitat voor vogels en zoogdieren mogelijk van minder kwaliteit; de afstand tot en de mate waarin verschilt van soort tot soort. Daarnaast kunnen onder vogels en vleermuizen slachtoffers vallen. Deze sterfte is additioneel bovenop de natuurlijke sterfte. Wanneer de sterfte omvangrijk is in relatie tot de omvang van de betrokken populatie, kan een lagere overleving zich vertalen in een kleinere populatie. Op basis van beschikbare kennis is op hoofdlijnen nagegaan of in een onderzoeksgebied of in de omgeving van dit gebied een groot aantal bewegingen van vogels en/of vleermuizen plaatsvinden waardoor er een kans is op verstoring, sterfte en/of barrièrewerking. In dit PlanMER wordt geen berekening van de omvang van te verwachten effecten gegeven. In een vervolgfase zullen voor de vervolgprocedures de aard en omvang van bijvoorbeeld deze bewegingen en het gebiedsgebruik in beeld gebracht moeten worden, om tot een gedetailleerde schatting van het aantal slachtoffers te komen en de mogelijke gevolgen hiervan voor de relevante populatie(s). PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

36 30 Cumulatie Voor ieder onderzoeksgebied is nagegaan of in de nabijheid reeds bestaande opstellingen van windturbines of andere infrastructuur aanwezig zijn en of een onderzoeksgebied naast zijn eigen effect nog een additioneel effect te weeg brengt als gevolg van de gezamenlijkheid met een of meerdere bestaande opstellingen / infrastructuur (bijvoorbeeld barrièrewerking als gevolg van deze gezamenlijkheid). Ook is nagegaan of verschillende VRMonderzoeksgebieden samen aanleiding zijn voor een additioneel effect. Gevoeligheidsanalyse Voor de onderzoeksgebieden waarbij de effecten op ecologie mogelijk significant zijn, is in deel B van dit planmer een gevoeligheidsanalyse gedaan. De gevoeligheidsanalyse ecologie is vooral uitgevoerd omdat uit de effectbeoordeling naar voren komt dat mogelijk betekenisvolle effecten kunnen optreden op beschermde gebieden en/of soorten. In de gevoeligheidsanalyse is de informatie voor specifieke soorten en gebieden die mogelijk effecten ondervinden verdiept, daarbij is aan de hand van de voorbeeldopstelling (zie paragraaf landschap) gekeken of de effectbeoordeling wijzigt en zijn mitigerende maatregelen nader omschreven. Mitigatie De effecten van windturbines voor vogels en vleermuizen en andere soorten kunnen (ten dele) worden gemitigeerd. De belangrijkste mitigerende maatregelen zijn: Schuiven met de gehele of een deel van de opstelling waardoor kwetsbare locaties of deelgebieden worden ontzien; Verminderen van het aantal turbines waardoor kwetsbare locaties of deelgebieden worden ontzien; Aanbrengen van een stilstandvoorziening; dit wordt veel toegepast om sterfte onder vleermuizen substantieel te verlagen. 13 In dit planmer is bij een onderzoeksgebied aangegeven of mitigatie noodzakelijk is om effecten te verminderen. Dit is niet gedaan indien er beperkte effecten optreden; het uitgangspunt is dat indien deze optreden ze eenvoudig gemitigeerd kunnen worden (mocht dit alsnog nodig zijn met het oog op cumulatieve effecten). Daarnaast vindt in dit planmer geen beoordeling plaats op basis van concrete opstellingen van windturbines. Daarmee is het vaststellen van de noodzaak van mitigatie en omvang hiervan pas goed mogelijk indien de inrichtingsalternatieven in een onderzoeksgebied bekend zijn en het voorkomen van alle relevante soorten gedetailleerd in beeld is, voor strikt beschermde planten en dieren gaat het om de exacte groeiplaatsen en rust- en verblijfplaatsen en voor vogels en vleermuizen daarnaast om kwantificering van de flux van hun vliegbewegingen. Beoordelingscriteria en score ecologie Het bovenstaande is vertaald in (deel)criteria waarop het aspect ecologie is gescoord. Het is een beoordeling op hoofdlijnen van de onderzoeksgebieden en niet aan de hand van 13 Voor vleermuizen is het relatief eenvoudig om aanvaringsslachtoffers te mitigeren met een stilstandvoorziening. Dit resulteert veelal in een beperkt rendementsverlies, omdat de windturbines alleen stilgezet hoeven worden bij omstandigheden waarin het risico op aanvaring hoog is. Dit zijn de volgende specifieke omstandigheden: bij warm weer en lage windsnelheden bevinden insecten zich relatief hoog in de lucht. Op deze momenten draaien de windturbines niet of relatief langzaam en geeft een stilstandvoorziening weinig verlies in energieopbrengst PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

37 31 windturbineopstellingen. Daarom zijn de effecten uitgedrukt als kans op. De scores zijn toegekend op basis van de beoordeling zoals weergegeven in tabel 3.6. Tabel 3.5 Criteria ecologie Beoordelingscriterium Deelcriterium Kans op verstoring Natura 2000-gebieden Kans op barrièrewerking Kans op sterfte (aanvaringsslachtoffers) NNN Overige provinciale gebieden Flora- en faunawet aanlegfase Flora- en faunawet gebruiksfase Cumulatieve effecten Kans op aantasting wezenlijke waarden Kans op aantasting wezenlijke waarden Kans op sterfte, verstoring, ruimte beslag Kans op sterfte, verstoring Cumulatie met bestaande infrastructuur Cumulatie met andere VRM onderzoeksgebieden Tabel 3.6 Bepaling score ecologie Effect Beoordeling Score Verwaarloosbaar effect Klein effect Relevant effect Groot effect Effecten klein of afwezig; geen overtredingen van verbodsbepalingen of effecten op doelen van beschermde gebieden Effecten beperkt; wellicht overtredingen van verbodsbepalingen die waarschijnlijk mitigeerbaar zijn en/of kleine effecten op doelen van beschermde gebieden Effecten redelijk tot groot; waarschijnlijk overtreding van verbodsbepalingen die gemitigeerd moeten worden om ontheffing te krijgen en/of wezenlijke effecten op doelen van beschermde gebieden. Het is mogelijk dat nader onderzoek nodig is om meer grip te krijgen op de omvang van de effecten en de mate van noodzakelijke planaanpassing of mitigatie Effecten groot tot zeer groot; zeer waarschijnlijk overtredingen van verbodsbepalingen en effecten op GSI. Mitigatie of planaanpassing noodzakelijk om ontheffing te krijgen. Significante effecten op doelen van beschermde gebieden niet op voorhand uit te sluiten. Nader onderzoek is nodig is om meer grip te krijgen op de omvang van de effecten en de mate van noodzakelijke planaanpassing of mitigatie 0 0/ Met de categorie groot effect (--) wordt voor ecologie een vierde score-mogelijkheid geïntroduceerd. Hiervoor geldt dat de kleuraanduiding nog een tint meer donkerder blauw krijgt dan relevant effect (-). Het onderzoek in dit planmer kan beschouwd worden als een passende beoordeling op het niveau van een structuurvisie. In een vervolgfase wanneer een concrete opstelling aan de orde is kan indien noodzakelijk daarvoor een passende beoordeling worden uitgevoerd. Stoplicht De bovenstaande onderzoeksmethodiek is gebaseerd op de werking van een stoplicht. Groen staat voor onderzoeksgebieden waarbij geen of een relatief kleine kans is op effecten en waarbij relatief beperkte mitigatie aan de orde is. Deze gebieden scoren op geen of een paar criteria licht negatief. Oranje staat voor onderzoeksgebieden waarbij er een kans is op redelijk PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

38 32 grote tot grote (negatieve) effecten waarbij mitigatie aan de orde kan zijn. Vaak is nader onderzoek in een vervolgfase nodig om de effecten en omvang beter te duiden. Deze gebieden scoren op meerdere criteria licht negatief of een beperkt aantal criteria negatief. Rood staat voor gebieden waar er een grote kans is op grote negatieve effecten waarbij omvangrijke mitigatie aan de orde is. Er vindt mogelijk aantasting van de wezenlijke waarden (instandhoudingsdoelstellingen / gunstige staat van instandhouding) plaats of er is sprake van ruimtebeslag in beschermde gebieden waarvoor gecompenseerd moet worden. Vaak is nader onderzoek in een vervolgfase nodig om de effecten en omvang beter te duiden. Deze gebieden scoren op een aantal criteria negatief en/of een paar criteria sterk negatief. Landschap De beoordeling van het aspect landschap is relevant op meerdere schaalniveaus. Om de reden vindt de beoordeling plaats in drie stappen, dit zijn: 1. In relatie tot de plaatsingscriteria uit de voorgaande VRM ( 3.3.1); 2. Op locatieniveau ( en 3.3.3); 3. Locaties in onderlinge samenhang ( 3.3.4): a. Met bestaande windturbines en; b. Locaties onderling. Criteria uit historisch perspectief Het kader voor windenergie binnen de provincie is in de loop van de tijd in verschillende documenten geland, waaronder de Nota Wervel, de Nota Wervelender, de Provinciale structuurvisie, de Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) en Verordening Ruimte. De gebieden voor windenergie uit deze documenten zijn voor een groot deel opgesteld vanuit landschappelijk oogpunt (waar past het? / waar sluit het aan?). Het is van belang om te beoordelen in hoeverre de onderzoeksgebieden passen binnen de criteria die in het historisch perspectief zijn gebruikt. Deze criteria zijn hieronder opgenomen: Aansluiten bij technische infrastructuur 14 ; windenergie langs grote infrastructurele lijnen; Aansluiten bij grootschalige bedrijventerreinen; windenergieopstellingen sluiten aan bij bebouwingscontouren en gebieden met economische dynamiek; Aansluiten bij grootschalige scheidslijnen land-water; windenergieopstellingen staan op plekken waar water en land elkaar ontmoeten en in zones gekoppeld aan grootschalige infrastructuur (bijv. dammen en dijken). Hierbij wordt per onderzoeksgebied eveneens aangegeven of deze eerder is opgenomen in de nota Wervelender, VRM 2014 of het Convenant windenergie stadsregio Rotterdam. Dit leidt tot de volgende beoordelingscriteria voor het deelaspect criteria uit historisch perspectief. Per onderzoeksgebied wordt een kwalitatieve beoordeling gegeven van de mate van aansluiting bij de criteria uit het historisch perspectief. 14 Hierbij wordt uitgegaan van grootschalige infrastructuur PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

39 33 Tabel 3.5 Bepaling score criterium historisch perspectief Criterium Beoordeling Score Sluit het onderzoeksgebied aan bij (één van de) criteria uit het historisch perspectief Het onderzoeksgebied sluit aan bij de criteria + Het onderzoeksgebied sluit niet aan bij de criteria - Op locatieniveau Vervolgens worden de onderzoeksgebieden op individueel locatieniveau beoordeeld. Belangrijk hierbij is te bepalen wat er past in een gebied, zonder de grenzen van een gebied hard aan te houden. Dit betekent dat er voorbij grenzen van onderzoeksgebieden gekeken wordt om te bepalen of een optimalisatie binnen het gebied of in combinatie met andere nabijgelegen gebieden mogelijk is. Hierbij wordt per onderzoeksgebied, op basis van ruimtelijke belemmeringen en de schaal van het gebied, bekeken hoeveel windturbines, in welke (logische) voorbeeldopstelling in een gebied zouden passen. Deze voorbeeldopstellingen (zie ook paragraaf 2.6.3) worden met GIS omgezet in coördinaten en vervolgens in een 3D-model geplaatst. Deze beelden worden gebruikt voor de beoordeling van het aspect landschap. De criteria waarop de beoordeling plaatsvindt volgen uit de VRM (2014) en zijn opgenomen in het Advies Reikwijdte en Detailniveau voor dit planmer. Hierbij wordt tevens gebruik gemaakt van de kwaliteitskaart, waar de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied worden beschreven. Een herkenbare opstelling en aansluiting bij het bestaande landschap zijn de belangrijkste criteria. Hierbij is mede van belang of een onderzoeksgebied in een landschappelijk kwetsbaar gebied ligt. Een herkenbare opstelling bestaat uit een lijn- of clusteropstelling die als dusdanig herkenbaar is. Er is sprake van aansluiting bij het bestaande landschap wanneer een opstelling recht doet aan landschappelijke karakteristieken van een onderzoeksgebied, bijvoorbeeld het accentueren van landschappelijke lijnen of geen afbreuk doet aan de landschappelijk waarden van een gebied. Hierbij wordt eveneens aangegeven of een onderzoeksgebied in of nabij een gebied met beschermingscategorie 1 en/of 2 ligt (zoals verbeeld op kaart 6 van de VRM 2014). Dit betreffen gebieden met een bijzondere landschappelijke kwaliteit of met specifieke waarden. Hieronder is een nadere uitwerking van de criteria en scores gegeven. Tabel 3.6 Bepaling score criteria locatieniveau Criteria Beoordeling Score Mogelijkheid voor herkenbare lijn/ cluster opstelling Aansluiting bij bestaande landschap Er is een herkenbare opstelling mogelijk + Er is geen herkenbare opstelling mogelijk - Aansluiting bij bestaande landschap mogelijk + Geen aansluiting bij bestaande landschap mogelijk - Locaties in samenhang De laatste stap in de landschappelijke beoordeling van de onderzoeksgebieden is de gebieden in samenhang te bekijken. Deze stap bevindt zich qua abstractieniveau tussen stap 1 en 2 in. Bij de beoordeling van de samenhang wordt onderscheid gemaakt tussen onderzoeksgebieden onderling en met bestaande windturbineopstellingen. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

40 34 Voor beide aspecten wordt de beoordeling uitgevoerd op basis van een 3D-model, waarin de verschillende configuraties (voorbeeldopstellingen) uit stap 2 zijn opgenomen. Door de verschillende configuraties aan en uit te zetten, kan een goed beeld worden gevormd van de onderzoeksgebieden in samenhang met elkaar en met bestaande windturbines. Hiervoor wordt als uitgangspunt de vuistregel gehanteerd de onderzoeksgebieden of bestaande windturbines binnen een afstand van 4 kilometer van het te beoordelen onderzoeksgebied in de beoordeling op te nemen. Deze 4 kilometer is de afstand waarop het onderzoeken van interferentie tussen windturbines relevant wordt geacht (Handreiking waardering landschappelijke effecten van windturbines, RVO (voorheen AgentschapNL), 2013). Het is overigens altijd maatwerk; van deze vuistregel kan afgeweken worden indien er bijvoorbeeld sprake is van veel hoge bebouwing of een bijzonder landschap. Dit wordt meegenomen bij het beoordelen van de samenhang. Om te voorkomen dat in het PlanMER op voorhand een voorkeur wordt uitgesproken over onderzoeksgebieden, is er niet voor gekozen om bij het beoordelen (aan-/uitzetten in het 3Dmodel) van onderzoeksgebieden in samenhang onderscheid te maken in kansrijke of minder kansrijke onderzoeksgebieden. Alle onderzoeksgebieden worden op een gelijk niveau in de beoordeling meegenomen. De criteria en scores die bij de beoordeling van de onderzoeksgebieden in onderlinge samenhang gehanteerd worden, zijn: Tabel 3.7 Bepaling score criteria locaties in samenhang Criteria Beoordeling Score Effect op omgeving door risico op interferentie met andere onderzoeksgebieden Er is kans op versterking in combinatie met onderzoeksgebieden in de omgeving Het onderzoeksgebied staat op zichzelf, geen versterking of interferentie met andere onderzoeksgebieden + 0 Risico op storende interferentie - Effect op omgeving door risico op interferentie met bestaande windturbines Er is kans op versterking in combinatie met bestaande windturbines in de omgeving Het onderzoeksgebied staat op zichzelf, geen versterking of interferentie met bestaande windturbines + 0 Risico op storende interferentie - Het resultaat van deze laatste stap is inzicht in welke onderzoeksgebieden elkaar versterken of met elkaar interfereren en welke onderzoeksgebieden met bestaande windturbines interfereren of een versterking mogelijk is. Cultuurhistorie en archeologie Cultuurhistorie De hoofdlijnen van de cultuurhistorische kenmerken en waarden van Zuid-Holland zijn vastgelegd op de cultuurhistorische kaart. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om waardevolle verkavelingspatronen of monumentale boerderijlinten. Dit is het schaalniveau waarop de provincie beleid voert. De cultuurhistorische kaart (CHS) kent drie verschillende thema s: Archeologie (wordt in de volgende paragraaf afzonderlijk behandeld); PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

41 35 Historische stedenbouw; Historisch landschap (historische geografie). Daarnaast gaat in het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van cultuurhistorie extra aandacht uit naar een aantal bijzondere gebieden (werelderfgoed en kroonjuwelen) en thema s (molen- en landgoedbiotopen) waarvoor bijzonder beschermend beleid gevoerd wordt. Rijk en gemeenten hebben op hun beurt stads- en dorpsgezichten en monumentale objecten vastgelegd waarvoor beschermend beleid gevoerd wordt. Binnen de provinciale erfgoedgebieden bevinden zich veel stads- en dorpsgezichten en monumenten. Erfgoedgebieden Kroonjuwelen Cultuurhistorische kroonjuwelen zijn unieke, zeer karakteristieke en gave goederensembles van het Zuid-Hollandse landschap. Er zijn 13 van deze gebieden. Het ruimtelijk beleid is gericht op behoud en versterking van cultuurhistorisch waardevolle structuren en ensembles via bescherming én passende ruimtelijke ontwikkeling. Werelderfgoed Door Unesco aangewezen gebieden van unieke en universele waarde. Zuid-Holland kent één definitief aangewezen erfgoed: het molengebied van Kinderdijk. Daarnaast zijn drie werelderfgoederen genomineerd: de Romeinse Limes, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Van Nellefabriek in Rotterdam. Erfgoedthema s Molens De provincie vindt het van belang dat historische windmolens als beeldbepalende elementen gezien kunnen worden en kunnen blijven draaien. Daarom wordt hiervoor een beschermend beleid gevoerd voor de omgeving van deze molens doormiddel van een vastgelegde molenbiotoop van 400 meter. Landgoederen en kasteelterreinen Historische landgoederen zijn van grote betekenis als rustruimten met een groen en statig karakter in het stedelijke gebied. Er zijn landgoedbiotopen vastgelegd om er voor te zorgen dat dit unieke erfgoed niet verloren gaat. Deze landgoedbiotopen bestaan uit de kern van het landgoed (huis met tuin of park) en hier omheen een bufferzone (met onder andere zichtlijnen, panorama s, wegen of waterlopen). Er zijn ook kasteelterreinen met vergelijkbare biotopen. Beoordeling Bij de beoordeling van de onderzoeksgebieden is gekeken in hoeverre met het initiatief aansluiting gevonden wordt bij, of juist afbreuk gedaan wordt aan de vastgelegde cultuurhistorische kenmerken en waarden. Daarbij weegt een effect op de provinciale erfgoedgebieden en erfgoedthema s het zwaarst, net als effect op stads- en dorpsgezichten en monumenten buiten deze gebieden. Effect op de overige kenmerken en waarden van de CHS weegt alleen mee als dit overduidelijk en negatief is. De zichtbaarheid van windturbines alleen geldt voor deze kenmerken en waarden niet als een negatief effect. PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

42 36 Bij de selectie van de onderzoeksgebieden voor windturbines zijn de beschermde gebieden en objecten al zoveel mogelijk uitgesloten. In het enkele geval van windturbines binnen de begrenzing van een kroonjuweel krijgt dit onderzoeksgebied per definitie een negatieve beoordeling. In de meeste gevallen gaat het echter om een effect van buiten de begrenzing op de cultuurhistorische waarden van het gebied binnen de begrenzing. Een negatief effect treedt bijvoorbeeld op bij visuele verstoring, doorsnijding of vernietiging van de waarden op grond waarvan het gebied/thema beschermd wordt. Hierbij is gekeken naar de afstand én de rol van afscherming door bijvoorbeeld bebouwing en groen. Ook voor de historische windmolens is buiten de vastgelegde molenbiotoop gekeken. Een moderne windturbine op de rand van de molenbiotoop (400 meter) geldt als sterk negatief. Een afstand groter dan 2 kilometer is beoordeeld als neutraal. Tussen 400 meter en 2 kilometer is het effect afhankelijk van de situatie ter plaatse (aanwezige bebouwing, beplanting of verstorende elementen). Tabel 3.8 Bepaling score cultuurhistorie Beoordelingscriterium Sterk potentieel negatief effect op cultuurhistorie. Onderzoeksgebied ligt binnen/op de begrenzing van beschermd gebied of doet sterk afbreuk aan de cultuurhistorische waarden op grond waarvan dit gebied als te beschermen is aangemerkt ((visuele) verstoring, doorsnijding, vernietiging) Potentieel negatief effect op cultuurhistorie. Onderzoeksgebied doet afbreuk aan de cultuurhistorische waarden binnen een beschermd gebied ((visuele) verstoring, doorsnijding) of monument. Of het onderzoeksgebied heeft negatief effect op cultuurhistorische kenmerken en waarden buiten de bijzonder beschermde gebieden Geen of neutraal effect op cultuurhistorie. Geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig of geen significant negatief effect Score Archeologie Bij archeologie gaat het om de aanwezigheid van fysieke sporen in of op de bodem die informatie verschaffen over vroegere menselijke samenlevingen. Archeologische waarden zijn in Nederland beschermd middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg Dit is onder andere vertaald in een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) op zowel nationaal als provinciaal niveau. Deze IKAW laat zien hoe groot de trefkans is om iets archeologisch waardevols aan te treffen. De provincie Zuid-Holland heeft tevens een archeologische waardenkaart vastgesteld die de trefkans voor archeologische sporen en monumenten weergeeft (zie onderstaande figuur). De provinciale waardenkaart is gehanteerd voor de beoordeling van de verschillende onderzoeksgebieden. De Monumentenwet 1988 is het wettelijk kader voor aanwijzing en bescherming van archeologische monumenten. De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is ook geregeld in de Monumentenwet. De onderzoeksgebieden zijn beoordeeld op kans op een effect op bestaande en verwachte waarden. De ernst van het effect is de omvang van het effect maal de waarde van het de archeologische sporen PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

43 37 Figuur 3.3 Archeologische waardenkaart provincie Zuid-Holland Bron: Provincie Zuid-Holland Bovenstaande leidt tot onderstaande criteria voor de beoordeling van archeologie Tabel 3.9 Bepaling score archeologie Beoordelingscriterium Score Zeer grote kans op archeologische sporen -- Redelijke tot grote kans op archeologische sporen - Kleine tot geen kans op archeologische sporen 0 Mitigatie In dit planmer is bij een onderzoeksgebied aangegeven of mitigatie noodzakelijk is om de effecten op cultuurhistorie en archeologie te verminderen. Dit is niet gedaan indien er beperkte effecten optreden; het uitgangspunt is dat indien deze optreden ze kunnen worden verminderd door relatief eenvoudige maatregelen. Dit kan bijvoorbeeld voor archeologie zijn het (ver)plaatsen van een windturbine waardoor de archeologische waarden ontzien worden. Daarnaast vindt in dit planmer geen beoordeling plaats op basis van concrete opstellingen van windturbines. Daarmee is het vaststellen van de noodzaak van mitigatie en omvang hiervan pas goed mogelijk indien de inrichtingsalternatieven in een onderzoeksgebied bekend zijn. Recreatie Voor recreatie is er geen (provinciaal) beleidskader beschikbaar op basis waarvan de waarden van gebieden kunnen worden beoordeeld. Om die reden wordt geen beoordeling met score gegeven over aanwezige recreatiegebieden en wordt alleen een kwalitatieve beschrijving van het recreatiegebied gegeven. Voor het aspect recreatie wordt per onderzoeksgebied nagegaan of er recreatieve waarden in of nabij het onderzoeksgebied liggen en wordt een kwalitatieve PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

44 38 beschrijving gegeven van de recreatieve waarden, inclusief de eventuele ligging in een recreatiegebied dat valt onder beschermingscategorie 2. Hierbij wordt tevens ingegaan op het type recreatie van het betreffende gebied. Veiligheid Het thema veiligheid gaat over effecten op de veiligheid van de omgeving door plaatsing van windturbines in deze omgeving. Om de veiligheid van de onderzoeksgebieden te beoordelen wordt gebruik gemaakt van het Handboek risicozonering windturbines (Agentschap NL, 2014). Daarin wordt aangegeven welke methodiek kan worden gehanteerd voor het bepalen van de (externe) veiligheidseffecten van een windturbine op (risico)objecten in de omgeving. Dit resulteert veelal in aan te houden afstanden tussen de windturbine en het object 15. Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige afstanden hun basis ontlenen aan praktijkervaring en niet alle afstanden zodoende wettelijke vereisten zijn. Naast de wettelijke eisen, hebben beheerders van infrastructurele werken ook wensen voor veiligheidsafstanden tot windturbines. Een windturbineopstelling hoeft niet verplicht te voldoen aan dergelijke wensen, maar om het bevoegd gezag van afdoende informatie te voorzien om een goede afweging te kunnen maken, is met deze aspecten rekening gehouden. In de onderstaande tabel zijn de toetsingsafstanden voor veiligheid puntsgewijs weergegeven. Tabel 3.10 Toetsingsafstanden veiligheid Onderwerp Toetsingsafstand Afkomstig uit/van referentieturbine Kwetsbare objecten PR 10-6 = 198 meter Activiteitenbesluit Beperkt kwetsbare PR 10-5 = 57,5 meter Activiteitenbesluit objecten Wegen ½ RD* = 57,5 meter Beleidsregels beheerder 16 en geldt voor rijkswegen Waterwegen ½ RD = 57,5 meter Beleidsregels beheerder Spoorwegen ½ RD + 7,85 m = 65 meter Beleidsregen beheerder Industrie Inrichting specifiek Inrichtingen dienen na plaatsing van windturbines te blijven voldoen aan de normen voor Bevi-inrichtingen Transportleidingen en Maximale werpafstand bij nominaal Bevb Advies aan bevoegd gezag hoogspanningslijnen toerental = 198 meter Dijklichamen en Buiten kernzone Waterschap of Rijkswaterstaat waterkeringen Straalpaden ½ RD = 57,5 meter Agentschap Telecom Vliegverkeer en radar Toetsingsvlakken en hoogtebeperkingen Luchtverkeersleiding Nederland, Inspectie Leefomgeving en Transport en Defensie * RD = rotordiameter 15 Per 1 januari 2011 is het Besluit wijziging milieuregels windturbines in werking getreden. Op basis hiervan wordt voorgeschreven dat zich geen kwetsbare objecten binnen de contour mogen bevinden en geen beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-5 contour. 16 Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatwerken, 15 mei 2002/Nr. HKW/R 2002/ PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

45 39 (Beperkt) kwetsbare objecten Voor omliggende bebouwing is per onderzoeksgebied beschouwd of en hoeveel kwetsbare- (bijvoorbeeld woningen of ziekenhuizen) of beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld kantoren) binnen het gebied liggen. Vervolgens is kwalitatief beschouwd in welke (relatieve) mate de aanwezige objecten de oppervlakte van het onderzoeksgebied voor de plaatsing van windturbines doet afnemen. Hoe meer oppervlakte relatief beschikbaar blijft, hoe minder potentiële belemmeringen aanwezig zijn hoe beter de score. Tabel 3.11 Bepaling score (beperkt) kwetsbare objecten 17 Beoordeling Score Grote afname in beschikbaar oppervlak voor windturbines -- Gemiddelde afname in beschikbaar oppervlak voor windturbines - Lage afname in beschikbaar oppervlak voor windturbines 0 Infrastructuur Met GIS is een afstand van een halve rotordiameter tot elke weg, spoorweg en waterweg aangehouden. Voor de referentieturbine betekent dit een afstand van 57,5 meter. Wanneer een gebied na aftrek van deze ruimte voldoende ruimte biedt voor een opstelling, is verondersteld dat bij de meer definitieve invulling van het gebied deze contour aangehouden kan worden. Een onderzoeksgebied waarbij deze contour weinig ruimte in beslag neemt, scoort positiever. Tabel 3.12 Bepaling score infrastructuur Beoordeling Score Infrastructuur aanwezig binnen onderzoeksgebied sterke invloed op ruimte voor -- windturbines Infrastructuur aanwezig binnen onderzoeksgebied beperkte invloed op ruimte voor - windturbines Infrastructuur afwezig binnen onderzoeksgebied 0 Industriële installaties, kabels en leidingen Door middel van een GIS-analyse wordt beoordeeld of in het gebied industriële installaties, kabels of leidingen aanwezig zijn. Tot deze objecten dient een minimale afstand van maximale werpafstand bij nominaal toerental te worden aangehouden, die voor de referentieturbine is vastgesteld met het Handboek risicozonering windturbines, Deze afstand bedraagt 198 meter. Wanneer er kabels, leidingen of installaties aanwezig zijn en de plaatsingsruimte sterk beïnvloeden is negatief (--) gescoord, wanneer deze aanwezig zijn, maar genoeg schuifruimte overblijft voor windturbines, is licht negatief gescoord. Bij afwezigheid van deze potentiële belemmeringen is neutraal (0) gescoord. Tabel 3.13 Bepaling score industrie, kabels en leidingen Beoordeling Score Installaties, kabels en/of leidingen aanwezig binnen onderzoeksgebied grote invloed op -- ruimte voor windturbines Installaties, kabels en/of leidingen aanwezig binnen onderzoeksgebied beperkte invloed op - 17 Bij het aspect veiligheid kan geen (+) worden gescoord, omdat met de afwezigheid van objecten in een gebied de veiligheid op niet wordt vergroot. Om die reden is de hoogste score neutraal (0). PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

46 40 ruimte voor windturbines Installaties, kabels of leidingen afwezig binnen onderzoeksgebied 0 Waterkeringen Binnen de provincie liggen verschillende primaire en secundaire waterkeringen. Deze worden beheerd door Rijkswaterstaat en/of de waterschappen. De plaatsing van windturbines in de beschermingszone, maar buiten de kernzone van een primaire waterkering, is toegestaan mits dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterkerende functie van de waterkering (conform de veiligheidsnorm van de Waterwet). In dit planmer wordt onderzocht of er in het betreffende onderzoeksgebied voldoende ruimte bestaat om windturbines te realiseren buiten de kernzone van waterkeringen. Tabel 3.14 Bepaling score waterkeringen Beoordeling Score Waterkering aanwezig binnen onderzoeksgebied grote invloed op ruimte voor windturbines -- Waterkering aanwezig binnen onderzoeksgebied beperkte invloed op ruimte voor - windturbines Waterkering afwezig binnen onderzoeksgebied 0 Vliegverkeer en radar De hoogte van windturbines is relevant voor het vliegverkeer in Nederland. Zo gelden er harde bouwhoogtebeperkingen voor laagvliegroutes, laagvlieggebieden, helikopteroefengebieden en voor een correcte werking van de defensie- en burgerradars. Voor de onderzoeksgebieden is bekeken of er toetsingsvlakken voor de correcte werking van burgerradar en luchtvaartcommunicatie aanwezig zijn. Tabel 3.15 Bepaling score vliegverkeer Beoordeling Score Toetsingsvlakken of hoogtebeperking aanwezig grote invloed op ruimte voor windturbines -- Toetsingsvlakken of hoogtebeperking aanwezig beperkte invloed op ruimte voor - windturbines Geen toetsingsvlakken of hoogtebeperking aanwezig 0 Daarnaast valt de gehele provincie binnen radarverstoringsgebieden van Defensie. Binnen deze vlakken moet een toetsing plaatsvinden door het ministerie van Defensie op radarverstoring. In de figuur hieronder zijn de radarposten en bijbehorende toetsingsvlakken opgenomen. De vereiste toetsing vindt gebruikelijk plaats in een latere fase (het vervolgstadium) op het moment dat de definitieve windturbineopstellingen bekend zijn. Dit punt is nu niet onderscheidend in de beoordeling PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

47 41 Figuur 3.4 Defensieradar Bron: Pondera Consult Omdat bekend is dat projecten in elkaars nabijheid een effect op de radar kunnen hebben en dit voor de vervolgfase een belangrijk aandachtspunt is, wordt aangeraden om in het vervolgstadium met het ministerie Defensie en TNO contact op te nemen over een integrale beoordeling van de op te stellen structuurvisie. Hiermee kan worden voorkomen dat in de vervolgfase van de afzonderlijke projecten problemen ontstaan. Dit zelfde geldt voor overige radar, zoals voor scheeps- en walradar. Waar relevant zal dit als aandachtpunt in het planmer worden benoemd. Straalpaden Straalpaden zijn draadloze communicatieverbindingen. Het doorkruisen van een pad kan verstoring van de verbinding tot gevolg hebben. Wanneer een mast van een windturbine in de verbinding wordt geplaatst of wanneer een windturbine de verbinding doorkruist, kan storing in de verbinding optreden. Over het algemeen is bij het ontwerpen van een windturbineopstelling goed rekening te houden met straalpaden of zijn effecten goed te mitigeren. De aanwezigheid van straalpaden wordt als aandachtspunt bij de beoordeling vermeld. Trillingen Het optreden van trillingen als gevolg van windturbines beperkt zich in de praktijk tot een klein oppervlak rondom een windturbine, maar kan een effect opleveren voor specifieke gebouwen en apparatuur die daar gevoelig voor zijn. Het planmer is een onderzoek op een vrij hoog abstractieniveau, waar het detailniveau van het aspect trillingen minder goed bij aansluit. In een latere fase (bijvoorbeeld in een projectmer) is het een aspect dat specifiek onderzocht kan PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

48 42 worden. Indien er specifieke gebouwen of apparatuur die gevoelig zou kunnen zijn voor trillingen nabij een onderzoeksgebied aanwezig zijn, geldt voor dat specifieke onderzoeksgebied een aandachtspunt. Mitigatie In dit planmer is bij een onderzoeksgebied aangegeven of mitigatie noodzakelijk is om effecten voor externe veiligheid te verminderen. Dit is niet gedaan indien er beperkte effecten optreden; het uitgangspunt is dat indien deze optreden ze kunnen worden verminderd door relatief eenvoudige maatregelen. Voor de afstand tot (beperkt) kwetsbare objecten, buisleidingen en hoogspanningsleidingen kan op basis van een specifiek windturbinetype de effectafstand worden berekend, waarmee de benodigde afstand mogelijk kan worden verkleind. Hiermee ontstaat meer ruimte voor plaatsing dan op basis van de standaardtoetsafstanden uit het handboek risicozonering. Daarnaast vindt in dit planmer geen beoordeling plaats op basis van concrete opstellingen van windturbines. Daarmee is het vaststellen van de noodzaak van mitigatie en omvang hiervan pas goed mogelijk indien de inrichtingsalternatieven in een onderzoeksgebied bekend zijn. Duurzame energieopbrengst Om te bepalen wat het potentieel op te stellen vermogen per gebied is, is met een GIS-analyse bekeken hoeveel windturbines (en MW) met een onderlinge afstand van vier maal de rotordiameter van de referentiewindturbine (460 meter) er maximaal in het gebied passen. Deze afstand is gebaseerd op technische en economische 18 afwegingen 19. Hierbij wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die vanuit de verschillende milieutechnische aspecten naar voren komen. Vermenigvuldigd met het vermogen per windturbine van 3 MW geeft dit het bruto plaatsingspotentieel. De vermeden emissies is daarvan een afgeleide en wordt niet apart berekend. Op basis van de volgende kengetallen wordt per onderzoeksgebied vervolgens de energieopbrengst bepaald: Windsnelheid op locatie 7,0 m/s = vollasturen per windturbine per jaar; Windsnelheid op locatie 7,5 m/s = vollasturen per windturbine per jaar; Windsnelheid op locatie 8,0 m/s = vollasturen per windturbine per jaar; Windsnelheid op locatie 8,5 m/s = vollasturen per windturbine per jaar; Windsnelheid op locatie 9,0 m/s = vollasturen per windturbine per jaar. Hiermee kan bij benadering het aantal kwh per jaar per onderzoeksgebied worden berekend voor het aantal windturbines binnen een onderzoeksgebied. Aangezien de kwh productie maatgevend is voor de vermeden emissies zijn deze niet afzonderlijk berekend (meer 18 Windturbines veroorzaken turbulentie die leidt tot verschil in krachten die op de bladen van de volgende windturbine worden uitgeoefend, waardoor de materialen snel wisselende belasting te verduren krijgen. Doordat windturbines elkaars wind afvangen, heeft de volgende windturbine in de rij een lagere energieopbrengst. Hiermee is in het ontwerp van de windturbine rekening gehouden, maar om de effecten van turbulentie te beperken worden de windturbines op een minimale afstand uit elkaar gezet. Een optimum is projectafhankelijk, de hier gehanteerde vier maal de rotordiameter is een gebruikelijke afstand. 19 In een verdere uitwerking in de vervolgfase van de plannen per gebied kan een initiatiefnemer op dit vlak andere keuzes maken PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

49 43 duurzaam opgewekte energie betekent minder emissies). De volgende indeling is bij het bepalen van de scores gehanteerd: Tabel 3.16 Bepaling score energieopbrengst Beoordeling Score Energieopbrengst per onderzoeksgebied = < 10 miljoen kwh miljoen kwh ++ > 25 miljoen kwh +++ PlanMER Partiële Herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Deel A

50 BIJLAGE A-1 KAART ONDERZOEKSLOCATIES

51 Leidschendam Den Haag Onderzoekslocaties windenergie Den Haag A4 Leidschendam-Voorburg N 14 Zoetermeerse Plas N 455 Voorburg N 211 N Wateringen N 211 N 439 N 222 N 466 N 220 Ca lan aa l Nie uw e Capelle a/d IJssel Maasland A20 Schiedam Maassluis Vlaardingen Maassluis 39 Brielle 37 Rozenburg 38 Brielle 34 Vlaardingen Rotterdam 35 Pernis N 475 Heenvliet Geervliet Nieuwenhoorn N 218 Krimpen a/d Lek Kinderdijk 10 N 497 Albrandswaard Oudenhoorn Goedereede A16 4 Nissewaard Hellevoetsluis Beerenplaat 18 O ud e Ma as Heerjansdam Heinenoord Nieuw-Beijerland 19 Sliedrecht N3 A29 N 489 Puttershoek Mijnsheerenland Delft N 490 Maasdam Korendijk Delft Westmaas N 488 g 's-gravendeel Klaaswaal Dordrecht t ie vl Middelharnis Stad aan 't Haringvliet Zuid-Beijerland N 487 Cromstrijen Bebouwd gebied Bedrijfsterrein Strijen Mookhoek Strijen Schenkeldijk Numansdorp Plaatsnaam Dordrecht Gemeentegrens N 488 Goeree - Overflakkee Gemeentenaam Provinciegrens N 217 Sommelsdijk Dirksland N 482 Bestaande windturbine N 491 Dirksland Sliedrecht Zoekgebied alternatieve locaties gemeente Zwijndrecht Oud-Beijerland Zuidzijde Ha rin Papendrecht Papendrecht Zwijndrecht Binnenmaas Goudswaard Melissant Te realiseren locatie N 217 Piershil N 215 Oud-Alblas Potentiële locatie N 214 Hendrik-IdoAmbacht Zwijndrecht Oud-Beijerland Simonshaven Bleskensgraaf Convenant Realisatie windenergie stadsregio Rotterdam Studielocatie A15 Hendrik-Ido-Ambacht Zuidland Stellendam N Barendrecht N 493 De Donk Alblasserdam Ridderkerk A15 N 480 Gewijzigde aanleiding N 480 locaties naarmolenwaard van zienswijze Alblasserdam 5 Barendrecht Alternatieve locaties Stadsregio Rotterdam Streefkerk NieuwLekkerland Ridderkerk Smitshoek N 492 Poortugaal N 479 Nieuwe locaties VRM Slikkerveer Spijkenisse Hellevoetsluis 9 Lekkerkerk ord No Abbenbroek Lek VRM locatie N 477 A Rhoon 20 8 N N Hoogvliet 1 N 478 N 476 N N 210 Legenda Krimpen a/d IJssel Krimpenerwaard Bergambacht Heijplaat A4 N 496 Berkenwoude Ouderkerk a/d IJssel N 218 Rockanje l Krimpen a/d IJssel Kralingse Veer 25 Nieuwe Maas A15 Vierpolders Capelle a/d IJssel Rotterdam Schiedam 40 Zwartewaal Kralingsche Plas A Westvoorne Stolwijk N 219 N 471 N 209 Midden-Delfland N15 N 218 N 207 Nieuwerkerk a/d IJssel 47 A13 N Oostvoorne Gouderak Schipluiden W at er we g Oostvoornse Meer A20 Zevenhuizer Plas N 223 Maasdijk dk an N 471 Haastrecht Moordrecht N 209 Rodenrijs De Lier N Bergschenhoek N N 470 N 468 N 228 N 207 N 219 IJss e Hoek van Holland Berkel en Gouda N 456 N 456 Zuidplas Rottemeren n d sche N 467 N 213 Rotterdam N 470 Pijnacker-Nootdorp Naaldwijk N Lansingerland Zevenhuizen Ho lla 30 Bleiswijk Delfgauw Delft A4 N 466 N 211 's-gravenzande N 473 Delft Honselersdijk Plassen Gouda N 209 N 465 N 213 N 452 N 454 N 453 A12 Pijnacker Driebruggen Waddinxveen 16 N 470 Rijswijk Poeldijk Reeuwijksche Reeuwijk De Rotte 46 N 211 Waddinxveen Moerkapelle Nootdorp A12 N 459 Bodegraven-Reeuwijk Den Haag Rijswijk Westland N 207 N 209 Zoetermeer Versie behorende bij Advies Reikwijdte en Detailniveau Monster Bodegraven Boskoop Zoetermeer PlanMER partiële herziening VRM N 211 N 458 Benthuizen A16 *Correctie op kaart Startdocument planmer nummers 43 en 44 gewisseld. nummers 20, 44 en 45 zijn verschoven. 15_1068_versie mei 2016

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND DEEL A Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

5 -minuten versie voor Provinciale Staten

5 -minuten versie voor Provinciale Staten 5 -minuten versie voor Provinciale Staten Directie DRM Afdeling Ruimte, Wonen en Bodem Registratienummer PZH-2016-550412223 () Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum Geheim 10 mei 2016 Nee

Nadere informatie

augustus 2016

augustus 2016 715037 24 augustus 2016 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND DEEL A Provincie Zuid-Holland Concept Dit document is een concept ten behoeve van: De bespreking met bestuurlijke partners,

Nadere informatie

PlanMER VRM Windenergie Zuid-Holland

PlanMER VRM Windenergie Zuid-Holland PlanMER VRM Windenergie Zuid-Holland 22-09-2016 Inhoudsopgave Inleiding Locaties en onderzoeksgebieden Beoordelingskader Kansrijkheid onderzoeksgebieden per thema aan de hand van een voorbeeld Conclusies

Nadere informatie

mer windenergie Leeswijzer

mer windenergie Leeswijzer mer windenergie Maart 2017 Hier kunt u online alle documenten vinden: www.zuid-holland.nl/locatieswindenergie 2 Zuid-Holland gaat voor schone energie De provincie Zuid-Holland stimuleert het gebruik van

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

februari 2017

februari 2017 715037 14 februari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL D Provincie Zuid-Holland Definitief Dit MER bestaat uit deel A t/m D en een samenvatting. Deel A t/m C zijn vastgesteld

Nadere informatie

januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL D. Provincie Zuid-Holland. Definitief

januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL D. Provincie Zuid-Holland. Definitief 715037 24 januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL D Provincie Zuid-Holland Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo

Nadere informatie

STARTDOCUMENT PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND. Provincie Zuid-Holland. Definitief. 715037 27 juli 2015

STARTDOCUMENT PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND. Provincie Zuid-Holland. Definitief. 715037 27 juli 2015 715037 27 juli 2015 STARTDOCUMENT PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND Provincie Zuid-Holland Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND DEEL D Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partie le herziening VRM Windenergie Zuid-Holland

Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partie le herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partie le herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Inclusief Nota van Beantwoording en adviezen Vastgesteld op 10 mei 2016 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Qii BA R organisatie LN GEKOMEN. "2 FEB gem. r3y^ Convenant windenergit stadsregio Rotterdam

Qii BA R organisatie LN GEKOMEN. 2 FEB gem. r3y^ Convenant windenergit stadsregio Rotterdam STADSREGIO «JJW ROTTERDAM reg. nr. Qii BA R organisatie LN GEKOMEN "2 FEB. 2015 gem. r3y^ Aan College van B&W CC ambtenaren platform duurzaamheid dalutt ons kenmerk steller telefoon betreft 7 januari 2015

Nadere informatie

oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND SAMENVATTING. Provincie Zuid-Holland. Definitief

oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND SAMENVATTING. Provincie Zuid-Holland. Definitief 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND SAMENVATTING Provincie Zuid-Holland Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo

Nadere informatie

Windenergie Goeree-Overflakkee

Windenergie Goeree-Overflakkee Windenergie Goeree-Overflakkee Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 februari 2014 / rapportnummer 2800 59 1. Oordeel over het MER Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland en het college

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie

Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie Startnotitie partiële wijziging Verordening ruimte 2014 en Programma ruimte inzake windenergie 1. Aanleiding In de Verordening ruimte 2014 en het Programma ruimte, onderdeel van de Visie ruimte en mobiliteit

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

behandeld door/ M. van Zeventer

behandeld door/ M. van Zeventer gemeente Capelle aan den IJssel De leden van de raad van de gemeente CAPELLE AAN DEN IJSSEL datum 3 februari 2017 onderwerp informatie week 5/2017 kenmerk S32/864221 uw kenmerk/brief van behandeld door/e-mail

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

GS brief aan Provinciale Staten

GS brief aan Provinciale Staten GS brief aan Provinciale Staten Contact: Dhr. W. Ubachs 070-4417186 wpa.ubachs@pzh.nl Aan Provinciale Staten Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Houtskoolschets Windstreek 2011

Houtskoolschets Windstreek 2011 Windenergie in Fryslân, voorgeschiedenis Bij de evaluatie van Windstreek 2000 in 2008 hebben Provinciale Staten Gedeputeerde Staten gevraagd om nieuw beleid voor windenergie op te stellen. Houtskoolschets

Nadere informatie

augustus 2016

augustus 2016 715037 24 augustus 2016 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND SAMENVATTING Provincie Zuid-Holland Concept Dit document is een concept ten behoeve van: De bespreking met bestuurlijke

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Behandelend ambtenaar: W. Ubachs Akkoord. Ambtelijk opdrachtgever / Leidinggevende: Murk, PJCM digitaal

Behandelend ambtenaar: W. Ubachs Akkoord. Ambtelijk opdrachtgever / Leidinggevende: Murk, PJCM digitaal GS-Voorstel Besluitnummer PZH-2016-572054872 (DOS-2012-0006876) Contact M.F. van de Graaf 070-441 61 81 mf.vande.graaf@pzh.nl Behandelend ambtenaar: W. Ubachs Akkoord Ambtelijk opdrachtgever / Leidinggevende:

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Ontwerpprocedure. locatie nr. 24 / maart Michel Simons. Programmamanager Windenergie

Ontwerpprocedure. locatie nr. 24 / maart Michel Simons. Programmamanager Windenergie Ontwerpprocedure VRM locatie nr. 24 / 25 9 maart 2017 Michel Simons Programmamanager Windenergie Procedure herziening windenergie VRM - Provinciaal traject, aanleiding = we halen de 150 MW in de regio

Nadere informatie

Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Aanleiding

Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Aanleiding 1 Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Versie: 25 april 2013 Opgesteld door: Windgroep Goeree-Overflakkee, gemeente Goeree-Overflakkee en provincie Zuid-Holland Aanleiding Waarom zijn

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Nota van Toelichting bij ontwerp partiële herziening Visie Ruimte en Mobiliteit onderdeel Windenergie. 18 januari Samenvatting...

Nota van Toelichting bij ontwerp partiële herziening Visie Ruimte en Mobiliteit onderdeel Windenergie. 18 januari Samenvatting... Nota van Toelichting bij ontwerp partiële herziening Visie Ruimte en Mobiliteit onderdeel Windenergie 18 januari 2017 Inhoud 1. Samenvatting...3 2. Aanleiding voor de partiële herziening Visie Ruimte en

Nadere informatie

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle Partijen: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer J.F. Weber, daartoe

Nadere informatie

Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie

Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Visie ruimte en mobiliteit: - Tekst paragraaf 4.4.2 - kaartbijlage 17 Energietransitie Programma ruimte: - paragraaf 4.4 - kaartbijlage 16 Energietransitie

Nadere informatie

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 oktober 2015/ rapportnummer 3070 1. Oordeel over het milieueffectrapport De gemeente Cromstrijen

Nadere informatie

SAMENVATTING. Inleiding en aanpak planmer

SAMENVATTING. Inleiding en aanpak planmer I SAMENVATTING Inleiding en aanpak planmer Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee en een aantal marktpartijen,

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvullingen wind en geur 16 mei 2017 / projectnummer: 3041 1. Toetsingsadvies

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Lid Gedeputeerde Staten

Lid Gedeputeerde Staten Lid Gedeputeerde Staten A. Bom - Lemstra Contact 070 441 70 87 aw.bom@pzh.nl mr. J.F. (Han) Weber T 070-441 61 96 jf.weber@pzh.nl Aan de leden van Provinciale Staten Postadres Provinciehuis Postbus 90602

Nadere informatie

Statenvoorstel. vergadering December nummer 7054

Statenvoorstel. vergadering December nummer 7054 Statenvoorstel vergadering December 2017 nummer 7054 Onderwerp Vaststelling partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit windenergie Vergaderdatum GS: 10 oktober 2017 Portefeuillehouder: Bom - Lemstra,

Nadere informatie

Waarom windenergie op land?

Waarom windenergie op land? Waarom windenergie op land? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Basis vormt de Europese doelstelling van 14% duurzame

Nadere informatie

januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL C. Provincie Zuid-Holland. Definitief

januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL C. Provincie Zuid-Holland. Definitief 715037 24 januari 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL C Provincie Zuid-Holland Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

december 2016 AANVULLING MER WINDPARK HARINGVLIET GO. Nuon Wind Development en Eneco Wind. Definitief

december 2016 AANVULLING MER WINDPARK HARINGVLIET GO. Nuon Wind Development en Eneco Wind. Definitief 714123 6 december 2016 AANVULLING MER WINDPARK HARINGVLIET GO Nuon Wind Development en Eneco Wind Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon (074)

Nadere informatie

Voortgangsrapportage realisatie windenergie Zuid- Holland 2015

Voortgangsrapportage realisatie windenergie Zuid- Holland 2015 Voortgangsrapportage realisatie windenergie Zuid- Holland 2015 Gedeputeerde Staten 17 november 2015 Provincie Zuid-Holland Voortgangsrapportage Windenergie november 2015 1 Voortgangsrapportage Windenergie

Nadere informatie

Bewonersavond Windenergie Korendijk. John Ebbelaar (Tauw) Bob Schulte (Ecofys)

Bewonersavond Windenergie Korendijk. John Ebbelaar (Tauw) Bob Schulte (Ecofys) Bewonersavond Windenergie Korendijk John Ebbelaar (Tauw) Bob Schulte (Ecofys) 2 Programma Opening Gesprek met de wethouder Inleiding Toelichting op de avond en het onderzoek Eerste verkenning quickscan

Nadere informatie

Morgen, woensdag 8 juni 2016, bespreekt u in de commissie Ruimte en Leefbaarheid onder meer de partiële herziening VRM / PlanMER windenergie.

Morgen, woensdag 8 juni 2016, bespreekt u in de commissie Ruimte en Leefbaarheid onder meer de partiële herziening VRM / PlanMER windenergie. Geachte leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland, Morgen, woensdag 8 juni 2016, bespreekt u in de commissie Ruimte en Leefbaarheid onder meer de partiële herziening VRM / PlanMER windenergie. In de

Nadere informatie

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer Windvisie Gelderland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 21 augustus 2014 / rapportnummer 2934 28 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De provincie Gelderland

Nadere informatie

Voor de wind. Advies bij het Startdocument planmer partiёle herziening VRM windenergie. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland

Voor de wind. Advies bij het Startdocument planmer partiёle herziening VRM windenergie. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Voor de wind Advies bij het Startdocument planmer partiёle herziening VRM windenergie provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Voor de wind. Advies bij het Startdocument planmer partiёle

Nadere informatie

Duurzame energie op Goeree-Overflakkee

Duurzame energie op Goeree-Overflakkee Bestuursakkoord Duurzame energie op Goeree-Overflakkee Ondergetekenden: 1. De gemeente Dirksland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door...(naam),...(functie), krachtens het machtigingsbesluit van

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID-HOLLAND DEEL C Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Bij brief van 13 december 2016, ingekomen op 13 december 2016, heeft u namens de GroenLinks fractie schriftelijke vragen gesteld.

Bij brief van 13 december 2016, ingekomen op 13 december 2016, heeft u namens de GroenLinks fractie schriftelijke vragen gesteld. Statenfractie Groen Links De heer A. Uijlenhoet Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl IBAN

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Stand van zaken Windenergie.

Stand van zaken Windenergie. Stand van zaken Windenergie. Inleiding De provincie Zuid-Holland heeft in de Nota Wervelender (januari 2011) als doelstelling opgenomen om in 2020 in totaal 720 megawatt (MW) aan windenergie op land gerealiseerd

Nadere informatie

Concept Ruimtelijk Perspectief Windenergie op Land

Concept Ruimtelijk Perspectief Windenergie op Land Concept Ruimtelijk Perspectief Windenergie op Land 3 februari 2010 Inhoudsopgave 1. Aanleiding, doel en aanpak 2. Waar wél; concentratiegebieden 3. Waar niét: vrijwaringsgebieden i 4. Overig Nederland

Nadere informatie

Windpark Dintel. Informatieavond Startnotitie MER Fijnaart 1-11-2010 Dinteloord 15-11-2010

Windpark Dintel. Informatieavond Startnotitie MER Fijnaart 1-11-2010 Dinteloord 15-11-2010 Windpark Dintel Informatieavond Startnotitie MER Fijnaart 1-11-2010 Dinteloord 15-11-2010 Het initiatief Windpark Dintel 11-14 windmolens, 30-40 MW 5-6 ten noorden van de Dintel langs de Rolleplaatdijk

Nadere informatie

Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland

Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Tussentijds toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 november 2016 / projectnummer: 3078 1. Tussentijds oordeel over het milieueffectrapport De provincie

Nadere informatie

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen.

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen. Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten Vergadering April 2012 Nummer 6456 Onderwerp Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen 1 Ontwerpbesluit Provinciale Staten van

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie

Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Visie ruimte en mobiliteit: - Tekst paragraaf 4.4.2 - kaartbijlage 17 Energietransitie Programma ruimte: - paragraaf 4.4 - kaartbijlage 16 Energietransitie

Nadere informatie

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 augustus 2009 / rapportnummer 2130-60 1. OORDEEL OVER HET MER ENECO heeft het voornemen om een windpark in

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Onderwerp Brief van Provincie Zuid-Holland over windenergie A44-zone - Ter kennisname

Onderwerp Brief van Provincie Zuid-Holland over windenergie A44-zone - Ter kennisname BESLUIT OPSCHRIFT Vergadering van 15 oktober 2013 nummer: 2013_BW_00638 Onderwerp Brief van Provincie Zuid-Holland over windenergie A44-zone - Ter kennisname Beknopte samenvatting Het college wordt voorgesteld

Nadere informatie

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 3 maart 2016 / projectnummer: 2910 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Dordrecht wil in

Nadere informatie

Martijn ten Klooster, Pondera Consult. Quickscan locaties windenergie gemeente Zwolle

Martijn ten Klooster, Pondera Consult. Quickscan locaties windenergie gemeente Zwolle NOTITIE Datum 7 december 2016 Aan Johan Roeland, Gemeente Zwolle Van Martijn ten Klooster, Pondera Consult Betreft Quickscan locaties windenergie gemeente Zwolle Inleiding In opdracht van de gemeente Zwolle

Nadere informatie

Ontwerp partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie

Ontwerp partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Ontwerp partiële herziening Visie ruimte en mobiliteit Windenergie Partiële wijziging: Visie ruimte en mobiliteit: - Tekst paragraaf 4.4.2 en kaartbijlage 17 Energietransitie Programma ruimte: - paragraaf

Nadere informatie

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Ter vergelijking: Wind op land kost tussen 8,5 en 9,6 cent per

Nadere informatie

QUICKSCAN LOCATIES WINDENERGIE GEMEENTE ZWOLLE. Gemeente Zw olle. Definitief september 2016

QUICKSCAN LOCATIES WINDENERGIE GEMEENTE ZWOLLE. Gemeente Zw olle. Definitief september 2016 715016 19 september 2016 QUICKSCAN LOCATIES WINDENERGIE GEMEENTE ZWOLLE Gemeente Zw olle Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon (074) 248 99

Nadere informatie

Registratienummer: Z / Vaststelling Reikwijdte en Detailniveau Windpark Haringvliet GO

Registratienummer: Z / Vaststelling Reikwijdte en Detailniveau Windpark Haringvliet GO Vaststelling Reikwijdte en Detailniveau Windpark Haringvliet GO Pagina 1 van 10 Inleiding Dit document vormt de vaststelling van het advies Reikwijdte en Detailniveau voor de m.e.r.- procedure voor windpark

Nadere informatie

Herstructurering Wind op Land provincie Noord-Holland

Herstructurering Wind op Land provincie Noord-Holland Herstructurering Wind op Land provincie Noord-Holland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 12 november 2014 / rapportnummer 2955 50 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Noord-Holland

Nadere informatie

Windpark Zeewolde. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 30 mei 2017 / projectnummer: 3089

Windpark Zeewolde. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 30 mei 2017 / projectnummer: 3089 Windpark Zeewolde Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 mei 2017 / projectnummer: 3089 1. Advies in het kort De Ontwikkelvereniging Zeewolde wil samen met de gemeente Zeewolde, de provincie

Nadere informatie

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Krimpen aan den IJssel

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Krimpen aan den IJssel Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Krimpen aan den IJssel Partijen: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, op grond van het mandaatbesluit van Gedeputeerde

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland

Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland 10 mei 2016 Advies Reikwijdte en Detailniveau voor het MER Partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland Inclusief Nota van Beantwoording en adviezen Vastgesteld op 10 mei 2016 door Gedeputeerde Staten

Nadere informatie

Bijlage A. Begrippenlijst

Bijlage A. Begrippenlijst Titel Bijlage A. Begrippenlijst Datum 10-11-2016 Auteur Anne Schipper Aanlegfase Fase gedurende welke activiteiten worden uitgevoerd die specifiek verband houden met het initiatief. Alternatieven Mogelijkheden

Nadere informatie

Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Notitie Reikwijdte en Detailniveau Notitie Reikwijdte en Detailniveau Plan-/projectMER: Provinciaal Inpassingsplan Windturbinepark Spui Opdrachtgever Notitie Reikwijdte en Detailniveau Plan-/projectMER: Provinciaal Inpassingsplan Windturbinepark

Nadere informatie

Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam

Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam 1. Opening en mededelingen Rescoop, de Natuur & Milieufederatie en de Windvogel streven naar de

Nadere informatie

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is. ... Datum: Pagina: 1 van 15 INHOUDSOPGAVE...... 1 Inleiding 3 2 Uitgangspunten 4 2.1 Afstand tot woningen 4 2.2 Ontwerp Ruimtelijk Plan van de Structuurvisie Hoeksche Waard 4 2.3 Nota

Nadere informatie

oktober 2017

oktober 2017 715037 10 oktober 2017 PLANMER PARTIËLE HERZIENING VRM WINDENERGIE ZUID- HOLLAND DEEL B Provincie Zuid-Holland Definitief Deze versie van het planmer is op een aantal plekken aangevuld en gewijzigd ten

Nadere informatie

Waarom dit windpark? Windplan Blauw. Energieakkoord 2020: Megawatt (MW) aan windenergie op land in 11 provincies

Waarom dit windpark? Windplan Blauw. Energieakkoord 2020: Megawatt (MW) aan windenergie op land in 11 provincies Waarom dit windpark? Inzet op energiebesparing en hernieuwbare energie 2020: 14% hernieuwbare energie 2023: 16% hernieuwbare energie Energieakkoord 2020: 6.000 Megawatt (MW) aan windenergie op land in

Nadere informatie

SAMENVATTING. De gemeente Deventer heeft Pondera Consult gevraagd de verkennende studie uit te voeren. Deze ligt nu voor.

SAMENVATTING. De gemeente Deventer heeft Pondera Consult gevraagd de verkennende studie uit te voeren. Deze ligt nu voor. 1 SAMENVATTING 1. Aanleiding en doel Het op 31 mei 2017 door de gemeenteraad aangenomen initiatiefvoorstel van GroenLinks verzoekt het college van de gemeente Deventer om een verkennend onderzoek uit te

Nadere informatie

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 15 mei 2017 / projectnummer: 2732 1. Toetsingsadvies Inleiding De gemeente Moerdijk

Nadere informatie

Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum Geheim. 28 oktober 2014 J j OKF ZOU

Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum Geheim. 28 oktober 2014 J j OKF ZOU 5 -minuten versie voor Provinciale Staten provincie HOLLAND Directie DLB Afdeling Samenleving en Economie Registratienummer 489015306 {DOS-2007-0015748) Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum

Nadere informatie

De paragrafen en worden in het kader van deze partiële herziening als volgt gewijzigd;

De paragrafen en worden in het kader van deze partiële herziening als volgt gewijzigd; Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland 2006 Beleidsaanpassing windenergie inzake vrijwaring van de gemeenten Noordoostpolder en Urk en Markermeer, IJmeer en IJsselmeer. De paragrafen 5.7.1 en 7.3.4

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

Analyse ruimtelijke mogelijkheden

Analyse ruimtelijke mogelijkheden Analyse ruimtelijke mogelijkheden Voor de plaatsing van 135,5 MW in zuidelijk deel van zoekgebied Provincie Drenthe Opdrachtgever Analyse ruimtelijke mogelijkheden Voor de plaatsing van 135,5 MW in zuidelijk

Nadere informatie

MER Windpark Den Tol. 13 april Pondera Consult Eric Arends

MER Windpark Den Tol. 13 april Pondera Consult Eric Arends MER Windpark Den Tol 13 april 2011 Pondera Consult Eric Arends 1 Inhoud 1. Waarom een milieueffectrapportage? 2. Wat wordt onderzocht in een milieueffectrapport (MER) 3. Beoordeling van de mogelijke effecten

Nadere informatie