Gebruiks- en serviceaanwijzing voor de vakman VITOPLEX 100 LS

Transcriptie

1 Gebruiks- en serviceaanwijzing voor de vakman Vitoplex 100 LS Type SXD, 0,26 tot 0,7 t/h Olie-/gasketel Stoomketel tot 0,5 bar werkoverdruk VITOPLEX 100 LS 4/2007 Bewaren a.u.b.

2 Algemene informatie Veiligheidsaanwijzingen Volg deze veiligheidsaanwijzingen exact op om gevaar en letsel voor mensen en schade aan zaken uit te sluiten. Bij gasgeur Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming (b ijv. geen lampen of elektrische toestellen inschakelen) Ramen en deuren openzetten Gasafsluitkraan sluiten Verwarmingsfirma/erkende installateur verwittigen op een plaats buiten het gebouw Veiligheidsbepalingen van de gasleverancier (zie gasteller) en de ver warmingsfirma (zie inbedrijfstellings/ informatieprotocol) respecteren. Bij gevaar Gevarenschakelaar (buiten de stookruimte) uitschakelen (behalve bij gasgeur). Afsluitkleppen in de brandstof leidingen sluiten. Bij brand een geschikte brandblusser gebruiken. Werken aan het toestel Montage, eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud en reparaties dienen door geautoriseerde vakmen sen (verwarmingsfirma/ contractuele installatiefirma) te worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden aan toestel/verwarmingsinstallatie moeten deze spanningsvrij worden geschakeld (bij v. met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en tegen opnieuwinschakelen worden beveiligd. Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en tegen ongewild openen vergrendelen. Inbouw van bijkomende componenten De inbouw van extra componenten die niet met het toestel getest zijn, kan de functie negatief beïnvloeden. Voor schade die hierdoor ontstaat, verlenen wij geen garantie en zijn wij niet aansprakelijk. Eisen aan de plaats van opstelling Geen luchtverontreiniging door halogeenkoolwaterstoffen (deze zitten b ijv. in sprays, verven, oplosen reinigingsmiddelen) Geen sterke stofvorming Geen permanent hoge luchtvochtigheid Tegen vorst beveiligd Goed ventileren en ventilatie openingen niet afsluiten. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen uitsluitend door een installateur worden uitgevoerd die van de verantwoordelijke gasmaatschappij toestemming heeft. Respecteer de voorgeschreven werkzaamheden van NBN D en NBN B resp. NBN B voor inbedrijfstelling van een gasinstallatie! Herstelwerkzaamheden aan onderdelen met veiligheids technische functie zijn niet toegestaan. Bij vervanging moeten de juiste, ori ginele onderdelen van Viessmann of gelijkwaardige, door Viessmann vrij gegeven onderdelen worden gebruikt. Eerste inbedrijfstelling De eerste inbedrijfstelling moet door de fabrikant van de installatie of een door hem aangewezen deskundige plaatsvinden; daarbij moeten de meetwaarden in een protocol worden vastgelegd worden. Informeren van de installatiegebruiker De fabrikant van de installatie dient de gebruiker van de installatie de gebruiksaanwijzing te overhandigen en hem in het gebruik te instrueren. Veiligheidsaanwijzing! Verwijst naar belangrijke informatie voor de veiligheid van mens en materiaal. Verwijst naar belangrijke informa tie over de veiligheid van zaken. 2

3 Inhoud Inhoudsopgave pagina Algemene informatie Veiligheidsaanwijzingen Productiekennisgeving Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Werkstappen Meer gegevens bij de werkstappen Storingen verhelpen Diagnose Wisselstukkenlijst Appendix Eisen aan de waterkwaliteit volgens TRD Technische gegevens Protocol Conformiteitsverklaring Verklaring fabrikant Trefwoordenregister

4 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Handelingen eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie voor verdere aanwijzingen bij de werkstappen de betreffende aangegeven pagina. Werkstappen voor de eerste inbedrijfsname Werkstappen voor de inspectie Werkstappen voor het onderhoud pagina 4 E W 1. Drukregelaar en pressostaat afstellen E W 2. Installatie in bedrijfstellen W 3. Installatie buiten bedrijf stellen I W 4. Bijluchtinrichting Vitoair sluiten (indien aanwezig) W 5. Keteldeur en reinigingsdeksel openen W 6. Turbulatoren eruit trekken en reinigen W 7. Verwarmingsoppervlak, rookgasafvoer en rookgaskanaal reinigen I W 8. Alle afdichtingen en afdichtingskoorden aan rookgaszijde controleren W 9. Isolatie van de keteldeur controleren W 10. Turbulatoren erin schuiven W 11. Keteldeur en reinigingsdeksel erop schroeven W 12. Waterruimte op afzettingen controleren W 13. Niveau meervoudige elektrode reinigen W 14. Waterpeilbegrenzer reinigen W 15. Alle water- en stoomaansluitingen, dompelhulzen en inspectie openingen na het vullen van de ketel op dichtheid controleren I W 16. Kijkglas op de keteldeur reinigen I W 17. Bijluchtinrichting Vitoair controleren (indien aanwezig) 17 W 18. Brander afstellen I W 19. Veiligheidsklep controleren I W 20. Veiligheids- en regelinrichtingen controleren

5 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Handelingen eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud (vervolg) Werkstappen voor de eerste inbedrijfsname Werkstappen voor de inspectie Werkstappen voor het onderhoud pagina W 21. Drukregelaar, pressostaat en temperatuuregelaar (stand by) controleren W 22. Waterkwaliteit controleren I W 23. Isolatie controleren I W 24. Ventilatie van de stookkamer controleren I W 25. Rookgasbuis op dichtheid controleren 5

6 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer gegevens bij de werkstappen Onderhoudsaanwijzingen! Het verdient aanbeveling om regelmatig een onderhoudsbeurt aan de ketelinstallatie te laten uitvoeren. Hierdoor bent u verzekerd van een storingsvrije, energiebesparende en milieuvriendelijke stookwerking. De ketel moet op bepaalde tijden worden gereinigd, anders stijgt met toenemende vervuiling de rookgastemperatuur en daarmee ook het energieverlies. Wij adviseren het gebruik van een rookgasthermometer. Een rookgastemperatuurbewaking geeft informatie over veranderde branderinstelling en de vervuilingsgraad van de ketel. Een te hoge rookgastemperatuur door een vervuilde ketel of veranderde branderinstelling verslechten het rendement. Eventueel moet de ketel gereinigd of de brander opnieuw ingesteld worden. Drukregelaar en pressostaat afstellen 1. Aanspreekdruk van de pressostaat iets hoger dan die van de drukregelaar instellen. 2. Beschermkap tegen het verstellen naderhand weer op de pressostaat schroeven. 3. Drukregelaar bij de inbedrijfstelling op de gewenste bedrijfsdruk instellen. Deze mogen daarna niet meer versteld worden. Aanwijzing! De drukregelaars hebben ieder een instelschroef voor het schakelpunt (b ijv. 0,45 bar) en voor het schakelverschil (b ijv. 0,02 bar), d. w.z. dat de drukregelaar de brander bij 0,43 bar inschakelt en bij 0,45 bar uitschakelt. Drukregelaar voor de 1e trap iets hoger en voor de 2e trap iets lager instellen. 6

7 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Stoomgeneratoren moeten bij een beveiligingsdruk van meer dan 0,5 bar volgens de bedrijfsveiligheidsverordening bewaakt worden. Ze worden volgens de overeenstemmingsbeoordelingsgrafiek nr. 5 van de EU-richtlijn drukapparatuur in categorie III worden geclassificeerd De installatie moet voor de eerste inbedrijfstelling door een erkende keuringsinstantie (b ijv. TÜV) worden gekeurd. Ketel in bedrijf nemen Gegevens van de branderfabrikant en bij de toebehoren 1. Controleren of de turbulatoren tot de aanslag in de rookgas kanalen zijn ingeschoven (keteldeur openen). 2. Controleren of de ventilatie van de stookruimte is geopend. 3. Functie van de waterbereiding controleren. 4. Stoomketel tot boven de NW-markering met water vullen. Aanwijzing! Stoomketel mogen alleen met geschikt water worden gebruikt; zie ook Eisen aan de waterkwaliteit" op pagina Alle gemonteerde onderdelen, zoals buisleidingen, kleppen, regelaars, pompen enz. op dichtheid en functioneren controleren. 6. Oliepeil resp. gasaansluitdruk controleren. 7. Rookgasschuif resp. -klep (indien aanwezig) openen. 8. Controleren of de reinigings opening op de rookgasafvoer is gesloten. 9. Afsluitkranen van de olieleidingen (aan tank en filter) resp. gasafsluitkraan openen. 10. Hoofdschakelaar, schakelaar voor voedingswaterpomp en werkings schakelaar voor de brander in deze volgorde inschakelen. Werkingsvoorschriften van de branderfabrikant 11. Ketel met klein vermogen (brander met trap 1 resp. deellast) in werking stellen en langzaam naar de voorziene werkingsdruk brengen. 12. Na het bereiken van de gewenste werkingsdruk de stoomklep langzaam openen. 13. Pas dan volledige belasting van de brander vrijgeven. 14. Tijdens het opwarmen alle regelen veiligheidsinrichtingen controleren op goede werking. 15. Druk- en temperatuurmeettoe stellen in de gaten houden. 16. Afsluitingen controleren op dichtheid en eventueel nog een keer aantrekken. 17. Na ca. 50 bedrijfsuren keteldeur en reinigingsdeksel op dichtheid controleren en de schroeven natrekken. Aanwijzing! Wij adviseren de ketel zonder onderbreking met de benodigde werkingsdruk te gebruiken. Ook als gedurende langere tijd geen warmte wordt afgenomen, is verdere drukwerking voor de ketel zonder bezwaar. Bij een installatie die uit meerdere ketels bestaat, waarvan er 1 steeds alleen als reserveketel voorzien is, moet een werkingsomschakeling alleen bij langere tijdsintervallen, b ijv. ter gelegenheid van de jaarlijks benodigde revisie van de totale installatie, uitgevoerd worden. 7

8 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Installatie buiten bedrijf stellen Veiligheidsaanwijzing! Water- en stoomaansluitingen alsook inspectie openingen mogen alleen geopend worden als de ketel drukloos is. Het aftappen van de CV ketel met een zuigpomp alleen met open ventilatie uitvoeren. 1. Afsluitkranen van de olieleidingen (aan tank en filter) resp. gasafsluitkraan sluiten. 2. Brander en voedingswaterpomp uitschakelen. Connector lostrekken van de brander. 3. Installatie spanningsvrij schakelen. 4. Alle kleppen sluiten. Aanwijzingen bij de buitenbedrijfstelling! Als u uw ketelinstallatie tijdelijk niet wilt gebruiken, houdt u de ketelwatertemperatuur door de temperatuurregelaar (stand-by) op 95 ºC om corrosie door binnen dringen van zuurstof in het ketelwater te voorkomen. Als u uw ketelinstallatie langere tijd (meerdere maanden) niet wilt gebruiken, moet u het systeem buiten bedrijf stellen. Voor langere buitenbedrijfstelling van de ketelinstallatie adviseren wij, in zoverre nodig, geschikte maatregelen te nemen, b ijv. de installatie tegen vorst beschermen of conservering van de verwarmingsoppervlakken. Voor de conservering van de verwarmingsoppervlakken de stookgasoppervlakken grondig reinigen. Daarna met een conserveringsolie, waarin grafiet is gemengd, conserveren. 8 Voor waterzijdige bescherming wordt geadviseerd de ketel met ontgast, zuurstofvrij en voorbereid, zoutarm water waarbij zuurstof bindmiddel is toegevoegd (b ijv. natriumsulfiet) te vullen. Nadien de stoomafsluitklep sluiten. De concentratie van het zuurstof bindmiddel minstens elke maand controleren en eventueel aanvullen; let daarbij op dat het goed met het water in de ketel wordt vermengd. Nog een mogelijkheid is de droogconservering, die voor stilstandtijden van meer dan 4 weken is te adviseren. Bij vorstgevaar de ketel en het verwarmingssysteem via de aftapaansluiting aftappen. Afsluit- en reguleerkleppen en ontluchtingen openen.

9 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Bijluchtinrichting Vitoair sluiten (indien aanwezig) 1. Brander inschakelen. 2. Als de voorventilatie loopt, de installatie uitschakelen; dan is de regelschijf gesloten. Keteldeur en reinigingsdeksel openen 4x Aanwijzing! Bij een gasbrander de gasaansluitbuis demonteren. 9

10 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Turbulatoren eruit trekken en reinigen Turbulatoren A er zonder geweld uittrekken; daarbij de turbulatortrekker van het reinigingstoestel gebruiken. A 10

11 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Verwarmingsoppervlakken, rookgasafvoer en rookgaskanaal reinigen 1. Uitlaten A en branderkamer B met de borstel reinigen en verbrandingsresten verwijderen. A B 2. Verbrandingsresten uit rookgasbuis en rookgasafvoer C verwijderen. C 11

12 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Turbulatoren erin schuiven Door branderinstellingen resp. speciale installatie omstandigheden kan het gebeuren dat de turbulatoren naar voren komen en dan verbranden. Zo kan ook de isolatie van de keteldeur beschadigd worden. A B 1. Turbulatoren A ca. ¾ van de lengte uit de naschakelver warmingsbuizen B trekken. 2. Turbulatoren ca º buigen. 3. Turbulatoren tot de aanslag in de naschakelverwarmingsbuizen schuiven; daarbij de voorspanning controleren. Aanwijzing! Turbulatoren mogen niet al te gemakkelijk uit de naschakelver warmingsbuizen getrokken worden. 12

13 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Keteldeur en reinigingsdeksel erop schroeven Aanwijzing! Bij een gasbrander de gasaansluitbuis monteren. Veiligheidsaanwijzing! Lekkagecontrole van alle gasaansluitingen uitvoeren. A 4x A Schroeven kruisgewijs aantrekken 13

14 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Waterruimte op afzettingen controleren A 1. Handgatafsluiting A openen. 2. Ketel volledig aftappen. 3. Waterruimte reinigen (spatwaterspoeling) en afzettingen via de reinigingsklep en de aftap verwijderen. Bij vaste afzettingen die niet door afspuiten kunnen worden verwijderd, een chemische reiniging met toegevoegde steenoplosmiddelen uitvoeren. 4. Dichtoppervlakken en afsluitingen reinigen en naargelang de toestand van de afdichtingen deze vernieuwen. Nieuwe afdichting na inbedrijfstelling naspannen en na 24 uur nog een keer controleren. 14

15 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Niveau meervoudige elektrode reinigen 1. Elektrode A uitbouwen. A B C 2. Elektrodenpunt C reinigen. 3. Afdichtvlakken schoonmaken en nieuwe afichting B gebruiken. 4. Elektroden inbouwen en veiligheidstest volgens de aanwijzingen van de fabrikant uitvoeren. 5. Nieuwe afdichting na inbedrijfstelling naspannen. Waterstandindicator reinigen 1. Waterstandindicator doorblazen. 2. Bovenste afsluitschroef A verwijderen en waterstandindicator met een borstel reinigen. A 15

16 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Alle water- en stoomaansluitingen, dompelhulzen alsook inspectieopeningen na het vullen van de ketel op dichtheid controleren Na het openen van de inspectieopenen: 1. Dichtingsvlakken schoonmaken. 2. Dichting vervangen. A 3. De afsluitingen na de inbedrijfstelling aanspannen. Voor het controleren van de dompelhulzen afdekking A demonteren. Kijkglas aan de keteldeur reinigen Afdichtingen en slangverbinding controleren op lekken. 16

17 Eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Meer informatie over de handelingen (vervolg) Bijluchtinrichting Vitoair controleren (indien aanwezig) Schuif van de regelschijf losmaken. Bij werking van de brander moet de regelschijf vrij pendelen. Brander inregelen Gegevens van de branderfabrikant Bij de afstelling het minimumvermogen respecteren. Het minimumvermogen voor de basisbelastingtrap volgens de schoorsteenomstandigheden instellen. Veiligheidsklep controleren Gegevens van de fabrikant Werkdruk op aanspreekdruk verhogen of bij het bereiken van 85 % de aanspreekdruk met de hand verhogen. Drukregelaar, pressostaat en temperatuurregelaar (stand by) controleren Drukregelaar, pressostaat en temperatuurregelaar (stand by) op functioneren en juiste instelling controleren. Temperatuurregelaar (stand by) moet op min. 95 ºC ingesteld zijn. 17

18 Opheffen van storingen Diagnose Storing/ gedrag van de installatie Brander start niet Zuurstofcorrosie (waterzijde) Rookgastemperatuur te hoog Veiligheidsklep blaast af Storingsoorzaak Geen spanning aanwezig Veiligheidscircuit is geactiveerd Branderstoringslampje gaat branden Brandstoftoevoer onderbroken Maatregel Hoofdschakelaar inschakelen Veiligheidsinrichting controleren Ontstoorknop op de brandersturing indrukken Afsluitarmaturen in de brandstofleiding en filter openen Andere storingen volgens de aanwijzing van de branderfabrikant opheffen Bijvullen met ongeschikt water Ketel wordt dagelijks totaal uitgeschakeld Warmteoverdracht wordt door vervuiling aan de rookgas- en waterzijde verlaagd Nom. vermogen van de ketel wordt overschreden Turbulatoren ontbreken of zijn niet correct ingebouwd Uitblaasdruk komt niet met de installatiedruk overeen Klepzitting vuil Waterzakbuis (voor drukregelaar) verstopt Waterbereidingsinstallatie en inspuit inrichting volgens VdTÜV-richtlijn controleren In plaats van uitschakelen op stand by (95 ºC) omschakelen Ketel reinigen Vermogen van de brander controleren Onderhoud en inbouw volgens pagina 10 en 12 uitvoeren Werkdruk met geschikte manometer controleren Klepzitting reinigen Buizen reinigen 18

19 Opheffen van storingen Diagnose (vervolg) Storing/ gedrag van de installatie Ketel produceert natte stoom Stoomslagen in de ketel Stoomslagen in het condensaatvat Waterstand in de ketel te hoog Storingsoorzaak Alkaliteit van het ketelwater te hoog Waterstand te hoog ingesteld Voeding van het voedingswater niet gedaan aan de voedingswateraansluiting Terugslagklep in de voedingswaterleiding ontbreekt of is defect Condensaatafscheider in de installatie is defect Stuwlussen slaan door Stoomverdeler boven de ketel wordt niet voldoende ontwaterd Maatregel Ketel regelmatig van vuil ontdoen, eventueel ontzoutingsinrichting inbouwen, waterbereiding volgens EN uitvoeren. Nageschakelde stoomleiding ontwateren. Ketel- en voedingswater dagelijks controleren. Elektrodenlengte controleren. Voedingswaterleiding aan de juiste aansluiting aansluiten Terugslagklep inbouwen resp. reinigen (let op de stroomrichting) Defecte afscheider vaststellen en repareren. Stoomdruk verlagen Condensafscheider monteren 19

20 Opheffen van storingen Diagnose (vervolg) Storing/ gedrag van de installatie Waterpeilbegrenzer schakelt uit Storingsoorzaak Afsluitklep in de voedingswaterleiding gesloten Geen voedingswater in het condensaatvat Voedingswaterpomp resp. waterpeilregelaar defect Sterke waterpeilschommelingen door te hoge kwaliteit Maatregel Afsluitklep openen Wateraansluiting aan net controleren Schadeoorzaak aan de waterpeilregelaar volgens montageaanwijzing van de regelaar vaststellen Water uit ketel en condensaatvat aflaten. Als ontzoutklep aanwezig, ontzoutpercentage verhogen. Met gezuiverd water opnieuw vullen. Vaker vuil verwijderen. Waterbereidingsinstallatie controleren. 20

21 Wisselstukkenlijst Wisselstuklenlijst Aanwijzing voor het bestellen van onderdelen! Bestelnr. en serienr. (zie kenplaatje) evenals het positienummer van het wisselstuk (uit deze wisselstukken lijst) aangeven. Courant onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. Wisselstukken 001 Rookgaskanaal (met pos. 003 tot 005) 003 Pakking mm 004 Reinigingsdeksel 005 Pakking mm 006 Deur 007 Bout 008 Kijkglas, bestaande uit: Pos. 009 tot Slang 010 Kijkbuissluiting 011 Kijkglas (met pos. 012) 012 Dichtring 013 Slangtule 014 Afdichting 015 Turbulator 017 Greep *3 018 Borstelsteel *4 019 Verlengstuk *3 020 Armaturenstang 022 Dichting voor handgatafsluiting 023 Afdichting 024 Afdichting 025 Afdichting 026 Afdichting 027 Slangverpakking 18 mm 028 Isolatieblok 029 Isolatiemat I 030 Isolatiemat II 031 Pakking GF mm 200 Frontplaat bovenaan 201 Voorplaat (onderkant) 202 Zijplaat 203 Zijplaat rechtsboven 204 Zijplaat midden 205 Rails rechtsvoor 206 Rails linksvoor 207 Rails rechtsachter 208 Rails linksachter 209 Achterplaat bovenaan 210 Hoekelement achteraan 211 Achterplaat onderaan 212 Afdekplaat zijplaat 213 Afdekplaat achterplaat 214 Afdekplaat ontluchteropening 215 Afdekplaat rechtsvoor bovenaan 216 Afdekplaat rechtslinks bovenaan 217 Isolatiemat vooraan 218 Isolatiemat achteraan 219 Isolatiemantel vooraan 220 Isolatiemantel achteraan *1 221 Glasvezelmat 222 Afdekplaat zijplaat midden *2 224 Typeaanduiding Viessmann 225 Typeaanduiding Vitoplex Zijplaat midden links Slijtagegevoelig onderdeel 021 Reinigingsborstel Wisselstukken zonder afbeelding 300 Meegeleverde isolatie 301 Spuitbuslak, vitozilver 302 Lakstift, vitozilver 303 Sierplakband 304 Gebruiks- en servicedocumentatie 306 Montageaanwijzing A Typeplaatje naar keuze rechts of links *1 Alleen bij 0,7 t/h. *2 Alleen bij 0,26 en 0,435 t/h. *3 Alleen bij 0,435 en 0,7 t/h. *4 Alleen bij 0,26 t/h. 21

22 Wisselstukkenlijst Wisselstukkenlijst (vervolg) * *

23 Wisselstukkenlijst Wisselstukkenlijst (vervolg) A *

24 Wisselstukkenlijst Wisselstukkenlijst (vervolg)

25 019 *3 018 *4 Wisselstukkenlijst Wisselstukkenlijst (vervolg) *3 25

26 Appendix Eisen aan de waterkwaliteit volgens TRD 701 Bij stoomwerking is het nuttig zoveel mogelijk condensaat naar de voedingswaterbak terug te voeren. Het condensaat met extra water zo bereiden dat aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: Eisen aan het ketelvoedingswater Algemene eisen kleurloos, helder en vrij van onopgeloste stoffen ph-waarde bij 25 ºC > 9 Geleidingsvermogen bij 25 ºC S/cm slechts richtwaarden voor ketelwater doorslaggevend Som aardalkaliën (Ca 2+ + Mg 2+ ) mmol/liter < 0,015 Zuurstof (O 2 ) mg/liter < 0,1 Koolzuur (CO 2 ) gebonden mg/liter < 25 Koolzuur (CO 2 ) vrij mg/liter n. n. Oxideerbaarheid (Mn VII Mn II) mg/liter < 10 als KMnO 4 Olie, vet mg/liter < 3 Eisen aan het ketelwater Algemene eisen kleurloos, helder en vrij van onopgeloste stoffen ph-waarde bij 25 ºC 8,5 tot 10 Zuurcapaciteit tot ph 8,2 (K S8,2 ) mmol/liter 1 tot 12 Geleidingsvermogen bij 25 ºC S/cm < 5000 Fosfaat (PO 4 ) mg/liter 10 tot 20 De fosfaatdosering wordt aanbevolen, is echter niet altijd nodig. Omrekening: 1 mol/m 3 = 5,6 ºdH; 1 ºdH = 0,1792 mol/m 3 ; 1 mval/kg = 2,8 ºdH 26

27 Appendix Technische gegevens Stoomvermogen *1 t/h 0,26 0,435 0,7 Nom. vermogen kw Rookgasparameters *2 Temperatuur bij nom. vermogen bij deellast ºC ºC CE-label CE-0035 *1 Bij voedingswatertemperatuur van 80 ºC. *2 Rekenwaarden voor dimensionering van de rookgasinstallatie volgens DIN 4750 m.b.t. 13 % CO 2 bij stookolie en 10 % CO 2 bij aardgas. Gemeten rookgastemperatuur bij 20 ºC verbrandingsluchttemperatuur

28 Appendix Protocol d.d. door: Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d. door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service 28

29 Appendix Conformiteitsverklaring Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, verklaren eigen verantwoording dat het product Vitoplex 100 LS aan de volgende normen voldoet: EN 303 EN EN EN EN EN EN TRD-Reglement Richtlinie 2003/2 Overeenkomstig de bepalingen van de richtlijnen 2006/95/EG 89/336/EEG 97/23/EG wordt op grond van de EG-homologatie van het verwarmde druktoestel (certificaatnr /B P) door de daartoe aangewezen TÜV Rheinland/Berlin-Brandenburg, Berlijn, dit product als volgt gekenmerkt: _-0035 Identificatie overeenkomstig de Richtlijn inzake Drukapparatuur (97/23/EG): verwarmd druktoestel categorie III volgens Appendix II, diagram 5 module B en D volgens Bijlage III toegepast reglement: TRD materialen volgens Bijlage I, 4.2, b) en TRD corrosietoeslag volgens Bijlage I, 2,2 en TRD Het druktoestel is zonder uitrusting (veiligheidsinrichting) getest. Het drukapparaat moet voor opstelling en de eerste inbedrijfstelling volgens de nationale voorschriften uitgerust worden. Het drukapparaat voldoet aan de eisen van de geldige TRD-voorschriften en de bedrijfsverenigingsovereenkomsten. Daarom worden de volgende controleperiodes voorgesteld: jaarlijks: externe controle om de drie jaar: interne controle en/of sterktecontrole, die als waterdrukcontrole moet worden uitgevoerd. 29

30 Appendix Verklaring van de fabrikant volgens 1. BImSchV Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, bevestigen dat het volgende product de volgens 1. BImSchV 7 (2) geëiste NO x -grenswaarden onderschrijdt: Vitoplex 100 LS Allendorf, 8 maart 2007 Viessmann Werke GmbH & Co KG vert. Manfred Sommer 30

31 Appendix Trefwoordenregister B Bijluchtinrichting Vitoair controleren (indien aanwezig), 17 Bijluchtinrichting Vitoair sluiten (indien aanwezig), 9 Brander afstellen, 17 C Conformiteitsverklaring, 29 D Diagnose, 18 Drukregelaar en pressostaat afregelen, 6 Drukregelaar, pressostaat en temperatuurregelaar (stand by) controleren, 17 E Eisen aan de waterkwaliteit, 26 I Inspectieopeningen na het vullen van de ketel op lekken controleren, 16 Installatie buiten bedrijf stellen, 8 Installatie in bedrijf stellen, 7 K Keteldeur en reinigingsdeksel erop schroeven, 12 Keteldeur en reinigingsdeksel openen, 9 Kijkglas aan de keteldeur reinigen, 16 M Meer gegevens bij de werkstappen, 6 N Niveau meervoudige elektrode reinigen, 15 O Onderdelenlijst, 21 P Productiekennisgeving, 3 Protocol, 28 R Reinigingsdeksel erop schroeven, 12 Reinigingsdeksel openen, 9 Rookgasafvoer en rookgasbuis reinigen, 11 T Technische gegevens, 27 Turbulatoren erin schuiven, 12 Turbulatoren eruit trekken en reinigen, 10 V Veiligheidsaanwijzingen, 2 Veiligheidsklep controleren, 17 Verklaring fabrikant, 30 Verwarmingsvlakken reinigen, 11 W Water en stoomaansluitingen controleren, 16 Waterkwaliteit, eisen aan de, 26 Waterruimte op afzettingen controleren, 14 Waterstandindicator reinigen, 15 Werkstappen, 4 31

32 Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier Viessmann Belgium bvba sprl Hermesstraat 14 B 1930 ZAVENTEM Tel.: Fax: e mail: info@viessmann.be Technische wijzigingen voorbehouden! 32