Algemeen. Inspraakreacties en reactie van gemeente

Transcriptie

1 Inspraaknota ontwerpbeheersverordening Nijmegen Vossenpels Midden-Noord en ontwerpbeheersverordening Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o.. Algemeen Het gebied van de beheersverordening Nijmegen Vossenpels Midden-Noord ligt ten noordoosten van de kern Lent (Nijmegen-Noord) en wordt aan de oostzijde begrensd door de Vossenpelssestraat en aan de westzijde door de sloten gelegen aan Het Buske en de Turennesingel grenzend aan de wijk Visveld. Aan de noordzijde wordt de grens gevormd door de Zandse Plassen en in het zuiden bij de percelen gelegen aan Bekkersland. Tevens is in het zuidelijke deel van de Vossenpelssestraat een aantal percelen, dat aan de oostzijde van deze straat ligt, ook in het gebied van de beheersverordening opgenomen. Het gebied van de beheersverordening Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o. bestaat uit een oostelijk en een westelijk gebied. Het oostelijke gebied beslaat (globaal) het bestaande bedrijventerrein de Rietgraaf, chaletpark 'De Halve Weg', Mona's eetcafé en de percelen Stationsweg 25, 27 en 27a. Het westelijke gebied wordt (globaal) begrensd door het bestaande industrieterrein Oosterhout in het westen, in het noorden door de A15, de spoorlijn Arnhem- Nijmegen in het oosten en in het zuiden vormen de Stationsstraat en Stationsweg de grens. De ontwerpbeheersverordeningen hebben gedurende 3 weken van donderdag 23 februari tot en met woensdag 15 maart 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden inspraakreacties worden ingediend. Er zijn 3 reacties ingekomen. 1 reactie over de ontwerpbeheersverordening Nijmegen Vossenpels Midden-Noord en 2 reacties over de ontwerpbeheersverordening Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o.. Inspraakreacties en reactie van gemeente A. Indiener inspraakreactie Nijmegen Vossenpels Midden-Noord Krijger advies b.v., mr. W. Krijger, Nassaulaan 18, 5111 XE Baarle-Nassau, namens de betreffende eigenaren alsmede de betreffende besloten vennootschappen gevestigd op Vossenpelssestraat 63 te Lent en exploitanten van het bedrijf gevestigd op het perceel Vossenpelssestraat 63 te Lent. Inhoud inspraakreactie Formeel De eerste opmerking betreft de termijn van ter inzage legging. Het is juist dat in de Wro geen procedurevoorschriften zijn gegeven omtrent de totstandkoming van een beheersverordening. Als de gemeente er dan echter voor kiest om het ontwerp ter visie te leggen, is het niet logisch om dit gedurende een termijn van 3 weken te doen. Een termijn die afwijkt van de algemene termijn uit afdeling 3.4. Awb van 6 weken. Zeker nu de belanghebbenden eerst bij brief van 22 februari 2017 op de hoogte zijn gesteld van de ter inzagelegging met ingang van 23 februari 2017, is een termijn van 3 weken onevenredig kort. Enige motivering voor deze afwijkende termijn ontbreekt. 1

2 Het bieden van de mogelijkheid tot inspraak voor bewoners is wettelijk niet verplicht. Op de totstandkoming van een beheersverordening is de gemeentelijke inspraakverordening niet van toepassing. De beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maar continueert de juridisch-planologische situatie. Met de beheersverordening wordt geen gemeentelijk beleid ontwikkeld en/of bestaand beleid gewijzigd. De beheersverordening is beleidsneutraal. Niettemin hebben wij het passend geacht de bewoners en bedrijven in het plangebied te informeren over de beheersverordening en hen in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Inspreker heeft daarvan gebruik gemaakt. Inhoudelijk Het vigerende bestemmingsplan dateert uit 1989 en had - gelet op de actualisatieplicht van 10 jaar die ook in de WRO reeds gold - al bij herhaling geactualiseerd moeten worden. Het feit dat dit niet is gebeurd is geheel aan de raad te wijten, niet aan de inwoners. Nu er sancties dreigen (niet langer kunnen heffen van leges bij niet tijdig actualiseren van verouderde bestemmingsplannen) moet hals over kop een beheersverordening worden vastgesteld. Niet om reden waarvoor de figuur van een beheersverordening is bedoeld - namelijk een gebied waarin geen ontwikkelingen zijn te verwachten - maar om reden van het tijdelijk "bevriezen" van het gebied, om in de tussentijd een algehele herziening van het gebied (waarin dus wel degelijk ontwikkelingen zijn te verwachten) in procedure te kunnen brengen. Vergeten wordt daarbij dat door de "bevriezing" welke ten gevolge van de beheersverordening optreedt, de rechtspositie van mijn cliënten wel degelijk wordt aangetast. Zoals ook in het voorstel wordt aangegeven, komen op grond van artikel 1 sub b alle uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende bestemmingsplan te vervallen. Ook voor het perceel van mijn cliënten, dat in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "agrarische doeleinden" heeft, zijn in het vigerende bestemmingsplan een aantal wijzigingsbevoegdheden van toepassing. Artikel 2 lid 12 is daarvan een concreet voorbeeld. Dat dit wel degelijk relevant is en dus om een afweging vraagt, blijkt uit het feit dat cliënten aan de gemeente concrete voorstellen rondom een bedrijfsverplaatsing hebben gedaan. Mocht dat niet tot het gewenste resultaat leiden, dan hebben cliënten reeds richting gemeente aangegeven dat zij een aanvang zullen gaan maken met het gefaseerd vervangen van de bestaande glasopstanden. Nu de gemeente hiervan op de hoogte is, had niet volstaan mogen worden met het opstellen van een beheersverordening en had bij het toch opstellen van een beheersverordening afgewogen moeten worden welke belemmeringen dit voor de plannen van mijn cliënten oplevert. De beheersverordening is opgesteld om te voldoen aan de wettelijke plicht om bestemmingsplannen tijdig te actualiseren. In het geval van het gebied de Vossenpels, is het geldende bestemmingsplan niet tijdig geactualiseerd. De belangen van inspreker zijn hierdoor echter niet geschaad, omdat het geldende bestemmingsplan altijd zijn werking heeft behouden en inspreker door middel van vrijstelling en bouwvergunningen (toch) zijn bedrijfsvoering heeft kunnen voortzetten en ontwikkelen. Met de beheersverordening wordt de bestaande juridisch-planologische regeling voortgezet. Ook de sindsdien verleende omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan (voorheen: artikel 19 WRO vrijstellingen) blijven van toepassing. Het gebied wordt dus niet bevroren, zoals inspreker stelt. Plannen van bewoners en bedrijven in het gebied worden in behandeling genomen en getoetst aan de beheersverordening. Is een aanvraag in overeenstemming met de 2

3 beheersverordening, dan kan wat dat onderdeel van de vergunning betreft in beginsel medewerking worden verleend. Conform de wettelijke beperkingen van een beheersverordening kunnen uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan niet worden opgenomen in een beheersverordening. Voor wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. Overigens is het zo dat in het gebied waarop de beheersverordening betrekking heeft, geen uitwerkingsplicht van toepassing is. De opmerking van inspreker over het al dan niet meenemen van uitwerkingsplichten in de beheersverordening, is dus niet relevant. Wel is onder andere op het perceel van inspreker een wijzigingsbevoegdheid van toepassing. Door middel van een wijzigingsplan zou het college onder andere medewerking kunnen verlenen aan de nieuwvestiging, uitbreiding of verplaatsing van bouwpercelen voor agrarische bedrijven dan wel voor het opheffen van agrarische bouwpercelen. Afgezien van de hiervoor gemaakte opmerking dat het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid niet strookt met het doel van een beheersverordening, is het gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid een bevoegdheid van het college. Inspreker kon dus al geen rechten ontlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid. In die zin wordt inspreker met het niet opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in de beheersverordening, dus niet in zijn rechten geschaad. Het is juist dat de gemeente beoogt op niet al te lange termijn het gebied de Vossenpels te transformeren en te ontwikkelen tot woongebied. De visievorming daaromtrent is thans in voorbereiding. Na afronding van de visie voor het gebied, zal een bestemmingsplan worden gemaakt. Wanneer te zijner tijd een bestemmingsplan voor het gebied is vastgesteld, zal dat plan het geldende planologische regime zijn. Dat kost uiteraard de nodige voorbereidingstijd. Om die reden is nu een beheersverordening opgesteld, zodat aan de actualiseringsplicht wordt voldaan. Voorts wordt in het voorliggende ontwerp van de beheersverordening een nieuwe vorm van overgangsrecht van toepassing verklaard, zodanig dat ook daar gevolgen voor eigenaren en exploitanten in het plangebied kunnen voortvloeien. Alleen de planologische situatie wordt overgenomen en niet de feitelijke situatie. Daarmee wordt het overgangsrecht neergelegd in artikel 28 van het thans vigerende bestemmingsplan, volledig geblokkeerd. In hoofdstuk van het ontwerp wordt dit ook met zoveel woorden erkend. Van enige afweging van belangen blijkt echter uit het voorliggende voorstel niets, terwijl bij het wijzigen van de rechtspositie van belanghebbenden, dit in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel gewenst en o.i. zelfs noodzakelijk is. Tegen deze verslechtering van hun rechtspositie kunnen eigenaren in het gebied overigens niets doen, omdat de beheersverordening geen bezwaar en beroepsmogelijkheid kent. Door te kiezen voor de planfiguur beheersverordening met de werkwijze als hiervoor genoemd, worden dus ook de rechtsmiddelen van burgers aangetast. Mijn cliënten kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat dit de raad - nu men op korte termijn wel degelijk tot planontwikkeling in en rondom het gebied overgaat - wel goed uitkomt en dit mogelijk mede bepalend is geweest voor de keus om tijdelijk een beheersverordening vast te stellen. 3

4 De wetgever heeft in artikel van het Besluit ruimtelijke ordening bepaald dat in de beheersverordening moet worden voorzien in overgangsrecht, zoals dit in artikelen 3.2.1, en van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld. De gemeente is dus gebonden aan het op deze wijze en in deze vorm opnemen van overgangsrecht. Dit overgangsrecht zou overigens ook op deze wijze opgenomen zijn in een bestemmingsplan. Inspreker wordt voor wat betreft het overgangsrecht dus op geen enkele wijze benadeeld, nu gekozen is voor een beheersverordening in plaats van een actualisatiebestemmingsplan. In het collegevoorstel wordt voor wat betreft het onderdeel risico gesuggereerd alsof dat er niet zou zijn voor de gemeente. Dat is niet juist. Het is weliswaar zo dat tegen een beheersverordening geen bezwaar of beroep mogelijk is, maar er kan op de onverbindendheid van de beheersverordening wel degelijk een beroep worden gedaan bij latere besluitvorming en ook via de civiele rechter. Met de beheersverordening voor het gebied de Vossenpels wordt voldaan aan de wettelijke plicht tot actualisatie. De beheersverordening is een wettelijk erkend vormvrij alternatief voor een bestemmingsplan waarmee het bestaande recht binnen een gebied opnieuw wordt vastgesteld. Het is niet mogelijk om met een beheersverordening nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit is in de beheersverordening voor het gebied de Vossenpels ook niet gedaan. De ontwikkeling en transformatie van het gebied de Vossenpels naar een woongebied, zal juridisch mogelijk gemaakt worden in een later op te stellen bestemmingsplan. In deze zin zijn de risico s beperkt. A. Indiener inspraakreactie Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o. Bewoner Stationsstraat 53, 6515 AA Nijmegen Inhoud inspraakreactie In de brief en in het ter inzage liggende plan geeft de gemeente aan dat de huidige planologische regelingen worden voortgezet, waardoor er feitelijk niets zou wijzigen. De afgelopen jaren hebben er echter zeer veel wijzigingen in de naaste omgeving van mijn woning en perceel plaatsgevonden, welke naar mijn weten nooit zijn gelegaliseerd. In het collegevoorstel wordt op vervolgvel 2 aangegeven dat er niet wordt gekeken naar het feitelijk gebruik, maar alleen naar het planologisch toegestane gebruik. Betekent dit dat het huidige feitelijke gebruik daarmee nu wordt gelegaliseerd? De beheersverordening verklaart het bestaand planologisch toegestane gebruik zoals opgenomen in de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen opnieuw van toepassing. De bestaande rechten en plichten blijven hierdoor ongewijzigd. Het gaat hier nadrukkelijk om het planologisch gebruik en niet het feitelijk gebruik. Er is gekozen voor het vastleggen van het planologisch gebruik, omdat andere ontwikkelingen dan die planologisch nu mogelijk zijn, zullen worden afgewogen in een 4

5 nieuw op te stellen bestemmingsplan. Er vindt (nu) dus geen legalisatie van het huidige feitelijke gebruik plaats. B. Indiener inspraakreactie Nijmegen Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o. MiSa advies b.v., de heer P. Franken, Rijksstraatweg 69, 4194 SK Meteren, namens cliënts bedrijf gevestigd aan de Groothandelsweg 16 te Nijmegen. Inhoud inspraakreactie 1. Naar de mening van inspreker blijkt uit de Ontwerpbeheersverordening onvoldoende dat de vaststelling daarvan niet strijdig is met artikel 3.38 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit gelet op de ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied (zie o.a. Ambitiedocument De Grift, Beeldkwaliteitsplan De Grift Noord en Reactieve aanwijzing van de provincie Gelderland, brief van 14 augustus met zaaknummer ) als ook de ontwikkelingen binnen het plangebied Oosterhout-Bedrijfsterrein 1990 (gemeente Valburg, 7 mei 1991). Verzocht wordt dit bij definitieve vaststelling van de beheersverordening te verduidelijken. Op basis van artikel 3.38 Wro kan de gemeente bepalen om, in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening op te stellen. Deze mogelijkheid kan alleen worden gebruikt als in het gebied (nog) geen noemenswaardige ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Met andere woorden: weinig tot geen planologische veranderingen plaatsvinden. Het gebied 'Bedrijventerrein Oosterhout en Rietgraaf e.o.' voldoet aan deze vereiste en daarom is besloten voor dit gebied een beheersverordening op te stellen. Uit de door inspreker aangehaalde documenten blijkt dat in de directe omgeving van het verordeningsgebied wel ambities bestaan voor noemenswaardige ruimtelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst. Deze gebieden zijn (daarom) niet meegenomen in de beheersverordening. 2. In de publicatie (Gemeenteblad van de Gemeente Nijmegen, Nr d.d. 22 februari 2017) is aangegeven dat de Ontwerpbeheersverordening het planologisch toegestane gebruik van de reeds geldende bestemmingsplannen opnieuw van toepassing verklaart. Inhoudende dat bestaande rechten en plichten zoals die zijn vastgelegd in die bestemmingsplannen daarmee in stand blijven. In paragraaf 2.1 van de toelichting op de Ontwerpbeheersverordening is beschreven dat de mogelijkheden om in afwijking van de beheersverordening een ontwikkeling mogelijk te maken niet anders zijn dan de mogelijkheden voor het afwijken van een bestemmingsplan. Tevens wordt aangegeven dat "Het opnemen van het bestaand gebruik in ruime zin betekent dat alle bestaande rechten en plichten uit de voorgaande bestemmingsplannen van toepassing blijven." In de laatste alinea wordt echter beschreven dat het niet mogelijk is om in de beheersverordening uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden op te nemen (omdat deze zijn gericht op het mogelijk maken van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen) en hierom in de regels van onderhavige beheersverordening is opgenomen dat uitwerkingsplichten of wijzigingsbevoegdheden uit voorgaande bestemmingsplannen komen te vervallen. Een tekst van dezelfde strekking is ook 5

6 opgenomen in de opsomming op pagina 12 onder " Geen uitwerkingsplichten of wijzigingsbevoegdheden". In de regels wordt hierop ingegaan in artikel 1 lid b. De teksten uit de Ontwerpbeheersverordening zijn op dit punt tegenstrijdig. Verzocht wordt dit bij definitieve vaststelling van de beheersverordening te verduidelijken. Paragraaf 2.1 is verduidelijkt door op te nemen dat alle bestaande rechten en plichten, met uitzondering van wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten, uit de voorgaande bestemmingsplannen van toepassing blijven. 3. De Ontwerpbeheersverordening heeft tevens tot doel om een (vermeende) omissie in de Staat van inrichtingen van de bestemmingsplannen Oosterhout-Bedrijfsterrein 1990, 1993 en 1995 en Bedrijfshallen Griftdijk Herziening 1988 te herstellen (zie pagina 12 onder "Herstel omissie" en artikel 1 lid d). Er is aangegeven dat in de Staat van Inrichtingen van voornoemde bestemmingsplannen, onder SBl-code 98.13, aandachtsstreepje 'puinbreker en - zeven open lucht' in de kolom milieucategorie het nummer 3 dient te worden vervangen door het nummer 5. Inspreker tekent bezwaar aan tegen deze wijze waarop de omissie wordt hersteld. Overeenkomstig de huidig gehanteerde milieucategorie indeling (zie handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) wordt het breken van puin op basis van bewerkingscapaciteit ingedeeld. In onderstaande tabel is deze gebruikelijk milieucategorie indeling opgenomen. Inspreker verzoekt bij definitieve vaststelling van de beheersverordening de milieucategorie indeling uit handreiking VNG, zoals weergegeven in de tabel, te hanteren. SBl-code 2008 Omschrijving Milieucategorie Puinbrekerijen en malerijen met een verwerkingscapaciteit < ton per jaar Puinbrekerijen en malerijen met een verwerkingscapaciteit. >= ton per jaar Tot slot verzoekt inspreker tevens om een redelijke termijn om de inspraakreactie aan te vullen. Het betreft het herstellen van een omissie van de tijdens het opstellen van het bestemmingsplan gehanteerde indeling. Het voorstel van inspreker leidt tot een wijziging van de plansystematiek, die voor deze beheersverordening te ver voert. Dergelijke aanpassingen horen thuis in een actualisatiebestemmingsplan. Het bieden van de mogelijkheid tot inspraak voor bewoners is wettelijk niet verplicht. Niettemin hebben wij het passend geacht de bewoners en bedrijven in het plangebied te informeren over de beheersverordening en hen in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Inspreker heeft daarvan 6

7 gebruik gemaakt door een inhoudelijk gemotiveerde reactie te geven. Wij zien al met al geen reden tot verlenging van de inspraaktermijn. 7