ANTI- EN NADIEFSTALSYSTEMEN VOOR VOERTUIGEN

Transcriptie

1 ANTI- EN NADIEFSTALSYSTEMEN VOOR VOERTUIGEN 1. BVVO ERKENDE ANTIDIEFSTALSYSTEMEN (VVI, VC, VV2 EN VV3) VV1 belet het starten VC1, een variant voor zware voertuigen VV2: startonderbreker met sirene VV3 belet dubbele installatie 2. DOOR BVVO ERKENDE NADIEFSTALSYSTEMEN (CJ0, CJ1 EN CJ2) CJ0 detecteert CJ1 vertraagt dief CJ2 lokaliseert en brengt voertuig tot stilstand ASSURINFO WEEKBLAD VAN DE BEROEPSVERENIGING DER VERZEKERINGSONDERNEMINGEN BVVO

2 ANTI- EN NADIEFSTALSYSTEMEN VOOR VOERTUIGEN Bij de acceptatie van de waarborg diefstal in een autoverzekeringsovereenkomst kan de verzekeraar bepaalde eisen stellen met betrekking tot de diefstalbeveiliging van de wagen. Het is dan ook belangrijk bij de verzekeringsonderneming te informeren of na te lezen in de bijzondere voorwaarden van het contract welke deze vereisten zijn. Het niet naleven van deze eisen kan de nietigheid van de dekking tot gevolg hebben. Dat betekent dat bij diefstal de wagen niet verzekerd is en de eigenaar niet vergoed word, zelfs indien hij de premie betaald heeft. Vandaar het belang om bij het onderschrijven van een dergelijk contract voor dit aspect aandachtig te zijn. WAT KAN DE VERZEKERAAR EISEN? Iedere verzekeringsonderneming bepaalt vrij haar acceptatiepolitiek. Dit betekent dat de eventuele eisen zullen verschillen naargelang de verzekeraar. Deze eisen kunnen ook afhangen van bepaalde situaties (waarde van het te verzekeren voertuig, merk of type van het voertuig, aanwezigheid van een garage, woonplaats, ). De belangrijkste van die eisen is het plaatsen door een erkend installateur van een beveiligingssysteem. Autodiefstal is praktisch onverzekerbaar geworden zonder dergelijke ingreep. De markt biedt alle mogelijke beveiligingssystemen aan om autodiefstal te ontmoedigen. Om de consument in het ruim marktaanbod zijn weg te helpen vinden heeft de BVVO sinds jaren een erkenningprocedure uitgewerkt. Die erkenning verloopt op basis van een lastenboek dat ervoor moet zorgen dat de wagen uitgerust is met een betrouwbaar systeem. Dat lastenboek houdt uiteraard rekening met de technologische evolutie. Zo zijn er gaandeweg verschillende erkende systemen tot stand gekomen, met hun eigen kenmerken en doelstellingen. De BVVO erkende beveiligingssystemen omvatten verschillende types, die tot twee hoofdgroepen behoren: antidiefstalsystemen en nadiefstalsystemen. Antidiefstalsystemen zijn er op gericht autodiefstal te beletten of althans te ontmoedigen. Nadiefstalsystemen dienen om het gebruik van een gestolen wagen te bemoeilijken of om dit voertuig te lokaliseren. Beide soorten vullen elkaar aan, zeker in het geval een dief al dan niet met geweld de sleutels in handen krijgt. De lijsten van de door de BVVO erkende producten en van de lastenboeken zijn raadpleegbaar op de website van de BVVO (

3 POINT TO THE 1. BVVO erkende antidiefstalsystemen (VV1, VC1, VV2 en VV3) Indien een verzekeraar die een diefstalrisico moet dekken een beveiligingsinstallatie eist met één van de volgende namen, VV1, VC1, VV2 of VV3, dan betekent dit dat hij de plaatsing van een systeem oplegt om te proberen te verhinderen dat een dief met de wagen kan wegrijden (vandaar antidiefstal). komt aan de eis. Men moet nagaan of het systeem een VV1 erkenningsnummer heeft. Meer technische uitleg over het systeem vindt men terug in het lastenboek. III Met VV1, VC1, VV2 en VV3 bedoelen de verzekeraars dat niet zomaar eender welk antidiefstalsysteem kan geplaatst worden. VV1, VC1, VV2 en VV3 verwijst naar systemen die de verzekeraars hebben erkend op basis van criteria die terug te vinden zijn in lastenboeken met de gelijknamige benamingen VV1, VV2 en VV3. Deze lastenboeken zijn eveneens raadpleegbaar op de website van de BVVO. VC1, EEN VARIANT VOOR ZWARE VOERTUIGEN Een VC1 is hetzelfde als een VV1 maar speciaal ontworpen om geplaatst te worden op voertuigen voorzien van 24 Volt (vrachtwagens, werkvoertuigen, ). VC1 wordt enkel gebruikt om een onderscheid te maken in de lijst van de erkende producten maar maakt deel uit van hetzelfde lastenboek voor VV1-systemen. VV1 BELET HET STARTEN Een VV1 is een systeem dat het starten van de wagen belet. Deze immobilisatie treedt automatisch in werking nadat de wagen stilgezet wordt ten laatste bij de opening van het portier van de bestuurder of bij gebrek tussen de 10 en de 60 seconden na het stilzetten van het voertuig. Twee verschillende startonderbrekers (neutralisering van de starter, onderbreking van de ontsteking, onderbreking van de brandstoftoevoer, ) zorgen daarvoor. Sinds 1998 moeten alle nieuwe voertuigen die in een Europese lidstaat verkocht worden, voorzien zijn van een origineel in de fabriek gemonteerde immobilisatiesysteem. Een dergelijk systeem is daarom nog geen VV1: het moet op de lijsten van de door de verzekeraars erkende producten vermeld staan. Met andere woorden: de eisen van de verzekeraars liggen nog hoger dan die van de Europese overheid. Het gaat hem immers om verzekerbaarheidseisen, afhankelijk van het type voertuig. Indien een verzekeraar een VV1 eist mag men er dus niet van uit gaan dat een origineel gemonteerd systeem tegemoet VV2: STARTONDERBREKERS MET SIRENE Een VV2 is zoals een VV1 een systeem dat het starten van het voertuig belet. Deze immobilisatie treedt automatisch in werking nadat de wagen stilgezet wordt ten laatste bij de opening van het portier van de bestuurder of bij gebrek tussen de 10 en de 60 seconden na de stilzetting van het voertuig. Twee verschillende startonderbrekers (neutralisering van de starter, onderbreking van de ontsteking, onderbreking van de brandstoftoevoer, ). Eigen aan een VV2 is het feit dat naast deze startonderbrekers een sirene is gevoegd. Hiermee gaat een akoestisch signaal af bij detectie van een inbraak. Deze detectie gebeurt via de beveiliging van alle deuropeningen, koffer of motorkap (dit wordt de perimetrische detectie genoemd) en bij waarneming van een volumeverandering binnen in het voertuig (volumetrische detectie). Meer technische uitleg over het systeem vindt men terug in het lastenboek.

4 VV3 BELET DUBBELE INSTALLATIE IV Een VV3 belet het starten van de motor niet en is dus geen echt antidiefstalsysteem. Een VV3 bezit enkel een sirene zoals beschreven in de VV2 en dient om reeds bestaande startonderbrekers (origineel gemonteerde of VV1) op te krikken naar een VV2 functie. Meer technische uitleg over het systeem vindt men in het lastenboek.

5 2. Door BVVO erkende nadiefstalsystemen (CJ0, CJ1 en CJ2) Indien een verzekeraar een CJ0, CJ1 of CJ2 eist dan bedoelt hij een systeem dat erop gericht is te verhinderen dat een gestolen voertuig verdwijnt. Dit geldt als de dief het voertuig heeft kunnen stelen, ondanks de eventuele aanwezigheid van een antidiefstalsysteem, door het gebruik van de autosleutels. Naargelang de manier waarop de dief in het bezit is geraakt van die sleutels spreekt men van carjacking (geweld op de autobestuurder), homejacking (geweld op de eigenaar bij hem thuis) en modus operandi garage (diefstal van de sleutels in het huis van de eigenaar zonder gebruik van geweld). Met CJ0, CJ1 en CJ2 wordt bedoeld dat men niet eender welk nadiefstalsysteem kan plaatsen. CJ0, CJ1 en CJ2 verwijst naar door de verzekeraars erkende systemen op basis van criteria die terug te vinden zijn in lastenboeken met de gelijknamige benamingen CJ0, CJ1 en CJ2. Deze lastenboeken zijn raadpleegbaar op de BVVO-website. CJ0 DETECTEERT Een CJ0 is een systeem dat voorzien is van de nodige communicatiemiddelen om een gestolen voertuig te detecteren. Meestal wordt hiervoor gebruik gemaakt van satellieten (GPS) om de plaats te bepalen en van GSM om de informatie door te sturen. De communicatiecentrale, die een wettelijke erkenning moet bezitten (wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen), volgt dit op. Er zijn twee soorten systemen: Een stand alone systeem: hiermee wordt het systeem automatisch ingeschakeld indien het voertuig wordt verplaatst met uitgeschakelde motor (bijvoorbeeld door een wegsleepdetectie of via positiebepaling) of door de meldkamer nadat de eigenaar alarm heeft geslagen. Een geïntegreerd systeem wordt eveneens automatisch ingeschakeld wanneer het voertuig start zonder dat de juiste uitschakelprocedure is gevolgd of wanneer een bestaand beveiligingssysteem een alarmsignaal afgeeft (inbraakdetectie, VV1, VV2, hellingdetectie, ). CJ1 VERTRAAGT DIEF Een CJ1 moet beletten dat de dief verder met het voertuig gaat rijden. Om dit te bekomen wordt de snelheid beperkt tot 10 à 30 km/uur en gaan externe signalisaties (akoestische en optische signalen) in werking treden om zo de niet toegelaten bestuurder te ontmoedigen om verder te rijden. Op geen enkel ogenblik wordt het voertuig met draaiende motor stilgelegd teneinde de veiligheid van de weggebruikers niet in het gedrang te brengen. Pas wanneer de motor 60 seconden is stilgelegd wordt het voertuig volledig geïmmobiliseerd. V

6 CJ2 LOKALISEERT EN BRENGT VOERTUIG TOT STILSTAND VI Een CJ2 is in grote lijnen een combinatie van de functies van een CJ0 en van een CJ1 met name het lokaliseren van een gestolen voertuig en het immobiliseren van dat voertuig na stilstand van de motor. Hier is wel geen sprake van vermindering van de snelheid maar wordt het voertuig enkel tot stilstand gehouden wanneer de motor reeds eerder werd afgezet. Meer technische uitleg over het systeem vindt men terug in het lastenboek dat eveneens raadpleegbaar is op de BVVO-website. De erkende centrales moeten de wettelijke bepalingen volgen met betrekking tot het gebruik van CJ0 en CJ2 systemen. Zo mag bijvoorbeeld geen plaatsbepaling van een gestolen voertuig worden doorgespeeld aan de eigenaar van dat voertuig. Enkel de politiediensten mogen deze informatie ontvangen met het oog op een tussenkomst. Een tussenkomst van de meldkamer om in te grijpen op het motorregime van het voertuig mag ook enkel gebeuren op politiebevel. Keuze van het product Op basis van de lijst van de erkende producten en naargelang het gevraagde product (VV1, VC1, VV2, VV3, CJ0, CJ1 of CJ2) kan men het merk kiezen dat men wenst te plaatsen. Of het gekozen product nog een geldige erkenning bezit moet men nagaan in de laatste kolom. Keuze van de installateur Om een erkende installateur te vinden kan de consument op twee manieren te werk gaan. Ofwel gaat hij de lijst raadplegen op de website van ANPI ( klikken op diensten, daarna op Inspecties en tenslotte op Diefstal ). Ofwel gaat hij op basis van de gemaakte keuze over een bepaald merk van systeem contact opnemen met de verdeler van dat merk (zie lijst met adressen en telefoonnummers van de distributeurs gevoegd bij de lijst van de erkende producten). Deze verdeler kan een erkende installateur aanwijzen die zich het dichtst bij de woonplaats van de eigenaar van het voertuig bevindt. WAT TE DOEN WANNEER EEN VERZEKERAAR EEN ERKEND SYSTEEM EIST? Wanneer een verzekeraar een erkend anti- of nadiefstalsysteem eist dan verwacht hij ook de effectieve plaatsing ervan op het betreffende voertuig. Dit betekent dat de eigenaar de vraag krijgt om het bewijs daarvan te leveren. Deze vraag kan de verzekeraar zowel stellen bij de afsluiting van de verzekeringsovereenkomst als bij de diefstal. Om dit vlot te laten verlopen hebben de verzekeraars een erkenningsprocedure vastgelegd voor de producten maar ook voor de betrokken installateurs. Aan deze installateur moet duidelijk worden gemeld welke eisen de verzekeraar heeft gesteld in de acceptatievoorwaarden (VV1, VC1, VV2, VV3, CJ0, CJ1 of CJ2). Zo is men zeker dat hij een erkend systeem, volgens de lijsten, zal plaatsen. Er moet eveneens duidelijk worden vermeld of de verzekeraar een autonoom (stand alone) of geïntegreerd CJ0 of CJ2 eist. Een erkende installatie moet dus beantwoorden aan twee criteria: er moet gebruik gemaakt worden van erkende producten en het systeem moet geplaatst worden door erkende installateurs. Enkel die installateurs zijn gemach-

7 tigd om na installatie van een erkend product een attest af te leveren. Dit attest is noodzakelijk om aan de verzekeraar te kunnen aantonen dat het gevraagde geplaatst geweest is (bij afsluiting van het contract of bij voorval van een diefstal). Het is dus uitermate belangrijk dat men in het bezit is van dit attest (VV1, VC1, VV2, VV3, CJ0, CJ1 of CJ2 genaamd naargelang het geplaatste product) om zekerheid te hebben over de geldigheid van de dekking van de verzekeraar. Om dekking te verlenen zal de verzekeraar dit attest vergelijken met de lijst van de erkende producten om na te gaan of aan het gevraagde is voldaan. WAT STAAT ALLEMAAL OP DE LIJST VAN DE ERKENDE PRODUCTEN? De erkende producten zelf Ieder erkend product krijgt een éénduidig nummer dat het systeem erkenbaar maakt door het gebruik van de benamingen van de verschillende systemen (VV1, VV2, ). Bij VV1 voorziet het nummer eveneens een aanduiding van het aantal startonderbrekers. Zo staat E2 voor twee onderbrekers, E3 voor drie onderbrekers. EE betreft origineel gemonteerde systemen waarbij de onderbreking softwarematig gebeurt. VII Controle van de installatie Een testlaboratorium (ANPI) staat in voor de goedkeuring van de producten op basis van de verschillende lastenboeken alsook voor de controles van de uitgevoerde installaties. Dit laatste gebeurt steekproefsgewijs op basis van de door de installateurs afgeleverde attesten. Dit betekent dat de eigenaar van een voertuig waarop een installatie is uitgevoerd kan worden uitgenodigd om een afspraak te maken om een gratis controle uit te voeren van de installatie. Hierdoor wordt de kwaliteit van het werk van de installateur getoetst en krijgt de eigenaar van dat voertuig zekerheid dat het geplaatste systeem behoorlijk werkt. De lijst vermeldt verder de commerciële benaming van het product, de houder van de erkenning met verwijzing naar de verdeler in België indien deze niet dezelfde is als de houder. Bij CJ0 en CJ2 systemen wordt er tevens aangeduid of het om een stand alone of geïntegreerd systeem gaat. Tot slot staat op de lijst de aanvangsdatum en de eventuele einddatum van de erkenning met of zonder sterretje. Zonder sterretje betekent dit dat de erkenning werd ingetrokken omdat tijdens een controle is gebleken dat het product niet meer conform is met het lastenboek. Met sterretje betekent dat de erkenning is geëindigd omdat de houder van de erkenning geen verlenging heeft aangevraagd. Iedere erkenning wordt gegeven voor een periode van drie jaar. Daarna is de houder vrij om al dan niet een verlenging van de erkenning aan te vragen. Het onderscheid in de manier waarop de erkenning is beëindigd is belangrijk om te weten of een niet conform systeem op de markt verkocht wordt.

8 VIII De Belgische verdelers van erkende producten Na de lijst van de erkende producten vindt men ook een lijst van de Belgische verdelers van deze producten. Men kan zich tot die verdelers wenden om de informatie te bekomen over een erkende installateur (met het oog op een plaatsing) of indien men problemen ondervindt met een geplaatst systeem (dienst na verkoop). Bij producten die volledig afgewerkt zijn bij het verlaten van de fabriek gaat men er van uit dat het systeem conform de erkenning is geplaatst op de fabrieksband. Dit betekent dat er geen controles meer dienen te worden uitgevoerd op de installaties. Er moeten bijgevolg geen attesten worden afgeleverd. De vermelding van het erkenningsnummer op de aankoopfactuur van de wagen volstaat doorgaans voor de acceptatie door de verzekeraar. BEROEPSVERENIGING DER VERZEKERINGSONDERNEMINGEN HUIS DER VERZEKERING DE MEEÛSPLANTSOEN BRUSSEL De origineel gemonteerde systemen Verder vindt men de lijst van de origineel gemonteerde systemen. Dit zijn systemen die oorspronkelijk door de constructeur van het voertuig in de fabriek worden geplaatst. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen systemen die volledig af zijn in de fabriek en deze die nog een manipulatie moeten ondergaan wanneer het voertuig in België is ingevoerd. De producten die nog verder dienen afgesteld na invoer in België moeten wel nog worden gecontroleerd. Hiervoor dient wel degelijk een attest door de verkoper van het voertuig te worden afgeleverd. De communicatiecentrales Een laatste lijst betreft de gegevens over de centrales die bij de erkenning horen van CJ0 en CJ2 systemen. BVVO Design: Tertio, Brussel Druk: Peeters, B-3020 Herent