Bluswatervoorziening Regio Amsterdam en Omstreken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bluswatervoorziening Regio Amsterdam en Omstreken"

Transcriptie

1 Bluswatervoorziening Regio Amsterdam en Omstreken definitief 1 december 2003 Projectnummer 411N0034

2 Het rapport Bluswatervoorziening Regio Amsterdam en Omstreken is opgesteld door het Nibra in opdracht van Gemeente Amsterdam, Waterleidingbedrijf en de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken. Opgesteld door: Nancy Oberijé Louis Witloks Gemeente Amsterdam, Waterleidingbedrijf, Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken en Nibra. Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding Postbus HA Arnhem Telefoon: Fax:

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Managementsamenvatting 4 1. Aanleiding 7 2. Onderzoeksopdracht 9 3. Huidige stand van zaken primaire bluswatervoorziening Wettelijk kader Beschrijving primaire bluswatervoorziening Primaire bluswatercapaciteit Brandkranen Knelpunten Oplossingsrichtingen bij gebruik van het waterleidingnet Afstemming bluswatervraag en bluswateraanbod Brandkranen Alternatieve oplossingsrichtingen Randvoorwaarden alternatieve bluswatervoorzieningen Beschrijving alternatieve bluswatervoorzieningen Beoordeling alternatieve bluswatervoorzieningen Kosten primaire bluswatervoorziening Voorstellen bluswatervoorziening regio Amsterdam en Omstreken Afstemming bluswatervraag en bluswateraanbod Brandkranen Kosten Gebruik schoon drinkwater als bluswater Brandbestrijding als publieke taak; grenzen aan de primaire bluswater- voorziening? Wettelijke basis Primair bluswater voor het redden van personen Brandbestrijding en relatie met preventieve voorzieningen Conclusie Aanbevelingen voor nader onderzoek 72 Referenties 74 Afkortingen 77 Bijlage 1 Projectopdracht 78 Bijlage 2 Uitruk- en inzetprocedures 81 Bijlage 3 Randvoorwaarden bebouwing 82 Bijlage 3a Gebruiksvergunningen 83 Bijlage 4 Type brandkranen 85 Bijlage 5 Praktijkproef aflegsysteem gemeente Amsterdam 86 Bijlage 6a Normatief brandverloop voor woningen 91 Bijlage 6b Normatief brandverloop voor woongebouwen 92 Bijlage 7 Randvoorwaarden ruimtelijke ordening 93 3

4 Managementsamenvatting BLUSWATERVOORZIENING In opdracht van het Waterleidingbedrijf (WLB) van de gemeente Amsterdam en de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken (RBAO) is een onderzoek uitgevoerd naar de bluswatervoorziening in Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd door een werkgroep, waarin zowel WLB Amsterdam als RBAO waren vertegenwoordigd. Het Nibra heeft de voorzitter en secretaris van de werkgroep geleverd. Aanleiding voor het onderzoek waren met name de hoge kosten van de bluswatervoorziening in de regio Amsterdam en Omstreken in vergelijking tot andere regio's, alsmede milieuoverwegingen. Onderzoeksopdracht De gezamenlijk door WLB Amsterdam en RBAO geformuleerde onderzoeksopdracht voor de werkgroep luidde als volgt: het onderzoeken en bepalen van de benodigde primaire bluswatervoorziening via het distributienet van WLB Amsterdam, zowel voor leidingen in nieuwbouwwijken als voor vervanging van leidingen in bestaande wijken; het realiseren van oplossingen waarbij verbetering van de waterkwaliteit kan worden gerealiseerd met behoud van een adequate primaire bluswatervoorziening; het inzichtelijk maken van de kosten die gemoeid zijn met bluswatervoorziening via brandkranen, andere methoden of een andere werkwijze van de brandweer; er zorg voor te dragen dat de resultaten ook van toepassing zijn voor brandweerkorpsen buiten de regio Amsterdam en Omstreken die eveneens gebruik maken van de brandkranen van WLB Amsterdam. De volgende onderwerpen stonden daarmee centraal in het onderzoek: de benodigde primaire bluswatercapaciteit; de dimensionering van het waterleidingnet (inclusief brandkranen); alternatieve oplossingsrichtingen; kosten. Het onderzoek heeft tot de volgende resultaten geleid. Resultaten In nieuwbouwwijken die aan bepaalde voorwaarden voldoen wordt in de toekomst bij voorkeur de bluswatervoorziening gerealiseerd uit open water. Het open water moet daarvoor aan bepaalde randvoorwaarden voldoen (o.a. voldoende bereikbaar zijn), hetgeen in een vroeg stadium bij ruimtelijke ordeningsprojecten moet worden ingebracht. Een oriënterende berekening geeft aan dat het niet aanleggen van een bluswatervoorziening leidt tot een besparing in de orde van grootte van ,- per jaar 1. Indien open water niet toepasbaar is, wordt de bluswatervoorziening gerealiseerd via brandkranen op het waterleidingnet. De geleverde bluswatercapaciteit bedraagt bij nieuwbouwwijken (mits zij aan bepaalde randvoorwaarden voldoen) dan 30 m 3 /h met een voordruk van 50 kpa op de tankautospuit. Bij overige objecten bedraagt de bluswatercapaciteit 1 Alle berekende kostenbesparingen zijn gebaseerd op een stad ter grootte van gemeente Amsterdam. 4

5 60 m 3 /h. Dit betekent voor nieuwbouwwijken een reductie ten opzichte van de tot op heden door de brandweer verlangde bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h. In Amsterdam betekent dit daarnaast een reductie van de bluswatercapaciteit bij overige objecten, aangezien daar voorheen een capaciteit van 90 m 3 /h werd gevraagd. De kosten die hiermee bespaard worden liggen in de orde van grootte van ,- per jaar. De toegepaste brandkranen zijn in principe ondergrondse brandkranen. Op bijzondere locaties worden bovengrondse brandkranen toegepast. In de meeste gemeenten binnen de RBAO werd dit reeds op deze manier gedaan. Voor de gemeente Amsterdam betekent dit een wijziging van het bestaande beleid (nl. in principe bovengrondse brandkranen toepassen). Het toepassen van ondergrondse in plaats van bovengrondse brandkranen leidt in de gemeente Amsterdam tot een kostenbesparing in de orde van grootte van ,- per jaar. Over het onderhoud van de brandkranen moeten nadere afspraken gemaakt worden tussen WLB Amsterdam en RBAO. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of de dekkingscirkels van brandkranen vergroot kunnen worden. Op dit moment wordt hiervoor een cirkel van 40 meter gehanteerd. Uit het onderzoek blijkt, dat de vergroting van de dekkingscirkels technisch gezien in ieder geval mogelijk is en dat hierbij voldoende bluswater met voldoende druk geleverd kan worden. De praktische aspecten moeten nog nader onderzocht worden. Oriënterend onderzoek in het kader van dit project geeft echter aan dat de verwachtingen hieromtrent positief kunnen zijn. Met een vergroting van de dekkingscirkels kan een kostenbesparing worden gerealiseerd in de orde van grootte van ,- per jaar. Aandachtspunten Bij het zoeken naar een oplossing voor de afstemming tussen bluswatervraag en bluswateraanbod is er voor gekozen om voor een hogere bluswatercapaciteit aansluiting te zoeken bij de gebruiksvergunningplicht. Hierbij is het van belang dat de verordeningen die de gebruiksvergunningplicht regelen (de Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening) bij de gemeenten in de regio Amsterdam en Omstreken actueel zijn en inderdaad de bedoelde risico-objecten als gebruiksvergunningplichtig aanwijzen. Daarnaast is het van belang dat de betrokken gemeenten zorgen voor een goede vergunningverlening en handhaving, zodat wijzigingen in de (of de oprichting van nieuwe) gebruiksvergunningplichtige objecten tijdig geconstateerd worden. Tenslotte is het in dit kader van belang alert te zijn op bestemmingswijzigingen binnen een gebied, aangezien deze consequenties kunnen hebben voor de vereiste bluswatervoorziening. Opgemerkt wordt, dat de voorstellen die uit dit rapport voortvloeien kostenbesparend zijn, maar in sommige gevallen ten koste gaan van de inzetsnelheid. Hoewel de werkgroep van mening is, dat het hier gaat om verantwoorde inperkingen, is het desondanks aan te bevelen de wijze van optreden zoals die thans met name door Brandweer Amsterdam wordt gehanteerd (snelle redding, zonder dat watervoorziening al is gegarandeerd) nog eens nader tegen het licht te houden en wellicht aan te sluiten bij de landelijk gehanteerde procedures. Nader onderzoek In dit onderzoek zijn de meerkosten voor de aanleg van bluswatervoorzieningen op het waterleidingnet in beeld gebracht. Hoe deze meerkosten door het waterleidingbedrijf verrekend moeten worden met de gebruikers moet nog nader worden uitgewerkt. Met betrekking tot de alternatieve oplossingsrichtingen die in hoofdstuk 6 zijn omschreven wordt aanbevolen nader onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheden van een 5

6 bluswaternet en het toevoegen van additieven aan bluswater. Deze opties lijken in potentie zeer waardevol ter vervanging van of aanvulling op de bluswatervoorziening via het drinkwaterleidingnet, maar scoren minder goed dan open water vanwege de relatieve onbekendheid met deze alternatieven. In hoofdstuk 9 zijn de landelijke uitgangspunten omtrent de publieke taak met betrekking tot brandveiligheid ter discussie gesteld en is een verkenning gedaan naar de mogelijkheid om bij de bluswatervraag onderscheid te maken tussen water benodigd voor redding en water benodigd voor het beperken van schade. Enige aanknopingspunten zowel in de wetgeving als in de praktische mogelijkheden van de brandbestrijding zijn hierbij gevonden. Het verdient aanbeveling deze discussie op landelijk niveau te voeren. 6

7 1. Aanleiding Waterleidingbedrijf Amsterdam (WLB Amsterdam) plaatst onder andere in een aantal gemeenten van Regio Amsterdam en Omstreken in overleg met de betreffende gemeentelijke brandweer brandkranen als primaire bluswatervoorziening. Uit een vergelijkend onderzoek met andere waterleidingbedrijven in Nederland is gebleken dat de distributiekosten bij WLB Amsterdam hoger zijn dan gemiddeld. Oorzaken van deze hoge distributiekosten zijn onder andere het gebruik van bovengrondse brandkranen (in plaats van ondergrondse) en de ruimere dimensionering van het leidingnet ten behoeve van de bluswatervoorziening dan elders gebruikelijk is. Los daarvan beraadt de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken (RBAO) zich over mogelijke alternatieve werkwijzen van de brandweer in relatie tot de bluswatervoorziening en uit milieu-overwegingen tevens over het gebruik van drinkwater als bluswater. In overleg tussen de commandant van de Brandweer Amsterdam (tevens commandant van de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken, RBAO) en de directeur Gemeentewaterleidingen (nu gemeente Amsterdam, Waterleidingbedrijf) is vervolgens besloten een gezamenlijke werkgroep in te stellen, om de diverse aspecten met betrekking tot de primaire bluswatervoorziening te onderzoeken en voorstellen te formuleren voor de toekomstige bluswatervoorziening voor in eerste instantie alleen de gemeente Amsterdam. De resultaten van het onderzoek moesten tevens van toepassing zijn voor andere brandweerkorpsen die eveneens gebruik maken van brandkranen op het distributienet van het waterleidingbedrijf van de gemeente Amsterdam (WLB). De gezamenlijke werkgroep bestond uit medewerkers van de RBAO en WLB. De afzonderlijke brandweerkorpsen in de regio zijn gaande het proces verzocht om specifieke informatie voor hun eigen korps aan te leveren en hebben een conceptversie van het rapport beoordeeld. Gaande het proces is tevens waterleidingbedrijf PWN benaderd, aangezien een deel van de brandweerkorpsen binnen het verzorgingsgebied van PWN vallen. PWN gaf echter aan zijn eigen beleid te willen volgen. De werkgroep werd ondersteund met een voorzitter en een secretaris, geleverd door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra). De rol van het Nibra was daarmee in hoofdzaak faciliterend bedoeld. De vertegenwoordigers van WLB Amsterdam en RBAO waren verantwoordelijk voor de inhoudelijke inbreng in de werkgroep. De volgende personen maakten deel uit van de werkgroep: dhr. ir. R. Beij MCDm, hoofd afdeling Operationele Ondersteuning, RBAO dhr. ing. P.A.J. Breure, afdelingshoofd Uitvoering / Infra & Projecten, WLB Amsterdam dhr. ir. C.G. van der Drift, afdelingshoofdhoofd Beheer / Infra & Projecten, WLB Amsterdam dhr. E.N. den Haak, afdeling Distributie, technisch adviseur afdeling Beheer / Infra & Projecten, WLB Amsterdam mw. ing. N. Oberijé, onderzoeker/adviseur, Nibra (secretaris werkgroep) dhr. F. Wehman, medewerker onderafdeling Bereikbaarheid, Bluswatervoorziening en Aanvalsplannen, RBAO mw. drs. C.A. de Wit, officier in algemene dienst, RBAO. dhr. L. Witloks, senior onderzoeker/adviseur, Nibra (voorzitter werkgroep). 7

8 Leeswijzer In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek van de werkgroep opgenomen. Na de beschrijving van de projectopdracht (hoofdstuk 2) wordt in hoofdstuk 3 de bestaande situatie met betrekking tot de bluswatervoorziening in beeld gebracht. In hoofdstuk 4 worden de hierbij optredende knelpunten beschreven. In hoofdstuk 5 worden vervolgens oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten gezocht binnen het traditionele systeem van bluswatervoorziening via het waterleidingnet. Daarna worden in hoofdstuk 6 alternatieve oplossingen beschreven, die niet gebaseerd zijn op het waterleidingnet. In hoofdstuk 7 komt het kostenaspect aan de orde, waarna in hoofdstuk 8 een voorstel gedaan wordt voor de te kiezen (combinaties van) oplossingen. Hoofdstuk 9 is een beschouwend hoofdstuk, waarin bestaande uitgangspunten eens tegen het licht gehouden worden en een discussie wordt aangezwengeld. In hoofdstuk10 zijn tenslotte aanbevelingen opgenomen met betrekking tot overige zaken die tijdens het onderzoek aan het licht zijn gekomen. 8

9 2. Onderzoeksopdracht BLUSWATERVOORZIENING De gezamenlijk door WLB Amsterdam en RBAO geformuleerde onderzoeksopdracht voor de werkgroep luidt als volgt: het onderzoeken en bepalen van de benodigde primaire bluswatervoorziening via het distributienet van WLB Amsterdam, zowel voor leidingen in nieuwbouwwijken als voor vervanging van leidingen in bestaande wijken; het realiseren van oplossingen waarbij verbetering van de waterkwaliteit kan worden gerealiseerd met behoud van een adequate primaire bluswatervoorziening; het inzichtelijk maken van de kosten die gemoeid zijn met bluswatervoorziening via brandkranen, andere methoden of een andere werkwijze van de brandweer; er zorg voor te dragen dat de resultaten ook van toepassing zijn voor brandweerkorpsen buiten de regio Amsterdam en Omstreken die eveneens gebruik maken van de brandkranen van WLB Amsterdam. De resultaten van het onderzoek zijn verwoord in het onderhavige rapport. In het rapport is conform de onderzoeksopdracht ingegaan op: de toekomstige primaire bluswatervoorziening via brandkranen op het drinkwaterleidingnet en andere netten van WLB Amsterdam; de toekomstige secundaire bluswatervoorziening; de toekomstige werkwijze van de brandweer; de vergoeding van de kosten voor het gebruik van de brandkranen. De volledige projectopdracht is opgenomen in bijlage 1. 9

10 3. Huidige stand van zaken primaire bluswatervoorziening Met betrekking tot bluswatervoorziening is reeds een groot aantal publicaties verschenen, zowel van de zijde van de brandweer, als van de zijde van de waterleidingbedrijven. Vanuit de waterleidingbedrijven wordt hierbij ingestoken op een optimaal ontwerp van het leidingnet, zowel uit oogpunt van volksgezondheid als uit kostenoogpunt. Vanuit de brandweer wordt met name aandacht besteed aan de minimaal benodigde bluswatercapaciteit vanuit de zorg voor een goede brandbestrijding. Het raakvlak voor beide organisaties betreft de zogenaamde primaire bluswatervoorziening, oftewel de bluswatervoorziening via brandkranen op het waterleidingnet. Het waterleidingbedrijf is daarbij de leverancier en de brandweer de afnemer van bluswater. In dit hoofdstuk wordt daarom de huidige stand van zaken met betrekking tot de bluswatervoorziening via brandkranen op het leidingnet beschreven. Hierbij wordt in paragraaf 3.1 allereerst het wettelijk kader geschetst, waarna in paragraaf 3.2 een beschrijving wordt gegeven van de primaire bluswatervoorziening. In paragraaf 3.3 komt vervolgens de geleverde bluswatercapaciteit en daarmee de dimensionering van het leidingnet aan de orde, waarna in paragraaf 3.4 de wijze van onttrekking van bluswater aan het leidingnet via brandkranen wordt beschreven. In al deze paragrafen wordt zowel de invalshoek van de leverancier van bluswater, het drinkwaterleidingbedrijf, als de invalshoek van de afnemer van bluswater, de brandweer, belicht. Ter voorkoming van misverstanden wordt hier nogmaals opgemerkt dat in dit rapport onder primaire bluswatervoorziening wordt verstaan de bluswatervoorziening via brandkranen op het waterleidingnet. 3.1 Wettelijk kader Levering van drinkwater als bluswater In de Waterleidingwet (artikel 4) is aangegeven dat de eigenaar van een waterleidingbedrijf verantwoordelijk is voor het leveren van deugdelijk drinkwater aan de verbruikers in zijn distributiegebied in een zodanige hoeveelheid en onder een zodanige druk als het belang der volksgezondheid vereist. Er bestaat geen wettelijke verplichting tot het leveren van bluswater Gebruik van drinkwater als bluswater In de Brandweerwet (art. 1) is aangegeven dat burgemeester en wethouders de zorg hebben voor het bestrijden van brand en dat er in elke gemeente een (gemeentelijke) brandweer dient te zijn. Tevens is in dit artikel aangegeven dat de gemeenteraad de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening dient te regelen. In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening is dit vervolgens uitgewerkt. Artikel 10 van deze verordening 2 geeft aan, dat burgemeester en wethouders zorgdragen voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Hoe deze bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan ingevuld worden is de 2 Gebaseerd op het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-model). 10

11 verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenten. Het gebruik van drinkwater uit het leidingnet is daarbij één van de mogelijkheden. Uit het bovenstaande blijkt dat de wetgeving geen verplichting geeft tot de levering van bluswater via het leidingnet enerzijds of het gebruik ervan anderzijds. Aangezien echter zowel de drinkwaterlevering als de brandbestrijding van oudsher tot een gemeentelijke verantwoordelijkheid behoorde, wordt in Nederland overwegend dezelfde infrastructuur gebruikt voor de drinkwatervoorziening en de bluswatervoorziening (namelijk het drinkwaterleidingnet). 3.2 Beschrijving primaire bluswatervoorziening Levering drinkwater als bluswater Het huidige drinkwaterleidingnet (bestaande uit hoofdleidingen met een grote diameter, en distributieleidingen met een kleinere diameter, zie figuur 1) is daardoor gedimensioneerd op drinkwaterlevering inclusief bluswaterlevering. Hierbij heeft de vraag naar drinkwater een continue karakter, terwijl de vraag naar bluswater zich incidenteel voordoet, waarbij het debiet echter vele malen groter is dan dat van de reguliere drinkwaterstroom. Om dit grote debiet bij de afname van bluswater te kunnen garanderen werden de distributieleidingen van het waterleidingnet tot nu toe groter gedimensioneerd, dan puur voor de levering van drinkwater nodig zou zijn. Deze ruimere dimensionering is natuurlijk gunstig voor de capaciteit van de primaire bluswatervoorziening, maar is een aanzienlijke kostenpost. Bovendien heeft de ruimere dimensionering als nadeel dat (door de grotere leidingdiameters) de stroomsnelheid in de leidingen lager is, waardoor vuil in de leidingen kan bezinken en ophopen (sediment). Dit sediment is een voedingsbodem voor bacteriën (bv. legionella 3 ) en dient derhalve uit oogpunt van volksgezondheid geminimaliseerd te worden. Daarnaast wordt dit sediment bij een incidenteel hogere afname, bijvoorbeeld bij gebruik van de brandkraan, opgewerveld en meegevoerd, waardoor het drinkwater een bruine kleur krijgt, hetgeen visueel onaantrekkelijk is voor de consument. Tot op heden gaat men de vorming van sediment tegen door regelmatig te spuien. Dit heeft echter als nadeel dat er drinkwater verloren gaat. Daarnaast vormen ook deze onderhoudswerkzaamheden een aanzienlijke steeds terugkerende kostenpost. Een andere mogelijkheid om ophoping van sediment te voorkomen is het hoog houden van de stroomsnelheid (minimaal eens per dag een snelheid van 0,4 m/s)4. Dan moeten echter de leidingdiameters worden verkleind, hetgeen weer negatieve consequenties heeft voor de bluswatervoorziening: doordat er minder plaatsen zijn waar grote leidingen liggen, is de bluswatercapaciteit die geleverd kan worden kleiner en zijn er bovendien minder locaties waar brandkranen aangesloten kunnen worden. Hieraan kan in zekere mate tegemoet gekomen worden indien de druk op het net wordt verhoogd 5. 3 Tijdelijke Regeling Legionellapreventie in leidingwater, Stct 13 oktober 2000, nr. 199/pag. 8 4 Kiwa/VEWIN Bij drinkwaterbedrijf PWN bijvoorbeeld gebruikt men reeds een hogere druk. 11

12 Daarnaast is het van belang dat er geen dode takken voorkomen in het net. Het traditionele vermaasde drinkwaterleidingnet (zie figuur 1) heeft als nadeel dat er op bepaalde plekken van het net nauwelijks doorstroming plaatsvindt (bijvoorbeeld op plaats A in figuur 1), waardoor de kwaliteit van het drinkwater afneemt. brandkranen Hoofdleiding Huisaansluitingen Hoofdleiding Figuur 1 Vermaasd net, doorgetrokken distributieleiding Een vertakt net, waarbij zich aan elk uiteinde van het net een afnamepunt bevindt heeft daarom de voorkeur. Men spreekt dan van een zelfreinigend net (zie figuur 2). Daarbij is er sprake van doodlopende leidingen, waarbij op het doodlopende einde nog een afnamepunt zit, en er dus optimale doorstroming van het drinkwaternet plaatsvindt (zie figuur 2). brandkranen Huisaansluitingen Hoofdleiding Hoofdleiding Figuur 2 Zelfreinigend net, afgetakte distributieleiding 12

13 Samengevat zijn de voordelen van een zelfreinigend net ten opzichte van een traditioneel netontwerp: betere waterkwaliteit, kleinere dimensionering dus lagere aanlegkosten (10 tot 30%) afname exploitatiekosten door afname schoonmaakkosten. De nadelen zijn: kleinere capaciteit minder aansluitmogelijkheden brandkranen. Vanwege de bovenstaande voordelen is in opdracht van de Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland (VEWIN) door het Keuringsinstituut voor waterleidingartikelen (Kiwa) een handleiding opgesteld waarin richtlijnen worden gegeven voor het ontwerpen van distributienetten met als uitgangspunt een zelfreinigend net 6. Ook WLB Amsterdam wil zich aan deze handleiding conformeren bij het ontwerpen van nieuwe distributienetten Gebruik waterleidingnet als bluswatervoorziening Op dit moment wordt in geheel Nederland overwegend gebruik gemaakt van het drinkwaterleidingnet als primaire bluswatervoorziening. De dimensionering van het drinkwaterleidingnet is tot op heden afgestemd op de door de brandweer gevraagde bluswaterhoeveelheid. Per gemeente zijn hierover afspraken gemaakt tussen het waterleidingbedrijf en de gemeentelijke brandweer. De laatste jaren zijn enige publicaties verschenen over de benodigde hoeveelheid bluswater uit het waterleidingnet. De belangrijkste publicatie op dit gebied is het in 1997 door het College van Commandanten van Regionale Brandweren uitgegeven CCRB Bulletin no. 2: "Primaire bluswatervoorziening, de minimaal vereiste capaciteit van het waterleidingnet" 7. Deze publicatie bouwt voort op de door het ministerie van Binnenlandse Zaken uitgegeven "Handleiding brandweerzorg" (Bzk 1992). In de Handleiding brandweerzorg wordt voor verschillende typen gebouwen op basis van een risico-analyse aangegeven welke inzet van de brandweer bij brand noodzakelijk is. Risico's die bij deze analyse onderscheiden worden zijn de risico's voor in het gebouw aanwezige personen, risico's voor belendingen en schaderisico's. De brandweerinzet is vervolgens geformuleerd in termen van aantallen tankautospuiten, redvoertuigen en de bijbehorende opkomsttijden. Uit de Handleiding brandweerzorg was aldus reeds bekend welke inzetten bij welk soort bebouwing gepleegd moeten worden. In CCRB-bulletin no. 2 is vervolgens de relatie gelegd tussen de aanwezige bebouwing en de benodigde bluswatercapaciteit (gebaseerd op de te hanteren inzetstrategie). Aangegeven is wat de benodigde primaire bluswatercapaciteit is bij de volgende inzetten: voor een eerste offensieve inzet: 30 m 3 /h (één tankautospuit met twee stralen lage druk); bij een defensieve inzet: 60 m 3 /h (één tankautospuit met vier straalpijpen of twee straalpijpen plus waterkanon); bij een noodzakelijke inzet met twee tankautospuiten: 60 m 3 /h. 6 Kiwa/VEWIN Deze publicatie is in 2003 vervangen door de NVBR-publicatie Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Inhoudelijk heeft dit niet tot gewijzigde inzichten geleid. 13

14 De opvolger van dit CCRB-bulletin, de in 2003 verschenen NVBR-publicatie 8 Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid wordt landelijk als uitgangspunt voor de bluswatercapaciteit genomen en is daarom ook voor dit onderzoek als uitgangspunt gehanteerd. 3.3 Primaire bluswatercapaciteit Zoals in paragraaf 3.2 is beschreven, wordt het waterleidingnet enerzijds gebruikt voor de levering van drinkwater en anderzijds voor de levering van bluswater. Dit tweeledig gebruik brengt een dilemma met betrekking tot de dimensionering met zich mee: uit oogpunt van de drinkwatervoorziening dient het leidingnet zo klein mogelijk gedimensioneerd te worden. Voor de bluswatervoorziening is echter een grotere dimensionering gewenst. In deze paragraaf zal deze problematiek nader belicht worden. Hiertoe zal eerst in paragraaf en beschreven worden wat de benodigde primaire bluswatercapaciteit nu is. Conform de NVBR-handleiding wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw, vanwege het verschil in brandrisico en brandweerinzet bij nieuwbouw en bestaande bouw. Vervolgens wordt in paragraaf en aangegeven wat het primaire bluswateraanbod is. In beide paragrafen worden zowel de landelijke standpunten omschreven als het standpunt van WLB Amsterdam en RBAO Primaire bluswatervraag nieuwbouw Nieuwbouw Onder nieuwbouw wordt in dit rapport verstaan bebouwing die voldoet aan de eisen op het gebied van compartimentering en weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO), zoals geformuleerd in het bouwbesluit (fase 1). In de praktijk zijn dit alle gebouwen die gebouwd zijn vanaf 1 januari Landelijk standpunt brandweer Voor nieuwbouw is het landelijke uitgangspunt conform NVBR 2003 een primair benodigde bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h (zie paragraaf 3.2). In een aantal gevallen kan echter volstaan worden met een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h. In die gevallen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden: de bebouwing moet conform het Bouwbesluit (eerste fase) gebouwd zijn (in de praktijk is dit bebouwing die na 1992 is gerealiseerd); de bebouwing moet voldoen aan de in het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening en (indien van toepassing) de in de gebruiksvergunning gestelde voorschriften; de bebouwing moet gebruikt worden conform de gebruiksgegevens; er mogen geen grote aantallen personen per gebouw aanwezig zijn; er mogen geen gevaarlijke stoffen in de bebouwing aanwezig zijn; bovengenoemde randvoorwaarden gelden voor het gehele aan te leggen gebied (homogeen gebied vereist). Ook voor agrarisch gebied met vrijstaande bebouwing geldt een lagere bluswatercapaciteit, namelijk 30 m 3 /h. 8 De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is op 1 januari 2002 ontstaan uit een fusie tussen het College van Commandanten Regionale Brandweren (CCRB) en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerkorpsen (NVBK). 14

15 Historisch standpunt RBAO Er bestaat geen regionaal beleid voor de bluswatervoorziening in de regio Amsterdam en Omstreken. De gemeenten binnen de regio conformeren zich daarmee aan het landelijke beleid. In de gemeente Amsterdam worden in afwijking van het landelijke beleid de volgende richtlijnen gehanteerd. Er wordt voor de bluswatervoorziening geen onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw wordt een bluswatercapaciteit gevraagd van 90 m 3 /h over één brandkraan en 120 m 3 /h over twee brandkranen. De reden dat tevens een eis gesteld wordt aan de levering over twee brandkranen is gelegen in de inzetprocedures van de gemeente Amsterdam. Deze houden in, dat standaard met twee tankautospuiten wordt uitgerukt naar een brand. Zie ook paragraaf en bijlage 2, Uitruken inzetprocedures Primaire bluswatervraag bestaande bouw Bestaande bouw Onder bestaande bouw wordt in dit rapport verstaan alle bebouwing gebouwd voor 1 januari 1992 (die niet voldoet aan het gestelde in het Bouwbesluit). Landelijk standpunt brandweer Voor bestaande bouw is conform NVBR een benodigde primaire bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h vereist (zie paragraaf 3.1). Voor agrarisch gebied met vrijstaande bebouwing wordt een lagere bluswatercapaciteit gevraagd, namelijk 30 m 3 /h gebaseerd op een inzet met 2 stralen lage druk van 15 m 3 /h. Historisch standpunt RBAO Ook voor bluswatervoorzieningen bij bestaande bouw bestaat er geen regionaal beleid. Gemeenten in de regio conformeren zich aan het landelijke beleid. Er wordt in Amsterdam voor de bluswatervoorziening geen onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw wordt een bluswatercapaciteit gevraagd van 90 m 3 /h over één brandkraan en 120 m 3 /h over twee brandkranen. Voor een toelichting op dit standpunt wordt verwezen naar paragraaf Primair bluswateraanbod nieuwbouw Landelijk standpunt waterleidingbedrijven Bij ontwerp van een distributienet conform de ontwerprichtlijnen van VEWIN blijkt nabij de eindpunten van het net een afnamecapaciteit van circa 30 m 3 /h ten behoeve van de brandkranen beschikbaar te zijn. Op doorgaande distributieleidingen zal deze capaciteit altijd groter zijn dan 60 m 3 /h. Standpunt WLB Amsterdam WLB Amsterdam ontwerpt nieuwe distributienetten conform de richtlijnen van VEWIN en conformeert zich daarmee aan het landelijke standpunt. 9 NVBR 2003, p

16 3.3.4 Primair bluswateraanbod bestaande bouw Landelijk standpunt waterleidingbedrijven In de huidige situatie is het uitgangspunt voor de bluswatercapaciteit bij bestaande bebouwing minimaal 60 m 3 /h. In de praktijk zal de capaciteit soms minder maar meestal meer dan 60 m 3 /h bedragen 10. Bij aanpassing van leidingnetten in bestaande bebouwing is het streven van de waterleidingbedrijven om de leidingdiameters zodanig te reduceren dat aan de uitlopers van het net nog maar zo'n 30 m 3 /h aan bluswatercapaciteit beschikbaar zal zijn. Standpunt WLB Amsterdam In de gemeente Amsterdam bedraagt bij de bestaande bouw de geleverde bluswatercapaciteit zelfs meer dan landelijk gebruikelijk en komt deze overeen met de vraag van de brandweer (90 m 3 /h over één brandkraan, 120 m 3 /h over twee brandkranen). Bij wijziging van het leidingnet in bestaande bebouwing wil ook WLB Amsterdam conform het landelijke standpunt de primaire bluswatercapaciteit reduceren tot maximaal 30 m 3 /h aan de uitlopers van het net. 3.4 Brandkranen Met betrekking tot brandkranen is een aantal aspecten relevant: Type Situering Onderhoud Voordruk. Elk van deze aspecten zal hierna worden belicht Type brandkranen Om bluswater af te kunnen nemen van het waterleidingnet kan zowel een ondergrondse brandkraan (OBK) als een bovengrondse brandkraan (BBK) worden toegepast. Beide typen brandkranen hebben voor- en nadelen. In bijlage 4 zijn de voor- en nadelen van de verschillende brandkranen tegen elkaar afgezet. De voordelen van bovengrondse brandkranen zijn voornamelijk gelegen in de gebruikssnelheid (vindbaarheid, aansluittijd). De voordelen van ondergrondse brandkranen ten opzichte van bovengrondse brandkranen liggen met name in het kostenaspect. Bovengrondse brandkranen zijn in een bestaand leidingnet namelijk bijna drie maal zo duur en in nieuw aan te leggen leidingnet zelfs vier maal zo duur als ondergrondse brandkranen 11. Landelijk standpunt brandweer en waterleidingbedrijven Landelijk gezien is er geen standpunt bepaald met betrekking tot het type brandkraan. Beide typen worden in Nederland toegepast, afhankelijk van de wens van de brandweer en het beleid van het betreffende waterleidingbedrijf. Hierbij worden in de regel ondergrondse brandkranen toegepast en bij uitzondering (bijvoorbeeld op strategische plekken of bij risico-objecten) bovengrondse kranen Kiwa WLB Amsterdam Bron: WLB Amsterdam en Nibra 16

17 Historisch standpunt RBAO Op dit moment wordt in de gemeente Amsterdam voor zover mogelijk gebruik gemaakt van bovengrondse brandkranen (6689 stuks oftewel 46,5%). In alle overige situaties worden ondergrondse brandkranen geplaatst (7695 stuks oftewel 53,5%) 13. In Diemen is de verhouding 25 bovengrondse (4,3%) op 550 ondergrondse brandkranen en in Ouder Amstel is dit 8 bovengrondse (3,4%) op 230 ondergrondse brandkranen. Op Schiphol zijn alleen bovengrondse brandkranen geplaatst. Hierbij worden in de gemeente Amsterdam de volgende vuistregels gehanteerd: In trottoirs breder dan 4 meter (met dus genoeg ruimte) wordt een BBK toegepast. Op grote pleinen worden BBK s toegepast i.v.m. de zichtbaarheid. Indien een brandkraan te ver van bebouwing is gelegen wordt een BBK toegepast, aangezien anders geen brandkranenbordje kan worden opgehangen. Deze moeten namelijk op voorspelbare plaatsen worden gehangen. In groenstroken en vlakbij bossages worden BBK s toegepast. Historisch standpunt WLB Amsterdam Tot op heden levert WLB Amsterdam het door de brandweer gevraagde type brandkraan. In verband met kostenoverwegingen wil WLB Amsterdam het aantal bovengrondse brandkranen zoveel mogelijk beperken Situering brandkranen Landelijk standpunt brandweer In NVBR 2003 zijn de volgende eisen opgenomen met betrekking tot de situering van brandkranen. Schematisch is dit weergegeven in figuur 3: Voor de situering van brandkranen worden dekkingscirkels van veertig meter rond de brandkraan gehanteerd (zie figuur 4). Op deze wijze bedraagt de afstand tussen de brandkranen onderling maximaal tachtig meter. Wanneer in de straat of de weg een fysieke scheiding is aangebracht, zoals een gracht of een afgeschermde trambaan, gelden bovengenoemde maten per weg-/straathelft. Rondom brandkranen moet altijd een obstakelvrije ruimte aanwezig zijn met een diameter van 1,8 m. Brandkranen in trottoirs moeten ten minste 0,35 m van de trottoirband liggen, indien langs-parkeren wordt toegepast. Bij gestoken parkeren moet die afstand 0,75 m zijn. Brandkranen moeten tot op een afstand van maximaal 15 meter goed door blusvoertuigen kunnen worden benaderd 14 (zie figuur 3). De afstand tussen een primaire bluswatervoorziening en de (brandweer-) toegang(en) van een gebouw is maximaal 40 meter (zie figuur 3). Indien in een object één of meerdere droge blusleidingen aanwezig zijn, moet er binnen 35 meter van elke voedingsaansluiting een brandkraan zijn. Het blusvoertuig moet elke voedingsaansluiting tot op maximaal 15 meter kunnen benaderen. 13 Stand van zaken september 2001, inventarisatie brandweer Amsterdam 14 Tussen de brandkraan en de TS wordt om drukverlies te voorkomen en vanwege leveringszekerheid altijd parallel afgelegd. Dit wil zeggen dat hiervoor 2 maal zoveel slanglengtes nodig zijn. 17

18 TS Openbare weg 15 meter 40 meter object Figuur 3 Eisen m.b.t. afstanden van bluswatervoorziening, tankautospuit, en toegang van een object zoals geformuleerd in NVBR 2003 Overeenkomstig de NVBR-eisen worden brandkranen zodanig aan de openbare weg gesitueerd, dat de brandweer bij elk object kan komen door het afleggen van maximaal 40 meter aan slanglengten vanaf die brandkraan. Met andere woorden, elke brandkraan heeft een denkbeeldige cirkel met een straal van 40 meter om zich heen, zijnde de reikwijdte van die brandkraan (plus afgelegde brandslangen). Dit wordt ook wel de dekkingscirkel van de brandkraan genoemd. De afstand tussen de brandkranen is daarmee op maximaal 80 meter gesteld 15. Er mogen objecten in ongedekte stukken zijn gelegen (zie het gearceerde stukje in de linker afbeelding in figuur 4), maar een te grote overlap is eveneens ongewenst, aangezien er dan meer brandkranen dan nodig moeten worden geplaatst (zie figuur 4, rechter afbeelding). Figuur 4 Links: voorbeeld van te weinig overlap van dekkingscirkels van de brandkranen Rechts: voorbeeld van te grote overlap van dekkingscirkels van de brandkranen 15 Bij een gunstige ligging van de objecten ten opzichte van elkaar, kan deze afstand maximaal 80 meter bedragen. 18

19 De grondslag van de verschillende NVBR-eisen is niet altijd te achterhalen. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan. Standpunt Waterleidingbedrijven, RBAO en WLB Amsterdam Met betrekking tot de situering van brandkranen is er geen afzonderlijk standpunt geformuleerd door de waterleidingbedrijven, RBAO of WLB Amsterdam. Over het algemeen conformeert men zich aan het landelijk brandweer standpunt Onderhoud brandkranen Landelijk standpunt waterleidingbedrijven Er is geen landelijk standpunt voor de waterleidingbedrijven geformuleerd met betrekking tot het onderhoud van brandkranen. Hierover worden per gemeente afspraken gemaakt tussen het waterleidingbedrijf en de brandweer. Uitgangspunt is dat het waterbedrijf verantwoordelijk is voor de deugdelijke werking van de brandkranen in het verzorgingsgebied. De deugdelijke werking wordt door het waterbedrijf periodiek gecontroleerd. Hoe vaak deze controle plaatsvindt is per waterleidingbedrijf verschillend. Landelijk standpunt brandweer In de NVBR-handleiding is het volgende opgenomen met betrekking tot het onderhoud van brandkranen: Bij de controles worden de volgende aspecten gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd: aanwezigheid en correctheid aanwijsbordje op paal of gevel ligging straatpot t.o.v. omliggende bestrating straatpot inwendig schoon (evt. zand en vuil verwijderen) stofdeksel met ketting aanwezig standpijp goed plaatsbaar werking en evt. lekkage afsluitorgaan afspuien brandkraan globale controle op de capaciteit werking en evt. lekkage leegloopinrichting. De zichtbaarheid en bereikbaarheid van de brandkranen is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Snoeiwerkzaamheden en andere werkzaamheden om brandkranen bereikbaar te maken worden door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd. De brandkranen op het eigen terrein van een inrichting worden niet door het waterbedrijf gecontroleerd. Wel is het mogelijk dat op basis van een aanvullende overeenkomst tussen de houder van een inrichting en het waterbedrijf het onderhoud door het waterbedrijf wordt uitgevoerd. Tevens kan de brandweer naar eigen inzicht de brandkranen al dan niet periodiek controleren. Deze controle is aanvullend op het periodieke onderhoudsprogramma van het waterbedrijf. De verantwoordelijkheid voor het functioneren wordt niet (deels) overgenomen. Wel is het mogelijk dat er tussen een gemeente en het waterbedrijf een aanvullende overeenkomst wordt gesloten met betrekking tot de uitvoering van de periodieke controles door de plaatselijke brandweer. Bij de controle van een brandkraan door de brandweer is het echter niet toegestaan dat hierbij de brandkranen worden geopend, vanwege de kans op vervuiling van het 19

20 drinkwaternet 16. Geconstateerde gebreken aan brandkranen kunnen door de gemeente c.q. brandweer aan het betreffende districtskantoor van het waterleidingbedrijf worden doorgegeven, waarna het waterleidingbedrijf zo spoedig mogelijk voor herstel zal zorgdragen. Noodzakelijk straatwerk en het eventueel op hoogte brengen van de straatpot dient evenwel door de gemeente zelf te worden uitgevoerd. Historisch standpunt WLB Amsterdam en RBAO Met betrekking tot het onderhoud van de brandkranen zijn op dit moment geen harde afspraken gemaakt tussen RBAO en WLB Amsterdam. De brandweer zou elke brandkraan graag eens in de twee jaar gecontroleerd en onderhouden willen hebben, WLB Amsterdam werkt op dit moment echter met een controlefrequentie van eens in de zeven jaar Voordruk en leveringsdruk brandkranen Alvorens de standpunten van de verschillende partijen worden beschreven, zal een toelichting worden gegeven op de begrippen voordruk en leveringsdruk. Om de benodigde waterhoeveelheid te kunnen leveren en deze over voldoende afstand en/of hoogte te kunnen transporteren, moet de tankautospuit het water met een bepaalde druk ontvangen. Dit wordt ook wel de voordruk genoemd. Naast het begrip voordruk wordt ook vaak het begrip leveringsdruk gebruikt; de druk die vanuit een bepaald object geleverd wordt. In figuur 5 is schematisch aangegeven hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden. Elk object ontvangt dus een bepaalde voordruk en levert een bepaalde leveringsdruk. voordruk BK Brandkraan (BK) leveringsdruk BK voordruk TS Tankautospuit (TS) leveringsdruk TS Brandhaard Figuur 5 De begrippen voordruk en leveringsdruk Door drukverlies over leidingen en appendages is er altijd een verschil tussen de leveringsdruk van het eerste object en de ontvangen voordruk voor het daarop volgende object. Aangezien bekend is welke drukverliezen optreden over de leidingen en appendages kan uitgerekend worden welke druk op het hoofdnet nodig is, om uiteindelijk de benodigde voordruk voor de tankautospuit te kunnen leveren. Landelijk standpunt waterleidingbedrijven en historisch standpunt WLB Amsterdam. Bij bluswatercapaciteitsberekeningen van het waterleidingnet wordt door de waterleidingbedrijven over het algemeen de bluswatercapaciteit en de bijbehorende voordruk van de brandkraan als uitgangspunt genomen Dit betekent dat slechts zeer beperkte controle mogelijk is. 17 Kiwa/VEWIN 1999, p

21 Landelijk standpunt brandweer en standpunt RBAO Zowel landelijk als voor RBAO is de voordruk van de tankautospuit maatgevend. Voor elke TS geldt een te ontvangen voordruk van 50 kpa. Dit uitgangspunt strookt dus niet met de benaderingswijze van de waterleidingbedrijven, die de bluswatercapaciteit van de brandkraan als uitgangspunt nemen. 21

22 4. Knelpunten In het vorige hoofdstuk is de primaire bluswatervoorziening beschreven zoals deze landelijk gezien is opgezet en zoals deze in het voorzieningsgebied van WLB Amsterdam is opgezet. In dit hoofdstuk worden knelpunten benoemd die optreden bij het gebruik van het waterleidingnet als primaire bluswatervoorziening. In hoofdstuk 5, 6 en 7 worden oplossingen gezocht voor deze knelpunten. Afstemming bluswatervraag en bluswateraanbod Aangezien zowel de drinkwaterlevering als de brandbestrijding van oudsher tot een gemeentelijke verantwoordelijkheid behoorde, wordt in Nederland overwegend dezelfde infrastructuur gebruikt voor de drinkwatervoorziening en de bluswatervoorziening (namelijk het drinkwaterleidingnet). Door gewijzigde inzichten rondom het ontwerpen van waterleidingnetten wil het waterleidingbedrijf haar leidingnet in de toekomst kleiner dimensioneren (bij aanpassingen in het leidingnet en bij nieuw aan te leggen leidingen) en in beginsel zelfs het drinkwaternet niet meer gebruiken als bluswatervoorziening. Landelijk wordt er (met uitzondering van het agrarisch gebied) vanuit de brandweer in principe een bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h gevraagd, terwijl de waterleidingbedrijven bij voorkeur op maximaal 30 m 3 /h dimensioneren. In de regio Amsterdam en Omstreken is het verschil nog groter, aangezien de gemeente Amsterdam bij voorkeur vasthoudt aan de historische eis van 90 m 3 /h over één brandkraan en 120 m 3 /h over twee brandkranen. Knelpunt: Als gevolg van de hierboven geschetste ontwikkeling zal in de toekomst het primaire bluswateraanbod kleiner zijn dan de primaire bluswatervraag. Hiervoor dient een oplossing te worden gezocht. Paragraaf 5.1 en hoofdstuk 6 gaan daarop in. Brandkranen Voor de onttrekking van drinkwater aan het leidingnet bestaan er in principe twee typen brandkranen: bovengronds en ondergronds. Voor de brandweer hebben bovengrondse brandkranen de voorkeur boven ondergrondse brandkranen. De vindbaarheid (en daarmee kortere zoektijd) en de snelle aansluittijd op een bovengrondse brandkraan spelen hierbij de belangrijkste rol. Voor WLB Amsterdam zijn de hogere kosten voor aanleg en onderhoud van bovengrondse brandkranen het belangrijkste argument om de voorkeur te geven aan een netontwerp met ondergrondse brandkranen. In de huidige situatie beschikt de Amsterdamse brandweer overal waar zij dat wenst over bovengrondse brandkranen (in ca. 50% van de gevallen), tenzij dit technisch of praktisch niet realiseerbaar is. In andere gemeenten binnen de RBAO zijn er in meer gevallen ondergrondse brandkranen aangelegd (in ca. 5 % van de gevallen bovengrondse brandkranen). De situering van brandkranen levert op dit moment geen knelpunten op. Uit kostenoverwegingen geeft WLB Amsterdam de voorkeur aan zo min mogelijk brandkranen. Met betrekking tot het onderhoud van de brandkranen zijn geen duidelijke afspraken gemaakt. Waterleidingbedrijven hanteren bij berekening omtrent de te leveren druk en capaciteit de brandkraan als uitgangspunt (vb brandkraan levert 30 m 3 /h met een druk van 50 kpa). De 22

23 brandweer gaat echter uit van de voordruk en capaciteit van de tankautospuit (TS moet 30 m 3 /h ontvangen met een voordruk van 50kPa). De dimensionering van het leidingnet sluit dus niet aan op de bluswatervraag van de brandweer. Indien uitgegaan wordt van de voordruk en capaciteit van de tankautospuit is zelfs een andere situering van brandkranen denkbaar. Knelpunten: Bij aanleg van nieuwe leidingnetten of wijziging van bestaande leidingnetten is er verschil van inzicht over het te plaatsen type brandkranen. Hierover dient overeenstemming te worden bereikt. Paragraaf gaat hierop in. Met betrekking tot de situering van brandkranen en de te leveren voordruk: hiertussen bestaat een verband. Nader uitgezocht dient te worden of hier winst valt te behalen voor zowel brandweer als waterleidingbedrijf. Paragraaf handelt daarover. Er bestaat verschil van inzicht over de frequentie van onderhoud van de brandkranen. Hierover moeten afspraken worden gemaakt. Daarover gaat paragraaf Kosten Het gebruik van het waterleidingnet als bluswatervoorziening brengt een aantal additionele voorzieningen met zich mee. Het gaat hier om het ruimer dimensioneren van het leidingnet om de vereiste primaire bluswatercapaciteit te kunnen leveren en om de aansluiting van (boven- of ondergrondse) brandkranen. Bovendien dienen deze voorzieningen te worden onderhouden en brengt de ruimere dimensionering van het leidingnet zelf extra onderhoud met zich mee, zoals spuien om ophoping van sediment en bruin water te voorkomen. Knelpunt: Het is onduidelijk wat de meerkosten voor de aanleg en het gebruik van de primaire bluswatervoorziening precies zijn en hoe deze kosten tussen WLB Amsterdam en de betrokken gemeentelijke brandweer verrekend dienen te worden. Hoofdstuk 7 verschaft hier inzicht in. Gebruik schoon drinkwater als bluswater Traditioneel gezien wordt in Nederland drinkwater gebruikt als bluswater. Drinkwater uit het waterleidingnet is een bluswatervoorziening die zeer snel inzetbaar en zeer betrouwbaar is, met een gegarandeerde lange leveringsduur. Knelpunt: Uit milieu-oogpunt is het ongewenst dat drinkwater, onttrokken aan het steeds schaarser wordende grondwater of verkregen door het zuiveren van rivierwater 18, gebruikt wordt als bluswater. Bluswater hoeft immers niet zo schoon te zijn als drinkwater. In hoofdstuk 6 worden alternatieve oplossingen op dit gebied gezocht. 18 Dit kost grondstoffen en energie 23

24 5. Oplossingsrichtingen bij gebruik van het waterleidingnet In hoofdstuk 4 zijn de knelpunten beschreven met betrekking tot de primaire bluswatervoorziening via het waterleidingnet. In dit hoofdstuk worden oplossingsrichtingen geformuleerd binnen het traditionele systeem van bluswatervoorziening met brandkranen op het waterleidingnet. Het milieuknelpunt (gebruik schoon drinkwater als bluswater) kan op deze wijze echter niet worden opgelost. Daarvoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6. Het knelpunt van de toedeling van de kosten wordt in hoofdstuk 7 besproken. 5.1 Afstemming bluswatervraag en bluswateraanbod In deze paragraaf wordt voor nieuwbouw en voor bestaande bouw aangegeven hoe de dimensionering van het leidingnet zodanig kan worden uitgevoerd, dat bluswatervraag en bluswateraanbod met elkaar in overeenstemming zijn. Hiertoe wordt allereerst de in de gemeente Amsterdam gevraagde bluswatercapaciteit onder de loep genomen door deze te relateren aan de gehanteerde inzetstrategieën. Vervolgens worden mogelijke oplossingen geformuleerd voor de invulling van het gat tussen primaire bluswatervraag en primair bluswateraanbod Nadere beschouwing bluswatervraag Inzetstrategie bestaande bouw Bij bestaande bouw wordt op traditionele wijze geblust met een lage druk blussing. Lage druk is het van oudsher toegepaste blussysteem waarbij een grote hoeveelheid water op de brandhaard wordt gebracht. Zoals reeds in paragraaf 3.1 is beschreven wordt hierbij landelijk standaard uitgegaan van een benodigde bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h (4 stralen van 15 m 3 /h per straal). Landelijk aflegsysteem De meeste korpsen binnen de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken werken volgens het landelijk aflegsysteem. Het aflegsysteem is ontwikkeld om zo snel en efficiënt mogelijk een blusstof (meestal water) naar de vuurhaard te brengen. De bezetting van de tankautospuit, standaard bestaande uit een bevelvoerder (1), een chauffeur/pompbediener (1), een aanvalsploeg (2) en een waterploeg (2) heeft dan ook een duidelijke taakverdeling binnen het aflegsysteem. De bevelvoerder en de aanvalsploeg hebben tot taak om te verkennen, te redden en de eerste straal af te leggen en in te zetten, zodra de waterwinning is gegarandeerd. De pompbediener en de waterploeg dragen zorg voor het transport van de blusstof naar de plaats van bestemming. Zij maken eerst de pomp en de verbinding tussen de brandkraan en de pomp in orde, en verlenen vervolgens assistentie aan de aanvalsploeg om de eerste straal op de juiste plek te krijgen. Indien gewenst zet de waterploeg vervolgens een tweede straal in. Een andere situatie ontstaat in het geval er gebruik moet worden gemaakt van een droge blusleiding. In dat geval maken pompbediener en waterploeg eerst de pomp en de verbinding 19 Deze oplossingen zijn besproken in de vergadering van 14 mei 2002 en zijn gebaseerd op de landelijke normen, aangevuld met de specifieke situatie in de regio Amsterdam en Omstreken. 24

25 tussen brandkraan en tankautospuit in orde en vervolgens de verbinding tussen TS en droge blusleiding. De aanvalsploeg sluit vervolgens in het gebouw de aanvalsslangen aan op de droge stijgleiding. Hierbij zal het enige tijd duren voordat de droge stijgleiding gevuld is met water. Zodra er gebruik wordt gemaakt van een droge blusleiding, moet de waterwinning dus snel in orde kunnen worden gemaakt Amsterdams aflegsysteem Om sneller mensen te kunnen redden uit brandende gebouwen wordt in de gemeente Amsterdam bij bestaande bouw een iets andere procedure gevolgd: Bij het afleggen met lage druk begeven van de eerst aankomende tankautospuit zich twee brandweermensen direct (zonder beschermende waterstraal 20 ) in het brandende pand om mensen zo snel mogelijk uit het brandende pand te kunnen redden. In principe begeven zij zich hierbij niet voorbij de vuurhaard. Een derde persoon volgt met een brandslang (lage druk). Een vierde persoon en in de oude binnenstad ook nog een vijfde persoon 21 starten in samenwerking met de wagenbestuurder met de aansluiting van de tankautospuit op de brandkraan 22. De derde persoon betreedt bij dit aflegsysteem pas het pand, zodra de bluswatervoorziening is gegarandeerd. Om de veiligheid van de eerste twee in het pand aanwezige brandweermensen te kunnen borgen, is het van belang dat de bluswatervoorziening zo snel mogelijk wordt gerealiseerd. Inzetstrategie nieuwbouw Bij nieuwbouw zal een brand zich in principe niet uitbreiden buiten de ruimte waar de brand is ontstaan, vanwege de toegepaste brandwerende scheidingen tussen de verschillende gebouwdelen (compartimentering). Dergelijke branden worden bestreden met een hoge druk blussing. Bij het toepassen van hoge druk wordt water verneveld, waardoor het wateroppervlak wordt vergroot en een kleine brand snel en effectief kan worden geblust. Hierdoor wordt er (vergeleken met de lage druk blussing) veel minder water gebruikt, namelijk 15 m 3 /h (twee stralen hoge druk van elk 125 liter per minuut). Dit is dus nog veel minder dan het landelijke uitgangspunt van 30 m 3 /h, dat gebaseerd is op twee stralen lage druk. De landelijke procedure voor een hoge druk blussing is in principe gelijk aan de procedure voor een lage druk blussing. Vaak wordt echter door persoon 1 en 2 niet gewacht tot de waterwinning (in dit geval de aansluiting op de brandkraan) gegarandeerd is, maar wordt de brand geblust met de watervoorraad in de TS (inhoud is meestal 1500 liter). Ook bij de Amsterdamse procedure voor een hoge druk blussing wordt gebruik gemaakt van de watervoorraad in de tank, waarbij het uitgangspunt is, dat de voorraad in de tank voldoende is om de brand te blussen. De waterwinning wordt wel in orde gemaakt, maar de waterleiding wordt hierbij in feite als "secundaire bluswatervoorziening" gebruikt. Het bluswater in de tank kan daarbij als primair worden beschouwd. Afhankelijk van het aantal stralen hoge druk dat wordt gebruikt, kan een bepaalde tijd vanuit de tank geblust worden. Een hoge druk straal gebruikt (afhankelijk van het type) maximaal 125 liter per minuut. 20 Dit wijkt af van de landelijk gangbare procedure, waarbij er nooit het pand betreden wordt zonder bescherming van een waterstraal. 21 In de binnenstad is er een extra persoon op de tankautospuit aanwezig, dus zeven, in plaats van zes. 22 Uitgangspunt hierbij is dat binnen twee minuten een tweede tankautospuit ter plaatse is, die assisteert bij het opbouwen van de bluswatervoorziening. 25

26 Gegeven een inhoud van de tank van 1500 liter, kan met 1 straal hoge druk gedurende 12 minuten geblust worden. Bij afleggen van twee stralen hoge druk betreft dit 6 minuten. Dit betekent dat er in die gevallen 6 minuten de tijd is om de secundaire bluswatervoorziening op de brandkraan te realiseren. In principe wordt er met lage druk niet vanuit de tank geblust. Een straal lage druk verbruikt 250 liter per minuut. Afhankelijk van het aantal afgelegde stralen (meestal 2, maximaal 4) kan vanuit de tankautospuit 3 respectievelijk 1,5 minuten geblust worden en zou men dus binnen 3 respectievelijk 1,5 minuut de bluswaterwinning gereed moeten hebben. Dit is echter een theoretische exercitie, die uit veiligheidsoogpunt in principe niet toegepast wordt Oplossingsrichtingen Bestaande bouw Bij aanpassing van het leidingnet in bestaande bouw (bebouwing die niet voldoet aan het bouwbesluit) zal de primaire bluswatervraag (60 m 3 /h) op uitlopers van het net 23 groter zijn dan het bluswateraanbod (30 m 3 /h). Gezien de toegepaste inzetstrategie (lage druk blussing) kunnen binnen het systeem van traditionele bluswatervoorziening met brandkranen op het waterleidingnet geen oplossingen worden geformuleerd. Er dient dus een bewuste keuze gemaakt te worden tussen de dimensionering van het leidingnet op de bluswatervraag enerzijds of de levering van een lagere bluswatercapaciteit en daarmee de acceptatie van een lager brandveiligheidsniveau anderzijds. Nieuwbouw Bij nieuwbouw (bebouwing conform bouwbesluit) kunnen er twee verschillende situaties worden onderscheiden: aanleg van een nieuw leidingnet; aanpassing van het bestaande leidingnet. Gezien de toegepaste inzetstrategie (binnenaanval met hoge druk) is bij nieuwbouw een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h ruim voldoende. De randvoorwaarden waaraan deze bebouwing dan dient te voldoen, zijn in bijlage 3 voor de situatie in de regio Amsterdam en Omstreken nader gespecificeerd. Een aandachtspunt hierbij zijn wijzigingen in de bestemming binnen een dergelijk gebied. Indien in een later stadium objecten worden toegevoegd die een grotere bluswatercapaciteit vereisen, dan dient men er alert op te zijn, dat ter plaatse van die objecten daadwerkelijk een grotere bluswatercapaciteit wordt aangelegd. De gebruiksvergunning kan als instrument worden gebruikt om deze bluswatercapaciteit af te dwingen. Voor gebouwen die niet aan de randvoorwaarden uit bijlage 3 voldoen, blijft onverkort de bluswatereis van 60 m 3 /h gehandhaafd. In het netontwerp kan echter rekening gehouden worden met deze gebouwen, door de doorgaande distributieleiding langs deze gebouwen te leiden, zodat daar een capaciteit van 60 m 3 /h of meer geleverd kan worden. Indien het niet mogelijk is de distributieleiding langs deze gebouwen te leiden, kan ter plaatse (tegen vergoeding van de kosten, zie hoofdstuk 7) een grotere leiding aangelegd worden. Voor nieuwe woningbouwlocaties is (vanwege het in verhouding kleine aantal objecten waarvoor een bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h nodig is) het distributienetontwerp derhalve dermate flexibel, dat de bluswatervoorziening over het algemeen op een goede wijze ingepast kan worden. Dit wordt bevestigd in toegepaste onderzoeken bij onder andere Waterleiding 23 uitzondering hierop is de bluswatervraag in agrarisch gebied; deze bedraagt immers 30 m 3 /h. 26

27 Maatschappij Overijssel (Kiwa/WMO 1999) en Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant (Kiwa 2000). Bij nieuwbouwlocaties anders dan woningbouw (bv kantoren, industrieterreinen) ligt de situatie gecompliceerder. Hiervoor wordt voor het gehele gebied een minimale bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h gevraagd, hetgeen een ruimere dimensionering van het leidingnet zou betekenen ten opzichte van de veelal geringe drinkwaterafname in dergelijke gebieden. Aangezien oplossingen via de primaire bluswatervoorziening daarom niet voor de hand liggen, zal in eerste instantie gezocht moeten worden naar andere alternatieven. Zie hiervoor ook hoofdstuk Brandkranen Type brandkranen Voor zowel bovengrondse- als ondergrondse brandkranen zijn voor- en nadelen te noemen. Een overzicht van deze voor- en nadelen (vastgesteld door de werkgroep op 24 september 2002) is opgenomen in bijlage 4. Zoals uit het overzicht blijkt, hebben bovengrondse brandkranen voor de brandweer de meeste voordelen. Voor het waterleidingbedrijf gelden deze voordelen minder zwaar en zijn de hoge kosten van bovengrondse brandkranen reden om voor ondergrondse brandkranen te kiezen. Het is belangrijk te achterhalen hoe zwaar de voordelen van bovengrondse brandkranen wegen en of deze voordelen de fors hogere prijs waard zijn (prijs/kwaliteitsverhouding). In deze paragraaf worden daarom allereerst de belangrijkste voordelen beschreven en vervolgens geanalyseerd en vergeleken met ondergrondse brandkranen. Vervolgens wordt op basis van deze analyse een afweging gemaakt. Belangrijkste voordelen bovengrondse brandkranen Voor RBAO wegen de voordelen vindbaarheid 24 en bereikbaarheid van de bovengrondse brandkranen het zwaarst. Ook de kortere aansluittijd 25 van de bovengrondse brandkraan is een belangrijk voordeel. Het voordeel van bovengrondse brandkranen is daarmee met name gelegen in de factor tijd: vanwege de goede bereikbaarheid gaat er geen tijd verloren met het zoeken van de brandkraan en de feitelijke aansluittijd bij een bovengrondse brandkraan is korter dan bij een ondergrondse brandkraan. Hoe groot het verschil in aansluittijd is, is niet exact bekend. Uit proeven die in de gemeente Leiderdorp 26 en in de gemeente Amsterdam (zie bijlage 5) gedaan zijn, kan gesteld worden dat het verschil in orde van grootte van 1 minuut zit. Hierbij moet bedacht worden dat de tijd die verloren gaat met het zoeken van een ondergrondse brandkraan (ten opzichte van het zoeken van een bovengrondse brandkraan) in verhouding nog groter kan zijn dan het verschil in aansluittijd tussen ondergrondse en bovengrondse brandkranen. De factor tijd nader beschouwd Aangezien de factor tijd het belangrijkste voordeel blijkt te zijn, zal deze hieronder nader worden beschouwd. 24 Het komt naar zeggen van RBAO regelmatig voor dat ondergrondse brandkranen onvindbaar zijn door begroeiing, doordat zij na het opbreken van een straat afgedekt zijn met stoeptegels of door erboven geparkeerde auto s. 25 Met aansluittijd wordt bedoeld de benodigde tijd om de brandslang op de brandkraan aan te sluiten; dit is exclusief eventuele zoektijd naar de brandkraan. 26 Mantel

28 De reden dat de factor tijd zo'n belangrijke rol speelt, hangt samen met de ontwikkeling van een brand. Hoe later wordt ingegrepen hoe verder de brand zal zijn geëscaleerd. Sinds 1994 zijn er door het ministerie van Binnenlandse Zaken brandbeveiligingsconcepten uitgegeven, waarin het begrip "normatief brandverloop" is geïntroduceerd. Het normatief brandverloop is een doelstellend tijdschema met een onderverdeling in tijdstippen die voor de brandbeveiliging van gebouwen van belang zijn. De onderverdeling begint vanaf het ontstaan van een brand en eindigt bij het tijdstip dat de brand onder controle is. Het normatief brandverloop geeft inzicht in het verloop van de branduitbreiding enerzijds en de beschikbare tijd voor brandontdekking, ontvluchting, redding en blussing anderzijds. Ter illustratie is in bijlage 5 een kopie van de verschillende fasen in het normatief brandverloop voor woningen en woongebouwen opgenomen. De uitgangspunten die bij de verschillende gebouwtypen worden gehanteerd zijn overgenomen uit de diverse brandbeveiligingsconcepten en verzameld in tabel 5.1. Al deze uitgangspunten zijn weergegeven als een tijdsfactor. Het moge duidelijk zijn, dat middels het nemen van veiligheidsmaatregelen de genoemde tijden kunnen worden beïnvloed. Het kan hierbij zowel gaan om preventieve maatregelen als om maatregelen op het repressieve vlak. Door de chronologische weergave van deze tijden in het normatief brandverloop, kan het onderlinge effect van maatregelen binnen de schakels van het brandverloop inzichtelijk worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld een langere opkomsttijd goed gemaakt worden door een snellere meldtijd of een kortere inzettijd. Type gebouw Tabel 5.1: Uitgangspunten bij het normatief brandverloop Tijd operationeel (minuten) Ontdekkingstijd (minuten) Opkomsttijd (minuten) Inzetttijd Ontruimings/ vluchttijd (minuten) Redtijd/ blustijd (minuten) (minuten) Woning (r) 30 (b) woongebouw (r/b) cellen/cellengebouwen (r/b) gezondheidszorggebouw, (r/b) niet zelfredzame patiënten gebouw met (r/b) publieksfunctie industriegebouw (r/b) bijzonder woongebouw eigen verantwh kamerinrichting (r/b) logiesgebouw (r/b) kantoorgebouw/ (r/b) onderwijsgebouw Hierbij wordt onder de verschillende begrippen het volgende verstaan: Ontdekkingstijd De tijd die verstrijkt vanaf het moment van ontstaan van de brand totdat de brand bij de alarmcentrale van de brandweer gemeld is 28

29 Tijd operationeel De tijd die verstrijkt tussen de ontvangst van de brandmelding en het moment dat de brandweer "water op het vuur" heeft. Opkomsttijd De tijd die de brandweer nodig heeft om ter plaatse te komen. Inzettijd De tijd die verstrijkt tussen de aankomst ter plaatse en het moment dat er water op het vuur is (het verschil tussen tijd operationeel en opkomsttijd). Met andere woorden de tijd die de brandweer nodig heeft om te verkennen en zich ter plaatse gereed te maken. Het betreft onder andere het klaarleggen van materieel, uitrollen en aansluiten van slangen op de watervoorziening, het systeem op druk brengen en het lopen naar de brandhaard. Ontruimings-/vluchttijd De tijd waarbinnen de in een gebouw aanwezige personen zonder tussenkomst van de brandweer uit het gebouw zijn gevlucht, gerekend vanaf de ontdekking van de brand. Redtijd/blustijd De tijd waarbinnen de brandweer eventueel in het gebouw aanwezige personen heeft gered, dan wel de brand heeft geblust, gerekend vanaf het moment dat de brandweer ter plaatse is en operationeel is (tijd operationeel). Hierbij is de redtijd aangeduid met (r) en de blustijd aangeduid met (b). Indien er geen onderscheid gemaakt is tussen red- en blustijd, wordt een gecombineerde tijd genoemd voor redding en blussing met de aanduiding (r/b). Inzettijd nader beschouwd De tijd die gemoeid is met de aansluiting van de brandslangen op de (boven- of ondergrondse) brandkraan is terug te vinden in de inzettijd. De inzettijd wordt hieronder daarom nader beschouwd. Uit tabel 5.1 blijkt dat voor utiliteitsbouw en woongebouwen een inzettijd van 7 minuten wordt gehanteerd, terwijl voor (nieuwbouw)woningen het uitgangspunt een inzettijd van 2 minuten is. Dit verschil is gebaseerd op het verschil in brandbestrijdingsmethode en de af te leggen afstand: bij nieuwbouw woningen wordt uitgegaan van een hoge druk inzet, waarbij direct geblust wordt met bluswater uit de watertank op de tankautospuit en dus in eerste instantie geen gebruik gemaakt wordt van een brandkraan. Bij overige objecten wordt een lage drukinzet toegepast, waarbij gezien de benodigde hoeveelheid bluswater een aansluiting gemaakt wordt op een waterwinplaats (brandkraan/open water). Hoe groter het gebouw, hoe groter de af te leggen afstand tot de vuurhaard kan zijn en daarmee de inzettijd. Bij aansluiting op een brandkraan geldt derhalve als uitgangspunt een totale inzettijd van 7 minuten. In de toelichting op de inzettijd bij het brandbeveiligingsconcept voor woningen en woongebouwen is aangegeven dat bij de inzettijd van 7 minuten de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: de transporttijd van het bluswater van de waterwinplaats tot de straalpijp bedraagt 1 minuut; de opbouwtijd van de blusleiding vanaf de opstelplaats tot de toegang van een woning/woongebouw bedraagt 3 minuten; de aansluittijd op een bluswatervoorziening na aankomst op de opstelplaats bedraagt 3 minuten; hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen aansluiting op bovengrondse of 29

30 ondergrondse brandkranen. Landelijk gezien wordt er dus van uitgegaan dat deze tijd reëel is voor zowel aansluiting op een bovengrondse als op een ondergrondse brandkraan. Om deze reden ligt het uit kostenoogpunt voor de hand om bij vervanging en nieuwe aanleg van een waterleidingnet te kiezen voor ondergrondse brandkranen. Bij risico-objecten kan de keuze voor een bovengrondse brandkraan één van de mogelijkheden zijn om tijd te winnen op het brandverloop. Hierbij kan analoog aan de afweging voor de te leveren bluswatercapaciteit gedacht worden aan bestaande bouw en risicovolle nieuwbouwobjecten. Onder risicovolle nieuwbouwobjecten wordt in dit verband in ieder geval verstaan: de grotere en/of complexere gebruiksvergunningplichtige objecten; complexe gebouwen (parkeergarages, winkelcentra e.d.) 27 ; prostitutiebedrijven; kinderdagverblijven. In dergelijke situaties zal voor dat specifieke geval expliciet afgewogen dienen te worden of de keuze voor een bovengrondse brandkraan te rechtvaardigen is Situering brandkranen Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven, speelt het aantal te plaatsen brandkranen uit kostenoptiek een belangrijke rol. In dit onderzoek is daarom nagegaan waar de huidige dekkingscirkels van 40 meter op zijn gebaseerd en of er mogelijkheden zijn hier winst te behalen voor zowel de brandweer als het waterleidingbedrijf. Allereerst is nagegaan waar de huidige dekkingscirkels op zijn gebaseerd. De argumentatie hierachter bleek echter moeilijk te achterhalen. Duidelijk is wel dat de volgende facetten hierbij een rol spelen: bereikbaarheid, afstand, tijd, capaciteit en betrouwbaarheid. De meest plausibele verklaring voor de dekkingscirkels van 40 meter is nog de verklaring van de heer G. Koppers van het Nibra. Volgens hem is deze afstand van oudsher gehanteerd, aangezien de brandslangen van destijds zodanig lekten, dat er bij een grotere afstand dan 40 meter niet meer voldoende druk op de straalpijp werd gehaald. Gegeven de onduidelijkheid omtrent de argumentatie die aan de dekkingscirkels ten grondslag ligt, is in dit onderzoek bezien in hoeverre tot nieuwe inzichten gekomen kan worden omtrent de te hanteren dekkingscirkels. Hiertoe is allereerst nagegaan in hoeverre er bij grotere dekkingscirkels nog voldoende bluswater (30 of 60 m 3 /h) met voldoende druk (50 kpa) geleverd kan worden uit het drinkwaternet. Vervolgens is nagegaan of deze nieuwe benadering tot problemen kan leiden op het praktische vlak, bijvoorbeeld met betrekking tot de benodigde tijd voor het afleggen van extra slangen, beschikbare slanglengtes etc. Technische haalbaarheid vergroting dekkingscirkels In deze paragraaf wordt gekeken welke technische variabelen van invloed zijn op de uiteindelijke hoeveelheid water en de voordruk zoals die bij de tankautospuit binnenkomen. De verkregen 27 Onder een complex gebouw wordt in dit verband verstaan een gebouw waarin het vanuit oogpunt van brandweerinzet gevaarlijk is om op te treden 28 Ook andere maatregelen om tijd te winnen kunnen dan echter mogelijk zijn, bijvoorbeeld organisatorische maatregelen. 30

31 informatie over de invloed van deze variabelen kan vervolgens gebruikt worden om te bepalen of de afstand tussen brandkranen technisch gezien vergroot kan worden en of er voor een bepaald type en/of capaciteit van de brandkranen gekozen zou moeten worden. De variabelen die van invloed zijn op de hoeveelheid water en de voordruk waarmee het water binnenkomt in de tankautospuit van de brandweer zijn: a) de druk in de hoofdleiding van het drinkwaterleidingnet b) de diameter van de afgetakte distributieleiding c) het materiaal van de afgetakte distributieleiding d) de lengte van de afgetakte distributieleiding e) het type brandkraan (ondergronds of bovengronds) f) de diameter van de brandslang g) het materiaal van de brandslang h) de hoeveelheid afgelegde brandslangen (m.a.w. de afstand tussen de brandkraan en de tankautospuit) i) de eventuele opvoerhoogte van de brandkraan naar de tankautospuit Door berekeningen uit te voeren met bovenstaande variabelen, kan voor verschillende situaties het totale drukverlies bepaald worden dat optreedt bij het transport van water uit de waterleiding naar de tankautospuit. Om de voordruk te berekenen van het water dat in de tankautospuit binnenkomt, moet vervolgens het totale drukverlies worden afgetrokken van de vanuit de hoofdleiding geleverde druk. Zoals gezegd is de minimaal benodigde voordruk in de tankautospuit 50 kpa (0,5 bar) 29. In de hieronder staande tabellen is de berekende voordruk vet afgedrukt indien deze 50 kpa of meer bedraagt. Is het genoemde getal niet vet gedrukt, dan betekent dat dus dat in de gegeven situatie, onvoldoende druk wordt geleverd aan de tankautospuit. Ter vereenvoudiging van de berekeningen en om de invloed van elke variabele afzonderlijk te kunnen vaststellen is steeds gerekend met één variabele en zijn de overige factoren die van invloed zijn als constanten ingevoerd. a. De invloed van de druk in de hoofdleiding van het drinkwaterleidingnet Bij Waterleidingbedrijf Amsterdam is er sprake van een druk van 230 kpa in de hoofdleiding van het drinkwaterleidingnet. Bij PWN bedraagt deze druk 200 tot 400 kpa. Naarmate de druk in de hoofdleiding groter wordt, kan worden volstaan met een kleinere diameter van de afgetakte distributieleiding, en/of een grotere lengte van deze afgetakte distributieleiding. Dit is duidelijk te zien in tabel Bij een druk van 230 kpa en een diameter van 75 mm, wordt er alleen voldoende druk geleverd als om maximaal 30 m 3 /uur wordt gevraagd. 29 Dit is een waarde die landelijk wordt aangehouden. Bij een lagere waarde dan 0,5 bar wordt de slang dichtgezogen. 31

32 Tabel Invloed van de druk in de hoofdleiding op de voordruk bij de tankautospuit in combinatie met de lengte van de afgetakte distributieleiding Hoeveelheid bluswater 30 m 3 /uur 45 m 3 /uur 60 m 3 /uur Lengte afgetakte Druk in de hoofdleiding (in kpa) distributieleiding Aannames: Slanglengte tussen brandkraan en TS (parallel afgelegd): 40 m Diameter distributieleiding: 75 mm Materiaal brandslang: rubber Is de druk in de hoofdleiding 400 kpa, bij een diameter van 75 mm, dan kan zelfs 60 m 3 /uur worden geleverd, over een lengte van 80 m van de afgetakte distributieleiding. Een grotere druk in het leidingnet brengt echter ook nadelen met zich mee. Zo zal er, indien er sprake is van een lek in het leidingnet, bij een hogere druk in het net méér verlies optreden dan bij een lagere druk in het leidingnet. Ook zullen bij het opvoeren van de druk naar alle waarschijnlijkheid lekkages van aansluitingen in woonhuizen optreden, aangezien deze zijn ingesteld op een lagere druk. Verder kost het creëren van een hogere druk in het waterleidingnet meer energie, doordat het water hoger opgepompt moet worden. Opgemerkt moet worden dat de bedrijfsmiddelen (zoals pompen en watertorens) bij WLB Amsterdam momenteel niet geschikt zijn om een hogere druk dan 230 kpa in het hoofdleidingnet te bewerkstelligen. b. De invloed van de diameter van de afgetakte distributieleiding De diameter van de afgetakte distributieleiding varieert bij deze berekening tussen de 75 mm en de 110 mm. Uit tabel blijkt dat indien een diameter van 75 mm wordt toegepast, dat het, bij een druk van 230 kpa in de hoofdleiding, onmogelijk is om een opbrengst van 60 m 3 /uur of zelfs van 45 m 3 /uur bij de tankautospuit te krijgen. Alleen in het geval dat er een 110 mm leiding wordt gebruikt, kan er 60 m 3 /uur, met voldoende voordruk op de tankautospuit verkregen worden. Deze gegevens zijn relevant in het geval er in een bestaand gebied opeens behoefte is aan een grotere watercapaciteit, bijvoorbeeld doordat de functie van een gebouw verandert (men opent een kinderdagverblijf in een bestaand pand). Een grotere watercapaciteit is dan niet altijd realiseerbaar, gegeven de diameter van de afgetakte distributieleiding die er al in de grond ligt. Het is dus belangrijk om bij het ontwerpen van een leidingnet rekening te houden met de (toekomstige) gewenste hoeveelheid water. 32

33 Tabel Invloed diameter v/d distributieleiding op de voordruk bij de tankautospuit Voordruk in kpa bij tankautospuit Diameter distributieleiding m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Lengte distributieleiding: 80 m Lengte brandslang: 40 m Materiaal brandslang: rubber c. De invloed van het materiaal van de afgetakte distributieleiding Waterleidingbedrijf Amsterdam gebruikt zowel PVC als nodulair gietijzer voor de distributieleidingen. PWN past voornamelijk PVC toe. Hoewel er qua wandruwheid en inwendige diameter enkele verschillen tussen deze typen leidingen bestaan, wordt er in de berekeningen standaard uitgegaan van PVC leidingen, aangezien de toegepaste materialen hierbij slechts minimale verschillen opleveren. d. De invloed van de lengte van de afgetakte distributieleiding De lengte van de afgetakte distributieleiding is afhankelijk van de lengte van de straat. Uit tabel is op te maken dat een brandkraan op een aftakking, bij een voordruk van 230 kpa, in ieder geval 30 m 3 /uur kan leveren, ongeacht de diameter van de (afgetakte) distributieleiding. Een brandkraan met een capaciteit van 45 m 3 /uur haalt, indien een lengte van 160 m overbrugd moet worden, nog nét de benodigde voordruk van 50 kpa (in tabel: 52 kpa). Een voorwaarde hierbij is wel dat de distributieleiding een diameter heeft van minimaal 90 mm. Om een capaciteit van 60 m 3 /uur te bewerkstelligen, bij een voordruk van 230 kpa, moet de distributieleiding een diameter van 110 mm hebben. Uit tabel blijkt dat het in dit geval (net) niet mogelijk is om de lengte van de afgetakte distributieleiding te halen: de voordruk die gehaald wordt is in dit geval namelijk niet de benodigde 50 kpa, maar 49 kpa. De vraag is echter of het verschil van 1 kpa significant is. 33

34 Voordruk in kpa bij tankautospuit Tabel Invloed van de lengte van de afgetakte distributieleiding op de voordruk bij de tankautospuit Lengte afgetakte distributieleiding met Ø 75 mm Lengte afgetakte distributieleiding met Ø 90 mm Lengte afgetakte distributieleiding met Ø 110 mm m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Druk hoofdleiding: 230 kpa Lengte brandslang: 40 m Materiaal brandslang: rubber e. De invloed van het type brandkraan Wat betreft het type brandkraan kan op basis van tabel gesteld worden dat een ondergrondse brandkraan (OBK) iets meer drukverlies oplevert dan een bovengrondse brandkraan (BBK). Dit verschil wordt groter naarmate de opbrengst van de brandkraan groter is. Het verschil in opbrengst lijkt echter te verwaarlozen. Aangezien een ondergrondse brandkraan een iets minder gunstige opbrengst heeft, wordt bij de berekeningen in dit hoofdstuk standaard uitgegaan van een ondergrondse brandkraan. Tabel Invloed van het type brandkraan op de voordruk bij de tankautospuit Voordruk in kpa bij Type brandkraan tankautospuit BBK OBK 30 m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Lengte distributieleiding: 80 m Diameter distributieleiding: 110 mm Lengte brandslang: 40 m Materiaal brandslang: rubber f. De invloed van de diameter van de brandslang De diameter van de als toevoer gebruikte brandslangen is standaard 75 mm. Indien een grotere diameter voor de brandslangen zou worden gebruikt, dan zou er minder drukverlies in de slangen optreden. Het drukverlies in de slangen is momenteel echter al zo gering, dat dit verschil verwaarloosbaar zal zijn. In figuur 6 staat schematisch weergegeven hoe er momenteel landelijk wordt afgelegd op een brandkraan. 34

35 OBK Tankautospuit Figuur 6 Huidig landelijk aflegsysteem tussen brandkraan en tankautospuit (Schematisch weergegeven) Door met twee slangen af te leggen op de brandkraan is het drukverlies over de brandslangen te verwaarlozen in verhouding tot het drukverlies over de distributieleiding. Daarnaast wordt hiermee een hogere leveringszekerheid bereikt. Als één van beide slangen breekt, blijft de waterlevering toch gewaarborgd. g. De invloed van het materiaal van de brandslang De brandweer maakt gebruik van verschillende typen brandslangen. Het voor deze berekeningen relevante verschil tussen de verschillende typen brandslangen zit hem in de bekleding van de binnenkant van de slangen, aangezien die bekleding invloed heeft op de drukverliezen die in de slang zullen optreden. In tabel is aangegeven wat de voordruk bij de tankautospuit is in geval er gebruik wordt gemaakt van rubber en plastic gevoerde slangen. Tabel Invloed van het materiaal v/d binnenkant van een brandslang op de voordruk bij de tankautospuit Voordruk in kpa bij tankautospuit Materiaal binnenkant brandslang Plastic rubber 30 m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Diameter distributieleiding: 90 mm Lengte distributieleiding: 80 m Lengte brandslang: 40 m Op basis van tabel kan geconcludeerd worden dat het verschil in drukverlies tussen brandslangen met een plastic of een rubber binnenkant minimaal is. Verder blijkt dat er onvoldoende druk bij de tankautospuit over is indien wordt afgelegd van een brandkraan met een capaciteit van 60 m 3 /uur. Dit hangt echter ook weer samen met het feit dat bij de berekeningen is uitgegaan van een diameter van 90 mm van de distributieleiding. h. De invloed van de hoeveelheid afgelegde brandslangen Momenteel staan de brandkranen in principe om de 80 meter. Anders gezegd, de straal van de huidige dekkingscirkels van de brandkranen is 40 meter. Dit houdt in dat de brandweer, waar zij ook gaat staan met haar voertuig, maximaal 40 meter moet overbruggen (afleggen) tussen een brandkraan en de tankautospuit. Zoals gezegd gebeurt het afleggen tussen de brandkraan 35

36 en de tankautospuit standaard met dubbele, parallel lopende toevoerslangen. In tabel wordt weergegeven wat de voordruk bij de tankautospuit is, in het geval er over een langere lengte dan 40 m parallel wordt afgelegd. Tabel Invloed van het aantal meter afgelegde brandslangen tussen de brandkraan en de tankautospuit, op de voordruk bij de tankautospuit. Voordruk in kpa bij tankautospuit Aantal meter parallel afgelegde brandslangen Vanaf de brandkraan naar de tankautospuit (de grijs gearceerde blokjes geven de huidige situatie weer) Bij distributieleiding Bij distributieleiding Bij distributieleiding van Ø 75 mm van.ø 90 mm van Ø 110 mm m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Druk hoofdleiding: 230 kpa Lengte distributieleiding: 80 m Materiaal brandslang: rubber Uit tabel blijkt dat het wat betreft drukverliezen niet zoveel uitmaakt over hoeveel meter er wordt afgelegd vanaf de brandkraan naar het blusvoertuig. Indien met 80 meter wordt afgelegd in plaats van met 40 m, varieert het verschil in druk van 5 tot 20 kpa. Naarmate de gevraagde hoeveelheid bluswater groter wordt, vindt er in verhouding een iets groter drukverlies plaats door het toepassen van meer brandslangen. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de niet-technische aspecten van het uitrollen van meer brandslangen tussen de brandkraan en het blusvoertuig. i. De invloed van de statische opvoerhoogte Als statische opvoerhoogte van de brandkraan naar de tankautospuit wordt in de berekeningen telkens een waarde van 5 m aangehouden. Deze waarde is gebaseerd op de situatie in Amsterdam Zuid-Oost, waarbij er een hoogteverschil van 5 meter is tussen de dreef, waar de tankautospuit is gesitueerd en de begane grond. Is het hoogteverschil nul, dan is dit gunstiger voor de hoeveelheid en druk van het water dat in de TS binnenkomt. Dit is duidelijk te zien in tabel , waarin de verschillen te zien zijn tussen een opvoerhoogte van 5 m, en een opvoerhoogte van 0 m. In de praktijk zal er echter altijd enig hoogteverschil zijn, afhankelijk van het type toegepaste brandkraan (boven- of ondergronds) en de hoogte waarop de watertoevoer in de TS binnenkomt. De in de tabel gepresenteerde getallen geven daardoor een groter verschil aan, dan daadwerkelijk zal optreden. 36

37 Voordruk in kpa bij tankautospuit Tabel Invloed van de opvoerhoogte op de voordruk bij de tankautospuit. Bij distributieleiding van Ø 75 mm Opvoerhoogte in m Bij distributieleiding van Ø 90 mm Bij distributieleiding van Ø 110 mm m 3 /uur m 3 /uur m 3 /uur Aannames: Druk hoofdleiding: 230 kpa Lengte distributieleiding: 80 m Lengte brandslang: 40 m Materiaal brandslang: rubber Indien geen rekening wordt gehouden met een opvoerhoogte, biedt een distributieleiding met een diameter van 75 mm een voldoende voordruk aan bij de tankautospuit, bij een gevraagde capaciteit van 45 m 3 /uur. En biedt een distributieleiding met een diameter van 90 mm een voldoende voordruk aan bij de tankautospuit bij een gevraagde capaciteit van 60 m 3 /uur. Hier zit dus ruimte in het ontwerp. Dit betekent dat er bij elk ontwerp van het waterleidingnet afspraken moeten worden gemaakt over de opvoerhoogte waarmee rekening moet worden gehouden. Conclusies met betrekking tot de technische aspecten De diameter van de distributieleidingen zou verkleind kunnen worden indien de druk in het hoofdleidingnet van GWA opgevoerd zou worden. Om dit te bewerkstelligen zijn echter wel grote investeringen nodig. Verder leidt een hogere druk tot een groter lekverlies en een groter energieverbruik 30. Gegeven een bepaalde diameter van de distributieleiding kan er maar een bepaalde hoeveelheid bluswater worden afgenomen. Dit is een belangrijk gegeven bij een eventuele bestemmingswijziging in een gebied. Indien de gewijzigde omgeving opeens een grotere bluscapaciteit vraagt, zou het zo kunnen zijn dat dit niet eenvoudig gerealiseerd kan worden met het drinkwaterleidingnet dat daar lokaal in de grond ligt. Hoe langer een afgetakte distributieleiding is, hoe lager de druk zal zijn op het uiteinde van deze leiding. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij het ontwerpen van een drinkwaterleidingnet, in relatie tot de omgeving. Ook hierbij speelt dat bij bestemmingswijzigingen knelpunten kunnen ontstaan. Technisch gezien kan echter een lengte van 160 meter worden gehaald bij het aftakken van een distributieleiding, mits een geschikte diameter van de distributieleiding wordt gekozen (passend bij de gevraagde capaciteit) en mits deze afstand in de praktijk eerder kleiner is dan 160 meter, dan groter. Technisch gezien, dat wil zeggen qua capaciteit van de waterlevering, is het verschil tussen ondergrondse en bovengrondse brandkranen verwaarloosbaar. Het drukverlies in de huidige brandslangen (met een diameter van 75 mm) is zo gering, dat het niet rendabel is om brandslangen met een grotere diameter toe te gaan passen. 30 Ook bij woningen kunnen overigens verbindingsstukken in leidingen gaan lekken indien de druk wordt opgevoerd. Dit kan derhalve niet "zomaar" toegepast worden. 37

38 Het verschil in drukverlies van brandslangen die aan de binnenkant met rubber of met plastic zijn gevoerd is dermate klein, dat het weinig uitmaakt voor welk type materiaal gekozen wordt. Gegeven een voordruk van 230 kpa in het hoofdnet, een lengte van 80 meter afgetakte distributieleiding, en een diameter van de distributieleiding die past bij de gevraagde capaciteit van de brandkraan, wordt bij het afleggen van 2 x 80 meter rubber gevoerde slangen altijd de voor de brandweer benodigde voordruk van minimaal 50 kpa gehaald. Alleen naar de technische aspecten gekeken kan dus gesteld worden dat de dekkingscirkels (die momenteel 40 meter bedragen) verruimd zouden kunnen worden tot maximaal 80 meter. De afstand tussen de brandkranen komt daarmee op maximaal 160 meter (bij een diameter van 110 mm). Momenteel wordt er bij het dimensioneren van het waterleidingnet standaard rekening gehouden met een opvoerhoogte van 5 meter. Deze situatie komt echter zeer sporadisch voor in het verzorgingsgebied van Brandweer Amsterdam en Omstreken. Er zouden afspraken gemaakt kunnen worden over de omstandigheden, waarin er bij het ontwerpen van een waterleidingnet rekening moet worden gehouden met een opvoerhoogte van een bepaald aantal meters. Praktische haalbaarheid vergroting dekkingscirkels Uit de vorige paragraaf is gebleken dat het technisch gezien mogelijk is om de dekkingscirkels van de brandkranen te verruimen tot 80 meter. Hiermee zou de afstand 31 tussen de brandkranen dus technisch gezien vergroot kunnen worden tot 160 meter. Zoals reeds eerder is aangegeven, zijn er echter ook enkele praktische argumenten aan te voeren, om een limiet te stellen aan de maximale afstand tussen de brandkranen. Hierbij kan gedacht worden aan aspecten als bereikbaarheid, afstand, tijd, capaciteit en betrouwbaarheid. Deze aspecten worden hierna stuk voor stuk tegen het licht gehouden, in relatie tot de gestelde eisen. Gebruikte methode Voor het schrijven van deze paragraaf is voornamelijk literatuuronderzoek gedaan. Er is echter ook een praktijkproef gedaan, om een grove indicatie te krijgen van de tijd die benodigd is om bepaalde repressieve taken uit te voeren. De opzet en resultaten van deze proef zijn terug te vinden in bijlage 5. Benadrukt moet worden dat de proef niet op een wetenschappelijk verantwoorde manier is opgezet en uitgevoerd. De resultaten moeten dan ook met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Bereikbaarheid Indien de afstand tussen brandkranen onderling vergroot zou worden, dan zou de afstand tussen een brandkraan en de ingang van een object automatisch toenemen. Conform NVBR 2003 zou deze afstand maximaal 40 meter dienen te bedragen. De bevelvoerder heeft steeds de keuze om ofwel dichtbij de brandkraan, ofwel dichtbij het object te gaan staan. Indien hij de tankautospuit dichtbij de brandkraan opstelt, dan moet er over korte afstand worden afgelegd van de brandkraan naar de autospuit, en over lange afstand van de autospuit naar de vuurhaard in het object (situatie A, afgebeeld in figuur 7). Indien hij de tankautospuit dichtbij het object opstelt, dan moet er over lange afstand worden afgelegd van de brandkraan naar de tankautospuit en over korte afstand van de tankautospuit naar de vuurhaard in het object (situatie B, afgebeeld in figuur 8). 31 Let goed op het verschil tussen de begrippen dekkingscirkels en afstand tussen de brandkranen. Deze begrippen zijn wel gerelateerd, maar verwijzen naar een andere afstand. Er kunnen gemakkelijk vergissingen over beide begrippen ontstaan. 38

39 OBK Tankautospuit Object Figuur 7 Situatie A: tankautospuit staat dichtbij de brandkraan OBK Tankautospuit Object Figuur 8 Situatie B: tankautospuit staat dichtbij het object Indien met hoge druk wordt afgelegd, maakt men gebruik van een hoge druk haspel. Momenteel zit op één haspel meestal 60 tot 90 meter lengte. Het is mogelijk om twee hoge druk slangen aan elkaar te koppelen, waardoor één hoge druk slang ontstaat van 120 tot 180 meter respectievelijk. De lengte die met lage druk gehaald kan worden is in principe alleen afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare brandslangen (zie ook volgende alinea). Het is echter wel zo dat hoe langer de (lage óf hoge) straal is, hoe lastiger het is om deze te hanteren, zeker als er water op de straal staat. Vanwege de twee bovenstaande feiten, dat met de tankautospuit slechts een bepaalde (horizontale en verticale) inzetdiepte in een object gehaald kan worden, en dat een brandslang, naarmate hij langer wordt moeilijker te hanteren is, én omdat hij soms onverwachts extra materialen uit het voertuig nodig heeft (koevoet, gereedschapskist, etc.) zal een bevelvoerder er meestal de voorkeur aan geven om de tankautospuit dicht bij het object neer te zetten (situatie B) in plaats van dicht bij de brandkraan. 32 Het zou dan ook aan te bevelen zijn om de eis, dat elke ingang van een gebouw tot op 40 meter door een tankautospuit benaderd moet kunnen worden, te laten bestaan. Een andere situatie ontstaat in het geval er gebruik moet worden gemaakt van een droge blusleiding. Een droge blusleiding kan misschien wel worden gevuld met de watervoorraad uit de tank van de tankautospuit, maar het is niet reëel om ervan uit te gaan dat 1500 liter genoeg is om vervolgens ook nog water af te kunnen nemen via de straalpijp. Zodra er gebruik wordt gemaakt van een droge blusleiding, moet de waterwinning dus snel in orde kunnen worden gemaakt. Het is daarom te verklaren dat er eisen gesteld worden met betrekking tot de maximale afstand tussen een voedingsaansluiting van een droge blusleiding en een brandkraan. De hierbij gehanteerde afstand van 35 m wijkt echter af van de standaardafstand tussen object en brandkraan. Hiervoor wordt namelijk een afstand van 40 meter gehanteerd. Het verschil in deze afstand wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het hanteren van een veiligheidsmarge bij de aansluiting op de droge blusleiding, zodat er 5 meter manouvreerruimte beschikbaar is. Een alternatieve mogelijkheid voor de waterwinning bij een droge blusleiding is overigens het verplaatsen van het aansluitpunt van de droge blusleiding naar de openbare weg/opstelplaats tankautospuit. Op deze wijze kan er direct aangesloten worden op de TS. In een dergelijke 32 Deze vraag werd ook aan de groep van 6 bevelvoerders voorgelegd. Unaniem stelde men de voorkeur te geven aan situatie B. 39

40 situatie moeten er wel duidelijke afspraken gemaakt worden over bijvoorbeeld de ligging en het onderhoud van de leiding. Afstand Over het aspect afstand is al het een en ander gezegd. Een tankautospuit heeft een bepaalde inzetdiepte, gegeven de lengte van de gebruikte slangen en de opstelplaats van het voertuig. Zodra de afstand tussen de brandkranen vergroot wordt, zal dit consequenties hebben voor de tijd die het kost om de waterwinning in orde te maken, én op de fysieke belasting van de brandweermensen. Laatstgenoemden moeten immers ofwel vaker lopen om de benodigde materialen op de juiste plaats te krijgen, ofwel met een grotere hoeveelheid materialen tegelijk van A naar B lopen. De aspecten tijd en fysieke belasting komen in de onderstaande paragrafen aan de orde. Tijd Gegeven de aanname dat bevelvoerders er de voorkeur aan geven om het voertuig dichtbij het object op te stellen, zal er, bij verruiming van de afstand tussen de brandkranen, over een grotere afstand moeten worden afgelegd tussen de brandkraan en het voertuig. De af te leggen afstand tussen het voertuig en de brandhaard zal ongewijzigd blijven. Dit brengt met zich mee dat met name de waterploeg en de pompbediener langere tijd bezig zullen zijn met het in orde maken van de waterwinning. Het inzetten van een eventuele tweede straal zal eveneens langere tijd vergen. In de literatuur zijn vrijwel geen kengetallen terug te vinden die aangeven hoe lang het duurt om over een bepaalde afstand af te leggen. Bij brandweerwedstrijden wordt wel geklokt hoelang welk onderdeel van het aflegsysteem duurt, maar gegevens die onder wedstrijdomstandigheden zijn verkregen lenen zich niet als uitgangspunt voor dit rapport. Om toch enig gevoel te krijgen voor de benodigde tijd om over een bepaalde afstand af te leggen is besloten om een praktijkproef te doen. De precieze opzet en volledige resultaten van de proef zijn opgenomen in bijlage 5. Hieronder worden alleen beknopt de manier van werken en enkele resultaten toegelicht. Proef 1: Aansluiten op BBK, met 20 meter parallel afleggen tussen BBK en TS: tijdsduur 2 minuten 20 seconden 40 meter lage druk afleggen vanaf TS naar denkbeeldige vuurhaard (horizontaal): tijdsduur 3 minuten 40 seconden. Proef 2: Aansluiten op OBK, met 40 meter parallel afleggen tussen OBK en TS: tijdsduur 4 minuten 60 meter lage druk afleggen vanaf TS naar denkbeeldige vuurhaard (horizontaal): tijdsduur 4 minuten 30 seconden Proef 3: Extra slangen afleggen (zonder aansluiting op de brandkraan) over 80 meter (horizontaal): tijdsduur 2 minuten 40 seconden Capaciteit Volgens het landelijke bestek horen er 16 slangen van 20 meter lengte en 75 mm doorsnede op een tankautospuit te liggen. De meeste korpsen binnen de Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken voldoen wat betreft het aantal slangen aan het landelijke bestek. 40

41 Brandweer Amsterdam heeft, in verband met ruimte gebrek in de kasten, slechts 11 slangen van 75 mm op de voertuigen liggen. Niet alle 16 (respectievelijk 11) slangen kunnen echter gebruikt worden om een verbinding te maken tussen de brandkraan en de tankautospuit, aangezien er ook afgelegd moet kunnen worden met verdeelstuk of met het (straat)waterkanon. Bij het afleggen met verdeelstuk wordt er een enkele slangleiding uitgerold van de tankautospuit naar het verdeelstuk. In de lesboeken wordt bij het afleggen met verdeelstuk meestal uitgegaan van een afstand van 40 meter (2 slangen). Als maximale inzetdiepte voor afleggen met verdeelstuk vanaf de tankautospuit wordt 160 meter aangehouden (8 slangen). In dat geval zouden er theoretisch gezien 8, respectievelijk 2 slangen overblijven voor het in orde maken van de waterwinning. Dit komt neer op een afstand van 160 meter respectievelijk 40 meter. De hoeveelheid slangen op de voertuigen mag echter niet van doorslaggevende invloed zijn op de afstand tussen de brandkranen, aangezien er altijd materialen bijgeplaatst kunnen worden (al kost dit wellicht moeite). Voor het afleggen met (straat)waterkanon wordt een dubbele slangleiding gebruikt. Aangezien het (straat)waterkanon bijvoorbeeld wordt ingezet op plaatsen waar het voor mensen te gevaarlijk is om lang te blijven staan, kan ervan uit worden gegaan dat het kanon op geruime afstand van de tankautospuit zal worden afgelegd. Bij het landelijk aflegsysteem waterkanon wordt uitgegaan van een maximale inzetdiepte van het waterkanon van ongeveer 100 meter vanaf de tankautospuit. Hierdoor zouden er theoretisch gezien nog 6, respectievelijk geen slangen overblijven voor het in orde maken van de waterwinning. Zodra een kanon wordt in gezet verdient het echter de voorkeur om af te leggen van open water. Zoals eerder gesteld kost het in orde maken van de waterwinning meer tijd indien de afstand tussen de brandkranen groter wordt gemaakt. Met name in objecten waarin het lastig is om de aanvalsstraal van de tankautospuit naar de vuurhaard te brengen zou het zo kunnen zijn dat er handen te kort zijn. In de regio zal in dat soort gevallen wellicht eerder opgeschaald moeten worden. Bij Brandweer Amsterdam zit er op de tankautospuiten die binnen de A10 ring gestationeerd zijn, voor dit soort gevallen (die nu al veel voorkomen in het verzorgingsgebied) al een extra man op het voertuig. Betrouwbaarheid Juist als de afstand tussen de brandkranen vergroot zou worden, is het des te belangrijker dat de brandkranen die dan nog over zijn, een hoge betrouwbaarheid hebben. Het is dan ook noodzakelijk om een goed onderhoud,- en controleplan te ontwikkelen voor de brandkranen. In paragraaf 5.3 wordt dieper op dit onderwerp ingegaan. Arbeidsomstandigheden Binnen het huidige Arbobesluit en bijbehorende wetsteksten, zijn alleen algemeenheden opgenomen t.a.v. geoorloofde fysieke belasting van werknemers. Zo staat aangegeven dat een werkgever de werkplek zodanig in moet richten dat zo veilig en zo gezond mogelijk gewerkt kan worden, dat hij het gevaar van met name rugletsel voor de werknemer door passende maatregelen moet vermijden of verminderen, en dat de werknemer onderwijs moet krijgen op dit gebied en zijn werk neer moet kunnen leggen als het hem fysiek te zwaar valt. Gezien de specifieke omstandigheden waaronder de brandweer haar taken moet uitvoeren, biedt deze wet verder geen nadere aanwijzing m.b.t. de maximale afstand tussen de brandkranen. 41

42 Conclusie Uit onderzoek naar de mogelijkheden voor het vergroten van dekkingscirkels van de brandkranen is gebleken, dat het technisch gezien in ieder geval mogelijk is om de afstand tussen de brandkranen tot maximaal 160 meter te vergroten, dat wil zeggen de dekkingscirkels te vergroten tot 80 meter. Dit zou een halvering van het aantal brandkranen betekenen. Het oriënterende onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar de praktische aspecten geeft aan, dat het vergroten van dekkingscirkels een oplossingsrichting is die zeker de moeite waard is om beter te onderzoeken. De basis van het uitgevoerde onderzoek is echter zo smal (drie praktijkproeven) dat hierop geen gefundeerde conclusies getrokken kunnen worden. Op dit punt dient derhalve nader onderzoek te worden uitgevoerd Onderhoud brandkranen De volgende oplossingsrichtingen kunnen worden aangegeven over het onderhoud van brandkranen: Standaard zou elke brandkraan één keer in de 2 jaar gecontroleerd moeten worden op werking, capaciteit, aanwezigheid van brandkranenbordjes, obstakels, groenvoorziening, etc. Dit zou éénmaal per 5 jaar door het waterleidingbedrijf en de overige keren bijvoorbeeld door stadswachten of brandwachten kunnen gebeuren. Indien een straat opengebroken is geweest, zouden alle in die straat aanwezige brandkranen moeten worden gecontroleerd op het moment dat de straat weer dicht ligt op werking, capaciteit, aanwezigheid van brandkranen bordjes, obstakels, groenvoorziening, etc. Bij een klacht over een brandkraan, bijvoorbeeld over de werking of (on)vindbaarheid van de brandkraan, zou er binnen een termijn van 3 weken bekeken moeten worden wat er mis is met de brandkraan en zouden eventuele problemen moeten worden opgelost. Er zou een protocol moeten komen voor de brandweer en voor andere diensten die gebruik maken van het waterleidingnet (bijvoorbeeld schoonmaakbedrijven) om klachten m.b.t. brandkranen door te geven aan de instantie die voor het onderhoud van de brandkranen verantwoordelijk wordt gesteld. Het moet laagdrempelig zijn om een klacht door te geven en er moet over en weer duidelijk gecommuniceerd worden over de klacht en de opvolging n.a.v. de klacht. Controles, om welke reden dan ook uitgevoerd, zouden moeten worden bijgehouden in een geautomatiseerd systeem. Controles die zijn uitgevoerd nadat een straat opengebroken is geweest, of naar aanleiding van een klacht, gelden dan ook als nieuwe datum waarna de brandkraan na 2 jaar weer gecontroleerd dient te worden. Ook de klachten zelf, en de opvolging n.a.v. die klachten, zouden in een geautomatiseerd systeem bijgehouden moeten worden. Belangrijke gegevens zijn bijvoorbeeld: om wat voor soort brandkraan gaat het, in welke en wat voor soort wijk is die brandkraan gelegen, om wat voor klacht gaat het, wat is de datum van het indienen van de klacht, wanneer vond de controle plaats, wat is er geconstateerd en wat is er aan de klacht gedaan, wanneer is er over de klacht teruggekoppeld naar de instantie die de klacht heeft geponeerd, zijn eventuele andere partijen op de hoogte gesteld van de klacht. 42

43 Het loont misschien de moeite om te zoeken naar een systeem waarmee actueel, digitaal kan worden aangegeven welke brandkraan het wel/niet doet, wat de capaciteit is van die brandkraan, etc., opdat de alarmcentrale van de brandweer deze gegevens des gevraagds kan doorgeven aan de brandweer. De brandweer zou haar personeel moeten bijscholen m.b.t. wat te doen in het geval men een brandkraan niet kan vinden, ofwel in het geval de brandkraan niet of onvoldoende functioneert. Ook hiervoor moet een laagdrempelig en helder systeem worden opgezet en moeten klachten worden geregistreerd. Op privé-terreinen zoals van fabrieken en ziekenhuizen, staan vaak nog oude modellen brandkranen. Het zou verstandig zijn om deze instanties te stimuleren tot vervanging van de oude modellen over te gaan. Deze oplossingsrichtingen dienen in overleg tussen RBAO en Waterleidingbedrijf Amsterdam verder uitgewerkt te worden. 43

44 6. Alternatieve oplossingsrichtingen Zoals in hoofdstuk 5 is gebleken, kan de bluswatervraag niet in alle gevallen in overeenstemming gebracht worden met de benodigde bluswatercapaciteit, indien daarvoor slechts de op het waterleidingnet aangesloten brandkranen worden gebruikt (de primaire bluswatervoorziening). Met name voor bestaande bouw en industriegebieden is de primaire bluswatervraag (60 m 3 /uur) groter dan het bluswateraanbod (30 m 3 /uur). In dit hoofdstuk wordt bezien welke alternatieve bluswatervoorzieningen mogelijk zijn. In dit hoofdstuk worden in paragraaf 6.1 allereerst de randvoorwaarden beschreven waaraan alternatieve bluswatervoorzieningen dienen te voldoen. In paragraaf 6.2 worden vervolgens de verschillende alternatieven beschreven, waarna zij in paragraaf 6.3 worden beoordeeld. 6.1 Randvoorwaarden alternatieve bluswatervoorzieningen Door de werkgroep bluswatervoorziening regio Amsterdam en Omstreken is een aantal aspecten vastgesteld dat relevant is voor de beoordeling van de verschillende bluswatervoorzieningen. Deze aspecten zijn: inzettijd, capaciteit en leveringsduur, betrouwbaarheid, werkwijze, ervaring, kosten, milieu en realiseerbaarheid. 33 Voor elk van deze aspecten zijn vervolgens randvoorwaarden vastgesteld. 34 Deels is hiervoor aangesloten bij de randvoorwaarden die in de CCRB-(1997 en 2001) en in de NVBR-(2003) handleiding zijn gegeven met betrekking tot primaire en secundaire bluswatervoorziening en deels zijn deze randvoorwaarden door de werkgroep zelf beschreven. Bij het opstellen van de randvoorwaarden is onderscheid gemaakt tussen randvoorwaarden om ter vervanging van primaire bluswatervoorziening te kunnen dienen enerzijds en randvoorwaarden om aanvullend op de primaire bluswatervoorziening te kunnen fungeren anderzijds Randvoorwaarden ter vervanging van primaire bluswatervoorziening Inzettijd De maximale inzettijd, vanaf de aankomst bij de watervoorziening tot het moment dat er water op het mondstuk (de straalpijp) staat bedraagt 3 minuten. 35 Capaciteit De minimale capaciteit bedraagt: bij bestaande bouw en risico-objecten 60 m 3 /h bij nieuwbouwobjecten die aan de in bijlage 3 genoemde voorwaarden voldoen 30 m 3 /h. Leveringsduur De leveringsduur is onbeperkt. 33 Dit heeft plaatsgevonden in de vergadering van 26 juni Dit heeft plaatsgevonden in de vergadering van 28 augustus NVBR

45 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de alternatieve bluswatervoorziening moet zeer groot zijn. In minder dan 1% van de gevallen mag de bluswatervoorziening niet te gebruiken zijn. Werkwijze De bij de bluswatervoorziening behorende werkwijze is goed toepasbaar bij brandweerkorpsen in de regio Amsterdam en Omstreken. Ervaring Er moet goede ervaring bestaan met de bluswatervoorziening in Nederland of in het buitenland. Realiseerbaarheid De alternatieve bluswatervoorziening moet goed te realiseren zijn in de regio Amsterdam en Omstreken. Milieu De alternatieve bluswatervoorziening moet een positief of neutraal milieueffect hebben ten opzichte van de primaire bluswatervoorziening. Kosten De alternatieve bluswatervoorziening moet kostenneutraal zijn en bij voorkeur kostenbesparend ten opzichte van de huidige primaire bluswatervoorziening Randvoorwaarden ter gebruik aanvullend op primaire bluswatervoorziening Inzettijd De maximale inzettijd, vanaf de aankomst bij de watervoorziening tot het moment dat er water op het mondstuk staat bedraagt 15 minuten. 36 Capaciteit De minimale capaciteit voor een secundaire bluswatervoorziening is risicoafhankelijk en bedraagt 90 m 3 /h voor de inzet van een (oscillerend) waterkanon 37. Leveringsduur De minimale leveringsduur bedraagt 4 uur 38. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de alternatieve bluswatervoorziening moet groot zijn, slechts in 5% van de gevallen mag de bluswatervoorziening niet te gebruiken zijn. Werkwijze De bij de bluswatervoorziening behorende werkwijze is goed toepasbaar bij brandweerkorpsen in de regio Amsterdam en Omstreken. 36 NVBR NVBR NVBR

46 Ervaring Er moet goede ervaring bestaan met de bluswatervoorziening in Nederland of in het buitenland. Realiseerbaarheid De alternatieve bluswatervoorziening moet goed te realiseren zijn in de regio Amsterdam en Omstreken. 6.2 Beschrijving alternatieve bluswatervoorzieningen Hierna worden de genoemde aspecten voor elke mogelijke alternatieve bluswatervoorziening beschreven. De volgende mogelijke alternatieven worden hierbij beschouwd: Waterwagen, open water, bluswaterriool, bluswaterbassin, geboorde put, bluswaterleidingnet en toevoegen additieven. In tabel 6.1 is de essentie van deze beschrijving in een overzicht weergegeven Waterwagen Onder een waterwagen wordt verstaan een tankwagen die bluswater kan vervoeren. Als bluswater kan hemelwater, oppervlaktewater of leidingwater gebruikt worden. Voor de inzet van een waterwagen zijn verschillende mogelijkheden denkbaar. Gedacht kan worden aan een systeem van elkaar afwisselende waterwagens, waarbij steeds één waterwagen per tankautospuit is aangekoppeld en andere waterwagens op weg zijn van de waterwinplaats naar de tankautospuit. Inzettijd De inzettijd kan zeer kort zijn indien de waterwagen direct bij de brandmelding uitrukt en bij voorkeur achter de tankautospuit aanrijdt. De waterwagen is dan gelijktijdig met (of bij uitruk vanaf een andere kazerne enkele minuten later dan) de tankautospuit ter plaatse. De tijd die nodig is voor aansluiting van de tankautospuit op de waterwagen is vergelijkbaar met de benodigde tijd voor aansluiting op een brandkraan, namelijk hooguit drie minuten. Indien de waterwagen later opgeroepen wordt dient rekening gehouden te worden met de aanrijtijd van de waterwagen. Dit kan een nadeel zijn indien acuut een grotere bluswatercapaciteit nodig blijkt te zijn. Capaciteit en leveringsduur De capaciteit die vanuit een waterwagen geleverd kan worden is afhankelijk van het aantal brandslangen dat (via de TS) daarop aangesloten kan worden. Bij aansluiting van twee brandslangen wordt 30 m 3 /h geleverd, bij aansluiting van vier brandslangen bedraagt de capaciteit 60 m 3 /h. De leveringsduur van het bluswater is bij een systeem met aan- en afrijdende waterwagens afhankelijk van de inhoud van de watertank en de afgenomen capaciteit. Zo kan met een tank van 7,5 m 3 gedurende 15 minuten een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h geleverd worden. Met een tank van 10 m 3 kan gedurende 20 minuten een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h geleverd worden. Indien een grotere capaciteit geleverd moet worden, bijvoorbeeld 60 of 90 m 3 /h, dan zal evenredig korter in deze levering kunnen worden voorzien. De keuze van de grootte van de tankwagen zal echter vooral afhangen van de bereikbaarheid van het gebied. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een waterwagen hangt vooral af van de bereikbaarheid van het gebied. Indien de waterwagen als bluswatervoorziening dient voor bijvoorbeeld de binnenstad van de gemeente Amsterdam, dan is de betrouwbaarheid in verband met 46

47 verkeersopstoppingen en het feit dat niet alle wegen toegankelijk zijn voor de tankwagen (in verband met breedte van wegen en bochtstralen, e.e.a. afhankelijk van de grootte van de tankwagen) gering. In andere, minder drukke gebieden, die via grote wegen toegankelijk zijn is de betrouwbaarheid groot. Werkwijze Door met een waterwagen te werken verandert de werkwijze van de brandweer in de regio Amsterdam en Omstreken. Uitrukprocedures dienen gewijzigd te worden en de wijze van waterwinning verandert. Ervaring In België is veel (en goede) praktijkervaring met tankwagens van 8 m 3. Ook in de gemeente Ede is er goede ervaring met het gebruik van tankwagens voor bluswatervoorziening in het buitengebied. Kosten De kosten van bluswatervoorziening via tankwagens bestaan hoofdzakelijk uit de aanschaf van de waterwagens. Afhankelijk van het verzorgingsgebied zijn dit één of meerdere grote of relatief kleine wagens. Daarbij komen de jaarlijks terugkerende onderhoudskosten en de kosten voor het personeel, dat de wagen moet besturen. Milieu Bij het gebruik van tankwagens kan oppervlaktewater of hemelwater gebruikt worden als bluswater in plaats van drinkwater. Dit is uit milieuopzicht een positief punt. Om een compleet oordeel over de positieve of negatieve effecten op het milieu te kunnen geven dient echter de complete bluswatervoorziening via de waterleiding vergeleken te worden met de bluswatervoorziening via waterwagens. Hierbij dient ook het materiaalgebruik, de duurzaamheid ervan en de andere milieu-effecten (bv emissies naar de lucht van de tankauto) vergeleken te worden. Deze exercitie is niet eenvoudig uit te voeren. Er kan in dit rapport dan ook geen eindoordeel uitgesproken worden over de voor- of nadelen van deze oplossing voor het milieu. Realiseerbaarheid Gezien de ervaringen met deze oplossing in België en in de gemeente Ede kan geconcludeerd worden dat deze oplossing goed realiseerbaar is. Overig Een ander nadeel van het heen en weer rijden van waterwagens is, dat er zich meer voertuigen op de opstelplaats bevinden Open water Onder open water wordt verstaan oppervlaktewater zoals een gracht, kanaal, meer of rivier. In gebieden waar voldoende oppervlaktewater aanwezig is, met een gegarandeerd minimum peil en een geschikte kwaliteit (geen zout water) kan dit gebruikt worden als waterwinplaats. Het bluswater wordt dan opgepompt door de tankautospuit. Het open water moet hiertoe aan de volgende (fysieke)randvoorwaarden voldoen: goede mogelijkheid bieden om auto- of motorspuit op te kunnen stellen; een zuighoogte hebben van maximaal 5 meter; een diepte hebben van minimaal 1 meter in verband met de zuigkorf; in de onmiddellijke nabijheid van het te blussen object zijn gelegen. 47

48 Inzettijd Vanwege het feit dat de waterwinning vanaf het open water opgebouwd moet worden duurt het langer voordat de blussing kan beginnen. Gemiddeld is de opbouwtijd drie tot vier minuten 39. Capaciteit en leveringsduur De bluswatercapaciteit die vanuit open water geleverd kan worden is afhankelijk van de oppompcapaciteit die wordt ingezet. De oppompcapaciteit is afhankelijk van het beschikbare materieel en vormt in de praktijk geen belemmerende factor voor de bluswatervoorziening. De leveringsduur van het bluswater is afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid open water. In principe kan het open water zodanig gekozen worden of kunnen zodanige voorzieningen getroffen worden (verbindingen met ander oppervlaktewater) dat de beschikbare hoeveelheid (en daarmee de leveringsduur) onbeperkt is. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van het oppervlaktewater is redelijk groot. Het grootste risico betreft bevriezing in de winter. Om de bruikbaarheid van open water bij vorst te kunnen garanderen zullen er derhalve maatregelen (fysiek en procedureel) getroffen moeten worden om een deel van het open water ijsvrij te houden. Werkwijze Ten opzichte van de aansluiting op brandkranen vereist dit een andere werkwijze. Deze werkwijze is bekend, aangezien dit nu reeds toepassing vindt. Ervaring Met het toepassen van open water als bluswatervoorziening is ruime en goede ervaring in Nederland. Kosten De kosten die veroorzaakt worden door waterwinning vanaf open water betreffen met name de aanschaf en onderhoudskosten voor pompen, slangen en toebehoren en de kosten voor voertuigen om dit materiaal te vervoeren. Daarnaast moeten kosten worden gemaakt om de oever van de waterkant geschikt te maken als opstelplaats. Milieu De milieu-effecten van blussen met oppervlaktewater zijn duidelijk gunstig ten opzichte van blussen met drinkwater. Niet alleen wordt het zuiveringsproces van drinkwater en alle milieueffecten daarvan uitgespaard, ook de aanleg van een leidingwaterstelsel en alle directe en indirecte milieueffecten wordt hierdoor overbodig. Ook hier geldt echter dat er meer milieueffecten zitten aan bluswatervoorziening via open water (materiaalgebruik, de duurzaamheid, energieverbruik etc). Daarnaast kan ook het onttrekken van oppervlaktewater een negatief milieu-effect hebben. Er kan binnen het kader van dit onderzoek geen eindoordeel uitgesproken worden over het totale milieu-effect van deze oplossing. Realiseerbaarheid De realiseerbaarheid van bluswatervoorziening via open water is afhankelijk van het gebied. In nieuwbouwgebied is het met name in gebieden met een hoge grondwaterstand eenvoudig om voldoende open water te realiseren, aangezien dit ook nodig is voor de afwatering en 39 Kooistra 1996 en Mantel

49 drooglegging van het nieuw te bouwen gebied. De juiste situering hiervan is echter wel een aandachtspunt (het water moet wel bereikbaar zijn voor de brandweer). Bij bestaande bouw is men afhankelijk van de aanwezigheid van bestaand oppervlaktewater Bluswaterriool In Nederland komen verschillende soorten riolen voor: riolen voor de afvoer van vuil water, riolen voor de afvoer van hemelwater of een gecombineerd riool voor de afvoer van vuil water en hemelwater. De hemelwaterriolen zijn verbindende schakels in de waterhuishouding. Zij zorgen voor de afvoer van het hemelwater dat op verhard oppervlak valt (straten en daken) naar het oppervlaktewater. Deze riolen kunnen geschikt gemaakt worden voor het oppompen van bluswater, bijvoorbeeld door het aanleggen van retentiebassins. Indien het hemelwaterriool continue watervoerend is (in gebieden met een hoge grondwaterstand) kan worden volstaan met het aanleggen van brandputten. Ook kan er een speciaal bluswaterriool aangelegd worden, bijvoorbeeld in gebieden waar het open water onbereikbaar is voor brandweermaterieel. Inzettijd Vanwege het feit dat de waterwinning vanaf het riool opgebouwd moet worden duurt het langer voordat de blussing kan beginnen. De opbouwtijd is vergelijkbaar met de opbouwtijd vanaf open water en duurt gemiddeld drie tot vier minuten. Door meer te oefenen met deze werkwijze kan deze tijd nog verkort worden. Capaciteit en leveringsduur De capaciteit van de bluswaterlevering via het bluswaterriool is net als bij bluswaterlevering via open water afhankelijk van de inzetbare oppompcapaciteit en vormt in de praktijk geen belemmerende factor voor de bluswatervoorziening. De leveringsduur van het bluswater is bij een watervoerend riool afhankelijk van de capaciteit van het oppervlaktewater waarmee het riool in verbinding staat (in principe onbeperkt). Bij een riool met retentiebassins is het afhankelijk van de capaciteit van de retentiebassins (zie ook bluswaterbassins). Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een watervoerend bluswaterriool is groot. Vanwege de ondergrondse verbinding met oppervlaktewater is er slechts een kleine kans op bevriezing. Bij een bluswaterriool met retentiebassins gelden dezelfde beperkingen als bij open water met betrekking tot bevriezing. Werkwijze Ten opzichte van de aansluiting op brandkranen vereist dit een andere werkwijze, die vergelijkbaar is met het oppompen van bluswater uit open water. Deze werkwijze is op zich bekend voor de brandweer in de regio Amsterdam en Omstreken, aangezien dit nu reeds toepassing vindt bij open water. Het enige verschil met open water is het feit dat men de riolen minder gemakkelijk kan vinden en zich dus meer bewust moet zijn van deze optie. Ervaring Met het toepassen van bluswaterriolen als bluswatervoorziening is weinig ervaring in Nederland. In de gemeente Amsterdam is er slechte ervaring met bluswaterriolen (Overtoom, Westpoort), met name vanwege onderhoudsproblemen. 49

50 Kosten De kosten voor bluswatervoorziening via een bluswaterriool worden gevormd door de aanleg van het riool, eventuele retentiebassins en materieel om water op te pompen en te transporteren (zie ook open water). Met name de kosten voor een bluswaterriool zijn aanzienlijk. In gevallen waar het bluswaterriool als specifieke bluswatervoorziening wordt aangelegd komen deze kosten geheel ten laste van de bluswatervoorziening. In gevallen waar het hemelwaterriool tevens als bluswaterriool wordt gebruikt komen deze kosten slechts ten dele voor rekening van de bluswatervoorziening. Milieu De milieu-effecten van blussen met oppervlaktewater via een bluswaterriool zijn niet eenduidig vast te stellen. Zoals bij het gebruik van een tankwagen als bluswatervoorziening reeds is aangegeven moet om een compleet oordeel over de positieve of negatieve effecten op het milieu te kunnen geven, de gehele bluswatervoorziening via de waterleiding vergeleken worden met de bluswatervoorziening via een bluswaterriool. Hierbij dienen ook het materiaalgebruik, de duurzaamheid ervan en de andere milieu-effecten vergeleken te worden. Deze exercitie is niet eenvoudig uit te voeren. Er kan binnen het kader van dit onderzoek dan ook geen eindoordeel uitgesproken worden over de voor- of nadelen van deze oplossing voor het milieu. Realiseerbaarheid Een hemelwaterriool uitgevoerd als bluswaterriool is in nieuw te bouwen gebieden met een hoge grondwaterstand goed te realiseren. Bij renovatie van bestaand gebied is het eveneens een optie Bluswaterbassin Bij specifieke objecten kunnen speciale bluswaterbassins aangelegd worden. Deze bassins kunnen gevuld worden met leidingwater of met hemelwater en kunnen zowel ondergronds (bijvoorbeeld als bluskelder) als bovengronds gesitueerd worden. Deze bassins staan niet in open verbinding met het oppervlaktewater. De bassins kunnen gebruikt worden als watervoorziening voor de tankautospuit. Vaak zullen zij echter rechtstreeks zijn aangesloten op een sprinklerinstallatie. Inzettijd Bij rechtstreekse aansluiting van het bluswaterbassin op een sprinklerinstallatie kan de blussing direct plaatsvinden en is de inzettijd praktisch nul. Bij gebruik van het bluswaterbassin puur als bluswaterreservoir duurt het langer voordat de blussing kan beginnen, vanwege het feit dat de waterwinning vanaf het bassin opgebouwd moet worden. De opbouwtijd is dan vergelijkbaar met de opbouw vanaf open water en duurt gemiddeld drie tot vier minuten. Capaciteit en leveringsduur De capaciteit van de bluswaterlevering via het bluswaterbassin is afhankelijk van de inzetbare oppompcapaciteit en vormt in de praktijk geen belemmerende factor voor de bluswatervoorziening. De leveringsduur van het bluswater is afhankelijk van de grootte van het bassin. Deze grootte kan daarbij afgestemd worden op aard van het object waarvoor het bedoeld is, het brandrisico en de omvang van de vuurbelasting. 50

51 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een bluswaterbassin is groot. Voor het risico van bevriezing bij bassins in de buitenlucht moeten voorzieningen worden getroffen en procedures worden vastgelegd. Werkwijze Ten opzichte van de aansluiting op brandkranen vereist waterwinning met een tankautospuit uit een bluswaterbassin een andere werkwijze. Deze werkwijze is vergelijkbaar met waterwinning vanuit open water en is bekend in de regio Amsterdam en Omstreken. Ook hier geldt net als bij een bluswaterriool, dat men zich van deze optie alleen meer bewust moet zijn, aangezien dit geen standaard faciliteit is. Ervaring Met het toepassen van bluswaterbassins is weinig ervaring in Nederland en in de regio Amsterdam en Omstreken. Kosten De kosten van bluswatervoorziening via een bluswaterbassin bestaan uit de kosten voor de aanleg en onderhoud van het bassin en de kosten voor het oppompen en transporteren van het water. Milieu De milieu-effecten van blussen met oppervlaktewater of hemelwater zijn duidelijk gunstig ten opzichte van blussen met drinkwater. Een bluswaterbassin kan echter zowel oppervlaktewater, hemelwater als drinkwater bevatten. De aanleg van een bluswaterbassin heeft waarschijnlijk geringere milieu-effecten dan de aanleg van een heel leidingnetwerk. De totale milieu-effecten bij bluswatervoorziening via een bluswaterbassin met hemelwater of oppervlaktewater lijken daarom gunstiger te zijn dan bij gebruik van het waterleidingnet. Zonder nader onderzoek kan hierover echter geen harde uitspraak worden gedaan. Realiseerbaarheid De realiseerbaarheid van een bluswaterbassin is in nieuwe situaties zeer goed mogelijk. In bestaand gebied is er niet altijd genoeg ruimte om een dergelijke voorziening aan te leggen Geboorde put Een andere alternatieve bluswatervoorziening is de geboorde put. Dit is een open of gesloten put die voor de bluswatervoorziening grondwater aan de bodem onttrekt. Het meest worden open putten toegepast. In principe is het onttrekkingsgebied onbegrensd. Het water dat zich in de put bevindt is direct beschikbaar en wordt bij afpomping aangevoerd vanuit het grondwater. Inzettijd Bij een gesloten put is de inzettijd vergelijkbaar met de aansluittijd op een brandkraan. Bij een open put moet een zuigslang in deze put gehangen worden en is de inzettijd vergelijkbaar met de inzettijd bij open water (drie tot vier minuten). Capaciteit en leveringsduur De capaciteit van de geboorde put is afhankelijk van de bodemgesteldheid en de grondwaterstand. Deze moet afgestemd zijn op de benodigde hoeveelheid bluswater om als bluswatervoorziening te kunnen gebruiken. De minimale capaciteit moet 60 m 3 /h bedragen. Voor nieuwe geboordeputten bedraagt de capaciteit vaak 120 m 3 /h. Na verloop van tijd zal de capaciteit terug lopen, aangezien het grondwater een steeds grotere afstand moet afleggen en 51

52 daardoor steeds meer weerstand ondervindt. De leveringsduur is in principe onbeperkt, omdat de grondwatervoorraad in principe onbeperkt is. Afhankelijk van de bodemgesteldheid (bv. ondoordringbare kleilagen) en de teruglopende capaciteit kan er echter toch een limiet aan de leveringsduur zitten. Nieuw geboorde putten worden vaak ontworpen op een minimale leveringsduur van 24 uur. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de geboorde put is bij goed onderhoud (dit geschiedt door de brandweer zelf) groot voor de levering van het bluswater dat zich in de put bevindt. Naarmate de onttrekking langer duurt wordt de betrouwbaarheid lager. Werkwijze Ten opzichte van de aansluiting op brandkranen vereist dit een andere werkwijze. Deze werkwijze is bekend, aangezien dit nu reeds toepassing vindt in de regio Amsterdam en Omstreken. Ervaring Met het toepassen van geboorde putten als bluswatervoorziening is ruime en goede ervaring in Nederland. Ook in de gemeente Amsterdam is de ervaring met geboorde putten goed, hoewel de hoeveelheid ervaring beperkt is. Kosten De kosten van een geboorde put bestaan uit de kosten voor de aanleg van de put en de kosten voor onderhoud van de put. Milieu Het toepassen van grondwater als bluswater heeft niet direct de voorkeur. Ook grondwater is in Nederland een "beschermd goed" in verband met het voorkomen van een verlaging van de grondwaterstand om verdroging tegen te gaan. Realiseerbaarheid De realiseerbaarheid van bluswatervoorziening via een geboorde put is afhankelijk van de grondwaterstand en de bodemgesteldheid in het gebied. Voor het onttrekken van grondwater is bovendien een vergunning van de provincie nodig. Provincies worden steeds terughoudender met het verstrekken van vergunningen voor het onttrekken van grondwater Bluswaterleidingnet Het toepassen van een speciaal leidingnet (op druk) voor bluswater kan op nieuwbouwlocaties een alternatief zijn voor het drinkwaterleidingnet. Hierbij kan gedacht worden aan grijs water (beperkt gezuiverd water) of bijvoorbeeld hemelwater. Een nieuw fenomeen is koelwater, dat voor industriële gebouwen via een apart leidingnet wordt aangevoerd. Dit betreft over het algemeen water dat afkomstig is uit open water. Inzettijd De inzettijd van bluswater via een bluswaterleidingnet is even snel als de inzet van traditioneel leidingwater. Ook hier kan immers via brandkranen aangesloten worden op het leidingnet. Capaciteit en leveringsduur De capaciteit van het bluswater is afhankelijk van de dimensionering van het leidingnet. De leveringsduur van bluswater via een dergelijk leidingnet is onbeperkt. 52

53 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de levering van bluswater via een bluswaterleiding is net als bij drinkwater zeer hoog. Werkwijze De werkwijze bij het gebruik van een bluswaterleiding is nagenoeg hetzelfde als bij het gebruik van de drinkwaterleiding. Ook hier kan via brandkranen worden aangesloten op het leidingnet. Ervaring Ervaringen met het grijswaterleidingnet in bijvoorbeeld Leidsche Rijn leren dat het gebruik van grijs water niet zonder risico's is. Vanwege fouten in aansluitingen is een aantal keren grijs water in het drinkwaternet terecht gekomen en zijn mensen daardoor ziek geworden. Vanwege deze effecten wordt de grootschalige levering van huishoudwater door waterleidingbedrijven door niet meer toegestaan 40. Op industrieterreinen wordt incidenteel een speciaal bluswaterleidingnet aangelegd. Hiermee is nog weinig ervaring in Nederland. Ook met koelwaternetten is nog weinig ervaring in Nederland. Kosten De kosten van het gebruik van een speciaal bluswaterleidingnet bestaan voornamelijk uit de aanlegkosten van het hele leidingnetwerk en de brandkranen. Deze kosten zijn aanzienlijk. Bij een grijswater- of koelwaternet komen deze kosten echter slechts voor een klein deel voor rekening van de bluswatervoorziening als "medegebruiker" van dit leidingnet. Milieu Vanuit de gedachte van een zuinig gebruik van drinkwater en het voorkomen van verdroging is het gebruik van alternatief bluswater (grijs water, hemelwater, koelwater/open water) een milieugunstige optie. Ook hier geldt echter weer dat een overweging van alle milieu-aspecten (aanleg leidingnet) tot een andere uitkomst kan leiden. In het kader van dit rapport kan hierover dan ook geen definitieve uitspraak worden gedaan. Realiseerbaarheid In nieuw te bouwen gebieden is een bluswaterleidingnet goed te realiseren. In bestaand gebied vergt dit een zodanige aanpassing van de ondergrondse infrastructuur, dat dit naar verwachting erg moeilijk zal zijn Toevoegen additieven Net als het grijswaterleidingnet is het toevoegen van additieven aan het bluswater feitelijk een alternatieve oplossing voor de primaire bluswatervoorziening. Door het toevoegen van additieven, bijvoorbeeld schuimvormende middelen aan het bluswater wordt de doordringbaarheid van het water verhoogd, het oppervlak van het water vergroot, en vindt afsluiting van zuurstof plaats, waardoor effectiever geblust kan worden en er per saldo minder bluswater nodig is. Het bluswaterverbruik wordt afhankelijk van het toegepaste middel tot een factor 7 lager. Inzettijd Afhankelijk van de voorzieningen op de TS verschilt de inzettijd van bluswater met additieven ten opzichte van de inzet van bluswater zonder additieven. Bij sommige TS hoeft alleen een schakelaar omgezet te worden om schuimvormend middel te kunnen doseren. In de regio 40 Persbericht VROM, 13 augustus

54 Amsterdam en Omstreken is dat niet het geval en kost de inzet daardoor iets extra tijd (aansluiten armaturen, toevoegen additieven). Capaciteit en leveringsduur De capaciteit van bluswater met additieven is afhankelijk van de dimensionering van het leidingnet en daarmee gelijk aan de huidige capaciteit van het drinkwaterleidingnet. Door een effectievere blussing is echter minder bluswater nodig. De leveringsduur van het bluswater is onbeperkt. De leveringsduur van het schuimvormend middel is in principe aan een maximum gebonden, namelijk de maximum voorraad op de tankautospuit. Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de levering van bluswater met additieven is net als bij traditioneel bluswater zeer hoog. Werkwijze De werkwijze met betrekking tot de waterwinning is bij het gebruik van bluswater met additieven hetzelfde als bij het gebruik van traditioneel bluswater. Voor het opbrengen van het bluswater met additieven dient echter wel een iets andere werkwijze gevolgd te worden; het schuim moet niet alleen opgebracht maar ook onderhouden worden. In algemene zin kan gesteld worden dat blussen met schuim moeilijker is, dan het blussen met water. Ervaring In Duitsland is goede ervaring met het middel CAFS (Compressed Air Foam System) en in de gemeente Delft met het middel "One Seven". Kosten De kosten van de inzet van bluswater met additieven betreft de additieven die toegevoegd worden en de aanpassing van de tankautospuit die het mogelijk moeten maken de additieven toe te voegen aan het bluswater. Milieu De additieven die aan het bluswater toegevoegd worden zijn weliswaar geen gevaarlijke stoffen, zij zijn echter wel belastend voor het milieu. De stoffen die bij een brand vrijkomen zijn dat echter ook. Indien door gebruik van additieven een zeven maal zo effectieve blussing plaatsvindt, weegt de milieubelasting van het additief waarschijnlijk wel op tegen de milieubelasting die door de brand en het verontreinigd bluswater wordt veroorzaakt. Ook hier geldt dat zonder nader onderzoek geen uitspraak gedaan kan worden over deze vraag. Realiseerbaarheid Een installatie voor de toevoeging van additieven aan bluswater kan relatief eenvoudig op een tankautospuit aangebracht worden. Deze optie is daarmee goed realiseerbaar. 54

55 Tabel 6.1 Kenmerken van alternatieve bluswatervoorzieningen Open water Geboorde put Blus waternet Inzettijd afhankelijk van aanrijtijd 3 tot 4 minuten 3 tot 4 minuten 3 tot 4 minuten 3 tot 4 minuten direct direct ruim voldoen de Bluswaterriool voldoen de niet eenduidig Bluswaterbassin voldoen de niet eenduidig voldoen de nieuwe locaties goed, bestaand gebied afhankelijk van situatie nieuwe locaties of renovatie bestaand gebied goed nieuwe locaties goed, bestaand gebied afhankelijk van situatie afhankelijk van grondwaterstand nieuwe locaties goed, bestaand niet goed voldoen de Bluswater met additieven voldoen de afhankelijk van inhoud bassin voldoende onbeperkt redelijk groot groot groot bij goed onderhoud groot groot reeds toegepast onbeperkt vergelijkbaar toegepast reeds toegepast reeds toegepast onbeperkt vergelijkbaar toegepast Blusvoorziening Waterwagen Capaciteit voldoen de Leveringsduur afhankelijk van inhoud tankwagen onbeperkt Betrouwbaarheid afhankelijk van bereikbaarheid locatie Werkwijze nieuw/ vergelijkbaar toegepast Ervaring veel in België en gemeente Ede zeer veel weinig veel veel weinig groot nieuw weinig maar goed, Delft, Duitsland Kosten Milieu Realiseerbaarheid niet niet goed gekwanti eenduidig -ficeerd niet gekwanti -ficeerd niet gekwanti -ficeerd niet gekwanti -ficeerd niet gekwanti -ficeerd niet gekwanti -ficeerd niet gekwantif -iceerd niet eenduidig niet eenduidig niet eenduidig niet eenduidig 6.3 Beoordeling alternatieve bluswatervoorzieningen Voor de bovengenoemde oplossingen is bezien welke voor- en nadelen deze met zich meebrengen en zijn deze voor- en nadelen beoordeeld. De beoordeling is als volgt tot stand gekomen: in de werkgroep zijn criteria vastgesteld waaraan een primaire of secundaire bluswatervoorziening dient te voldoen (zie paragraaf 6.1); aan elk criterium is door de werkgroep een wegingsfactor toegekend; 55

56 per bluswatervoorziening is voor elk criterium de score vastgesteld en vermenigvuldigd met de wegingsfactor. De criteria waaraan de alternatieve bluswatervoorziening dient te voldoen zijn weergegeven in paragraaf 6.1. De wegingsfactoren variëren van 1 tot 5, waarbij de volgende waardering hoort: 1 = helemaal niet belangrijk 2 = niet belangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk. De mate waarin elke bluswatervoorziening voldoet aan de vastgestelde criteria is als volgt vastgesteld: x = nader onderzoek nodig 0 = voldoet niet 1 = voldoet 2 = voldoet zeer goed De resultaten van de beoordeling zijn weergegeven in tabel 6.2. Er is een aantal aandachtpunten, dat bij het lezen van de tabel in ogenschouw genomen dient te worden: Hoewel de beoordeling van de alternatieven op een zo objectief mogelijke (kwalitatieve) wijze tot stand is gekomen, blijft het de visie van de werkgroep die hiermee verwoord is. Een andere werkgroep was op basis van dezelfde systematiek wellicht tot andere inzichten gekomen. De tabel geeft echter wel een duidelijke richting aan met betrekking tot de kwaliteit van de verschillende alternatieven. In de tabel is voor een aantal bluswatervoorzieningen een score tussen haakjes weergegeven. Het gaat hierbij om bluswatervoorzieningen waarbij ter beoordeling van bepaalde eigenschappen nader onderzoek nodig is. De score die tussen haakjes is weergegeven wordt behaald, indien op de nog te onderzoeken eigenschappen maximaal gescoord wordt. Voor de criteria milieu en kosten is geen absoluut oordeel gegeven, maar is bij de beoordeling een vergelijking gemaakt met de milieu-effecten en kosten van de bestaande primaire bluswatervoorziening via brandkranen op het leidingnet (zie ook paragraaf 6.1). 56

57 Tabel 6.2: Beoordeling van de alternatieve bluswatervoorzieningen voor primaire doeleinden Inzettijciteiduubaarheiwijzrinten Capa- Leverings- Betrouw- Werk- Erva- Kos- Milieu Realiseerb Totaal aarheid Wegingsfactor n.v.t. Referentie: Brandkraan waterleiding Waterwagen x 0 x 1 21 (31) Open water Bluswaterriool Bluswaterbassin x (50) Geboorde put Bluswaternet Additieven x 2 x 1 49 (59) Zoals uit tabel 6.2 blijkt, scoort het gebruik van open water als alternatief voor bluswater via het drinkwaterleidingnet het beste. Ook het gebruik van een bluswaternet (op druk) scoort hoog. Een laatste aandachtspunt is het gebruik van bluswater met additieven. Ondanks het feit dat er op twee punten geen score is ingevuld, omdat nader onderzoek noodzakelijk is, komt deze toch op een score van 49. Bij maximale score op de nog te onderzoeken punten eindigt deze optie op slechts één punt na open water. Met betrekking tot de opties die laag scoren (bijvoorbeeld geboorde putten of een bluswaterbassin) dient opgemerkt te worden, dat dit niet wil zeggen, dat deze alternatieven ongeschikt zijn als vervanging van primair bluswater. Hoewel ze niet toepasbaar zijn als universele vervanger van de primaire bluswatervoorziening, kunnen zij in bepaalde specifieke gevallen toch een zeer geschikt alternatief vormen. De resultaten van de beoordeling in ogenschouw genomen, is in de vergadering van 24 september 2002 door de werkgroep besloten om de optie open water uit te werken als universele vervanger voor de primaire bluswatervoorziening. Gezien de ruimtelijke consequenties van het een en ander wordt in eerste instantie alleen voor nieuwbouw een voorstel uitgewerkt. Dit voorstel is opgenomen in hoofdstuk 8. Daarnaast is geconcludeerd, dat de alternatieven bluswaternet en toevoegen additieven zodanig goed scoren, dat het de moeite waard is deze opties (op nationaal niveau) nader te onderzoeken en uit te werken. Deze uitwerking past echter niet binnen het kader van deze opdracht. 57

58 7. Kosten primaire bluswatervoorziening Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven is het voor WLB Amsterdam en de brandweren in de regio Amsterdam en Omstreken onduidelijk welke kosten de bluswatervoorziening via het waterleidingnet met zich meebrengt. Op basis van aannames in het verleden over de kosten van de blusvoorziening is er een vergoedingsregeling tot stand gekomen. Deze regeling is door de huidige inzichten niet meer goed onderbouwd. Er is dus behoefte om de kosten die gemaakt worden voor de bluswatervoorziening inzichtelijk te maken. Om inzicht te krijgen in de kosten is door WLB Amsterdam een onderzoek gedaan naar deze kosten. Daarbij zijn de kosten berekend op basis van het recentelijk aangelegde waterleidingnet in een nieuwe woonwijk in de gemeente Amsterdam. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het interne rapport Bluswatervoorziening in het waterleidingnet van 26 september Hierna zijn deze resultaten verkort weergegeven. Kosten De kosten die voor de bluswatervoorziening gemaakt worden bestaan uit een viertal onderdelen: 1) aanleg van leidingen; 2) onderhoud aan leidingen; 3) aanleg van brandkranen; 4) onderhoud aan brandkranen. Aanleg leidingen Bij de aanleg van leidingen wordt rekening gehouden met de bluswatervoorziening. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met een grotere waterafname dan het geval zou zijn met alleen drinkwaterklanten. Dit resulteert in een grotere leidingdiameter. De meerkosten van de grotere leidingdiameter zijn in de orde van grootte van 25 %, uitgaande van een bluswatercapaciteit van 90 m 3 /uur. Dit is een bedrag van ongeveer 16,- per meter leidinglengte. Voor andere bluscapaciteiten zijn waarden opgenomen in tabel 7.1. Tabel 7.1 Meerkosten bluswatervoorziening per meter leiding bij verschillende bluswatercapaciteit Bluswatercapaciteit Meerkosten % Meerkosten per meter Onderhoud leidingen Het drinkwaterleidingnet moet onderhouden worden om de kwaliteit van het drinkwater te garanderen. Dit onderhoud vindt plaats door middel van het met grote snelheid wegspoelen van sediment in de leiding, dit wordt spuien genoemd. De opbouw van het sediment vindt plaats bij lage snelheden. Indien er een grote leidingdiameter wordt toegepast met een klein waterverbruik zal de snelheid in de leiding laag zijn. Dit is het geval indien er een bluswatervoorziening op een leiding geplaatst wordt. De mate van onderhoud hangt af van de optredende snelheid en dus van de aanwezige bluswatercapaciteit. De kosten die gemoeid zijn met het onderhoud kunnen opgesplitst worden in werkzaamheden en waterverbruik. De 58

59 kosten van onderhoud liggen tussen de 0,23 en 0,91 per meter schoongemaakte leiding bij een bluscapaciteit van 60 m 3 /uur. Voor de andere bluscapaciteiten kunnen deze kosten berekend worden door de kosten te relateren aan de inhoud van het leidingnet. De gedachte hierbij is dat er langer gespuid moet worden om de leiding schoon te krijgen. De range in de kosten heeft te maken met de gebruikte methode en het materiaal van de leiding. Tabel 7.2 Meerkosten onderhoud bluswaterleiding bij verschillende bluswatercapaciteit Bluswatercapaciteit Meerkosten % Meerkosten 0 0 0,17 0, ,19 0, , ,23 0, ,33 1,31 Aanleg brandkranen Bij het plaatsen van een brandkraan kan gekozen worden voor een bovengrondse brandkraan of een ondergrondse brandkraan. De keus is afhankelijk van de mogelijkheden ter plaatse en de wens van de brandweer. De afstand tussen de brandkranen is 80 meter. Het prijsverschil tussen een ondergrondse en een bovengrondse brandkraan is een factor 3 a 4 bij nieuwe aanleg en een factor 2 a 2,5 bij vervanging. Er kan geen absolute factor genoemd worden, omdat de kosten afhangen van het kaliber leiding waarop aangesloten wordt. De bedragen die hierbij gelden zijn weergegeven in tabel 7.3. Tabel 7.3 Kosten aanleg en vervanging brandkranen Type brandkraan Kosten vervanging in Kosten nieuwe aanleg in Ondergronds Bovengronds Onderhoud brandkranen De brandkranen die in het leidingnet staan moeten onderhouden worden om niet de gewenste functionaliteit (bereikbaarheid, bedienbaarheid en capaciteit) te verliezen. Om de functionaliteit te behouden moet een brandkraan periodiek gecontroleerd worden. Na de controle kan het zijn dat er werkzaamheden verricht moeten worden, die de controleur niet kan verrichten. Dit kan in het uiterste geval het vervangen van de brandkraan zijn. Ook het verhelpen van aangebrachte schade aan de brandkraan hetgeen buiten de periodieke controle geconstateerd wordt, valt onder het onderhoud. Deze schade kan veelal verhaald worden op de veroorzaker maar soms ook niet. Daarnaast zijn er kosten voor het zichtbaar en op hoogte houden van de brandkranen bij verstratingswerkzaamheden. De kosten voor het onderhoud bij een periodieke controle van eens per zes jaar zijn weergegeven in tabel

60 Tabel 7.4 Kosten onderhoud brandkranen Werkzaamheid Kosten in per jaar Periodieke controle Per zes jaar geen kosten, vanwege gelijktijdigheid met spuien Verhelpen storingen Diverse materialen ,- Verhelpen schades Storingsdienst ,-, niet verhaalde schade ,- Op hoogte houden brandkranen Ongeveer een manjaar werk zijnde ,- Meerkosten In tabel 7.5 is een overzicht gegeven van de meerkosten van de bluswatervoorziening ten opzichte van de drinkwatervoorziening. Hierbij is uitgegaan van de volgende uitgangspunten. bluscapaciteit van 90 m 3 /uur; bovengrondse brandkranen; afstand brandkranen 80 meter; onderhoud elke 6 jaar. Tabel 7.5 Meerkosten bluswatervoorziening 90 m 3 /uur Kostenonderdeel Aantal Kosten in per jaar Aanleg leidingen meter ,- Onderhoud leidingen meter ,- tot ,- Aanleg brandkranen 300 stuks ,- (gem prijs 1.500,-) Onderhoud brandkranen stuks ,- Totaal ,- tot ,- In tabel 7.6 zijn de meerkosten voor de bluswatervoorziening weergegeven indien geen bluswatercapaciteit van 90 m 3 /uur wordt gehanteerd, maar een capaciteit van 60 m 3 /uur. Tabel 7.6 Meerkosten bluswatervoorziening 60 m 3 /uur Kostenonderdeel Aantal Kosten in per jaar Aanleg leidingen meter ,- Onderhoud leidingen meter tot ,- Aanleg brandkranen 300 stuks ,- (gem prijs 1.500,-) Onderhoud brandkranen stuks ,- Totaal ,- tot ,- Er vindt verlaging van kosten plaats op aanleg leidingen ten opzichte van de situatie met 90 m 3 /uur. Op lange termijn (vanwege vervanging huidige situatie) zal ook een kostenverlaging plaatsvinden op het onderhoud van leidingen. In tabel 7.7 zijn vervolgens de meerkosten van de bluswatervoorziening weergegeven, indien naast een bluswatervoorziening van 60 m 3 /uur tevens wordt gekozen voor ondergrondse brandkranen in plaats van bovengrondse brandkranen. 60

61 Tabel 7.7 Meerkosten bluswatervoorziening 60 m3/uur en ondergrondse brandkranen Kostenonderdeel Aantal Kosten in per jaar Aanleg leidingen meter ,- Onderhoud leidingen meter ,- tot ,- Aanleg brandkranen 300 stuks ,- (gem. prijs 750,-) Onderhoud brandkranen stuks ,- Totaal ,- tot ,- Er vindt verlaging van kosten plaats op aanleg van leidingen en brandkranen ten opzichte van huidige situatie. Op lange termijn (vanwege vervanging huidige situatie) zal ook een kostenverlaging plaatsvinden op het onderhoud van leidingen en brandkranen. In tabel 7.8 zijn tenslotte de meerkosten van de bluswatervoorziening weergegeven, indien naast een bluswatervoorziening van 60 m 3 /uur en ondergrondse brandkranen tevens wordt gekozen voor vergroting van de dekkingscirkels van de brandkranen tot 80 meter. Tabel 7.8 Meerkosten bluswatervoorziening 60 m3/uur, ondergrondse brandkranen en dekkingscirkels van 80 meter Kostenonderdeel Aantal Kosten in per jaar Aanleg leidingen meter ,- Onderhoud leidingen meter ,- Aanleg brandkranen 200 stuks ,- (gem prijs 750,-) Onderhoud brandkranen stuks ,- Totaal ,- tot ,- Er vindt verlaging van kosten plaats op aanleg van leidingen en brandkranen ten opzichte van de huidige situatie. Op lange termijn (vanwege vervanging huidige situatie) zal ook een kostenverlaging plaatsvinden op het onderhoud van leidingen en brandkranen. Aangetekend moet worden dat er kostenverhoging zal plaatsvinden door een intensievere controle van brandkranen om de bedrijfszekerheid te verhogen. Deze kostenverhoging wordt ingeschat op 1 mensjaar werk ( ,-). 61

62 8. Voorstellen bluswatervoorziening regio Amsterdam en Omstreken In hoofdstuk 4 is een aantal knelpunten benoemd met betrekking tot de bluswatervoorziening via het waterleidingnet. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 zijn oplossingsrichtingen voor de verschillende knelpunten aangegeven. In dit hoofdstuk zijn voorstellen geformuleerd omtrent de te kiezen oplossingsrichtingen. 8.1 Afstemming bluswatervraag en bluswateraanbod Zoals uit paragraaf 5.1 blijkt dient voor de te leveren primaire bluswatercapaciteit een onderscheid gemaakt te worden tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Hieronder zijn de voorstellen van de werkgroep voor bestaande bouw en nieuwbouw opgenomen Bestaande bouw Bij aanpassing van het leidingnet in bestaande bouw (bebouwing die niet voldoet aan het bouwbesluit) zal de primaire bluswatervraag (60 m 3 /h) op uitlopers van het net groter zijn dan het bluswateraanbod (30 m 3 /h) 41. Uitzondering hierop is het agrarisch gebied, waar de bluswatervraag in overeenstemming is met het bluswateraanbod (30 m 3 /h). Voorstel De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit in landelijk gebied met vrijstaande bebouwing bedraagt 30 m 3 /h over één brandkraan en zo mogelijk 45 m 3 /h over twee brandkranen. De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit bij overige bestaande bouw bedraagt 60 m 3 /h aan de uitlopers van het net. In specifieke gevallen kan hiervan naar beneden afgeweken worden. Hieraan dient een brede veiligheidsafweging ten grondslag te liggen, die door de betrokken brandweer wordt onderbouwd Nieuwbouw Onder nieuwbouw wordt (conform NVBR 2003) in dit voorstel verstaan: bebouwing die voldoet aan de bouwvoorschiften van bouwbesluit fase 1 en dus gebouwd is na Voorstel De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit bij woningen en met woningen vergelijkbare bebouwing in woonwijken (praktijk/kantoor aan huis, buurtwinkel) bedraagt 30 m 3 /h over één brandkraan en 45 m 3 /h over twee brandkranen. Hierbij moet voldaan worden aan de hiervoor genoemde randvoorwaarden in Bijlage 3: Randvoorwaarden bebouwing. De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit bij bijzondere gebouwen in een woonwijk bedraagt 60 m 3 /h over één brandkraan en zo mogelijk 90 m 3 /h over twee brandkranen. In Bijlage 3: Randvoorwaarden bebouwing is een overzicht 41 Deze hoeveelheid is geen vast gegeven, maar afhankelijk van het netontwerp. Over het algemeen is vanwege de drinkwatervraag op uitlopers van het net een capaciteit van 30 m 3 /h mogelijk. 62

63 gegeven van de bebouwing waarvoor deze bluswatercapaciteit vereist is en de aanvullende randvoorwaarden die voor deze bebouwing gelden. De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit bij gebouwen op industrieterreinen bedraagt 60 m 3 /h over één brandkraan en zo mogelijk 90 m 3 /h over twee brandkranen. De door het waterleidingbedrijf te leveren primaire bluswatercapaciteit in landelijk gebied met vrijstaande bebouwing bedraagt 30 m 3 /h over één brandkraan en zo mogelijk 45 m 3 /h over twee brandkranen. 8.2 Brandkranen Type brandkranen Met betrekking tot het type brandkranen wordt door de brandweer de voorkeur gegeven aan bovengrondse brandkranen, vanwege een snellere inzettijd. Door WLB Amsterdam wordt uit kostenoverwegingen de voorkeur gegeven aan ondergrondse brandkranen. Voorstel Bij vervanging en nieuwe aanleg van een waterleidingnet worden ondergrondse brandkranen aangelegd. Van deze algemene regel zal slechts worden afgeweken indien de brandveiligheid dat in de specifieke situatie verlangt. Hierbij kan gedacht worden aan bestaande bouw en risicovolle nieuwbouwobjecten. Onder risicovolle nieuwbouwobjecten wordt in dit verband in ieder geval verstaan: de grotere en/of complexere gebruiksvergunningplichtige objecten; complexe gebouwen (parkeergarages, winkelcentra e.d.) 42 ; prostitutiebedrijven; kinderdagverblijven Situering brandkranen Voorstel De situering van de brandkranen wordt (voor zover er sprake is van de aanwezigheid van een drinkwaternet) in overleg tussen WLB Amsterdam en RBAO bepaald. Hierbij gelden vooralsnog de volgende principes conform NVBR 2003: o Bij de situering van brandkranen worden dekkingscirkels van de brandkranen gerealiseerd van 40 meter. De onderlinge afstand tussen brandkranen bedraagt daarmee maximaal 80 meter. Indien in de straat of in de weg een fysieke scheiding is aangebracht zoals een gracht of een afgeschermde trambaan geldt de dekkingscirkel per weghelft. o De afstand van de brandkranen tot de aansluiting van stijgleidingen in hoge woongebouwen bedraagt maximaal 35 meter. o De afstand van de brandkranen tot ingangen van portieken bedraagt maximaal 40 meter. o De brandkranen zijn zodanig gesitueerd, dat het blusvoertuig de brandkraan tot op 15 meter kan naderen. 42 Onder een complex gebouw wordt in dit verband verstaan een gebouw waarin het vanuit oogpunt van brandweerinzet gevaarlijk is om op te treden 63

64 In overleg met de betrokken brandweer is afwijking van deze principes toegestaan. Middels nader onderzoek worden de definitieve afstanden vastgesteld Onderhoud brandkranen Over het onderhoud van de brandkranen moeten nadere afspraken gemaakt worden tussen WLB Amsterdam en RBAO Leveringsdruk brandkranen Voorstel WLB Amsterdam zorgt ervoor dat de leveringsdruk van de brandkranen zodanig is, dat op de TS de vereiste voordruk van 50 kpa wordt gerealiseerd. 8.3 Kosten In paragraaf 8.1 is voor nieuwbouw en bestaande bouw aangegeven welke bluswatercapaciteit WLB Amsterdam in de regio Amsterdam en Omstreken levert. In paragraaf 8.2 is voor een aantal situaties aangegeven welk type brandkranen WLB Amsterdam in de regio Amsterdam en Omstreken levert. De extra kosten voor de levering van bluswater ten opzichte van de drinkwaterlevering zijn in beeld gebracht in hoofdstuk 7. Hoe deze kosten verrekend worden met de gebruikers moet nog nader worden uitgewerkt. 8.4 Gebruik schoon drinkwater als bluswater Zoals uit paragraaf 6.3 blijkt, kan open water prima fungeren ter vervanging van de primaire bluswatervoorziening. Bij bestaande bouw is het gebruik van open water afhankelijk van de beschikbaarheid van open water in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwing. Bij nieuwbouw kan er in het ruimtelijke ordeningsproces (pro-actieve fase) voor gezorgd worden, dat er voldoende open water beschikbaar is dat voldoet aan de randvoorwaarden om gebruikt te kunnen worden als bluswater. Voorstel Bij nieuwe bouwprojecten in de regio Amsterdam en Omstreken wordt de primaire bluswatervoorziening zoveel mogelijk via open water verzorgd. Om dit voorstel te kunnen effectueren moeten de volgende zaken in gang worden gezet: De brandweer dient in een zeer vroeg stadium (definitiefase, opstellen programma van eisen) als gesprekspartner aan tafel te zitten bij ruimtelijke ordeningsprojecten en randvoorwaarden af te geven met betrekking tot het gebruik van open water als bluswatervoorziening (zie ook bijlage 7 Randvoorwaarden ruimtelijke ordening). De brandweer dient tijdens het gehele ruimtelijke ordeningsproces aangesloten te blijven, zodat getoetst kan worden of afgegeven randvoorwaarden vanuit de brandweer op correcte wijze in de planvorming zijn meegenomen. De brandweer dient een andere wijze van bluswaterwinning toe te passen. Deze werkwijze op zich is reeds beschreven in de aflegsystemen en wordt reeds toegepast binnen de brandweerkorpsen in de regio. De enige feitelijke wijziging is derhalve het commando dat door de bevelvoerder gegeven wordt, namelijk afleggen open water in plaats van afleggen ondergrondse/bovengrondse brandkraan. 64

65 9. Brandbestrijding als publieke taak; grenzen aan de primaire bluswatervoorziening? Bij het verstrekken van de opdracht aan de werkgroep om de bluswatervoorziening te onderzoeken is vanuit de opdrachtgevers nadrukkelijk meegegeven, om de bluswaterproblematiek zo breed mogelijk te beschouwen en indien mogelijk ook buiten de bestaande kaders te denken. Na de alternatieve bluswatervoorzieningen die in hoofdstuk 6 aan de orde zijn gekomen, wordt in dit hoofdstuk nog een stap verder gezet, door bestaande, landelijk gehanteerde, uitgangspunten eens kritisch te beschouwen. Met nadruk wordt gesteld dat dit hoofdstuk vooral filosoferend van aard is en niet geschreven is om er besluiten met betrekking tot de bluswatervoorziening in de regio Amsterdam en Omstreken op te baseren. Het geeft echter wel een beeld van de mogelijke rek die er nog zit in de bluswatervraag en kan daarmee aanleiding zijn tot het aanzwengelen van een landelijke discussie over dit onderwerp en het doen van nader onderzoek. Uitgangspunten brandbestrijding Zoals in paragraaf 3.1 reeds is vermeld, wordt voor de bepaling van de benodigde bluswatercapaciteit uitgegaan van de landelijk als richtlijn gehanteerde NVBR-handleiding. Hierbij dient echter bedacht te worden dat de in de NVBR-handleiding genoemde bluswatercapaciteit de totaal benodigde capaciteit betreft voor het voorkomen van de volgende risico's bij brand: risico's voor in het pand aanwezige personen; risico's voor in belendende panden aanwezige personen (buren); risico van uitbreiding van de brand en daarmee samenhangende (materiële) schade. Discussie uitgangspunten brandbestrijding Men zou zich de vraag kunnen stellen, of er een onderscheid te maken is in de hoeveelheid bluswater die nodig is voor het beperken van deze drie verschillende risico's. Is er bijvoorbeeld een verschil in benodigd bluswater voor alleen het redden van personen versus benodigd bluswater voor het voorkomen van schade? Vervolgens kan men zich afvragen of het terecht is dat de gevraagde (primaire) bluswatercapaciteit van het waterleidingnet op deze drie risico's gezamenlijk gebaseerd wordt. Is het nodig om het waterleidingnet zodanig te dimensioneren, dat ook bluswater voor het voorkomen van schade via de waterleiding wordt geleverd, of zou hierin ook via secondaire waterwinning kunnen worden voorzien? 9.1 Wettelijke basis Alvorens nagegaan wordt of er een onderscheid te maken is in de bluswatervraag voor de risico's voor personen, buren en schade zal de wettelijke basis van het onderscheid naar voornoemde drie typen risico's beschouwd worden. Hiertoe wordt in deze paragraaf nagegaan, wat er met betrekking tot de drie bovengenoemde risico's in wet- en regelgeving is vastgelegd over de taken van de brandweer. Met andere woorden: wat is eigenlijk de publieke 65

66 taak van de brandweer? De volgende wetten en daarop gebaseerde regels zijn hiervoor onderzocht: Brandweerwet (Model)Verordening brandveiligheid en hulpverlening Woningwet Bouwbesluit (Model)Bouwverordening Wet milieubeheer Brandweerwet Art.1, tweede lid: De gemeenteraad regelt de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening (Verordening brandveiligheid en hulpverlening). Art.1, vierde lid: Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor a. het voorkomen beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt; Art. 1, zesde lid: De taak van de brandweer bestaat in elk geval uit de feitelijke uitvoering van werkzaamheden ter zake van de in het vierde lid genoemde onderwerpen, alsmede ter zake van het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen. Artikel 12: De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt (brandbeveiligingsverordening), voor zover daarin niet bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet is voorzien. In de Brandweerwet wordt dus onderscheid gemaakt tussen het (voorkomen en) bestrijden van de brand op zich en het (voorkomen en) beperken van ongevallen bij brand. Met betrekking tot de ongevallen bij brand; daarmee wordt duidelijk dat het redden van mensen een aparte taak van de brandweer is. Met betrekking tot het bestrijden van brand wordt geen onderscheid gemaakt tussen de bescherming van belendingen (voorkomen van uitbreiding van brand) en beperking van schade. Gemeenten moeten op grond van de Brandweerwet de taak van de brandweer vastleggen in een gemeentelijke verordening (Verordening brandveiligheid en hulpverlening, zie hieronder). (Model)Verordening brandveiligheid en hulpverlening In de algemene toelichting op de modelverordening brandveiligheid en hulpverlening is het volgende aangegeven: Vanouds rekenen gemeenten het tot hun taak om de brandveiligheid te behartigen. De middelen die de gemeenten hiervoor beschikbaar stellen worden in hoge mate bepaald door de maatschappelijke beleving van brand(on)veiligheid. Er bestaat echter over het algemeen overeenstemming over de vraag wat er onder brandveiligheid wordt verstaan, namelijk dat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt en niet meer valt te blussen. 66

67 Relevante artikelen: Art. 3 Taken brandweer De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan uit: 1. de feitelijke uitvoering van de preventieve en repressieve taken 2. andere dan de onder 1. genoemde werkzaamheden,, te weten: a. het beperken en bestrijden van milieu-incidenten b. het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen c. d. Art. 4: Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening B&W leggen de gemeenteraad een maal per jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening) Art. 10: Bluswatervoorziening B&W dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Zoals met name uit de algemene toelichting blijkt, wordt in de (model) Verordening brandveiligheid en hulpverlening als motivatie voor het bestrijden van brand aangegeven dat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt en niet meer valt te blussen. Het beperken van schade wordt hierbij niet afzonderlijk genoemd. Overige wetgeving Naast deze specifieke wetgeving met betrekking tot de taken van de brandweer is er nog tal van andere wetgeving waarin regels worden gesteld met betrekking tot brandveiligheid. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Woningwet, het Bouwbesluit en de Bouwverordening en de Wet milieubeheer. In deze regelgeving is vanzelfsprekend niets opgenomen omtrent de taken van de brandweer. Deze regelgeving is daarom gescreend op regels omtrent de benodigde bluswatercapaciteit en regels over de bescherming van belendingen. De in dat kader relevante artikelen zijn hieronder per wet genoemd. Woningwet Art. 2: Lid 1 t./m 6 Deze artikelen geven aan dat bij algemene maatregel van bestuur (amvb) technische voorschriften worden gegeven uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu voor het bouwen van en de staat van bouwwerken. In het Bouwbesluit zijn deze voorschriften vastgelegd. Art 8: lid 1 en 2 In art 8 eerste lid is vastgelegd dat B&W een bouwverordening vast dienen te stellen. In art 8 tweede lid is vastgesteld dat in de bouwverordening voorschriften opgenomen moeten zijn over de brandveiligheid bij het gebruik van bouwwerken. In de Woningwet zelf zijn geen directe regels opgenomen met betrekking tot brandveiligheid, maar geeft het kader waarbinnen voorschriften omtrent brandveiligheid in andere bouwregelgeving kunnen worden opgenomen. 67

68 Bouwbesluit In het Bouwbesluit zijn verschillende artikelen opgenomen met betrekking tot brandveiligheid. Zo gaan de artikelen 2.8 en 211 over de sterkte van het bouwwerk bij brand, 2.81 en 2.88 over de beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en de voorschriften 2.91 en 2.98 over beperking van ontwikkeling van brand. Daarnaast zijn er voorschriften met betrekking tot: (verdere) beperking van uitbreiding van brand (2.103 en 2.110, en 2.120) ontvluchting (2.166 en 2.175) voorkomen en beperken van ongevallen bij brand (2.183 en 2.188) bestrijding van brand ( en 2.196) grote brandcompartimenten (2.200 en 2.204). Deze voorschriften zijn met name gericht op de preventie van brand en het mogelijk maken van vluchten en optreden bij brand. Duidelijk is dat daarbij twee uitgangspunten gehanteerd worden: de veiligheid van personen in het gebouw enerzijds en het in stand houden van het gebouw anderzijds. Daarnaast wordt bescherming van derden geregeld via het principe van de erfgrens als brandwerende scheiding. Indien bebouwing niet op voldoende afstand van de erfgrens is gelegen om brandoverslag te voorkomen, dient deze bebouwing brandwerend te zijn uitgevoerd. Gebouwen die door meerdere personen gebruikt worden (denk aan bedrijfsverzamelgebouwen) zijn hierbij een aandachtspunt. De bouwregelgeving geeft binnen één gebouw namelijk geen regels voor de bescherming van gebruikers ten opzichte van elkaar (dit geldt ook voor de voorschriften met betrekking tot compartimentering). Tweede aandachtspunt hierbij, zijn gebouwen met compartimenten kleiner dan 1000 m 2 (in het bouwbesluit is aangegeven, dat de ondergrens van compartimentering 1000 m 2 bedraagt). Indien in compartimenten kleiner dan 1000 m 2 stoffen met een hoge vuurlast worden opgeslagen (hetgeen conform Bouwbesluit dus is toegestaan) kan dit tot situaties leiden waar de bouwkundige preventieve voorzieningen niet zijn afgestemd op het brandrisico 43. (model) Bouwverordening (vigerend model, aanpassing nwe WW en Bouwbesluit zijn hierin niet verwerkt) art : Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen In dit artikel is onder andere beschreven op welke wijze bouwwerken bereikbaar moeten zijn voor brandweerauto s (lid 1 t/m 4). Daarnaast is in het vijfde lid aangegeven, dat bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening zorg gedragen moet worden voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. Artt t/m 2.6.5: Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties In deze voorschriften worden regels gesteld aan de aanwezigheid van brandmeldinstallaties en ontruimingsinstallaties. 43 Mogelijke oplossing hiervoor is het eisen van extra brandpreventieve voorzieningen via de milieuvergunning indien het een inrichting betreft die onder de Wet milieubeheer valt. 68

69 Artt t/m 5.2.5: Staat van brandveiligheidinstallaties In deze voorschriften worden regels gesteld aan de staat van brandmeldinstallaties en ontruimingsinstallaties. Art : Vergunning gebruik bouwwerk Verbod om een bouwwerk in gebruik te hebben zonder gebruiksvergunning. Mogelijkheid om aan gebruiksvergunning voorwaarden te verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Met betrekking tot blusvoorzieningen (en capaciteit) is slechts aangegeven dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan de plaats van en het aantal en type draagbare blustoestellen. Artt t/m 6.2.3: Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar In deze voorschriften wordt verwezen naar de in bijlage 3 t/m 6 opgenomen gebruiksvoorschriften, welke allemaal betrekking hebben op brandveiligheid en zelfredzaamheid. Bijlage 3; art. 6: Droge blusleiding Dit voorschrift heeft betrekking op de ontwerpeisen en onderhoud van een droge blusleiding. Voor de ontwerpeisen wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van het boek Een brandveilig gebouw installeren (uitgegeven door de Nederlandse Brandweer Federatie). Bijlage 3; art. 10: Brandblusinstallatie Dit voorschrift handelt over het onderhoud van een brandblusinstallatie Bijlage 3; art. 11: Pompinstallaties t.b.v. brandslanghaspels (hydrofoor) Dit voorschrift handelt over het onderhoud van de pompinstallaties. Bijlage 4; art. 4: Blusmiddelen Dit voorschrift handelt over de aanduiding van blusmiddelen. Bijlage 6; art. 2.2: Installatievoorschriften (van tanks met brandgevaarlijke stoffen) Twaalfde lid: Aanbrengen sproei-installatie boven tank indien naaste omgeving meer dan normaal brandgevaar oplevert met capaciteit van 1 m 3 /h per strekkende meter van de tankomtrek bij een verticaal geplaatste tank en een capaciteit van 0,5 m 3 /h per m 3 van het geprojecteerde oppervlak van de tank bij een horizontaal geplaatste tank. In de bouwverordening zijn concrete voorschriften opgenomen ten aanzien van de brandveiligheid. Deze voorschriften zijn met name gericht op het gebruik van het gebouw en installaties. Ook hier geldt, dat de bouwregelgeving geen regels stelt voor de bescherming van derden. Wet milieubeheer Art. 8.1 In dit artikel is vastgelegd dat het verboden is een inrichting op te richten, te veranderen of in werking te hebben zonder een daarvoor verleende vergunning. Art In dit artikel is vastgelegd dat aan een milieuvergunning voorschriften verbonden worden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. 69

70 Art In dit artikel is vastgelegd dat bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden ter bescherming van het milieu. Aangezien brand nadelige gevolgen heeft voor het milieu (emissie naar de lucht, vervuild bluswater) kunnen in vergunningen of algemene regels op grond van de Wet milieubeheer voorschriften worden gesteld met betrekking tot het voorkomen van brand (bv. compartimentering) en het optreden bij brand (bv. opvang van bluswater). Het bijzondere van de Wet milieubeheer is, dat deze zich wel richt (als uitvloeisel van de vroegere Hinderwet) op de bescherming van derden. Conclusie Uit de onderzochte wetgeving blijkt dat de Verordening brandveiligheid en hulpverlening het belangrijkste wetgevingsinstrument is, waarin een uitspraak wordt gedaan over de taak van de brandweer. Hierin is aangegeven dat de brandweer als taak heeft het bestrijden van brand omdat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt. Hoe ver hierbij de publieke taak gaat met betrekking tot de bescherming van derden is niet duidelijk. Ook in de bouwwetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen de veiligheid van personen en het in stand houden van het gebouw. Hierbij wordt tussen gebouwen onderling de bescherming van derden geregeld. Binnen één gebouw wordt geen rekening gehouden met derden. De bouwwetgeving doet geen uitspraak over de taak van de brandweer; zij regelt slechts brandpreventieve zaken. In de Wet milieubeheer is de bescherming van derden uitdrukkelijk geregeld. Ook deze wet geeft echter geen regels met betrekking tot de publieke taak van de brandweer. De vraag waar het grensvlak ligt tussen de publieke taak van de brandweer en de private taak van eigenaren en verzekeringsmaatschappijen is vanuit de wetgeving niet duidelijk te achterhalen. De wetgeving biedt wel aanknopingspunten om een onderscheid te maken tussen het redden van personen en overige brandbestrijding, maar niet voor het maken van een verder gedifferentieerd onderscheid tussen risico's voor buren en schade. Via het ontstaan van jurisprudentie zou hierover meer duidelijkheid verkregen kunnen worden. Aanvullend daarop zou een advies van de landsadvocaat gevraagd kunnen worden. 9.2 Primair bluswater voor het redden van personen In paragraaf 9.1 is geconstateerd dat de wettelijke basis voor het maken van een onderscheid tussen risico's voor personen, buren en schade niet evident is, maar dat het redden van personen wel duidelijk als een aparte taak van de brandweer wordt gezien. In deze paragraaf zal daarom bezien worden of het in de praktijk mogelijk is om een onderscheid te maken tussen de benodigde hoeveelheid bluswater voor het redden van personen en de benodigde hoeveelheid bluswater voor overige brandbestrijding. De benodigde hoeveelheid bluswater voor "overige brandbestrijding" is reeds uitgebreid aan de orde gekomen in hoofdstuk 3. Om te beoordelen hoeveel bluswater nodig is voor alleen het redden van personen, zijn de Amsterdamse procedures voor het optreden bij brand beschouwd. Procedures Amsterdam Uit de inzetprocedures van de gemeente Amsterdam, blijkt dat bij een brand direct twee personen het pand betreden om mogelijke slachtoffers te redden. Deze personen hebben geen 70

71 straal bij zich. Een derde persoon volgt met een straal. Voor de redding kan dus volstaan worden met 1 straal hetgeen een bluswatercapaciteit van 15 m 3 /h betekent (lage druk). Bij een inzet met hoge druk, is de benodigde bluswatercapaciteit nog lager). 9.3 Brandbestrijding en relatie met preventieve voorzieningen In paragraaf 9.2 is aangegeven hoeveel bluswater nodig is voor het redden van personen. Nadat in het pand aanwezige personen gered zijn, zal over het algemeen overgegaan worden tot de reguliere brandbestrijding. In het kader van de risicobenadering zou men er op dat moment voor kunnen kiezen om de brand niet verder te bestrijden, of om over te schakelen op secundaire waterwinning. Bij deze afweging is (naast de fase waarin de brand verkeert en het beschikbare materieel) vooral de relatie met de aanwezige brandpreventieve voorzieningen van belang. Zo zal men bij een uitslaande brand in een gebouw, waarvan men weet dat de brandpreventieve staat bijzonder slecht is, geen inspanning meer plegen om het gebouw te behouden, maar zal men zich richten op het behoud van de omgeving (belendingen nathouden). Indien een gebouw preventief voldoende beveiligd is en gecompartimenteerd is conform het Bouwbesluit (nieuwbouw), zal deze brand zich in principe niet uitbreiden buiten het gebouw, of buiten het betreffende compartiment 44. Deze gebouwen zijn bovendien zodanig ingericht, dat mensen in staat moeten zijn zichzelf uit het brandende gebouw in veiligheid te kunnen brengen. In deze gebouwen is optreden van de brandweer in principe niet meer noodzakelijk om risico voor personen te voorkomen. Het voorkomen van schade kan in zo'n geval nog wel een reden zijn om te interveniëren. Hiervoor kunnen, gezien de lagere urgentie dan het redden van mensen, ook secundaire bluswatervoorzieningen worden ingezet. 9.4 Conclusie In dit hoofdstuk is gefilosofeerd over de publieke taak van de brandweer en de mogelijkheid om bij de bluswatervraag onderscheid te maken tussen water benodigd voor redding en water benodigd voor het beperken van schade. In theorie is het mogelijk een onderscheid te maken tussen water benodigd voor redding enerzijds en water benodigd voor het voorkomen van schade en het beheersbaar houden van een brand anderzijds. De wetgeving biedt enige aanknopingspunten om een onderscheid te maken tussen het redden van personen en overige brandbestrijding, maar niet voor het maken van een verder gedifferentieerd onderscheid tussen risico's voor buren en schade. De scheidslijn tussen de publieke en de private verantwoordelijkheid voor brandveiligheid en het voorkomen van schade is in de wetgeving moeilijk te vinden is. Via het ontstaan van jurisprudentie zou hierover meer duidelijkheid verkregen kunnen worden. Het is echter aan te bevelen hierover tevens een advies van de landsadvocaat te vragen. 44 Zoals in paragraaf 8.1 onder Bouwbesluit is aangegeven, is een uitzondering hierop gebouwen waar stoffen met een hoge vuurlast worden opgeslagen in compartimenten kleiner dan 1000 m2. 71

72 10. Aanbevelingen voor nader onderzoek In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek van de werkgroep Bluswatervoorziening Amsterdam en Omstreken verwoord. In hoofdstuk 8 zijn voorstellen opgenomen om de bluswatervoorziening in de toekomst op een andere wijze vorm te geven. Aanbevolen wordt deze voorstellen te laten accorderen door de betrokken gemeentebesturen binnen de regio Amsterdam en Omstreken. In algemene zin wordt opgemerkt, dat de voorstellen die uit dit rapport voortvloeien kostenbesparend zijn, maar tegelijkertijd de mogelijkheden van de brandweer inperken. Hoewel de werkgroep van mening is, dat het hier gaat om verantwoorde inperkingen, is het desondanks aan te bevelen de wijze van optreden zoals die thans met name door brandweer Amsterdam wordt gehanteerd nog eens nader tegen het licht te houden en wellicht aan te sluiten bij de landelijk gehanteerde procedures. Bij het zoeken naar een oplossing voor de afstemming tussen bluswatervraag en bluswateraanbod is er in hoofdstuk 5 voor gekozen om voor een hogere bluswatercapaciteit aansluiting te zoeken bij de gebruiksvergunningplicht. Hierbij is het van belang dat de verordeningen die de gebruiksvergunningplicht regelen (de Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening) bij de gemeenten in de regio Amsterdam en Omstreken actueel zijn en inderdaad de bedoelde risico-objecten als gebruiksvergunningplichtig aanwijzen. Daarnaast is het van belang dat de betrokken gemeenten zorgen voor een goede vergunningverlening en handhaving, zodat wijzigingen in de (of de oprichting van nieuwe) gebruiksvergunningplichtige objecten tijdig geconstateerd worden. Tenslotte is het in dit kader van belang alert te zijn op bestemmingswijzigingen binnen een gebied, aangezien deze consequenties kunnen hebben voor de vereiste bluswatervoorziening. Voor wat betreft de dekkingscirkels van de brandkranen is in dit onderzoek geconstateerd, dat het technisch mogelijk is deze te vergroten. Een oriënterend onderzoek naar de praktische consequenties van deze vergroting wijst erop, dat ook uit praktisch oogpunt een vergroting van de dekkingscirkels tot de mogelijkheden behoort. Om te kunnen bepalen hoe groot deze dekkingscirkels precies kunnen worden, dient echter nader onderzoek plaats te vinden. Over het onderhoud van de brandkranen moeten nadere afspraken gemaakt worden tussen WLB Amsterdam en RBAO. Met betrekking tot de alternatieve oplossingsrichtingen die in hoofdstuk 6 zijn omschreven wordt aanbevolen nader onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheden van een bluswaternet en het toevoegen van additieven aan bluswater. Deze opties lijken in potentie zeer waardevol ter vervanging van of aanvulling op de bluswatervoorziening via het drinkwaterleidingnet, maar scoren minder goed dan open water vanwege de relatieve onbekendheid met deze alternatieven. De extra kosten voor de levering van bluswater ten opzichte van de drinkwaterlevering zijn in beeld gebracht in hoofdstuk 7. Hoe deze kosten verrekend worden met de gebruikers moet nog nader worden uitgewerkt. Tenslotte zijn in hoofdstuk 9 de landelijke uitgangspunten omtrent de publieke taak met betrekking tot brandveiligheid ter discussie gesteld en is een verkenning gedaan naar de 72

73 mogelijkheid om bij de bluswatervraag onderscheid te maken tussen water benodigd voor redding en water benodigd voor het beperken van schade. Enige aanknopingspunten zowel in de wetgeving als in de praktische mogelijkheden van de brandbestrijding zijn hierbij gevonden. Het verdient aanbeveling hierover een landelijke discussie op te starten. 73

74 Referenties BZK 1992 Handleiding Brandweerzorg, ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Brandweer, Den Haag BZK 1994/1 Brandbeveiligingsconcept woningen en woongebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, september BZK 1994/2 Brandbeveiligingsconcept cellen en cellengebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, oktober BZK 1994/3 Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, december BZK 1995/1 Brandbeveiligingsconcept gebouwen met een publieksfunctie, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, mei BZK 1995/2 Brandbeveiligingsconcept industriegebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, juni BZK 1996/1 Brandbeveiligingsconcept logiesgebouwen en bijzondere woongebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, februari BZK 1996/2 Brandbeveiligingsconcept kantoorgebouwen en onderwijsgebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding, Afdeling Preventiebeleid, Den Haag, april CCRB 1997 Primaire bluswatervoorziening; de minimaal vereiste capaciteit van het waterleidingnet, College van Commandanten van Regionale Brandweren (CCRB) - Bulletin no. 2. Nibra, Arnhem, december CCRB 1999 Aanvalsplannen; handleiding aanvalsplannen en bereikbaarheidskaarten, College van Commandanten van Regionale Brandweren (CCRB) - Bulletin no. 5, Nibra, Arnhem CCRB 2001 Secundaire en tertiaire bluswatervoorziening, College van Commandanten van Regionale Brandweren (CCRB) - Bulletin no. 9, Nibra, Arnhem

75 WLB Amsterdam 2003 Bluswatervoorziening in het waterleidingnet, Helderheid in afspraken en kosten, Gemeente Amsterdam, Waterleidingbedrijf, september Kiwa 1993 Inventarisatie opbrengsten brandkranen, SWO , Nieuwegein, april Kiwa 1999 Drinkwater en bluswater: een stevige relatie, KOA , Nieuwegein, september Kiwa/VEWIN 1999 Nieuwe ontwerprichtlijnen voor distributienetten, SWE , Nieuwegein, december Kiwa/WMO 1999 Drinkwater en bluswater in evenwicht, KOA , Nieuwegein, september Kiwa 2000 Bluswaterlevering WOB, Inpassing bluswatervoorziening in het Sternet, KOA , Nieuwegein, augustus Kiwa 2001 Sternetontwerp distributieleidingen, ontwerp op zelfreinigend vermogen, KOA , Nieuwegein, februari Kiwa 2002 Drinkwater en bluswater, Inpassen bluswatervoorziening in het zelfreinigende distributienet, BTO 101 (c), Nieuwegein, januari Kooistra 1996 Secundaire waterwinning, Een onderzoek naar de optimalisering van het gebruik van waterwinning bij calamiteitenbestrijding anders dan brandkranen op het drinkwaternet, F.H. Kooistra, projectopdracht deel A Module Preparatie, opleiding en oefening, Nibra, Arnhem, januari Mantel 2001 Hoe kan de brandweer zich in de toekomst verzekeren van voldoende primair bluswater?, A.C. Mantel, projectopdracht deel A Module Preparatie, opleiding en oefening, Nibra, Arnhem, april 2001 NBF 1991 De omgeving van een brandveilig gebouw, Commissie voor de brandpreventie van de Nederlandse Brandweer Federatie, januari NVBR 2003 Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), Nibra, Arnhem, september NV PWN 2001 Blussen met drinkwater, Rapportage van het overleg tussen NV PWN en CCRB Noord-Holland, registratienummer , Hoofddorp, april

76 VNG 1996 Modelverordening brandveiligheid en hulpverlening, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Den Haag

77 Afkortingen BBK CCRB KIWA NVBR OBK RBAO TS VEWIN VNG WLB Bovengrondse brandkraan College van Commandanten van Regionale Brandweren Keuringsinstituut voor Waterleiding Artikelen Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Ondergrondse brandkraan Regionale Brandweer Amsterdam en Omstreken Tankautospuit Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland Vereniging van Nederlandse Gemeenten Waterleidingbedrijf 77

78 Bijlage 1 Projectopdracht BLUSWATERVOORZIENING Projectopdracht voor een gezamenlijk onderzoek van de Brandweer Amsterdam en Gemeentewaterleidingen Amsterdam naar een ander gebruik van bluswatervoorzieningen en daaraan gekoppelde werkwijze september Aanleiding Gemeentewaterleidingen Amsterdam (GWA) 46 plaatst, voor zover GWA kan nagaan reeds vanaf vóór 1905, in overleg met de Brandweer Amsterdam (BA) brandkranen op haar distributienet ten behoeve van de primaire bluswatervoorziening. Op basis van (in het verleden) gemaakte afspraken wordt het distributienet zodanig ontworpen dat via 1 brandkraan 90 m 3 /uur en via 2 bij elkaar liggende brandkranen 120 m 3 /uur aan bluswater kan worden onttrokken. Deze overeengekomen hoeveelheid bluswater is (veel) hoger dan landelijk gebruikelijk (veelal maximaal 60 m 3 /uur). Daarnaast zijn er afspraken gemaakt om bij voorkeur bovengrondse brandkranen te plaatsen en is de tegemoetkoming van BA aan GWA gebaseerd op 15% van de kosten voor het plaatsen en onderhouden van de brandkranen. Voor het nieuwbouwgebied IJburg zijn recent afspraken gemaakt om de brandkranen aan te sluiten op de distributieleidingen voor huishoudwater met een bluscapaciteit van 45 m 3 /uur over 1 brandkraan en 60 m 3 /uur over 2 brandkranen. De overeengekomen afspraken hebben o.a. de onderstaande gevolgen: Waterkwaliteit: Voor de bluswaterlevering dienen distributieleidingen met een grotere diameter te worden ontworpen dan voor de levering van drinkwater is vereist. Deze overcapaciteit heeft een belangrijk negatief effect op de drinkwaterkwaliteit en kan hierdoor voor problemen zorgen zoals bruin water en vermeerdering van biologisch leven. - Kosten en tarieven: De kosten die gepaard gaan met de bluswatervoorziening via het waterleidingnet door middel van brandkranen bestaan uit de volgende componenten: - installatie en materiaalkosten brandkranen; - kosten voor controle en onderhoud brandkranen; - de gebruikte hoeveelheid bluswater; - kosten voor het aanpassen van het leidingnet, zoals het vergroten van de diameter t.b.v. de bluswatervoorziening - kosten veroorzaakt door extra onderhoud aan het leidingnet als gevolg van de lage stroomsnelheden, met name de kosten voor het schoonmaken Uit onderzoek is gebleken dat de kosten voor de laatste twee componenten aanzienlijk zijn (indicatief f 4800,- per brandkraan). Deze kosten kunnen worden verminderd door de aanleg van leidingen met een kleinere diameter. De vergoeding van BA aan GWA dekt slechts een deel (van de eerste twee componenten) van de door GWA te maken kosten. - Bovengrondse brandkranen: In Nederland worden waterleidingbedrijven onderling vergeleken middels een benchmark. Uit deze benchmark is gebleken dat de distributiekosten bij GWA hoog zijn. Eén van de 45 Tekst projectopdracht is integraal overgenomen. 46 Tijdens de uitvoering van het onderzoek is de naam van GWA veranderd in gemeente Amsterdam, Waterleidingbedrijf elders in dit rapport aangeduid als WLB Amsterdam. 78

79 oorzaken is het veelvuldig toepassen van bovengrondse brandkranen in ons voorzieningsgebied. Deze brandkranen zijn ca f 3200,- duurder dan ondergrondse brandkranen. 2. Ontwikkelingen Diverse (landelijke) ontwikkelingen hebben in de afgelopen jaren geleid tot nieuwe inzichten over het ontwerpen van distributienetten en het bepalen van de benodigde hoeveelheid bluswater via brandkranen ten behoeve van de primaire bluswatervoorziening, zoals: de Modelverordening brandveiligheid en hulpverlening van 1996 CCRB-Bulletin no.2 Pimaire bluswatervoorziening, de minimaal vereiste capaciteit van het waterleidingnet van 2 januari 1998; de notitie KOA Drinkwater en bluswater in evenwicht van het KIWA van september 1999 in opdracht van Waterleiding Maatschappij Overijssel in samenwerking met de Brandweer Regio IJssel-Vecht; de notitie KOA Drinkwater en bluswater: Een stevige relatie van het KIWA van september 1999; de notitie SWE Nieuwe ontwerprichtlijnen voor distributienetten van VEWIN/KIWA van december 1999; de nieuwe lesstof van het NIBRA waarin de minimale eis van 60 m 3 /uur voor brandkranen is vervangen door in overleg met het desbetreffende waterleidingbedrijf ; de rapportage Blussen met drinkwater van het overleg tussen NV PWN en CCRB Noord-Holland van 30 mei Daarnaast is de CCRB begonnen met een nota over de secundaire blusvoorzieningen. Zoals het er nu naar uitziet zal het rapport begin 2002 worden gepubliceerd. In deze nota zal onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën bestemmingen (woonwijken, industriegebieden etc.). Niet uit te sluiten is dat hierna de nota over de primaire bluswatervoorziening herzien zal worden. De definitieve concept nota is inmiddels wel beschikbaar en kan gebruikt worden bij het onderzoek. 3. Overleg Op 10 juli 2001 heeft overleg plaatsgevonden tussen mevrouw C.M. van de Wiel, directeur Gemeentewaterleidingen Amsterdam, en de heer C. te Boekhorst, Commandant van de Brandweer Amsterdam. Hierin zijn de gevolgen van de gemaakte afspraken en de ontwikkelingen voor het bepalen van de benodigde primaire bluswatervoorziening via brandkranen besproken. Besloten is tot het instellen van een gezamenlijke werkgroep die de opdracht krijgt om diverse aspecten die gerelateerd zijn aan de benodigde primaire bluswatervoorziening te onderzoeken en hiervoor nadere voorstellen uit te werken. Op 14 september 2001 is onderstaande opdrachtformulering overeengekomen. 4. Opdrachtformulering De gezamenlijke werkgroep heeft de volgende opdracht: het onderzoeken en bepalen van de benodigde primaire bluswatervoorziening via het distributienet van GWA. Dit zowel voor leidingen in nieuwbouwwijken als voor de vervanging van leidingen in bestaande wijken. Bij dit onderzoek dient o.a. gekeken te worden naar: - de benodigde capaciteit bluswater via brandkranen, - onderlinge afstand tussen brandkranen, - afstand brandkranen tot portieken - type brandkranen - de wijze van onderhoud van deze brandkranen (frequentie, wie doet wat) 79

80 - de noodzakelijke voordruk en leveringsdruk van de brandkranen - (gewijzigde) inzichten, technieken en/of mogelijkheden voor secundaire bluswatervoorzieningen; - (gewijzigde) inzichten, technieken en/of mogelijkheden voor het brandweeroptreden - de relatie van de bovengenoemde factoren met de bebouwing. Dit inclusief de preventieve voorzieningen in deze gebouwen zoals o.a sprinklers - de relatie van de bovengenoemde factoren onderling het realiseren van oplossingen waarbij verbeteringen van de waterkwaliteit kan worden gerealiseerd met behoud van een adequate primaire bluswatervoorziening; het transparant maken van de kostencomponenten die gepaard gaan met de bluswatervoorziening via het waterleidingnet d.m.v. brandkranen; het transparant maken van de kostencomponenten die gepaard gaan met de bluswatervoorziening via ander methoden het transparant maken van de kosten die gepaard gaan met een veranderde wekwijze van de brandweer er zorg voor te dragen dat de resultaten van de werkgroep ook van toepassing zijn voor andere brandweerkorpsen die eveneens gebruik maken van brandkranen op het distributienet van GWA; een rapport op te stellen waarin de resultaten van de werkgroep worden gerapporteerd aan de directeur van GWA en de Commandant van BA; het rapport te voorzien van - voorstellen over de toekomstige primaire bluswatervoorziening via brandkranen op het waterleidingnet van GWA - voorstellen over de toekomstige primaire bluswatervoorziening via brandkranen op andere netten van GWA - voorstellen over de toekomstige secundaire bluswatervoorziening. - voorstellen over de toekomstige werkwijze van de brandweer - voorstellen over de vergoeding voor het gebruik van de brandkranen. 5. Samenstelling, werkwijze en verantwoordelijkheden van de werkgroep Besloten is per bedrijf één medewerker aan te stellen die verantwoordelijk is voor de voortgang en de eindrapportage van de werkgroep, te weten: - namens BrwAmsterdam, de heer R.Beij, hoofd Operationele Ondersteuning; - namens GWA, de heer C. G. van der Drift, hoofd sector Ontwikkeling van de afdeling Distributie. Genoemde medewerkers zullen namens beide bedrijven zitting hebben in de werkgroep. De samenstelling van de overige leden van de werkgroep zal in onderling overleg nader worden vastgesteld. Als uitgangspunt wordt een vergaderfrequentie van een maal per maand gehanteerd. Het NIBRA zal verzocht worden om een voorzitter voor deze werkgroep te leveren. Tevens zal het NIBRA worden verzocht het secretariaat te voeren. Onder dit laatste wordt verstaan het versturen van uitnodigingen, het maken van verslagen en het in samenspraak met de werkgroep opstellen van het eind rapport. De kosten zullen op fifty-fifty basis worden verdeeld tussen GWA en Brandweer 6. Planning Het eindrapport dient, voorzien van voorstellen, in het najaar van 2002 te zijn afgerond en aangeboden te worden aan de opdrachtgevers, mw. C.M. van de Wiel en de heer C te Boekhorst. 80

81 Bijlage 2 Uitruk- en inzetprocedures Uitruk- en inzetprocedure brandweer gemeente Amsterdam Moderne bebouwing Bij brand in een woning rukken in Amsterdam standaard twee tankautospuiten en één autoladder uit. Het eerste voertuig staat binnen zes minuten voor de deur en het laatste voertuig na circa acht minuten. In moderne bebouwing (conform het bouwbesluit) zal de brand beperkt blijven tot het brandcompartiment en slechts bij uitzondering uitbreiden naar de gehele of bovengelegen verdieping. Benodigde hoeveelheid water bij dit scenario is twee stralen lage druk (500 l/min) en één waterkanon via de ladder (1500 l/min). Totaal 2000 l/min hetgeen overeenkomt met 120 m 3 /uur. In het huidige beleid van de gemeente Amsterdam wordt deze gehele hoeveelheid geleverd door de primaire bluswatervoorziening. Oude bebouwing Bij deze bebouwing rukken standaard twee tankautospuiten en twee autoladders uit. Een typische brand in dit type woningen is brand op de tweede en derde verdieping met een mogelijke uitbreiding naar de vierde verdieping. Benodigde hoeveelheid water is vier stralen lage druk (1000 l/min) en een waterkanon (1500 l/min). Totaal 2500 l/min hetgeen overeenkomt met 150 m 3 /uur. In het huidige beleid van de gemeente Amsterdam wordt het grootste deel van deze hoeveelheid (120 m 3 /uur voor twee stralen lage druk en een waterkanon) geleverd door de primaire bluswatervoorziening. De overige 30 m 3 /uur moeten van een secundaire waterwinning komen. 81

82 Bijlage 3 Randvoorwaarden bebouwing Landelijk standpunt In NVBR 2003 is aangegeven dat onder een aantal voorwaarden het uitgangspunt van een bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h verlaagd mag worden tot een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h. De randvoorwaarden behorende bij een bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h zijn de volgende: nieuwbouw conform bouwbesluit geen buitengewone risicofactoren gebruik conform gebruiksgegevens goede handhaving organisatie BHV op orde etc. De redenen om een bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h te verlangen zijn de volgende: veel personen gevaarlijke stoffen andere risicofactoren Standpunt RBAO Voor de situatie in RBAO zijn deze randvoorwaarden als volgt nader gespecificeerd: Bluswatercapaciteit van 30 m 3 /h: nieuwbouw conform bouwbesluit geen gebruiksvergunning nodig 47 Bluswatercapaciteit van 60 m 3 /h: de grotere en/of complexere gebruiksvergunningplichtige objecten complexe gebouwen (parkeergarages, winkelcentra e.d.) 48 prostitutiebedrijven kinderdagverblijven. 47 In bijlage 3a zijn ter informatie de bepalingen uit de Amsterdamse Bouwverordening en de Amsterdamse Brandbeveiligingsverordening m.b.t. gebruiksvergunningen opgenomen. 48 Onder een complex gebouw wordt in dit verband verstaan een gebouw waarin het vanuit oogpunt van brandweerinzet gevaarlijk is om op te treden 82

83 Bijlage 3a Gebruiksvergunningen In de gemeentelijke Bouwverordening zijn regels gesteld met betrekking tot de brandveiligheid van gebouwen. In de Gebruiksverordening en de Brandbeveiligingsverordening zijn soortgelijke regels opgenomen met betrekking tot objecten, niet zijnde gebouwen (bijvoorbeeld woonboten). In beide verordeningen wordt voor bepaalde risicovolle objecten een gebruiksvergunning verplicht gesteld. De gemeente kan middels de gebruiksvergunning voorwaarden stellen aan het brandveilig gebruik van een object. In de bouwverordening respectievelijk brandbeveiligingsverordening is aangegeven in welke gevallen een gebruiksvergunning nodig is. Ter illustratie zijn de betreffende artikelen van de verordeningen van de gemeente Amsterdam hierna integraal overgenomen. Bouwverordening Amsterdam 1993 Hoofdstuk 6. Brandveilig gebruik Paragraaf 1. Gebruiksvergunning Art Vergunning gebruik bouwwerk 1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van Burgemeester en wethouders een gebouw in gebruik te hebben of te houden waarin: a. meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn, anders dan in een één- of meergezinshuis; b. bedrijfsmatig de in de Regeling Bouwbesluit materialen bedoelde brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen zullen worden opgeslagen; c. aan meer dan vier personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; d. vervallen; e. aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft f. aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf zal worden verschaft, anders dan een huishouden per woning. Gebruiksverordening Amsterdam 1993 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 1.1 De hoofdstukken 6 en 6A en paragraaf 1 van hoofdstuk 7 van de Bouwverordening Amsterdam 1993 zijn van overeenkomstige toepassing op inrichtingen en lokaliteiten, zijnde voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen, voor zover daarop de Woningwet en de Bouwverordening Amsterdam 1993 niet van toepassing zijn, en voor zover niet in strijd met enigerlei voor bepaalde van de hier bedoelde inrichtingen of lokaliteiten toepasselijke wet of verordening. 83

84 Brandbeveiligingsverordening Amsterdam 1995 Hoofdstuk 2. Brandveilig gebruik Paragraaf 1.Vergunning Art Vergunning gebruik inrichting 1. Het is verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een inrichting in gebruik te hebben of te houden waarin: a. meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn; b. bedrijfsmatig de in art bedoelde stoffen zullen worden opgeslagen; c. aan meer dan vier personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; d. aan personen in het kader van de Wet op de bejaardenoorden huisvesting zal worden verschaft; e. aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft; f. aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf zal worden verschaft. Art Verbod stoffen aanwezig te hebben 1. Het is verboden, stoffen als bedoeld in artikel 4 van de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid in, op of nabij een inrichting aanwezig te hebben. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. het voorhanden hebben voor huishoudelijke en al het andere niet bedrijfsmatige gebruik van de in het eerste lid bedoelde stoffen, indien dit de in paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening Amsterdam 1993 aangegeven maximumhoeveelheden niet overschrijdt b. het voorhanden hebben van de in het eerste lid bedoelde stoffen in een inrichting waarvoor een vergunning overeenkomstig artikel is verleend; c. de brandstof in het reservoir bij een verbrandingsmotor; d. de brandstof in een verlichtings- verwarmings- of een ander warmteontwikkelend toestel. 3. Bij het bepalen van de hoeveelheden als bedoeld in het tweede lid, onder a, worden de inhoudsmaten van vaatwerk dat gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof als bedoeld in dat lid, volledig meegerekend,. 84

85 Bijlage 4 Type brandkranen BLUSWATERVOORZIENING In onderstaand overzicht zijn de ondergrondse brandkranen op een aantal door de werkgroep vastgestelde aandachtspunten vergeleken en is hier een waardering aan toegekend. Vergelijking van ondergrondse en bovengrondse brandkranen Ondergrondse Waardering Bovengrondse Waardering brandkraan brandkraan Vindbaarheid niet gegarandeerd - - gegarandeerd +++ Bereikbaarheid niet gegarandeerd - gegarandeerd +++ (blokkade verkeer) Aansluittijd een halve minuut - in verhouding ++ langer nodig dan bij bovengronds 49 kort Kans op bevriezing aanwezig - aanwezig - Beschadiging door zeer kleine kans + kleine kans - verkeer Plaatsingsmogelijkheid geen beperkingen + in smalle straten - - Opbrengst Risico op vervuiling waterleidingnet Onderhoud voldoende (hoewel iets minder dan bovengrondse brandkraan) moeilijk + voldoende + reële kans - gering 50 + brandkraan weinig, ruimte eromheen meer + brandkraan in verhouding meer, ruimte eromheen minder Beïnvloeding gering + groot - straatbeeld Kosten in verhouding laag + 3 tot 4 x zo duur als ondergronds zeer belangrijk voordeel ++ belangrijk voordeel + voordeel _ nadeel belangrijk nadeel _ zeer belangrijk nadeel 49 Mantel Alle BBK's zijn voorzien van een beveiliging tegen terugstromen, bij nieuwe OBK's is deze beveiliging inmiddels ook aangebracht. 85

86 Bijlage 5 Praktijkproef aflegsysteem gemeente Amsterdam Datum proef: 14 augustus 2003 Binnen het project Bluswatervoorziening Brandweer Amsterdam en Omstreken, een project tussen Brandweer Amsterdam en Waterleidingbedrijf Amsterdam, onder leiding van het Nibra, is een aantal vragen gerezen m.b.t. het aflegsysteem. Voor het project is het belangrijk om te weten hoe lang het duurt om af te leggen op een bovengrondse brandkraan, op een ondergrondse brandkraan, hoe lang het duurt om een slang van 20 meter lengte uit te rollen en aan te koppelen, hoe snel er water op de straalpijp kan staan, etc. In het kader hiervan, heeft de bezetting van Kazerne Rudolf van Brandweer Amsterdam op donderdag 14 augustus meegewerkt aan een praktijkproef, om dit soort gegevens te achterhalen. Kanttekeningen bij de uitvoering van de proef Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het bij deze praktijkproef niet om een wetenschappelijk verantwoorde praktijkproef ging. De resultaten mogen dan ook alleen als grove indicatie worden gebruikt. De gebruikte observanten hebben nauwelijks of geen ervaring met het klokken van taken, de proeven hebben slechts één keer plaatsgevonden, en er zijn een aantal redenen waarom de geconstateerde tijden tijdens een proef sterk zullen afwijken van de praktijk: Ten eerste is de vindtijd van de brandkraan niet meegerekend. Ten tweede heb je in de praktijk heb je te maken met echte brand. Dit kan van invloed zijn op de snelheid van het afleggen. Iedereen heeft zeer gemotiveerd meegewerkt tijdens de praktijkproef, maar het blijft een koude situatie. Daarnaast kan de ene ploeg kan sowieso sneller zijn dan de andere, bijvoorbeeld door een verschil in mate van ervaring van de bezetting. Ook spelen weersomstandigheden en tijdstip van de dag een rol bij de snelheid van opbouwen van de waterwinning. Tenslotte heeft men bij een echte situatie vaak ook ademlucht op. Dit levert een beperkende factor op. Het is tijdens de proef zo warm, dat er zonder ademlucht wordt gewerkt. De praktijkproef Voor de praktijkproef waren twee brandkranen uitgezocht. De eerste brandkraan was een BBK nieuw model op een 110 mm leiding. De tweede brandkraan was een OBK nieuw model op het uiteinde van een afgetakte 75 mm leiding. De volgende proeven werden uitgevoerd: Proef 1: Aansluiten op BBK, met 20 meter parallel afleggen tussen BBK en TS 40 meter lage druk afleggen vanaf TS naar denkbeeldige vuurhaard (horizontaal) Proef 2: Aansluiten op OBK, met 40 meter parallel afleggen tussen OBK en TS 60 meter lage druk afleggen vanaf TS naar denkbeeldige vuurhaard (horizontaal) 86

87 Proef 3: Alleen slangen afleggen over 80 meter (horizontaal). We meten hoe lang het duurt voordat er water op de straalpijp staat. De waterwinning tussen de OBK en de TS is al wel opgebouwd, maar nog niet gevuld. Proef 4: Proberen de slangen plat te zuigen, door meer water af te nemen dan dat er uit de brandkraan komt (bij afleggen op OBK), of door meer slangen af te leggen tussen OBK en TS. Bij het uitvoeren van de proeven werd gewerkt volgens het landelijke aflegsysteem. De ploegen hielpen elkaar niet in het geval ze eerder klaar waren met de aan hun opgedragen taken. Tijdens elke proef werden de waterploeg, de aanvalsploeg en de chauffeur/pompbediener elk door een observator geklokt. Er werd naar gestreefd om zoveel mogelijk handelingen te klokken. Resultaten van de praktijkproeven Zoals in de onderstaande tabellen te zien is, bleek het erg moeilijk te zijn om goed te klokken. Met name de afzonderlijke handelingen zijn moeilijk te registreren. Elke brandwacht heeft toch zijn eigen methode van werken (de een koppelt de slangen meteen aan elkaar voordat hij ze uitgooit, de andere doet dat pas nadat hij de slangen heeft uitgegooid, etc.) en de tijdsspanne is soms te kort om de stopwatch op tijd in te drukken. Daar komt bij dat de observatoren nauwelijks of geen ervaring hadden met dit soort metingen. In het geval er rare of tegenstrijdige resultaten geconstateerd werden, zijn deze met een streepje weergegeven. Verder is het natuurlijk zo dat indien van een bepaalde handeling geen tijd genoteerd is, dat van de daarop volgende handeling niet berekend kan worden hoeveel tijd dat onderdeel afzonderlijk heeft gekost. In die gevallen staat er achter de tijd een vraagteken. 87

88 Tabel 1 Resultaten van proef 1 Afleggen op BBK, met 20 meter tussen BBK en TS En 40 meter lage druk afgelegd vanaf het blusvoertuig. Ploeg Taak Duur, dit onderdeel Duur, cumulatief Waterploeg Verzamelen benodigde materialen 0 min 25 sec 0 min 25 sec BBK klaarmaken voor gebruik 0 min 15 sec 0 min 40 sec Uitrollen 1 e slang van 20 meter 0 min 25 sec 1 min 05 sec Uitrollen 2 e slang van 20 meter - - Aankoppen slang op BBK 0 min 30 sec? 1 min 35 sec Aankoppelen slang op TS 0 min 45 sec 2 min 20 sec Evt. nalopen van de leiding - - Aanvalsploeg Verzamelen benodigde materialen 0 min 40 sec 0 min 40 sec Uitrollen 1 e slang van 20 meter - - Uitrollen 2 e slang van 20 meter 0 min 40 sec? 1 min 20 sec Aankoppelen 1 e slang - - Aankoppelen 2 e slang - - Aankoppelen straalpijp - - Evt. nalopen van de leiding - - Water op de straalpijp 2 min 20 sec? 3 min 40 sec Chauffeur / Uitgeven materialen - - pompbediener Klaarmaken van de pomp 1 min 10 sec? 1 min 10 sec Evt. uitrollen slang - - Aansluiten slangen op pompinlaat 1 min 35 sec? 2 min 45 sec Tijd tot water op de pomp 0 min 35 sec 3 min 20 sec Aansluiten slangen op afgiftepunt - - Water op straalpijp 0 min 20 sec? 3 min 40 sec 88

89 Tabel 2 Resultaten van proef 2 Afleggen op OBK, met 40 meter tussen OBK en TS En 60 meter lage druk afgelegd vanaf het blusvoertuig Ploeg Taak Duur, dit onderdeel Duur, cumulatief Opmerkingen Waterploeg Verzamelen benodigde materialen 0 min 40 sec 0 min 40 sec OBK klaarmaken voor gebruik 1 min 40 sec 2 min 20 sec Zand in de OBK Uitrollen 1 e slang van 20 meter 0 min 35 sec 2 min 55 sec Uitrollen 2 e slang van 20 meter 0 min 15 sec 3 min 10 sec Aankoppen slang op OBK 0 min 20 sec 3 min 30 sec Aankoppelen slang op TS 0 min 15 sec 3 min 45 sec Evt. nalopen van de leiding 0 min 15 sec 4 min 00 sec Aanvalsploeg Verzamelen benodigde materialen - - Uitrollen 1 e slang van 20 meter 0 min 50 sec? 0 min 50 sec Uitrollen 2 e slang van 20 meter 0 min 40 sec 1 min 30 sec Uitrollen 3 e slang van 20 meter 0 min 30 sec 2 min 00 sec Aankoppelen 1 e slang - - Aankoppelen 2 e slang - - Aankoppelen 3 e slang - - Aankoppelen straalpijp - - Evt. nalopen van de leiding - - Water op de straalpijp 2 min 30 sec? 4 min 30 sec Chauffeur / Uitgeven materialen - - pompbediener Klaarmaken van de pomp 1 min 00 sec? 1 min 00 sec Evt. uitrollen slang 2 min 30 sec 3 min 30 sec Aansluiten slangen op pompinlaat 0 min 05 sec 3 min 35 sec Tijd tot water op de pomp 0 min 40 sec 4 min 15 sec Aansluiten slangen op afgiftepunt - - Water op straalpijp 0 min 15 sec? 4 min 30 sec Tabel 3 Resultaten van proef 3 Slangen afleggen over 80 meter, horizontaal. Ploeg Taak Duur, dit onderdeel Duur, cumulatief Opmerkingen Uitrollen 1 e slang van 20 meter 0 min 20 sec 0 min 20 sec Bij dit onderdeel Uitrollen 2 e slang van 20 meter 1 min 00 sec 1 min 20 sec konden alle 3 de Uitrollen 3 e slang van 20 meter - - observatoren Uitrollen 4 e slang van 20 meter - - dezelfde Aankoppelen 1 e slang - - handelingen Aankoppelen 2 e slang - - klokken. Alleen de Aankoppelen 3 e slang - - overeenkomende Aankoppelen 4 e slang - - genoteerde tijden Aankoppelen straalpijp - - zijn in deze tabel Evt. nalopen van de leiding - - opgenomen. Water op de straalpijp 1 min 20 sec? 2 min 40 sec 89

90 Tabel 4 Resultaten van praktijkproef 4, het platzuigen van de slangen. Het bleek inderdaad mogelijk om de toevoerslangen, van de OBK naar de TS, plat te zuigen, door meer water af te nemen dan door de brandkraan geboden kon worden. Het was helaas echter moeilijk te kwalificeren, laat staan te kwantificeren, bij welke afname dit gebeurde en wat precies het effect was op de watervoorziening aan de straalpijp. Om deze reden is er in het rapport niet ingegaan op dit gedeelte van de praktijkproef. 90

91 Bijlage 6a Normatief brandverloop voor woningen Uit Brandbeveiligingsconcept woningen en woongebouwen Bzk, september

92 Bijlage 6b Normatief brandverloop voor woongebouwen Uit Brandbeveiligingsconcept woningen en woongebouwen, Bzk, september

Situering brandkranen

Situering brandkranen Brandkranen Met betrekking tot brandkranen is een aantal aspecten relevant: Type Situering Onderhoud Voordruk. Elk van deze aspecten zal hierna worden belicht. Type brandkranen Om bluswater af te kunnen

Nadere informatie

Gelderland-Zuid Nijnnegen. reg.nr.: BM/JJ^} procesverantw.:^^ 2 2 AUG 2013. clnr.;'>.iii'.: afycuaan: Onderwerp Bestemmingspian Stadsbrug -1 -

Gelderland-Zuid Nijnnegen. reg.nr.: BM/JJ^} procesverantw.:^^ 2 2 AUG 2013. clnr.;'>.iii'.: afycuaan: Onderwerp Bestemmingspian Stadsbrug -1 - Nijnnegen reg.nr.: BM/JJ^} procesverantw.:^^ Gemeente Afdeling Stadsontwikkeling T.a.v. dhr. MuntjeweriT PB9105 6500 HG NIJMEGEN clnr.;'>.iii'.: afycuaan: )MEN 2 2 AUG 2013 NIJME:GEN Prof. Bellefroidstraat

Nadere informatie

reg.nr.: /5-, 900e/5-.69 procesverantw.: o - 9 MAART 2015 Gerv,n class.nr.: afgedaan:

reg.nr.: /5-, 900e/5-.69 procesverantw.: o - 9 MAART 2015 Gerv,n class.nr.: afgedaan: BRANDWEER 4,) Gelderland-Zuid Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling T.a.v. dhr. Doove PB 9105 6500 HG NIJMEGEN reg.nr.: /5-, 900e/5-.69 procesverantw.: o - 9 MAART 2015 Gerv,n class.nr.: afgedaan:

Nadere informatie

Afwijken van dit advies? Kunt u het aan ons doorgeven als u besluit af te wijken van dit advies? Alvast hartelijk dank hiervoor.

Afwijken van dit advies? Kunt u het aan ons doorgeven als u besluit af te wijken van dit advies? Alvast hartelijk dank hiervoor. Gemeente Teylingen Afdeling Ruimte, Team Ruimtelijke Ontwikkelingen Mevrouw N. van Beek Postbus 149 2215 ZJ VOORHOUT Postadres Postbus 1123 2302 BC Leiden Telefoon (088) 246 5000 Fax (088) 246 5001 info@brandweer.vrhm.nl

Nadere informatie

0 MANGSTBEVESMING VERZONDEN. reg.nr.: t C) 41 0 procesverantw.: pg 70 INGEKOMEN. ciass.nr.: I afgbdrien:

0 MANGSTBEVESMING VERZONDEN. reg.nr.: t C) 41 0 procesverantw.: pg 70 INGEKOMEN. ciass.nr.: I afgbdrien: BLAHL Ihir E E R Gelderland-Zuid 0 MANGSTBEVESMING VERZONDEN Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling t.a.v. M. Muntjewerff Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum: Betreft:

Nadere informatie

Ik wil alle informatie over brandkranen. Wij hebben het voor u op een rij gezet

Ik wil alle informatie over brandkranen. Wij hebben het voor u op een rij gezet Ik wil alle informatie over brandkranen Wij hebben het voor u op een rij gezet De brandweer en PWN Een goede samenwerking tussen de brandweer en PWN is in het belang van alle gebruikers van het waterleidingnet.

Nadere informatie

Verordening Brandveiligheid en hulpverlening

Verordening Brandveiligheid en hulpverlening Raadsbesluit nummer : Rb2009/05 Onderwerp : Verordening Brandveiligheid en hulpverlening De raad der gemeente Hulst gelet op; 1. artikel 1, tweede lid en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, 2. artikel

Nadere informatie

eilieheidsreeio *^Gelderlancl-Zuid'^

eilieheidsreeio *^Gelderlancl-Zuid'^ BRANDWEER Gelderland-Zuid rea.ni. iu.ooo6bt 0 p

Nadere informatie

WATERWERKBLAD. BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen

WATERWERKBLAD. BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen WATERWERKBLAD BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen WB 4.5 DATUM: JUNI 2004 Auteursrechten voorbehouden Met betrekking tot brandblusinstallaties is in artikel 4.5 van NEN 1006 (AVWI- 2002) het volgende gesteld:

Nadere informatie

- het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen,

- het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen, VERORDENING BRANDVEILIGHEID EN HULPVERLENING BRANDWEER PARKSTAD LIMBURG 2005 Het Algemeen Bestuur van Brandweer Parkstad Limburg, gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van Brandweer Parkstad Limburg,

Nadere informatie

Project Bluswater. Spoor 2: Bluswateralternatieven DEFINITIEF. Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Versie 1.1, 15 juni 2006

Project Bluswater. Spoor 2: Bluswateralternatieven DEFINITIEF. Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Versie 1.1, 15 juni 2006 Project Bluswater Spoor 2: Bluswateralternatieven Versie 1.1, 15 juni 2006 DEFINITIEF Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland H. Gerhardstraat 10 1502 CK ZAANDAM Pagina 1 van 24 Versie 1.1, 15 juni 2006

Nadere informatie

Toekomst Bluswaterbeleid. Gerda J. Bouma, NVBR Projectgroep Bluswater

Toekomst Bluswaterbeleid. Gerda J. Bouma, NVBR Projectgroep Bluswater Toekomst Bluswaterbeleid Gerda J. Bouma, NVBR Projectgroep Bluswater Toekomst Bluswaterbeleid Toegelicht volgens de nieuwe handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid Nieuwe Handreiking: Bluswatervoorziening

Nadere informatie

Bestuurlijke notitie. 1. Inleiding

Bestuurlijke notitie. 1. Inleiding Bestuurlijke notitie Aan Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Kennemerland Van Lieke de Geus Onderwerp Notitie bluswatervoorziening Datum 19 mei 2015 1. Inleiding Op verzoek van Veiligheidsregio Kennemerland

Nadere informatie

Warmond. aanleveren. Wij adviseren u de aanvraag te laten aanpassen en deze opnieuw ter beoordeling aan Brandweer Hollands Midden aan te bieden

Warmond. aanleveren. Wij adviseren u de aanvraag te laten aanpassen en deze opnieuw ter beoordeling aan Brandweer Hollands Midden aan te bieden Gemeente Teylingen Mevrouw J. Braam Postbus 149 2215 ZJ VOORHOUT Postadres Postbus 1123 2302 BC Leiden Telefoon (088) 246 5000 Fax (088) 246 5001 info@brandweer.vrhm.nl www.brandweer.nl/hollandsmidden

Nadere informatie

datum 17 maart 2015 project Aviko Steenderen brandveiligheid vestiging Arnhem uw kenmerk - versie 001

datum 17 maart 2015 project Aviko Steenderen brandveiligheid vestiging Arnhem uw kenmerk - versie 001 datum 17 maart 2015 project Aviko Steenderen brandveiligheid vestiging Arnhem betreft uw kenmerk - verwerkt door OL BR ons kenmerk F.2014.0682.03.N001 versie 001 contactpersoon ing. P.A. (Patries) Robijn

Nadere informatie

Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet

Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet Organisatie: Vewin Postbus 1019 2280 CA Rijswijk Auteurs - Treur (Waternet), De Veer (PWN),

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005

Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005 CVDR Officiële uitgave van Heerlen. Nr. CVDR10487_1 12 juli 2016 Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005 Artikel 1 Definities 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Brandkranen. Kaders en richtlijnen

Brandkranen. Kaders en richtlijnen Brandkranen Kaders en richtlijnen Dit document beschrijft het beleid van Dunea met betrekking tot brandkranen in bestaande en nieuwe leidingnetten. 2 Inhoud 1 Aanleg brandkranen 4 1.1 Drinkwaterlevering

Nadere informatie

NOTA RICHTLIJNEN T.A.V. BLUSWATER VOORZIENING

NOTA RICHTLIJNEN T.A.V. BLUSWATER VOORZIENING NOTA RICHTLIJNEN T.A.V. BLUSWATER VOORZIENING januari 2001 TROPA Pro-actie en bluswatervoorziening blz. 1 Inhoud Voorwoord 1 Inleiding 2 De richtlijnen ten aanzien van bluswatervoorzieningen 4 Achtergronden

Nadere informatie

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening (Behorende bij bestuursafspraken gemeente Beverwijk met de Veiligheidsregio Kennemerland i.o.*) * De Veiligheidsregio Kennemerland

Nadere informatie

BESLUIT BRANDWEERZORG EN RAMPENBESTRIJDING 2005

BESLUIT BRANDWEERZORG EN RAMPENBESTRIJDING 2005 RIS129203_04-JUL-2005 Gemeente Den Haag Ons kenmerk BRW/2005.34 RIS 129203 BESLUIT BRANDWEERZORG EN RAMPENBESTRIJDING 2005 Het college van burgemeester en wethouders, Gelet op: artikel 1, tweede lid, artikel

Nadere informatie

Alternatieven voor primaire bluswatervoorziening. Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding

Alternatieven voor primaire bluswatervoorziening. Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Alternatieven voor primaire bluswatervoorziening Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Alternatieven voor primaire bluswatervoorziening Datum: december 2009 NVBR (Nederlandse Vereniging

Nadere informatie

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 januari 2004

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 januari 2004 No: 5.4/260204 Onderwerp: Verordening brandveiligheid en hulpverlening De Raad van de gemeente Noordenveld; - gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de brandweerwet 1985 - gelet op artikel 8,

Nadere informatie

BEOORDELING EXTERNE VEILIGHEID. Plan nieuwbouw school Plein. Gemeente Kerkrade

BEOORDELING EXTERNE VEILIGHEID. Plan nieuwbouw school Plein. Gemeente Kerkrade BEOORDELING EXTERNE VEILIGHEID Plan nieuwbouw school Plein Gemeente Kerkrade Afdeling Milieu en Bouwen Gemeente Kerkrade 13 juli 2009 versie 2 Beoordeling Externe Veiligheid bestemmingsplan school Plein

Nadere informatie

GEMEENTE ONDERBANKEN

GEMEENTE ONDERBANKEN RAADSVOORSTEL GEMEENTE ONDERBANKEN Onderwerp: bluswatervoorzieningen Gemeentebladnummer :2013/19 Behandelend ambtenaar : LEMANS, PATRICK Agendapunt : Portefeuille : ALGEMENE ZAKEN EN PARKSTAD Registratienummer

Nadere informatie

Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening gemeente

Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening gemeente gemeente Eindhoven Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer Raadsnummer 03.R499.OOI Inboeknummer osbooo4s4 Beslisdatum BikW xo juni soos Dossiernummer a24.75i Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening

Nadere informatie

Raadsbijlage Voorstel tot het vaststellen van de Verordening brandveiligheid

Raadsbijlage Voorstel tot het vaststellen van de Verordening brandveiligheid gemeente Eindhoven Dienst Brandweer en Rampenbestrijding Raadsbijlage nummer xa Inboeknummer oxroox64r Beslisdatum Blkw 22 januari 2002 Dossiernummer 204.104 Raadsbijlage Voorstel tot het vaststellen van

Nadere informatie

Zundertse Regelgeving

Zundertse Regelgeving Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Rubriek: Openbare orde en veiligheid Naam regeling: Beleidsregels meerjarige evenementenvergunningen gemeente Zundert Citeertitel: Beleidsregels meerjarige

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Brandweer Parkstad-Limburg voor de gemeente Nuth 2006

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Brandweer Parkstad-Limburg voor de gemeente Nuth 2006 CVDR Officiële uitgave van Nuth. Nr. CVDR54254_2 4 oktober 2016 Verordening brandveiligheid en hulpverlening Brandweer Parkstad-Limburg voor de gemeente Nuth 2006 Ongestructureerd artikel Gem. reg. nr.

Nadere informatie

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken d.d

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken d.d GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Onderbanken. Nr. 6943 21 januari 2016 Bluswaterbeleid Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken d.d. 01.12.2015 Openbare bekendmaking

Nadere informatie

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding CVDR Officiële uitgave van Leek. Nr. CVDR54284_1 1 juni 2016 Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding De raad van de gemeente Leek; gelet op: - artikel 1, tweede lid, artikel 12

Nadere informatie

Toestemming tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord

Toestemming tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord Datum: 25-6-13 Onderwerp Toestemming tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord Status Besluitvormend Voorstel Het college toestemming te verlenen tot het wijzigen

Nadere informatie

Verordening betreffende de organisatie, het beheer en de taak van de

Verordening betreffende de organisatie, het beheer en de taak van de Verordening betreffende de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Dordrecht Officiële naam regeling

Nadere informatie

Gezamenlijk realiseren toekomstbestendige bluswatervoorziening

Gezamenlijk realiseren toekomstbestendige bluswatervoorziening Implementatieplan op hoofdlijnen Gezamenlijk realiseren toekomstbestendige bluswatervoorziening Datum: 16 oktober 2018 Versie: 1.1 (planning in lijn gebracht met bestuurlijke besluitvorming) Auteurs Projectorganisatie

Nadere informatie

Beleidsnotitie Bluswatervoorziening. Brandweer Midden- en West-Brabant

Beleidsnotitie Bluswatervoorziening. Brandweer Midden- en West-Brabant Beleidsnotitie Bluswatervoorziening Brandweer Midden- en West-Brabant Afdeling Proactie Preventie Datum november 2007 Opsteller: C.P. Hagenaars, Veiligheidsconsultent Brandveiligheid Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2007, bijlage nr. : 24-2007;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2007, bijlage nr. : 24-2007; 07.0003314 De raad van de gemeente Son en Breugel; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2007, bijlage nr. : 24-2007; gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel

Nadere informatie

WATERWERKBLAD. BEREKENINGSGRONDSLAGEN Berekening en ontwerpcriteria

WATERWERKBLAD. BEREKENINGSGRONDSLAGEN Berekening en ontwerpcriteria Herziening van oktober 2011 WATERWERKBLAD BEREKENINGSGRONDSLAGEN Berekening en ontwerpcriteria WB 2.1 C DATUM: DEC 2015 Auteursrechten voorbehouden Voor betreffende tekst uit NEN 1006:2015 zie WB 2.1.

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Verordening brandveiligheid en hulpverlening Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de

Nadere informatie

VOORSTEL Wij stellen u voor om te besluiten tot aanwijzing van categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.

VOORSTEL Wij stellen u voor om te besluiten tot aanwijzing van categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen is vereist. Portefeuille: J.Ph. Engelvaart No. B13.001001 Dronten, 2 juli 2013 Aanwijzen van categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenken is vereist Aan de gemeenteraad VOORSTEL Wij stellen u

Nadere informatie

Nieuwe brandweervoertuigen voorzien van Druk Lucht Schuim systeem (DLS)

Nieuwe brandweervoertuigen voorzien van Druk Lucht Schuim systeem (DLS) Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 30 juni 2009 Registratienummer: 2009/28 Agendapunt nummer: 7 Onderwerp Nieuwe brandweervoertuigen voorzien van Druk Lucht

Nadere informatie

Risicoklasse-indeling van drinkwaterinstallaties

Risicoklasse-indeling van drinkwaterinstallaties Risicoklasse-indeling van drinkwaterinstallaties Beheerder document: Vewin-Platform Controle & Handhaving Vewin Postbus 90611 2509 LP Den Haag Datum: Augustus 2018 Versie: 3.4 Dit document is te vinden

Nadere informatie

Bloemendaal m.b.t. brandweerzorg, 14 mei 2015

Bloemendaal m.b.t. brandweerzorg, 14 mei 2015 Beleid Leden van de gemeenteraad t.a.v. de fractie van Hart voor Bloemendaal Datum : 30 juni 2015 Uw kenmerk : Ons kenmerk : 2015049096 Behandeld door : P. Eichhorn Doorkiesnummer : 023-5225565 Onderwerp

Nadere informatie

1. Het oplossen van juridische knelpunten in het bomenbeleidsplan; 2. Het oplossen van praktische knelpunten in het bomenbeleidsplan;

1. Het oplossen van juridische knelpunten in het bomenbeleidsplan; 2. Het oplossen van praktische knelpunten in het bomenbeleidsplan; Datum: 23-4-13 Onderwerp Aanpassing bomenbeleidsplan 2013 Status Besluitvormend Voorstel Het bomenbeleidsplan gewijzigd vast te stellen door het document aanpassingen bomenbeleidsplan 2013 (inclusief toelichting)

Nadere informatie

Themamiddag Kenniskring Kosten Calculator DW-sector. 21 november 2013

Themamiddag Kenniskring Kosten Calculator DW-sector. 21 november 2013 Themamiddag Kenniskring Kosten Calculator DW-sector 21 november 2013 Themamiddag Kenniskring Kosten Calculator DW-sector Leiding Renovatie www.kostenstandaard.nl 2 www.kostenstandaard.nl Kostencalculator

Nadere informatie

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus 1819 3000 BV Rotterdam

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus 1819 3000 BV Rotterdam ADVIES Registratienummer: 1302-1 Betreft: Parkeren onder galerij woongebouw Trefwoorden: Parkeren onder galerij, rookvrije vluchtroute, niet-besloten ruimte : Status: Definitief Beschrijving Het project

Nadere informatie

Beleidsplan Bluswatervoorziening 2011-2015 Brandweer Bergen

Beleidsplan Bluswatervoorziening 2011-2015 Brandweer Bergen Beleidsplan Bluswatervoorziening 2011-2015 Brandweer Bergen Auteur: Officier Pro-actie en Preventie, B.J. Dam 1. Samenvatting Om de brandweer de belangrijkste kerntaak, het blussen van branden, te kunnen

Nadere informatie

Controleresultaten legionellapreventie 2009. Cluster 3: Zorginstellingen. Datum 1 juni 2010 Status Definitief

Controleresultaten legionellapreventie 2009. Cluster 3: Zorginstellingen. Datum 1 juni 2010 Status Definitief Controleresultaten legionellapreventie 2009 Cluster 3: Zorginstellingen Datum 1 juni 2010 Status Definitief Colofon VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Schoon en Veilig Water Rijnstraat 8 Postbus

Nadere informatie

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden 33 Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 34 Veiligheidsregio Haaglanden HlMlIIlil

Nadere informatie

2. Advies commissie bezwaarschriften. 3. Uitspraak rechtbank Noord-Nederland. 4. Uittreksel bestemmingsplan Komplan Haren

2. Advies commissie bezwaarschriften. 3. Uitspraak rechtbank Noord-Nederland. 4. Uittreksel bestemmingsplan Komplan Haren Voorstel aan : Gemeenteraad van 29 juni 2015 Door tussenkomst van : Raadscommissie van 15 juni 2015 Nummer : 31 Onderwerp : Verklaring van geen bedenkingen voor het bouwplan Horecagelegenheid Vondellaan

Nadere informatie

Onderwerp: Advies inzake bestemmingsplan Perkpolder, eerste herziening

Onderwerp: Advies inzake bestemmingsplan Perkpolder, eerste herziening College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst Postbus 49 4560 AA Hulst Onderwerp: Advies inzake bestemmingsplan Perkpolder, eerste herziening Geacht college, Op 24 maart 2014 heeft u het

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Coevorden Officiële naam regeling Verordening brandveiligheid

Nadere informatie

De mogelijkheid van incourante bedrijfspercelen op te nemen in de Nota Grondbeleid met de prijsstellingen zoals genoemd in het voorstel.

De mogelijkheid van incourante bedrijfspercelen op te nemen in de Nota Grondbeleid met de prijsstellingen zoals genoemd in het voorstel. Raadsvoorstel Agenda nr.8 Onderwerp: Aanpassen Nota grondbeleid ten aanzien van incourante bedrijfspercelen Soort: Besluitvormend Opsteller: P. Engelvaart Portefeuillehouder: W. Hanssen Zaaknummer: SOM/2014/013597

Nadere informatie

Product descriptions. Project: Aanpak Camping Heerewaarden

Product descriptions. Project: Aanpak Camping Heerewaarden Project: Aanpak Camping Heerewaarden Bestandsnaam: Plan van aanpak Auteur: drs. H.M.W. Fenten 1/10 Samenvatting Doel Samenstelling Bronnen Onderdeel Uiterlijk en formaat Verantwoordelijke Kwaliteitscriteria

Nadere informatie

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico Notitie Project Projectnummer : 15-056 EV Betreft : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico Behandeld door : Linda Gelissen 1 Inleiding Aan de Beatrixlaan te Weert wordt een Kennis en Expertise

Nadere informatie

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN. 1. Inleiding

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN. 1. Inleiding NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN Gemeente Zeewolde, maart 2009 2 NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN 1. Inleiding Iedere bouwaanvraag moet op grond van de huidige bouwverordening, artikel 2.5.30, voorzien

Nadere informatie

Rapportage advies externe veiligheid

Rapportage advies externe veiligheid Rapportage advies externe veiligheid Ontwerp bestemmingsplan Gochsedijk Siebengewald Gemeente Bergen Adviesaanvrager: Gemeente Bergen Datum: 14 april 2016 Status: Opgesteld door: Collegiaal getoetst door:

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 1998; overwegende dat:

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 december 1998; overwegende dat: De raad van de gemeente Moerdijk; gelet op; - artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, - artikel 8, tweede lid, van de woningwet; - artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer

Nadere informatie

Beleidsnotitie. Bluswatervoorziening Zuid-Limburg

Beleidsnotitie. Bluswatervoorziening Zuid-Limburg Beleidsnotitie Bluswatervoorziening Zuid-Limburg Deze publicatie is een uitgave van de regionale projectgroep Bluswatervoorziening Zuid- Limburg. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg

Nadere informatie

De legionellacontrole van collectieve drinkwaterinstallaties in 2011 en 2012

De legionellacontrole van collectieve drinkwaterinstallaties in 2011 en 2012 De legionellacontrole van collectieve drinkwaterinstallaties in 2011 en 2012 Colofon Inspectie Leefomgeving en Transport Water, Bodem en Bouwen Graadt van Roggenweg 500 Utrecht Pagina 2 van 10 Colofon

Nadere informatie

Resultaten legionellapreventie Cluster 4: Hotels, bed&breakfasts, campings en jachthavens. Datum 1 juni 2010 Status Definitief

Resultaten legionellapreventie Cluster 4: Hotels, bed&breakfasts, campings en jachthavens. Datum 1 juni 2010 Status Definitief Resultaten legionellapreventie 2009 Cluster 4: Hotels, bed&breakfasts, campings en jachthavens Datum 1 juni 2010 Status Definitief Colofon VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Schoon en Veilig

Nadere informatie

In deze brief gaan we ten eerste in op de voorgeschiedenis van deze zaak, waarna we verder ingaan op de uitspraak van de Afdeling van 10 mei 2012.

In deze brief gaan we ten eerste in op de voorgeschiedenis van deze zaak, waarna we verder ingaan op de uitspraak van de Afdeling van 10 mei 2012. V G E M E E N T E V A L K E N S W A A R D de Hofnar 15 Postbus 10100 5550 GA Aan de raad van de gemeente Valkenswaard Valkenswaard Telefoon (040) 208 34 44 Telefax (040) 204 58 90 e-mail Kenmerk: 12uit03516

Nadere informatie

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen. : de heer R. Polman

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen. : de heer R. Polman Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F Opdrachtgever : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen Adviseur : Auteur : de heer R. Polman Projectnummer : Z-AD-2017-0411 Aantal pagina s : 9 exclusief

Nadere informatie

Op 10 april 2018 hebben wij uw verzoek om advies per ontvangen. Dit adviesverzoek betreft het bestemmingsplan Entree Archeon.

Op 10 april 2018 hebben wij uw verzoek om advies per  ontvangen. Dit adviesverzoek betreft het bestemmingsplan Entree Archeon. College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Alphen aan den Rijn De heer R. Noorhoff Postbus 13 2400 AA ALPHEN AAN DEN RIJN Postadres Postbus 1123 2302 BC Leiden advies@vrhm.nl www.vrhm.nl Verzenddatum:

Nadere informatie

Inleiding. Situering. De situering van het geplande asielzoekerscentrum is in onderstaande figuur weergegeven.

Inleiding. Situering. De situering van het geplande asielzoekerscentrum is in onderstaande figuur weergegeven. Notitie 2015.245.02-01: Beperkte verantwoording tijdelijk asielzoekerscentrum Jachthuisweg te Hardenberg Berg en Terblijt, 6 oktober 2015 1. Inleiding Men is voornemens een asielzoekerscentrum te vestigen

Nadere informatie

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN Gemeente Zeewolde, maart 2009 1 NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN 1. Inleiding Iedere bouwaanvraag moet op grond van de huidige bouwverordening, artikel 2.5.30, voorzien

Nadere informatie

aanvullende eisen stellen aan de bereikbaarheid, beheersbaarheid en bestrijding van de brand Bestrijding, beheersbaarheid, bereikbaarheid

aanvullende eisen stellen aan de bereikbaarheid, beheersbaarheid en bestrijding van de brand Bestrijding, beheersbaarheid, bereikbaarheid ADVIES Registratienummer: 1101 Betreft: Trefwoorden: : April 2011 Status: aanvullende eisen stellen aan de bereikbaarheid, beheersbaarheid en bestrijding van de brand Bestrijding, beheersbaarheid, bereikbaarheid

Nadere informatie

Onderstaand treft u, met opneming van uw inleiding, onzë antwoorden op uw vragen aan.

Onderstaand treft u, met opneming van uw inleiding, onzë antwoorden op uw vragen aan. Gemeenfê Ec lt. Susteren Aan dhr. MJM Wetemans Susterderpoort 5 6118 BD Nieuwstadt Nieuwe Markt 55, Echt Postbus 450, 6100 AL Echt Tel. 0475-478 478 infotaecht-susteren.nl www.echt-susteren.nl KvK 51651866

Nadere informatie

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren TOELICHTING op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren Inleiding Door de raad van de toenmalige gemeente Nederhorst den Berg, welke tegenwoordig

Nadere informatie

Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven

Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven Nummer : 09-04.2014 Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven Korte inhoud : De brandweerkazernes in Uithuizermeeden en Usquert voldoen al

Nadere informatie

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING (ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING Burgemeester en wethouders van Moerdijk hebben op 19 december 2013 een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning. Dossiernummer: 2011/16386 Omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders van Zundert zijn voornemens om overeenkomstig de besluitvormingsprocedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen

Nadere informatie

VERORDENING BRANDVEILIGHEID EN HULPVERLENING

VERORDENING BRANDVEILIGHEID EN HULPVERLENING CVDR Officiële uitgave van Hardenberg. Nr. CVDR2572_1 28 februari 2017 VERORDENING BRANDVEILIGHEID EN HULPVERLENING De raad van de gemeente Hardenberg; gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van

Nadere informatie

Controleresultaten Legionellapreventie Cluster 1: zwembaden en sauna's. Datum 25 september 2009 Status Definitief

Controleresultaten Legionellapreventie Cluster 1: zwembaden en sauna's. Datum 25 september 2009 Status Definitief Controleresultaten Legionellapreventie 2009 Cluster 1: zwembaden en sauna's Datum 25 september 2009 Status Definitief Colofon VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Schoon en Veilig water Rijnstraat

Nadere informatie

Budget voor uitvoeren amendement openstellen Duikeendtunnel

Budget voor uitvoeren amendement openstellen Duikeendtunnel Nieuwegein m Gemeenteraad % c r- - :. - -. r$ Q 2 013-302 Onderwerp Openstellen Duikeendtunnel Datum 13 september 2013 Raadsvoorstel Afdeling Portefeuillehouder A.J. Adfiani 1 Onderwerp Budget voor uitvoeren

Nadere informatie

WATERWERKBLAD. BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen. Met betrekking tot brandblusinstallaties is in artikel 4.5 van NEN 1006 (2015) het volgende gesteld:

WATERWERKBLAD. BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen. Met betrekking tot brandblusinstallaties is in artikel 4.5 van NEN 1006 (2015) het volgende gesteld: Herziening van juni 2004 WATERWERKBLAD BRANDBLUSINSTALLATIES Algemeen WB 4.5 DATUM: JAN 2018 Auteursrechten voorbehouden Met betrekking tot brandblusinstallaties is in artikel 4.5 van NEN 1006 (2015) het

Nadere informatie

Inventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005

Inventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005 Bijlage 2 Datum huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005 2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Belangrijkste conclusies 3 2 age 4 2.1 Algemene opmerking 4 3 Stand van zaken

Nadere informatie

Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen. Plan van aanpak

Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen. Plan van aanpak Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen Plan van aanpak 1 Aanleiding 3 2 Doelstelling en afbakening 4 3 Onderzoeksvragen 5 4 Onderzoeksaanpak 7 5 Toetsingskader 8 6 Communicatie 9 2 1 Op

Nadere informatie

Midden- en West-Bra. ingekomen

Midden- en West-Bra. ingekomen Midden- en West-Bra mui mi ii mi ii mui 12-0003374 Gemeente Waalwijk ingekomen Concern Brandweertaken Gemeente Waalwijk College van Burgemeester en Wethouders Postbus 10150 5140 GB Waalwijk Afdeling Risicobeheersing

Nadere informatie

VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN

VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN Droge blusleidingen in geweven trappenhuizen (wokkeltrappenhuizen) Jan Brekelmans Juli 2009 Versie: 14-07-2009-1 - INHOUD Blz. 1. Inleiding 3 2. Kenschetsing van de omstandigheden

Nadere informatie

Verantwoording groepsrisico

Verantwoording groepsrisico Verantwoording groepsrisico Bestemmingsplan Weijpoort 21 en 21a-c Status: Definitief Datum: 4 juli 2017 Kenmerk Omgevingsdienst Midden-Holland: 2017112780 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding...

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR77824_1. Verordening brandveiligheid en hulpverlening

CVDR. Nr. CVDR77824_1. Verordening brandveiligheid en hulpverlening CVDR Officiële uitgave van Losser. Nr. CVDR77824_1 8 november 2016 Verordening brandveiligheid en hulpverlening De raad van de gemeente Losser; gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet

Nadere informatie

VERIFICATIETIJD MELDKAMER BRANDWEER: VAN 1 MINUUT NAAR 1+2 MINUTEN. 16 mei Definitief. Notitie.

VERIFICATIETIJD MELDKAMER BRANDWEER: VAN 1 MINUUT NAAR 1+2 MINUTEN. 16 mei Definitief. Notitie. VERIFICATIETIJD MELDKAMER BRANDWEER: VAN 1 MINUUT NAAR 1+2 MINUTEN 16 mei 2017 Definitief Notitie www.brandweer.nl/gelderland-midden Verificatietijd meldkamer brandweer: van 1 minuut naar 1+2 minuten INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142)

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Geanonimiseerde versie Beleid & Regie 16 januari 2018 Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan

Nadere informatie

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga) Vergadering: 8 september 2009 Agendanummer: 7 Status: opiniërend Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, 0595-447753 E-mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad 1064828 Datum: 17 juni 2013 Behandeld door: mw. P. Weitjes-Evers/mw. S. Voorsluijs Afdeling/Team: Vergunningen, Toezicht en Handhaving / Vergunningen

Nadere informatie

TESTEN DIESELMOTOR GEDREVEN POMP aangesloten op DWL (Drinkwaterleiding) WERKGROEP DIESELMOTOREN

TESTEN DIESELMOTOR GEDREVEN POMP aangesloten op DWL (Drinkwaterleiding) WERKGROEP DIESELMOTOREN TESTEN DIESELMOTOR GEDREVEN POMP aangesloten op DWL (Drinkwaterleiding) WERKGROEP DIESELMOTOREN Versie 1.0 Dd 29 september 2010 WERKGROEPLEDEN: René Dirven Sjaak Blom Alex Zomer Gerben van Hal Wim Schoppers

Nadere informatie

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid Beleid bestaande bouw - beleidspakket Kwaliteit brandveiligheid 1 Voorwoord In dit rapport zijn de door het gemeentebestuur vastgestelde pakketten met de brandveiligheidseisen voor bestaande gebouwen weergegeven.

Nadere informatie

Datum Ons kenmerk Contactpersoon VH00/ Erik Boelaars

Datum Ons kenmerk Contactpersoon VH00/ Erik Boelaars Veiligheid De gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) Openingstijden= E-mail gemeente@nijmegen.n1 Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum Ons kenmerk Contactpersoon

Nadere informatie

Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status:

Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status: Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status: Definitief Beschrijving Voor de nieuwbouw van een bedrijfspand

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad, Onderwerp: Voorgestelde besluit: Inhoud:

Aan de gemeenteraad, Onderwerp: Voorgestelde besluit: Inhoud: Vergadering: 16 mei 2006 Agendanummer: 10 Status: bespreekstuk Behandelend ambtenaar H. Vlessert, 0595-447794 E-mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. H. Vlessert) Aan de gemeenteraad, Onderwerp: Aanleg van

Nadere informatie

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan.

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. Veiligheidszorg geeft invulling aan de HOE-vraag en is

Nadere informatie

Beschikking omgevingsvergunning uitgebreide procedure

Beschikking omgevingsvergunning uitgebreide procedure Beschikking omgevingsvergunning uitgebreide procedure Burgemeester en wethouders hebben op 22 november 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Van den Hoogenbouw b.v. voor het project:

Nadere informatie

Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet

Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet Richtlijn voor de indeling in risicoklassen van drinkwaterinstallaties die aangesloten zijn op het drinkwaternet Organisatie: Vewin Postbus 1019 2280 CA Rijswijk Auteurs - Treur (Waternet), De Veer (PWN),

Nadere informatie

VERVALLEN WB 4.5 BRANDBWSINSTALLATIES. genieeni WERKBLAD LEIDINGWATERINSTALLATIES VEWIN. (AVWI-2002) het vogende gesteld:

VERVALLEN WB 4.5 BRANDBWSINSTALLATIES. genieeni WERKBLAD LEIDINGWATERINSTALLATIES VEWIN. (AVWI-2002) het vogende gesteld: aanges/oten. 4.5. 1 Uitvoeringen d combina ties van de onder b) en c) aangegeven uitvoeringen. warden gemaakt; 4.5.2 Aansluitingen /eidingwaterinsta/la tie; /eidingwaterinstallatie; (AVWI-2002) het vogende

Nadere informatie

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: 2653. Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: 2653. Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V. Rioleringsplan Plan Mölnbekke te Ootmarsum Projectnummer: 2653 Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V. Postbus 66 7630 AB Ootmarsum Status Concept Opgesteld door: Dhr. H.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 19 van de Gaswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 19 van de Gaswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT. Nummer 103628/32 Betreft zaak: geschil Nuon Power Generation B.V. vs. Gas Transport Services B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Leges: bouwactiviteiten : 6.291,00 buitenplanse afwijking (bouw/aanleg) Wabo art 2.12 lid 1 onder a 3o : 4.917,00

Leges: bouwactiviteiten : 6.291,00 buitenplanse afwijking (bouw/aanleg) Wabo art 2.12 lid 1 onder a 3o : 4.917,00 ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING (Wabo artikel 2.1) Dossiernummer: VROM/HZ_WABO-2014-0257 Burgemeester en wethouders van de gemeente Someren Datum gezien de aanvraag van : Twan Kusters Holding B.V. vertegenwoordigd

Nadere informatie

Raadsbijlage Voorstel inzake duurzame ontwikkeling in Eindhoven

Raadsbijlage Voorstel inzake duurzame ontwikkeling in Eindhoven Milieudienst Regio Eindhoven Milieudienst Regio Eindhoven Raadsbijlage nummer 60 Inboeknummer 01X007818 Beslisdatum BTW 3 april 2001 Dossiernummer 114.308 Raadsbijlage Voorstel inzake duurzame ontwikkeling

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK V E R G A D E R D A T U M S E C T O R / A F D E L I N G 16 december 2010 Waterketen / BWK S T U K D A T U M N A A M S T E L L E R 2 december 2010 A.C. de Ridder ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT 8 Voorstel

Nadere informatie