... Voorschriften vrs

Transcriptie

1 Voorschriften vrs

2 Inhoudsopgave Algemene bepalingen 1 Artikel 1 Begripsbepalingen 1 Artikel 2 Wijze van meten 1 Bestemmingsbepalingen 1 Artikel 3 Woondoeleinden 1 Artikel 4 Bijzondere Woondoeleinden 1 Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden 1 Artikel 6 Agrarische doeleinden 1 Artikel 7 Maatschappelijke doeleinden 1 Artikel 8 Centrumvoorzieningen 1 Artikel 9 Horeca 1 Artikel 10 Sportvoorzieningen 1 Artikel 11 Wegverkeer 1 Artikel 12 Verkeers- en verblijfsdoeleinden 1 Artikel 13 Groenvoorzieningen 1 Artikel 14 Gasleiding (dubbelbestemming) 1 Artikel 15 Straalpad (dubbelbestemming) 1 Artikel 16 Risicozone externe veiligheid (dubbelbestemming) 1 Artikel 17 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 1 Artikel 18 Bodembeschermingsgebied (dubbelbestemming) 1 Bijzondere bepalingen 1 Artikel 19 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening 1 Artikel 20 Algemene vrijstellingsbevoegdheden 1 Artikel 21 Wijzigingsbepalingen 1 Artikel 22 Overgangsbepalingen 1 Artikel 23 Procedurevoorschriften 1 Artikel 24 Dubbeltelbepaling 1 Artikel 25 Slotbepaling 1 Bijlage: Staat van bedrijven vrs

3 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. het plan: Het bestemmingsplan Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek van de gemeente Opmeer; b. de plankaart: De kaart met de bijbehorende verklaring, bestaande uit 7 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; c. aan-huis-verbonden beroep: Een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon of naar de aard daarmee gelijk te stellen functies en/of ruimten welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; d. bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. bedrijfswoning/dienstwoning: Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of het terrein; f. beperkt kwetsbaar object: Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; g. bestaand: bestaand bouwwerk Een bouwwerk, dat ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien vrs 3

4 krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; bestaand gebruik Het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod; h. bestemmingsgrens: Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; i. bestemmingsvlak: Een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming; j. bijgebouw: Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; k. bodemgebonden agrarisch bedrijf: Een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond; l. bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; m. bouwgrens: Een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn; n. bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; o. bouwvlak: Een op de plankaart door bouwgrenzen en/of verplichte gevellijn omsloten vlak; p. bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; vrs 4

5 q. detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; r. gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met dien verstande dat een carport steeds als een gebouw wordt aangemerkt; s. hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; t. horecabedrijf: Een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; u. indelingslijn: Een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoeringen en/of gebruik; v. kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; w. kwetsbaar object: Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen; x. peil: 1. Voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; vrs 5

6 2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; y. risicovolle inrichting: Een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; z. seksinrichting: Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; aa. voorgevelrooilijn: De op de plankaart aangegeven naar de weg gekeerde bouwgrens of verplichte gevellijn; bb. woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden vrs 6

7 Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a. afstand tot de bestemmingsgrens: de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens; b. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel; c. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen; d. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; e. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het hoogste punt van een bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend; f. grondoppervlak van een bouwwerk: tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van scheidsmuren; g. inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen; h. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren. Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw vrs 7

8 c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken aangeduid met stolp of met karakteristiek vrs 8

9 Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Woondoeleinden 1. Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "woondoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen, met uitzondering van de gronden aangeduid met "geen woningen toegestaan"; b. water, met dien verstande dat voor de inrichting van de gronden die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid, behoudens ondergeschikte aanpassingen, dient te worden uitgegaan van de bestaande inrichting met water; c. de ligplaats van één woonboot, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met ligplaats woonboot, met dien verstande dat de woonboot de bestaande maatvoering niet mag overschrijden; d. openbare nutsvoorzieningen, en tevens voor: e. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven onder categorie 1 en 2, dan wel bedrijven die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan aanwezig zijn, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met "bedrijf"; f. detailhandel, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangeduid met "detailhandel". In de bestemming zijn niet begrepen: - inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder; - seksinrichtingen; - risicovolle inrichtingen. Het oppervlak in gebruik voor de uitoefening van een aan-huisverbonden beroep bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijgebouwen gezamenlijk, met een absoluut maximum van 40 m². 2. Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, bedrijven en detailhandel gelden de volgende bepalingen: 1. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen een bouwvlak; vrs 9

10 2. hoofdgebouwen worden, voor zover op de plankaart een verplichte gevellijn is aangegeven, met de naar de weg gekeerde gevel in deze verplichte gevellijn gebouwd; 3. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 dan wel ten hoogste het op de plankaart aangegeven aantal; 4. de goothoogte en bouwhoogte bedragen: - voor de met "stolp" of met "karakteristiek" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte; - voor de op de plankaart aangegeven categorieën de volgende goot- en bouwhoogte: Categorie Goothoogte in m Bouwhoogte in m 0 3,5 8,5 1 4,0-1 plat - 4,0 2 6,5-2 plat - 6,5 3 10,0-3 plat - 10,0 5. de dakhelling bedraagt: - voor de met "stolp" of met "karakteristiek" aangeduide hoofdgebouwen de bestaande dakhelling; - voor de op de plankaart aangegeven categorieën het volgende minimale en maximale aantal graden; Categorie Minimale dakhelling Maximale dakhelling in in plat plat plat in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen, voor zover de hoofdgebouwen niet zijn aangeduid met stolp of met karakteristiek, erkers met een maximum diepte van 1,5 m, een maximum hoogte van 3 m en een maximum oppervlakte van 8 m² per woning gebouwd worden buiten het bouwvlak. b. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak dan wel op de gronden aangeduid met "te bebouwen erven" worden gebouwd; vrs 10

11 2. bij vrijstaande woningen mogen slechts aan één zijgevel bijgebouwen worden gebouwd; 3. met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van het bebouwingspercentage mag het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen niet meer dan 50 m² bedragen; 4. het bebouwingspercentage van de gronden, die op de plankaart zijn aangeduid met te bebouwen erven mag per bouwperceel ten hoogste 40% bedragen; 5. de goot- respectievelijk bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m en 5,5 m bedragen. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: - uitsluitend bouwwerken zoals bedoeld in artikel 43 van de Woningwet mogen worden gebouwd. 3. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a. de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op eigen terrein bij de in de bestemming toegestane detailhandel, bedrijven en aan-huis-verbonden beroepen; b. de plaats van bijgebouwen, indien bouwpercelen met twee of meer zijden aan een weg grenzen. De nadere eisen kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met "stolp" of met "karakteristiek" aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. 4. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 2, en toestaan dat gebouwd wordt achter de op de plankaart als verplichte gevellijn aangegeven bouwgrens; b. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 4 en 5, voor het afwijken van bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bij gebouwen aangeduid met karakteristiek of met stolp, indien handhaving van het gebouw vanwege de bouwtechnische staat redelijkerwijs vrs 11

12 niet mogelijk is, met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw de goothoogte ten hoogste 3,5 m, de bouwhoogte ten hoogste 8,5 m en de dakhelling tenminste 40 en ten hoogste 65 dient te bedragen; c. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 3 en 4 tot verhoging van het maximum oppervlak van bijgebouwen tot 70 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m²; d. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 5 tot een verhoging van de maximum bouwhoogte tot ten hoogste 6 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van het bijgebouw nooit meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd; e. het bepaalde in lid 2, sub c ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij gemeentelijke-, provinciale- en rijksmonumenten tot een bouwhoogte van 1 m indien gebouwd wordt voor de voorgevelrooilijn en voor het overige tot een bouwhoogte van 2 m. De vrijstellingen als bedoeld onder a tot en met e worden uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met stolp of met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld onder a tot en met e geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 5. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6. Vrijstelling van de gebruiksbepalingen a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 voor zover strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige vrs 12

13 gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. b. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 voor het geplaatst houden van ten hoogste 15 kampeermiddelen voor de periode van 15 maart tot en met 31 oktober per kalenderjaar, met dien verstande dat de vrijstellingsaanvraag voldoet aan het daartoe bepaalde in de Notitie Kampeerbeleid (vastgesteld door de raad van de gemeente Opmeer, d.d. 30 maart 2006). De vrijstelling als bedoeld onder b wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met stolp of met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld onder b geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 7. Voorschriften met betrekking tot het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: - het dempen, graven of verbreden van watergangen en waterpartijen die op de plankaart zijn aangeduid met "water". b. De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer. c. De sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat de waterbeherende instantie om advies is gevraagd, Bij een negatief advies van de waterbeherende instantie wordt de onder a bedoelde vergunning niet verleend vrs 13

14 8. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7, sub a wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten. 9. Wijzigingsbepalingen Splitsing stolp Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen in die zin dat binnen de bouwvlakken op de plankaart aangeduid met "stolp" het aantal woningen mag worden vergroot tot 2 met dien verstande dat: - de stolp uitsluitend zodanig mag worden gesplitst dat aan de openbare weg gelegen bouwpercelen ontstaan; - de regeling zoals opgenomen in artikel 3, lid 1 tot en met 8 voor het overige van toepassing blijft; - de splitsing noodzakelijk is ten behoeve van de instandhouding van de stolp; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 db(a) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 db(a) bedraagt; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de als stolp of karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing vrs 14

15 Artikel 4 Bijzondere Woondoeleinden 1. Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor bijzondere woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging; b. water, met dien verstande dat voor de inrichting van de gronden die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid, behoudens ondergeschikte aanpassingen, dient te worden uitgegaan van de bestaande inrichting met water. 2. Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen, uitgezonderd gebouwen met een gezamenlijke maximum oppervlakte van 50 m² en een maximum bouwhoogte van 3 m, worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte in meters; 3. er zijn geen dienstwoningen toegestaan. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. met uitzondering van terreinafscheidingen mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, waarbij voor de hoogte wordt aangesloten bij de ter plekke geldende maximale bouwhoogte voor gebouwen; 2. van terreinafscheidingen mag de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedragen. 3. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a. de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein; b. de plaats van gebouwen buiten het bouwvlak. De nadere eisen als bedoeld onder a en b kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op het voorkomen van een onevenredige vrs 15

16 aantasting van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de woonsituatie. 4. Gebruiksbepalingen Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 5. Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6. Voorschriften met betrekking tot het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: - het dempen, graven of verbreden van watergangen en waterpartijen die op de plankaart zijn aangeduid met "water". b. De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer. c. De sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat de waterbeherende instantie om advies is gevraagd, Bij een negatief advies van de waterbeherende instantie wordt de onder a bedoelde vergunning niet verleend. 7. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 en lid 6, sub a wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten vrs 16

17 Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden 1. Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "bedrijfsdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven die op het moment van de eerste tervisielegging van het plan aanwezig zijn; b. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat de gronden aangeduid met "1 bedrijf toegestaan" slechts één bedrijf is toegestaan; c. bedrijven die voor zover de gronden zijn aangeduid met: - I, zijn genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven onder de categorieën 1, 2 en 3 tot 50 meter; - II, zijn genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven onder de categorieën 1, 2 en 3 tot 100 meter; - III, zijn genoemd in de bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijven onder de categorieën 1, 2, 3 en 4 tot 200 meter; d. openbare nutsvoorzieningen; e. water, met dien verstande dat voor de inrichting van de gronden die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid, behoudens ondergeschikte aanpassingen, dient te worden uitgegaan van de bestaande inrichting met water. In de bestemming zijn niet begrepen: - seksinrichtingen; - risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de gronden aangeduid met "tankstation LPG"; - detailhandel, met uitzondering van de gronden aangeduid met "detailhandel"; - inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. 2. Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen een bouwvlak; 2. gebouwen worden, voor zover op de plankaart een verplichte gevellijn is aangegeven, met de naar de weg gekeerde gevel, in deze verplichte gevellijn gebouwd; 3. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; vrs 17

18 4. de goot- en bouwhoogte bedragen: - voor de met karakteristiek aangeduide bouwvlakken of delen van bouwvlakken de bestaande goot- en bouwhoogten; - voor zover op de plankaart aangegeven ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte in meters; 5. de dakhelling bedraagt: - voor de met karakteristiek aangeduide bouwvlakken of delen van bouwvlakken de bestaande dakhelling; - voor zover op de plankaart aangegeven ten minste de op de plankaart aangegeven dakhelling in graden. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. met uitzondering van terreinafscheidingen mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak, waarbij voor de bouwhoogte wordt aangesloten bij de ter plekke geldende maximale bouwhoogte voor gebouwen; 2. van terreinafscheidingen mag de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedragen. 3. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein. De nadere eisen kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. 4. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 3, indien handhaving van de bedrijfswoning vanwege de bouwtechnische staat redelijkerwijs niet mogelijk is, met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw de goot- en bouwhoogte ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte in meters dienen te vrs 18

19 bedragen en de dakhelling ten minste de op de plankaart aangegeven dakhelling in graden dient te bedragen; b. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 4 en 5, voor het afwijken van bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bij gebouwen aangeduid met karakteristiek, indien handhaving van het gebouw vanwege de bouwtechnische staat redelijkerwijs niet mogelijk is, met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw de goothoogte ten hoogste 3,5 m, de bouwhoogte ten hoogste 8,5 m en de dakhelling ten minste 40 en ten hoogste 65 dient te bedragen. De vrijstellingen als bedoeld onder a en b worden uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld onder a en b geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 5. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6. Vrijstelling van de gebruiksbepalingen a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 voor zover strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 voor de vestiging van bedrijven welke niet zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de voor de betreffende gronden toegelaten milieucategorieën, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd vrs 19

20 c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 ten behoeve van: 1. detailhandel in volumineuze goederen; 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke en milieuverstorende goederen; mits uit onderzoek is gebleken dat vanwege het ruimtebeslag of (verkeers-)overlast onmogelijk of ongewenst is de betreffende vestiging in te passen in de bestemmingen Woondoeleinden of Centrumvoorzieningen en voorafgaand aan de verlening van de vrijstelling een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is ontvangen. De vrijstellingen als bedoeld onder b en c worden uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld onder b en c geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 7. Voorschriften met betrekking tot het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: - het dempen, graven of verbreden van watergangen en waterpartijen die op de plankaart zijn aangeduid met "water". b. De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer. c. De sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat de waterbeherende instantie om advies is gevraagd, Bij een negatief advies van de waterbeherende instantie wordt de onder a bedoelde vergunning niet verleend vrs 20

21 8. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7, sub a wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten. 9. Wijzigingsbepalingen BIK/KOK a. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de met "wijzigingsgrens II" aangegeven lijn, in de bestemming "woondoeleinden" met dien verstande dat: - een woningdichtheid van tenminste 15 en ten hoogste 30 woningen per hectare wordt gerealiseerd; - het aantal te bouwen woningen past binnen de met de provincie overeengekomen woningbouwtaakstelling; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 db(a) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 db(a) bedraagt; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig is, op kosten van de aanvrager is zorggedragen voor een archeologisch onderzoek; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instantie in het kader van de watertoets; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit; - bij de projectie van woningen een afstand van tenminste 30 meter wordt aangehouden tot het perceel Van Roozendaalstraat 5; - voor de toelaatbare goothoogte, bouwhoogte en dakhelling aangesloten wordt bij de bebouwingscategorieën 1 en 2; - de woningen in verband met aanliggende bedrijven milieuhygiënisch inpasbaar zijn; vrs 21

22 - voor het overige de bepalingen van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn. Loos Transport Van Roozendaalstraat 4 en 6 b. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de met "wijzigingsgrens III" aangegeven lijn, ten behoeve van een andere indeling met bouwvlakken en een toename van het aantal dienstwoningen met dien verstande dat: - ten hoogste 1 dienstwoning per bedrijf is toegestaan; - het aantal te bouwen woningen past binnen de met de provincie overeengekomen woningbouwtaakstelling; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 db(a) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 db(a) bedraagt; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig is, op kosten van de aanvrager is zorggedragen voor een archeologisch onderzoek; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instanties in het kader van de watertoets; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit; - gebouwen op een afstand van tenminste 10 m van de bestemmingsgrens dienen te worden gerealiseerd; - de goothoogte ten hoogste 4 m dient te bedragen; - de dakhelling tenminste 30 en ten hoogste 65 dient te bedragen. c. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de met "wijzigingsgrens V" aangegeven lijn, in de bestemming "woondoeleinden" met dien verstande dat: - ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan; vrs 22

23 - het aantal te bouwen woningen past binnen de met de provincie overeengekomen woningbouwtaakstelling; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 db(a) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 db(a) bedraagt; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig is, op kosten van de aanvrager is zorggedragen voor een archeologisch onderzoek; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instanties in het kader van de watertoets; - de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit; - voor de toelaatbare goothoogte, bouwhoogte en dakhelling voor de te bouwen woningen aangesloten wordt bij de bebouwingscategorieën 1 en 2; - de woningen in verband met aanliggende bedrijven milieuhygiënisch inpasbaar zijn; - voor het overige de bepalingen van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn. De wijzigingsbevoegdheden als bedoeld onder a tot en met c worden uitsluitend toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; - het straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; de verschijningsvorm van de met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld onder a tot en met c is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing vrs 23

24 Artikel 6 Agrarische doeleinden 1. Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor "agrarische doeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarische cultuurgrond; b. bodemgebonden agrarische bedrijven; c. glastuinbouwbedrijven; d. water, met dien verstande dat voor de inrichting van de gronden die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid, behoudens ondergeschikte aanpassingen, dient te worden uitgegaan van de bestaande inrichting met water; e. landbouwontsluitingswegen; f. openbare nutsvoorzieningen. In de bestemming zijn risicovolle inrichtingen en mestopslag buiten het bouwvlak niet begrepen. 2. Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen een bouwvlak; 2. gebouwen worden, voorzover op de plankaart een verplichte gevellijn is aangegeven, met de naar de weg gekeerde gevel in deze verplichte gevellijn gebouwd; 3. het aantal dienstwoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 4. de oppervlakte ondersteunend glas mag, uitgezonderd de met glastuinbouwbedrijf aangeduide gronden, ten hoogste 2000 m² bedragen; 5. de goothoogte en bouwhoogte bedragen: - ten hoogste 5 m respectievelijk 8 m, dan wel ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte in meters; - voor de met "stolp" of met "karakteristiek" aangeduide bouwvlakken of delen van bouwvlakken de bestaande goot- en bouwhoogte; 6. de dakhelling bedraagt: - ten minste 12º dan wel ten minste de op de plankaart aangegeven dakhelling in graden; - voor de met "stolp" of met "karakteristiek" aangeduide bouwvlakken of delen van bouwvlakken de bestaande dakhelling; vrs 24

25 7. binnen een bouwvlak mag voor niet meer dan één bedrijf bebouwing worden opgericht, dan wel voor het bestaande aantal bedrijven indien dit aantal meer bedraagt. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de in lid 1 aangegeven doeleinden; 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt in het geval van: - sleufsilo s, ten hoogste 2 m; - erf- of terreinafscheidingen, ten hoogste 2 m; - hooitorens, voedersilo s, mestvergistingsinstallaties en kunstmestsilo s, ten hoogste 8 m dan wel de op de plankaart aangegeven hoogte; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bouwvlakken, ten hoogste 6 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de bouwvlakken, ten hoogste 2 m; 3. silo s, mestvergistingsinstallaties en hooitorens zijn uitsluitend binnen de bouwvlakken toegestaan. 3. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 2, en toestaan dat gebouwd wordt achter de op de plankaart als verplichte gevellijn aangegeven bouwgrens; b. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 3, indien handhaving van het de dienstwoning vanwege de bouwtechnische staat redelijkerwijs niet mogelijk is, met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw de goot- en bouwhoogte ten hoogste ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte in meters dan wel ten hoogste 5 m respectievelijk 8 m dienen te bedragen en de dakhelling ten minste de op de plankaart aangegeven dakhelling in graden, dan wel ten minste 12º dient te bedragen; c. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 5, voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte tot ten hoogste 6 m respectievelijk 12 m, uitsluitend voorzover de bouwvlakken of delen van bouwvlakken niet met "stolp" of "karakteristiek" zijn aangeduid; d. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 5 en 6, voor het afwijken van bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bij gebouwen vrs 25

26 aangeduid met karakteristiek of met stolp, indien handhaving van het gebouw vanwege de bouwtechnische staat redelijkerwijs niet mogelijk is, met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw de goothoogte ten hoogste 3,5 m, de bouwhoogte ten hoogste 8,5 m en de dakhelling tenminste 40 en ten hoogste 65 dient te bedragen; e. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 2 voor het bouwen van sleufsilo's met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; f. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 2 voor het bouwen van hooitorens, voedersilo's en kunstmestsilo's met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m; g. het bepaalde in lid 2, sub b onder 2 en 3 voor het bouwen van mestsilo s buiten het bouwvlak tot een hoogte van niet meer dan 6 m (exclusief afdekking) en tot een inhoud van niet meer dan 3000 m³ per bedrijf, indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is; h. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 2 en 3 voor het bouwen van sleufsilo s buiten het bouwvlak, met een oppervlakte van ten hoogste 750 m², mits de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is. De vrijstellingen als bedoeld onder a tot en met h worden uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van; - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; - het ruimtelijk beeld; - de verkeersveiligheid; - de verschijningsvorm van de met stolp of met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld onder a tot en met h geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 4. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving vrs 26

27 5. Vrijstelling van de gebruiksbepalingen a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4 indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4 voor mestopslag buiten het bouwvlak tot een omvang van 3000 m³ voor zover binnen het bouwvlak de opslag gelet op de milieuwetgeving niet mogelijk is en indien de bedrijfsorganisatorische noodzaak tot opslag van mest buiten het bouwvlak wordt aangetoond. c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4: 1. voor het bieden van logies en ontbijt in de bedrijfswoning, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, tot een maximum oppervlakte van 100 m², voor dit gebruik mag worden benut; 2. voor detailhandel in agrarische producten, met dien verstande dat ten hoogste 20 m² van de gebouwen, niet zijnde kassen, voor dit gebruik mag worden benut; 3. voor de verhuur van fietsen en kano's, met dien verstande dat ten hoogste 400 m² van de gebouwen, niet zijnde kassen, voor de opslag van fietsen en kano's ten behoeve van de verhuur mag worden benut; 4. voor de opslag van caravans, boten en naar aard daarmee gelijk te stellen goederen, met dien verstande dat ten hoogste 400 m² van de gebouwen, niet zijnde kassen, voor dit gebruik mag worden benut. d. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4 voor het geplaatst houden van ten hoogste 15 kampeermiddelen voor de periode van 15 maart tot en met 31 oktober per kalenderjaar, met dien verstande dat de vrijstellingsaanvraag voldoet aan het daartoe bepaalde in de Notitie Kampeerbeleid (vastgesteld door de raad van de gemeente Opmeer, d.d. 30 maart 2006). De vrijstellingen als bedoeld onder b tot en met d worden uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; - het ruimtelijk beeld; - de verkeersveiligheid; vrs 27

28 - de verschijningsvorm van de met stolp of met karakteristiek aangeduide gebouwen; - de woonsituatie. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld onder b tot en met d geldt de procedure zoals vervat in artikel 23 van deze voorschriften. 6. Voorschriften met betrekking tot het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanleggen van landbouwontsluitingswegen; 2. het dempen, graven of verbreden van watergangen en waterpartijen die op de plankaart zijn aangeduid met "water". b. De sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer. c. De sub a, onder 1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend in incidentele gevallen waarbij de bodemkundige, landschappelijke en ruimtelijke kenmerken van het gebied, zijnde het groene en open karakter, niet wezenlijk worden aangetast en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid. d. De sub a, onder 2 bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat de waterbeherende instantie om advies is gevraagd, Bij een negatief advies van de waterbeherende instantie wordt de sub a, onder 2 bedoelde vergunning niet verleend. 7. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 en lid 6, sub a wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten vrs 28

29 8. Wijzigingsbepaling Vergroten bouwvlak Vergroten oppervlakte ondersteunend glas a. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan in die zin wijzigen dat de oppervlakte van het bouwvlak als bedoeld in lid 2, sub a, onder 1 kan worden vergroot met dien verstande dat: - de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond; - de oppervlakte van glastuinbouwbedrijven ten hoogste 2 hectare en van overige agrarische bedrijven ten hoogste 1,5 hectare mag bedragen; - de diepte van een bouwvlak niet meer dan 200 m mag bedragen; - de afstand van een bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m dient te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt; - gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig is, op kosten van de aanvrager is zorggedragen voor een archeologisch onderzoek; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instantie in het kader van de watertoets. b. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan in die zin wijzigen dat de oppervlakte aan ondersteunend glas als bedoeld in lid 2, sub a, onder 4 kan worden vergroot, al dan niet in combinatie met het vergroten van het bouwvlak als bedoeld in lid 2, sub a, onder 1, tot een oppervlakte van ten hoogste 4000 m², met dien verstande dat: - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig is, op kosten van de aanvrager is zorggedragen voor een archeologisch onderzoek; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet vrs 29

30 en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend; - vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instantie in het kader van de watertoets. Huisvesting seizoensmedewerkers Naar 1 woning c. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen in die zin dat ten hoogste 150 m² van een bouwvlak per agrarisch bedrijf kan worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van seizoensmedewerkers, met dien verstande dat: - de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven; - de economische en bedrijfsmatige noodzaak voor de huisvesting van seizoensmedewerkers dient te zijn aangetoond; - seizoensmedewerkers binnen het ten hoogste toegestane aantal m² in de onderstaande onderkomens mogen verblijven: - een onderkomen gerealiseerd in een stacaravan of woonunit, met een maximum van 5 stacaravans of woonunits per bedrijf; - een onderkomen in bestaand bedrijfsgebouw al dan niet geïntegreerd bij de agrarische bedrijfswoning, niet zijnde kassen; - een onderkomen in een nieuw op te richten bedrijfsgebouw; - de onderkomens mogen worden gerealiseerd binnen een zone van 30 m gemeten vanaf de achtergevel van de agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat de afstand van onderkomens tot de perceelgrens ten minste 2,5 m dient te bedragen; - ten hoogste 30 seizoensmedewerkers per agrarisch bedrijf mogen worden gehuisvest; - Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaatsing van onderkomens ten opzichte van de agrarische bedrijfswoning en ten opzichte van de onderkomens onderling, met inachtneming van het gemeentelijk beleid inzake seizoensmedewerkers, zoals dat is vastgesteld op 15 november d. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming "woondoeleinden" ten behoeve van 1 woning, met dien verstande dat: vrs 30

31 - de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven; - de wijziging geen betrekking kan hebben op het hergebruik van kassen; - de wijziging alleen mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke; - de voormalige agrarische bebouwing slechts binnen een zone van 30 meter gemeten uit de naar de weg gekeerde gevel voor de woonfunctie mag worden benut; - ten hoogste 70 m² aan bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van bijgebouwen uitsluitend voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt. Naar 2 woningen e. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming "woondoeleinden" ten behoeve van 2 woningen, met dien verstande dat: - de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven; - de wijziging geen betrekking kan hebben op het hergebruik van kassen; - de wijziging alleen mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke; - de wijziging alleen kan plaatsvinden indien ten minste 1000 m² aan voormalige agrarische bebouwing, niet zijnde een met "karakteristiek" of met stolp aangeduide bedrijfswoning, kassen, mestopslagplaatsen, silo s, ketelhuizen, watertanks en waterbassins, wordt gesloopt; - de wijziging alleen kan plaatsvinden indien de nieuwe woning(en) op een verantwoorde wijze op de openbare weg kan (kunnen) worden gesitueerd; - het bouwvlak voor de te bouwen woning(en) ten hoogste 10 meter breed en ten hoogste 12 meter diep is; - de goothoogte van de te bouwen woning(en) ten hoogste 3,5 m bedraagt; - de bouwhoogte van de te bouwen woning(en) ten hoogste 8,5 m bedraagt; - de dakhelling van de te bouwen woning(en) niet minder dan 40 en niet meer dan 60 bedraagt; - ten hoogste 50 m² per woning aan bijgebouwen is toegestaan; - bijgebouwen ten minste 3 meter achter de naar de weggekeerde bouwgrens dienen te worden gebouwd; vrs 31