Microcoagulatiesysteem voor volbloed

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Microcoagulatiesysteem voor volbloed"

Transcriptie

1 Microcoagulatiesysteem voor volbloed Bedieningshandleiding Nederlands / Dutch INHOUDSOPGAVE BEOOGD GEBRUIK... 2 SAMENVATTING EN UITLEG... 2 PRINCIPES VAN DE WERKING... 3 BESCHRIJVING... 5 BELANGRIJKE LABELS EN SYMBOLEN SPECIFICATIES DE VOORBEREIDING VAN HET INSTRUMENT VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE ACCU HET INSTRUMENT STARTEN EEN TEST UITVOEREN KWALITEITSCONTROLE (QC) VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET GEBRUIK BEPERKINGEN RESULTATENBEHEER COMMUNICATIE MET EEN PC OF NETWERK CONFIGURATION MANAGER MASTER FILE MAINTENANCE (ONDERHOUD VAN STAMBESTAND) DE UTILITIES (HULPPROGRAMMA'S) VAN CONFIGURATION MANAGER PROBLEMEN OPLOSSEN SERVICE EN ONDERHOUD VEILIGHEIDSNORMEN INDEX Deze handleiding is een uitgave van Accriva Diagnostics, Inc. (Accriva) en is bedoeld voor gebruik met het Hemochron Signature Elite microcoagulatiesysteem voor volbloed. Met vragen of opmerkingen betreffende de inhoud van deze handleiding kunt u terecht op het adres achterin deze handleiding of bij uw vertegenwoordiger van de klantendienst. Hemochron en Hemochron Signature Elite zijn gedeponeerde handelsmerken van Accriva Diagnostics, Inc. in de Verenigde Staten en andere rechtsgebieden. ReportMaker, idms, Hemochron en Hemochron Signature Elite zijn handelsmerken van Accriva Diagnostics, Inc. in de hele wereld. Celite is een gedeponeerd handelsmerk van Celite Corporation. Microsoft en Windows gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation Het auteursrecht op dit document berust bij Accriva en dit document mag op geen enkele manier worden gekopieerd of verveelvoudigd zonder voorafgaande toestemming. Accriva behoudt zich het recht voor om in het kader van een voortdurend productontwikkelingsprogramma zonder voorafgaande kennisgeving technische verbeteringen aan te brengen in deze apparatuur en documentatie. 1

2 BEOOGD GEBRUIK Het Hemochron Signature Elite microcoagulatiesysteem voor volbloed is een accugevoed, in de hand te houdeninstrument voor het uitvoeren van individuele stollingstesten bij het 'point- of-care' (verzorgingspunt) op vers volbloed of citraatbloed. Deze testen omvatten: Activated Clotting Time (geactiveerde stollingstijd) (ACT+ en ACT-LR), Activated Partial Thromboplastin Time (Geactiveerde partiële tromboplastinetijd) (APTT en APTT citraat) en Prothrombin Time (protrombinetijd) (PT en PT citraat). Het systeem is bedoeld om uitsluitend te worden gebruikt met testcuvetten die bij de fabrikant verkrijgbaar zijn. Het instrument beschikt over ingebouwde capaciteiten voor gegevensbeheer. De mogelijkheid om maximaal 600 patiëntresultaten en maximaal 600 kwaliteitscontroleresultaten op te slaan, om verschillende niveaus van kwaliteitscontrole aan te geven, om testresultaten van een datum- en tijdstempel te voorzien, om een patiënt-id en/of operator-id of operator-pin in te voeren en om resultaten af te drukken. Hemochron Configuration Managersoftware wordt bijgeleverd. Deze software biedt de gebruiker de mogelijkheid om een pc op het instrument aan te sluiten en bewerkingen op het gebied van de systeemconfiguratie te verrichten met behulp van de snelle en gemakkelijke, op Microsoft Windows gebaseerde gebruikersinterface. Met de software Hemochron ReportMaker (apart verkrijgbaar) kan de gebruiker een pc op het instrument aansluiten en diverse functies op het gebied van gegevensbeheer en -rapportage verrichten. Voor in-vitro-diagnose. Voor professioneel gebruik. Alleen Rx. SAMENVATTING EN UITLEG De gebeurtenissen die tot de vorming van een bloedstolsel leiden, zijn theoretisch onder te verdelen in twee interactieve stollingscascades, die de intrinsieke en de extrinsieke stollingsroute worden genoemd. De stollingsfactoren waaruit deze stollingsroutes bestaan, worden aangeduid met de nummers I t/m V en VII t/m XIII. De intrinsieke stollingsroute begint met de door contact veroorzaakte activering van factor XII en resulteert dankzij de interactie van diverse stollingsfactoren in de conversie van oplosbaar fibrinogeen naar onoplosbare fibrinestrengen. De extrinsieke stollingsroute begint met de interactie tussen weefselfactor en factor VII. Bloedplaatjes zijn essentiële co-factoren in deze reactie en zorgen voor het fosfolipide-oppervlak waarop de stollingsreacties plaatsvinden. De testen Activated Clotting Time (geactiveerde stollingstijd) (ACT+ en ACT-LR), Activated Partial Thromboplastin Time (geactiveerde partiële tromboplastinetijd) (APTT en APTT citraat) en Prothrombin Time (protrombinetijd) (PT en PT citraat) zijn algemene stollingstesten, waarmee de functionaliteit van de stollingscascade kan worden gemeten. De ACT-test is de voorkeursmethode voor het monitoren van de heparinetherapie tijdens hartchirurgie en PCI-procedures. Tijdens de ACT wordt vers volbloed aan een activator (Celite, silica, kaolien of glaspartikels) toegevoegd; vervolgens wordt het stollingsproces getimed. De duur van de ACT na toediening van een bepaalde heparinedosis hangt mede van de gebruikte activator af. De Hemochron ACT+-test maakt gebruik van een mengsel van silica, kaolien en fosfolipiden als activator en is een snel en uiterst gevoelig alternatief voor bestaande ACT-testen. Deze test geeft een lineaire respons bij heparineconcentraties van 1,0 t/m 6,0 eenheden heparine per ml bloed en wordt niet beïnvloed door behandeling met hoge doses aprotinine. De Hemochron ACT-LR test gebruikt Celite als activator vanwege zijn uitstekende gevoeligheid voor heparine. Deze test geeft een lineaire respons bij heparineconcentraties tot 2,5 eenheden heparine per ml bloed. Deze test dient niet gebruikt te worden bij patiënten die met aprotinine worden behandeld. De Hemochron APTT-test meet de intrinsieke stollingsroute en omvat alle stollingsfactoren behalve factor VII en III (weefselfactor). De APTT-test is een verbetering op de PTT-test, doordat er bij de APTT gebruik wordt gemaakt van een bij contact activerende stof die de activering van 2

3 factor XII standaardiseert, wat resulteert in een preciezere en gevoeligere test voor het monitoren van lage doses heparine. De Hemochron APTT-test is geformuleerd om voor optimale gevoeligheid voor heparine te zorgen bij heparineconcentraties tot 1,5 eenheid heparine per ml bloed. De Hemochron APTT Citrate-test verricht dezelfde meting als de APTT-test, maar maakt gebruik van een gecitreerd volbloedmonster. De Hemochron PT-test meet de extrinsieke stollingsroute en is gevoelig voor de stollingsfactoren VII, X, V, II en fibrinogeen. De PT-resultaten kunnen abnormaal zijn bij patiënten met leverziekte of een tekort aan vitamine K. Deze test wordt veel gebruikt voor het monitoren van orale anticoagulantiatherapie. De PT-test is een zelfstandig testsysteem dat gebruik maakt van een uiterst gevoelige tromboplastine voor verbeterde specificiteit en gevoeligheid. De Hemochron PT Citraattest verricht dezelfde meting als de PT-test, maar maakt gebruik van een gecitreerd volbloedmonster. Opmerking: Hemochron Configuration Manager V3.0 of hoger is vereist en is bij het Hemochron Signature Elite-instrument geleverd. PRINCIPES VAN DE WERKING Het Hemochron Signature Elite microcoagulatiesysteem voor volbloed biedt een scala aan functies die de gebruiksvriendelijkheid en de betrouwbaarheid ten goede komen, zoals een gepatenteerd stolseldetectiesysteem, een module voor gegevensopslag, interfaces voor een laboratoriumcomputer en/of -printer, een overzichtelijk bedieningspaneel en een geïntegreerde barcodescanner. Het systeem meet de stoltijden van volbloed met behulp van disposable Hemochron -cuvetten, die voor eenmalig gebruik bedoeld zijn. Elke cuvet bevat alle reagentia die voor de betreffende test nodig zijn. Om de test uit te voeren, brengt de operator een cuvet in het instrument aan en voert vervolgens (indien gewenst) informatie over het monster of scant hij de informatie van een barcode met de integrale barcodescanner. Nadat de cuvet tot 37 C ± 1,0 C is opgewarmd, geeft het instrument met een pieptoon aan dat er een bloedmonster in de cuvet kan worden aangebracht en dat de test kan worden gestart. Vervolgens brengt de operator een druppel bloed in de monsteropening van de cuvet aan en drukt op de START-toets. Het instrument meet het vereiste bloedvolume af en brengt dit automatisch in het testkanaal van de cuvet aan, waar het met reagentia wordt vermengd. De rest van het bloedmonster, die niet nodig is voor de test, wordt automatisch uit de monsteropening in een apart afvalkanaal van de cuvet overgebracht. Na het mengen met het reagens wordt het monster op een vooraf vastgestelde snelheid in het testkanaal heen en weer bewogen en gemonitord op stolselvorming. Tijdens de test wordt de temperatuur van het testkanaal op 37 C ± 1,0 C gehouden. De bewegingssnelheid van het monster wordt gemonitord door een serie optische led-detectoren langs het testkanaal. Wanneer het bloed begint te stollen, wordt de beweging ervan in het testkanaal belemmerd, zodat het minder snel tussen de optische detectororen beweegt. Wanneer deze snelheid tot een vooraf vastgestelde waarde daalt, maakt het instrument hieruit op dat er een stolsel is gevormd. Het instrument geeft bovendien een pieptoon te horen wanneer de stolselvorming plaatsvindt; deze toon geeft het einde van de test aan. Een ingebouwde timer meet de tijd die is verstreken tussen de start van de test en de stolselvorming. Tijdens de test wordt de stollingstijd voor volbloed (in seconden) getoond. APTT- en APTT citraat-resultaten worden getoond als plasma-equivalente (PE)-waarden, PT- en PT citraat-resultaten worden getoond als International Normalized Ratio (INR)- en PE-waarden, en ACT+- en ACT-LR-resultaten worden getoond als Celite ACT-equivalente tijden. De resultaten blijven op het display zichtbaar zolang de cuvet zich in het instrument bevindt. 3

4 Het resultaat kan automatisch worden afgedrukt met de tijd en de datum waarop de test is uitgevoerd, de patiënt-id, de operator-id en andere informatie (indien ingevoerd). Het resultaat wordt bovendien in een interne database opgeslagen. Er kunnen maximaal 600 patiënttestresultaten en maximaal 600 QC-testresultaten in het instrument opgeslagen worden; indien gewenst kunnen deze later worden afgedrukt of gedownload. Individuele Hemochron Signature Elite-instrumenten kunnen zodanig worden aangepast dat bepaalde kwaliteitscontroletesten op specifieke intervallen telkens moeten worden uitgevoerd wanneer een opgegeven periode is verstreken en zodat informatie voor cuvetten en vloeistoftesten kunnen worden opgenomen in de testrecords. Ook kan het instrument zodanig worden geconfigureerd dat alleen gemachtigde operators het kunnen bedienen en/of dat operators geen toegang hebben tot bepaalde functies, zoals het verwijderen van testresultaten uit de database. Voor deze en andere configuratie-opties dient men gebruik te maken van de Hemochron Configuration Manager-software op een pc. Definities en termen De volgende acroniemen en afkortingen worden in deze handleiding en op de schermen en printouts van het instrument gebruikt: ACT Activated Clotting Time (geactiveerde stollingstijd) APTT Activated Partial Thromboplastin Time (geactiveerde partiële tromboplastinetijd) CVlot Cuvette Lot Number (partijnummer van cuvet) DB Database EQC Electronic Quality Control (elektronische kwaliteitscontrole) (systeemverificatie) HCM Hemochron Configuration Manager INR International Normalized Ratio (Internationaal genormaliseerde verhouding) idms Integrated Data Management System (geïntegreerd gegevensbeheersysteem) LQC Liquid Quality Control (kwaliteitscontrole met behulp van vloeistoffen) OID Operator Identification Number (Identificatienummer van operator) PID Patient Identification Number (Identificatienummer van patiënt) PIN Persoonlijk identificatienummer van de operator POCC Point of Care Coordinator (Coördinator 'point-of-care') PT Prothrombin Time (protrombinetijd) QC Quality Control (Kwaliteitscontrole) QClot Quality Control Lot Number (Kwaliteitscontrole partijnummer) TQC Temperatuurkwaliteitscontrole 4

5 BESCHRIJVING Het Hemochron Signature Elite-instrument is een hand-held apparaat. Het bevat een testruimte waarin een testcuvet tot de vereiste temperatuur wordt verwarmd, en verricht alle bewerkingen die nodig zijn om de stollingstijd van een volbloedmonster te meten nadat dit in de testcuvet is aangebracht en de test door de operator is gestart. Instructies voor de operator zijn op het display te zien, en de operator voert opdrachten en informatie in met behulp van de toetsen. Wanneer de test is voltooid, worden de resultaten op het display getoond en in het geheugen van het systeem opgeslagen, waaruit zij eventueel later kunnen worden afgedrukt of gedownload. display toetsenblok testruimte Het instrument bevat een barcodescanner voor het lezen van barcodelabels. barcodescanner (laseropening) barcodelabel Toetsenblok Het bedieningspaneel bevat een toetsenblok met verschillende actietoetsen en een numeriek toetsenblok. Met behulp van de diverse toetsen kan de operator opdrachten selecteren of informatie invoeren. Met de actietoetsen toont u een menu van opdrachten dat met het label op de toets samenhangt. De toets PRINT/SCAN toont bijvoorbeeld afdrukopdrachten en maakt scannen mogelijk. De toetsen op het numerieke toetsenblok (of optietoetsen) worden gebruikt voor het invoeren van nummers voor ID's of voor het selecteren van opdrachten. Opmerking: De toets 0 (nul) is zowel een numerieke toets als een actietoets. laadindicator Toets START numeriek toetsenblok/optietoetsen actietoetsen 5

6 Toets Doel START Met deze toets kunt u het instrument starten of uitschakelen. Druk op deze toets om een test te starten nadat de testcuvet een temperatuur van 37 C ± 1,0 C heeft bereikt en het monster is aangebracht. PRINT/SCAN Druk op deze toets om resultaten op een externe printer af te drukken, zoals het meest recente testresultaat, de patiëntendatabase, de QC-database of alle testresultaten voor een gespecificeerde patiënt. U kunt hiermee ook de printer testen, een aangepaste koptekst invoeren, systeeminformatie over het instrument afdrukken, een barcode-id scannen wanneer Enter PID (PID invoeren), Enter OID (OID invoeren), Enter PIN (PIN invoeren), Enter CVLot (CVLot invoeren), Enter QCLot (QCLot invoeren) of Scan Lot (Partij scannen) wordt getoond. OPMERKING Selecteer een door het laboratorium gedefinieerde notitie (uit negen keuzes die via de Hemochron Configuration Manager-software zijn geprogrammeerd) en deze in de record voor de huidige test in te voeren. Schakel tussen alfabetische (ABC) en numerieke (123) tekens wanneer Enter PID, Enter OID, Enter PIN, Enter CVLot of Enter QCLot wordt getoond. ID Druk op deze toets om een patiënt-id of operator-id in te voeren. QC Druk op deze toets om te specificeren dat de test om een normale (niveau 1) of abnormale controle (niveau 2) gaat. (Voor QC-blokkeringen) Druk op deze toets om de resterende tijd te tonen totdat er voor een bepaalde test een kwaliteitscontroletest met succes moet worden uitgevoerd. Hiermee kunt u ook een EQC-test (Electronic Quality Control = elektronische kwaliteitscontrole) starten. DATABASE Druk op deze toets om het aantal patiënt- of QC-testresultaten te tonen dat momenteel in het instrument opgeslagen is en het aantal verdere testresultaten waar ruimte voor is. Door op deze toets te drukken kunt u ook resultaten van de opgeslagen patiënt- of QC-testen weergeven. Ook kunt u via deze toets patiënt- of QC-records wissen. En u kunt een POCT-1A-communicatie starten. 0 t/m 9 U kunt ook menuopties selecteren. Met deze toetsen kunt u informatie invoeren (bijv. een patiënt-id, een operator-id, een cuvetpartijnummer, een QC-partijnummer, een tijd of een datum). Druk op de nultoets als er geen testen worden uitgevoerd of als er geen menu actief is, om het hoofdmenu te tonen. CANCEL Druk op deze toets om een bewerking te annuleren en terug te gaan naar de vorige (ANNULEREN) status. ENTER Druk op deze toets om een invoer te accepteren (bijv. een patiënt-id, een operator- ID, een tijd of een datum). Display De interactie tussen het instrument en de operator vindt plaats via het display. Zo worden bijvoorbeeld afwisselend de opdrachten Add Sample (Breng monster aan) en Press Start (Druk op Start) getoond nadat een testcuvet een temperatuur heeft bereikt: en Het display is verlicht voor betere zichtbaarheid bij weinig licht. Om stroom te besparen terwijl het instrument door de accu wordt gevoed, is het display niet verlicht als de testopening leeg is of terwijl er een test wordt uitgevoerd. Het display wordt kortstondig verlicht als er een toets wordt ingedrukt of als er resultaten van een voltooide test worden getoond. Terwijl er een test wordt uitgevoerd, kunt u de weergave kortstondig verlichten door op de toets CANCEL, de toets ENTER of op een willekeurige numerieke toets te drukken. 6

7 Menu's Met de actietoetsen kunt u diverse opdrachten voor het bedienen en het configureren van het systeem weergeven en activeren. Hieronder vindt u de belangrijkste menu's: Menu Opdrachten Toegang Hoofdmenu Druk op de 0-toets (nul) als er geen testen worden uitgevoerd of als er geen menu actief is. Menu Configuration (Configuratie) Menu Supervisor Menu Print Options (Afdrukopties) Druk op de toets 6 terwijl het hoofdmenu wordt getoond. Druk op de toets 5 terwijl het menu Configuration (Configuratie) wordt getoond, voer de supervisor-pin in bij de prompt en houd dan de Enter-toets ingedrukt. Druk op de toets 6 terwijl het menu Supervisor wordt getoond. Menu Communications (Communicatie) Druk op de toets 7 terwijl het menu Supervisor wordt getoond. Menu QC Selects Druk op de QC-toets terwijl de cuvet in het instrument is geplaatst. Menu QC Status Druk op de QC-toets voordat een cuvet in het instrument wordt geplaatst (of selecteer 4 in het menu QC Selects.) Menu Notes (Notities) Druk op de NOTE-toets nadat de cuvet in het instrument is geplaatst. Menu ID Selects Druk op de ID-toets terwijl de cuvet in het instrument is geplaatst. Menu 1 Print/Scan Druk op de toets PRINT/SCAN. 7

8 Menu Opdrachten Toegang Afdrukken via menu Patient (Patiënt) Druk op de toets 4 terwijl het menu 1 Print (Afdrukken) wordt getoond. Afdrukken via menu QC Druk op de toets 5 terwijl het menu 1 Print (Afdrukken) wordt getoond. Menu 2 Print/Scan Druk op de toets 7 terwijl het menu 1 Print (Afdrukken) wordt getoond. Menu Database Druk op de toets DATABASE. Voer een opdracht uit op een menu door de actietoets voor die opdracht in te drukken. Als het hoofdmenu bijvoorbeeld wordt getoond, drukt u op de toets 4 om het systeem uit te schakelen of druk op de toets 5 om de systeeminformatie te tonen. Opmerking: Het hoofdmenu is niet toegankelijk als er een cuvet in de testopening aanwezig is. Als een cuvet is gebruikt om het instrument in te schakelen, moet u deze verwijderen om toegang te kunnen krijgen tot het hoofdmenu. 8

9 Testcuvetten Testen worden uitgevoerd met wegwerpbare Hemochron -testcuvetten voor eenmalig gebruik. Elke testcuvet bestaat uit een label, een monsteropening, een testkanaal dat reagentia bevat, een apart afvalreservoir en optische detectievensters. naam detectie-venster testkanaal monsteropening overloopgedeelte Het label van de cuvet is zowel voor de mens als voor het instrument leesbaar. Wanneer de operator de cuvet in de testruimte aanbrengt, wordt de huidige test automatisch door het instrument gelezen en ter bevestiging getoond. Nadat de cuvet is opgewarmd, geeft het instrument de opdrachten Add Sample (BRENG MONSTER AAN) en Press Start (Druk op Start) weer om de operator erop te wijzen dat hij/zij een druppel bloed in de monsteropening moet aanbrengen en de test moet beginnen door op de START-toets te drukken. Opmerking: Zie de bij de Hemochron -testcuvetten geleverde bijsluiter voor aanwijzingen betreffende de opslag en hantering. Functies De Hemochron Signature Elite biedt een scala van functies die de prestaties en het gebruiksgemak ten goede komen. Deze staan hieronder samengevat: Het systeem is draagbaar, zodat het in de ziekenhuiskamer kan worden gebruikt Afhankelijk van de gebruikte test kan er vers volbloed of citraatbloed worden gebruikt Er is slechts één druppel bloed nodig Resultaten zijn in slechts enkele minuten beschikbaar Afhankelijk van de situatie worden de resultaten als volbloed, plasma-equivalent, Celite-equivalente seconden of INR getoond Het type test kan automatisch van de cuvet worden afgelezen barcode of handmatige invoer van identificatienummers, cuvettepartij-informatie en informatie kwaliteitscontrole partij Testresultaten worden automatisch van een datum- en tijdstempel voorzien Resultaten van 600 patiënttesten en 600 QC-testen kunnen worden opgeslagen Opgeslagen resultaten kunnen worden afgedrukt en/of naar een pc worden gedownload U kunt opgeslagen resultaten afdrukken volgens op patiënt-id Het instrument verricht automatisch zelfcontroles Met behulp van Electronic Quality Control Cartridges (cartridges voor elektronische kwaliteitscontrole of EQC) kan de werking van het instrument op twee niveaus worden gecontroleerd EQC-niveaus (Electronic Quality Control = elektronische kwaliteitscontrole), selecteerbaar voor 300 seconden of 500 seconden met Hemochron Configuration Manager-software De interne temperatuurcontrole is ontworpen om de temperatuur van de testkamer te controleren Het display is verlicht voor gebruik bij weinig licht De gebruiker ontvangt een signaal wanneer de accu bijna leeg is Er kan eventueel een printer worden aangesloten Het systeem kan specifiek worden aangepast met behulp van een pc en de Hemochron Configuration Manager-software Er kunnen gebruikersnotities worden ingevoerd om verdere informatie aan de testresultaten toe te voegen Met behulp van een pc en de gegevensbeheerprogramma's kunnen rapporten betreffende patiënten QC-testen worden samengesteld POCT 1A-compatibel Blokkering van operatorcertificering Blokkering van vervaldatum van cuvet Blokkering van QC-vervaldatum 9

10 Blokkeringen ('lockouts') van het instrument Het instrument kan zodanig worden geconfigureerd dat het alleen door gemachtigde operators kan worden gebruikt en/of dat het gebruik ervan alleen mogelijk is als er gespecificeerde QCprocedures zijn uitgevoerd. Als er één of meer van deze zijn blokkeringen geactiveerd, kan het instrument pas weer worden gebruikt nadat de blokkering(en) is/zijn verholpen. Voorverwarmen Als aan de controles in verband met de blokkeringen wordt voldaan, wordt een cuvet automatisch tot 37 C ± 1,0 C voorverwarmd wanneer deze in de testruimte wordt aangebracht. Het instrument geeft een korte pieptoon te horen wanneer het voorverwarmen is voltooid. Time-out test De incubatie van een cuvet wordt automatisch stopgezet als er niet op START wordt gedrukt binnen vijf minuten nadat Add Sample (Breng monster aan) en Press Start (Druk op start) worden getoond. Automatische uitschakeling Het instrument wordt automatisch uitgeschakeld nadat het vijf minuten inactief is als er geen cuvet in de testruimte wordt geplaatst en het instrument op accu's werkt. Opmerking: Resultaten die hoger zijn dan de in de bijsluiter van de test gespecificeerde tijd, vallen buiten het gevoeligheidsbereik van de test. Deze testen moeten onmiddellijk worden herhaald en als de resultaten worden bevestigd, moeten deze worden gerapporteerd als hoger dan het maximale gevoeligheidsbereik. BELANGRIJKE LABELS EN SYMBOLEN Label met serienummer Een label met het serienummer op de achterkant van het Hemochron Signature Elite-instrument waarschuwt gebruikers voor het volgende: 1. De barcodescanner bevat een IEC klasse 1 laser 2. Serienummer van het apparaat 3. Voor in-vitro-diagnose 4. Opgelet - Lees de bijgeleverde documentatie of instructies 5. Productiedatum 6. Fabrikant 10

11 7. Medische apparatuur volgens bijlage 1A, punt 8 van de Richtlijn 2002/96/EG voor afval van elektronische apparatuur Neem contact op met de technische ondersteuning op (gratis nummer in V.S.) Overige symbolen Alvorens het Hemochron Signature Elite-systeem te gebruiken, is het van cruciaal belang dat de operator de inhoud van deze Bedieningshandleiding, alle labels op het instrument of de verpakking, evenals instructies die bij de Hemochron -cuvetten zijn geleverd, heeft gelezen en begrepen. Deze materialen verwijzen naar extra symbolen die hieronder worden toegelicht: Hanteer het apparaat met zorg. Ga bij het hanteren en openen van de doos voorzichtig te werk. Vervaldatum van cuvetten Partijnummer van cuvetten Cuvetten niet hergebruiken uitsluitend voor eenmalig gebruik Beperkingen op de maximum- en minimumtemperatuur (voor opslag of gebruik) Raadpleeg de handleiding Invoerpoort voor gelijkstroomsnoer van het netvoedingsapparaat - Polariteit, VDC- en A-invoer. RS232-uitgang voor gegevensoverdracht Ethernetuitgang voor gegevensoverdracht. Label van laseropening. Waarschuwt de gebruiker dat een klasse 1 of klasse 2 laserstraling wordt uitgezonden vanaf de opening. Het label bevindt zich op de zijkant van het instrument, naast de opening. 11

12 SPECIFICATIES Specificaties voor het Hemochron Signature Elite microcoagulatiesysteem voor volbloed zijn hieronder getoond. Afmetingen en gewicht Diepte 9.4 cm (3.7 in) Breedte 19 cm (7.5 in) Hoogte 5 cm (2.0 in) Gewicht 0,53 kg Prestaties Testnauwkeurigheid 10% C.V. voor volbloedmonsters Werking Testruimte 1 Tijdsbereik van 0 tot 1005 seconden Incubatietemperatuur 37 C ±1,0 C Opwarmtijd voor incubatie 30 tot 90 seconden Bedrijfstijd op een volledig opgeladen accu > 2 uur Levensduur accu 500 herladingen Accutype Lithium-ion Verwerkingscapaciteit (volledige oplading) 49 testcyclussen (150 s per test) 17 testcyclussen (> 500 s per test) Bedrijfsomgeving 15 C tot 30 C Transport en opslag -20 C tot 50 C Netvoedingsapparaat Ingangsvermogen 100 tot 240 V, 50 of 60 Hz Uitgangsvermogen 12,0 V gelijspanning, 3,4 A (40 watt) Barcodelezer Ondersteunde barcodeformaten Laserklasse Lasergolflengte Laservermogen (piek) UPC/EAN, Code 128, Code 39, Trioptic Code 39, Code 93, Interleaved 2 van 5, Discrete 2 van 5, Codabar en MSI Plessey IEC klasse 1 laserproduct voldoet aan 21 CFR en behalve voor afwijkingen conform Lasermededeling nr. 50 van 24 juni Klasse 1: nm Klasse 1: Kalibratie Het Signature Elite-instrument is bij de fabriek gekalibreerd om alle functies te testen en te controleren. Bovendien is het instrument zelfkalibrerend, d.w.z. alle functies van het instrument worden telkens wanneer er een test wordt uitgevoerd continu door de ingebouwde software gemonitord en geverifieerd. Het instrument hoeft niet verder door de gebruiker te worden gekalibreerd. 12

13 DE VOORBEREIDING VAN HET INSTRUMENT Uitpakken en inspecteren Opmerking: Inspecteer tijdens het uitpakken elk onderdeel op beschadiging. Als er beschadiging zichtbaar is, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw verzender of servicevertegenwoordiger. 1. Verwijder alle beschermende verpakkingsmaterialen van het instrument. 2. Controleer de verpakkingsmaterialen om u ervan te verzekeren dat de stroomvoorziening, de aansluitkabels en alle andere componenten eruit zijn verwijderd. De bijgeleverde materialen staan hieronder getoond. Opmerking: Gooi de verpakkingsmaterialen niet weg. Bijgeleverde materialen Item Aantal Hemochron Signature Elite microcoagulatie-instrument 1 Pc-kabel (onderdeelnr. HJ7405; zie Een computer of printer 1 aansluiten op pagina 24 Netvoedingsapparaat (onderdeelnr. HX1025) 1 Bedieningshandleiding 1 Hemochron Configuration Manager CD V3.0 of hoger 1 Opmerking: Er wordt alleen in de Verenigde Staten, Canada en Japan een netsnoer bijgeleverd. Voor andere landen, moet de gebruiker zelf een voedingskabel aanschaffen. Benodigde (maar niet bijgeleverde) materialen Item Aantal Hemochron -testcuvetten Naar behoefte Hemochron Quality Control-producten Naar behoefte Apart verkrijgbare materialen Item Aantal Hemochron PKIT (Printer Kit) 1 Hemochron PCKIT (pc-interfacekabel) 1 Hemochron CBL-SIG (seriële printer-interfacekabel) 1 Cd met Hemochron ReportMaker V6.0 of hoger 1 (gegevensbeheersoftware) idms versie 7.2 of hoger (Integrated Data Management System - 1 geïntegreerd gegevensbeheersysteem) VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE ACCU Open de analysator niet. De ontworpen lithium-ionaccu (Li-Ion) kan niet door de gebruiker worden vervangen. Als u het analyseapparaat opent, pleegt u een inbreuk op de garantie- en/of onderhoudsovereenkomst. Het Hemochron Signature Elite-instrument is ontworpen om veilig te werken met de door Accriva Diagnostics, Inc. geleverde Li-ion accu. Alleen erkende Accriva-onderhoudscentra mogen de accu vervangen. De accu mag alleen worden opgeladen met de voeding die is bijgeleverd voor gebruik met het Hemochron Signature Elite-instrument. Raadpleeg het hoofdstuk De accu opladen voor instructies. De accu kan warm worden tijdens het opladen. Dit is normaal. 13

14 Raadpleeg het hoofdstuk Zorg voor de accu voor instructies voor het optimaliseren van de levensduur van de accu. In het geval van lekkage van de accu, moet u voorkomen dat de vloeistof op de huid of in de ogen terechtkomt. Als er toch contact is gemaakt, moet u het betrokken gebied wassen met water en medische advies inroepen. Als de accu lekt of niet goed werkt, neemt u contact op met de technische ondersteuning om onderhoud van het instrument te voorzien. Als de accu moet worden weggegooid, moet u de lokale voorschriften betreffende het verwijderen van Li-ionaccu's volgen. De accu opladen Voordat het systeem wordt gebruikt, moet de accu van het systeem worden opgeladen. 1. Sluit het netvoedingsapparaat op een stopcontact aan. 2. Sluit het snoer van het netvoedingsapparaat op de voedingsconnector aan de zijkant van het instrument aan. De laadindicator op het toetsenblok van het instrument zal oplichten. 3. Geef de accu ten minste zestien uur om volledig op te laden. Opmerking: Het netvoedingsapparaat kan constant aangesloten blijven. 4. Om zeker te zijn van voldoende lading, moet u het instrument minstens zestien uur laten opladen. Hierdoor elimineert u het risico dat het instrument wordt uitgeschakeld tijdens een test. Waarschuwing accu Wanneer het resterende accuvermogen niet volstaat om de test te kunnen voltooien, wordt het bericht CHARGE BATTERY (ACCU OPLADEN) met tussenpozen getoond. Het bericht BATTERY FAULT (ACCU LEEG) wordt getoond als de accu volledig leeg is en niet meer gebruikt kan worden om verdere testen uit te voeren. Totdat de accu opnieuw opgeladen is, moet het netvoedingsapparaat worden gebruikt voor het uitvoeren van verdere testen. Als de accuspanning of de spanning van het netvoedingsapparaat te hoog is, piept het instrument doorlopend en verschijnt het bericht DISCONNECT AC ADAPTER IMMEDIATELY (NETVOEDINGSAPPARAAT ONMIDDELLIJK LOSKOPPELEN). Het netvoedingsapparaat moet worden losgekoppeld om het instrument uit te schakelen in deze toestand. De accu controleren 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen: 3. Druk op 1. De accustatus wordt getoond: Opmerking: De status van de accu wordt getoond als OK, LOW (bijna leeg) of BAD (leeg). 4. Druk tweemaal op CANCEL om terug te gaan naar de normale bedrijfsmodus. Indicatoren van acculading Een led voor de acculading op het voorpaneel (pagina 5) licht op wanneer de accu wordt opgeladen. De led knippert wanneer het resterende accuvermogen laag is. Er wordt ook bovenaan rechts op het scherm een indicator voor de status van de acculading getoond wanneer een systeem dat is losgekoppeld van het netvoedingsapparaat klaar is om een test uit te voeren. 14

15 statusindicator acculading De tijd en de datum van het systeem instellen De tijd en de datum waarop een test wordt uitgevoerd worden met de testresultaten opgeslagen. De datum en de tijd van het systeem kunnen door de operator worden gereset, tenzij het systeem geblokkeerd is of de tijd en de datum permanent vergrendeld zijn (zie het gedeelte Configuration Manager ). Opmerking: De datum en tijd kunnen ook worden ingesteld vanaf het menu Supervisor (pagina 18) of via Hemochron Configuration Manager (pagina 73). Als het instrument gedurende langere tijd uit heeft gestaan of als de accu bijzonder zwak is, wordt de operator gevraagd om de tijd en de datum in te voeren of om te controleren dat deze juist zijn. De tijd van het systeem instellen: 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen. 3. Druk op 2 om de tijd te tonen: 4. Voer de nieuwe tijd in met behulp van de numerieke toetsen. Opmerking: Gebruik de 24-uurs tijdnotatie (bijv. '15:30' voor half vier 's middags). Voor tijden die uit een enkel cijfer bestaan, is de voorloopnul vereist (bijv. '06:30' voor half zeven 's ochtends). 5. Houd ENTER ingedrukt. Stored (Opgeslagen) wordt getoond en de invoer wordt opgeslagen. 6. Druk op CANCEL om terug te gaan naar de normale bedrijfsmodus. De datum van het systeem instellen: 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen. 3. Druk op 3 om de datum te tonen: 4. Voer de nieuwe datum in met behulp van de numerieke toetsen. Opmerking: U kunt de Amerikaanse (MM/DD/JJ) of Europese (JJ-MM-DD) datumnotatie gebruiken. Voor onderdelen van data die uit een enkel cijfer bestaan, is de voorloopnul vereist (bijv. ' ' voor 1 juni 2006). 5. Houd ENTER ingedrukt. Stored (Opgeslagen) wordt getoond en de invoer wordt opgeslagen. 6. Druk op CANCEL om terug te gaan naar de normale bedrijfsmodus. Het instrument uitschakelen 1. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen: 15

16 2. Druk op 4. Het instrument wordt uitgeschakeld. Opmerking: Het instrument kan ook worden uitgeschakeld door de START-toets ingedrukt te houden gedurende vier seconden. Het instrument wordt automatisch uitgeschakeld nadat het vijf minuten inactief is als er geen cuvet in de testruimte wordt geplaatst en het instrument op accu's werkt. Systeeminformatie weergeven De softwareversie van het instrument, het serienummer en andere informatie over de systeemsoftware voor het Hemochron Signature Elite-instrument kunnen worden getoond. 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen: 3. Druk op 5 om systeeminformatie te tonen: (alleen voorbeeld) Opmerking: Het hoofdmenu wordt na enkele seconden opnieuw getoond. Druk op CANCEL om terug te keren naar het normale gebruik. De helderheid, het contrast en de verlichting van het display configureren De helderheid en het contrast van het display kunnen worden aangepast en de duur dat het display opgelicht blijft nadat een test is voltooid of een toets wordt ingedrukt, kan worden ingesteld. 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen. 3. Druk op 6 voor het menu Configuration (Configuratie): Het displaycontrast aanpassen: Het contrast van het display kan zo worden ingesteld, dat tekens donkerder (meer contrast) of lichter (minder contrast) worden getoond. 1. Druk op 1 om het menu Contrast te tonen: 2. Druk op 7 voor minder contrast. Druk op 9 voor meer contrast. Opmerking: Als u een toets langer dan een seconde ingedrukt houdt, wordt het effect automatisch herhaald. 16

17 3. Druk op ENTER om de nieuwe instelling op te slaan. De helderheid van het display aanpassen: De helderheid van het display is regelbaar: U kunt de achtergrond van het display donkerder of lichter instellen. 1. Druk op 2 om het menu Brightness (Helderheid) te tonen: 2. Druk op 7 voor minder helderheid. Druk op 9 voor meer helderheid. Opmerking: Als u een toets langer dan een seconde ingedrukt houdt, wordt het effect automatisch herhaald. 3. Druk op ENTER om de nieuwe instelling op te slaan. De duur van de verlichting van het display aanpassen: 1. Druk op 3 om het menu Flashlight (Licht) te tonen: 2. Druk op 7 om de duur dat het display opgelicht blijft, te verkorten. Druk op 9 voor de tijd te verhogen. Opmerking: Als u een toets langer dan een seconde ingedrukt houdt, wordt het effect automatisch herhaald. Opmerking: De standaardtijd voor de verlichting van het display is vijf minuten. De maximale verlichtingsduur is 100 minuten. Om de displayverlichting uit te schakelen, stelt u de tijd in op nul (0). 3. Druk op ENTER om de nieuwe instelling op te slaan. Beschikbare talen weergeven Engels is de enige beschikbare taal in de Hemochron Signature Elite-software. In toekomstige softwareversies zullen extra talen beschikbaar zijn. Het menu van beschikbare talen weergeven: 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen. 3. Druk op 6 voor het menu Configuration (Configuratie): 4. Druk op 4 om het menu met de beschikbare talen te tonen: 5. Druk op de numerieke toets die met de te gebruiken taal overeenkomt. 6. Druk op ENTER om de nieuwe instelling op te slaan. 17

18 Supervisorfuncties Via het menu Supervisor kunnen aanvullende acties worden uitgevoerd door de laboratoriumsupervisor: Scan de barcodes van de cuvet of kwaliteitscontrolemateriaal voor het uploaden van het partijnummer, de vervaldatum en het verwachte bereik (voor controlevloeistoffen) naar de Hemochron Configuration Manager Scan operator-id's voor het uploaden naar Hemochron Configuration Manager Stel de instrumentdatum en tijd in (die kan ook vanaf het hoofdmenu gebeuren) Druk lijsten van partijnummers van cuvetten, partijnummers van de kwaliteitscontrole of operator-id's af Stel de baudsnelheid van het instrument in Voer de communicatieparameters in De supervisorfuncties openen: 1. Houd START ingedrukt om het instrument in te schakelen. 2. Druk op 0 (nul) om het hoofdmenu te tonen. 3. Druk op 6 voor het menu Configuration (Configuratie): 4. Druk op 5. Er wordt een prompt getoond voor het invoeren van de Supervisor-PIN: Opmerking: De Supervisor-PIN wordt ingesteld met Hemochron Configuration Manager (zie pagina 54). Als een instrument nog geen supervisor-pin heeft, houdt u de toets ENTER ingedrukt bij de prompt. 5. Voer de supervisor-pin in en houd dan de ENTER-toets ingedrukt. Het menu Supervisor verschijnt: Partijgegevens scannen voor cuvetten of kwaliteitscontrolematerialen 1. Druk in het menu Supervisor op 1 om het scherm Scan Lot (Partij scannen) te tonen: 2. Houd het instrument boven de barcode op de cuvetteverpakking of het QC-pakket: (cuvetteverpakking) barcode 18

19 (QC-pakket) barcode Opmerking: Plaats de scannerpoort van het instrument ongeveer 10 cm van de barcode (zie pagina 5). 3. Druk op PRINT/SCAN om het barcodelabel te scannen. Het gescande partijnummer en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden getoond en de invoer wordt opgeslagen. Opmerking: Er kunnen extra partijen worden gescand door het herhalen van stappen 2 en Druk op CANCEL om af te sluiten. Operator-id's scannen 1. Druk in het menu Supervisor op 2 om het scherm Scan OID te tonen: 2. Plaats de scannerpoort van het instrument ongeveer 10 cm van de barcode (zie pagina 5). 3. Druk op PRINT/SCAN om de barcode te scannen. De gescande operator-id en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden getoond en de invoer wordt opgeslagen. Opmerking: Er kunnen operator-id's worden gescand door het herhalen van stappen 2 en Druk op CANCEL om af te sluiten. De tijd of datum van het systeem instellen Voor uw gemak omvat het menu Supervisor dezelfde opdrachten die in het hoofdmenu staan voor het wijzigen van de systeemtijd en -datum. 1. Druk in het menu Supervisor op 3 om de systeemtijd in te stellen. 2. Druk in het menu Supervisor op 4 om de systeemdatum in te stellen. Opmerking: Procedures voor het instellen van de systeemtijd en -datum worden beschreven op pagina 15. De tijdzone opgeven De tijdzone-instelling wordt gebruikt om de instrumenttijd te vergelijken met de Greenwich Mean Time (GMT). Hierdoor kan het instrument communiceren met andere apparaten in overeenstemming met de CLSI-standaard POCT-1A. 1. Druk in het menu Supervisor op 5 om het scherm Time Zone (Tijdzone) te tonen: 2. Voer het verschil (in uren en minuten) in tussen de lokale tijdzone en GMT. Als de lokale tijd bijvoorbeeld 14:00 en GMT 19:00 pm is, voert u 5.00 in. Opmerking: Druk op de toets 8 om positieve (+) tijdverschillen in stappen van 15 minuten in te voeren. Druk op de toets 0 om negatieve (-) tijdverschillen in stappen van 15 minuten in te voeren. 3. Druk op ENTER om de tijdzone op te slaan. 4. Druk op CANCEL om af te sluiten. 19

20 Afdrukopties specificeren Lijsten van cuvetpartijnummers, partijnummers van de kwaliteitscontrole, of operator-id's kunnen worden afgedrukt op een externe printer (zie pagina 24 voor instructies over het aansluiten van de printer). 1. Druk in het menu Supervisor op 6 om het menu Print Options (Afdrukopties) te tonen: 2. Druk op 1 om een lijst van operator-id's af te drukken. 3. Druk op 2 om een lijst van partijnummers van cuvetten af te drukken. 4. Druk op 3 om een lijst af te drukken van nummer van kwaliteitscontrolemateriaal. De baudsnelheid specificeren Lijsten van cuvetpartijnummers, partijnummers van de kwaliteitscontrole, of operator-id's kunnen worden afgedrukt op een externe printer (zie pagina 24 voor instructies over het aansluiten van de printer). 1. Druk in het menu Supervisor op 6 om het menu Print Options (Afdrukopties) te tonen: 2. Druk op 4 om het scherm Baud Rate (Baudsnelheid) te tonen. 3. Druk op de cijfertoets die overeenkomst met de baudsnelheid die moet worden geselecteerd. Opmerking: De baudsnelheid die momenteel is opgegeven, is aangegeven door een sterretje (*). 4. Druk op CANCEL om af te sluiten. Het communicatieprotocol specificeren Het instrument kan communiceren met een pc (via de COM-poort) of een netwerk (via de ethernetpoort). U kunt een van de twee communicatieprotocollen selecteren: Het eigen communicatieprotocol van Accriva Diagnostics, Inc. waarmee records kunnen worden overgedragen vanaf het instrument en dat de configuratie van het instrument mogelijk maakt via software van Accriva Diagnostics, Inc., zoals Hemochron Configuration Manager. Dit protocol wordt ondersteund via COM of NET. Een communicatieprotocol dat voldoet aan de CLSI POCT-1A-standaarden. Dankzij dit protocol kan het instrument communiceren met elke software of elk apparaat dat compatibel is met POCT-1A. Dit protocol wordt uitsluitend ondersteund via NET. Als Port COM is geselecteerd, verschijnt het volgende bericht: 20

21 Opmerking: Als het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol wordt gebruikt, moet de communicatie worden gestart vanaf het instrument. Als het eigen communicatieprotocol van Accriva wordt gebruikt, moet de communicatie worden gestart vanaf de pc of het netwerk. 1. Druk in het menu Supervisor op 7 om het menu Communications (Communicaties) te tonen: 2. Druk op 1 om het gewenste communicatieprotocol te selecteren. (Geef OFF (UIT) weer om het eigen communicatieprotocol van Accriva te gebruiken of geef ON (AAN) weer om het CLSI POCT-1A -compatibele communicatieprotocol te gebruiken.) Opmerking: Als Port (Poort) is ingesteld op COM terwijl wordt geprobeerd POCT ON in te stellen, wordt de instelling niet toegestaan en verschijnt het bericht UNSUPPORTED POCT >> COM (NIET-ONDERSTEUNDE POCT >> COM). Het specificeren van POCTconnectiviteit werkt als een schakelaar. Als de CLSI POCT-1A-connectiviteitstandaarden al zijn opgegeven (POCT ON wordt getoond), kan dit worden geannuleerd door opnieuw op 1 te drukken om POCT OFF te tonen. De communicatiepoort specificeren 1. Druk in het menu Supervisor op 7 om het menu Communications (Communicaties) te tonen: 2. Druk op 2 om de gewenste poort te selecteren. (Geef COM weer om het gebruik van de COMpoort te specificeren of geef NET weer om het gebruik van de ethernetpoort te specificeren.) Opmerking: Als POCT is ingesteld op ON (AAN) terwijl wordt geprobeerd Port COM in te stellen, wordt de instelling niet toegestaan en verschijnt het bericht UNSUPPORTED POCT >> COM (NIET-ONDERSTEUNDE POCT >> COM). Het specificeren van de poort werkt als een schakelaar. Als hetgebruik van de ethernetpoort al is gespecificeerd (Port NET wordt getoond), wordt dit geannuleerd door opnieuw te drukken op 2 om Port COM te tonen. Continue POCT-1A-communicatie specificeren Opmerking: Communicatie wordt alleen gestart vanaf het instrument wanneer een CLSI POCT- 1A-compatibel communicatieprotocol wordt gebruikt. Als het eigen communicatieprotocol van Accriva wordt gebruikt, wordt de communicatie gestart vanaf een pc of netwerk. 1. Druk in het menu Supervisor op 7 om het menu Communications (Communicaties) te tonen: 2. Druk op 3 om de gewenste communicatie-optie te selecteren wanneer het CLSI POCT-1Acompatibele communicatieprotocol wordt gebruikt. (Geef OFF (UIT) weer om de communicatie alleen te starten indien dat wordt gevraagd of geef ON (AAN) weer om continue communicatie te starten wanneer het instrument wordt gestart.) Opmerking: Het specificeren van de communicatie-optie werkt als een schakelaar. Als de het starten van de communicatie bij het opstarten al is opgegeven (Push POCT ON wordt 21

22 getoond), kan dit worden geannuleerd door opnieuw op 3 te drukken om Push POCT OFF te tonen. De netwerkcommunicatieparameters invoeren Sommige of alle volgende parameters moeten mogelijk worden ingevoerd zodat het instrument kan communiceren via een netwerk: IP Address (IP-adres) Gateway NetMask (Netmasker) Remote IP (Extern IP) Remote Port Opmerking: Raadpleeg de netwerkbeheerder voor uw instelling om te bepalen welke parameters moeten worden ingevoerd en wat die instellingen moeten zijn. 1. Druk in het menu Supervisor op 7 om het menu Communications (Communicaties) te tonen: 2. (als het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol momenteel is geselecteerd): Druk op 1 om het communicatieprotocol te schakelen naar het eigen communicatieprotocol van Accriva: Opmerking: Het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol moet OFF (UIT) zijn wanneer u XPORT Setup uitvoert. 3. Druk op 4 om de XPORT Setup-module te starten. Het bericht XPORT Setup Please Wait (XPORT Setup, een ogenblik geduld) wordt getoond, gevolgd door de eerste pagina van de XPORT Setup-module: Opmerking: Als het bericht XPORT Setup NOT RESPONDING! (XPORT Setup reageert niet) wordt getoond, neemt u contact op met de technische ondersteuning op 1-(800) (gratis in V.S.) of 1-(858) , of via op techsupport@accriva.com. 4. Druk op 0 om de volgende pagina te tonen (voor het invoeren van de IP-adres- en gatewayinstellingen): 5. Druk op 1 om het scherm te tonen voor het invoeren van het IP-adres: Voer het IP-adres in met behulp van de numerieke toetsen: 22

23 Opmerking: Druk op Enter om naar het volgende veld te gaan zonder een cijfer in te voeren. Druk op Cancel om naar het vorige veld te gaan. 6. Nadat het IP-adres is ingevoerd, houdt u ENTER ingedrukt. Het bericht Parameter String Stored (Parametertekenreeks opgeslagen) wordt getoond, gevolgd door het scherm voor het invoeren van de IP-adres- en gateway-instellingen: Belangrijk: De parametertekenreeks wordt tijdelijk opgeslagen. Zelfs als de nieuwe parameter wordt getoond op het scherm, wordt deze pas opgeslagen als op Enter wordt gedrukt om XPORT Setup af te sluiten (stap 13). Opmerking: Een reeks van IP-adressen (van tot ) is voorbehouden voor apparaten met ondersteuning voor Auto-IP. Deze reeks van Auto IPadressen mag niet worden gebruikt via internet. Auto-IP kan worden uitgeschakeld door het IP-adres van het apparaat in te stellen op Deze instelling schakelt DHCP in, maar schakelt Auto-IP uit. 7. Druk op 2 om het scherm te tonen voor het invoeren van de gateway. Voer de gateway op dezelfde manier in als voor het IP-adres en houd dan ENTER ingedrukt om het scherm te tonen voor het invoeren van de IP-adres- en gateway-instellingen. 8. Druk op 0 om de volgende pagina (voor het invoeren van de NetMask- en Remote IPinstellingen) van de XPORT Setup-module te tonen: 9. Druk op 3 om het scherm te tonen voor het invoeren van het NetMask. Voer de NetMask op dezelfde manier in als voor het IP-adres en houd dan ENTER ingedrukt om het scherm te tonen voor het invoeren van de NetMask- en Remote IP-instellingen. 10. Druk op 4 om het scherm te tonen voor het invoeren van het Remote IP. Voer het Remote IP op dezelfde manier in als voor het IP-adres en houd dan ENTER ingedrukt om het scherm te tonen voor het invoeren van de NetMask- en Remote IP-instellingen. 11. Druk op 0 om de volgende pagina (voor het invoeren van de Remote Port-instelling) van de XPORT Setup-module te tonen: 12. Druk op 5 om het scherm te tonen voor het invoeren van de Remote Port. Voer de Remote Port op dezelfde manier in als voor het IP-adres en houd dan ENTER ingedrukt om het scherm te tonen voor het invoeren van de Remote Port-instellingen. 13. Druk op ENTER terwijl een pagina van de XPORT Setup-module wordt getoond om de nieuwe parameters op te slaan. Het bericht Updating XPORT (XPORT bijwerken) wordt getoond, gevolgd door het menu Communications (Communicaties) (zie Stap 1). 23

24 Belangrijk: Parameters zijn tijdelijk opgeslagen tot op de Enter-toets wordt gedrukt terwijl op een willekeurig pagina van het XPORT Setup-module wordt getoond. Als op de toets Cancel wordt gedrukt terwijl een pagina van de XPORT Setup-module wordt getoond, wordt het bericht Cancel without updating XPORT? (Annuleren zonder XPORT bij te werken?) getoond voor bevestiging door de operator. Opmerking: De parameters kunnen worden afgedrukt naar een apparaat dat is aangesloten op de COM-poort door op de toets PRINT/SCAN te drukken. Netwerkcommunicatieparameters configureren via een pc Een ervaren netwerkbeheerder kan communiceren met de XPORT Setup-module en de communicatieparameters invoeren met een pc die is aangesloten op de COM-poort. 1. Druk in het menu Supervisor op 7 om het menu Communications (Communicaties) te tonen: 2. (als het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol momenteel ON (AAN) is: Druk op 1 om te schakelen van ON (AAN) naar OFF (UIT) voor het eigen communicatieprotocol: Opmerking: Het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol moet OFF (UIT) zijn wanneer u XPORT Setup uitvoert. 3. Druk op 5 om de XPORT COM-1 Setup-module te starten. Het bericht XPORT Setup Please Wait (XPORT Setup, een ogenblik geduld) wordt getoond, gevolgd door het bericht XPORT COM1-SET. De XPORT-module kan nu communiceren met de pc via de COM-poort met software voor het emuleren van terminals, zoals Microsoft Windows Hyperterminal. Opmerking: Beschrijving van XPORT Setup-menu's en -opdrachten met de terminalemulatorsoftware ligt buiten de omvang van deze Bedieningshandleiding. Neem indien nodig contact op met de technische ondersteuning voor hulp op 1-(800) (gratis in de V.S) of 1-(858) , of via op techsupport@accriva.com. 4. Bij het voltooien van de communicatiesessie, drukt u op Cancel om de sessie af te sluiten en het menu Communications (Communicatie) opnieuw te tonen. Een computer of printer aansluiten Het is mogelijk om met het systeem een IBM-compatibele laboratoriumcomputer of een seriële printer (de Seiko DPU-414 wordt aanbevolen) te gebruiken. De aansluitingspoort voor deze apparaten bevindt zich aan de zijkant van het instrument. Aansluiting voor netvoedingsapparaat Aansluiting voor computer of printer Ethernet-poort 24

25 Een printer aansluiten: 1. Zorg dat u een printer-interfacekabel hebt Opmerking: De printer-interfacekabel wordt alleen met de als optie verkrijgbare Hemochron PKIT (Printer Kit) geleverd. Er is een aparte CBL-SIG (seriële printerinterfacekabel) bij Accriva Diagnostics, Inc. verkrijgbaar; of u kunt zelf een kabel configureren, zoals hieronder wordt beschreven. Als er een seriële printer aangesloten is, moeten de communicatieparameters zijn ingesteld op 9600 baud met geen pariteit, 8 databits en 1 stopbit met behulp van het 3-draads softwareprotocol XON/XOFF. Voor meer informatie over de printerconfiguratie neemt u contact op met de technische ondersteuning op 1-(800) (gratis in V.S.) of 1-(858) of via op techsupport@accriva.com. 2. Sluit het ene uiteinde van de kabel op de aansluiting van de printer aan de zijkant van het instrument aan. 3. Sluit het andere uiteinde van de printerkabel op de printer aan. Een pc aansluiten: 1. Zorg dat u een computer-interfacekabel hebt. Opmerking: De computer-interfacekabel wordt bij het instrument geleverd. Ook is er ter vervanging een zgn. 'PCKIT' (Personal Computer Interface Cable) bij Accriva Diagnostics, Inc. verkrijgbaar, of kunt u zelf een kabel configureren, zoals hieronder wordt beschreven. Neem contact op met de technische dienst van Accriva voor aanwijzingen betreffende het instellen van de pc. 2. Sluit het ene uiteinde van de kabel op de aansluiting van de computer aan de zijkant van het instrument aan. 3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een niet gebruikte seriële communicatiepoort op de computer. Verbinden met een netwerk: 1. Zorg dat u een netwerkinterfacekabel hebt. 2. Sluit het ene uiteinde van de kabel op de ethernetpoort aan de zijkant van het instrument aan. 3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkverbindingspoort. Een printer- of computerinterfacekabel voorbereiden Kabels en connectoren zijn plaatselijk verkrijgbaar bij de elektronicawinkel. Gebruik een 8-draads RJ45 naar RJ45 modulaire rechte aansluitkabel met een maximale lengte van 8 meter (25 ft.) plus een verloopstuk van RJ45 naar DB9. De nummering van de pennen in de RJ45-connectoren is hieronder te zien: De kabelconfiguraties voor het aansluiten van een seriële printer of een computer zijn hieronder te zien: Het instrument aansluiten op de Seiko DPU- 414 printer met een DB9S-connector HET INSTRUMENT STARTEN Het instrument aansluiten op een willekeurige pc met een DB9P-connector 25

26 Start het instrument door op de START-toets te drukken en deze ingedrukt te houden of door een cuvet aan te brengen: Opmerking: Geef de cuvetten de tijd om op kamertemperatuur te komen (15 tot 30 C) alvorens het zakje te openen. Dit kan maximaal 60 minuten duren. Zie de bijsluiter van de cuvet voor verdere bijzonderheden betreffende de opslag en de hantering van cuvetten. Opmerking: Breng de cuvet aan met het label omhoog. Duw de cuvet zo ver mogelijk naar binnen. Het instrument starten door op de START-toets te drukken 1. Wanneer op de START-toets wordt gedrukt, worden de volgende schermen kort getoond: en 2. Het instrument vraagt vervolgens de gebruiker of het instrument klaar is om een cuvet te accepteren: en Het instrument starten door een cuvet te plaatsen. 1. Wanneer er een testcuvet (bijv. ACT+) wordt aangebracht om het instrument in te schakelen, worden de volgende prompts kort getoond: (alleen voorbeeld) gevolgd door Opmerking: De testnaam voor de geplaatste cuvet wordt getoond in de rechterbovenhoek van het scherm. Controleer het display op storingsberichten terwijl de cuvet wordt opgewarmd. Zie het gedeelte Problemen oplossen voor de procedure om oplossingen te vinden voor storingsberichten. 2. Het instrument warmt vervolgens het cuvet op tot 37 C ±1.0 C: 3. Wanneer het cuvet de temperatuur bereikt, piept het instrument en wordt het afwisselend getoond: 26

27 en 4. Het monster kan nu worden toegevoegd. Nadat het monster is aangebracht, drukt u op START om de test uit te voeren. EEN TEST UITVOEREN Monsters worden standaard als patiëntmonsters geïdentificeerd. Als er een controle wordt uitgevoerd, moet het type monster van patient sample (patiëntmonster) tot QC Normal (QC normaal) of QC Abnormal (QC abnormaal). Als de huidige test een patiëntmonster betreft, is deze stap niet nodig. Belangrijk: Als u verzuimt om voor een QC-test QC Normal of QC Abnormal te selecteren, worden de resultaten van de QC-test als patiëntresultaten in de patiëntendatabase opgeslagen. Het monster aanduiden als een normale of abnormale test 1. Druk op QC om het menu QC SELECTS (QC-selecties) te tonen: Opmerking: Er moet een cuvet in het instrument worden gestopt om het menu QC SELECTS te tonen. Als het invoeren van een cuvetpartijnummer en/of operator-id of -PIN vereist, moet dit gebeuren voordat het menu QC SELECTS kan worden getoond. 2. Druk op 1 om het monster aan te duiden als een normale controle (QC Normal wordt getoond) of druk op 2 om het monster aan te duiden als een abnormale controle (QC Abnormal wordt getoond). Opmerking: Het monstertype kan worden aangeduid voor of tijdens de test, tenzij de QCblokkeringsfuncties zijn ingeschakeld. Zodra QC is geselecteerd en u opnieuw kort op de toets QC drukt, worden het QC-niveau en de test die wordt uitgevoerd, getoond. Om het QC-menu af te sluiten, drukt u op de CANCEL-toets. Belangrijk: Als er eenmaal een type QC is geselecteerd, kan dit niet gewijzigd worden. Een optionele patiënt-id (PID) en/of een Operator-ID (OID) invoeren Voor elke test kan er een patiënt-id (PID) en/of operator-id (OID) worden ingevoerd. Deze identificatienummers worden met de resultaten van de test opgeslagen. Het invoeren van een PID en/of OID is facultatief, tenzij een verplichte invoer is opgegeven (zie het gedeelte Configuration Manager op pagina 54). De PID en OID kunnen worden gelezen vanaf een barcodelabel met de interne barcodescanner of kunnen worden ingevoerd via het toetsenbord (tenzij invoer van PID en OID door het scannen van de barcode is opgegeven in Configuration Manager). Elke witruimte vooraan of achteraan wordt genegeerd bij het scannen. Opmerking: Elke PID of OID die handmatig wordt ingevoerd of geaccepteerd voor hergebruik, wordt gemarkeerd als een handmatige invoer in de database. U kunt een backspace gebruiken en tekens overschrijven, of backspace gebruiken om naar de eerste invoer te gaan en vervolgens tweemaal op backspace drukken om alle gegevens te wissen. Een patiënt-id invoeren: 1. Selecteer ID om het menu ID SELECTS te tonen: Opmerking: Er moet een cuvet in het instrument worden gestopt om het menu ID SELECTS te tonen. 27

28 2. Druk op 1 om het scherm te tonen voor het invoeren van de PID. Opmerking: Een acceptabele PID is elke combinatie van 1 tot 20 tekens. Tijdens de PIDinvoer, gaat een PID die langer dan 16 tekens is, naar de volgende regel. Het aantal tekens dat moet worden ingevoerd voor PID (van 1 tot 20) kan worden aangegeven via Configuration Manager. Een acceptabel bereik van PID-lengten kan ook worden aangegeven. U kunt de PID controleren door eerst op ID en dan op 1 te drukken om de ingevoerde waarde te tonen. 3. Scan de PID van een barcodelabel met de interne barcodescanner of voer het in met de numerieke toetsen. a. Om de PID te scannen vanaf een barcodelabel, plaatst u de scannerpoort ongeveer 10 cm van het barcodelabel (zie pagina 5) en druk dan op PRINT/SCAN. De gescande PID en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden getoond: b. Om de PID handmatig in te voeren, typt u de PID op het toetsenblok en houdt u ENTER ingedrukt. De ingevoerde PID en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden kort getoond zoals hierboven. Opmerking: Er kunnen numerieke en alfabetische tekens worden ingevoerd. Druk op de toets NOTE om te wijzigen van numerieke naar alfabetische tekens of omgekeerd. Als er alfabetische tekens worden ingevoerd, gaat u verder vanaf de getoonde letter naar de volgende letter op die toets door opnieuw op de toets te drukken voordat de cursor verder gaat. Opmerking: De PID kan op elk ogenblik worden ingevoerd (of gewijzigd). U kunt de PID controleren door eerst op ID en dan op 1 te drukken om de ingevoerde waarde te tonen. Een operator-id invoeren: 1. Selecteer ID om het menu ID SELECTS te tonen: Opmerking: Er moet een cuvet in het instrument worden gestopt om het menu ID SELECTS te tonen. 2. Druk op 2 om het scherm te tonen voor het invoeren van de OID: 3. Scan de OID van een barcodelabel met de interne barcodescanner of voer het in met het toetsenblok. a. Om de OID te scannen vanaf een barcodelabel, plaatst u de scannerpoort ongeveer 10 cm van het barcodelabel (zie pagina 5) en druk dan op PRINT/SCAN. De gescande OID en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden getoond: Opmerking: Voor softwareversies 2.2 en hoger, gebruikt de Elite een afkapfunctie voor het scannen van een operator-id van meer dan 16 tekens. Wanneer u een operator-id scant die meer dan 16 tekens lang is, worden de eerste 16 tekens 28

29 geaccepteerd. Alle extra tekens na de eerste 16 worden niet opgeslagen. Als u bij softwareversies lager dan 2.2, operator-id's scant die langer zijn dan 16 tekens, verschijnt een foutbericht en kan een ID handmatig worden ingevoerd zoals hieronder getoond. b. Om de OID handmatig in te voeren, typt u de OID via het toetsenblok en houdt u ENTER ingedrukt. De ingevoerde OID en een bevestigingsbericht Stored (Opgeslagen) worden kort getoond zoals hierboven. Opmerking: Er kunnen maximaal 16 numerieke en/of alfabetische tekens worden ingevoerd. Druk op de toets NOTE om te wijzigen van numerieke naar alfabetische tekens of omgekeerd. Als er alfabetische tekens worden ingevoerd, gaat u verder vanaf de getoonde letter naar de volgende letter op die toets door opnieuw op de toets te drukken voordat de cursor verder gaat. Opmerking: De OID kan op elk ogenblik worden ingevoerd (of gewijzigd) tenzij de operatorblokkering is ingeschakeld via Configuration Manager. U kunt de OID controleren door eerst op ID en dan op 2 te drukken om de ingevoerde waarde te tonen. Voer een verplicht cuvetpartijnummer en een vervaldatum in. Het invoeren van het cuvetpartijnummer en de vervaldatum kan nodig zijn voor het voltooien van een test. Opmerking: Prompts voor het invoeren van informatie over de cuvetpartij worden alleen getoond als de juiste optie voor de cuvetpartij is ingeschakeld via Configuration Manager (zie pagina 55). Als Required (Vereist), Scan Only (Alleen scannen) en/of Pre-stored Only (Alleen vooraf opgeslagen) zijn geselecteerd als optie voor de cuvetpartij, worden de overeenkomende prompts voor het invoeren van de informatie, automatisch getoond. Als geen van de opties voor de cuvetpartij is geselecteerd, is er geen ander wijze om informatie over de cuvetpartij in te voeren. Verplichte cuvetinformatie invoeren: 1. De prompt voor het invoeren van een cuvetpartijnummer wordt automatisch getoond wanneer een cuvet wordt geplaatst: 2. Selecteer het cuvetpartijnummer in de lijst, scan dit nummer of voer het in met het toetsenblok. a. Om het cuvetpartijnummer te selecteren in de lijst, drukt u op de numerieke toets voor dat partijnummer. Druk bijvoorbeeld op 2 om het partijnummer L5NCS055 in het bovenstaande voorbeeld te selecteren. Opmerking: Informatie voor maximaal vijf partijen cuvetten voor elk testtype kan worden gescand via het menu Supervisor (pagina 18) of kan worden ingevoerd met Configuration Manager (zie pagina 63). Een cuvetpartijnummer dat werd gescand of ingevoerd, wordt niet getoond in de lijst nadat de partij de vervaldatum heeft bereikt. Als meer dan vijf cuvetpartijnummers per test worden gescand of ingevoerd, worden de partijnummers met de vervaldatum die het dichtst bij ligt, verwijderd. b. Om het cuvetpartijnummer en de informatie te scannen, plaatst u de scannerpoort ongeveer 10 cm van de barcode (pagina 5) op de cuvetverpakking en druk dan op PRINT/SCAN. 29

30 barcode cuvetinformatie cuvetpartijnummer Het gescande partijnummer en Stored (Opgeslagen) worden getoond. c. Om het cuvetpartijnummer handmatig in te voeren, drukt u op 7 om het scherm voor het invoeren van het cuvetpartijnummer te tonen. Voer het cuvetpartijnummer in met behulp van de numerieke toetsen: Opmerking: Druk op de toets NOTE om te wijzigen van numerieke naar alfabetische tekens of omgekeerd. Als er alfabetische tekens worden ingevoerd, gaat u verder vanaf de getoonde letter naar de volgende letter op die toets door opnieuw op de toets te drukken voordat de cursor verder gaat. Opmerking: Cuvetpartijnummers die handmatig zijn ingevoerd in het Hemochron Signature Elite-instrument worden alleen opgeslagen naar de huidige testrecord. Ze worden niet geüpload naar Configuration Manager. Nadat het cuvetpartijnummer is ingevoerd, houdt u ENTER ingedrukt om het scherm voor het invoeren van de cuvetinformatie te tonen. Voer de cuvetinformatie in met behulp van de numerieke toetsen: Opmerking: Het cuvetinformatieveld bevat een gecodeerde vervaldatum ( in het voorbeeld). Nadat de cuvetinformatie is ingevoerd, houdt u ENTER ingedrukt om door te gaan met de test. Een verplichte PID en/of OID of PIN invoeren Het systeem kan zo worden geconfigureerd, dat het invoeren van een patiënt-id (PID) en/of een operator-id (OID) of een persoonlijk identificatienummer (PIN) van de operator een vereiste is voor het voltooien van een test (zie het gedeelte Configuration Manager op pagina 54). Als het invoeren van één of meer van deze ID's vereist is, worden de invoerprompt van PID en/of OID of PIN automatisch getoond. Een verplichte patiënt-id invoeren: 1. De PID-prompt wordt automatisch getoond wanneer een cuvet is geplaatst (of nadat een verplichte cuvetpartij en/of OID is ingevoerd): 30

31 Opmerking: De streepjeslijn na de cursor geeft de minimumlengte van de PID aan, de stippellijn na de streepjeslijn geeft de maximumlengte aan van de PID (indien opgegeven in Configuration Manager). Opmerking: Als u op de QC-knop drukt nadat de PID-prompt wordt getoond, kan een QC-test worden uitgevoerd. Het invoeren van een PID is niet vereist in dit geval. 2. Scan de PID van een barcodelabel met de interne barcodescanner of voer het in met het toetsenblok. Opmerking: Raadpleeg stap 3 op pagina 28 voor de procedure om de PID te scannen met de barcodescanner of om deze handmatig in te voeren. 3. Houd ENTER ingedrukt. Als er een aanvaardbare PID wordt ingevoerd, gaat het instrument verder: gevolgd door Opmerking: wanneer u een test uitvoert of resultaten weergeeft, gaat een PID die langer is dan 11 tekens naar de volgende regel. Een verplichte operator-id invoeren: 1. De OID-prompt wordt automatisch getoond wanneer een cuvet is geplaatst (of nadat een verplichte cuvetpartij en/of QC-partij is ingevoerd): 2. Scan de OID van een barcodelabel met de interne barcodescanner of voer het in met het toetsenblok. Opmerking: Raadpleeg stap 3 op pagina 28 voor de procedure om de OID te scannen met de barcodescanner of om deze handmatig in te voeren. 3. Houd ENTER ingedrukt. Als er een aanvaardbare OID wordt ingevoerd, gaat het instrument verder: gevolgd door Opmerking: Als de invoer van een OID is gespecificeerd, is een acceptabele OID elke waarde tot 16 cijfers. Als het invoeren van een geldige OID is gespecificeerd, is een aanvaardbare OID elk getal dat in de Operator Table (lijst van operators) voorkomt (zie pagina 60). U kunt de OID controleren door eerst op ID en dan op 2 te drukken om de ingevoerde waarde te tonen. 4. Als er een onaanvaardbare OID wordt ingevoerd, wordt het bericht ID is Not Valid (ID is niet geldig) getoond, gevolgd door de OID-prompt. Het instrument gaat pas verder als er een aanvaardbare OID wordt ingevoerd. Een verplichte operator-pin invoeren: 1. De PIN-prompt wordt automatisch getoond wanneer een cuvet wordt geplaatst: 2. Voer de PIN in met het toetsenblok. 31

32 3. Houd ENTER ingedrukt. Als er een aanvaardbare PIN wordt ingevoerd, gaat het instrument verder: gevolgd door Opmerking: Een aanvaardbare PIN is elke tekenreeks tot negen numerieke tekens (geen 0) die overeenkomt met een PIN in de Operator Table (lijst operators). 4. Als er een onaanvaardbare PIN wordt ingevoerd, wordt het bericht ID is Not Valid (ID is niet geldig) getoond,gevolgd door de PIN-prompt. Het instrument gaat pas verder als er een aanvaardbare PIN wordt ingevoerd. Opdrachten voor verplichte QC-testen Het is eveneens mogelijk om het uitvoeren van Electronic Quality Control (EQC)-testen en/of Liquid Quality Control (LQC)-testen op specifieke intervallen als verplicht in te stellen (zie het gedeelte Configuration Manager). Wanneer het tijd is voor het uitvoeren van een verplichte QCtest, kunnen de huidige patiënttest(en) pas worden uitgevoerd nadat deze verplichte QC-test met succes is voltooid. Als EQC is vereist, kunnen er pas weer patiënttesten worden uitgevoerd wanneer de EQC met succes is afgerond. N.B: nadat er een verplicht QC-interval is bereikt, is er een gespecificeerd beperkt aantal verdere testen per test (911-uitzonderingen) mogelijk. Geslaagde QC-testen voor een test zullen de 911-uitzondering voor die test automatisch resetten. Zie het gedeelte Configuration Manager voor verdere bijzonderheden. Een verplichte QC-test uitvoeren: 1. Nadat een gespecificeerd QC-interval (zie pagina 56 in het gedeelte Configuration Manager) verstrijkt zonder een geslaagde QC-test, wordt automatisch een prompt te tonen voor het uitvoeren van de vereiste QC-test. en 2. Druk op de QC-toets om extra informatie over QC-testen die verplicht is (REQ), te tonen: 3. Als een cuvet wordt geplaatst voor een test met een vervallen QC-interval, verschijnt het bericht LQC Expired (LQC vervallen), gevolgd door een prompt om een QC-test of een ander patiëntmonster uit te voeren (als het aantal 911-uitzonderingen niet is overschreden): 4. Voer de QC-test uit volgens de getoonde opdrachten. Als de resultaten voor de QC-test aanvaardbaar zijn, kunnen de patiënttesten nu worden uitgevoerd. Het invoeren van een verplicht partijnummer, vervaldatum en verwacht bereik voor controles De invoer van het partijnummer, de vervaldatum en het verwachte bereik van vloeistoftesten kan vereist zijn voor het voltooien van een QC-test. Opmerking: Opdrachten voor het invoeren van het partijnummer, de vervaldatum en het verwachte bereik van vloeistoftesten worden alleen getoond als de juiste optie voor de QCpartij is ingeschakeld via de Configuration Manager (zie pagina 56). Als Required (Vereist), Scan Only (Alleen scannen) en/of Pre-stored Only (Alleen vooraf opgeslagen) zijn geselecteerd 32

33 als optie voor de QC-partij, worden de overeenkomende prompts voor het invoeren van de informatie automatisch getoond. Als geen van de opties voor de QC-partij is geselecteerd, is er geen andere wijze om informatie over de QC-partij in te voeren. Verplichte testinformatie invoeren: 1. De opdracht voor het invoeren van een QC-partijnummer wordt automatisch getoond wanneer een QC-test wordt geselecteerd: 2. Selecteer het QC-partijnummer in de lijst, scan het controlepartijnummer of voer het in met het toetsenblok. a. Om het QC-partijnummer te selecteren in de lijst, drukt u op de numerieke toets voor dat partijnummer. Druk bijvoorbeeld op 1 om het partijnummer E5DCA007 in het bovenstaande voorbeeld te selecteren. Opmerking: Informatie voor elke partij controles wordt ingevoerd met Configuration Manager (zie pagina 64). Informatie voor maximum vijf partijen van normale controles en vijf partijen van abnormale controles kunnen worden opgeslagen voor elk testtype. Een controlepartijnummer dat werd gescand of ingevoerd, wordt niet getoond in de lijst nadat de partij de vervaldatum heeft bereikt. b. Om de controle-informatie te scannen, plaatst u de scannerpoort ongeveer 10 cm van de barcode (zie pagina 5) op de verpakking van de vloeistoftesten en druk dan op PRINT/SCAN. barcode controle-informatie controlepartijnummer Het gescande partijnummer en Stored (Opgeslagen) worden getoond. c. Om het QC-partijnummer handmatig in te voeren, drukt u op 7 om het scherm voor het invoeren van het QC-partijnummer te tonen. Voer het QC-partijnummer in met behulp van de numerieke toetsen: Opmerking: Druk op de toets NOTE om te wijzigen van numerieke naar alfabetische tekens of omgekeerd. Als er alfabetische tekens worden ingevoerd, gaat u verder vanaf de getoonde letter naar de volgende letter op die toets door opnieuw op de toets te drukken voordat de cursor verder gaat. Opmerking: QC-partijnummers die handmatig zijn ingevoerd in het Hemochron Signature Elite-instrument worden alleen opgeslagen naar de huidige testrecord. Ze worden niet geüpload naar Configuration Manager. Nadat het QC-partijnummer is ingevoerd, houdt u ENTER ingevoerd om het scherm voor het invoeren van de QC-informatie te tonen. 33

34 Voer de QC-informatie in met behulp van de numerieke toetsen: Opmerking: Het QC-informatieveld bestaat uit numerieke tekens ( in het voorbeeld). De vervaldatum en het verwachte bereik van de controle is gecodeerd in de QC-informatie. Nadat de QC-informatie is ingevoerd, houdt u ENTER ingedrukt om door te gaan met de test. Een notitie toevoegen Er kunnen maximaal twee door de operator selecteerbare notities worden toegevoegd aan de record voor elke test; deze worden met de definitieve record afgedrukt. Deze notities kunnen uit een menu van negen beschikbare notities worden gekozen. Opmerking: Zie het gedeelte Configuration Manager voor de procedure voor het toevoegen van een nieuwe door de gebruiker selecteerbare notities aan de Note Table (lijst van notities). 1. Druk op NOTE: Opmerking: Er moet een cuvet in het instrument worden geplaatst voordat een notitie wordt ingevoerd. 2. Typ een nummer (1 t/m 9) om de overeenkomende notitie in het veld van de eerste notitie te tonen. Bijvoorbeeld: 3. om een notitie in het veld van de tweede notitie in te voeren, drukt u op ENTER om het veld van de tweede notitie te markeren voordat u een nummer voor de tweede notitie invoert: Opmerking: No Note (Geen notitie) wordt getoond als er geen notitie is gedefinieerd voor een notitieveld. Om een momenteel ingevoerde notitie te verwijderen, markeert u het notitieveld en voert u 0 in om No Note (geen notitie) te tonen. Opmerking: Als een derde notitie wordt ingevoerd, wordt de eerste notitie geannuleerd. 4. Druk op CANCEL. De geselecteerde notitie (of notities) worden ingevoerd in de testrecord. Monsterafname Neem bloedmonsters af conform CLSI-document H21-A5, met de titel Collection, Transport and Processing of Blood Specimens for Coagulation Testing and General Performance of Coagulation Assays. Belangrijk: Zorg bij het afnemen van bloedmonsters dat u verontreiniging door weefseltromboplastine, intraveneus (IV) toegediende oplossingen of reinigingsoplossingen op alcoholbasis vermijdt. Voer monsters af die niet naar behoren zijn afgenomen of die zichtbare stolsels, stof of vuil bevatten. 34

35 Als voor de bloedafname een injectienaald wordt gebruikt, dient u een injectienaald van nr. 23 of groter te gebruiken. Als een monster via dezelfde naald wordt vrijgegeven, dient u dit langzaam te doen om hemolyse te vermijden. Zie de bijsluiter van de cuvet voor verdere bijzonderheden betreffende de afname en de opslag van monsters. De test starten Nadat de initialisatie is voltooid, geeft het instrument met een enkele pieptoon aan dat het klaar is voor het monster. De opdrachten Add Sample (BRENG MONSTER AAN) en Press Start (Druk op Start) worden getoond met een aftelling naar START TIMED OUT (TIME-OUT VAN DE START) (zie onderstaande notitie). Dan kan het bloedmonster in de cuvet worden aangebracht en kan de test worden gestart. Opmerking: START TIMED OUT (Time-out start) wordt getoond als de test niet binnen vijf minuten wordt gestart. In dit geval dient u de test te herhalen met een nieuwe cuvet. 1. Breng een druppel bloed in de monsteropening van de cuvet aan: lager gedeelte van de rand monsteropening overloopgedeelte Opmerking: Begin bij het vullen van de monsteropening op de bodem. Breng voldoende bloed aan om de monsteropening geheel te vullen tot aan de bovenkant van het lagere gedeelte van de rand. Als de meniscus van het bloedmonster boven de rand uitsteekt, dient u het overtollige bloed in het overloopgedeelte te schuiven. Er kan een overloopnaald gebruikt worden om bloed over te brengen. 2. Druk op de START-toets. De verstreken tijd (in seconden) wordt getoond totdat het monster stolt. Opmerking: Als de grootte van het aangebrachte monster onjuist is, wordt een van de volgende berichten getoond: SAMPLE TOO SMALL (Monster te klein), SAMPLE TOO LARGE (Monster te groot) of SAMPLE NOT SEEN (Monster niet gezien). Herhaal de test met een nieuwe cuvet. 3. Als er een stolsel wordt waargenomen, geeft het instrument een enkele pieptoon te horen. De definitieve resultaten van de test worden berekend en getoond. Opmerking: De stollingstijden voor volbloed worden omgezet naar plasma-equivalente waarden (voor de APTT en de APTT Citrate) of naar plasma-equivalente waarden en International Normalized Ratio (voor de PT en de PT Citrate). Voor de ACT+ en de ACT- LR worden Celite-equivalente waarden getoond. 4. Verwijder de cuvet en voer hem af. Opmerking: De resultaten worden in de database opgeslagen en worden afgedrukt als er een printer is aangesloten. De datum en de tijd van de test, de cuvetpartij en/of QCpartijgegevens, PID, OID, notitie(s) (indien ingevoerd) en eventuele foutberichten (als er voor de test of het monster een fout is geconstateerd) worden met het testresultaat afgedrukt. 35

36 KWALITEITSCONTROLE (QC) De Joint Commission on Accreditation of Healthcare Organizations (JCAHO) en andere regelgevende agentschappen raden aan dat er voor medische en laboratoriuminstrumenten een kwaliteitsborgingsprogramma wordt aangenomen, dat kan garanderen dat deze instrumenten op lange termijn nauwkeurig en betrouwbaar blijven werken. Deze kwaliteitscontrole moet uitgebreid schriftelijk worden bijgehouden. In het kader van een uitgebreid kwaliteitsborgingsprogramma moeten routineuze kwaliteitscontroletesten worden uitgevoerd. Tijdens QC-testen van de Hemochron Signature Elite dient voor het volgende te worden gezorgd: Elke acht bedrijfsuren moeten de systeemprestaties worden getest en de systeemtemperatuur worden gecontroleerd met de interne elektronische systeemverificatie. De cuvetten moeten worden getest overeenkomstig de bijsluiter voor elke test; hierbij moeten vloeistoftesten worden uitgevoerd op twee niveaus. Zelftest Telkens wanneer het Hemochron Signature Elite-instrument wordt ingeschakeld en wanneer er een test wordt uitgevoerd, voert het een 'zelftest' uit. Wanneer een test wordt begonnen met het aanbrengen van een cuvet, worden er automatisch systeemcontroles verricht, zoals: Controle of het accuvermogen voldoende is voor een volledige test. Verificatie van het type test op het display om te verzekeren dat de leds waardoor de testen worden geïdentificeerd, naar behoren werken. Controle of de temperatuur van de cuvet tot 37 ± 1,0º C is verwarmd. Als deze temperatuur niet kan worden bereikt of wordt overschreden, wordt er een foutbericht getoond en zijn er geen testen mogelijk. Controle of er een monster aanwezig is en of dit groot genoeg is om de test uit te voeren. Op deze manier verzekert u dat de pompen en de leds die het monster moeten waarnemen naar behoren werken en dat de cuvet voldoende vloeistofdicht is. Als deze parameters voor het instrument en monster niet juist zijn, wordt de test beëindigd en wordt er een foutbericht getoond. Controle of de interne timers naar behoren functioneren voor elke test. Als de timer van het systeem en de timer van de test van elkaar verschillen, geeft de real-time klok een foutbericht weer; in dit geval wordt het testresultaat niet gerapporteerd. Verificatie van instrumenttemperatuur De instrumenttemperatuur wordt automatisch gecontroleerd wanneer EQC wordt uitgevoerd. De controle van de instrumenttemperatuur verifieert of de temperatuur van 37 C ±1.0 C wordt behouden tijdens de test. Opmerking: Als de temperatuuraflezing buiten bereik is, neemt u contact op met de technische ondersteuning op (800) (gratis in V.S.) of QC van de werking van het instrument Elke acht bedrijfsuren moet het instrument op twee niveaus worden getest. De automatische interne Electronic Quality Control (elektronische kwaliteitscontrole) kan worden gebruikt om de elektronische verificatie van de werking van het instrument op twee niveaus uit te voeren. Ook kan de kwaliteitscontrole met vloeistoffen worden verricht. Opmerking: Hemochron Configuration Manager wordt gebruikt voor het specificeren van automatische EQC, het specificeren van het vereiste interval voor het uitvoeren van EQC en het programmeren van EQC-niveau 2 voor 300 seconden of 500 seconden (zie pagina 58). Belangrijk: Als Auto EQC is geselecteerd, moet u ervoor zorgen dat de cuvetten routinematig van het instrument worden verwijderd na het voltooien van een test. Als EQC wordt uitgevoerd terwijl een cuvet is geplaatst, wordt het bericht Detector Blocked (Detector geblokkeerd) getoond en mislukt de EQC-test. EQC wordt automatisch uitgevoerd als Automatic EQC is gespecificeerd en als het Hemochron Signature Elite-instrument wordt aangesloten op het netvoedingsapparaat. EQC-resultaten worden opgeslagen in de database en gedurende vijf minuten getoond (of tot op Cancel wordt gedrukt). 36

37 QC met behulp van EQC: 1. Geef het menu QC Status weer: Opmerking: Geef het menu QC Status weer door op de toets QC te drukken voordat een cuvet wordt geplaatst. Als EQC wordt uitgevoerd terwijl een cuvet is geplaatst, wordt het bericht Detector Blocked (Detector geblokkeerd) getoond en mislukt de EQC-test. 2. Druk op 1. De testruimte warmt op tot de gewenste temperatuur en de EQC-test begint. De resultaten worden getoond terwijl de test verder loopt. 3. Wanneer de test is voltooid, worden de resultaten getoond op het scherm en naar de QCdatabase geschreven. Druk op CANCEL om het scherm af te sluiten. Opmerking: Interne EQC controleert twee niveaus van QC en de temperatuur en slaat elk resultaat op. Als één resultaat mislukt, stopt de test en worden alle resultaten geregistreerd als mislukt. Als de gebruiker de interne EQC-test afbreekt, wordt de test niet opgeslagen op de database of afgedrukt. QC met behulp van vloeistoffen (Liquid Quality Control): 1. Zorg dat u de voor de kwaliteitscontrole benodigde vloeistoffen ter beschikking hebt. Opmerking: Hemochron QC-vloeistoffen zijn aanbevolen. Zie de bijsluiter bij de QCvloeistoffen voor bijzonderheden betreffende de opslag en de hantering ervan. 2. Zorg dat u een cuvet voor de te valideren test ter beschikking hebt en breng deze in het instrument aan. 3. Om QC uit te voeren wanneer dat niet is vereist, drukt u op de toets QC. 4. Selecteer QC NORMAL (QC NORMAAL) of QC ABNORMAL (QC ABNORMAAL) en voer een operator-id in voor de test (facultatief). Belangrijk: De LQC-resultaten worden in de patiëntendatabase opgeslagen als QC NORMAL (QC normaal) of QC ABNORMAL (QC abnormaal) niet voor de test is geselecteerd. 5. Wanneer de opdrachten Add Sample (BRENG MONSTER AAN) en Press Start (Druk op start) worden getoond, brengt u het juiste LQC-monster aan en voert u de test op dezelfde manier uit als bij een patiëntmonster. Opmerking: Als er foutberichten verschijnen op het instrumentscherm, verwijdert u de cuvet en herhaalt u de test met een nieuwe cuvet. Kwaliteitscontrole van cuvetten De validatie van cuvetten vindt plaats met behulp van de juiste Hemochron QC-product en de bijgeleverde testprocedure. De aanvaardbare werkbereiken voor Hemochron -cuvetten zijn in elk Hemochron QC-product te vinden. Resultaten die buiten deze bereiken vallen, worden waarschijnlijk veroorzaakt door de tijdens de test gebruikte techniek, de controlevloeistof, de cuvet en/of het instrument. Raadpleeg het gedeelte Problemen oplossen voor meer informatie. QC-intervallen controleren Als het systeem zodanig is geconfigureerd, dat de EQC-testen en/of de LQC-testen op gespecificeerde intervallen moeten worden uitgevoerd, is het mogelijk de resterende tijd te controleren totdat de QC voor elke test moet worden uitgevoerd. QC-intervallen controleren: Opmerking: Als een cuvet niet in het instrument is geplaatst, wordt de QC-status onmiddellijk getoond bij het indrukken van WC en kan de operator EQC uitvoeren. 37

38 1. Druk terwijl er een cuvet in het instrument aangebracht is op QC om het menu QC SELECTS (QC SELECTEREN) te tonen: 2. Druk op 4. De resterende tijd (getoond als uur:minuten) voordat de QC moet worden uitgevoerd op elke test, wordt getoond. Tests worden getoond in de volgorde waarin QC moet worden uitgevoerd, waarbij EQC altijd als laatste wordt getoond: 3. Indien van toepassing, schakelt het scherm om de resterende QC-tijd voor extra tests te tonen. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET GEBRUIK Open het instrument NIET. Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Bovendien wordt de garantie hierdoor ongeldig. Neem het netvoedingsapparaat NIET van het instrument los door aan het snoer te trekken. Gebruii GEEN cuvetten waarvan de aangegeven vervaldatum is verstreken of die niet naar behoren zijn opgeslagen. Gebruik alleen Hemochron Signature Elite cuvetten Forceer een cuvet NIET in het instrument. Als u tijdens het inbrengen weerstand ervaart, dient u de cuvet voorzichtig te verwijderen en de cuvetsleuf te inspecteren. Verwijder alle obstructies alvorens te proberen het instrument verder te gebruiken (zie Onderhoud op pagina 80). Druk NIET te hard op de toetsen van het instrument. Stel het instrument NIET bloot aan extreme temperaturen (boven 50 C). Laat het instrument NIET vallen. Gebruik de resultaten niet als u het instrument tijdens een test hebt laten vallen. Het gebruik van een ander netvoedingsapparaat dan die bij het instrument is geleverd, kan leiden tot minder veiligheid of schade aan het instrument. Het gebruik van hulpapparatuur die in deze handleiding is geïdentificeerd in de buurt van de patiënt, of apparatuur die niet voldoet aan equivalente veiligheidsvereisten van deze apparatuur of IEC 61010, kan leiden tot een lager niveau van veiligheid in het resulterende systeem. Het Hemochron Signature Elite-instrument mag uitsluitend worden gebruikt door gezondheidszorgprofessionals die in het gebruik ervan getraind zijn. Bij het gebruik ervan moeten het beleid en de richtlijnen van de instelling altijd worden nageleefd. Tijdens het afnemen en hanteren van bloedmonsters en tijdens het bedienen van het Hemochron Signature Elite-microcoagulatie-instrument moeten alle veiligheidsrichtlijnen voor de afvoer van biologisch afval in verband met het hanteren en afvoeren van bloed van menselijke oorsprong strikt nagevolgd worden. Gebruikte Hemochron -testcuvetten moeten als mogelijk infectieus worden beschouwd. Deze moeten gehanteerd worden conform het beleid van de specifieke instelling betreffende de afvoer van mogelijk infectieuze materialen. LET OP: Controleer of de te gebruiken connectiviteitssoftware van derden compatibel is met de softwareversie van het Hemochron Signature Elite-instrument dat wordt gebruikt. Als connectiviteitssoftware van derden wordt gebruikt die niet compatibel is met de Hemochron Signature Elite-software, kan dit resulteren in verlies van gegevens. 38

39 BEPERKINGEN Met het Hemochron Signature Elite-microcoagulatie-instrument behaalde testresultaten kunnen worden beïnvloed door foutieve technieken tijdens de bloedafname en het aanbrengen van het bloed in de monsteropening. De nauwkeurigheid van de test is op de eerste plaats afhankelijk van de kwaliteit van het bloedmonster, dat afhankelijk is van de afname ervan en het overbrengen van het bloed naar de testcuvet. Zie de bijsluiter van de test voor specifieke beperkingen. Hemochron Signature Elite-testresultaten moeten altijd in de context van de aandoening of de anticoagulantiatherapie van de individuele patiënt worden gezien. Alle testen die resultaten opleveren die inconsistent zijn met de klinische status van de patiënt, moeten worden herhaald of worden aangevuld met verdere diagnostische testen. Monsters met een hematocriet van minder dan 20% of meer dan 55% worden niet aanbevolen, omdat hun optische dichtheid het detectieniveau van het Hemochron Signature Elite-microcoagulatie-instrument te buiten gaat. RESULTATENBEHEER Er kunnen maximaal 600 patiënttestresultaten en 600 QC-testresultaten in het instrument worden opgeslagen. Naast de testresultaten worden ook de datum en de tijd van elke test, de PID en de OID opgeslagen. Opmerking: Als er geen waarde wordt ingevoerd wanneer de test wordt uitgevoerd, wordt de PID en/of de OID niet opgeslagen. Voor QC-testen is geen PID toegestaan. Opmerking: Als er een fout wordt geconstateerd met de test of het monster, wordt het betreffende foutbericht op de printout getoond. Zie pagina 76 voor foutberichten, hun oorzaak en oplossingen. Resultaten afdrukken 1. Druk op PRINT/SCAN om het menu PRINT te tonen: Voer vervolgens een van de volgende procedures uit: De resultaten van de recentste test afdrukken: 1. Druk op 1. De resultaten van de laatste test worden afgedrukt. Alle resultaten in een database afdrukken: 1. Druk op 2 om alle resultaten in de patiëntdatabase af te drukken. Of druk op 3 om alle resultaten in de QC-database af te drukken. Patiëntresultaten afdrukken: 1. Druk op 4 om het menu voor het afdrukken van patiëntresultaten te tonen: 2. De resultaten voor de gewenste testen afdrukken: a. Om resultaten af te drukken voor een specifieke patiënt, drukt u op 1 om het scherm Print by PID (Afdrukken op PID) te tonen. Scan of typ de PID en druk dan op ENTER. Alle testresultaten voor de gespecificeerde patiënt worden afgedrukt. 39

40 b. Om resultaten af te drukken die door een specifieke operator zijn verkregen, drukt u op 2 om het scherm Print by OID (Afdrukken op OID) te tonen. Scan of typ de OID en druk dan op ENTER. Alle testresultaten van de patiënt, verkregen door de gespecificeerde operator, worden afgedrukt. c. Om resultaten af te drukken die zijn verkregen over een specifieke datum, drukt u op 3 om het scherm Print by Date (Afdrukken op datum) te tonen. Voer de datum in via het toetsenblok en druk dan op ENTER. Alle testresultaten van de patiënt die zijn verkregen op de opgegeven datum, worden afgedrukt. d. Om alle resultaten af te drukken voor een specifieke test, drukt u op 4 om het scherm Print by Assay (Afdrukken op test) te tonen. Opmerking: Als de gewenste test niet wordt getoond, drukt u op 7 om extra testen te tonen. Voer het nummer van de test in en druk dan op ENTER. Alle testresultaten van de patiënt voor de gespecificeerde array worden afgedrukt. e. Om resultaten af te drukken voor een specifiek cuvetpartijnummer, drukt u op 5 om het scherm Print by CVlot (Afdrukken op CVlot) te tonen. Scan of typ het cuvetpartijnummer en druk dan op ENTER. Alle testresultaten van de patiënt voor het opgegeven cuvetpartijnummer worden afgedrukt. f. Druk op CANCEL om terug te keren naar het menu voor het afdrukken van de patiëntresultaten (stap 1). QC-resultaten afdrukken: 1. Druk op 5 om het menu voor het afdrukken van QC-resultaten te tonen: 2. De resultaten voor de gewenste testen afdrukken: a. Om QC-resultaten af te drukken die door een specifieke operator zijn verkregen, drukt u op 1 om het scherm Print by OID (Afdrukken op OID) te tonen: Scan of typ de OID en druk dan op ENTER. Alle QC-testresultaten, verkregen door de gespecificeerde operator, worden afgedrukt. 40

41 b. Om de resultaten die zijn verkregen over een specifieke datum af te drukken, drukt u op 2 om het scherm Print by Date (Afdrukken op datum) te tonen. Voer de datum in via het toetsenblok en druk dan op ENTER. Alle QC-resultaten die zijn verkregen op de opgegeven datum, worden afgedrukt. c. Om alle resultaten af te drukken voor een specifieke test, drukt u op 3 om het scherm Print by Assay (Afdrukken op test) te tonen. Opmerking: Als de gewenste test niet wordt getoond, drukt u op 7 om extra testen te tonen. Voer het nummer van de test in en druk dan op ENTER. Alle QC-testresultaten van de patiënt voor de gespecificeerde array worden afgedrukt. d. Om resultaten af te drukken voor een specifiek cuvetpartijnummer, drukt u op 4 om het scherm Print by CVlot (Afdrukken op CVlot) te tonen. Scan of typ het cuvetpartijnummer en druk dan op ENTER. Alle QC-testresultaten voor het opgegeven cuvetpartijnummer worden afgedrukt. e. Om resultaten af te drukken voor een specifiek controlepartijnummer, drukt u op 5 om het scherm Print by QClot (Afdrukken op QClot) te tonen. Scan of typ het controlepartijnummer en druk dan op ENTER. Alle QC-testresultaten voor het opgegeven controlepartijnummer worden afgedrukt. f. Druk op CANCEL om terug te keren naar het menu voor het afdrukken van de QCresultaten (stap 1). De werking van de printer controleren: 1. Druk op 6 om een ASCII-tekenset naar een aangesloten printer uit te voeren om te controleren of de printerpoort naar behoren werkt. Hemochron Elite Print Test! #$%& ()*+,-./ :;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOP QRSTUVWXYZ[\]^_`abcdefgh ijklmnopqrstuvwxzy{ }~ Het afdrukken van resultaten afbreken: 41

42 1. Als u gedurende drie seconden op CANCEL drukt, wordt de verzending van gegevens naar de printer afgebroken. Alle gegevens die zijn verzonden voordat CANCEL wordt losgelaten, zullen worden afgedrukt. Print Menu-2 openen Via Print Menu-2 kunt u systeeminformatie afdrukken, een koptekst invoeren en de printer en barcodescanner controleren. 1. Druk op PRINT/SCAN om de eerste pagina van het menu Print te tonen: 2. Druk op 7 om de tweede pagina van het menu Print te tonen: Een aangepaste koptekst invoeren: Met deze functie kunt u een aangepaste koptekst creëren, die bovenaan elke printout wordt getoond. De standaard koptekst is - - -ACCRIVA DIAGNOSTICS Een aangepaste koptekst kan maximaal 20 tekens bevatten. 1. Geef de tweede pagina van het menu Print weer. 2. Druk op 1 om een aangepaste koptekst in te voeren. 3. U kunt de aangepaste koptekst invoeren via het toetsenblok. Druk op de toetsnote- om de gegevensinvoermodus te wijzigen van alfabetisch (ABC; hierboven getoond) tot numeriek (123) of omgekeerd. Opmerking: Als er alfabetische tekens worden ingevoerd, gaat u verder vanaf de getoonde letter naar de volgende letter op die toets door opnieuw op de toets te drukken voordat de cursor verder gaat. Laat de toets gedurende ten minste één seconde los wanneer het gewenste teken wordt getoond. Het teken wordt opgeslagen en de cursor schuift naar rechts. Gebruik de CANCEL-toets als pijl naar links en de ENTER-toets als pijl naar rechts. 4. Wanneer de gewenste koptekst wordt getoond, houdt u de ENTER-toets gedurende ten minste één seconde ingedrukt om de koptekst op te slaan. Houd de CANCEL-toets ingedrukt om terug te gaan naar de opdracht ENTER HEADER (KOPTEKST INVOEREN) zonder de nieuwe koptekst op te slaan. Systeeminformatie afdrukken: 1. Geef de tweede pagina van het menu Print weer. 2. Druk op 2 om de softwareversie van het systeem, het serienummer ervan en de programmaparameters af te drukken. Andere databasebewerkingen Resultaten kunnen opnieuw worden bekeken voor zowel patiënt- als voor QC-testen. U kunt het totale aantal testresultaten dat momenteel is opgeslagen weergeven, evenals het totale aantal 42

43 verdere testresultaten waar ruimte voor is. Bovendien kunnen de resultaten in ofwel de patiëntendatabase of de QC-database worden gewist om plaats te maken voor verdere testresultaten. Tot slot kan de POCT-1A-communicatie worden gestart. LET OP: Als een test wordt uitgevoerd terwijl de database vol is, worden de resultaten van de oudste test overschreven. Daarom is het belangrijk om de inhoud van de database af en toe te controleren, af te drukken, te archiveren en te wissen. Andere databasebewerkingen uitvoeren: 1. Druk op DATABASE om het menu Database te tonen: Voer vervolgens een van de volgende procedures uit: Het totale aantal in de database opgeslagen testen en het aantal testen waar ruimte voor is weergeven: 1. Druk op 1. Het totale aantal opgeslagen patiëntrecords en QC-records, plus het aantal records dat nog kan worden toegevoegd aan de patiëntdatabase en de QC-database worden getoond: Alle resultaten uit een database wissen: Opmerking: Het verwijderen van resultaten uit de database kunnen worden verboden in Configuration Manager. Zie pagina 54 voor details. 1. Druk op 2 om de patiëntendatabase te wissen. Of druk op 3 om de QC-database te wissen. 2. Het instrument vraagt u om het wissen van de database te bevestigen: 3. Druk op 1 om het wissen te bevestigen. Het woord 'COMPLETED' (VOLTOOID) wordt gedurende twee seconden getoond. Opmerking: Druk op 2 of CANCEL om het wissen van de database te annuleren. Resultaten in de patiëntendatabase opnieuw bekijken: 1. Druk op 4. De eerste pagina van de resultaten voor de recentste testrecord wordt getoond. 2. Druk op 9 om extra pagina's toe te voegen aan de record: 3. Om door verdere testrecords te schuiven, drukt u op ENTER (voor de volgende record) of op 0 (voor de vorige record). Resultaten in de QC-database opnieuw bekijken: 1. Druk op 5. De eerste pagina van de resultaten voor de recentste testrecord wordt getoond. 43

44 2. Druk op 9 om extra pagina's toe te voegen aan de record: 3. Om door verdere testrecords te schuiven, drukt u op ENTER (voor de volgende record) of op 0 (voor de vorige record). De communicatie starten wanneer u het POCT-1A-communicatieprotocol gebruikt: 1. Druk op 6. Er wordt een bevestiging getoond wanneer de communicatie is ingeschakeld: Opmerking: Raadpleeg Communicatie met een pc of netwerk op pagina 45 voor meer informatie. De databasebewerkingen afsluiten: 1. Druk op CANCEL om af te sluiten. QC-/patiëntgegevens naar de pc downloaden Neem contact op met de technische ondersteuning voor informatie over het afdrukken van QC- /patiëntgegevens via uw pc met de software voor gegevensbeheer van Accriva Diagnostics, Inc. Acroniemen voor foutberichten De volgende tabel bevat een lijst van de acroniemen voor foutberichten die tijdens het bekijken van opgeslagen patiënt- of QC-records kunnen worden getoond: Acroniem Beschrijving Bericht op display ORH Buiten bereik-hoog Out of Range-Hi ORL Buiten bereik-laag Out of Range-Lo SNS Monster niet gezien Sample Not Seen STS Monster te klein Sample Too Small STL Monster te groot Sample Too Large TTO Temperatuur-timeout Heater Too Cool TTH Temperatuur te hoog Heater Too Hot SPF Onjuiste positie van monster Sample Pos Fault UAT Door gebruiker afgebroken test User Abort BAT Accufout Battery Fault PMS Prematuur monster Premature Sample DEF Detectorfout Detector Fault BTH Accuspanning te hoog Battery Too High XTH Externe voedingsspanning te hoog External Too High RTC Fout in realtimeklok RTC Fault 44

45 COMMUNICATIE MET EEN PC OF NETWERK Het instrument kan direct communiceren met een pc (via de COM-poort) of een netwerk (via de ethernetpoort). U kunt een van de twee communicatieprotocollen selecteren: Het eigen communicatieprotocol van Accriva waarmee records kunnen worden overgedragen vanaf het instrument en dat de configuratie van het instrument mogelijk maakt via software zoals Hemochron Configuration Manager. Een communicatieprotocol dat voldoet aan de CLSI POCT-1A-standaarden. Dankzij dit protocol kan het instrument communiceren met elke software of elk apparaat dat compatibel is met POCT-1A. N.B.: het POCT-1A-communicatieprotocol is alleen toegelaten wanneer Port is ingesteld op NET. Communiceren wanneer het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt Als het CLSI POCT-1A-compatibele communicatieprotocol wordt gebruikt, moet de communicatie worden gestart vanaf het instrument. 1. Controleer indien nodig het menu Communications (Communicatie) van het instrument en controleer of het POCT-1A-communicatieprotocol en de NET-communicatiepoort zijn opgegeven: N.B.: Het menu Communications (Communicatie) wordt geopend vanaf het menu Supervisor (pagina 21). 2. Selecteer vanaf het menu Database of Communications de optie 6 POCT >> NET om de communicatie te starten: en en 3. Er wordt een bevestiging getoond wanneer de communicatie is ingeschakeld: 4. Start de gegevensoverdracht in de softwaretoepassing (bijv. Hemochron Configuration Manager op de pc). De voortgang van de gegevensoverdracht wordt getoond terwijl de gegevensoverdracht wordt uitgevoerd: Voorbeeld: De configuratie lezen vanaf een instrument met de Hemochron Configuration Manager-software. Voorbeeld: Een nieuwe configuratie schrijven naar een instrument met de Hemochron Configuration Managersoftware. Voorbeeld: Testrecords exporteren vanaf een instrument met Hemochron ReportMaker-software. 45

46 5. Het bericht Disconnecting Network (Netwerkverbinding verbreken) wordt getoond wanneer de gegevensoverdracht is voltooid en vervolgens wordt het hoofdmenu van het instrument getoond. Communiceren wanneer het eigen communicatieprotocol wordt gebruikt Als het eigen communicatieprotocol wordt gebruikt, wordt de communicatie gestart vanaf een pc of netwerk. 1. Controleer indien nodig het menu Communications (Communicatie) van het instrument en controleer of het eigen communicatieprotocol en de gewenste communicatiepoort (NET of COM) zijn opgegeven: of N.B.: Het menu Communications (Communicatie) wordt geopend vanaf het menu Supervisor (pagina 21). 2. Start de gegevensoverdracht in de softwaretoepassing (bijv. Hemochron Configuration Manager op de pc). Tijdens het starten van de communicatie kunnen statusberichten verschijnen op het instrument. en Er wordt ook een bevestiging getoond wanneer de communicatie is ingeschakeld: 3. Start de gegevensoverdracht in de softwaretoepassing. De bevestiging van de gegevensoverdracht wordt getoond terwijl de gegevensoverdracht wordt uitgevoerd: 4. Het bericht Shutting Down (Uitschakelen) wordt getoond wanneer de gegevensoverdracht is voltooid en vervolgens wordt het instrument uitgeschakeld. Melding van inactief netwerk Een bericht op het instrument waarschuwt de operator als het netwerk langer dan vijf seconden inactief is tijdens een communicatiesessie: Een communicatiesessie annuleren Een communicatiesessie kan worden geannuleerd door op het instrument op de CANCEL-toets te drukken. Dit kan gebeuren wanneer de vraag CANCEL wordt getoond op het instrument: 46

47 CONFIGURATION MANAGER Met de Hemochron Configuration Manager (HCM)-software versie 3.0 of hoger kan de supervisor Hemochron Signature Elite-instrumenten zodanig configureren dat ze aan de behoeften van het laboratorium voldoen. De configuratie wordt uitgevoerd op een pc waarop de Hemochron Configuration Managersoftware is geïnstalleerd. De computer wordt verbonden met het instrument via een COM-poort of een netwerkverbinding. De pc moet aan de volgende minimumvereisten voldoen: Pentium II 400 MHz microprocessor of hoger Een harde schijf met ten minste 50 MB aan beschikbare ruimte Minstens 128 megabyte (MB) RAM-geheugen Microsoft Windows NT, 2000 of XP (als u Windows 2000 of XP gebruikt, moet u beveiligingsmachtigingen als systeembeheerder hebben om de software te installeren) VGA met een resolutie van 800x600 of hoger, ondersteund door Microsoft Windows. Minstens één beschikbare seriële RS-232-poort (als een instrument direct op de pc is aangesloten via een COM-poort) Een netwerkverbinding (als een instrument met de pc is verbonden via een netwerk) Cd-romstation De Configuration Manager-software installeren Het Setup-programma maakt de voor Hemochron Configuration Manager benodigde werkmappen aan. Het kopieert programma's en configuratiebestanden naar deze werkmappen en voegt het programmapictogram van Hemochron Configuration Manager (CM) toe op het bureaublad. 1. Start Microsoft Windows. 2. Plaats de installatie-cd-rom Hemochron Configuration Manager in het cd-station. 3. Volg de richtlijnen op het scherm. Opmerking: U wordt gevraagd een map op te geven voor de installatie. 4. Wanneer de software met succes is geïnstalleerd, wordt er een bericht getoond. Nu kunt u de cd uit de computer verwijderen. 5. Schakel de computer uit en start deze opnieuw op als u hierom wordt gevraagd. Een instrument aansluiten Het Hemochron Signature Elite-instrument dat wordt geconfigureerd, moet worden verbonden met Hemochron Configuration Manager. Dit kan gebeuren met de COM-poort of een netwerkverbinding. 1. Sluit het Hemochron Signature Elite-instrument aan op de pc waarop Hemochron Configuration Manager is geïnstalleerd. Gebruik hiervoor de computerinterfacekabel die bij het instrument is geleverd of een netwerkinterfacekabel. Opmerking: Als de computerinterfacekabel wordt gebruikt, sluit u een uiteinde van de kabel aan op de computerpoort op de zijkant van het instrument en het andere uiteinde op een ongebruikte COM-poort op de pc. Als een netwerkinterfacekabel wordt gebruikt, sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op ethernetpoort op de zijkant van het Hemochron Signature Elite-instrument en het andere uiteinde op een netwerkverbindingspoort. Zie pagina 24 voor informatie over de aansluiting. Opmerking: Een computerinterfacekabel wordt bij het instrument en de cd geleverd; bovendien is er een aparte PCKIT (Personal Computer Interface Cable) verkrijgbaar bij de klantendienst. Ook kunt u zelf een kabel configureren, zoals wordt beschreven op pagina 25. Opmerking: Het wordt aanbevolen het instrument te gebruiken op externe voeding terwijl het op de pc is aangesloten. 2. Controleer het menu Communications (Communicatie) van het instrument en controleer of het gewenste communicatieprotocol en de communicatiepoort (NET of COM) zijn opgegeven (pagina 21). Opmerking: Wanneer het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt, kan Hemochron Configuration Manager niet communiceren met het instrument via de COMpoort. 47

48 3. Volg de instructies op pagina 45 voor het tot stand brengen van de communicatie. Configuration Manager starten 1. Selecteer het CM-programmapictogram van Accriva Diagnostics, Inc. Het startvenster wordt getoond: 2. Wanneer de Hemochron Configuration Manager-software voor de eerste keer wordt gedraaid, krijgt u instructies te zien om u aan te melden met de standaardwaarden voor de gebruikersnaam en het wachtwoord: a. Klik op OK en klik vervolgens op Start Program (Programma starten). Het dialoogvenster Logon (Aanmelden) wordt getoond met de standaardwaarden voor de gebruikersnaam (supervisor) en het wachtwoord (supervisor): b. Klik op OK. Het dialoogvenster System Configuration (Systeemconfiguratie) wordt getoond: 48

49 c. Voer de naam en het adres van de instelling en/of contactinformatie in. Klik op Auto-Detect om automatisch de COM-poort van de pc te detecteren die wordt gebruikt wanneer verbonden met Signature Elite. U kunt ook op de vervolgkeuzepijl in het vak COM Port klikken en selecteer het nummer van de gebruikte COM-poort. Opmerking: Om deze instellingen te wijzigen op een latere datum, selecteert u System Configuration (Systeemconfiguratie) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). d. Klik op OK. De informatie wordt opgeslagen en het dialoogvenster User Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand gebruiker). e. Om het standaard Supervisor -gebruikerswachtwoord te wijzigen, voert u een nieuw wachtwoord in. Zorg dat de knop Yes is geselecteerd voor supervisortoegang en klik dan op Save (Opslaan). Opmerking: De Supervisor -gebruikersnaam kan niet worden verwijderd. Het standaard gebruikerswachtwoord moet worden gewijzigd zoals hierboven getoond. Totdat dit gebeurt, heeft iedereen toegang tot alle opdrachten. 3. Vervolgens klikt u op Start Program (Programma starten) om het dialoogvenster Logon (Aanmelden) te tonen: 49

50 4. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op OK. Menu's Menu's voor functies van Hemochron Configuration Manager worden bovenaan in het hoofdvenster getoond: Het gebruik van elk menu wordt hieronder beschreven: Menu Doel Configuratie Hiermee geeft u het dialoogvenster Read Configuration Data (Configuratiegegevens lezen) weer. In dit dialoogvenster kan de operator de diverse configuratie-opties instellen (zie pagina 53). Rapporten Hiermee kunt u lijsten configuratieparameters, instrumenten en operators (zie pagina 67), en audit-trail weergeven en afdrukken. Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand) Utilities (Hulpprogramma's) Exit (Afsluiten) Help Hiermee kunt u informatie over instrumenten weergeven, aanpassen, toevoegen en wissen. Hiermee kunt u de database opnieuw opbouwen en comprimeren. U kunt ook geselecteerde records samenvoegen. En u kunt de controle van de systeemtijd instellen. Hiermee kunt u informatie over de operator weergeven, aanpassen, toevoegen en wissen. Hiermee converteert u gegevens van Hemochron Configuration Manager-software V1.0 of V2.0 naar V3.0. Hiermee kunt u zich afmelden en/of het systeem afsluiten. Hiermee kunt u het versienummer van de geïnstalleerde Hemochron Configuration Manager-software weergeven. Ook hebt u via dit menu toegang tot Help. 50

51 Configuratiegegevens lezen of laden Selecteer Configuration (Configuratie) in het hoofdmenu Configuration Manager om het dialoogvenster Read Configuration Data (configuratiegegevens lezen). Via dit dialoogvenster kunnen configuratiegegevens worden gelezen vanaf een aangesloten instrument of kan een ander configuratiebestand worden geladen: Opmerking: Hemochron Configuration Manager maakt gebruik van een Microsoft Windowsgebruikersinterface. De softwarefuncties zijn intuïtief en gemakkelijk te leren. Zie de documentatie van Windows voor aanwijzingen betreffende de navigatie, de toegang tot opdrachten en Help, het uitvoeren van opdrachten en manieren om dingen sneller te doen. Opmerking: De vervolgkeuzelijst Instrument Type (Instrumenttype) wordt gebruikt bij het laden van een configuratie vanaf de database. Als een configuratie wordt gelezen vanaf een aangesloten instrument, wordt het instrumenttype automatisch gedetecteerd en getoond. Opmerking: Laad de standaard Hemochron Signature Elite-instellingen door Factory Default (Standaard) te selecteren in de vervolgkeuzelijst Configuration/Revision (Configuratie/revisie). Indien gewenst kunnen deze instellingen worden aangepast en in een configuratiebestand met een andere naam worden opgeslagen. Het standaard configuratiebestand kan niet worden overschreven of uit de database worden gewist. Configuratiegegevens lezen vanaf een aangesloten instrument: 1. Klik op Read From Instrument (Lezen vanaf instrument). Het dialoogvenster Read Configuration from Instrument (Configuratie lezen vanaf instrument) wordt getoond: 2. Breng de communicatie tot stand met het instrument zoals beschreven op pagina's 45 en 46. Opmerking: Als het instrument wordt verbonden via een netwerk, selecteert u <Listen on Network> (Luisteren op netwerk) in de vervolgkeuzelijst in het vak Connect via (Verbinden via). Geef anders, indien u dat wordt gevraagd, de COM-poort aan door deze in de vervolgkeuzelijst te selecteren. Opmerking: Wanneer het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt, kan Hemochron Configuration Manager niet communiceren met het instrument via de COM-poort. 51

52 3. Klik op Start. Configuratiegegevens worden gelezen vanaf het aangesloten instrument: Opmerking: Het serienummer en de naam van het instrument en het herzieningsniveau van het configuratiebestand voor het instrument, worden in het dialoogvenster Read Configuration (Configuratie aflezen) getoond. De voortgang van het aflezen van de configuratiegegevens wordt op de statusregels getoond. Opmerking: Als het eigen communicatieprotocol wordt gebruikt, wordt Transferring Data (Gegevens worden overgedragen) tijdens de gegevensoverdracht getoond op het aangesloten Hemochron Signature Elite-instrument. Als er geen verbinding wordt gemaakt, verschijnt een foutbericht op de pc. Selecteer Retry (Opnieuw) in het vak met het foutbericht om de verbinding te maken. Opmerking: Als het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt, geven specifieke berichten de voortgang van de gegevensoverdracht aan. Als er geen verbinding wordt gemaakt, zal het instrument een pieptoon weergeven, verschijnt Network Timed Out! (Time-out in netwerk) en vraag of het instrument klaar is om een cuvet te accepteren. 4. Wanneer het lezen van de configuratiegegevens is voltooid, verschijnt een bevestigingsdialoogvenster. Klik op OK om het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (zie hieronder) te tonen. Een configuratiebestand laden vanaf de database: 1. Selecteer het type instrument in de vervolgkeuzelijst Instrument Type. 2. Selecteer het bestand in de vervolgkeuzelijst Select Existing Configuration (Bestaande configuratie selecteren). 3. Klik op Yes op de vraag voor het laden van het geselecteerde bestand. 4. Klik op OK wanneer het aflezen van de configuratiegegevens is voltooid. Het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) wordt getoond: 52

53 Configuratie-opties instellen Bij het lezen van een configuratiebestand van een instrument of het laden van een configuratiebestand van de database, wordt het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) geopend (pagina 52). Via de knoppen in dit dialoogvenster kan de supervisor de instrumentconfiguratie weergeven en/of aanpassen: Knop Doel Instrument Options (Instrumentopties) a. General Options (Algemene opties) b. Operator ID Options (Operator-ID-opties) c. Patient ID Options (Patiënt-ID-opties) d. Date Format Options (Opties datumnotatie) e. Time Format Options (Opties tijdnotatie) f. Cuvette Lot Options/ QC Lot Options (Cuvetpartij-opties /QC-partij-opties) Lock-Out Control (Regeling blokkeringen) a. QC Lockout b. QC Exceptions (QC-uitzonderingen) 1. Specificeren wanneer het display wordt verlicht. 2. Operators toestaan om de datum of de tijd te wijzigen. 3. Operators toestaan om een database te wissen. 4. Weergave van QC-resultaten onderdrukken. 5. Supervisor-PIN van instrument invoeren. 1. Het instrument zodanig configureren dat het uitvoeren van een test alleen mogelijk is als er een operator-id (OID) wordt ingevoerd. 2. Het instrument zodanig configureren dat het alleen bediend kan worden als de operator een door de supervisor gespecificeerde OID of persoonlijk identificatienummer (PIN) invoert. 3. Specificeren dat de OID voor de vorige test gedurende een specifieke periode (of totdat er een nieuwe OID wordt ingevoerd) automatisch wordt ingevuld. 4. Specificeren dat de barcodescanner moet worden gebruikt voor het invoeren van de operator-id. 1. Het aantal cijfers specificeren waaruit een patiënt-id (PID) moet bestaan. 2. Het instrument zodanig configureren dat het uitvoeren van een test alleen mogelijk is als er een PID wordt ingevoerd. 3. Specificeren dat de PID voor de vorige test gedurende een specifieke periode (of totdat er een nieuwe PID wordt ingevoerd) automatisch wordt ingevuld. 4. Specificeren dat de barcodescanner moet worden gebruikt voor het invoeren van de patiënt-id. 1. Specificeer een datumnotatie van MM/DD/YY of YY-MM-DD. 1. Specificeer een 24-uurs of 12-uurs tijdnotatie (am en pm). 1. Vereis de invoer van een cuvetpartijnummer en/of QC-partijnummer. 2. Geef op of de barcodescanner moet worden gebruikt voor het invoeren van het cuvetpartijnummer en/of QC-partijnummer. 3. Hiermee vereist u dat de cuvet- en/of QC-partijnummers die worden gebruikt, kunnen alleen worden geselecteerd vanaf een lijst die is opgegeven door de supervisor. 1. Specificeren of er elektronische kwaliteitscontrole (EQC)-testen moeten worden uitgevoerd nadat er een gespecificeerd tijdsinterval is verstreken. 2. Specificeer 300 seconden of 500 seconden voor de EQC niveau 2-test. 3. Specificeer automatisch uitvoeren van EQC-tests aan geplande intervallen. 4. Voor elk type test: specificeren of er normale en/of abnormale Liquid Quality Control (LQC)-testen moeten worden uitgevoerd nadat er een gespecificeerd tijdsinterval is verstreken. 5. Het uitvoeren van een of meer specifieke testen op het instrument onmogelijk maken. 6. Als er na een gespecificeerd interval EQC- en/of LQC-testen moeten worden uitgevoerd, specificeren hoeveel verdere testen per test kunnen worden uitgevoerd (de 911-uitzonderingen) nadat het tijdsinterval is verstreken. 1. Specificeren hoeveel EQC- of LQC-testen mogen mislukken totdat het instrument wordt vergrendeld en door de supervisor moet worden gereset. 53

54 Knop Doel Operator Table 1. Specificeer een OID, PIN en/of certificaatvervaldatum voor een operator. (Lijst van operators) Gebruikersnotities 1. Door de gebruiker selecteerbare notities specificeren, die ten tijde van een test kunnen worden ingevoerd. Cuvetpartijen 1. Specificeer maximaal vijf cuvetpartijnummers en vervaldata die moeten worden gebruikt voor elke test. QC-partijen 1. Specificeer maximaal vijf partijnummers, vervaldata en verwachte bereiken voor niveau 1 (normaal) en niveau 2 (abnormaal) controles voor elke test. Instrumentopties specificeren Instrumentopties bepalen hoe het instrument met de operator communiceert. 1. Klik op Instrument Options (Instrumentopties) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Instrument Options (Instrumentopties) te tonen. Hierin wordt informatie betreffende het configuratiebestand getoond: Instrument General Options (Algemene instrumentopties) 1. Allow Date & Time Change (Wijzigen van datum en tijd toestaan): Plaats een vinkje in dit vakje om de operator in staat te stellen de datum en de tijd op het instrument te wijzigen. 2. Allow Patient & QC Database Erase (Wissen van patiënten- en QC-database toestaan): Plaats een vinkje in dit vakje om de operator in staat te stellen om de patiëntendatabase of de QC-database te wissen. 3. LQC Hide (LQC verbergen): Plaats een vinkje in dit vakje om te specificeren dat Pass (Gelukt) of Fail (Mislukt) wordt getoond in plaats van numerieke QC-resultaten. 4. Supervisor PIN (Supervisor-PIN): Voer een optioneel PIN-nummer (van 1 tot 9 cijfers) in om de toegang tot het menu Supervisor in het Hemochron Signature Elite-instrument te beheren. 5. Flashlight (Lamp): voer het aantal minuten in dat het display opgelicht blijft nadat een cuvet is geplaatst en nadat resultaten zijn getoond. Het geldige bereik voor schermverlichting is van 0 tot 100 minuten. Opmerking: Als 0 is ingevoerd, blijft het display opgelicht. Operator ID Options (Operator-ID-opties) 1. Not Required (Niet vereist): Selecteer deze optie als het invoeren van een operator-id (OID) of PIN niet verplicht is om een test uit te kunnen voeren. 2. OID Required (OID vereist): Selecteer deze optie om te vereisen dat een OID (elke OID) wordt ingevoerd wanneer een test wordt uitgevoerd. 54

55 3. Valid OID Required (Geldige OID vereist): Selecteer deze optie om het invoeren te vereisen van een OID die in de Operator Table (operatorlijst) is opgenomen en binnen de vervalperiode valt (als een vervaldatum is ingeschakeld voor die gebruiker). 4. Valid PIN Required (Geldige PIN vereist): Selecteer deze optie om het invoeren van een geautoriseerde operator-pin te vereisen. Alle PIN's moeten met een operator-id in de Operator Table (Operatorlijst) verbonden zijn. Opmerking: Slechts een van de in stappen 1 1 t/m 4 getoonde alternatieven kan worden geselecteerd. Geautoriseerde OID's en/of PIN's worden in de Operator Table (Operatorlijst) ingevoerd. Alle geautoriseerde operators of groepen in de Operator Table moeten een unieke OID en PIN hebben (zie pagina 60). 5. OID Scan Only (Alleen OID Scan): plaats een vinkje om te specificeren dat de OID moet worden gescand. Opmerking: Als OID Scan Only (Alleen OID scan) is ingeschakeld, wordt de operator gevraagd de OID te scannen tijdens het uitvoeren van een test. De operator kan de OID nog steeds handmatig invoeren door op de ID-toets te drukken (zoals aangegeven door de vraag ID=Manual Entry (ID = handmatige invoer), maar de OID moet tweemaal worden ingevoerd. 6. Reuse Operator ID (Operator-ID opnieuw gebruiken): Voer een waarde in (van 1 t/m 240 uur) om ervoor te zorgen dat het instrument de OID van de vorige test als de standaardinvoer voor de huidige test gebruikt. De OID wordt standaard ingevoerd voor de gespecificeerde duur en wordt gemarkeerd als een handmatige invoer in de database. Opmerking: Als 0 wordt ingevoerd, wordt de OID niet opnieuw gebruikt. Indien gewenst kan de standaard-oid worden gewijzigd. Patient ID Options (Patiënt-ID-opties) 1. Require Patient ID (Patiënt-ID vereist): Plaats een vinkje om te vereisen dat de operator een PID invoert om een patiënttest uit te kunnen voeren. 2. Patient ID Length (Lengte van patiënt-id): Selecteer het minimaal (from 1 tot 20) en maximaal (from 1 tot 20) aantal cijfers dat moet worden ingevoerd voor een patiënt-id. 3. PID Scan Only (Alleen PID Scan): plaats een vinkje om te specificeren dat de PID moet worden gescand. Opmerking: Als PID Scan Only (Alleen PID scan) is ingeschakeld, wordt de operator gevraagd de PID te scannen tijdens het uitvoeren van een test. De operator kan de PID nog steeds handmatig invoeren door op de ID-toets te drukken (zoals aangegeven door de vraag ID=Manual Entry (ID = handmatige invoer), maar de PID moet tweemaal worden ingevoerd. 4. Reuse Patient ID (Patiënt-ID opnieuw gebruiken): Voer een waarde in (van 1 t/m 240 uur) om ervoor te zorgen dat het instrument de PID van de vorige test als de standaard invoer voor de huidige test gebruikt. De PID wordt standaard ingevoerd voor de gespecificeerde duur en wordt gemarkeerd als een handmatige invoer in de database. Opmerking: Als 0 wordt ingevoerd, wordt de PID niet opnieuw gebruikt. De standaard PID kan worden gewijzigd door het invoeren van een nieuwe PID. Datumnotatie 1. Date Format (Datumnotatie): Selecteer MM/DD/YY om 1 juni 2006 te tonen als 06/01/06. Selecteer YY-MM-DD om 1 juni 2006 te tonen als Tijdnotatie 1. Time Format (Tijdnotatie): Selecteer 24 Hour (24 uur) om 7:15 's avonds als 19:15 te tonen. Selecteer 12 Hour (12 uur) om 7:15 's avonds als 7:15 pm te tonen. Cuvetpartij-opties 1. Required (Vereist): Plaats een vinkje om de invoer van een cuvetpartijnummer en de vervaldatum te vereisen wanneer u een test uitvoert. 2. Scan only (Alleen scan): Plaats een vinkje om te specificeren dat de cuvetinformatie alleen kan worden ingevoerd met de barcodescanner. Opmerking: Als Scan Only (Alleen scan) is ingeschakeld, wordt de operator gevraagd de cuvetinformatie te scannen tijdens het uitvoeren van een test. De operator kan de informatie nog steeds handmatig invoeren door op de toets 7 te drukken (zoals aangegeven door de vraag 7=Manual Entry (7 = handmatige invoer), maar de informatie moet tweemaal worden ingevoerd. Zie pagina 29 55

56 3. Pre-stored only (alleen vooraf opgeslagen): Plaats een vinkje om te specificeren dat de cuvetinformatie alleen kan worden geselecteerd in een lijst van partijnummers, gespecificeerd door de supervisor. Opmerking: Er kunnen maximaal vijf cuvetpartijnummers en vervaldata worden gespecificeerd voor elke test (zie pagina 63). Opmerking: Als meer dan vijf cuvetpartijnummers per test worden gescand of ingevoerd, worden de partijnummers met de vervaldatum die het dichtst bij ligt, verwijderd. QC-partijopties 1. Required (Vereist): Plaats een vinkje om te vereisen dat een QC-partijnummer wordt ingevoerd tijdens het uitvoeren van een kwaliteitscontroletest. 2. Scan only (Alleen scan): Plaats een vinkje om te specificeren dat het QC-partijnummer alleen kan worden ingevoerd met de barcodescanner. Opmerking: Als Scan Only (Alleen scan) is ingeschakeld, wordt de operator gevraagd de QC-informatie te scannen tijdens het uitvoeren van een test. De operator kan de QCinformatie nog steeds handmatig invoeren door op de toets 7 te drukken (zoals aangegeven door de vraag 7=Manual Entry (7 = handmatige invoer), maar de QC-informatie moet tweemaal worden ingevoerd. Zie pagina 32 voor meer informatie. 3. Pre-stored only (alleen vooraf opgeslagen): Plaats een vinkje om te specificeren dat het QCpartijnummer alleen kan worden geselecteerd vanaf een opgeslagen lijst. Opmerking: U kunt maximaal vijf QC-partijnummers, vervaldata en bereiken opgeven voor elke test voor zowel niveau 1- als niveau 2-controles (zie pagina 64). Opmerking: Als meer dan vijf QC-partijnummers per test worden gescand of ingevoerd voor niveau 1- en/of niveau 2-controles, worden de partijnummers verwijderd met de vervaldatum die het dichtst bij ligt. De opties opslaan 1. Klik op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) om de gespecificeerde opties op te slaan en het dialoogvenster af te sluiten. Opmerking: Als u op Cancel (Annuleren) drukt, worden alle velden gewist en worden de parameters niet opgeslagen. Parameters voor de QC Lockout (QC-blokkering) specificeren Parameters voor de QC-blokkering specificeren de maximale tijdsduur die kan verstrijken voordat er een succesvolle Liquid Quality Control (kwaliteitscontrole met behulp van vloeistoffen of LQC) of elektronische kwaliteitscontrole (EQC) moet worden uitgevoerd (QC Interval). Wanneer het interval voor de blokkering is verstreken en de testcuvet in het instrument wordt aangebracht, krijgt de gebruiker een opdracht te zien om de benodigde QC uit te voeren. Als de 911-limieten zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker de keuze geboden om een patiënttest uit te voeren. Als deze optie geselecteerd is, toont het instrument het aantal (van 0 tot 240) resterende testen dat kan worden uitgevoerd (de '911 override') totdat de QC moet worden uitgevoerd (zie QCuitzonderingen specificeren op pagina 59). De frequentie waarmee de EQC en de LQC voor diverse testen op normaal en abnormaal niveau uitgevoerd moeten worden, kan apart worden gespecificeerd. Blokkeringsparameters specificeren voor alle test behalve EQC: 1. Klik op Lock-Out Control (Regeling blokkeringen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster QC Lockout (QCblokkering) te tonen. Selecteer indien nodig het tabblad QC Lock Out Requirements (Vereisten QC-blokkering). 2. Selecteer de test voor het specificeren van blokkeringsparameters. De huidige instellingen voor de test worden getoond: 56

57 Opmerking: Het aantal patiënttesten dat al is uitgevoerd ten opzichte van de 911- uitzonderingen, wordt getoond in het veld # of 911s Used (aantal gebruikte 911's) wanneer een configuratie wordt gelezen vanaf een instrument. Deze waarde wordt automatisch opnieuw ingesteld op nul wanneer QC met succes is uitgevoerd. 3. Plaats een vinkje in het vakje QC Normal Required (QC-normaal vereist) als u wilt vereisen dat er op gespecificeerde intervallen een normale QC-test wordt uitgevoerd. Opmerking: Het aantal uitgevoerde 'QC Normal'-testen dat is mislukt, wordt getoond in het veld #of QC Tests Failed (Aantal mislukte QC-testen). 4. (Als QC-partijopties niet zijn gespecificeerd) Geef het aanvaardbare bereik aan voor de normale LQC van de gespecificeerde test door een waarde in te voeren in de velden Low (Laag) en High (Hoog). Opmerking: Als Required (Vereist), Scan only (Alleen scan) en/of Pre-stored only (alleen vooraf opgeslagen) is gespecificeerd voor QC Lot Options (QC-partijopties), worden de velden Low (Laag) en High (Hoog) niet getoond. 5. Plaats een vinkje in het vakje QC Abnormal Required (QC-abnormaal vereist) als u wilt vereisen dat er op gespecificeerde intervallen een abnormale QC-test wordt uitgevoerd. Opmerking: Het aantal uitgevoerde 'QC Abnormal'-testen dat is mislukt, wordt getoond in het veld #of QC Tests Failed (Aantal mislukte QC-testen). 6. (Als QC-partijopties niet zijn gespecificeerd) Geef het aanvaardbare bereik aan voor de abnormale LQC van de gespecificeerde test door een waarde in te voeren in de velden Low (Laag) en High (Hoog). Opmerking: Als Required (Vereist), Scan only (Alleen scan) en/of Pre-stored only (alleen vooraf opgeslagen) is gespecificeerd voor QC Lot Options (QC-partijopties), worden de velden Low (Laag) en High (Hoog) niet getoond. 7. (Als de op het tabblad getoonde QC-test verplicht is) Voer de maximale tijdsduur in (het QC Interval, van 0 t/m 1080 uur) die kan verstrijken totdat de QC-test met succes moet worden uitgevoerd. Opmerking: Nadat de QC met succes is voltooid, wordt de tijd van het interval gereset. 8. (Als de op het tabblad getoonde QC-test verplicht is) Voer de datum en de tijd in waarop de op het tabblad getoonde verplichte QC-test voor het eerst moeten worden uitgevoerd. Als er geen begindatum en -tijd worden ingevoerd, moet de QC-test onmiddellijk nadat de configuratie naar een instrument is gedownload uitgevoerd worden. 57

58 Opmerking: Latere data en tijden worden automatisch op basis van het QC-interval bepaald. 9. Herhaal stap 2 t/m 6 eventueel voor verdere QC-testen. 10. Klik op Save (Opslaan) om de parameters voor de QC-blokkering voor elk type test apart op te slaan. Opmerking: Klik op Cancel (Annuleren) om de velden te wissen zonder de aangepaste parameters op te slaan. Als u op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) drukt, worden de parameters voor de EQC/LQC-blokkering opgeslagen en wordt het dialoogvenster gesloten. 11. U kunt het uitvoeren van een bepaalde test onmogelijk maken door een vinkje in het vak QC Normal (of Abnormal) Required (Normale of abnormale QC verplicht) te plaatsen, een bereik in te voeren en vervolgens 0 in te voeren voor het QC-interval. Als er voor die test een cuvet wordt aangebracht, wordt het bericht DISALLOWED ASSAY REMOVE CUVETTE (NIET-TOEGESTANE TEST VERWIJDER CUVET) getoond. Blokkeringsparameters voor EQC specificeren: 1. Klik op Lock-Out Control (Regeling blokkeringen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster QC Lockout (QCblokkering) te tonen. Selecteer indien nodig het tabblad QC Lock Out Requirements (Vereisten QC-blokkering) en selecteer dan EQC: 2. Plaats een vinkje in het vakje Required (vereist) als u wilt vereisen dat EQC-testen moeten worden uitgevoerd op gespecificeerde intervallen. Opmerking: Het aantal uitgevoerde EQC-testen dat is mislukt, wordt getoond in de velden #of QC Tests Failed (Aantal mislukte QC-testen). Het verwachte bereik voor elk niveau wordt getoond in de velden Low (Laag) en High (Hoog). 3. Selecteer 300 seconden of 500 seconde voor de EQC-test van niveau (Als EQC-test is vereist) Voer de maximale tijdsduur in (het QC Interval, van 1 tot 1080 uur) die kan verstrijken totdat de QC-test met succes moet worden uitgevoerd. Opmerking: Nadat de EQC met succes is voltooid, wordt de tijd van het interval gereset. 5. (Als EQC-test is vereist) Voer de datum en tijd in wanneer de EQC-test de eerste keer moet worden uitgevoerd. Als er geen begindatum en -tijd worden ingevoerd, moet de EQC-test onmiddellijk nadat de configuratie naar een instrument is gedownload, worden uitgevoerd. 58

59 Opmerking: Latere data en tijden worden automatisch op basis van het QC-interval bepaald. 6. Auto EQC: Plaats een vinkje om te specificeren dat EQC automatisch moet worden uitgevoerd op het opgegeven interval. Opmerking: Als Auto EQC is geselecteerd en de Hemochron Signature Elite is aangesloten op een netvoedingsapparaat blijft het instrument ingeschakeld en wordt de vereiste EQC-test uitgevoerd op het juiste interval. De resultaten worden automatisch opgeslagen in de database. Belangrijk: Als Auto EQC is geselecteerd, moet u ervoor zorgen dat de cuvetten routinematig worden verwijderd van het instrument na het voltooien van een test. Als EQC wordt uitgevoerd terwijl een cuvet is geplaatst, wordt het bericht Detector Blocked (Detector geblokkeerd) getoond en mislukt de EQC-test. 7. Klik op Save (Opslaan) om de EQC-blokkeringsparameters op te slaan. Opmerking: Klik op Cancel (Annuleren) om de velden te wissen zonder de aangepaste parameters op te slaan. Als u op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) drukt, worden de parameters voor de EQC-blokkering opgeslagen en wordt het dialoogvenster gesloten. QC-uitzonderingen specificeren: 1. Klik op Lock-Out Control (Regeling blokkeringen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster QC Lockout (QCblokkering) te tonen. 2. Selecteer het tabblad QC Exceptions (QC-uitzonderingen): Opmerking: Gegevens die zijn ingevoerd op het tabblad QC Exceptions (QCuitzonderingen) zijn van toepassingen op alle tests. 911 Limit (911-limiet) 1. Voer het maximale aantal patiënttesten in (de 911-limiet, van 0 tot 240 testen) dat kan worden uitgevoerd nadat het voor de EQC/LQC-blokkering gespecificeerde interval een test heeft bereikt. Wanneer de 911-limiet is bereikt voor een test, kan die test niet worden uitgevoerd tot een geslaagde QC-test is uitgevoerd of tot het instrument is ontgrendeld (zie pagina 60) met Configuration Manager. Opmerking: Het aantal patiënttesten dat reeds is uitgevoerd en dat deel uitmaakt van de huidige 911-uitzonderingen, kan op het instrument worden afgelezen. 59

60 Failure Limit (Limiet voor mislukte testen) 1. EQC Failure Limit (Limiet voor mislukte EQC-testen): Voer het maximale aantal keren in dat een mislukte EQC-test opnieuw kan worden uitgevoerd voordat het systeem wordt vergrendeld (van 1 t/m 9 testen). 2. LQC Failure Limit (Limiet voor mislukte LQC-testen): Voer het maximale aantal keren in dat een mislukte LQC-test opnieuw kan worden uitgevoerd voordat het systeem wordt vergrendeld (van 1 t/m 9 testen). Opmerking: Als u de limiet voor mislukte tests instelt op 0 (nul) wordt de vergrendeling volgens aantal mislukkingen uitgeschakeld. De opties opslaan 1. Klik op Save (Opslaan) om de parameters voor de QC-uitzonderingen op te slaan. Opmerking: Als u op Cancel (Annuleren) drukt, worden alle velden gewist en worden de parameters niet opgeslagen. Als u op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) drukt, worden de parameters voor de EQC/LQC-blokkering opgeslagen en wordt het dialoogvenster gesloten. Een instrument ontgrendelen dat de QC-limiet voor mislukte testen of de 911-limiet heeft bereikt Opmerking: Zorg dat de Hemochron Signature Elite op de Configuration Manager is aangesloten en lees de configuratie-informatie van het instrument af door op Read Configuration from Instrument (Configuratie van instrument aflezen) te klikken. 1. Nadat de configuratiegegevens van het instrument zijn gelezen, selecteert u Clone Instrument (Instrument klonen). Het dialoogvenster Clear Instrument Counts (Tellingen van instrument wissen) wordt getoond (zie pagina 66). 2. Plaats vinkjes in beide selectievakjes om de fouttellingen en het aantal 911-gebruiken op klonen te resetten. 3. Klik op OK. Het dialoogvenster Write Configuration (Configuratie schrijven) wordt getoond (pagina 66). 4. Klik op Start. De resetconfiguratie wordt naar het instrument geschreven. Opmerking: Er wordt een berichtvenster getoond wanneer het schrijven van de configuratiegegevens is voltooid. Klik op OK om het bericht te bevestigen. Klik dan op Exit (Afsluiten) om de weergave van het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) te annuleren. Operator-ID's en/of persoonlijke identificatienummers specificeren Via de Operator Table (Operatorlijst) kan de supervisor een naam invoeren voor elke operator en vervolgens een Operator-ID (OID), persoonlijk identificatienummer (PIN) en/of certificaatvervaldatum invoeren voor elke operator (of een groep van operators). De supervisor kan vervolgens in het dialoogvenster Instrument Options (Instrumentopties) (zie pagina 54) specificeren of het invoeren van een OID of PIN die op de operatorlijst is opgenomen, vereist is voordat het instrument kan worden gebruikt. 1. Klik op Operator Table (Operatorlijst) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Operator Table (Operatorlijst) te tonen. 60

61 2. (Optioneel) Voer de naam in van elke operator. Opmerking: De naam van de operator is uitsluitend bedoeld als referentie. Deze wordt niet opgeslagen in het instrument. 3. Voer voor elke operator een Operator-ID (maximum 16 alfanumerieke tekens) in of scan een ID. Opmerking: OID's kunnen worden gescand met de barcodescanner via het menu Supervisor en geüpload naar Configuration Manager. Opmerking: Als er OID's worden ingevoerd via het toetsenblok van het instrument, mogen OID's alleen die letters, cijfers en/of tekens bevatten die kunnen worden ingevoerd met de toetsen 0 t/m 9 op het toetsenblok. Opmerking: Een OID die niet in de operatorlijst is opgenomen, mag geen test uitvoeren als Valid OID Required (Geldige OID vereist) is geselecteerd in het dialoogvenster Instrument Options (Instrumentopties) (zie pagina 54). Als OID Required (OID vereist) is geselecteerd, kan elke OID worden uitgevoerd wanneer een test wordt uitgevoerd. 4. (Optioneel) Voer een numerieke PIN (maximaal 9 cijfers) in voor elke operator. De PIN kan elk getal behalve nul (0) zijn. Opmerking: Er kan aan elke geautoriseerde operator een unieke PIN worden toegewezen, of er kan een enkele OID en PIN worden gebruikt, zodat elke operator die de juiste code invoert het instrument kan bedienen. 5. (Optioneel) Geef een certificaatvervaldatum op voor een operator door een vinkje in het vak Expires (Vervalt) voor die operator te plaatsen en vervolgens de vervaldatum te selecteren in de pop-upkalender. Opmerking: Een operator met een vervallen certificaat mag geen test uitvoeren als Valid OID Required (Geldige OID vereist) is geselecteerd in het dialoogvenster Instrument Options (Instrumentopties) (zie pagina 54). Als OID Required (OID vereist) is geselecteerd, kan elke OID worden uitgevoerd wanneer een test wordt uitgevoerd. 6. Om OID's zonder PIN of vervaldatum te tonen, selecteert u de vervolgkeuzepijl in het vak Sort By (Sorteren op) en selecteert u PIN of Expiration Date (Vervaldatum) om de OID's te 61

62 sorteren volgens hun PIN of vervaldatum. Hiermee worden OID's zonder PIN of vervaldatum aan het begin van de tabel geplaatst. Belangrijk: Het sorteren van OID's op vervaldatum, plaatst de OID's met het vervaldatumveld uitgeschakeld en grijs getoond aan het begin van de lijst. De data die worden getoond in de grijze velden worden echter niet vernieuwd en zijn onjuist. Vervaldata die zijn getoond voor OID's met ingeschakelde (gecontroleerde) vervaldata, zijn correct. 7. Het vak OID/PIN Requirement (OID/PIN-vereiste) toont de OID/PIN-vereisten die momenteel zijn ingesteld onder Instrument Options (Instrumentopties) (zie pagina 54). Deze opties zijn allemaal wederzijds exclusief. 8. Klik op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) om de wijzigingen in de Operator Table (Operatorlijst) op te slaan en het dialoogvenster af te sluiten. Opmerking: Als u op Cancel (Annuleren) drukt, wordt het dialoogvenster afgesloten en worden de wijzigingen niet opgeslagen. Clear Current Page (Huidige pagina wissen) wist alle informatie van de huidige pagina van het Operator Table (Operatorlijst). Clear All (Alles wissen) wist alle informatie uit de volledige Operator Table (Operatorlijst). Gebruikersnotities specificeren Er kunnen maximaal negen aangepaste notities in het menu User Notes (Gebruikersnotities) van een instrument worden ingevoerd. Maximaal twee van deze notities kunnen tijdens het uitvoeren van de test door de operator worden geselecteerd en aan een testrecord worden toegevoegd. 1. Klik op User Notes (Gebruikersnotities) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster User Notes (Gebruikersnotities) te tonen. Elk veldlabel bevat de numerieke toets van het instrument dat die notitie zal invoeren wanneer het menu User Notes (Gebruikersnotities) wordt getoond op het instrument (pagina 34): 2. Voer voor elke toets een notitie in (maximaal 16 tekens). Opmerking: No note (Geen notitie) wordt getoond op het Hemochron Signature Eliteinstrument als er geen notitie wordt ingevoerd voor dat notitienummer. 3. Klik op Save & Exit (Opslaan & afsluiten) om de gespecificeerde notities op te slaan en het dialoogvenster af te sluiten. Opmerking: Als u op Reset drukt, worden alle velden gewist. Als u op Cancel (Annuleren) drukt, wordt het dialoogvenster afgesloten en worden de aangepaste notities niet opgeslagen. 62

63 Cuvetpartijnummers en vervaldata invoeren Er kunnen maximaal vijf cuvetpartijnummers en vervaldata worden ingevoerd voor elk type test. Selectie of scannen van een cuvetpartijnummer is alleen toegestaan wanneer Required (Vereist), Scan only (Alleen scan) en/of Pre-stored only (Alleen vooraf opgeslagen) is opgegeven voor Cuvette Lot Options (cuvetpartij-opties) (zie pagina 55). Opmerking: Cuvetpartijnummers kunnen worden gescand met de barcodescanner via het menu Supervisor en geüpload naar Configuration Manager (pagina 18). Opmerking: Cuvetpartijnummers die handmatig zijn ingevoerd in het Hemochron Signature Elite-instrument bij het uitvoeren van een test, worden alleen opgeslagen naar die specifieke testrecord en worden niet geüpload naar Configuration Manager. 1. Klik op Cuvette Lots (Cuvetpartijen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Cuvette Lot Number Entry (Invoer cuvetpartijnummer): 2. Selecteer een test in de vervolgkeuzelijst Select Test Type (Testtype selecteren) om het formulier voor het invoeren van de cuvetpartijnummers voor die test en hun vervaldata te tonen: 3. Voer het partijnummer en de vervaldatum in voor maximaal vijf cuvetpartijen. 63

64 4. Klik op Save (Opslaan) om de cuvetpartij-informatie voor de gespecificeerde test op te slaan. Opmerking: Met Cancel (Annuleren) wist en sluit u het dialoogvenster Cuvette Lot Number Entry ((Invoer van cuvetpartijnummer) zonder de invoer op te slaan. Met Exit (Afsluiten) sluit u het dialoogvenster Cuvette Lot Number Entry (Invoer van cuvetpartijnummer). QC-partijen invoeren Er kunnen vijf kwaliteitcontrolepartijnummers, vervaldata en verwachte bereiken worden ingevoerd per type test voor zowel niveau 1 (normaal) als niveau 2 (abnormaal) vloeistoftesten. Selectie of scannen van een QC-partijnummer is alleen toegestaan wanneer Required (Vereist), Scan only (Alleen scan) en/of Pre-stored only (Alleen vooraf opgeslagen) is opgegeven voor QC Lot Options (QC-partij-opties) (zie pagina 56). Opmerking: Als meer dan vijf QC-partijnummers per test worden gescand of ingevoerd voor niveau 1- en/of niveau 2-controles, worden de partijnummers verwijderd met de vervaldatum die het dichtst bij ligt. Opmerking: Informatie over QC-partijnummers kan worden gescand met de barcodescanner via het menu Supervisor en geüpload naar Configuration Manager (pagina 18). Indien nodig kunnen de verwachte bereiken handmatig worden gewijzigd door de supervisor in Configuration Manager. Opmerking: Informatie over QC-partijnummers die handmatig is ingevoerd in het Hemochron Signature Elite-instrument bij het uitvoeren van een QC-test, wordt alleen opgeslagen naar die specifieke QC-testrecord en wordt niet geüpload naar Configuration Manager. 1. Klik op QC Lots (QC-partijen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster QC Lot Number Entry (Invoer van QC-partijnummer): 2. Selecteer een test in de vervolgkeuzelijst Select Test Type (Testtype selecteren) om het formulier voor het invoeren van de QC-partijnummers en de verwachte bereiken voor die test te tonen: 64

65 3. Voer het QC-partijnummer, de vervaldatum en de laagste en hoogste limieten in voor controles van niveau 1 (normaal) en/of niveau 2 (abnormaal). De limieten die worden ingevoerd kunnen afkomstig zijn van het verwachte bereik, opgenomen in de labeling voor de controles of van een verwacht bereik dat is opgegeven door de supervisor. 4. Klik op Save (Opslaan) om de QC-partijnummerinformatie voor de gespecificeerde test op te slaan. Opmerking: Met Cancel (Annuleren) wist en sluit u het dialoogvenster QC Lot Number Entry (Invoer van QC-partijnummer) zonder de invoer op te slaan. Met Exit (Afsluiten) sluit u het dialoogvenster QC Lot Number Entry (Invoer van QC-partijnummer). Aangepaste configuratiegegevens opslaan Nadat de configuratiegegevens zijn gewijzigd, moeten de gegevens worden opgeslagen voordat ze naar een instrument kunnen worden gedownload of in de toekomst kunnen worden gebruikt. 1. Klik op de knop Save Configuration (Configuratie opslaan) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Save Configuration (Configuratie opslaan) te tonen. 2. Voer een bestandsnaam en/of revisie in voor de configuratiegegevens die moeten worden opgeslagen. 65

66 Om de configuratiegegevens op te slaan onder een nieuwe bestandsnaam, voer u een naam in voor het nieuwe configuratiebestand in het veld Configuration (Configuratie) en voert u het revisienummer voor het bestand in het veld Revision (Revisie) in. Om de configuratiegegevens op te slaan als een nieuwe revisie van een bestaande bestandsnaam, selecteert u de bestaande bestandsnaam en revisie in het veld Configuration/Revision (Configuratie/Revisie) en voert u het nieuwe revisienummer voor het bestand in het veld Revision (Revisie) in. Om een bestaand configuratiebestand te overschrijven, selecteert u de bestaande bestandsnaam en revisie in het veld Configuration/Revision (Configuratie/Revisie). 3. (Optioneel) Voer informatie in om de nieuwe configuratie te beschrijven in de velden Description 1 t/m Description 5 (Beschrijving 1 t/m 5). 4. Klik op OK om de configuratie op te slaan en klik dan op OK om de bevestigingsvraag te beantwoorden. Opmerking: Als een bestaand configuratiebestand wordt overschreven, verschijnt een bevestiging om het bestand te overschrijven, getoond. Klik op Yes (Ja) om het bestand te overschrijven of klik op No (Nee) om de bewerking te annuleren. Configuratiegegevens naar een instrument schrijven Nadat configuratiegegevens zijn aangepast en opgeslagen, kunnen de gegevens uit het betreffende configuratiebestand (of uit een willekeurig ander opgeslagen configuratiebestand) naar een Hemochron Signature Elite-instrument worden gedownload. Configuratiegegevens naar een instrument schrijven: 1. (Indien van toepassing) Sluit het instrument aan op de pc (zie pagina 24). 2. (Indien van toepassing) Start Hemochron Configuration Manager en selecteer het te downloaden configuratiebestand (zie pagina 51). 3. Klik op de knop Clone Instrument (Instrument klonen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Clear Instrument Counts (Telling instrument wissen) te tonen: Opmerking: Via het dialoogvenster Clear Instrument Counts (Instrumenttelling wissen) kan de gebruiker opgeven of de fouttellingen en tellingen van 911-gebruiken worden gereset bij klonen en kan hij de tijd en datum van het instrument synchroniseren met de pc-tijd en -datum wanneer u het POCT-1A-communicatieprotocol gebruikt. 66

67 4. Klik op OK om door te gaan. 5. Het dialoogvenster Write Configuration (Configuratie schrijven) wordt getoond: 6. Breng de communicatie tot stand met het instrument zoals beschreven op pagina's 45 en 46. Opmerking: Als het instrument wordt verbonden via een netwerk, selecteert u <Listen on Network> (Luisteren op netwerk) in de vervolgkeuzelijst in het vak Connect via (Verbinden via). Geef anders, indien u dat wordt gevraagd, de COM-poort aan door deze in de vervolgkeuzelijst te selecteren. 7. Klik op Start. Informatie over de voortgang wordt op de statusregel getoond. Opmerking: Als het eigen communicatieprotocol wordt gebruikt, wordt Transferring Data (Gegevens worden overgedragen) tijdens de gegevensoverdracht getoond op het aangesloten Hemochron Signature Elite-instrument. Als er geen verbinding wordt gemaakt, verschijnt een foutbericht op de pc. Selecteer Retry (Opnieuw) in het vak met het foutbericht om de verbinding te maken. Opmerking: Als het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt, geven specifieke berichten de voortgang van de gegevensoverdracht aan. Als er geen verbinding wordt gemaakt, zal het instrument een pieptoon weergeven, verschijnt Network Timed Out! (Time-out in netwerk) en vraag of het instrument klaar is om een cuvet te accepteren. 8. Er wordt een berichtvenster getoond wanneer het schrijven van de configuratiegegevens is voltooid. Klik op OK om het bericht te bevestigen. Configuratiegegevens voor het instrument afdrukken Alle configuratieparameters voor een specifiek instrument of configuratiebestand kunnen afgedrukt worden. 1. (Indien van toepassing) Sluit het instrument aan op de pc (zie pagina 47). 2. (Indien van toepassing) Start Hemochron Configuration Manager en selecteer het te downloaden configuratiebestand (zie pagina 51) of klik op Read Configuration From Instrument (Configuratie van instrument aflezen). 3. Klik op de knop View/Print Configuration (Configuratie weergeven/afdrukken) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het configuratierapport te tonen. 4. Klik op het pictogram Print (Afdrukken) om het rapport af te drukken. Klik op het pictogram Export (Exporteren) om het rapport als een gespecificeerd bestandstype te exporteren naar een gespecificeerd station. Klik op het pictogram Refresh (Vernieuwen) om het rapport bij te werken. 5. Klik op het pictogram Cancel (Annuleren) om het rapportvenster te sluiten. De configuratiemodule sluiten Na de configuratiegegevens zijn verwerkt, kan de configuratiemodule worden gesloten. 67

68 1. Klik op de knop Exit (Afsluiten) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om de weergave van het dialoogvenster van de configuratiemodule te annuleren Specifieke configuratierapporten weergeven en afdrukken Er kunnen diverse configuratierapporten worden getoond en afgedrukt. Deze rapporten vormen een audit-trail voor specifieke informatie in alle configuratiebestanden (of voor alle instrumenten) die in de database opgeslagen zijn: Specifiek rapport Beschrijving Instrument Options Listing Een lijst met de opties van het instrument. (Lijst van instrumentopties) Operator Table Listing Toont de naam, OID, PIN en certificaatvervaldatum (Lijst van operatortabel) voor elke operator. QC Lock-Out Control Listing (Lijst van QCblokkeringscontrole) User Notes Listing (Lijst van gebruikersnotities) Lot Number Listing (Lijst van partijnummers) (alleen Signature Elite v2.0 of hoger) Audit Trail Report (Audittrailrapport) Een lijst van de selecties voor de EQC/LQCblokkeringen. Een lijst van de gebruikersnotities die zijn gedefinieerd. Toont partijnummers en vervaldata voor cuvetten die voor elke test zijn gedefinieerd. Toont partijnummers, vervaldata en verwachte bereiken voor controles die voor elke test zijn gedefinieerd. Een lijst van de wijzigingen die in de configuratiegegevensbestanden zijn aangebracht. Dit rapport kan op datum of op gebruikersnaam worden gesorteerd. Een specifiek configuratierapport samenstellen: 1. Selecteer Reports (Rapporten) in het hoofdmenu van Configuration Manager. 2. Selecteer het gewenste type rapport in het menu Reports (Rapporten). Er wordt een vervolgkeuzemenu getoond voor het selecteren van het instrumenttype (Signature Elite of Signature+). 3. Selecteer het instrumenttype. De gespecificeerde informatie wordt getoond. 4. Klik op het pictogram Print (Afdrukken) om het rapport af te drukken. Klik op het pictogram Export (Exporteren) om het rapport als een gespecificeerd bestandstype te exporteren naar een gespecificeerd station. Klik op het pictogram Refresh (Vernieuwen) om het rapport bij te werken. 5. Klik op het pictogram Cancel (Annuleren) om het rapportvenster te sluiten. 68

69 MASTER FILE MAINTENANCE (ONDERHOUD VAN STAMBESTAND) Met de functie Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand) van Configuration Manager kan een record voor een Hemochron Signature Elite-instrument of IP-adres worden toegevoegd, gewijzigd of verwijderd. Een instrument handmatig toevoegen De supervisor kan een nieuw instrument aan de tabel met de serienummers en de locaties van instrumenten toevoegen. 1. Selecteer Serial Number Master File (Stambestand van serienummers) in het menu Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand). Het dialoogvenster Serial Number Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand van serienummers) wordt getoond: 2. Klik op Add (Toevoegen) om een blanco informatieformulier te tonen. 3. Voer het serienummer en de locatie van het instrument en eventuele opmerkingen in. De Date Manufactured (Fabricagedatum) wordt van het instrument afgelezen. Opmerking: De invoeritems zijn niet hoofdlettergevoelig. 4. Klik op Save (Opslaan). De nieuwe instrumentrecord wordt opgeslagen. Een instrument automatisch toevoegen Het Serial Number Master File (Stambestand van serienummers) wordt automatisch bijgewerkt wanneer de configuratiegegevens worden gelezen vanaf een instrument dat momenteel niet in het Serial Number Master File (Stambestand van serienummers) is opgenomen. Er wordt een berichtenvenster getoond om de update te bevestigen: Klik op OK om de update te bevestigen. 69

70 Een instrument-record bijwerken De supervisor kan een record voor een bestaand instrument wijzigen of verwijderen. 1. Selecteer Serial Number (Serienummer) in het menu Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand). Het dialoogvenster Serial Number Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand van serienummers) wordt getoond. Hierin is informatie te zien voor de eerste instrument-record in de database. Opmerking: Het recordnummer en het totale aantal records in de database zijn onderaan het dialoogvenster te zien. 2. Gebruik de schuifknoppen onderaan het dialoogvenster om de bij te werken record te tonen. 3. Werk de informatie naar behoefte bij. Klik op Delete (Verwijderen) om de instrumentrecord te verwijderen. Opmerking: De invoeritems zijn niet hoofdlettergevoelig. De velden Serial Number (Serienummer) en Date Manufactured (Fabricagedatum) kunnen niet worden gewijzigd. Als u het serienummer wilt wijzigen, moet u de record verwijderen en een nieuwe record toevoegen voor het nieuwe serienummer. 4. Klik op Save (Opslaan). De bijwerkingen worden opgeslagen. Opmerking: Klik op Exit (Afsluiten) om terug te gaan naar het hoofdvenster. DE UTILITIES (HULPPROGRAMMA'S) VAN CONFIGURATION MANAGER Hemochron Configuration Manager Utilities biedt supervisors de mogelijkheid de HCM-database te onderhouden: Functie Beschrijving System Configuration Werk de naam en het adres van de instelling en/of contactinformatie bij. (Systeemconfiguratie) Voer de COM-poort van de pc in of laat hem automatisch detecteren. Security (Beveiliging) HCM-gebruikersrecords bijwerken of verwijderen, zoals het bestand met de naam, het wachtwoord of het beveiligingsniveau van de gebruiker. Set Instrument Date and Time Synchroniseer de datum en tijd tussen een instrument en de pc. (Instrumentdatum en -tijd instellen) Purge Configuration Data Een configuratiebestand uit de database verwijderen. (Configuratiegegevens wissen) Rebuild Database (Database opnieuw maken) Convert HCM Data from Ver 1.0 of Ver 2.0 (HCM-gegevens converteren van v. 1.0 of 2.0) De gespecificeerde tabellen comprimeren en repareren. (Met Compress (Comprimeren) vermindert u de grootte van databasebestanden. Met Repair (Repareren) herindiceert u elke tabel). Hiermee converteert u gegevens van Hemochron Configuration Manager V1.0 of V2.0 tot V3.0. Laboratoriuminformatie en/of de COM-poort op de pc bijwerken 1. Selecteer System Configuration (Systeemconfiguratie) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster System Configuration (Systeemconfiguratie) wordt getoond: 70

71 Opmerking: Raadpleeg pagina 48 voor instructies over het invoeren van informatie en selecteren van een COM-poort. 71

72 Een gebruiker toevoegen De supervisor kan een nieuwe gebruiker aan de operator-tabel van Hemochron Configuration Manager toevoegen. Er wordt aan de nieuwe gebruiker een wachtwoord en een toegangsniveau toegewezen. Opmerking: Alle gebruikers kunnen alle bewerkingen uitvoeren totdat er ten minste één gebruiker is gedefinieerd met het toegangsniveau Supervisor. Als er eenmaal een supervisor is gedefinieerd, kan alleen de supervisor bestanden aanmaken en bewerken in Configuration Manager. Nu kunnen alle andere gebruikers bestanden alleen weergeven en afdrukken. 1. Selecteer Security (Beveiliging) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Nu wordt het dialoogvenster User Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand van gebruikers) getoond: 2. Klik op Add (Toevoegen) om een blanco gebruikersinformatieformulier te tonen. 3. Voer de naam, het wachtwoord, het adres en andere informatie voor de gebruiker in. Opmerking: De invoeritems zijn niet hoofdlettergevoelig. 4. Selecteer Yes in het veld Supervisor als de gebruiker het toegangsniveau Supervisor moet hebben. 5. Klik op Save (Opslaan). De nieuwe gebruikersrecord wordt opgeslagen. Een gebruikersrecord bijwerken De supervisor kan een record voor een bestaande gebruiker wijzigen of verwijderen. 1. Selecteer Security (Beveiliging) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster User Master File Maintenance (Onderhoud van stambestand van gebruikers) wordt getoond. Hierin is informatie te zien voor de eerste gebruikersrecord in de database. Opmerking: Het recordnummer en het totale aantal records in de database zijn onderaan het dialoogvenster te zien. 2. Gebruik de schuifknoppen onderaan het dialoogvenster om de bij te werken record te tonen. 3. Werk de naam, het wachtwoord of het toegangsniveau eventueel bij. Klik op Delete (Verwijderen) om de gebruikersrecord te verwijderen. Opmerking: De invoeritems zijn niet hoofdlettergevoelig. Het veld User Name (Gebruikersnaam) kan niet worden gewijzigd. Als u de gebruikersnaam wilt wijzigen, moet u de record verwijderen en een nieuwe record toevoegen voor de nieuwe gebruikersnaam. 4. Klik op Save (Opslaan). De bijwerkingen worden opgeslagen. Opmerking: Klik op Exit (Afsluiten) om terug te gaan naar het hoofdvenster. Belangrijk: De gebruikersnaam 'Supervisor' kan niet uit de database verwijderd worden; het wachtwoord kan echter wel worden gewijzigd. 72

73 De datum en tijd van het instrument instellen De klok van het Hemochron Signature Elite-instrument moet worden gesynchroniseerd met die van de pc waarop Hemochron Configuration Manager is geïnstalleerd, zodat de juiste starttijden worden gebruikt voor systeemblokkeringen. Opmerking: De tijd- en datumnotatie die worden gebruikt op een instrument zijn mogelijk niet dezelfde als deze die zijn gebruikt in Hemochron Configuration Manager. De datum en tijd van het instrument instellen wanneer het communicatieprotocol wordt gebruikt: 1. Start Hemochron Configuration Manager (zie pagina 48). 2. Selecteer Set Instrument Date and Time (Instrumentdatum en tijd instellen) vanaf het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster Read Instrument Date and Time (Datum en tijd instrument lezen) wordt getoond: 3. Geef de COM-poort aan door deze in de vervolgkeuzelijst te selecteren. Opmerking: Het instrument moet worden aangesloten op een COM-poort. Als het instrument is aangesloten op een netwerk, moeten de datum en tijd worden ingesteld op het instrument, zoals beschreven op pagina Klik op Start. Informatie over de voortgang wordt op de statusregel getoond. Opmerking: Transferring Data (Gegevens overdragen) wordt tijdens de gegevensoverdracht getoond op het aangesloten instrument. Opmerking: Als er geen verbinding wordt gemaakt, verschijnt een foutbericht op de pc. Selecteer Retry (Opnieuw) in het vak met het foutbericht om de verbinding te maken. 5. Bij het voltooien van de gegevensoverdracht wordt het dialoogvenster Set Instrument Date and Time (Datum en tijd instrument instellen): 73

74 Opmerking: De informatie betreffende het instrument kan alleen gelezen worden en kan niet door de gebruiker worden gewijzigd. 6. Stel de datum en tijd in met de pijlknoppen omhoog/omlaag. U kunt ook op Use PC Date and Time (Pc-datum en tijd gebruiken) om de datum en tijd van de pc te tonen. 7. Klik op Send to Instrument (Verzenden naar instrument) om het aangesloten instrument te synchroniseren met de getoonde datum en tijd. De datum en tijd van het instrument instellen wanneer het POCT-1Acommunicatieprotocol wordt gebruikt: 1. Start Hemochron Configuration Manager (zie pagina 48). 2. Lees de configuratie van het instrument dat is aangesloten via het netwerk (zie pagina 51). Opmerking: Wanneer het POCT-1A-communicatieprotocol wordt gebruikt, kan Hemochron Configuration Manager niet communiceren met het instrument via de COM-poort. 3. Klik op de knop Clone Instrument (Instrument klonen) in het dialoogvenster Configuration Module (Configuratiemodule) (pagina 52) om het dialoogvenster Clear Instrument Counts (Telling instrument wissen) te tonen: 4. Selecteer Synchronize Instrument Date + Time with PC (POCT-1A) (Datum en tijd van instrument synchroniseren met pc (POCT-1A). Selecteer geen van de andere twee opties. 5. Selecteer OK. Het dialoogvenster Write Configuration (Configuratie schrijven) wordt getoond (pagina 66). 6. Klik op Start. Informatie over de voortgang wordt op de statusregel getoond. 7. Er wordt een berichtvenster getoond wanneer het schrijven van de configuratiegegevens is voltooid. Klik op OK om het bericht te bevestigen. Configuratiegegevens wissen Een bestaand configuratiebestand kan uit de Configuration Manager-database worden verwijderd. Een record betreffende de verwijdering van het bestand wordt in de audit-trail bijgehouden. 1. Selecteer Purge Configuration Data(Configuratiegegevens wissen) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster Purge Configuration Data (Configuratiegegevens wissen) wordt getoond: 74

75 2. Klik op de pijl van het vervolgmenu om het te wissen configuratiebestand te selecteren. De informatie betreffende het configuratiebestand wordt getoond. Opmerking: De informatie kan alleen worden gelezen en kan niet door de gebruiker worden gewijzigd. 3. Klik op OK. Het geselecteerde configuratiebestand wordt uit de database gewist. De database opnieuw maken 1. Selecteer Rebuild Database (Database opnieuw maken) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster Rebuild Database ((Database opnieuw maken) wordt getoond: 2. Selecteer de gewenste bewerking (Compress Database (Database comprimeren) of Repair and Compress Database (Database repareren en comprimeren)). 3. Klik op OK. De databases worden gerepareerd en/of gecomprimeerd. De database converteren 1. Selecteer Convert HCM Data from Ver 1.0 ( (HCM-gegevens converteren van v 1.0 of f 2.0) in het menu Utilities (Hulpprogramma's). Het dialoogvenster Convert HCM Data from Ver 1.0 to 2.0 (HCM-gegevens converteren van v 1.0 naar 2.0) wordt getoond: Opmerking: De bron- en bestemmingspaden worden getoond. Deze kunnen niet worden gewijzigd. 2. Klik op OK om de conversie te starten. Een voortgangsbalk geeft de voortgang van de conversie weer en wanneer de gegevens met succes zijn geconverteerd, verschijnt er een berichtvenster. 75

HEMOCHRON Jr. Signature+ Whole Blood Microcoagulation System microcoagulatiesysteem voor volbloed

HEMOCHRON Jr. Signature+ Whole Blood Microcoagulation System microcoagulatiesysteem voor volbloed HEMOCHRON Jr. Signature+ Whole Blood Microcoagulation System microcoagulatiesysteem voor volbloed Bedieningshandleiding Nederlands INHOUDSOPGAVE BEOOGD GEBRUIK...2 SAMENVATTING EN UITLEG...2 PRINCIPES

Nadere informatie

Bedieningshandleiding Nederlands

Bedieningshandleiding Nederlands Bedieningshandleiding Nederlands INHOUDSOPGAVE BEOOGD GEBRUIK...2 SAMENVATTING EN UITLEG...2 PRINCIPES VAN DE WERKING...3 WAARSCHUWINGSLABEL...6 SPECIFICATIES...6 OM TE BEGINNEN...7 SUPERVISOR-OPTIES INSTELLEN...14

Nadere informatie

Systeem voor stolling van volbloed

Systeem voor stolling van volbloed Systeem voor stolling van volbloed Bedieningshandleiding Nederlands / Dutch INHOUDSOPGAVE BEOOGD GEBRUIK... 3 SAMENVATTING EN UITLEG... 3 PRINCIPES VAN DE WERKING... 3 BELANGRIJKE LABELS EN SYMBOLEN...

Nadere informatie

Remote Powercontrol for TCP/IP networks

Remote Powercontrol for TCP/IP networks Remote Powercontrol for TCP/IP networks Gebruikershandleiding 1. Opening instructies..... 1.1 Verbinding De IP Power Switch (IPPS) moet verbonden zijn met het lichtnet (230V) en het gewenste ethernet.

Nadere informatie

Setupprogramma. Gebruikershandleiding

Setupprogramma. Gebruikershandleiding Setupprogramma Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de V.S. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER

BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER Snel installatiegids DA-10295 Welkom Dank u voor het kopen van Digitus Bluetooth Soundbar met subwoofer! Ongeacht hoe u dit product gebruikt of het nu voor het afspelen

Nadere informatie

Software-updates Gebruikershandleiding

Software-updates Gebruikershandleiding Software-updates Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de V.S. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

Setupprogramma Gebruikershandleiding

Setupprogramma Gebruikershandleiding Setupprogramma Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de V.S. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

WWW.TECHGROW.NL. TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

WWW.TECHGROW.NL. TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00 WWW.TECHGROW.NL TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER software versie: 1.00 HANDLEIDING TechGrow HS-1 handleiding GEFELICITEERD! U heeft de TechGrow HS-1 Portable CO 2 Meter aangeschaft. De HS-1 CO 2 Meter

Nadere informatie

Opladen Opmerkingen Vragen?... 11

Opladen Opmerkingen Vragen?... 11 Aanwezigheidsregistratie Release 1 2018 1 e kwartaal Model: X-9200B Inhoudsopgave Activiteiten aanmaken... 2 Hoe werkt het registratieproces?... 4 Aan de slag: Draadloos scannen met een smartphone, tablet

Nadere informatie

Waarschuwingen. Het onderstaande symbool geeft belangrijke of nuttige informatie aan die u in gedachte dient te houden.

Waarschuwingen. Het onderstaande symbool geeft belangrijke of nuttige informatie aan die u in gedachte dient te houden. De onderstaande symbolen worden in de handleiding en op het apparaat zelf gebruikt als waarschuwing. Hiermee wordt getoond hoe het product veilig en correct wordt gebruikt om persoonlijk letsel aan u en

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Setupprogramma. Gebruikershandleiding

Setupprogramma. Gebruikershandleiding Setupprogramma Gebruikershandleiding Copyright 2006 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie

Nadere informatie

Handleiding. ORSY-Scan 4.0

Handleiding. ORSY-Scan 4.0 Handleiding ORSY-Scan 4.0 Auteur E-shop team Versie 1.0 Datum 2 september 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 1.1 Bestellen met ORSY Scan in drie eenvoudige stappen... 3 1.2 Voordelen van de ORSY Scanner...

Nadere informatie

TA72 Configuration Manager

TA72 Configuration Manager TA72 Configuration Manager CM-UM-NL V1.0 2016.12 nl Gebruikershandleiding DEZE PAGINA IS MET OPZET LEEG GELATEN TA72 Configuration Manager Inhoud nl 3 Inhoud 1 Omschrijving... 5 1.1 Kenmerken... 5 1.2

Nadere informatie

Computer Instructies voor de SM-5062

Computer Instructies voor de SM-5062 Hoofdscherm Staafgrafiek Recovery Knop om de Recovery functie te activeren Programma Profielen Select Knoppen Enter Knop om keuzes te bevestigen Reset Knop om gegevens te wissen Start/Stop Knop Computer

Nadere informatie

WERKINGSINSTRUCTIES VOOR DE ST-950 TRAININGSCOMPUTER

WERKINGSINSTRUCTIES VOOR DE ST-950 TRAININGSCOMPUTER Infiniti ST-950 Computerhandleiding Hoofdscherm Staafgrafiek Programma profielen Start/Stop knop SELECT knoppen RESET knop om gegevens te wissen RECOVERY knop om de recovery functie te activeren ENTER

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. NOKIA TME-3 http://nl.yourpdfguides.com/dref/828540

Uw gebruiksaanwijzing. NOKIA TME-3 http://nl.yourpdfguides.com/dref/828540 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor NOKIA TME-3. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de NOKIA TME-3 in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Inhoudsopgave Aan/uit-knop...2 Uitschakelen...2 Aanmelden en een profiel selecteren...2 Batterijstatus...2 Profiel wijzigen...2 Bloeddrukmeting starten/stoppen...2

Nadere informatie

Bedieningshandleiding. ExaControl E7R S

Bedieningshandleiding. ExaControl E7R S Bedieningshandleiding ExaControl E7R S UW APPARAAT GEBRUIKEN UW APPARAAT GEBRUIKEN 1 Het apparaat wordt geleverd met: Snelstartgids voor de gebruiker, Snelstartgids voor de installateur, Garantieverklaring

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE Voertuigverwarmingen Technische documentatie NL GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE Bedieningselement voor de Eberspächer-standverwarmingen EasyStart Select Bedienungsanleitung EasyStart Remote Gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding

Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding Inleiding Deze handleiding geeft een beschrijving van de Aqua-Max Palmtop en de Terminal software die nodig is om software op de Aqua-Max en de Palmtop te installeren.

Nadere informatie

Thermische printer Voor accutesters

Thermische printer Voor accutesters Onderdeelnr. 6804 Thermische printer Voor accutesters Inleiding Bedieningselementen De Laser 6804 thermische printer is ontworpen voor gebruik met de Laser 6803 accutester en is een snelle en handige manier

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Handleiding: MC5508.20070830 v2.0a. Pagina - 1 -

Inhoudsopgave. Handleiding: MC5508.20070830 v2.0a. Pagina - 1 - Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...1 INLEIDING...2 UITVOERING...2 MC55081...2 MC55082...2 AANSPRAKELIJKHEID EN GARANTIE...2 ALGEMENE WERKING...3 Maximale stuurtijd beveiliging...3 Omschakel beveiliging...3

Nadere informatie

Snelgids ANALYZER KLANTENDIENST. Lees eerst zorgvuldig de gebruikershandleiding voordat u de snelgids gebruikt. van

Snelgids ANALYZER KLANTENDIENST. Lees eerst zorgvuldig de gebruikershandleiding voordat u de snelgids gebruikt. van ANALYZER Snelgids Lees eerst zorgvuldig de gebruikershandleiding voordat u de snelgids gebruikt. van KLANTENDIENST Als de analysator niet naar wens werkt, neem dan contact op met de technische dienst van

Nadere informatie

InteGra Gebruikershandleiding 1

InteGra Gebruikershandleiding 1 InteGra Gebruikershandleiding 1 Algemeen Met dank voor de keuze van dit product aangeboden door SATEL. Hoge kwaliteit en vele functies met een simpele bediening zijn de voordelen van deze inbraak alarmcentrale.

Nadere informatie

LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA

LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA MA_NED_LiveChess_Quick Set-up Caïssa_Rev1509b 1 Inhoud: DGT LiveChess... 2 Caïssa Systeem... 2 DGT Caïssa setup.... 3 BoMo... 3 BoMo batterijen... 3 Aansluiting BoMo naar

Nadere informatie

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00. Uitgifte datum: 01-11-2014

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00. Uitgifte datum: 01-11-2014 WWW.TECHGROW.NL TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER software versie: 1.00 Uitgifte datum: 01-11-2014 HANDLEIDING TechGrow HS-1 handleiding GEFELICITEERD! U heeft de TechGrow HS-1 Portable CO 2 meter aangeschaft.

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de iphone SHARP CORPORATION April 27, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Installatie

Nadere informatie

Gebruik van een draadloze barcodescanner

Gebruik van een draadloze barcodescanner INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 5 2. SLUIT DE BARCODESCANNER AAN OP EEN WERKSTATION 5 3. INSTALLEER DE SCANNERSOFTWARE 6 4. ZOEK DE COM-POORT OP WAARMEE HET WERKSTATION MET DE CRADLE IS VERBONDEN 6 5. LEG DE

Nadere informatie

HET MODELNUMMER FIESTA2. Mp3 speler met luidspreker. Instructiehandleiding

HET MODELNUMMER FIESTA2. Mp3 speler met luidspreker. Instructiehandleiding Mp3 speler met luidspreker HET MODELNUMMER FIESTA2 Instructiehandleiding Lees deze instructies svp goed door alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. NL Gebruiksaanwijzing TOETS AANDUIDINGEN 9 1 3 2

Nadere informatie

AR280P Clockradio handleiding

AR280P Clockradio handleiding AR280P Clockradio handleiding Index 1. Beoogd gebruik 2. Veiligheid o 2.1. Pictogrammen in deze handleiding o 2.2. Algemene veiligheidsvoorschriften 3. Voorbereidingen voor gebruik o 3.1. Uitpakken o 3.2.

Nadere informatie

Innovative Growing Solutions. Datalogger DL-1. software-versie: 1.xx. Uitgifte datum: 01-09-2015 HANDLEIDING WWW.TECHGROW.NL

Innovative Growing Solutions. Datalogger DL-1. software-versie: 1.xx. Uitgifte datum: 01-09-2015 HANDLEIDING WWW.TECHGROW.NL Innovative Growing Solutions Datalogger DL-1 software-versie: 1.xx Uitgifte datum: 01-09-2015 HANDLEIDING WWW.TECHGROW.NL DL-1 Datalogger gebruikershandleiding Bedankt voor het aanschaffen van de TechGrow

Nadere informatie

Instructies voor een snelle installatie

Instructies voor een snelle installatie Printserver Instructies voor een snelle installatie NNEDERLANDS Instructies voor een snelle installatie 1.1 Procedure voor het installeren van de hardware 1. Sluit de printserver aan op de printer die

Nadere informatie

1. Werking en gebruik van ESN

1. Werking en gebruik van ESN 1. Werking en gebruik van ESN Info over ESN (ECLIPSE Security Network) Dit product is voorzien van ESN (ECLIPSE Security Network). Wanneer de accu van het voertuig wordt losgekoppeld en weer wordt aangesloten,

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Software-updates Handleiding

Software-updates Handleiding Software-updates Handleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT Voertuigverwarmingen Technische documentatie NL GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT Bedieningselement voor de Eberspächer-standverwarmingen EasyStart Select BedienungsanleitungEasyStart Select Gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Snelstart Gids. Menustructuur. Opstarten en Afsluiten. Formatteren van Disk. 72xxHVI-ST Series DVR

Snelstart Gids. Menustructuur. Opstarten en Afsluiten. Formatteren van Disk. 72xxHVI-ST Series DVR Menustructuur De menustructuur van de DS-72xxHVI-ST Serie DVR is als volgt: Opstarten en Afsluiten Het juist opstarten en afsluiten is cruciaal voor de levensduur van uw DVR. Opstarten van uw DVR: 1. Plaats

Nadere informatie

BEKNOPTE INSTRUCTIES Alleen voor gebruik met de Sofia-analysator.

BEKNOPTE INSTRUCTIES Alleen voor gebruik met de Sofia-analysator. Analysator en FIA BEKNOPTE INSTRUCTIES Alleen voor gebruik met de Sofia-analysator. Testprocedure Lees zorgvuldig de meegeleverde documentatie en handleiding voordat u de beknopte instructies gebruikt.

Nadere informatie

Windows 98 en Windows ME

Windows 98 en Windows ME Windows 98 en Windows ME In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Voorbereidende stappen op pagina 3-29 Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom op pagina 3-30 Andere installatiemethoden op pagina

Nadere informatie

Handleiding RD5060 SPRAAKMODULE MONTAGE-INSTRUCTIES. RD5060 II /V6ip

Handleiding RD5060 SPRAAKMODULE MONTAGE-INSTRUCTIES. RD5060 II /V6ip Handleiding RD5060 II /V6ip RD5060 SPRAAKMODULE De RD5060 is een module die, in combinatie met een RD6201, boodschappen kan doorgeven naar semadigits of naar particulieren. In beide gevallen wordt gebruik

Nadere informatie

Personal tag. Personal tag. Drukknop of bewegingsdetector. TABEL 2 Samenvatting van de Programmeerfuncties

Personal tag. Personal tag. Drukknop of bewegingsdetector. TABEL 2 Samenvatting van de Programmeerfuncties TAG-IN-A-BAG Stand alone proximity toegangscontrolesysteem Gebruikershandleiding 1. Introductie De TIAB is ontworpen om de toegang voor onbevoegden tot beschermde gebieden te beperken. De unit maakt gebruik

Nadere informatie

Helphandleiding. (DI2-Adapter voor ander E-BIKE systeem)

Helphandleiding. (DI2-Adapter voor ander E-BIKE systeem) (Dutch) HM-EO.3.2.0-01 Helphandleiding (DI2-Adapter voor ander E-BIKE systeem) Dank u voor de aankoop van Shimano producten. Deze instructiehandleiding geeft uitleg over de bediening van E-TUBE PROJECT.

Nadere informatie

RxDx -Analysemodule. Bedieningshandleiding Nederlands. voor de Dosering van Heparine en Protamine

RxDx -Analysemodule. Bedieningshandleiding Nederlands. voor de Dosering van Heparine en Protamine RxDx -Analysemodule voor de Dosering van Heparine en Protamine Een aanvulling op het HEMOCHRON Response stollingssysteem voor volbloed Bedieningshandleiding Nederlands INHOUDSOPGAVE BEDOELD GEBRUIK...2

Nadere informatie

SPRAAK MODULE INT-VG. 1. Eigenschappen. 2. Specificaties

SPRAAK MODULE INT-VG. 1. Eigenschappen. 2. Specificaties SPRAAK MODULE INT-VG int-vg_nl 12/11 De INT-VG module werkt samen met de INTEGRA en VERSA alarmsystemen en maakt implementatie van spraakberichten mogelijk (deze module vervangt de CA-64 SM spraak synthesizer

Nadere informatie

Software-updates Handleiding

Software-updates Handleiding Software-updates Handleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

Xemio-760 BT Snelgids Voor informatie en ondersteuning,

Xemio-760 BT Snelgids Voor informatie en ondersteuning, Xemio-760 BT Snelgids Voor informatie en ondersteuning, www.lenco.com 1. Bedieningselementen en aansluitingen (1) TFT LCD-display (2 inch; R,G,B) (2) M (Menu oproepen/ Submenu) (3) (Vorige / Terugspoelen,

Nadere informatie

PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11

PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11 TD-1 PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11 1. Toepassingen De detector kan temperatuur meten en worden gebruikt om informatie te tonen over: Te lage temperatuur, bijv. in kassen, bloemenwinkels,

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Het lokale netwerk configureren

Het lokale netwerk configureren Het lokale netwerk configureren Als u een lokaal netwerk wilt configureren, dient u eventueel de netwerkinstellingen van de PC s te configureren die via de router of het access point met elkaar moeten

Nadere informatie

Het installeren van de software.

Het installeren van de software. Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Het installeren van de software.... 2 De Printserver Bekabeld Configureren... 8 Instellen van je IP adres... 10 Netwerk poorten configureren... 12 Een printer Toevoegen....

Nadere informatie

Software-updates Gebruikershandleiding

Software-updates Gebruikershandleiding Software-updates Gebruikershandleiding Copyright 2008, 2009 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Beknopte Startgids. Lightwriter SL50. Art.nr

Beknopte Startgids. Lightwriter SL50. Art.nr Beknopte Startgids Lightwriter SL50 Art.nr 1740400 MAAK KENNIS MET UW LIGHTWRITER De Lightwriter SL50 is een snelle, eenvoudige manier om te communiceren. De Lightwriter wordt mogelijk geleverd met beschermende

Nadere informatie

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN GM-200 HYDROMETER INLEIDING De CAISSON GM-200 is speciaal ontwikkeld voor het meten van het vochtgehalte in zware materialen zoals beton, cementvloer en gipspleister. Daarnaast is het ook mogelijk om het

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding 353000 Module Toetsenbord Sfera Installatiehandleiding 06/12-01 PC 2 Module Toetsenbord Sfera Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Mededelingen en tips 4 Installatiehandleiding 2 Beschrijving 5 2.1 Hoofdfuncties

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de ipad SHARP CORPORATION 27 April, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... 4 3 Installatie en starten van de applicatie...

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means

Nadere informatie

Sinthesi Deuropenermodule

Sinthesi Deuropenermodule Sinthesi Deuropenermodule 1105/3 met numeriek toetsenbord Elbo Technology b.v. Versie 1.1 - juni 2009 Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Wijzigingen voorbehouden. Handleiding Sinthesi

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP

Nadere informatie

F G H. Beschrijving LED s en hoorbare alarmen LED Geluid Uitgang Opladen Beschrijving Wat te doen? - - Nee Ja UPS is

F G H. Beschrijving LED s en hoorbare alarmen LED Geluid Uitgang Opladen Beschrijving Wat te doen? - - Nee Ja UPS is Productinformatie E A C F G H A: Aan/uit-schakelaar : Gebruik wisselstroom: blijft groen branden Gebruik batterijstroom: knippert groen C: Gebruik wisselstroom: aanduiding spanningsniveau Gebruik batterijstroom:

Nadere informatie

Installatiehandleiding software

Installatiehandleiding software Installatiehandleiding software In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Mp3 speler met luidspreker Instructiehandleiding. Lees deze instructies svp goed door alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.

Mp3 speler met luidspreker Instructiehandleiding. Lees deze instructies svp goed door alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Mp3 speler met luidspreker Instructiehandleiding Lees deze instructies svp goed door alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. NL Gebruiksaanwijzing TOETS AANDUIDINGEN 9 1 3 2 5 6 4 8 7 1 Vermogen AAN/UIT

Nadere informatie

De inhoud van de verpakking controleren

De inhoud van de verpakking controleren De inhoud van de verpakking controleren papiersteun cd-rom met printersoftware & Gebruikershandleiding pakket met cartridges (bevat zowel zwart-wit- als kleurencartridges.) printer Gids voor snelle starters

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-24 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-24 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 APT-200 Tweeweg handzender Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 SATEL sp. z o.o. ul. Budowlanych 66 80-298 Gdańsk POLAND tel. +48 58 320 94 00 www.satel.eu BELANGRIJK Uw rechten op garantie vervallen

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR LEXIA PROXIA CD 35 AFTER SALES SERVICE CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager

Nadere informatie

SenseAir psense-ii: Gebruikshandleiding

SenseAir psense-ii: Gebruikshandleiding SenseAir psense-ii: Gebruikshandleiding NETVOEDING/BATTERIJEN De psense-ii gebruikt vier oplaadbare penlite (AA) batterijen. Om de batterijen te plaatsen of te vervangen moet je met een schroevendraaier

Nadere informatie

MH200N MH200N. Gebruikshandleiding 05/10-01 PC

MH200N MH200N. Gebruikshandleiding 05/10-01 PC MH200N MH200N Gebruikshandleiding 05/10-01 PC 2 MH200N Gebruikshandleiding Inhoud Beschrijving van de MH200N 4 1. Gebruik van de MH200N met Webpagina s vanop Personal computer 5 2. Basisfuncties 7 2.1

Nadere informatie

Handleiding WiFi. RR Trading B.V.

Handleiding WiFi. RR Trading B.V. Handleiding WiFi RR Trading B.V. Rev.05 Inhoudsopgave 1. Voorbeeld van de werking... 3 2. Benodigde materialen en informatie... 3 3. Mededeling... 4 4. Gebruiksvoorwaarden... 4 5. Registreren... 5 6. Externe

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

Accu-Chek Inform II SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE. Beknopte gebruiksaanwijzing

Accu-Chek Inform II SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE. Beknopte gebruiksaanwijzing Accu-Chek Inform II SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE Beknopte gebruiksaanwijzing Overzicht van herzieningen Beknopte gebruiksaanwijzing versie 1.0 2008-01 Nieuw document Beknopte gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

CC400 Gebruikershandleiding

CC400 Gebruikershandleiding CC400 Gebruikershandleiding Ft. Atkinson, Wisconsin USA Panningen, Nederland www.digi-star.com D3674-NL Rev C Mei 2011 Cab Control 400 Gebruikershandleiding Inhoudsopgave In gebruik nemen... 1 Installatie

Nadere informatie

VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER

VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER Gebruikershandleiding Versie 1.0 Hartelijk Dank Wij danken u voor de aankoop van dit product uit het Trust assortiment. Wij wensen u veel plezier bij het gebruik en raden

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA

Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA AAN EN UITSCHAKELEN Het bedieningspaneel van de oven kan in twee standen werken, de handmatige stand, en de geprogrammeerde stand. In

Nadere informatie

Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows)

Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows) Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows) Inhoudsopgave Installeren van het stuurprogramma... Pagina 1 Verwijderen van het stuurprogramma... Pagina 3 Problemen

Nadere informatie

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display Copyright RETEG b.v. Bedieningshandleiding voor de Display s 1 Rev 2.0, 06-07-2006 1 Inhoudsopgave 1 INHOUDSOPGAVE... 2 2 INTRODUCTIE... 3 2.1 BEVEILIGING...

Nadere informatie

G. Schottert Handleiding Freekie 1. Nederlandse handleiding. Freekie DMX ADRES INSTELLINGEN 1

G. Schottert Handleiding Freekie 1. Nederlandse handleiding. Freekie DMX ADRES INSTELLINGEN 1 DMX ADRES INSTELLINGEN 1 Freekie Nederlandse handleiding Iedere fixture dat verbonden is met serial link moet voorzien worden van een DMX startadres, welke het eerste kanaal is dat de controller gebruikt

Nadere informatie

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische

Nadere informatie

Installatie. NETGEAR 802.11ac Wireless Access Point WAC120. Inhoud van de verpakking

Installatie. NETGEAR 802.11ac Wireless Access Point WAC120. Inhoud van de verpakking Handelsmerken NETGEAR, het NETGEAR-logo en Connect with Innovation zijn handelsmerken en/of gedeponeerde handelsmerken van NETGEAR, Inc. en/of diens dochterondernemingen in de Verenigde Staten en/of andere

Nadere informatie

I. Specificaties. II Toetsen en bediening

I. Specificaties. II Toetsen en bediening I. Specificaties Afmetingen Gewicht Scherm Audioformaat Accu Play time Geheugen 77 52 11mm (W*H*D) 79g 1,3inch OLED-scherm MP3: bitrate 8Kbps-320Kbps WMA: bitrate 5Kbps-384Kbps FLAC:samplingrate 8KHz-48KHz,16bit

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor de handterminal-applicatie en het fietsendiefstalregister

Gebruikershandleiding voor de handterminal-applicatie en het fietsendiefstalregister Gebruikershandleiding voor de handterminal-applicatie en het fietsendiefstalregister Hogerwoerdstraat 30 2023 VD Haarlem Postbus 2281 2002 CG Haarlem tel. +31 (0) 235 258 576 fax. +31 (0) 235 258 571 info@ique.nl

Nadere informatie

APP INSTALLATIE EN CONFIGURATIE UW KACHEL OP UW SMARTPHONE

APP INSTALLATIE EN CONFIGURATIE UW KACHEL OP UW SMARTPHONE APP INSTALLATIE EN CONFIGURATIE UW KACHEL OP UW SMARTPHONE APP 3 EENVOUDIGE STAPPEN VOOR EEN OPTIMAAL GEBRUIK VAN DE APP EN DE CONNECTION BOX 1PUNTEN VAN 1 tot 4 DE SMARTPHONE EN DE APP OP DE CONNECTION

Nadere informatie

TomTom ecoplus. Update Tool

TomTom ecoplus. Update Tool TomTom ecoplus Update Tool Welkom Welkom Met de TomTom ecoplus Update Tool kunt u de software van uw TomTom ecoplus bijwerken met behulp van een TomTom LINK 3xx/510 en de ecoplus-stroomadapter. Vereisten

Nadere informatie

BIPAC 7100SG/7100G g ADSL Router. Snelle Start Gids

BIPAC 7100SG/7100G g ADSL Router. Snelle Start Gids BIPAC 7100SG/7100G 802.11g ADSL Router Snelle Start Gids Billion BIPAC 7100SG/ 7100G 802.11g ADSL Router Voor meer gedetailleerde instructies over het configureren en gebruik van de 802.11g ADSL Router,

Nadere informatie

MotorControl gebruiksaanwijzing V3 vanaf softwareversie 2.0e

MotorControl gebruiksaanwijzing V3 vanaf softwareversie 2.0e Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...1 INLEIDING...3 UITVOERING...3 MC55081...3 MC55082...3 AANSPRAKELIJKHEID EN GARANTIE...3 ALGEMENE WERKING...4 Maximale stuurtijd beveiliging...4 Omschakel beveiliging...4

Nadere informatie

Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232

Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232 Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232 9650-0307-16 Rev. C De verschijningsdatum of het revisienummer van deze handleiding bevindt zich op de voorzijde. ZOLL en M Series zijn geregistreerd handelsmerken,

Nadere informatie

Mobiel Internet Veiligheidspakket

Mobiel Internet Veiligheidspakket Mobiel Internet Veiligheidspakket Gebruikershandleiding Mobiel Internet Veiligheidspakket voor Windows Mobile smartphones Mobiel IVP Windows Mobile Versie 1.0, d.d. 20-07-2011 Inleiding... 3 1 Installatie...

Nadere informatie

Bewaarde opdrachten afdrukken en verwijderen. Afdruktaken controleren. Afdruktaken reserveren

Bewaarde opdrachten afdrukken en verwijderen. Afdruktaken controleren. Afdruktaken reserveren Wanneer u een afdruktaak naar de printer verzendt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat de taak in het printergeheugen moet worden bewaard. Als u de afdruktaak daadwerkelijk wilt uitvoeren, moet u

Nadere informatie

Gebruikers handleiding. JupiterPro. P2000 alarmontvanger

Gebruikers handleiding. JupiterPro. P2000 alarmontvanger Gebruikers handleiding JupiterPro P2000 alarmontvanger Inhoudsopgave: Functie toetsen. 3 Opties en functies. 4 Het scherm... 5 Ontvangen en lezen van de meldingen.. 6 Prioriteit per capcode selecteren

Nadere informatie

+31 (0) E:

+31 (0) E: Precisie Dynamometer PCE-LFG-Serie Precisie Dynamometer voor spannings- en drukkrachtmeting / met 5 verschillende meetpunten / RS-232 en USB-interface / software voor data-analyse De Precisie Dynamometer

Nadere informatie

Overzicht van opties voor service en ondersteuning

Overzicht van opties voor service en ondersteuning Overzicht van opties voor service en ondersteuning QuickRestore Met Compaq QuickRestore kunt u uw systeem op elk gewenst moment terugzetten. QuickRestore biedt vijf typen opties voor terugzetten, die in

Nadere informatie

SETUP VAN DE BIOS EN BEVEILIGINGSFUNCTIES

SETUP VAN DE BIOS EN BEVEILIGINGSFUNCTIES H O O F D S T U K T W E E SETUP VAN DE BIOS EN BEVEILIGINGSFUNCTIES In dit hoofdstuk zult u leren hoe u naar het setup-menu van de BIOS gaat en hoe u verscheidene hardware besturingsinstellingen kunt aanpassen.

Nadere informatie

STAN S31 R6F Software update instructie

STAN S31 R6F Software update instructie STAN S31 R6F Software update instructie i Inhoud STAN S31 R6F SOFTWARE UPDATE INSTRUCTIE... 3 STAN S31 software update form... 5 ii STAN S31 R6F SOFTWARE UPDATE* In dit document staat beschreven hoe de

Nadere informatie

PC Docking Station voor gebruik met (RA109, RP109, RS109 / RA107, RP107, RS107) CD-ROM met on-line Help informatie OVER DEZE GEBRUIKSAANWIJZING INHOUD

PC Docking Station voor gebruik met (RA109, RP109, RS109 / RA107, RP107, RS107) CD-ROM met on-line Help informatie OVER DEZE GEBRUIKSAANWIJZING INHOUD PC Docking Station voor gebruik met (RA109, RP109, RS109 / RA107, RP107, RS107) CD-ROM met on-line Help informatie Model Nr.: RZ910 Gebruiksaanwijzing INHOUD Over deze gebruiksaanwijzing... 1 PC-vereisten...

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

Installatie & Snelstart Gids iais Wireless(draadloos) AIS Ontvanger en NMEA Server

Installatie & Snelstart Gids iais Wireless(draadloos) AIS Ontvanger en NMEA Server Installatie & Snelstart Gids iais Wireless(draadloos) AIS Ontvanger en NMEA Server SNELSTART GIDS iais VR1.01 1. Introductie Hartelijk dank voor het aanschaffen van de iais Ontvanger. Het is aan te bevelen

Nadere informatie

VERKORTE HANDLEIDING CUSTOM COMMAND

VERKORTE HANDLEIDING CUSTOM COMMAND VERKORTE HANDLEIDING CUSTOM COMMAND 1 Automaat componenten, 1. LCD scherm: voor tijd, programma aanduiding en algemene informatie. 2. +/On & -/Off knoppen: Om programma gegevens zichtbaar te maken. 3.

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION DV9870EA

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION DV9870EA U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP PAVILION DV9870EA. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP PAVILION DV9870EA in de gebruikershandleiding

Nadere informatie