Artikelsgewijze toelichting bij Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2016

Transcriptie

1 *548423* Bijlage BBV Artikelsgewijze toelichting bij Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2016 Artikel 1 Begripsbepaling In de benoemde documenten staan alle begrippen reeds uitgewerkt. Voor de leesbaarheid zijn niet opnieuw alle begrippen benoemd. Artikel 2 Criteria om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget Dit artikel bevat de criteria die gelden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget als alternatief voor zorg in natura. Op die manier kan de belanghebbende bepalen of hij aan deze criteria kan voldoen. De criteria zijn opgesteld met een tweeledig doel. Het moet de cliënt helpen om goede diensten in te kopen die de zelfredzaamheid en de participatie in de samenleving bevorderen. Het moet de gemeente de mogelijkheid geven om zicht te houden op de toegekende middelen en of deze effectief en efficiënt worden ingezet. Artikel 3 Vertegenwoordiging van de cliënt Om te voorkomen dat de slager zijn eigen vlees keurt is bepaald dat de persoon die de dienst levert, niet degene is die verantwoordelijk is voor de betaling en kwaliteitscontrole. Er zijn hierop uitzonderingen denkbaar. Zoals in het geval van minderjarigen, waarbij een ouder de ondersteuning levert en tegelijkertijd budgetbeheerder is. In het geval van dienstverlening door een bewindvoerder/curator/mentor ligt dit gecompliceerder. Dan is het zaak dat er sprake is van een goede en veilige borging van de kwaliteit van zorg en controle op het aantal geleverde uren. Artikel 4 Weigering van een persoonsgebonden budget a. Voorbeelden zijn ernstige regieproblemen, moeite met het oppakken van taken, financiële problemen of het begrijpen van de taken en verantwoordelijkheden die passen bij een persoonsgebonden budget. Dit is geen limitatieve opsomming. b. Het kan voorkomen dat bij de inmenging van andere partijen die betrokken zijn bij het zorgen voor de veiligheid van een kind, er vanuit zo n partij advies wordt gegeven over de inzet van een persoonsgebonden budget. Als zij adviseren om in het belang van het kind geen persoonsgebonden budget af te geven, dan kan dit door de gemeente worden overgenomen als grond tot afwijzing van een persoonsgebonden budget. Artikel 5 Herziening en intrekking van een persoonsgebonden budget Artikel 6 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden 1. Het percentage van 95% is ontstaan uit de redenering dat deze aanbieder op dezelfde wijze werkt als aanbieders van zorg in natura. Het verschil is dat er geen contract met de

2 2 gemeente is afgesloten. Er is gekozen om het percentage voor deze aanbieders met 5% te verlagen. Dit percentage van 5% is gelijk aan het door de aanbieders van zorg in natura gehanteerde percentage voor risico opslag. Bij een persoonsgebonden budget is er voor de aanbieder minder risico. 2. Het percentage van 75% is in alle artikelen terug te vinden, waarbij sprake is van dienstverlening door een ZZP-er die werkt volgens de algemene standaard van de beroepsgroep. Deze persoon heeft een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Het betreft 75% van het met de aanbieders overeengekomen tarief zorg in natura. Van de 25% verlaging is 20% voor de kosten van overhead en 5% voor risico opslag. 3. Er is onderscheid tussen een professional en iemand uit het sociale netwerk. Voor een professional geldt meer regelgeving waardoor die professional hogere kosten heeft. Een hoger tarief is dan gerechtvaardigd. Daarnaast ligt het in lijn van de landelijke wetgeving om eigen kracht te stimuleren en dat de samenleving meer voor elkaar wil doen. In die lijn is het geven van een hoge vergoeding voor iemand uit het sociale netwerk niet verantwoord. Er is gekozen voor een tarief dat is gebaseerd op het wettelijk minimumuurloon voor iemand van 23 jaar of ouder. Er worden werkzaamheden verricht, dus moet er een redelijke vergoeding tegenover staan. Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor begeleiding Voor de vaststelling van het tarief wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën aanbieder die ondersteuning verlenen. Dit zijn: Professionele aanbieders die werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden. ZZP-ers die werken volgens de algemene standaard van de beroepsgroep. Personen uit het sociale netwerk. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gerelateerd aan de tarieven voor zorg in natura. 1. Het percentage van 95% is ontstaan uit de redenering dat deze aanbieder op dezelfde wijze werkt als aanbieders van zorg in natura. Het verschil is dat er geen contract met de gemeente is gesloten. Er is gekozen om het percentage voor deze aanbieders met 5% te verlagen. Dit percentage van 5% staat gelijk aan het percentage voor risico opslag. Bij een persoonsgebonden budget is er voor de aanbieder minder risico. 2. Het percentage van 75% is in alle artikelen terug te vinden, waarbij sprake is van dienstverlening door een ZZP-er die werkt volgens de algemene standaard van de beroepsgroep. Deze persoon heeft een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Het betreft 75% van het met de aanbieders overeengekomen tarief zorg in natura. Van de 25% verlaging is 20% voor de kosten van overhead en 5% voor risico opslag. 3. Er is onderscheid tussen een professional en iemand uit het sociale netwerk. Voor een professional geldt meer regelgeving waardoor die professional hogere kosten heeft. Een hoger tarief is dan gerechtvaardigd. Daarnaast ligt het in lijn van de landelijke wetgeving om eigen kracht te stimuleren en dat de samenleving meer voor elkaar wil doen. In die lijn is het geven van een hoge vergoeding voor iemand uit het sociale netwerk niet verantwoord. Er is gekozen voor een tarief dat is gebaseerd op het wettelijk minimumuurloon voor iemand van 23 jaar of ouder. Er worden werkzaamheden verricht, dus moet er een redelijke vergoeding tegenover staan. 2 van 5

3 3 4. In dit kader is het niet waarschijnlijk dat de begeleiding groep en kortdurend verblijf geboden kan worden door een ZZP-er of vergelijkbare zorgverlener. De continuïteit in geval van bij voorbeeld ziekte is daarbij niet voldoende gewaarborgd. Daarom wordt in deze situaties in beginsel geen persoonsgebonden budget verstrekt. In situaties waarbij dat wel het geval is, is er al snel sprake van een samenwerkingsverband en wordt aangesloten bij de tarieven zoals die gelden voor zorgverleners die wel werken volgens vastgestelde kwaliteitsstandaarden. Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget kortdurend verblijf Zie toelichting bij artikel 7 van dit besluit. Artikel 9 Hoogte persoonsgebonden budget vervoer naar dagbesteding en kortdurend verblijf Artikel 10 Hoogte persoonsgebonden budget beschermd wonen Het percentage van 77% is vastgesteld vanuit regionaal overleg. Hierin is niet de 75% gekozen zoals bij andere tarieven, maar tot maximaal 77% vanwege ook de voorwaarde om de voorziening ook betaalbaar te maken met het tarief. Als er werd gekozen voor de 75% zou dit in sommige gevallen betekenen dat de voorziening niet meer betaalbaar is. Artikel 11 Hoogte persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen 4. Er is gekozen om uit te gaan van tarief van de Belastingdienst ad. 0,19 per kilometer. Door de vermenigvuldiging van dit tarief en het aantal kilometers (maximaal 2000) wordt het bedrag vastgesteld. 5. Hiervoor geldt hetzelfde als bij het vierde lid, behalve voor het tarief. Er is gekozen om 0,30 per kilometer, het tarief dat de zorgverzekeraars hanteren voor ziekenvervoer. 6. Doordat er een samenvallen is met een andere maatwerkvoorziening vervoer, is de verwachting dat in de vervoersbehoefte al voor een groot deel is voorzien. 7. Hier is ruimte voor maatwerk. Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen Artikel 13 Hoogte persoonsgebonden budget voor sportvoorzieningen Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wonen Artikel 15 Hoogte persoonsgebonden budget voor overige hulpmiddelen 3 van 5

4 4 Artikel 16 Hoogte persoonsgebonden budget voor verhuizing, stoffering en ontruiming geschikte woning 2. Dit betref het bedrag zoals dat werd gehanteerd in het vorige besluit. Artikel 17 Primaat verhuizing Het bedrag dat in dit artikel is benoemd, is verlaagd ten opzichte van vorige jaren. Door prijsontwikkelingen en nieuwe contractafspraken is het oude bedrag niet langer te handhaven. De kosten voor woningaanpassingen zijn voor de gemeente fors gedaald. Bij handhaving van het oude bedrag zou de gemeente in alle huizen een traplift moeten inbouwen en daarnaast nog andere aanpassingen moeten verrichten, voordat het primaat van verhuizing zou gelden. Dat is niet de bedoeling van dit artikel geweest. Er is nu een nieuw bedrag bepaald. Dit bedrag is gebaseerd op de contractafspraken met de trapliftleverancier. Er is gekozen voor een bedrag dat gelijk staat aan de kosten voor de gemeente van een traplift met 2 jaar onderhoud. Op deze manier krijgt het artikel weer de waarde, waarvoor het bedoeld is. Tegelijkertijd dient in ogenschouw te worden genomen dat de gemeente van de inwoners vraagt om meer vanuit eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid op te lossen. Hierin past heel goed dat inwoners zelf vorm geven aan hun veranderende behoeften. De meeste inwoners maken in hun leven een wooncarrière door. Al naar gelang de behoefte wordt er groter, kleiner of mooier gewoond. Veel inwoners zorgen zelf voor een veranderde woonplek die past bij hun behoeften. Het is daarom bijzonder dat de overheid bij het ouder worden met gebreken opeens wel in deze kosten zou moeten voorzien. Artikel 18 Hoogte persoonsgebonden budget voor woningaanpassing In het vijfde lid is gekozen voor het percentage van 75%, zoals dit ook geldt bij de maatwerkvoorzieningen in de vorm van diensten. Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop woning Bij dit artikel is de periode aangepast en daardoor ook het percentage. De gemeente doet een forse investering in de woning van een burger. Hierover betaalt de burger een eigen bijdrage, maar nooit meer dan dat de aanpassing heeft gekost. Door de periode te verlengen, krijgt de gemeente uiteindelijk een hoger bedrag terug van de investering die het gedaan heeft. Artikel 20 Kosten in verband met huurderving Artikel 21 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting Artikel 22 Tegemoetkoming chronisch ziek 4 van 5

5 5 Artikel 23 Tarief- en prijsaanpassing Eenmaal per jaar zullen de tarieven worden aangepast, tenzij hiervoor dringende redenen zijn om dit vaker te doen. Er is gekozen voor 1 januari omdat op deze datum over het algemeen contracten vervallen, nieuwe prijsafspraken worden gemaakt en de indexeringscijfers bekend worden gemaakt. Met dit besluit zijn de tarieven ook aangepast naar de afspraken zoals die nu geldend zijn. Artikel 24 Overgangsregeling Op lopende indicatie, toekenningen en afspraken kan niet direct een wijziging worden doorgevoerd. Vanuit jurisprudentie is gebleken dat een termijn van 3 maanden redelijk is om een wijziging door te kunnen voeren. Vanwege praktische haalbaarheid is het niet mogelijk om dit bij alle indicaties, toekenningen en afspraken te doen. Er is daarom gekozen om ook 1 januari 2017 als termijn te noemen, omdat dan opnieuw alle tarieven zullen worden gewijzigd. Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel Bijlage 1 en 2 behoeven verder geen toelichting. 5 van 5