Fricties bij afbakening van het verhuurbegrip:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Fricties bij afbakening van het verhuurbegrip:"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Fricties bij afbakening van het verhuurbegrip: het verhuurbegrip in de zin van het Burgerlijk Wetboek versus het verhuurbegrip in de zin van de omzetbelasting Masterscriptie Privaatrechtelijke Rechtspraktijk en Nederlands Belastingrecht 2 augustus 2011 Danielle Westerhoff Studentnummer:

2 Inhoudsopgave Inleiding H oe wordt het verhuurbegrip in wet en richtlijn gedefinieerd? Artikel 7A:1584 BW oud (civiel) Artikel 7:201 BW (civiel) Artikel 135, eerste lid, onderdeel l, Btw-Richtlijn (fiscaal) Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB (fiscaal) Conclusie Hoe wordt in de (Europese) jurisprudentie vorm gegeven aan het verhuurbegrip? Verhuurbegrip: naamgeving en uitleg van de overeenkomst (civiel) Verhuurbegrip: vereiste elementen (civiel) Verhuurbegrip: strikte uitlegging en een communautair begrip (fiscaal) Verhuurbegrip: vereiste elementen (fiscaal) Conclusie Hoe dient in het civiele recht en de omzetbelasting te worden omgegaan met gecombineerde prestaties? Kwalificatie en behandeling van gemengde overeenkomsten (civiel) Gecombineerde prestaties (civiel) Kwalificatie en behandeling van samengestelde diensten (fiscaal) Gecombineerde prestaties (fiscaal) Conclusie Hoe worden leaseovereenkomsten in de omzetbelasting en het civiele recht gekwalificeerd? Operational lease versus financial lease in de omzetbelasting (fiscaal) Lease versus civielrechtelijk benoemde overeenkomsten (civiel) Conclusie 64 Slotconclusie...65 Literatuurlijst

3 Inleiding Wanneer men het woordenboek open slaat en op zoek gaat naar de betekenis van verhuur of verhuren komt men niet veel verder dan de omschrijving in huur geven. Als men vervolgens terug bladert en kijkt bij de omschrijving van huren wordt als omschrijving gegeven het voor geld ten gebruike of in dienst nemen. Uit deze omschrijving blijkt in ieder geval dat aan het gebruik altijd een tegenprestatie moet zijn gekoppeld wil sprake zijn van huur. Daarbij wordt niet aangegeven wat het object van huur kan zijn. Gaat het hier om het in huur geven van bepaalde zaken of kunnen ook personen in huur worden gegeven? Iedereen kan zich uiteraard wel een beeld vormen over wat huur inhoudt of zou moeten inhouden, maar wordt er vanuit verschillende professies wel hetzelfde aangekeken tegen het verhuurbegrip? Vanuit het civiele recht gezien is een huurovereenkomst een in de wet omschreven overeenkomst. Op de huurovereenkomst zijn naast de algemene verbintenisrechtelijke regels van Boek 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek ook de bijzondere huurbepalingen van Boek 7 van het Burgerlijke Wetboek van toepassing. Indien een overeenkomst kwalificeert als huurovereenkomst heeft dit belangrijke gevolgen voor zowel de huurder als de verhuurder. De verhuurder is in dat geval gebonden aan (semi-)dwingendrechtelijke huurbepalingen en de huurder kan zich beroepen op wettelijke huurbescherming (lees: bescherming bij ontijdige opzegging). Voor wat betreft de omzetbelasting heeft de kwalificatie verhuur andere gevolgen. Verhuur van een onroerende zaak is in de Wet op de omzetbelasting 1968 in beginsel vrijgesteld van omzetbelasting. Het gevolg hiervan is dat de verhuurder de omzetbelasting op de kosten die toerekenbaar zijn aan de verhuur niet voor aftrek in aanmerking kan nemen. De omzetbelasting die door de verhuurder niet in aftrek kan worden genomen vormt in dat geval een kostenpost voor de verhuurder. Sluit de omzetbelasting wat betreft het verhuurbegrip aan bij het civiele verhuurbegrip zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek of hanteert zij een ander begrip? Kan de situatie zich voordoen dat een bepaalde situatie in het civiele recht wel kwalificeert als verhuur maar in de 3

4 omzetbelasting niet of juist andersom? In deze scriptie zal ik nader ingaan op deze problematiek. 4

5 Hoofdstuk 1 Hoe wordt het verhuurbegrip in wet en richtlijn gedefinieerd? 1.1 Artikel 7A:1584 BW oud (civiel) Een blik op de Nederlandse civiele wetshistorie leert dat tot de invoering van titel 7.4 BW in 2003 het privaatrechtelijke huurrecht bestond uit een samenstel van rechtsregels welke weinig samenhang vertoonden en grotendeels sterk waren verouderd. Een aantal van de algemene bepalingen van de huurtitel van boek 7A BW (onder andere artikel 7A:1584) was nog afkomstig uit het Burgerlijk Wetboek van Reeds in het Burgerlijk Wetboek van 1838 werd een eerste definitie gegeven. Artikel 2 van Boek 3 daarvan luidt als volgt: Huur van goederen is een contract, waarbij de eene partij zich verbindt om de andere het genot eener zaak te doen hebben, gedurende eenen bepaalden tijd en tegen eenen bepaalden prijs, welken de laatstgemelde aanneemt te betalen. Deze bepaling is vervolgens in vrijwel geheel dezelfde vorm overgenomen in het Burgerlijk Wetboek van Artikel 7A:1584, eerste lid: Huur en verhuur is eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich verbindt om de andere het genot eener zaak te doen hebben, gedurende eenen bepaalden tijd en tegen eenen bepaalden prijs, welken de laatstgemelde aanneemt te betalen. 2 Op basis van deze huurbepaling was dus sprake van een huurovereenkomst als aan vijf voorwaarden werd voldaan: a. een overeenkomst b. ter verschaffing van genot c. van een zaak d. gedurende een bepaalde tijd e. tegen een bepaalde prijs Volgens het huidige artikel 6:217, eerste lid, BW zijn voor het tot stand komen van een overeenkomst twee wilsverklaringen nodig: een aanbod en een aanvaarding van dat aanbod. 1 A.R. de Jonge & E.E. de Wijkerslooth-Vinke, Parlementaire Geschiedenis Huurrecht, Deventer: Kluwer 2008, p. V 2 Artikel 1584 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek

6 Derhalve is vereist dat het aanbod en de aanvaarding op elkaar aansluiten. Of sprake is van een aanbod en aanvaarding kan in de meeste gevallen worden afgeleid uit expliciete handelingen, bijvoorbeeld de ondertekening van een huurverklaring. 3 Daarbij is de benaming van het contract niet relevant, maar gaat het om het achterhalen van de essentialia van een huurovereenkomst. In de uitspraak van het Hof van Amsterdam van 8 juli werd geoordeeld dat de door partijen ondertekende huurverklaring geen intentieverklaring was, maar een huurovereenkomst nu aan alle vereisten van een huurovereenkomst was voldaan: een uitdrukkelijke opgave van de betrokken kantoorruimte, van de te betalen huurprijs, van de toepasselijke huurtermijn, de datum van ingang van de huur en het door de verhuurder aan te bieden opleveringsniveau, terwijl partijen de verklaring als respectievelijk huurder en verhuurder hebben ondertekend. De huurverklaring bevatte hiermee alle essentialia van een huurovereenkomst, in dusdanig heldere en concrete bewoordingen, dat partijen aan die verklaring redelijkerwijs slechts de zin hebben mogen toekennen en te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar slechts hebben mogen verwachten, dat tussen hen een bindende huurovereenkomst was tot stand gekomen. 5 Of sprake is van een aanbod en een daarop aansluitende aanvaarding kan in sommige gevallen ook worden afgeleid uit minder expliciete handelingen of gedragingen van de (aspirant) verhuurder en (aspirant) huurder. Het gaat daarbij om hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, in de gegeven omstandigheden, redelijkerwijs mochten afleiden. 6 In het arrest Van Beers/Van Daalen 7 werd nogmaals bevestigd dat aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk hoeven plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (zie artikel 3:35 BW in verband met artikel 3:33 en artikel 3:37, eerste lid, BW). 8 Alvorens ik verder in ga op de overige vereisten van de huurovereenkomst, zal ik hierna eerst het huidige wetsartikel waarin de definitie van huur wordt gegeven bespreken, waarna een duidelijke vergelijking kan worden gemaakt tussen de artikel 7A:1584 BW oud en huidige de wetsbepaling artikel 7:201 BW. 3 A.R. de Jonge, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, vijfde druk, p Hof Amsterdam 8 juli 2004, WR 2005, 72 5 Hof Amsterdam 8 juli 2004, WR 2005, 72 6 A.R. de Jonge, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, vijfde druk, p HR 21 december 2001, NJ 2002, 60 8 HR 21 december 2001, NJ 2002, 60 6

7 1.2 Artikel 7:201 BW (civiel) De huidige definitie van huur is neergelegd in artikel 7:201 BW, dat luidt: Lid 1: Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie. 9 a. Genot van een bepaalde zaak Het eerste element in de definitie van huur is het begrip zaak. In de definitie van de huurovereenkomst in artikel 7A:1584 werd al als uitgangspunt genomen dat het voorwerp van de huur een zaak is, maar het tweede lid van artikel 7A:1584 voegde daar aan toe dat men allerlei soorten goederen, hetzij roerende of onroerende goederen, kan verhuren. Onder het oude BW werden met de term goed stoffelijke voorwerpen aangeduid, terwijl volgens artikel 555 BW oud de term zaak het ruimere begrip was en zowel in beginsel stoffelijke voorwerpen als vermogensrechten omvatte. In het systeem van het huidige Burgerlijk Wetboek ligt dit juist andersom: zaken zijn conform artikel 3:2 BW stoffelijke objecten en goederen zijn conform artikel 3:1 BW zaken én alle vermogensrechten. 10 Huur in de zin van artikel 7:201 BW kan derhalve ook betrekking hebben op vermogensrechten. De huur van vermogensrechten is in het huidige Burgerlijk Wetboek neergelegd in het tweede lid van artikel 7:201 BW. Aangezien de huur van vermogensrechten is neergelegd in het tweede lid van artikel 7:201 BW, kon in het eerste lid worden volstaan met het begrip zaak. 11 Anders dan in artikel van het Ontwerp Meijers 12 wordt in de tekst van de artikel 7:201, eerste lid BW tot uitdrukking gebracht dat de huur ook een gedeelte van een zaak kan betreffen. De beweegreden hierachter is dat de omschrijvingen van huur van woonruimte en bedrijfsruimte beide uitgaan van de mogelijkheid van huur van een gedeelte van een gebouwde onroerende zaak. Het zou tot onnodige complicaties leiden als de huur van een kamer in een groot gebouw wordt geconstrueerd als de huur van het gehele gebouw, zij het 9 Artikel 201 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek Kamerstukken II 1982/83, nr. 3, p Ontwerp artikel Ontwerp voor een Nieuwe Burgerlijk Wetboek van prof. Mr. E.M. Meijers, Toelichting tekst vierde gedeelte Boek 7, opgesteld onder leiding van mr. F.J. de Jong, met mr. Ph.A.N. Houwing als bewerker van titel 7.4, eerste lid. 12 Ontwerp Houwing artikel Ontwerp voor een Nieuwe Burgerlijk Wetboek van prof. Mr. E.M. Meijers, Toelichting tekst vierde gedeelte Boek 7, opgesteld onder leiding van mr. F.J. de Jong, met mr. Ph.A.N. Houwing als bewerker van titel

8 dat het gebruik tot de kamer is beperkt. 13 In dit licht is het interessant dat begin vorige eeuw de Hoge Raad er nog bezwaar tegen had om het tegen betaling in gebruik geven van een muuroppervlakte voor het aanbrengen van reclame aan te merken als een huurovereenkomst, omdat geen sprake was van een (zelfstandige) zaak. 14 b. Verschaffen van genot Uit het eerste lid van artikel 7:201 BW blijkt dat de wetgever thans liever spreekt over het gebruik van een zaak in plaats van het genot van een zaak zoals dat was verwoord in artikel 7A:1584 BW oud. Kenmerk van huur is namelijk dat aan iemand een zaak in gebruik is verstrekt en niet het genot van die zaak. Deze keuze berust op twee overwegingen. In de eerste plaats blijkt hieruit dat het enkel verschaffen van het genot zonder gebruik te kunnen maken van de zaak niet voldoende is de overeenkomst als huurovereenkomst te kwalificeren. Hierbij kan worden gedacht aan het genot dat men heeft van schilderijen bij een museumbezoek tegen betaling van de toegangsprijs: er is sprake van genot een zaak, doch niet van gebruik van de zaak dus niet van huur. Ook kan worden gedacht aan een natuurpark waarin men tegen betaling mag wandelen of een dierentuin waarin men de dieren tegen betaling mag bezichtigen. In deze gevallen is uiteraard geen sprake van huur van een park of dieren. In de tweede plaats wordt tot uitdrukking gebracht dat wel sprake is van huur indien een zaak aan een huurder in gebruik is gegeven, maar het verwachte genot door de huurder, om welke reden dan ook, achterwege blijft. Het begrip genot speelt bij huur in beginsel nu alleen nog bij de vraag of sprake is van een gebrek. Als degene aan wie tegen betaling een zaak in gebruik is verstrekt niet het verwachte genot van die zaak heeft, is wel sprake van een huurovereenkomst maar is de regeling omtrent gebreken (art. 7:204 BW e.v.) van toepassing. 15 c. Genot voor een bepaalde tijd In tegenstelling tot artikel 7A:1584 BW oud bevat artikel 7:201 BW geen eis met betrekking tot de duur van de huurovereenkomst. Artikel 7A:1584 bevatte wel een beperking wat betreft de tijdsduur van de huur, namelijk gedurende eenen bepaalden tijd. Deze formulering reflecteert het verzet dat in 17 e tot en met de 19 e eeuw bestond tegen eindeloos durende huurovereenkomsten. De essentie van de oude huurbepaling was het voorkomen van het niet 13 Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p HR 27 mei 1910, W Kamerstukken II 1997/98, nr. 6, p. 4 8

9 kunnen beëindigen van eeuwigdurende huur. 16 Echter, deze gedachte heeft in de 20 e eeuw zijn belang verloren. Huur is immers naar de huidige maatschappelijke opvattingen per definitie tijdelijk en moet, in beginsel met in achtneming van de daartoe ontworpen wettelijke mogelijkheden voor de verhuurder en wettelijke waarborgen ten behoeve van de huurder, tot een einde kunnen komen, hetzij op vordering van de verhuurder hetzij op vordering van de huurder. 17 Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever ook nog een puur wettechnisch motief had het kenmerk voor bepaalde duur uit de wet te laten. Door de regeling van de onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW e.v.) die in 1992 is ingevoerd, bestond al een waarborg tegen eeuwigdurende huur. Artikel 6:258 BW (imprévision) biedt namelijk de mogelijkheid, danwel op vordering van de huurder danwel op vordering van de verhuurder, de rechter te vragen om wijziging of ontbinding van de (ook voor eeuwig afgesloten) huurovereenkomst. 18 De rechter zal echter alleen terughoudend van deze bevoegdheid gebruik mogen maken (arrest Briljant Schreuders/Pensioenfonds ABP). 19 d. Voor een bepaalde tegenprestatie Tot slot is voor huur vereist dat het in gebruik geven geschiedt voor een tegenprestatie. Artikel 7A:1584 BW oud formuleerde de prestatie van de huurder als eenen bepaalden prijs. In de literatuur bestond verschil van mening over de vraag of het artikel daaronder slechts een tegenprestatie in geld verstond. 20 Op dat moment was in de jurisprudentie allang beslist dat de huurprijs behalve in geld geheel of gedeeltelijk kan bestaan in welke verplichting dan ook die de huurder jegens de verhuurder op zich neemt. 21 De tekst van artikel 7:201 BW sluit hier nu bij aan. Door de oude formulering te vervangen door het woord tegenprestatie is de wetgever tegemoet gekomen aan de ontwikkelingen in de jurisprudentie en maatschappij. 22 Een voorbeeld is de betaling van de huurprijs in natura, zoals het verrichten van onderhoud door de huurder, hetgeen in beginsel op grond van de wet voor rekening van de verhuurder behoort te komen. Indien de huurder de betaling in natura niet of in voldoende mate nakomt, 16 HR 7 oktober 2005, LJN AT HR 16 november 1923,NJ 1924, p. 131 en HR 26 april 1928, NJ 1928, p Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p HR 20 februari 1998, NJ 1998, Zie Asser-Kamphuisen p. 120, waar tevens een overzicht van de verschillende meningen. Van Brakel p. 79 oordeelt dat de huur alleen uit geld of lichamelijke zaken mag bestaan. Aldus ook Diephuis XII p. 20. Hofmann p. 122 acht alleen een huur in geld mogelijk. 21 HR 2 juni 1916, NJ 1916, p. 658 W 9998 en HR 17 maart 1961, NJ 1961, Zie ook HR16 mei 1975, NJ 1975, 436 en HR 31 mei 1991, NJ 1991, 678 9

10 dan levert deze toerekenbare tekortkoming hetzelfde rechtsgevolg op als het niet betalen van huurpenningen. 23 e. Bepaalbaarheid De toevoeging bepaalde is niet meer overgenomen in artikel 7:201 BW. Onder bepaald moest steeds worden verstaan bepaalbaar 24. Voor het algemene verbintenissenrecht was dit reeds vastgelegd in artikel 6:227 BW, waardoor geen reden bestond het woord bepaald nog in het huidige artikel niet op te nemen. 25 Wanneer het gaat om een prestatie in natura, dan dient de prestatie vastomlijnd en rechtens eenvoudig afdwingbaar te zijn. 26 Dit geldt overigens niet alleen voor de huurder met betrekking tot het verrichten van de tegenprestatie, maar ook voor de verhuurder bij het ter besschikking stellen van het gebruik. Over en weer dient derhalve sprake te zijn van een vastomlijnd genoten voordeel, waarbij het er niet toe doet wat dit de andere contractspartij kost. 27 De beoordeling daarvan is feitelijk van aard en verschilt daarom van geval tot geval. In het tweede hoofdstuk zal ik verder ingaan op specifieke voorbeelden uit de jurisprudentie. 23 HR 8 november 1991, NJ 1992, HR 26 juni 1953, NJ 1953, Toelichting Ontwerp Houwing artikel Ontwerp voor een Nieuwe Burgerlijk Wetboek van prof. Mr. E.M. Meijers, Toelichting tekst vierde gedeelte Boek 7, opgesteld onder leiding van mr. F.J. de Jong, mer mr. Ph.A.N. Houwing als bewerker van titel HR 19 november 1976,NJ 1977, Hof Amsterdam 1 november 1990, NJ 1991,

11 1.3 Artikel 135, eerste lid, onderdeel l, Btw-Richtlijn (fiscaal) Krachtens artikel 135, eerste lid, onderdeel l, van de Richtlijn betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 28 (hierna: Btwrichtlijn ) is de verhuur en verpachting van onroerende zaken 29 in beginsel van omzetbelasting vrijgesteld. Vóór 2007 was deze vrijstelling neergelegd in artikel 13B, sub b, Zesde Richtlijn betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 30 (hierna: Zesde Richtlijn ). Het verhuurbegrip is echter verder niet in de Btwrichtlijn gedefinieerd. Het is een behoorlijke exercitie er achter te komen wat de bedoeling van de Europese richtlijnwetgever is geweest bij de invulling van het verhuurbegrip aangezien deze niet of nauwelijks kan worden afgeleid uit gepubliceerde stukken met betrekking tot het tot stand komen van de richtlijn. Sterker nog, er is geen parlementaire geschiedenis voorhanden. Hooguit kan uit de toelichtingen van de Europese Commissie bij de richtlijnvoorstellen, en adviezen naar aanleiding van dergelijke voorstellen van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC) of de Economische en Financiële Raad van de Verenigde Naties (ECOFIN), een invulling worden afgeleid. 31 De officiële toelichting bij het Ontwerp Zesde Richtlijn 32 achtergrond van de vrijstellingen: zegt het volgende over de dat bij het opstellen van de lijst van vrijstellingen enerzijds rekening werd gehouden met de reeds in de Lid-staten bestaande vrijstellingen en anderzijds met de noodzaak het aantal vrijstellingen zo gering mogelijk te houden. Deze noodzaak houdt verband met het streven om in een stelsel van een algemene verbruiksbelasting uitzonderingen op het beginsel dat belasting wordt geheven zoveel mogelijk te vermijden. Dit beperkt houden van het aantal vrijstellingen is ook geboden door de nadelen welke aan deze vrijstellingen kleven, in het 28 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 29 De Wet op de omzetbelasting 1968 gaat uit van de term verhuur van onroerende goed. Omwille van eenduidigheid in de vergelijking tussen de omzetbelasting en het civiele verhuurbegrip zal in deze scriptie de term verhuur van een onroerende zaak worden aangehouden aangezien de wettelijk civielrechtelijke huurbepaling aansluit bij het begrip zaak, zie artikel 7:201 BW. 30 Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag 31 Prof. mr. D.B. Bijl, Prof. dr. Mariken E. van Hilten & Mr. D.G. van Vliet, Europese BTW en Nederlandse omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2001, derde geheel herziene druk, p Ontwerp Zesde Richtlijn omzetbelasting: officiële toelichting, 15 september

12 bijzonder doordat vrijstellingen, andere dan die welke samenhangen met de internationale handel, leiden tot het niet mogen aftrekken van voorbelasting. 33 Deze toelichting sluit aan bij de visie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ ) 34 dat vrijstellingen strikt dienen te worden uitgelegd. Uit het SUFA-arrest 35 blijkt dat de bewoordingen waarin de in artikel 13 van de Zesde Richtlijn bedoelde vrijstellingen zijn omschreven, strikt moeten worden uitgelegd aangezien vrijstellingen afwijken van het algemene beginsel dat het omzetbelastingstelsel neutraal dient te zijn. In beginsel wordt omzetbelasting geheven over elke prestatie die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht. 36 Ook in de zaak Hamann 37 wordt aangehaald dat de vrijstellingen onder de Zesde Richtlijn strikt dienen te worden uitgelegd. 38 Over de reden om de verhuur en verpachting van een onroerende zaak vrij te stellen, is de tekst van de toelichting 39 tevens vrij kort. Het zou voor de lidstaten in het algemeen gaan om, technische, economische en sociale redenen: De redenen welke ten gunste van de vrijstellingen van de verhuur van woonhuizen en verpachtingen in de landbouw pleiten, gelden evenwel niet voor de verhuur in het kader van het hotelbedrijf en bij verhuur met een industrieel of commercieel karakter. 40 Zoals in hoofdstuk twee naar voren zal komen, vormen de vrijstellingen in de Btw-richtlijn volgens het HvJ communautaire begrippen. Communautaire begrippen zijn begrippen waarbij voor de uitleg van de begrippen de criteria uit het nationale (civiele) recht van de lidstaten van de Europese Unie niet relevant zijn. Alvorens ik deze vaste jurisprudentie van het HvJ en de uitleg omtrent het verhuurbegrip verder uiteen zal zetten, zal ik hierna eerst verder ingaan op de parlementaire geschiedenis van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB ). 33 Ontwerp Zesde Richtlijn omzetbelasting: officiële toelichting, 15 september 1973, p Het Hof van Justitie van de Europese Unie is de overkoepelde term voor het Hof van Justitie, het Gerecht en de gespecialiseerde rechtbanken. Deze overkoepelende term is ingevoerd sinds het Verdrag van Lissabon van 13 december Vóór de invoering van het Verdrag van Lissabon werd de term Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gehanteerd. 35 HvJ EG 15 juni 1989, zaaknummer C-348/87, Jur 1989, p HvJ EG 15 juni 1989, zaaknummer C-348/87, Jur 1989, p HvJ EG 15 maart 1989, zaaknummer C-51/88, Jur 1989, p HvJ EG 15 maart 1989, zaaknummer C-51/88, Jur 1989, p Ontwerp Zesde Richtlijn omzetbelasting: officiële toelichting, 15 september 1973, p Ontwerp Zesde Richtlijn omzetbelasting: officiële toelichting, 15 september 1973, p

13 1.4 Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB (fiscaal) De vrijstelling voor verhuur van een onroerende zaak is in de Wet OB opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel b. Dit artikel bestaat sinds de invoering van de omzetbelasting op 1 januari Aan de hand van de wijzigingen die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden zal ik hierna ingaan op de vraag of uit de parlementaire geschiedenis een omschrijving van het verhuurbegrip is af te leiden. Een verdieping in de Kamerstukken , behorende bij de invoering van de Wet OB, wijst uit dat destijds geen nadere definitie is gegeven voor het begrip verhuur (verpachting daaronder begrepen). In de parlementaire geschiedenis wordt enkel ingegaan op de praktische gronden voor een vrijstelling van verhuur van woningen en bedrijfspanden. De enige verwijzing die wordt gemaakt is dat het begrip verhuur (de verpachting daaronder begrepen) naar de bedoeling van de wetgever in beginsel overeenkomt met het begrip verhuur en de verpachting van onroerende zaken zoals dat was omschreven in artikel 24, nr. 34, Wet OB Ook in de toelichting bij deze wetsbepaling wordt echter niet gerept over een begripsomschrijving van verhuur. 42 Bij wetswijziging van 28 december is aan artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB een alinea toegevoegd, zoals deze heden aan het slot van dat artikel is opgenomen. Deze wetswijziging is ingevoerd met terugwerkende kracht tot 31 maart uur. Sinds deze wetswijziging wordt onder verhuur mede verstaan iedere andere vorm waarin onroerende zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld. Deze uitbreiding van het verhuurbegrip is onderdeel van de Reparatiewetgeving ter bestrijding van zogenaamde verhuurconstructies in de omzetbelasting. In de Memorie van Toelichting 44 wordt indirect beschreven hoe het verhuurbegrip dient te worden uitgelegd: 'Voor de wettelijke uitwerking van de hiervoor bedoelde verhuuranalogie is - afgezien van de beperking in de tijd - gekozen voor een omschrijving van het begrip 'verhuur' zoals die in artikel 11 van de wet voorkwam tot en met Een voordeel van een dergelijke omschrijving is dat ook gevallen van terbeschikkingstelling van onroerende zaken, die niet 41 Kamerstukken II 1967/68, Kamerstuknummer Artikelsgewijs commentaar Wet op de Omzetbelasting 1968, Artikel 11, eerste lid, onderdeel b,. Vrijstelling verhuur van onroerende zaken, Aansluiting bij vroegere wetgeving 43 Kamerstukken II 1994/95, Kamerstuknummer Kamerstukken II 1994/95, , nr

14 onder de 'echte' verhuur (de verhuurovereenkomst uit het civiele recht) en ook niet onder een beperkt recht kunnen worden gebracht, toch als verhuur van onroerende zaken worden behandeld. Het moet immers niet uitgesloten worden geacht dat partijen bij een beperkte omschrijving voor constructiedoeleinden zullen zoeken naar dergelijke vormen van terbeschikkingstelling van onroerende zaken.' 45 Uit de geciteerde alinea blijkt dat onder echte verhuur de verhuurovereenkomst uit het civiele recht wordt verstaan. Ook in de literatuur wordt er van uitgegaan dat het vóór 31 maart 1995 gebruikelijk was dat voor de betekenis van het verhuurbegrip (en verpachting) eerst werd gekeken naar de begripsomschrijving in het civiele recht. Derksen is zelfs van mening dat voor de omzetbelasting geen sprake is van verhuur indien niet is voldaan aan de civielrechtelijke vereisten voor verhuur. 46 Op grond van deze literatuur zou dus moeten worden aangenomen dat sprake is van verhuur, indien de verhuurder aan de huurder het genot van een bepaalde zaak verschaft gedurende een bepaalde tijd en voor een bepaalde prijs. 47 Juist omdat de wetgever ook vormen van terbeschikkingstelling die niet vallen onder echte verhuur of onder beperkte rechten die op grond van artikel 3, tweede lid, Wet OB als levering worden aangemerkt (lees: recht van vruchtgebruik, opstal, erfpacht), als verhuur wilde laten kwalificeren, is de uitbreiding van het verhuurbegrip in de wet opgenomen. De vraag of een prestatie is aan te merken als de verhuur van een onroerende zaak werd voorheen door de Tariefcommissie beantwoord naar de maatstaven van het civiele recht. Artikel 7A:1584 BW was daarbij het uitgangspunt, welke inhield dat verhuur werd omschreven als een overeenkomst, waarbij de ene partij zich verbindt om een ander het genot van een zaak te doen hebben, gedurende een bepaalde tijd en tegen een bepaalde prijs, welke de laatste aanneemt te betalen. Deze uitleg is door de uitbreiding van het verhuurbegrip inmiddels achterhaald aangezien ook andere vormen van terbeschikkingstelling (lees: recht van vruchtgebruik, recht van erfpacht, recht van opstal) sinds 31 maart 1995 onder de vrijstelling kunnen vallen. 48 Maar betekent het nu dat tot op het moment het HvJ oordeelde dat verhuur een communautair begrip is, het verhuurbegrip helemaal niet communautair werd uitgelegd? In de Nota van de 45 Kamerstukken II 1994/95, , nr. 3, p J.R.M. Derksen, Publiekrechtelijke lichamen en de omzetbelasting, Arnhem: Gouda Quint 1995, p Prof. mr. D.B. Bijl, Prof. dr. Mariken E. van Hilten & Mr. D.G. van Vliet, Europese BTW en Nederlandse Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2001, derde druk, p Artikelsgewijs commentaar Wet op de Omzetbelasting 1968, Artikel 11, eerste lid, onderdeel b,. Vrijstelling verhuur van onroerende zaken, Vroeger uitgangspunt: civiele recht 14

15 Tweede Kamer wat betreft de Reparatiewetgeving 49 werd door de Staatssecretaris van Financiën (hierna: Staatssecretaris ) opgemerkt dat het inderdaad niet gaat om een communautair begrip: Voor verpachting en verhuur is in artikel 13, B, onderdeel b, van de Richtlijn (vanaf 1 januari 2007: artikel 135, eerste lid, onderdeel 1, richtlijn 2006/112/EG) eveneens een vrijstellingsregime opgenomen. Naar mijn mening impliceert een keuze om handelingen met betrekking tot beperkte rechten op onroerende zaken als diensten te beschouwen dat deze diensten komen te vallen onder het vrijstellingsregime dat is voorzien voor verhuur en verpachting van onroerende zaken. Verhuur en verpachting zijn immers geen communautaire vastomlijnde begrippen; de lidstaten hebben een vrijheid bij de omschrijving ervan en kunnen afwijken van het nationale civielrechtelijke begrip verhuur, nu de richtlijn daar niet naar verwijst. 50 In de literatuur werd verschillend gedacht over het antwoord op de vraag of verhuur een communautair begrip is. Rouwenhorst en Brouwer waren van mening dat indien, en voor zover, de vestiging van beperkte rechten op onroerende zaken al als een dienst kan worden beschouwd, het geenszins vanzelfsprekend is dat de dienst als de verhuur van een onroerende zaak kan gelden. Hun visie is dat de begrippen verhuur en verpachting uit de Zesde Richtlijn communautaire begrippen zijn en het in strijd is met de neutraliteit van het omzetbelastingstelsel indien de lidstaten die begrippen naar eigen inzicht invullen. 51 Brenk en Braakman wezen er indertijd ook op dat de begrippen verhuur en verpachting communautaire begrippen zijn. Het staat Nederland naar hun zeggen daarom niet vrij aan deze begrippen een ruimere strekking toe te kennen dan in de Zesde Richtlijn is bedoeld. Een handeling met betrekking tot een beperkt recht zou slechts onder het verhuurbegrip (of verpachting) kunnen vallen, indien deze handeling feitelijk de kenmerken van verhuur (of verpachting) vertoont. 52 Oerlemans neemt het standpunt in dat het niet de bedoeling van de (Europese) wetgever kan zijn geweest dat het begrip verhuur en verpachting naar nationaal civiel recht dient te worden uitgelegd. 53 Deze discussie heeft uiteindelijk geleid tot de zaak Stichting Goed 49 Kamerstukken II 1994/95, , nr Kamerstukken II 1994/95, , nr. 5, p W.A. Rouwenhorst & R. Brouwer, Reparatiewetgeving en beperkte rechten, WFR 1995/6157, p H. van Brenk en T. Braakman, Reparatiewetgeving BTW en overdrachtsbelasting in strijd met Zesde richtlijn?, WFR 1995/6161, p P.C.J. Oerlemans, Woningbouwcorporaties en omzetbelasting bij de vruchtgebruikconstructie, S&V , p

16 Wonen waarin het HvJ zich voor het eerst heeft uitgelaten over het verhuurbegrip. In paragraaf 2.4 sub a zal ik verder ingaan op deze zaak. Recapitulerend komt het neer op het volgende. Tot de invoering van de uitbreiding van het verhuurbegrip in 1995 was het voor de omzetbelasting gebruikelijk aan te sluiten bij de civielrechtelijke begripsbepaling. Sinds 1995 lopen de begrippen in het civiele recht en de omzetbelasting uiteen: een prestatie die civielrechtelijk niet als verhuur kwalificeert, zoals de vestiging van een vruchtgebruik, kwalificeert sindsdien voor de omzetbelasting wel als verhuur. 54 Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat in ieder geval vóór 1995 geen sprake was van een communautaire invulling van het verhuurbegrip. Nu het verhuurbegrip niet in de (Europese en/of nationale) wet of jurisprudentie is gedefinieerd, lijkt het mij verdedigbaar dat de lidstaten een zekere vrijheid hebben bij de omschrijving van het verhuurbegrip en geen communautair begrip wordt gehandhaafd. Het HvJ legt het verhuurbegrip echter wel communautair uit, waarover in het tweede hoofdstuk meer. De Staatssecretaris heeft uiteindelijk in zijn besluit van 14 juli voor het eerst een omschrijving gegeven van het verhuurbegrip: Van de verhuur van een onroerende zaak is sprake als de eigenaar van een onroerende zaak (de verhuurder of de onderverhuurder) aan een huurder onder bezwarende titel (d.w.z. tegen ontvangst van een vergoeding (huur)) voor een overeengekomen tijdsduur het recht verleent om een (gedeelte van een) onroerende zaak exclusief te gebruiken. Met exclusief gebruik wordt bedoeld dat de huurder de onroerende zaak mag gebruiken als ware hij de eigenaar van de zaak en het recht om iedere andere persoon van het genot van dat recht uit te sluiten. 56 Feitelijk is deze begripsomschrijving gebaseerd op verschillende arresten van het HvJ waarin wordt aangegeven dat het om een communautair begrip gaat. Zoals reeds aangegeven zullen deze arresten in het tweede hoofdstuk worden behandeld alsmede de arresten waarin het HvJ de omschrijving van het verhuurbegrip nuanceert. 54 C. van Vilsteren-Maters, Verhuur, met btw?, TriBuut 2009, p Besluit Staatssecretaris van Financiën van 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M, Stcrt. 2009, Besluit Staatssecretaris van Financiën van 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M, Stcrt. 2009, p

17 1.5 Conclusie De civielrechtelijke omschrijving van verhuur (artikel 7:201 BW) behelst na de wijzigingen in 2003 een vastomlijnd begrip waarbij een bewuste keuze is gemaakt een aantal huurelementen in een andere vorm te laten terug keren of weg te laten. Het gaat bij huur om het gebruik van de zaak in plaats van het genot van een zaak, waar een tegenprestatie tegenover staat die niet enkel hoeft te bestaan uit een geldsom. De toevoeging voor bepaalde tijd is gezien de maatschappelijke en wetstechnische veranderingen overbodig geworden aangezien huur wordt gezien als een tijdelijk gebruiksrecht. De noodzaak in de wet waarborgen op te nemen tegen eeuwigdurende huur is verdwenen omdat hiertegen inmiddels enkele regelingen bestaan, zoals bijvoorbeeld de regeling omtrent de onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW) of een beroep op de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). In tegenstelling tot het civiele recht is voor de omzetbelasting geen duidelijke en vastomlijnde definitie van verhuur te vinden, noch in de Btw-richtlijn noch in de nationale wetgeving. Vóór 1995 was het gebruikelijk aan te sluiten bij het civielrechtelijke begrip (artikel 7A:1854 BW oud). Zoals reeds aangehaald ging het destijds juist om het genot van de zaak en niet per definitie om het gebruik van de zaak, waar een prijs tegenover moest staan. Ook al impliceert dit dat de tegenprestatie enkel uit een geldsom kon bestaan, de Hoge Raad nam destijds al het standpunt in dat het hierbij ook om iedere andere vorm van een tegenprestatie kon gaan. Tevens kon alleen sprake zijn van huur als in de overeenkomst een bepaalde tijdsduur was opgenomen. Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat de verhuurbegrippen in het civiele recht en de omzetbelasting redelijk parallel aan elkaar liepen. In 1995 is het verhuurbegrip voor de omzetbelasting ten opzichte van het civielrechtelijke verhuurbegrip echter zodanig uitgebreid, dat beide verhuurbegrippen steeds verder uiteen zijn gaan lopen en tussen beide begrippen een behoorlijk gat lijkt te zijn ontstaan. Aangezien sinds de wetswijziging van de Wet OB in 1995 iedere vorm van terbeschikkingstelling van een onroerende zaak, niet zijnde een levering, in de omzetbelasting wordt geschaard onder verhuur kan het voorkomen dat een bepaalde prestatie die civielrechtelijk niet als verhuur kwalificeert, zoals de vestiging van een vruchtgebruik, voor de omzetbelasting wel als verhuur wordt aangemerkt. Voorts heeft het HvJ uitgelegd dat het verhuurbegrip een communautair begrip is waarbij de nationale regelgeving niet relevant is, hetgeen tot een nog grotere discrepantie leidt! 17

18 Hoofdstuk 2 Hoe wordt in de (Europese) jurisprudentie vorm gegeven aan het verhuurbegrip? 2.1 Verhuurbegrip: naamgeving en uitleg van de overeenkomst (civiel) In het eerste hoofdstuk heb ik de oude en huidige huurdefinitie besproken aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of een overeenkomst ook als huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Deze kwalificatie is van belang omdat in het geval sprake is van huur niet alleen de verbintenisrechtelijke bepalingen van de Boeken 3 en 6 van toepassing zijn, maar ook de huurbepalingen van Boek 7 die voor de huurder huurbescherming bieden en voor de verhuurder (semi-)dwingend recht bevatten. Om deze reden spelen bij de vraag of sprake is van verhuur vaak grote belangen mee en is er veel jurisprudentie omtrent het al dan niet kwalificeren als huurovereenkomst. 57 Al in 1964 is uitgemaakt dat de naam die partijen aan een overeenkomst geven niet bepalend is voor de kwalificatie van huur. Het gaat om de inhoud van de overeenkomst, ook al hebben partijen in de overeenkomst het karakter van huur niet onderkend. In die zaak ging het om de vraag of sprake was van een stallingsovereenkomst dan wel van huur van een autobox. In de overeenkomst tussen partijen werd gesproken over in stalling nemen en stallingskosten. Volgens het Hof en de Hoge Raad was deze terminologie op zichzelf niet beslissend en moest worden gekeken naar de werkelijke verhouding tussen partijen. Nu sprake was van een overeenkomst krachtens welke gedurende een bepaalde tijd en tegen een bepaalde prijs de beschikking over een autobox werd verkregen, was sprake van huur in de zin van artikel 7A:1584 BW oud. 58 De strekking van de overeenkomst, gerelateerd aan hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond is de maatstaf en niet de gebruikte benaming. 59 Aangezien dus niet enkel moet worden gekeken naar de terminologie van de overeenkomst maar ook naar de werkelijke inhoud van de overeenkomst, kan het voorkomen dat een overeenkomst waarin wordt gesproken over huur geen huurovereenkomst blijkt te zijn en 57 R.A. Dozy, J.L.R.A. Huydecoper & F. Van der Hoek e.a, Tekst en Commentaar Huurrecht, Deventer: Kluwer 2010, Tekst en Commentaar op artikel 201 Boek 7 BW 58 HR 9 maart 1964, NJ 1964, HR 24 december 1993, NJ 1994,

19 een overeenkomst die niet is betiteld als huurovereenkomst wel degelijk als huur kwalificeert A.R. de Jonge, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, vijfde druk, p

20 2.2 Verhuurbegrip: vereiste elementen (civiel) In deze paragraaf zal ik de vereisten voor huur, zoals deze ook in paragraaf 1.1 en 1.2 aan de orde zijn geweest, aan de hand van relevante jurisprudentie bespreken. a. Gebruik Sinds de invoering van artikel 7:201, eerste lid, BW is een vereiste voor huur dat gebruik van een zaak moet worden verschaft. Uit de overeenkomst zal moeten blijken hoe vorm wordt gegeven aan dit gebruiksrecht van de huurder. Een interessant arrest in dit kader is het Gastarbeiderspension-arrest 61. In deze zaak ging het om een overeenkomst krachtens welke de gastarbeider tegen vooruitbetaling van f 20,- het gebruiksrecht verkreeg van een slaapvertrek (inclusief van een zich daarin bevindend bed met bijbehorende bergruimte). De gastarbeider moest het gebruiksrecht van het bedoelde slaapvertrek veelal delen met maximaal drie andere personen. Daarnaast had ieder van hen het medegebruik (met maximaal vijftien personen) van de recreatieruimte, keuken, toiletruimte en douche. Bij de prijs zat mede inbegrepen de levering van gas, licht en water, alsmede de kosten van verwarming en het in gebruik geven en verschonen van beddengoed. Volgens de Hoge Raad is in dit geval sprake van een huurovereenkomst, ook al is geen sprake van een exclusief gebruiksrecht. 62 De Hoge Raad concludeert dat het gebruik beperkt kan worden zonder dat de overeenkomst de kwalificatie van huur verliest: ( ) immers het genot dat bij een huurovereenkomst in de zin van artikel 1584 de ene partij aan de andere belooft te verschaffen, beperkt kan zijn, en deze beperking ook kan inhouden dat het genot van de zaak met anderen moet worden gedeeld ( ) 63 Het genot kan ook beperkt zijn in die zin dat de huurder gedurende de huurtijd niet voortdurend, maar slechts met tussenpozen recht heeft op gebruik van de zaak. Dit is uitgemaakt in het Bioscoopzaal-arrest 64 en ging om het volgende. Ruijs (de rechtsvoorganger van Heijdens) was met Gofilex overeengekomen dat Ruijs alle weekenden zaterdag, zondag en maandag alsmede woensdag en onder bepaalde omstandigheden een of meer werkdagen extra, vanaf uur voor de betreffende avond een zaal voor het geven van filmvoorstellingen aan Gofilex ter beschikking stelt tegen vergoeding van 15% van de bruto- 61 HR 15 maart 1974, NJ 1974, HR 15 maart 1974, NJ 1974, HR 15 maart 1974, NJ 1974, HR 26 juni 1953, NJ 1953,

21 opbrengst van de voorstellingen. Voorts was vastgelegd dat het onderhoud en schoonhouden van de zaal voor rekening van Ruijs zou komen, als ook de kosten van verwarming en verlichting van die zaal en van de stroom van het filmtoestel. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat in een dergelijk geval wel aan alle vereisten van huur in de zin van artikel 7A:1584 BW oud werd voldaan, ook al was het genot naar tijdsruimte beperkt. 65 b. Een (gedeelte van een) zaak Zoals in paragraaf 1.2 onder sub a al aan de orde is gekomen spreekt artikel 7:201 BW over het gebruik van een zaak of een gedeelte daarvan. Met deze woordkeuze wordt tot uitdrukking gebracht dat ook een gedeelte van een zaak kan worden verhuurd. Hierbij kan worden gedacht aan het huren van een bepaald gedeelte van een muuroppervlak ten behoeve van reclamedoeleinden 66, maar bijvoorbeeld ook aan het huren van een gedeelte van een dak ten behoeve van het plaatsen van telefoonantennes. 67 c. (On)bepaalde tijd Het derde vereiste onder het oude recht, huur voor bepaalde tijd, is in artikel 7:201 BW niet teruggekeerd. Het verbod van eeuwigdurende huur stond in de zaak Leussink/TPG Post 68 centraal aangezien het hier nog ging om de oude bepaling van artikel 7A:1584 BW oud. De huurovereenkomst tussen de heer Leussink en TPG Post bevatte een bepaling dat het recht van de verhuurder tot opzegging van de overeenkomst per 1 februari 1999 zou zijn vervallen. De verhuurder (de heer Leussink) nam als standpunt in, zoals vervat in grieven I en II, dat deze bepaling tot nietigheid zou moeten leiden aangezien huur geen eeuwigdurende huur mag zijn. Het Hof heeft dit standpunt verworpen omdat het feit dat de verhuurder de huurovereenkomst niet (meer) kan opzeggen niet ertoe leidt dat die overeenkomst geen tijdelijk karakter (meer) heeft. Het Hof is er bij zijn beslissing van uitgegaan dat één van de kenmerken van een huurovereenkomst is dat deze de huurder (TPG Post) niet een eeuwigdurend genotsrecht verschaft, terwijl ingevolge het toen nog toepasselijke artikel 7A:1584 BW oud tot één van de eigenschappen van de huurovereenkomst behoorde dat de verhuurder de zaak gedurende een bepaalde tijd aan de huurder verschafte. Volgens de Hoge Raad was dit geen onjuiste rechtsopvatting. Volgens de Hoge Raad had het Hof kennelijk 65 HR 26 juni 1953, NJ 1953, HR 27 mei 1910, W Hof Amsterdam 27 oktober 2005, WR 2006, 63 en Rechtbank Haarlem 7 november 2007, rolnummer 07/ HR 7 oktober 2005, NJ 2005,

22 geoordeeld dat de omstandigheid dat de huurder (TPG Post) een rechtspersoon was in dit geval de conclusie niet rechtvaardigt dat de overeenkomst een tijdelijk karakter ontbeerde. De Hoge Raad liet het oordeel van het Hof dat uit deze omstandigheden in redelijkheid mag worden verwacht dat aan deze huurovereenkomst op enig moment een einde zou komen, in stand. 69 De Hoge Raad heeft dit oordeel in de Antillenzaak 70 nog eens herhaald. In deze zaak ging het om de vraag of de daar aan de orde zijnde timesharingovereenkomsten huurovereenkomsten waren in de zin van artikel 7A:1565 BWNA (corresponderend met artikel 7A:1584 BW oud). Het Hof oordeelde hier juist dat de overeenkomsten niet konden worden aangemerkt als huurovereenkomsten omdat niet voldaan zou zijn aan het vereiste kenmerk dat het genot van de zaak wordt verschaft gedurende een bepaalde tijd. Deze conclusie berustte volgens de Hoge Raad op een onjuiste rechtsopvatting aangezien bij de uitleg van het bepaalde in artikel 7A:1565 BWNA rekening moet worden gehouden met de Nederlandse opvattingen over het corresponderende artikel 7A:1584 BW oud. De Hoge Raad herhaalde dat van belang is dat, mede in het licht van de verschillende wettelijke mogelijkheden voor huurder en verhuurder een huurovereenkomst te beëindigen, in redelijkheid mag worden verwacht dat aan de huurovereenkomst op enig moment een einde komt en derhalve een tijdelijk karakter heeft. 71 d. Tegenprestatie Zoals in het eerste hoofdstuk al aan de orde kwam, kan de tegenprestatie bestaan uit een geldsom, maar ook uit iedere andere vorm van een tegenprestatie. In dit kader kan worden gedacht aan het arrest Drost/Van Donselaar 72 waarin sprake was van een huurovereenkomst waarbij de huurders zich verplichtten de verhuurders te verzorgen, welke verzorging zou gelden als volledige huurbetaling. Uit de feiten bleek dat geen sprake was van twee afzonderlijke overeenkomsten (bijvoorbeeld een huurovereenkomst en een verzorgingsovereenkomst), maar van één (huur)overeenkomst met een bijzonder daaraan verbonden beding betreffende de wijze van huurbetaling, namelijk de verzorging van het echtpaar HR 7 oktober 2005, NJ 2005, HR 26 oktober 2007, NJ 2008, HR 26 oktober 2007, NJ 2008, HR 16 mei 1975, NJ 1975, HR 16 mei 1975, NJ 1975,

23 Het kan ook voorkomen dat tussen partijen niet met zoveel woorden over een huurprijs wordt gesproken. In de zaak Bakaryildiz (huurder)/bp (verhuurder) 74 waren er tussen partijen een aantal overeenkomst gesloten waarin was overeengekomen dat BP een benzinestation voor twee jaar aan Bakaryildiz in exploitatie zou geven. In geding was of in dit geval wel sprake was van een huurovereenkomst aangezien een bepaalde prijs voor deze exploitatie ontbrak. De Hoge Raad overwoog: Tegen deze achtergrond moet een overeenkomst of een samenstel van overeenkomsten waarbij een benzinestation c.a. in exploitatie wordt gegeven, in beginsel worden aangemerkt als een overeenkomst als bedoeld in artikel 1624 lid 1 tweede zin (huurbepaling voor bedrijfsruimte), waarbij in de regel de gezamenlijke in het kader van zulk een overeenkomst of overeenkomsten door de exploitant jegens zijn wederpartij op zich genomen verplichtingen geacht kunnen worden te strekken tot vergoeding van het gebruik van de bedrijfsruimte. 75 De tegenprestatie die wordt verricht dient wel voldoende vastomlijnd te zijn. In de zaak Koster/Hagens 76 werd de afspraak tussen een BV (verhuurder) en diens afgetreden directeur (huurder) om nog enige werkzaamheden te verrichten voor de BV onvoldoende bepaalbaar gevonden als tegenprestatie voor het bewonen van de aan de BV toebehorende woonruimte waardoor geen sprake was van huur. 77 Opvallend is dat deze zaak in principe een striktere omschrijving bevat van de tegenprestatie (namelijk enige werkzaamheden verrichten ten behoeve van de BV) dan de tegenprestatie in de exploitatiezaak Bakaryildiz/BP. In deze laatstgenoemde zaak was namelijk helemaal geen tegenprestatie afgesproken maar moesten volgens de Hoge Raad alle door de huurder op zich genomen verplichtingen in het kader van de exploitatieovereenkomsten worden gezien als tegenprestatie. Naar mijn mening is dit uitgangspunt ruimer en vind ik het opmerkelijk dat in de zaak Koster/Hagens is geoordeeld dat geen sprake was van huur en in de zaak Bakaryildiz/BP wel. 74 HR 10 november 1989, NJ 1990, HR 10 november 1989, NJ 1990, 273, r.o HR 19 november 1976, NJ 1977, HR 19 november 1976, NJ 1977,

24 2.3 Verhuurbegrip: strikte uitlegging en een communautair begrip (fiscaal) Zoals in het eerste hoofdstuk al is aangegeven heeft het HvJ in het zogenoemde SUFAarrest 78 van 1989 uitgesproken dat de bewoordingen waarin de in artikel 13 van de Zesde Richtlijn bedoelde vrijstellingen zijn omschreven, strikt moeten worden uitgelegd omdat die vrijstellingen afwijken van het algemene beginsel dat omzetbelasting wordt geheven over elke prestatie die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht. 79 De eerste keer dat het HvJ toekwam aan een omschrijving van het verhuurbegrip was in een tweetal zaken waarin het ging om de belastbaarheid van tolwegen. 80 In deze zaken werd door Ierland en het Verenigd Koninkrijk betoogd dat de terbeschikkingstelling van wegen tegen betaling van tol diende te worden geschaard onder de vrijstelling van verhuur van een onroerende zaak. Volgens het HvJ ontbrak echter een belangrijk element van verhuur het gebruik voor een bepaalde duur waardoor de terbeschikkingstelling van tolwegen niet kan worden gezien als verhuur van een onroerende zaak. 81 Daarnaast sprak het HvJ uitdrukkelijk uit dat het vaste rechtspraak is dat de vrijstelling in artikel 13 van de Zesde Richtlijn communautaire begrippen zijn en derhalve de term verhuur een communautaire definitie dient te krijgen. 82 De definitie van verhuur zoals deze door de Staatssecretaris in juli is gegeven (zie paragraaf 1.4), is voor de behandeling van het verhuurbegrip een goed uitgangspunt, met dien verstande dat het begrip inmiddels enigszins is genuanceerd. Omwille van overzichtelijkheid zal ik hierna geen chronologisch overzicht geven van alle relevante uitspraken, maar zal ik alle belangrijke elementen van verhuur aan de hand van de relevante arresten afzonderlijk behandelen, waarbij ik de volgorde van paragraaf 1.1 zal aanhouden. 78 HvJ EG 15 juni 1989, zaaknummer C-348/87, Jur 1989, p HvJ EG 15 juni 1989, zaaknummer C-348/87, Jur 1989, p HvJ 12 september 2000 nr. C-358/97 en C-359/97, BNB 2000/378) 81 Mr. dr. M.E. van Hilten & Prof. dr. H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2007, elfde geheel herziene druk, p HvJ EG 12 september 2000, zaaknummer C-359/97, FED 2001/25, r.o Besluit Staatssecretaris van Financiën van 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M, Stcrt. 2009,

1 Huurrecht is burgerlijk recht

1 Huurrecht is burgerlijk recht 1 Huurrecht is burgerlijk recht 1.1 Personen Om het huurrecht goed te kunnen positioneren, is het van belang vast te stellen dat huurrecht onderdeel uitmaakt van het burgerlijk recht. Grof gezegd bestaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 JUNI 2010 C.09.0285.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0285.F MONS EXPO, naamloze vennootschap, Mr. Thierry Afschrift, advocaat bij de balie te Brussel, tegen BELGISCHE STAAT, minister van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JUNI 2013 F.12.0005.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0005.F BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens Btw-optimalisering en onroerende verhuur Bart Buelens De wettelijke basis Vrijstelling artikel 135, lid 1, l) Vrijstelling onroerende verhuur artikel 44, 3, 2 Omzetting Verplichte uitzonderingen Artikel

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Het beginpunt van elke huurovereenkomst is de wet. In artikel 7:201 BW staat de definitie van een huurovereenkomst. Die luidt als volgt:

Het beginpunt van elke huurovereenkomst is de wet. In artikel 7:201 BW staat de definitie van een huurovereenkomst. Die luidt als volgt: 1.1 Wat is huur? Alles is te koop is een veelgehoorde uitdrukking. Je zou ook kunnen zeggen alles is te huur. Dit boek gaat over huurrecht. Huur is een bijzondere overeenkomst. Dat wil zeggen dat er een

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

11-09-2015 21-09-2015 14/00330. Belastingrecht. Hoger beroep

11-09-2015 21-09-2015 14/00330. Belastingrecht. Hoger beroep ECLI:NL:GHSHE:2015:3523 http://deeplink. Deeplink Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 11-09-2015 21-09-2015

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN BRUIKLEEN

OVEREENKOMST VAN BRUIKLEEN OVEREENKOMST VAN BRUIKLEEN Ondergetekende, uitlener / verhuurder Naam instelling: Contactpersoon: Straat: Postcode: Woonplaats: Telefoonnr.: Emailadres: Verklaart dat, gebruiker, Naam instelling: Contactpersoon:

Nadere informatie

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Page 1 of 5 Properties Title : Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Summary : Deze circulaire bespreekt de gevolgen op het vlak

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

1.1 Huurbescherming. Er zijn ook bepalingen van dwingend recht. Daarvan mag sowieso niet worden afgeweken, ook niet ten voordele van de huurder.

1.1 Huurbescherming. Er zijn ook bepalingen van dwingend recht. Daarvan mag sowieso niet worden afgeweken, ook niet ten voordele van de huurder. 1 Huurbescherming Het huurrecht kenmerkt zich door regels die bescherming aan de huurder bieden. Dit geldt vooral voor huur van woonruimte en detailhandelsbedrijfsruimte. Tot aan de middeleeuwen bestond

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? De verhuur van een onroerende zaak door een btw-ondernemer is op grond van art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

TITEL 4 Huur. [Inleidende opmerkingen]

TITEL 4 Huur. [Inleidende opmerkingen] TITEL 4 Huur [Inleidende opmerkingen] 1. Algemeen. De onderhavige regeling betreft de vervanging van een lappendeken van (oude) huurrechtbepalingen die neergelegd waren in verschillende wettelijke regelingen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Huurovereenkomst Onzelfstandige Woonruimte

Huurovereenkomst Onzelfstandige Woonruimte Huurovereenkomst Onzelfstandige Woonruimte Ondergetekende hierna te noemen verhuurder EN hierna te noemen huurder zijn het volgende overeengekomen: 1 Het gehuurde, bestemming 1.1 Verhuurder verhuurt aan

Nadere informatie

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl ECLI:NL:HR:2015:1084 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775 In cassatie op

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Huurrecht - woonruimte

Huurrecht - woonruimte Huurrecht - woonruimte Bij huurrecht en huurovereenkomst denkt men al snel aan het (ver)huren van een onroerende zaak, meestal een gebouw, en de meeste huurvragen hebben hier ook betrekking op. De wet

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-122 d.d. 23 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Den Haag, 21 april 2017 dossiernummer: 103601 uw kenmerk: telefoonnummer: +31 (0)70 335 35 61 e-mail: m.deregt@advocatenorde.nl Betreft: consultatie

Nadere informatie

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt.

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt. Artikel 1: Toepasselijkheid Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27ste april 2005 tot wijziging van de Boeken 5 en

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486) > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 AE Den Haag Directie Douane en Verbruiksbelastingen Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 12-12-2017 Datum publicatie 13-04-2018 Zaaknummer AWB - 16 _ 6260 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen.

Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen. De ondergetekenden: De Chr. woningstichting De Goede Woning, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen, Jan ter Horststraat nr. 5, hierna te noemen: "verhuurder", Naam Geboortedatum Hierna te noemen:

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL I Vergaderjaar 2010-2011 32 339 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012) 1. Definities 1.1 In deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder: Opdracht : a) De overeenkomst waarbij Opdrachtnemer hetzij alleen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Adres, Postcode, Plaats

Adres, Postcode, Plaats HUUROVEREENKOMST VOOR BEPAALDE TIJD ONDERGETEKENDEN: Naam : Adres : Postcode / plaats : Telefoon : Mobiele nummer : E-mail adres : IBAN rekeningnummer : Hierna te noemen verhuurder en beheerder. Naam :

Nadere informatie

Gerechtshof Den Haag 13-01-2016 20-01-2016 BK-15_00463. Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl FutD 2016-0219

Gerechtshof Den Haag 13-01-2016 20-01-2016 BK-15_00463. Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl FutD 2016-0219 ECLI:NL:GHDHA:2016:62 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Den Haag 13-01-2016 20-01-2016 BK-15_00463

Nadere informatie

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt.

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt. Artikel 1 - Toepasselijkheid Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 15 _ 4205 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 20-12-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5684 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 411 Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming)

Nadere informatie

HUUROVEREENKOMST ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE TWEE JAAR OF KORTER

HUUROVEREENKOMST ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE TWEE JAAR OF KORTER HUUROVEREENKOMST ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE TWEE JAAR OF KORTER ONDERGETEKENDEN: 1. VOORNA(A)M(EN) ACHTERNAAM, geboren op GEBOORTEDATUM te GEBOORTEPLAATS, wonende te PLAATS (POSTCODE), aan de STRAAT HUISNUMMER,

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S20-06 Datum uitspraak: 26 oktober 2012 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER in het geschil tussen: R.J. Kok te Enkhuizen verder te noemen: Kok, tegen: Bindend Advies Stichting Woondiensten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-11-2014 Datum publicatie 15-04-2015 Zaaknummer 14_7761 OB Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste aanleg

Nadere informatie

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten. Omzetbelasting. Leasing 1 Omzetbelasting. Leasing Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr.

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

TER ILLUSTRATIE. I. Boek 7 BW. Artikel 248

TER ILLUSTRATIE. I. Boek 7 BW. Artikel 248 TER ILLUSTRATIE I. Boek 7 BW Artikel 248 1. De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een dergelijk beding niet

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

2. Een bemiddelingsvergoeding wordt nooit aan Verhuurder berekend indien er sprake is van een opdracht van huurderszijde.

2. Een bemiddelingsvergoeding wordt nooit aan Verhuurder berekend indien er sprake is van een opdracht van huurderszijde. ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR VERHUURDERS VAN WOONRUIMTE FJ VERHUURMAKELAARS I. Algemene bepalingen 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en op alle bemiddelingsovereenkomsten welke

Nadere informatie

HUURCONTRACT ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE

HUURCONTRACT ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE HUURCONTRACT ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE De ondergetekenden: Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Terneuzen aan de Communicatielaan 2 hierna te noemen: "verhuurder", en 1.,

Nadere informatie

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4790 Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73 van de programmawet (I) van 27 december 2006, gesteld door de Vrederechter van het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Modelcontract tijdelijke verhuur onzelfstandige woonruimte (juli 2016)

Modelcontract tijdelijke verhuur onzelfstandige woonruimte (juli 2016) Modelcontract tijdelijke verhuur onzelfstandige woonruimte (juli 2016) Aedes en Platform31 bieden de corporaties een modelcontract aan voor de tijdelijke verhuur van onzelfstandige woonruimte. 1 Bij enkele

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 * In zaak C-108/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de High Court of Justice (England and

Nadere informatie

HUUROVEREENKOMST. wonende te... aan de... hierna zowel ieder afzonderlijk als beiden gezamenlijk te noemen: "huurder",

HUUROVEREENKOMST. wonende te... aan de... hierna zowel ieder afzonderlijk als beiden gezamenlijk te noemen: huurder, HUUROVEREENKOMST Adm.nr: De ondergetekenden: Stichting WoonGoed 2-Duizend Statutair gevestigd en kantoorhoudende te Reuver gemeente Beesel, aan de Pastoor Vranckenlaan 4, 5953 CP REUVER hierna te noemen:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Modelcontract grote gezinnen zelfstandige woonruimte 1 (juli 2016)

Modelcontract grote gezinnen zelfstandige woonruimte 1 (juli 2016) Modelcontract grote gezinnen zelfstandige woonruimte 1 (juli 2016) Aedes en Platform31 bieden de corporaties een modelcontract aan voor de verhuur aan grote gezinnen. Dit model is gebaseerd op het Aedes

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 399 Wet van 27 juni 2002, houdende de Wet op het BTW-compensatiefonds Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE

HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE Model door de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) op 30 juli 2003 vastgesteld. Verwijzing naar dit model en het gebruik daarvan zijn uitsluitend toegestaan indien de ingevulde,

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen)

Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen) Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen) Boek 7 BW, titel 4: Algemeen e.v. Afdeling 1. Algemene bepalingen Artikel 201 1. Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27636 15 mei 2019 Wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (modernisering kleineondernemersregeling)

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Vertaling C-303/16-1 Zaak C-303/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie