Radiografisch rookmeldingssysteem

Transcriptie

1 G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: ontvangststation Extra zendmodule Radiografisch rookmeldingssysteem Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: helpdesk@conrad.nl

2 Belangrijk! Beslist lezen! Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig! Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van het radiografische rookmeldingssysteem FRM 301 van de firma me micro-electric. Lees eerst deze gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door voordat u de het radiografische rookmeldingssysteem in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische helpdesk: Nederland: Tel ma. - do. 8:30-20:00 uur vr. 8:30-18:00 uur helpdesk@conrad.nl 2 1. Algemeen De set bestaat uit het ontvangststation FRM 300 en een extra-zendmodule FRM 310. De extra zendmodule wordt direct met de rookmelder RM 37 verbonden. Hiertoe wordt hij aan de reeds gemonteerde plafondhouder van de rookmelder RM 37 bevestigt, zodat beide apparaten een eenheid vormen. Rookmelder en de extra-zendmodule zender worden telkens met een 9 Volt batterij gevoed. Het systeem kan uitgebreid worden met meerdere extra radiografische zenders. De extra-zendmodules kunnen in maximaal 6 zones, d.w.z. gebieden ingedeeld worden. In een alarmsituatie of in de testwerking wordt een radiografisch signaal doorgestuurd naar het ontvangststation en activeert dan een alarmsignaal. Bovendien wordt met een signaalaanduiding de zone van de geactiveerde rookmelder (zone 1 tot 6) getoond. Hiermede kan direct gezien worden welke rookmelder het alarm geactiveerd heeft. Het ontvangststation wordt op het elektriciteitsnet aangesloten en bezit een 9V batterij als reservevoeding. Een batterijbewaking van de extra zendmodule en van het ontvangststation wordt bij het bereiken van een te lage batterijcapaciteit op het stationsdisplay aangeduid. Bovendien is er een schakelcontact aanwezig voor het doorsturen van het alarm naar een alarmcentrale of een telefoonkiezer. De radiografische reikwijdte bedraagd in het vrije veld ca. 50 meter. Binnenshuis kan de reikwijdte vermindert zijn, afhankelijk van de toegepaste bouwmaterialen. Ingebruikneming Extra-zendmodule A. Batterij plaatsen A.1 Batterijcontrole B. Systeemcode instellen C. Bewakingszone instellen D. Montage D.1 RM 37 D.2 Plafondhouder D.3 RM 39 3

3 Radiografisch rookmeldingsstation E. Batterij plaatsen E.1 Batterijcontrole F. Systeemcode instellen G. Bewakingszone instellen H. Netadapter I. Batterijcontrole zendmodule J. Functietest - enkel J.1 Alarm uitschakelen J.2 Functietest - systeem J.3 Foutdiagnose K. Alarm doorschakelen L. Technische gegevens M. Algemene aanwijzingen Ingebruikneming van de extra-zendmodule FRM 310 A. Batterij inleggen Verwijder het moduledeksel (1) van de modulebehuizing (2) met een lichte linksdraaiing. Het batterijvak (3) ligt nu vrij. Sluit een 9 Voltalkaline blokbatterij aan op de batterijclip (4) en leg de batterij in het vak. A.1 Batterijcontrole - zie onder I. Batterijcontrole van de extra zendmodule B. Systeemcode instellen (zie voorbeeld: afbeelding -A-) Om eventuele overlappingen of beinvloedingen van andere in de buurt zijnde zendinstallaties te vermijden, moet een systeemcode ingesteld worden. Hierdoor kan het ontvangststation de zendsignalen registreren en reageert alleen op de signalen met dezelfde systeemcode. Schuif de dip-schakelaar 1 tot 6 (5) in willekeurige volgorde op "ON" of "OFF". 4 BELANGRIJK: Deze volgorde moet dan bij alle gebruikte extra-zend- modules en bij het ontvangststation identiek zijn. OPMERKING: als tijdens het gebruik een vals alarm geactiveerd wordt moet de instelling aan alle extra zendmodules en het ontvangststation verandert worden. C. Bewakingszone instellen (zie hiervoor ook afbeelding -B) Voor het herkennen en onderscheiden van een alarmsignaal, welke rookmelder en extra zendmodule een alarm geactiveerd heeft, wordt aan elk moduul een vrij te kiezen zone van 1 tot 6 toegewezen. AANWIJZING: er mag echter geen zone uitgelaten worden. Stel altijd achter elkaar het zonecijfer van de extra zendmodule in (b.v enz. en niet 1+3+6). De eerste extra zendmodule op zone -1-. De tweede op zone -2-. De derde op zone -3- enz. Stel de draaischakelaar (6) op het nummer van de gebruikte zone. Vermijdt een dubbele bezetting omdat anders geen melder meer aan een zone toegevoegd kan worden. Sluit het deksel (1) van de modulebehuizing weer af. D. Montage Aanwijzingen voor de montage van radiografische apparaten Als een radiografisch apparaat op metalen delen gemonteerd wordt kan dit leiden tot vermindering van de signaalreikwijdte. Ook muren of plafonds die met metaal versterkt zijn kunnen de reikwijdte verminderen. A.u.b. voor de uiteindelijke montage eerst de apparaten met plakband vastmaken en de reikwijdte en functie testen. D.1 Rookmelder RM 37 Plaats de stekker van de verbindingskabel (7) in de bus van de RM 37. Nu zet u de RM 37 op de moduulbehuizing (2). Let er op, dat de vergrendelingsneuzen (8) in de RM 37 grijpen. Daarna de twee apparaten met een korte rechtsdraaiing met elkaar vergrendelen. AANWIJZING: dit is alleen mogelijk indien in de RM 37 een batterij geplaatst is. 5

4 D.2 De plafondhouder van de RM 37 wordt overeenkomstig met de montageaanwijzing van de RM 37 aan het plafond bevestigd. Als de houder reeds gemonteerd is kan de extra-zendmodule door een korte rechtsdraaiing met de plafondhouder van de RM 37 vergrendeld worden. D.3 Rookmelder RM 39 De extra zendmodule (9) uit de moduulbehuizing (2) halen. De rookmelder RM 39, op dezelfde manier als bij de RM 37, met de extra zendmodule (9) en met de plafondhouder verbinden. Nu zijn de rookmelder en de extra-zendmodule gebruiksklaar. Ingebruikneming van het radiografische ontvangststation FRM 300 E. Batterijen inleggen Verwijder de apparaatvoet van het ontvangststation, door deze krachtig naar beneden te drukken. Het batterijvak ligt nu vrij. De schroef (10) losdraaien en het deksel verwijderen. Sluit een 9 Volt-alkaline blokbatterij aan op de clip en leg de batterij in het vak. Het apparaat voert nu een zelftest door, d.w.z. hierna is zone - 1- geactiveerd en het zonecontrolelampje (19) licht groen op. Sluit het batterijvak af en draai de schroef (10) weer vast. Zet de apparaatvoet eerst vanaf de onderkant in de houder en druk hem daarna naar boven (richting batterijvak). E.1 Batterijcontrole - station Zonder netvoeding heeft het apparaat met een ingelegde batterij een bedrijfsduur van ca. 30 uur. Als de capaciteit voor verder gebruik niet meer voldoende is licht de controleaanduiding (16) "NO-BATT" op. Tegelijkertijd klinkt alle 30 seconden een korte, niet uitschakelbare waarschuwingstoon. De batterij moet onmiddelijk vervangen worden! 6 F. Systeemcode instellen Om eventuele overlappingen of beinvloedingen van in de buurt zijnde radiografische installaties te vermijden moet een systeemcode ingesteld worden. Hierdoor kan het ontvangststation de zendsignalen registreren en reageert alleen op de signalen met dezelfde systeemcode. Schuif de dip-schakelaar 1 tot 6 (11) op dezelfde posities als bij de extra-zendmodule. G. Bewakingzones instellen (zie eveneens afbeelding B) Met de draaischakelaar (12) moet het aantal van de gebruikte zones ingesteld worden. Voorbeeld: als er 3 extra-zendmodules toegepast worden moet bij de ontvangststation de draaischakelaar (12) op "3" gezet worden. Hierna wordt de instelling bevestigt met de toets "RESET" (13). Het aantal zonecontrolelampjes (19), welke met de draaischakelaar ingesteld zijn, lichten nu groen op. AANWIJZING: na elke verandering van de zones (schakelaar 12) moet voor een bevestiging de toets "RESET" (13) ingedrukt worden. H. Netadapter Verbindt de netadapter met de bus (14) en steek de stekker in een netstopcontact. Het controlelampje "NETZ" (15) gaat nu branden en duidt hiermede een netstroomwerking aan. I. Batterijcontrole extra-zendmodule De levensduur van de batterij is afhankelijk van een geactiveerde alarm of het aantal doorgevoerde functietests en bedraagd bij normale gebruiksomstandigheden meer dan 2 jaar. Als de capaciteit voor verder gebruik niet meer voldoende is, zend de extra zendmodule een signaal naar het ontvangststation en de overeenkomstige zone-batterijaanduiding (17) en het controlelampje (18) gaan knipperen. Tegelijkertijd klinkt alle 30 seconden een korte, niet uitschakelbare waarschuwingstoon. De batterij moet onmiddelijk vervangen worden! Na het vervangen van de batterij moet met de toets "RESET" (13) de functie weer gewist worden. 7

5 AANWIJZING: een batterijbewaking voor de rookmelder wordt NIET via de extra-zendmodule gemeld, maar is uitsluitend op de rookmeldfunctie beperkt. J. Functietest - enkel Druk aan de rookmelder op de "TEST-TOETS" tot een alarm geactiveerd wordt. Controleer de functies aan de ontvangststation, het zonecontrolelampje (19) knippert rood en gelijktijdig knippert de alarmaanduiding (20) en er klinkt een alarmtoon. J.1 Alarm uitschakelen Het alarm kan met de toets "RESET" (13) onderbroken worden. Als het alarm niet onderbroken wordt gaat deze 30 seconden af en schakelt dan automatisch uit. De controleaanduidingen blijven knipperen en kunnen alleen met de toets "RESET" (13) uitgeschakeld worden. J.2 Functietest - Systeem Nadat alle toestellen geinstalleerd zijn kunnen alle rookmelders achter elkaar getest worden, na afloop van een geactiveerd alarm of na het indrukken van de toets "RESET" (13). Aan de ontvangststation moeten dan alle ingestelde zones via de zonecontrolaanduiding (19) rood knipperen. Met de toets "RESET" (13) worden de zonecontroleaanduidingen weer uitgeschakeld. J.3 Foutdiagnose Als een rookmelder niet aangeduid wordt moeten aan de extrazendmodule de systeemcodering en de instelling voor de zone gecontroleerd worden en met het ontvangststation vergeleken en opnieuw een test uitgevoerd worden. Als hierna nog steeds geen alarm aan het ontvangststation gemeld wordt kan de fout eventueel aan een niet voldoende reikwijdte liggen. Verminder in dit geval de afstand tot het ontvangststation tot de alarmmelding juist werkt. K. Alarm doorsturen De aansluitklem (21) voor het doorsturen van een alarm bevindt zich 8 onder het batterijvakdeksel. De klemmen zijn potentiaalvrij en geschikt als omschakelcontact. Voor het doorsturen van een alarm kan hier een telefoonkiezer of een reeds aanwezige alarminstallatie aangesloten worden. L. Technische gegevens Frequentie 434 MHz Codering 64 mogelijkheden met Dip-schakelaar Zones 6 via draaischakelaar Zender Batterij Levensduur batterij Afmetingen (dxh) Gewicht 9 Volt blokbatterij alkaline ca. 2 jaar 97 x 37 mm zonder plafondhouder 100 gram, zonder batterij Ontvanger Netadapter 230 Volt / 50 Hz, ca. 3 Watt uitgang 9 Volt = ca. 300 ma Batterij 9 Volt blokbatterij alkaline Levensduur batterij ca. 1 jaar met netwerking ca uur zonder netwerking Volume alarm ca. 85 tot 90 dba / 1 meter Duur alarm 30 seconden Doorsturen alarm potentiaalvrije omschakelcontact 30 Volt / 2 ampere Afmetingen (bxhxd) 100 x 180 x 80 mm Gewicht 200 gram, zonder batterij Veranderingen zonder vooraf aankondiging onder voorbehoud M. Algemene aanwijzingen Schoonmaken en verzorging Apparaten die op het stroomnet aangesloten zijn dienen voor het schoonmaken eerst afgekoppeld worden (stekker trekken). De buiten- 9

6 kant van de behuizing kan met een zachte doek, vochtig gemaakt in een zeepsopje, schoongemaakt worden. Beslist geen schuurmiddelen of chemicalien gebruiken. Stofafzettingen aan de ventilatieopeningen enkel met een kwast losmaken en eventueel met de stofzuiger verwijderen. Hierbij de zuigmond niet direct aan het apparaat houden. Opmerkingen betreffende de CE-conformiteit Onder inwerking van sterke statische, elektrische of hoogfrequente velden (ontladingen, mobiele telefoons, zendinstallaties, GSM's, magnetrons) kan de werking van het apparaat (de apparaten) beïnvloedt worden. CE Conformiteit De firma me micro-electric GmbH bevestigt de conformiteit van de apparaten volgens de Europese richtlijn 89/336/EWG elektromagnetische verdraagzaamheid, alsook de laagspanningsrichtlijn 73/23/EWG. De zendtoelating werd bevestigt conform de EC R&TTE Directive 1995/5/EC (CE 0681). Veiligheidsbepalingen Bij beschadiging aan de behuizing, stekkers, netkabel of isolatie, moeten de apparaten direct buiten werking gesteld en de netkabels afgehaald worden. LEVENSGEVAARLIJK - ELEKTRISCHE SCHOK Stuur het apparaat direct op naar de firma me micro-electric GmbH of naar onze Technische dienst

7 12 13