Reactienota Zienswijzen ontwerp Kampeerbeleid NOFA+

Transcriptie

1 nota Zienswijzen ontwerp Kampeerbeleid NOFA+ Datum: Gemeente Kollumerland c.a.

2 nota Zienswijzen ontwerp Kampeerbeleid NOFA+ Het ontwerp Kampeerbeleid NOFA+ heeft met ingang van 3 april 2008 gedurende een periode van 6 weken op de gemeentehuizen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn vijf zienswijzen ontvangen. Op verzoek heeft ook de provincie Fryslân op het ontwerp Kampeerbeleid NOFA+ gereageerd. Deze reactienota omvat dan de volgende zienswijzen: 1. Jachthaven t Eibertsnêst, H. en J. Mozes, Kuikhornsterweg 31, 9271 HD Zwaagwesteinde, d.d. 8 april 2008, aangevuld bij brief d.d. 27 april 2008; 2. Natuurkampeerterrein Slickstaete, C. Donga, Groeneweg 5, 9293 MC Kollumerpomp, d.d. 11 april 2008; 3. Recron, T.P. Ellens, Postbus 699, 8901 BL Leeuwarden, d.d. 28 april 2008; 4. Stichting TOOL Lauwerland, H. Pols, Eiberstraat 10, 9101 HM Dokkum, d.d. 12 mei 2008, aangevuld bij brief d.d. 13 mei 2008; 5. E.J. Dijk en E.A. Dijk-Staal, De bakkerij 2, 9233 LH Boelenslaan, d.d. 20 mei 2008; 6. Provincie Fryslân, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden, d.d. 25 september 2008; De inspraakreacties zijn hieronder samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De complete zienswijzen zijn als bijlage bij deze reactienota opgenomen. Ad 1. Jachthaven t Eibertsnêst Opmerking 1 Bij de jachthaven zijn een aantal camperplaatsen gerealiseerd die vallen onder een kleinschalig kampeerterrein. Zij willen deze graag uitbreiden, maar het nieuwe beleid houdt dit tegen door de regel dat de afstand vanaf de gevel van de buren ten minste 50 m moet zijn. Zij stellen dat de camperaars veelal oudere mensen zijn die in de regel geen geluidsoverlast veroorzaken. Ook houden zij rekening met hun buren om mogelijke overlast te voorkomen. Zij vragen dan ook om de afstand van 50 meter tot de naastgelegen woning te herzien en dit per situatie te bekijken. Op grond van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een regulier kampeerterrein een richtlijn van 50 meter (afstand aan te houden tot kwetsbare functies). Het gaat hier om een richtlijn die geldt voor een gemiddelde camping met alle gebruikelijke voorzieningen. Duidelijk is dat een kleinschalig kampeerterrein in vergelijking tot een gemiddelde camping eenvoudiger en beperkter van opzet is. Verdedigbaar zou zijn om in geval van een kleinschalig kampeerterrein met een beperkt aantal kampeerplaatsen een afstand te hanteren van 30 meter tot een kwetsbare functie. Aan de andere kant geldt het belang van omwonenden en is het zaak om te voorkomen dat buren onevenredig overlast of hinder ondervinden van de vestiging van een kleinschalig kampeerterrein. In hoeverre dit zich zal voordoen is afhankelijk van de specifieke situatie en omstandigheden. Als richtlijn voor een kleinschalig kampeerterrein wordt in principe 50 meter aangehouden, maar hiervan kan door de gemeente gemotiveerd worden afgeweken. Maatwerk is mogelijk. Opmerking 2 Graag zouden zij zien dat de sluitingsperiode van 31 oktober tot 15 maart komt te vervallen. Zij hebben een jachthaven met camperplaatsen en hebben veel vraag van camperaars in de herfst en wintermaanden. Mensen met een camper trekken het hele jaar door en gaan nu noodgedwongen naar Duitsland. Ook valt de herfst- en voorjaarsvakantie in de gesloten periode. Daar de gemeenten streven naar een

3 verhoging van het aantal toeristische overnachtingen, doen zij er goed aan om de ondernemers (die dat willen) de gelegenheid te geven het hele jaar door open te zijn. De kampeerperiode van kleinschalige kampeerterreinen is bewust beperkt tot de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Dit geldt ook voor het gebruik van campers. Omdat het kleinschalig kamperen een vorm is van medegebruik, past hierin niet een jaarronde bezetting. Als op het terrein gedurende het gehele jaar kampeermiddelen staan, krijgt het een karakter van een regulier kampeerterrein. Indien ondernemers jaarrond kampeerplaatsen wensen aan te bieden, ligt het voor de hand om een regulier kampeerterrein aan te vragen. Dat wil zeggen dat het terrein in het bestemmingsplan een recreatieve (neven)bestemming krijgt. Ad 2. Natuurkampeerterrein Slickstate Opmerking 1 Mevrouw Donga pleit voor uniforme regelgeving voor de kleinschalige kampeerterreinen, waarbij geen onderscheid gehanteerd wordt tussen wouden- en kleigebied. Dit uit oogpunt van de richtlijnen van het beleid: deregulering, de verhoging van toeristische overnachtingen, toepassing van zonering en de inspraak van recreatieondernemers. Zij vraagt ook om 20% vaste kampeermiddelen voor de open gebieden. Ook op kleigronden geldt immers de voorwaarde van een goede landschappelijke inpasbaarheid. Het is volgens haar van belang om de kleinschalige kampeerterreinen economisch sterker te maken zodat de haalbaarheid van de exploitatie gezond blijft. Zij denkt er over om de vaste plekken binnen een bepaalde straal van het hoofdgebouw te situeren en niet zichtbaar achter op een terrein, iets wat de kampeerder ook niet zal waarderen. Bewust is in het beleid gekozen om een onderscheid te maken tussen het besloten woudengebied en het open kleigebied voor wat betreft de plaatsing van vaste kampeermiddelen. Vaste kampeermiddelen kunnen een inbreuk vormen op het open landschap en worden vanuit dit oogpunt hier niet wenselijk geacht. In het woudengebied gelden ruimere regels, omdat kleinschalige kampeerterreinen in dit gebied van nature verscholen liggen in het landschap. Punt is wel dat hierover binnen de NOFA+ gemeenten verschillend wordt gedacht. Kollumerland c.a. en Ferwerderadiel willen voor hun grondgebied wel ruimte geven aan vaste kampeermiddelen mits deze nadrukkelijk goed worden ingepast in het landschap. De opmerking om vaste plaatsen binnen een beperkte straal van het hoofdgebouw te situeren wordt onderschreven. De plekken voor vaste kampeermiddelen moeten dusdanig gesitueerd worden, dat zij de minste inbreuk maken in het landschap. Dit uitgangspunt zal expliciet in het nieuwe beleid worden opgenomen. Opmerking 2 Ook voor kleinschalige kampeerterreinen zou het kampeerseizoen moeten worden vrijgelaten. Door de zachte winters is er behoefte om ook winters te kamperen en een groot deel van de campers en caravans zijn hier geschikt voor. Dit omdat hier vraag naar is, in het kader van de deregulering en mogelijkheden voor meer toeristische overnachtingen. nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 3

4 Verwezen wordt naar de reactie op de tweede opmerking van Jachthaven t Eibertsnêst. Ad 3. Recron Algemeen De Recron plaatst in haar zienswijze als eerste een aantal algemene opmerkingen over de ontwikkelingen van de kampeersector. Zij constateert dat de reguliere kampeerbedrijven gezien hun beperkte omvang kwetsbaar en moeilijk in staat zijn om innovatieve bedrijfsprocessen te implementeren. Het toeristisch kamperen staat al een aantal jaren onder druk. Slechts door vernieuwing en innovatie, het juiste schaalniveau en slecht weer accommodaties op het erf kan de ondernemer proberen de marktpositie te verbeteren. De Recron constateert dat in het beleidsplan niets gezegd wordt over de marktontwikkeling op het gebied van kamperen. Zij merkt op dat de bezetting van een aantal accommodaties slecht is en dat dit ook gezegd kan worden van de bezetting van de toeristische kampeerplaatsen. De bezetting op de toeristische kampeerplaatsen ligt laag en nog meer plekken gaan aanbieden zonder dat er nieuwe doelgroepen worden aangeboord, betekent dat de spoeling voor iedereen dunner wordt. Verder maakt zij nog een kanttekening bij de geschetste positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid van de sector in Noordoost Friesland. De cijfers mogen volgens haar wel iets voorzichtiger worden geïnterpreteerd daar het gaat om relatieve cijfers, waarbij ook gekeken moet worden naar de ontwikkeling in Friesland als totaal. Zij merkt bovendien op dat de groei die er de afgelopen jaren was alweer stabiliseert. Opmerking 1 Voor wat betreft de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen is overeenkomstig het provinciaal beleid in ieder geval ruimte tot 200 standplaatsen. De provincie laat in speciale gevallen de mogelijkheid voor grotere bedrijven open, gelukkig maar, omdat met slechts 200 eenheden de kost niet te verdienen is, zeker niet met de huidige (slechte) bezettingen. Deze beleidsregel is dus te eng geformuleerd Aangesloten wordt bij het provinciale beleid, waarbij bestaande kampeerterreinen de ruimte krijgen om uit te breiden tot in ieder geval 200 standplaatsen. In het streekplan Om de kwaliteit fan de romte van 2007 wordt het accent gelegd op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod. In alle gevallen vraagt de provincie om een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Opmerking 2 Voor het oprichten van een kleinschalig kampeerterrein in het buitengebied en in de bebouwde kom wordt een vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan opgenomen. Aangezien voor een reguliere uitbreiding een langdurige en kostbare procedure moet worden doorlopen zou een wijziging als bovenstaand ook via een dergelijke procedure moeten verlopen. Of de ruimte die nevenactiviteiten krijgen ook aan de bestaande sector gunnen en deze via een interne wijzigingsbevoegdheid bij voorbaat ruimte bieden.

5 Het oprichten van een kleinschalig kampeerterrein is gelet op de beperkte aard en omvang wezenlijk verschillend van een regulier kampeerterrein. Het kleinschalig kamperen is een vorm van medegebruik op een kavel met een agrarische of woonbestemming. De op te nemen vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan doet recht aan deze mogelijke vorm van gebruik. De hoofdbestemming blijft agrarische doeleinden of wonen en het perceel blijft (in overwegende mate) hiervoor in gebruik. Voor het verlenen van een vrijstelling gelden overigens een aantal voorwaarden waaraan wordt getoetst m.b.t. oppervlakte perceel, afstand tot woningen, parkeren op terrein en landschappelijke inpassing etc. Reguliere kampeerterreinen zijn van een andere schaal en omvang en in die zin niet te vergelijken met een kleinschalig kampeerterrein. Een dergelijk kampeerterrein heeft een recreatiebestemming en is volledig te gebruiken voor deze functie. Het bestemmingsplan biedt uitgebreide mogelijkheden qua bebouwing en gebruik van de gronden voor het kampeerterrein. Een uitbreiding van een reguliere grootschalig kampeerterrein kent een grotere ruimtelijke invloed en rechtvaardigt een omvangrijkere toetsing en procedure. Opmerking 3 Voor de plaatsing van kampeermiddelen wordt gesproken over kampeerplaatsen, waarbij op iedere kampeerplaats één hoofd kampeermiddel en een aantal bijzettentjes geplaatst mogen worden. Deze regel is in strijd met het Streekplan waar nadrukkelijk wordt gesproken over het aantal kampeermiddelen. Vraag: hoe denkt de gemeente dit overigens te gaan handhaven? Het plaatsen van één hoofdkampeermiddel met daarbij een bijzettentje op een kampeerplaats geeft de recreatieondernemer ruimte om op de vraag en behoefte van recreanten in te spelen. Deze werkwijze is gemeengoed voor de bestaande campings en geldt vanuit dit beleid zowel voor de reguliere als de kleinschalige kampeerterreinen. Het toelaten van meerdere kampeermiddelen op een kampeerplaats is uiteindelijk een keuze van de recreatieondernemer. Het definiëren in termen van kampeerplaatsen doet recht aan de huidige situatie waarin veelal gebruik wordt gemaakt van een bijzettentje bij het hoofdkampeermiddel. Voor wat betreft de handhaving geldt dat het aantal kampeerplaatsen op een kampeerterrein vaak een vast gegeven is doordat ze zijn genummerd en er veelal een afscheidende beplanting tussen de plaatsen aanwezig is. In het Streekplan wordt bij kampeerterreinen gesproken over standplaatsen en bij kleinschalige verblijfsvoorzieningen in en bij bestaande gebouwen en kampeervoorzieningen, gesproken over verblijfseenheden. Niet duidelijk is gemaakt waartoe dit onderscheid dient. Om onduidelijkheid te voorkomen en omwille van een eenduidige regelgeving is in dit kampeerbeleid gekozen voor het begrip kampeerplaatsen. Opmerking 4 Het aantal kampeerplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen kan onder een aantal voorwaarden worden verruimd van 15 naar 25 zowel bij een woonbestemming als agrarische bestemming. De beperkende voorwaarden zoals het Streekplan deze stelt, worden onvoldoende in de beleidsregel meegenomen. De verruiming is bijvoorbeeld slechts mogelijk bij een quotering van het aantal van deze campings. De conclusie dat kleinschalig kamperen overal mogelijk is met uitzondering van de nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 5

6 natuurgebieden is te kort door de bocht, dit geldt alleen voor kleinschalig kamperen tot 15 eenheden. Zodra er meer eenheden worden toegestaan, zal de gemeente zich aan de voorwaarden moeten houden, anders is er sprake van strijdigheid met het Streekplan. Noordoost Friesland zet sterk in op het bevorderen van de recreatie en toerisme met het oog op de groei van de werkgelegenheid. De gemeenten willen productdifferentiatie en productkwaliteit in de regio stimuleren en streven daarin naar een verhoging van het aantal toeristische overnachtingen. De verruiming van het aantal kampeerplaatsen van 15 naar 25 voor kleinschalige kampeerterreinen past hier bij uitstek in. Het uitbreiden van de ruimte voor kleinschalige kampeerterreinen past binnen de Regio Visie van Noordoost Friesland waar versterking van de recreatiesector een speerpunt is. Voor wat betreft de voorwaarden die de provincie stelt aan een uitbreiding van 15 naar 25 kampeerplaatsen wordt verwezen naar de reactie op de zienswijze van de provincie. Opmerking 5 Op kleinschalige kampeerterreinen zijn vaste kampeermiddelen in beginsel niet toegestaan. Door middel van een bestemmingsplanprocedure is het eventueel mogelijk om vaste kampeermiddelen te plaatsen en wel met een maximum van 20% van het totaal aantal kampeerplaatsen. Ook deze beleidsregel is in strijd met het Streekplan waar het verboden wordt dat kleinschalige campings vaste kampeermiddelen plaatsen. De provincie verbindt in het streekplan de volgende voorwaarden aan de verruiming van 15 naar 25 verblijfseenheden: indien het kampeervoorzieningen betreft bij (voormalige) agrarische gebouwen.; en de gemeente de openstelling beperkt tot het toeristisch seizoen en vaste kampeermiddelen (zoals stacaravans) uitsluit; en de gemeente het aantal gevallen beperkt, dan wel op haar grondgebied specifieke zones of plaatsen aangeeft waar verruiming mogelijk is. Duidelijk is dat het toelaten van vaste kampeermiddelen niet wenselijk wordt geacht door de provincie. Indien deze aanwezig zijn, zou geen uitbreiding kunnen plaatsvinden naar een aantal van 25 kampeerplaatsen. De achtergrond hiervan is dat vaste kampeermiddelen ten koste kunnen gaan van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De gemeenten vinden echter dat het toevoegen van dit aanbod op kleinschalige kampeerterreinen voor het toeristisch kamperen zeker iets toevoegt. Dit sluit tevens aan op de doelstelling om een grotere verscheidenheid te realiseren in het toeristische aanbod. Het plaatsen van vaste kampeermiddelen is alleen mogelijk indien het terrein een recreatieve (neven)bestemming krijgt in het bestemmingsplan. Dit betekent dat strikt genomen vanuit het streekplan geredeneerd hier geen sprake meer is van kleinschalige verblijfsrecreatie. Omwille van de ruimtelijke kwaliteit geldt de beperking dat maximaal 20% van de kampeerplaatsen uit vaste kampeermiddelen mogen bestaan en dat deze bovendien uitsluitend gebruikt mogen worden voor toeristisch kamperen. Ook moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en wel

7 nadrukkelijk in de open kleigebieden. De gemeenten zijn van mening dat hiermee voldoende rekening wordt gehouden met de doelstelling van de provincie, namelijk het in stand houden dan wel bevorderen van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Opmerking 6 Vaste kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen mogen uitsluitend worden gebruikt voor toeristisch kamperen. Voor dergelijke kampeermiddelen geldt geen beperkte kampeerperiode en hiervan mag jaarrond gebruik worden gemaakt. Ook deze beleidsregel is in strijd met het Streekplan. Alleen toeristisch kamperen is toegestaan, hoe denkt de gemeente overigens dat exclusieve toeristisch kamperen in de praktijk te gaan controleren? Vaste kampeermiddelen zijn bij uitstek geschikt om deze jaarrond aan te bieden. Gelet op het comfort dat zij bieden, is hier ook in een herfst- en/of winterperiode een markt voor. Van belang is dat hierdoor een betere bezetting kan worden verkregen die noodzakelijk is voor het doen van investeringen en de exploitatie. Het plaatsen van vaste kampeermiddelen is alleen mogelijk indien het terrein een recreatieve (neven)bestemming krijgt in het bestemmingsplan. Het loslaten van de kampeerperiode is hiermee in overeenstemming. Onder toeristisch kamperen wordt verstaan dat een kampeerder voor ten hoogste een periode van 3 maanden op een kampeerplaats mag staan. Dit is een beperking in vergelijking tot het gebruik van een seizoensplaats of een jaarstandplaats. Voor vaste kampeermiddelen geldt deze periode als maximale aaneengesloten verblijfsduur van een recreant. Controle kan plaatsvinden op grond van het nachtregister dat elke recreatieondernemer wettelijk dient bij te houden. Opmerking 7 RECRON is van mening dat de aanleg van GOP s geen gemeentelijke taak is. Het is prima als campers overdag ergens staan (geschikte parkeerplaats, eventueel tegen betaling zoals ieder ander), maar s nachts behoort de camper naar een kampeerplaats te gaan zoals die door diverse ondernemers wordt aangeboden (verder: geldt hiervoor toeristenbelasting, hoe controle één overnachting, het overnachtingtarief, aansprakelijkheid bij calamiteiten?) Het aanbieden van overnachtingplaatsen voor campers hoort thuis bij de recreatiebedrijven en niet bij een gemeente. Het beleid is om gemeentebesturen zelf de keuze te geven voor het al dan niet realiseren van GOP s. Om oneerlijke concurrentie te voorkomen, geldt wel het uitgangspunt om dit uitsluitend te doen zonder voorzieningen. De GOP dient uitsluitend bedoeld te zijn voor een kampeerauto die er gedurende één nacht verblijft en vervolgens verder trekt. De kampeerder die enkele dagen in een gebied wil blijven en voorzieningen wenst, kan terecht op de beschikbare kampeerterreinen. Het wordt de colleges derhalve vrijgelaten om hiervoor enkele geschikte terreinen binnen haar gemeente aan te wijzen. Voor het regelen en toewijzen van GOP s zal de APV van de gemeenten worden aangepast. Definitieve besluitvorming hieromtrent vindt uiteindelijk plaats bij de aanpassing van de APV op dit punt. nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 7

8 Ad 4. TOOL Lauwersland Opmerking 1 TOOL is van mening dat ook op kleinschalige kampeerterreinen in het buitengebied mogelijkheden open moeten blijven tot het stichten van één of enkele onderkomens voor verblijfsrecreanten. Het moet dan gaan om onderkomens die esthetisch en in bouwvolume passend zijn bij de bestaande bebouwing en de landelijke omgeving (geen stacaravans). Dit mag niet uitsluitend voorbehouden zijn aan de Noordelijke Wouden. Zij onderschrijven het belang van kwaliteit van kleinschalige kampeerterreinen met een ruimer verblijfsaanbod dan alleen toeristische plaatsen. Seizoensverlenging en investeringen in duurzame verblijfsvoorzieningen vergroten de kwaliteit van de kleinschalige kampeerterreinen in het buitengebied. Verwezen wordt naar de reactie op opmerking 1 van Natuurkampeerterrein Slickstaete. Opmerking 2 Bij het gunnen van nieuwe verblijfsrecreatie in het buitengebied stelt TOOL dat de zonering en afstand tot agrarische bedrijven voldoende garantie biedt voor uitbreiding van deze bedrijven zonder toekomstige hinder voor de gevestigde verblijfsrecreatie. Bedoeld wordt uitbreiding van loodsen, schuren, stallen, waarin bedrijfsactiviteiten geluidshinder of stank kunnen veroorzaken. Middels een ruime zonering kan de kwaliteit van verblijfsrecreatie gewaarborgd blijven en kunnen agrarische bedrijven probleemloos uitbreiden. Bij de vestiging van een nieuw regulier kampeerterrein vindt voor de betreffende locatie een uitgebreide toetsing plaats. In geval van een nieuw initiatief beoordeelt de gemeente of het bestemmingsplan dit toelaat dan wel of zij bereid is om mee te werken aan het wijzigen hiervan. In de regel is het volgen van een bestemmingsplanprocedure noodzakelijk waarbij aan alle relevante ruimtelijke aspecten aandacht wordt besteed, waaronder ook de milieubepalingen, de omliggende bebouwing en de hierin aanwezige functies. Op deze wijze vindt in het buitengebied afstemming plaats tussen de verschillende functies waaronder de verblijfsrecreatie en de landbouw. Inderdaad moet door o.a. het houden van voldoende afstand voorkomen worden dat deze elkaar in hun toekomstige mogelijkheden beperken. Opmerking 3 TOOL ziet graag het hoefijzermodel van Dongeradeel opgenomen in het beleidsplan en dat het betreffende gebied expliciet de bestemming recreatie en toerisme krijgt, zodat er geen procedures nodig zijn en helder is waar de kansen en mogelijkheden liggen voor uitbreiding en nieuwe ontwikkelingen. Zij vindt dat er geen onderscheid mag zijn in de mogelijkheden voor kleinschalige bedrijven in het hoefijzermodel en de noordelijke wouden voor wat betreft het toestaan van vaste kampeermiddelen als trekkershutten, stacaravans, chalets en bungalows. Voorts dient de exploitatie van een toeristisch verblijf jaarrond mogelijk te zijn. In het binnengebied van het hoefijzermodel pleit TOOL ervoor ook vaste kampeermiddelen toe te staan mits inpasbaar in het open landschap.

9 Het hoefijzermodel heeft betrekking op het toeristische beleid van de gemeente Dongeradeel en is opgenomen in de ontwerp-kadernotitie Recreatie en Toerisme. Toeristische ontwikkelingen zijn mogelijk in het hoefijzer, oftewel het gebied dat wordt gevormd door de Dokkumer Ee, Dokkum, het Dokkumer Grootdiep, de westzijde van het Lauwersmeer en de Waddenkust tot aan Holwerd. Dit betekent dat reguliere kampeerterreinen zich met name in dit gebied kunnen vestigen. Buiten het hoefijzer ziet Dongeradeel ook mogelijkheden voor kleinschalige recreatieve voorzieningen. Het model is geen strikt voorschrift voor ontwikkeling, maar geeft aan waar de gemeente ruimtevragende projecten bij voorkeur gerealiseerd ziet. Het betreft hier een structuurvisie en van een exclusieve bestemming recreatie en toerisme vastgelegd in een bestemmingsplan is geen sprake. In geval van een concreet initiatief kan medewerking worden bevorderd en is het nodig procedures te volgen. Het beleid maakt in principe een onderscheid in klei- en woudengebied voor wat betreft de plaatsing van vaste kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen. Duidelijk is echter dat dit beleid ter discussie staat bij de gemeenten en dat Kollumerland c.a. en Ferwerderadiel in de open gebieden vaste kampeermiddelen wel willen toelaten mits nadrukkelijk sprake is van een goede landschappelijke inpassing. Opmerking 4 TOOL verzoekt alle betrokken gemeenten gebruik te maken van een heldere en eenduidige communicatie richting kampeerbedrijven. Met name de berichtgeving over de rechten en plichten van de bestaande bedrijven. De rechten en plichten die op dit moment gelden, zijn afhankelijk van het bestaande gemeentelijke beleid en kunnen per gemeente verschillen. Afhankelijk van gevoerde procedures en verleende vergunningen kan bovendien de situatie van geval tot geval verschillen. Per gemeente zal daarom aandacht worden besteed aan het informeren van bestaande kampeerbedrijven. De communicatie inzake het onderhavige kampeerbeleid wordt in NOFA+-verband gecoördineerd. Opmerking 5 In het kampeerbeleid NOFA+ wordt niet ingegaan op de mogelijkheden van recreatie in het Nationaal Landschap. Het lijkt TOOL goed dat bij maatwerkaanpassing van het beleid voor de betreffende gemeente een extra paragraaf over de (extra) mogelijkheden wordt toegevoegd. Het Nationaal Landschap de Noordelijke Wouden is niet expliciet als beleidskader opgenomen in het ontwerp-kampeerbeleid. Wel valt de begrenzing samen met het onderscheid tussen de open en meer gesloten gebieden in Noordoost-Fryslân. Voor het woudengebied gelden ruimere regels daar de kampeerterreinen verscholen liggen in het landschap. Het is hier van nature eenvoudiger om de verplichte landschappelijk inpassing van kampeerterreinen te realiseren. Opmerking 6 TOOL staat in beginsel niet negatief tegenover aan te wijzen overnachtingplaatsen (GOP s) buiten de reguliere campings / accommodaties, mits dit in aantal en locatie nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 9

10 wordt beperkt tot overnachtingplaatsen uitsluitend in of aan de rand van de bebouwde kom op randparkeerplaatsen, bij winkelcentra of bij gemeentelijke aanlegvoorzieningen voor recreatievaart. Deze plaatsen zijn door de gemeente goed te controleren en indien gewenst te voorzien van noodzakelijke voorzieningen. TOOL is geen voorstander van overnachtingplaatsen in het open buitengebied op bijvoorbeeld bietenopslagplaatsen. TOOL stelt dat hier de controle en handhaving onmogelijk zijn en geen voorzieningen kunnen worden geboden. Met name in het buitengebied zijn voldoende verblijfsaccommodaties van recreatieondernemers aanwezig, waar campers kunnen overnachten met alle beschikbare voorzieningen al dan niet op speciale camperplaatsen. Verwezen wordt naar de reactie op opmerking van 7 van Recron. Ad 5. Familie E.J. Dijk Algemeen Het kampeerbeleid en de regelgeving heeft de pretentie ook de belangen van de inwoners voldoende te waarborgen. Zij willen daarom als inwoners en als bewoners van het buitengebied reageren op het kampeerbeleid. Hun situatie is dat hun buurman in 2007 een boerencamping startte, waardoor hun uitzicht voor een deel werd aangetast. Dit bleef voor hun normen nog binnen de perken doordat in de wintermaanden de camping leeg was. Deze eigenaar heeft uitbreidingsplannen, waardoor de camping dichter bij hun woning komt. Zij vinden dat door de uitbreiding van de camping met eventuele vaste kampeermiddelen hun uitzicht en woongenot behoorlijk wordt belemmerd. Opmerking 1 Uit de cijfers is voor hen niet duidelijk of het aantal beschikbare plaatsen voldoende dan wel onvoldoende is in relatie tot de overnachtingen. Een uitbreiding van overnachtingplaatsen is beter te begrijpen als blijkt dat er onvoldoende plaatsen zijn. Uit de gesprekken met de recreatieondernemers van kleinschalige kampeerterreinen blijkt dat er een tekort aan kampeerplaatsen bestaat en van daaruit een behoefte om uit te breiden. Het kamperen is hoofdzakelijk een seizoensgebonden activiteit, waarbij blijkt dat tijdens de vakantieperioden de vraag het aantal beschikbare plaatsen overschrijdt. Door de uitbreidingsmogelijkheden van het nieuwe kampeerbeleid kan in deze behoefte worden voorzien. Dit biedt recreatieondernemers meer kans op een betere exploitatie en om investeringen rendabel te krijgen. Opmerking 2 De provincie vraagt voor nieuwe grootschalige kampeerterreinen en de uitbreiding van bestaande voorzieningen om een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Zij vragen zich af wat een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing is en wat de randvoorwaarden zijn. Een goede ruimtelijke inpassing betekent dat rekening wordt gehouden met aspecten als o.a. stedenbouw, verkeer, milieu, ecologie, cultuurhistorie (archeologie), landschap en natuur. Voor elk nieuw initiatief dient beoordeeld te worden in hoeverre

11 dit passend is, dan wel maatregelen genomen kunnen worden om dit passend te maken. Ruimtelijke kwaliteit wordt door een veelheid aan indicatoren bepaald en is niet onder één definitie te vatten. Veelal heeft ruimtelijke kwaliteit betrekking op de kenmerken van een gebied die bijzonder zijn en bescherming behoeven. Opmerking 3 Zij reageren op het punt dat ondernemers een beplantingsplan voor het kampeerterrein moeten indienen waardoor gewaarborgd is dat het kampeerterrein landschappelijk in de omgeving wordt ingepast. Zij stellen dat het vele jaren duurt voordat de beplanting bij een beginnende camping dicht is. Als er bovendien vaste kampeermiddelen komen dan zijn deze zeker 5 tot 6 maanden zichtbaar vanwege de herfst en winterperiode zonder blad. Zonder vaste kampeermiddelen is in ieder geval een camping in de winterperiode weer ruimtelijk en leeg. In geval van nieuwe beplanting kost het inderdaad enige jaren voordat dit haar volledige omvang en afschermende functie heeft gekregen. Echter dit geldt voor alle ontwikkelingen waarbij nieuwe beplanting wordt aangepland. De meeste planten verliezen in de herfst en winterperiode hun bladeren. Dit betekent in het algemeen dat gebouwen en bouwwerken die normaal door beplanting aan het zicht worden onttrokken, zichtbaar worden. In voorkomend geval kan een oplossing zijn om in een beplantingsplan op te nemen dat er niet-bladverliezende planten moeten worden aangeplant, waardoor ook inde winter het zicht groen blijft en men niet teken de vaste kampeermiddelen hoeft aan te kijken. Voor wat betreft de plaatsing van vaste kampeermiddelen geldt dat deze inderdaad in de winterperiode blijven bestaan en dan ook beter zichtbaar worden in het landschap. In geval van een regulier kampeerterrein vindt echter een uitgebreide ruimtelijke toetsing plaats voor een nieuwe vestiging dan wel uitbreiding. Hetzelfde geldt in geval van een plaatsing van vaste kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein. Hiervoor geldt bovendien dat het aantal vaste kampeermiddelen beperkt blijft tot maximaal 20% van het totaal aantal kampeerplaatsen. Teneinde de inpassing van de vaste kampeermiddelen nog beter te waarborgen kunnen gemeenten voorschriften opnemen omtrent de vorm, oppervlakte, de hoogte, het materiaalgebruik, de kleurstelling etc. Dit zal expliciet een rol spelen bij de behandeling van een aanvraag om vaste kampeermiddelen te mogen plaatsen. Dit zal in het beleidsplan worden opgenomen. Opmerking 4 Zij vinden dat de gemeenten hun prachtige buitengebieden verkwanselen door kleinschalig kamperen in Noordoost Fryslân overal toe te staan met uitzondering van de natuurgebieden. Voor de toelating van een kleinschalig kampeerterrein gelden een aantal duidelijke voorwaarden voor wat betreft locatie, oppervlakte, aankleding etc. Dit betekent dat niet iedereen in het buitengebied een camping kan beginnen. De afgelopen jaren is gebleken dat er geen wildgroei is geweest van kleinschalige kampeerterreinen. Het vraagt een grote inzet en betrokkenheid van een initiatiefnemer, hetgeen niet voor iedereen is weggelegd. nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 11

12 Opmerking 5 De provincie vindt het van belang dat het aantal kleinschalige kampeerterreinen met een verruiming tot 25 kampeerplaatsen door de gemeenten wordt beperkt. Vanuit de provincie zou verruiming o.a. alleen gelden voor (voormalige) agrarische gebouwen. Voor wat betreft de camping van hun buurman merken zij op dat een worstmakerij geen agrarisch bedrijf is. Het kleinschalig kamperen kent zijn oorsprong in het kamperen bij de boer. In de inmiddels vervallen WOR was dit al langere tijd losgelaten en kon ook een kleinschalige camping worden opgericht indien geen sprake was van een (voormalig) agrarisch gebouw. Let wel het gaat hier om de bebouwing en niet om de aanwezige bedrijvigheid. Opmerking 6 Zij zijn het niet eens met het voorstel om bij het toelaten van vaste kampeermiddelen de kampeerperiode los te laten. Deze mogelijkheid zorgt er voor dat je in de kale winterperiode verplicht tegen deze vaste kampeermiddelen aan moet kijken. Als er eenmaal iets vast staat, dan blijft het staan ook al zou blijken dat er minder vraag naar is dan gedacht. Het beleid is om vaste kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen onder een aantal voorwaarden mogelijk te maken. Daar deze kampeermiddelen permanent aanwezig zijn, is het van belang om extra aandacht te schenken aan de locatie en het uiterlijk. Het kleinschalig kampeerterrein dient ruimtelijk gezien een verbinding te hebben met de bestaande bebouwing. De vaste kampeermiddelen moeten in dit verband eveneens aansluiten bij de bestaande bebouwing. In de bestemmingsplanprocedure en de ruimtelijke onderbouwing die nodig is om vaste kampeermiddelen toe te laten, zal hier aandacht voor moeten zijn. Vaste kampeermiddelen zijn bij uitstek geschikt om deze jaarrond aan te bieden. Gelet op het comfort dat zij bieden, is hier ook in een herfst- en/of winterperiode een markt voor. Van belang is dat hierdoor een betere bezetting kan worden verkregen die noodzakelijk is voor het doen van investeringen en de exploitatie. Het plaatsen van vaste kampeermiddelen is alleen mogelijk indien het terrein een recreatieve (neven)bestemming krijgt in het bestemmingsplan. Het loslaten van de kampeerperiode is hiermee in overeenstemming Opmerking 7 Zij vinden dat 50 meter als afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning te gering is. Zij vragen zich af of het hanteren van een cirkel van 100 meter niet beter is. Op grond van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een regulier kampeerterrein een richtlijn van 50 meter (afstand aan te houden tot een kwetsbare functie). Het gaat hier om een richtlijn die geldt voor een grote camping met alle gebruikelijke voorzieningen. Een kleinschalig kampeerterrein is hier gelet op de omvang en voorzieningen niet mee te vergelijken. In verband met het belang van omwonenden is echter toch deze richtlijn als uitgangspunt genomen. Dit om te

13 voorkomen dat buren overlast of hinder ondervinden van de vestiging van een kleinschalig kampeerterrein. Opmerking 9 Zij vinden dat de inpasbaarheid van de kleinschalige kampeerterreinen met beplanting te ruim en te vaag wordt beschreven. Dit biedt inwoners geen houvast en onvoldoende waarborg. De landschappelijke inpassing zal als voorwaarde bij de vrijstellingsprocedure van kleinschalige kampeerterreinen worden opgenomen. Daarbij wordt het gebruik van gebiedseigen soorten gestimuleerd. Ondernemers zullen voor de aankleding van het kampeerterrein een beplantingsschets moeten indienen. Het verlenen van de vrijstelling zal ondermeer afhangen van het beplantingsplan. Op deze manier wordt gewaarborgd dat het kampeerterrein landschappelijk in de omgeving wordt ingepast. Ad 6. Provincie Fryslân Opmerking 1 Het college van GS valt op dat wij in hoofdstuk 3 onder Nieuwe Kampeerterreinen geen melding maken van de vereiste uit het streekplan om de oppervlakte van het nieuwe kampeerterrein te compenseren met respectievelijk 1:1 (landelijk gebied) of 1:3 (in de buurt van Nationale Parken). Zij adviseert om deze compensatie alsnog in de Nota op te nemen. In het streekplan staat dat zij ook open staan voor nieuwe initiatieven in het landelijk gebied, wanneer aan aanvullende landschappelijke en natuurlijke randvoorwaarden is voldaan. In dit geval zetten zij bij nieuw initiatieven die het kleinschalige overstijgen, primair in op een toevoeging van landschappelijke en natuurlijke elementen in een verhouding tussen het oppervlak aan nieuw recreatieareaal en het oppervlak aan nieuwe natuur- en landschapselementen (inclusief nieuw water als bijdrage aan de wateropgave) van minimaal 1:1. Nabij de Nationale Parken wordt uitgegaan van een verhouding 1:3. Deze aanvulling zal conform het advies van de provincie in het beleidsplan worden opgenomen. Opmerking 2 In de Nota wordt voorgesteld om het aantal kampeerplaatsen te verhogen naar 25 voor zowel agrarische- als woonfuncties. Het Streekplan maakt het mogelijk kleinschalig kamperen toe te staan bij zowel agrarische als woonfuncties tot een maximum van 15 plaatsen. Het verhogen naar 25 plaatsen geldt slechts voor kampeervoorzieningen bij (voormalige) agrarische gebouwen. De verruiming van de woonfuncties wijkt af van het streekplanbeleid. In het opgestelde Kampeerbeleid wordt wat betreft de verruimingsmogelijkheden naar 25 kampeerplaatsen geen onderscheid gemaakt naar het type gebouw. In het streekplan gaat de provincie uit van maximaal 25 plaatsen bij zowel agrarisch als nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 13

14 voormalig agrarisch. Uit overleg is gebleken dat dit bij overige objecten ook mogelijk is, mits goed gemotiveerd en voldoend aan de criteria zoals opgenomen in het beleidsplan. Het gaat dan om de voorwaarden in de vorm van een minimale perceelsoppervlakte, landschappelijke inpassing, parkeren op eigen terrein, een goede ontsluiting etc. Wij constateren dat in onze regio onder het oude regime van de WOR ook kleinschalige kampeerterreinen gerealiseerd zijn bij woningen. Hoewel het in de praktijk veelal zal gaan om kampeervoorzieningen bij (voormalige) agrarische gebouwen, zien wij met de gehanteerde voorwaarden ook uitbreidingsmogelijkheden bij woningen. Opmerking 3 Zij merkt op dat het beleid de mogelijkheid kent om vaste kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen onder een aantal voorwaarden mogelijk te maken. Daarbij wordt aangegeven dat dergelijke terreinen uiteindelijk een recreatieve bestemming krijgen. Zij wijst ons erop dat dit slechts mogelijk is onder de voorwaarden die in het Streekplan zijn aangegeven. Onder andere de compensatievoorwaarde is op die situaties onverkort van toepassing. Voorkomen dient te worden dat via een tussenstap (van kleinschalig kamperen naar kampeerterrein) de compensatieverplichting wordt vermeden. Uit het streekplan blijkt dat de compensatiebepaling van toepassing is op nieuwe initiatieven in het landelijk gebied die het kleinschalige overstijgen. In onderhavig geval gaat het in omvang nog steeds om een kleinschalig kampeerterrein, zij het dat hier een beperkt aantal vaste kampeermiddelen op geplaatst kunnen worden. Omwille van een goede ruimtelijke afweging kan dit uitsluitend met het volgen van een bestemmingsplanprocedure (partiële herziening). De invloed van vaste kampeermiddelen op de omgeving en het landschap, rechtvaardigt deze procedure. Ondanks het feit dat het terrein daarmee een positieve bestemming krijgt, is het terrein qua verschijningsvorm en aard nog wel kleinschalig. Het handelt daarom om kleinschalige initiatieven waar de compensatieverplichting niet voor bedoeld is. Teneinde de compensatieverplichting in de toekomst wel te waarborgen, zal in een dergelijk geval hierover specifieke voorschriften worden opgenomen. Dat mocht een dergelijk terrein verder gaan uitbreiden tot een grootschalig initiatief, aan de compensatieverplichting moet worden voldaan. Opmerking 4 Verder adviseren zij, gezien het feit dat wij ons ervan bewust zijn dat wij voornemens zijn af te wijken van het streekplanbeleid, nader ambtelijk overleg voeren met de provinciale dienst. Dit overleg zou moeten worden afgerond voordat u overgaat tot het vaststellen van de Nota. Op 28 oktober 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden met een ambtelijk vertegenwoordiger van de provincie Fryslân. In dit gesprek is de door de provincie ingebrachte zienswijze en het opgestelde beleid uitvoerig besproken. Naast de genoemde opmerkingen in de zienswijze vormde een belangrijk onderwerp de verruiming naar 25 kampeerplaatsen en de voorwaarde dat de gemeente het aantal gevallen beperkt, dan wel op haar grondgebied specifieke zones of plaatsen aangeeft waar verruiming mogelijk is. Om nog beter grip te houden op de

15 ontwikkeling van kleinschalige kampeerterreinen en om te voldoen aan de voorwaarde van de provincie is het voorstel om een maximum te stellen aan het aantal kleinschalige kampeerterreinen per gemeente. Per gemeente mogen niet meer dan 20 kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht. Deze norm sluit aan bij het huidige aantal kampeerterreinen en maakt een verantwoorde groei mogelijk. Mocht in de toekomst blijken dat een aanpassing hiervan noodzakelijk is dan wordt deze norm in overleg met de provincie opnieuw bekeken. Verder valt de conclusie te trekken dat wij op hoofdlijnen voldoen aan het streekplanbeleid dat betrekking heeft op het kamperen. Door het opnemen van bepalingen over de compensatieverplichting en een (voorlopige) beperking van het aantal kleinschalige kampeerterreinen komen wij tegemoet aan de zienswijze. nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 15

16 Samenvatting en conclusie zienswijzen Op grond van de ingebrachte zienswijzen zal het ontwerp Kampeerbeleid NOFA+ op de volgende punten worden gewijzigd: Afstand kleinschalig kamperen Als richtlijn voor de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning wordt in principe 50 meter aangehouden, maar hiervan kan door de gemeente gemotiveerd worden afgeweken. Maatwerk is mogelijk. Hoefijzermodel Dongeradeel In het beleidsplan wordt het hoefijzermodel als kader opgenomen voor het toeristische beleid van de gemeente Dongeradeel. Dit betekent dat reguliere kampeerterreinen zich met name in dit gebied kunnen vestigen. Buiten het hoefijzer ziet Dongeradeel ook mogelijkheden voor kleinschalige recreatieve voorzieningen. Het model is geen strikt voorschrift voor ontwikkeling, maar geeft aan waar de gemeente ruimtevragende projecten bij voorkeur gerealiseerd ziet. Voorschriften vaste kampeermiddelen Teneinde de inpassing van de vaste kampeermiddelen nog beter te waarborgen kunnen gemeenten voorschriften opnemen omtrent de vorm, oppervlakte, de hoogte, het materiaalgebruik, de kleurstelling etc. Dit zal expliciet een rol spelen bij de behandeling van een aanvraag om vaste kampeermiddelen te mogen plaatsen. Dit zal in het beleidsplan worden opgenomen. Compensatiebepaling reguliere kampeerterreinen Voor nieuwe initiatieven in het landelijk gebied die het kleinschalige overstijgen geldt de compensatiebepaling uit het streekplan. Als richtlijn geldt voor een toevoeging van landschappelijke en natuurlijke elementen in een verhouding tussen het oppervlak aan nieuw recreatieareaal en het oppervlak aan nieuwe natuur- en landschapselementen (inclusief nieuw water als bijdrage aan de wateropgave) van minimaal 1:1. Nabij de Nationale Parken wordt uitgegaan van een verhouding 1:3. Uitbreiding bij woningen In het streekplan gaat de provincie uit van maximaal 25 plaatsen bij zowel agrarisch als voormalig agrarisch. Deze uitbreiding is ook mogelijk bij overige objecten zoals woningen, mits goed gemotiveerd en voldoend aan de criteria zoals opgenomen in het beleidsplan. Het gaat dan om de voorwaarden in de vorm van een minimale perceelsoppervlakte, landschappelijke inpassing, parkeren op eigen terrein, een goede ontsluiting etc. Maximering kleinschalige kampeerterreinen Om grip te houden op de ontwikkeling van kleinschalige kampeerterreinen en om te voldoen aan het streekplan wordt het aantal kleinschalige kampeerterreinen beperkt. Per gemeente mogen niet meer dan 20 kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht. Deze norm sluit aan bij het huidige aantal kampeerterreinen en maakt een verantwoorde groei mogelijk. Mocht in de toekomst blijken dat een aanpassing hiervan noodzakelijk is dan wordt deze norm in overleg met de provincie opnieuw bekeken.

17 Compensatiebepaling kleinschalige kampeerterreinen De compensatiebepaling uit het streekplan is niet van toepassing op kleinschalige kampeerterreinen, waar een beperkt aantal vaste kampeermiddelen op geplaatst kunnen worden. Ondanks het feit dat het terrein een positieve bestemming krijgt, is het terrein qua verschijningsvorm en aard nog wel kleinschalig. Mocht een dergelijk terrein verder gaan uitbreiden tot een grootschalig initiatief, dan zal alsnog aan de compensatieverplichting moeten worden voldaan. nota Inspraak ontwerp Kampeerbeleid 17