Bedrijfshulpverleningsregeling VROM VROM

Transcriptie

1 Bedrijfshulpverleningsregeling VROM VROM 13 mei 1997/Nr. DPZ Centrale Directie Personele Zaken De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Gelet op artikel 58a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement; Gelet op het Besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal; Gehoord de Bijzondere Commissie; Besluit: Artikel 1. Algemene bepalingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; b. ministerie: ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; c. de dienst: de Centrale Sector; het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting; de Rijksplanologische Dienst; het Directoraat-Generaal Milieubeheer; de Rijksgebouwendienst; d. het diensthoofd: de secretaris-generaal; de directeur-generaal van de Volkshuisvesting; de directeur-generaal van de Ruimtelijke Ordening; de directeur-generaal Milieubeheer; de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst; e. bedrijfshulpverlener: ambtenaar werkzaam bij het ministerie die bij besluit is aangewezen om conform artikel 22 van de Arbeidsomstandighedenwet hulp in of rond de gebouwen van het ministerie te verlenen met een of meer van de volgende taken: ontruimer; basis-bedrijfshulpverlener; EHBO er; brandwacht; ploegleider; plaatsvervangend hoofd bedrijfshulpverlening; hoofd bedrijfshulpverlening; f. BHV: bedrijfshulpverleningsorganisatie van het ministerie. 2. Voor zolang de bedrijfshulpverlener nog in opleiding is, is deze aspirantbedrijfshulpverlener. 3. Een bedrijfshulpverlener kan tevens met leidinggevende taken worden belast. Artikel 2. Aanwijzing als bedrijfshulpverlener 1. a. Aanwijzing als bedrijfshulpverlener voor onbepaalde tijd wordt schriftelijk door het diensthoofd van de betreffende dienst, waar de bedrijfshulpverlener werkzaam is, na overleg met de ondernemingsraad, verleend; b. Aanwijzing als aspirant-bedrijfshulpverlener geschiedt op de onder a bepaalde wijze. 2. In de aanwijzing wordt in ieder geval vermeld: a. de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, adres en woonplaats van de bedrijfshulpverlener; b. de betreffende dienst waar de bedrijfshulpverlener werkzaam is; c. de BHV-lokatie, de taak bij de BHV en de datum met ingang waarvan hij wordt aangewezen voor de taak bij de BHV. 3. In de aanwijzing wordt tevens vermeld indien van toepassing het zijn van bedrijfshulpverlener met leidinggevende taken. 4. Intrekking van het besluit tot aanwijzing als bedrijfshulpverlener door het diensthoofd vindt plaats: op schriftelijk verzoek van de bedrijfshulpverlener; indien de bedrijfshulpverlener niet meer in het bezit is van een geldig BHV-diploma; indien het hoofd Bedrijfshulpverlening hem niet meer in staat acht op adequate wijze zijn taak uit te voeren; bij schorsing of ontslag als ambtenaar in dienst van het ministerie. Artikel 3. Criteria voor BHV-werkzaamheden 1. De bedrijfshulpverlener voert naast zijn normale werkzaamheden de bedrijfshulpverleningstaken naar behoren uit. 2. Er is sprake van naar behoren uitvoeren van de bedrijfshulpverleningstaken naast de normale taak als de bedrijfshulpverlener voldoende inzetbaar is geweest voor de uitoefening van deze taken. Dat is het geval indien: a. de ontruimer voldoende inzetbaar is geweest voor: het ontruimen van het gebouw, het begeleiden van personen naar veilige plaatsen, het controleren van het gebouw op de aanwezigheid van personen. Daartoe dient de ontruimer: jaarlijks de informatiebijeenkomst voor ontruimers te volgen; die bij de betreffende taak hoort. b. de basis-bedrijfshulpverlener voldoende inzetbaar is geweest voor de primaire bedrijfshulpverlening zoals: het verrichten van levensreddende handelingen, het bestrijden van branden met kleine blusmiddelen, het afvoeren van gewonden, het begeleiden van personen in geval van ontruiming en het controleren van gebouwen op de aanwezigheid van personen. Daartoe dient de basis-bedrijfshulpverlener: in het bezit te zijn van het basisdiploma bedrijfshulpverlener van het NIBRA, NVB of stichting KAM dan wel gelijkwaardige certificaten van de brandweer of erkende opleidingsinstituten; jaarlijks de gebouwgebonden instructie inclusief de ontruimingsinstructie te volgen; die bij de betreffende taak hoort. c. de EHBO er voldoende inzetbaar is geweest voor: het verlenen van eerste hulp, bestaande uit EHBO en reanimatie, aan personen, het afvoeren van gewonden, het begeleiden van personen in geval van ontruiming en het controleren van gebouwen op de aanwezigheid van personen. Daartoe dient de EHBO er: Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 1

2 in het bezit te zijn van het Eenheidsdiploma-EHBO met de aantekeningen verbandleer en reanimatie van het Oranje Kruis; jaarlijks de gebouwgebonden instructie inclusief de ontruimingsinstructie te volgen; die bij de betreffende taak hoort. d. de brandwacht voldoende inzetbaar is geweest voor: het verrichten van levensreddende handelingen, het bestrijden van brand met het ter beschikking staand brandbestrijdingsmateriaal, daarbij al dan niet gebruikmakend van adembeschermende middelen, het ondersteunen, assisteren en begeleiden van de gemeentelijke of regionale brandweer dan wel andere professionele hulpverleners, het verrichten van schadebeperkende maatregelen, het doen van technische hulpverlening, het afvoeren van gewonden, het begeleiden van personen in geval van ontruiming en het controleren van gebouwen op de aanwezigheid van personen. Daartoe dient de brandwacht: in het bezit te zijn van de NVB-certificaten 1 en 2 en indien de brandwacht gebruik maakt van adembeschermende middelen dan dient hij in het bezit te zijn van het NVB-certificaat 4 of certificaat persoonlijke bescherming van het NIBRA of het diploma brandwacht van het NIBRA; jaarlijks de gebouwgebonden instructie inclusief de ontruimingsinstructie te volgen; die bij de betreffende taak hoort; indien hij gebruik maakt van adembeschermende middelen, te voldoen aan de medische eisen voor een persluchtmaskerdrager. e. de ploegleider voldoende inzetbaar is geweest voor één van de taken genoemd onder het vijfde lid onder a tot en met d en bovendien leiding heeft gegeven aan meerdere leden van de bedrijfshulp-verleningsorganisatie. Daartoe dient de leidinggevende bedrijfshulpverlener met goed gevolg de opleiding ploegleider van de NVB of KAM te hebben gevolgd. f. het hoofd bedrijfshulpverlening voldoende inzetbaar is geweest voor: het dagelijks leiding geven aan de bedrijfshulpverleningsorganisatie; het in geval van een calamiteit leiding geven aan de leden van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Daartoe dient het hoofd bedrijfshulpverlening te voldoen aan de opleidingseisen van één van de taken genoemd onder het vijfde lid, onder b tot en met d, en bovendien met goed gevolg de opleiding voor hoofd bedrijfshulpverlening van de VZBI/NVB zuid-west te hebben gevolgd. g. het plaatsvervangend hoofd bedrijfshulpverlening voldoende inzetbaar is geweest voor het in geval van een calamiteit leiding geven aan de leden van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Daartoe dient het plaatsvervangend hoofd bedrijfshulpverlening te voldoen aan de opleidingseisen van een van de taken genoemd onder het vijfde lid, onder b tot en met d, en bovendien met goed gevolg de opleiding voor hoofd bedrijfshulpverlening van de VZBI/NVB zuid-west te hebben gevolgd. 3. De bedrijfshulpverlener is voldoende inzetbaar, indien de bedrijfshulpverlener zich vrijwillig gedurende een jaar verdienstelijk heeft gemaakt op het terrein van de bedrijfshulpverlening, conform het in artikel 3, tweede lid, per taak binnen de BHV-organisatie bepaalde, hetgeen blijkt uit het met gunstig gevolg afleggen van een proef van bekwaamheid inclusief het gevolgd hebben van de gebouwgebonden instructie. Voor de ontruimer geldt dat hij de voor hem geldende informatiebijeenkomst dient te volgen. Vervolgens blijkt de voldoende inzetbaarheid jaarlijks uit het regelmatig en in voldoende mate, te weten minimaal 20 uren per jaar, deelnemen aan de herhalingslessen en oefeningen inclusief het gevolgd hebben van de gebouwgebonden instructie per taak. Voor de ontruimer geldt dat hij wederom de voor hem geldende informatiebijeenkomst dient te volgen. 4. Het diensthoofd ziet, op voordracht van het hoofd bedrijfshulpverlening, toe op de inzetbaarheid voor de aangewezen taak. 5. BHV-cursussen, -herhalingslessen en -oefeningen worden zoveel mogelijk tijdens de normale bedrijfstijd gehouden. Artikel 4. Vergoedingen 1. Indien de bedrijfshulpverlener heeft voldaan aan de voor hem geldende criteria van artikel 3 en tijdig mutaties in zijn omstandigheden betreffende de BHV doorgeeft ontvangt de bedrijfshulpverlener een toelage. De toelage bestaat voor de ontruimer uit een basisgratificatie en voor de overige bedrijfshulpverleners uit een basisgratificatie en indien aan de nadere voorwaarden wordt voldaan een taaktoeslag, een wedstrijdtoeslag, een toeslag wegens langdurige deelname, een BHV-uurvergoeding, een EHBOtoelage en een beschikbaarheidstoeslag. De in dit artikel genoemde bedragen zijn bruto-bedragen. 2. De toelage van de ontruimer wordt per jaar of naar rato van het aantal maanden dat de aanwijzing geldt betaald. Ingeval de ontruimer in deeltijd werkt vindt vergoeding naar rato van het dienstverband plaats. De toelage van de overige bedrijfshulpverleners wordt per jaar of met uitzondering van het eerste jaar van aanwijzing als bedrijfshulpverlener naar rato van het aantal maanden dat de aanwijzing geldt betaald. 3. De basisgratificatie wordt verleend aan een bedrijfshulpverlener die voldoet aan een of meer van de onderdelen, genoemd in artikel 3, tweede lid, onder a tot en met g. De basisgratificatie bedraagt f 350,00. Indien de bedrijfshulpverlener voldoet aan artikel 3, tweede lid, onder c en d gezamenlijk wordt een bedrag van f 250,00 extra toegekend. 4. Een taaktoeslag, ten bedrage van f 350,00 wordt toegekend indien de bedrijfshulpverlener als leidinggevende, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e tot en met g, is aangewezen. 5. Wegens deelname aan een of meer wedstrijden per jaar wordt f 150,00 toegekend. 6. De bedragen, bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, kunnen cumuleren tot een maximum van f 700, De bedragen, bedoeld in artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, kunnen cumuleren tot een maximum van f 750, Wegens langdurig deelnemerschap wordt elke vijf jaren vanaf het eerste 5-jarig deelnemerschap f 550,00 toegekend. 9. Een BHV-uurvergoeding, ten bedrage van f 25,91 per uur, wordt toegekend indien de voorgeschreven BHVaktiviteiten worden gehouden buiten de voor de betreffende BHV-er vastgestelde werktijd. 10. Een EHBO-toelage, ten bedrage Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 2

3 van f 16,01 per maand, wordt toegekend indien een bedrijfshulpverlener reeds een EHBO-taak vervulde vóór invoering van het BBRA 1984 en na 1 januari 1984 voor hem niet een salarisschaal geldt met een hoger maximumsalaris dan de per genoemde datum voor hem geldende salarisschaal. 11. Een beschikbaarheidstoeslag, waarvan de hoogte wordt vastgesteld door het diensthoofd, ten bedrage van maximaal f 1000,, wordt toegekend indien de bedrijfshulpverlener minimaal 75% van de volgens het BHVrooster geldende tijd beschikbaar is geweest voor zijn BHV-taak. 12. Door of namens de Minister kunnen de in dit artikel genoemde bedragen worden verhoogd. Artikel 5. Aansprakelijkheid 1. In afwijking van de bepalingen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van een dienstongeval, geldt bij BHV-aktiviteiten dat de schade die de bedrijfshulpverlener of aspirant-bedrijfshulpverlener ondervindt als gevolg van een dienstongeval voor rekening van het ministerie komt, indien de bedrijfshulpverlener zich aan de voorgeschreven veiligheidsvoorschriften heeft gehouden en de schade niet is te wijten aan zijn grove schuld of onvoorzichtigheid. 2. Indien de bedrijfshulpverlener in het kader van BHV-aktiviteiten ondeskundig of onrechtmatig handelt, is de schade dientengevolge jegens derden voor rekening van het ministerie conform de algemene regels omtrent aansprakelijkheid. Artikel 6. Intrekking De circulaire van 9 september 1996, M 85-39, betreffende wijzigingen van de vergoedingen in verband met de bedrijfszelfbescherming, wordt ingetrokken. Artikel 7. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari Artikel 8. Naamgeving Deze regeling wordt aangehaald als: Bedrijfshulpverleningsregeling VROM. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. s-gravenhage, 13 mei De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor deze: de secretaris-generaal, R. den Dunnen. Toelichting Algemeen Met ingang van 1 januari 1997 is artikel 58a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) in verband met de toelage aan bedrijfshulpverleners in de rijksdienst in werking getreden. Vanaf 1 januari 1991 was de toekenning van bedrijfshulpverleningsvergoedingen gebaseerd op artikel 79, eerste lid van het ARAR, in afwachting van omzetting van het tot dan toe gevoerde circulaire-beleid in regelgeving. Op grond van artikel 58a ARAR ontvangt de ambtenaar, die door het bevoegd gezag is aangewezen als bedrijfshulpverlener, als bedoeld in artikel 22 van de Arbeidsomstandighedenwet en die naast zijn normale werkzaamheden de bedrijfshulpverleningstaken naar behoren heeft uitgevoerd, een toelage van tenminste f 350, per jaar. Dit bedrag is aan te passen door de Minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig de algemene salarisontwikkeling van het rijkspersoneel. Artikel 58a van het ARAR schrijft voorts voor dat de toelage wordt bepaald volgens door of namens de Minister van het betreffende departement vast te stellen regels die in ieder geval de criteria bevatten die worden gehanteerd bij de toekenning van een bedrijfshulpverleningstoelage. De BHV-regeling VROM is een ministeriële regeling die voldoet aan bovengenoemde bepaling. In de regeling worden achtereenvolgens de soorten functionarissen binnen de bedrijfshulpverleningsorganisatie, de criteria voor BHV-werkzaamheden, de toelagen, de aansprakelijkheid en slotbepalingen vastgelegd. Op deze wijze wordt duidelijk en overzichtelijk aangegeven welke rechten en verplichtingen gelden ten aanzien van de bedrijfshulpverlener in relatie tot de BHV-organisatie van het ministerie. Artikelsgewijs Artikel 1 In dit artikel worden definities gegeven van de gebruikte terminologie. Met name de diverse functionarissen binnen de bedrijfshulpverleningsorganisatie worden beschreven. Artikel 2 Teneinde duidelijkheid te geven over de positie van de ambtenaar van het ministerie die met bedrijfshulpverleningstaken wordt belast, wordt vastgelegd dat de betreffende ambtenaar als bedrijfshulpverlener of aspirantbedrijfshulpverlener wordt aangewezen. Op deze aanwijzing wordt de rechtspositie van de bedrijfshulpverlener gebaseerd. In het eerste lid van dit artikel is de aanwijzing als bedrijfshulpverlener door het diensthoofd neergelegd. De bedrijfshulpverlener is op grond van de definitie in artikel 1 een ambtenaar die werkzaam is bij het ministerie. De bedrijfshulpverlener wordt voor onbepaalde tijd aangewezen. De aanwijzing geschiedt bij besluit door het diensthoofd van de betreffende dienst waar de bedrijfshulpverlener als ambtenaar werkzaam is. Voordat tot aanwijzing als bedrijfshulpverlener wordt overgegaan dient overleg met de ondernemingsraad van de betreffende dienst te worden gevoerd. Dit in samenhang met de verplichtingen die voor de werkgever voortvloeien uit de Arbowet om de risico s in kaart te brengen en maatregelen te nemen om die risico s te voorkomen (risico-inventarisatie en -evaluatie). Een onderdeel daarvan is het zorgdragen voor een adequate bedrijfshulpverlening. Het genoemde overleg met de OR vindt plaats op grond van artikel 23 derde lid in samenhang met artikel 28 eerste lid van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De bedrijfshulpverlener kan zich opgeven bij de BHV, waarvan de coördinerende taken voor de centrale vestigingen bij de Facilitaire Dienst zijn neergelegd. Vervolgens doet de Facilitaire Dienst een voorstel aan het Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 3

4 betreffende diensthoofd om de betrokken ambtenaar aan te wijzen als bedrijfshulpverlener. Voor wat betreft de regiokantoren is een BHV-kontaktpersoon per dienst ingesteld. In het tweede lid wordt aangegeven welke gegevens in ieder geval in de aanwijzing worden vermeld. Indien het een aanwijzing als aspirant-bedrijfshulpverlener betreft, zal in de aanwijzing van toekomstige taken worden gesproken. Aanvullende informatie, voor zover deze relevant wordt geacht voor een goede inzetbaarheid en verloop van de BHV-aktiviteiten, kunnen worden opgenomen in de brief waarmee de aanwijzing aan betrokkene wordt toegezonden. In het derde lid wordt aangegeven dat indien de bedrijfshulpverlener belast is met leidinggevende taken, dit in de aanwijzing wordt vermeld. De criteria die gelden voor het intrekken van het besluit tot aanwijzing als bedrijfshulpverlener worden in het vierde lid uiteen gezet. Artikel 3 In dit artikel worden de criteria aangegeven die gelden voor de bedrijfshulpverleners. Ambtenaren die als bedrijfshulpverleners zijn aangewezen en die naast reguliere werkzaamheden bedrijfshulp-verleningsaktiviteiten verrichten komen in aanmerking voor een BHV-toelage. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor het garanderen van een kwalitatief en kwantitatief adequate bedrijfshulpverlening is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. In de BHV-regeling VROM wordt aangegeven welke rechten en plichten gelden voor bedrijfshulpverleners die als zodanig binnen dit ministerie zijn aangewezen. Om in aanmerking te komen voor de BHV-toelage dient aan de gestelde criteria te worden voldaan. In het eerste lid wordt aangegeven dat de bedrijfshulpverlener de bedrijfshulpverleningstaken naast de normale werkzaamheden uitvoert en dat dit naar behoren gebeurt. Op welke wijze sprake is van het naar behoren uitvoeren van de bedrijfshulpverleningstaken is geregeld in het tweede lid van dit artikel. In het tweede lid worden de onderscheiden bedrijfshulpverleningstaken en de daarvoor vereiste opleidingen en diploma s dan wel certificaten aangegeven. Per bedrijfshulpverleningstaak zijn er verschillende voorschriften en instanties die opleidingen verzorgen. Het is van belang dat de bedrijfshulpverleners opleidingen volgen en examens afleggen bij erkende organisaties op bedrijfshulpverleningsgebied. Daarom is in deze regeling vastgelegd bij welke organisatie de opleiding dient te zijn gevolgd. Hetzelfde geldt voor de herhalingslessen en oefeningen, voor zover zij niet door de eigen BHV-organisatie worden georganiseerd. De regio-kantoren zijn zelf verantwoordelijk voor de BHV-opleidingen. In het derde lid worden de criteria gegeven voor de beoordeling van de inzetbaarheid. Aandachtspunten zijn: het volgen van lessen en na behalen van het diploma dan wel certificaat de herhalingslessen en de mate waarin de bedrijfshulpverlener gehoor geeft aan alarm-oproepen en deelneemt aan oefeningen. In het vierde lid wordt aangegeven, dat er sprake moet zijn van voldoende daadwerkelijke inzetbaarheid van de bedrijfshulpverlener. Dit kan op diverse wijzen worden gecontroleerd. De wijze van controle op inzetbaarheid voor de aangewezen taak wordt door het hoofd bedrijfshulpverlening bepaald. In het vijfde lid wordt aandacht besteedt aan het zoveel mogelijk tijdens de normale bedrijfstijd houden van de BHV-cursussen, -herhalingslessen en -oefeningen. Dit om de bedrijfshulpverlener niet overmatig extra te belasten en om extra kosten wegens bedrijfshulpverleningsaktiviteiten tot een minimum te beperken. Dit betekent dat de werklast van de bedrijfshulpverlener en aspirant-bedrijfshulpverlener naar evenredigheid wordt verminderd, voor zover er sprake is van BHV-aktiviteiten binnen de voor de betreffende BHV-er vastgestelde werktijd. Voor compensatie wegens BHVaktiviteiten buiten de voor de betreffende BHV-er vastgestelde werktijd wordt verwezen naar artikel 4, negende lid van deze regeling. Artikel 4 In artikel 4 wordt bepaald in welke gevallen recht bestaat op de toelage als bedrijfshulpverlener. In het eerste lid wordt bepaald dat de toelage voor ontruimers bestaat uit een basisgratificatie en voor de overige bedrijfshulpverleners uit een basisgratificatie en indien aan de nadere voorwaarden wordt voldaan een taaktoeslag, een wedstrijdtoeslag, een toeslag wegens langdurige deelname, een BHV-uurvergoeding, een EHBOtoelage en een beschikbaarheidstoeslag. Er wordt een onderscheid gemaakt in de ontruimers en overige hulpverleners. Dit is gelegen in de mate van de geleverde inspanningen die bij ontruimers lichter is dan bij de overige hulpverleners. Ook de opleidingseisen zijn minder veeleisend. De toelage wordt vastgesteld bij besluit vanwege het diensthoofd. Door het hoofd bedrijfshulpverlening wordt daartoe de benodigde informatie verstrekt. Indien aan artikel 3 wordt voldaan, bestaat aanspraak op de basis-gratificatie. Afhankelijk van het voldoen aan nadere voorwaarden, zoals gesteld in de leden 4 tot en met 11 van artikel 4, kunnen daar voor bedrijfshulpverleners, niet zijnde ontruimers, diverse toelagen aan worden toegevoegd. Van belang is dat mutaties in de omstandigheden van de betreffende bedrijfshulpverlener tijdig worden doorgegeven aan het hoofd bedrijfshulpverlening. Bij dit laatste valt te denken aan personele mutaties en een langdurige periode van afwezigheid. Van belang is voorts dat de in artikel 4 genoemde bedragen bruto-bedragen zijn. Op welke wijze de toelage tot uitbetaling komt en over welke periode deze wordt berekend is vastgelegd in het tweede lid. Er wordt een onderscheid gemaakt in de ontruimers en overige hulpverleners. Dit is wederom gelegen in de mate van de geleverde inspanningen die bij ontruimers lichter is dan bij de overige hulpverleners. Ook de opleidingseisen zijn minder veeleisend. De uitbetaling wordt gekoppeld aan de periode van een cursusjaar, dat loopt van augustus tot en met juli. In onderdeel a wordt de toelage van de ontruimer vastgelegd: de basisgratificatie wordt per jaar of naar rato van het aantal maanden dat de aanwijzing geldt betaald. Indien de aanwijzing wordt ingetrokken ingaande op een andere datum dan de eerste dag van de betreffende maand, dan wordt het aantal maanden naar boven afgerond. Voorts vindt vergoeding naar rato van het dienstverband plaats. In onderdeel b wordt de toelage van de overige hulpverleners vastgelegd. De toelage wordt per jaar of naar rato Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 4

5 van het aantal maanden afgerond naar boven (zie de toelichting bij onderdeel a) dat de aanwijzing geldt betaald. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor het eerste jaar van aanwijzing als bedrijfshulpverlener: dan vindt niet naar rato van het aantal maanden dat de aanwijzing geldt betaling van de basisgratificatie plaats. De reden hiervoor is dat de overige hulpverleners na het met goed gevolg voltooid hebben van de opleiding voor hun taak pas tot bedrijfshulpverleners worden aangewezen, terwijl ze vrij zwaar belast zijn tijdens de opleiding. De basisgratificatie dient zich derhalve in die gevallen ook over de opleidingsperiode uit te strekken. Bij de vergoeding van de basisgratificatie voor de overige hulpverleners vindt, evenals bij de overige toeslagen, geen vergoeding naar rato van het dienstverband plaats. Voor de beschikbaarheidstoeslag wordt dat bijvoorbeeld opgelost door de deeltijders in het BHV-rooster in te delen op de dagen dat zij beschikbaar zijn. Ook voor de overige toeslagen is het niet opportuun. In het derde lid worden de bedragen van de basisgratificatie bepaald. De basisgratificatie (voorheen genoemd de jaarlijkse gratificatie) geldt voor de verschillende bedrijfshulpverleners die in artikel 1 zijn gedefinieerd. Vanwege het minimumbedrag van f 350,, zoals genoemd in artikel 58a ARAR, is de jaarlijkse gratificatie verhoogd van f 274, naar f 350, voor basis-bedrijfshulpverleners, EHBO-ers en brandwachten. Voor ontruimers gold voorheen een gratificatie van f 240, op jaarbasis, hetgeen nu eveneens wordt verhoogd naar f 350,. Dit basisbedrag geldt ongeacht van het aantal taken. Slechts in geval van samenloop van de onderdelen c en d, zijnde zowel EHBOals brandwachttaken, dan wordt een bedrag van f 250, extra toegekend. Binnen de BHV-organisatie is het noodzakelijk een aantal bedrijfs-hulpverleners met leidinggevende taken te belasten, zodat in geval van een calamiteit de BHV-aktiviteiten kunnen worden gecoördineerd. Nieuw is om daarvoor een extra toeslag te geven in de vorm van een taaktoeslag ten bedrage van f 350,. In het vierde lid wordt deze toeslag geregeld. In het vijfde lid wordt de toeslag voor deelname aan één of meer wedstrijden per jaar vastgelegd. Dit bedrag is onafhankelijk van het aantal wedstrijden waar de bedrijfshulpverlener aan deelneemt. Op grond van het zesde en zevende lid geldt een maximering ten aanzien van cumulatie van de toeslagen. De gemaximeerde cumulatie-bedragen zijn enigszins verhoogd. Deze bepalingen houden tevens in dat andere cumulaties van toeslagen (bv. wedstrijdtoeslag en BHV-uurvergoeding) uitgesloten zijn, met uitzondering van de toeslag wegens langdurige deelname die een eigenstandige grondslag heeft. In het achtste lid wordt de toeslag wegens langdurige deelname vastgelegd. Nieuw is, dat de grens voor een toeslag (voorheen gratificatie) wegens langdurige deelname is vervroegd van tien naar vijf jaar en geldt voor alle bedrijfshulpverleners. Tevens is het onderscheid in de hoogte van de vergoeding tussen minder dan 15 jaren deelname en meer dan 15 jaren deelname geschrapt. Tenslotte is het bedrag enigszins verhoogd. In het negende lid is de bestaande BHV-uurvergoeding vastgelegd. Terwijl het uitgangspunt is, dat cursussen, herhalingslessen en oefeningen in het kader van de BHV-aktiviteiten zoveel mogelijk binnen de normale bedrijfstijd wordt gehouden, kan het noodzakelijk zijn hiervan af te wijken. In dat geval kan aan de bedrijfshulpverlener bij wijze van een bijzondere overwerkvergoeding een uurvergoeding voor BHV-aktiviteiten buiten de voor de betreffende BHV-er vastgestelde werktijd worden verleend. In het tiende lid wordt de EHBO-toelage bepaald. Dit is een toelage die bestaat sinds de afschaffing van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA) 1948 onder gelijktijdige invoering van het BBRA Het is een overgangsmaatregel zoals geregeld in artikel 13 derde lid van de Overgangsregeling BBRA die verwijst naar een toelage die op grond van artikel 19 van het BBRA 1948 kon worden toegekend. Medewerkers die op het moment van de overgang naar het nieuwe BBRA vanwege EHBO-aktiviteiten werden geacht een extra taak te vervullen en aan wie daarvoor een toelage was toegekend, mogen deze bij wijze van overgangsmaatregel behouden totdat voor hen een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximum-salaris dan dat van de voor de desbetreffende ambtenaar geldende salarisschaal. In het elfde lid is de beschikbaarheidstoeslag bepaald. Indien de bedrijfshulpverlener voldoende oproepbaar is wordt aan hem de beschikbaarheidstoelage toegekend. Hiervan is sprake indien de bedrijfshulpverlener minimaal 75% van de volgens het BHV-rooster geldende tijd beschikbaar is geweest voor zijn BHVtaak. In de centrale vestigingen wordt de beschikbaarheid bewerkstelligd door middel van een personen-zoekinstallatie. De regiokantoren kunnen hierin op een andere wijze voorzien. Bij de centrale vestigingen gold de beschikbaarheidstoeslag reeds vóór invoering van deze regeling, zodat bij toekenning aan de bedrijfshulpverlener aldaar uitgegaan moet worden van f 1000,00. Voor de regiokantoren kan een ander bedrag gelden, te bepalen door het diensthoofd. In het twaalfde lid wordt voorzien in de wijze van verhoging van de in deze regeling genoemde bedragen. Het ligt in de rede met regelmaat de hoogte van de BHV-vergoeding te herzien, bijvoorbeeld als gevolg van CAO-ontwikkelingen op het terrein van salaris of inconveniënten. Gezien de datum van inwerkingtreding van deze regeling en de reeds daarin verwerkte aanpassingen van bedragen zal de uitkomst van de CAO-onderhandelingen voor de contractperiode ingaande vanaf naar verwachting april 1997 in principe niet van invloed zijn. Artikel 5 Op grond van artikel 39, vierde lid, aanhef, sub b, artikel 44 en 45 van het ARAR wordt indien er sprake is van een dienstongeval of arbeidsongeval tot vergoeding van de schade overgegaan. Van een dienstongeval is sprake indien: een ongeval tijdens het verrichten van dienst is ontstaan, er een causaal verband is tussen het ongeval en het verrichten van de dienst als zodanig en het ongeval in overwegende mate is veroorzaakt door de dienst. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen schade die wordt geleden doordat de ambtenaar iets overkomt hetgeen hem ook in het normale maatschappelijk leven zou kunnen overkomen en schade die wordt geleden doordat de ambtenaar iets overkomt hetgeen te wijten is aan de schuld van het ministerie (bijvoorbeeld tapijt dat los ligt waarover de ambte- Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 5

6 naar struikelt). Daarbij speelt ook de voorzichtigheid die de ambtenaar in acht heeft genomen een rol. Het voorgaande is ten aanzien van de schade die de bedrijfshulpverlener lijdt ten gevolge van een hem overkomen dienstongeval of arbeidsongeval tijdens hulpverlening anders. De bedrijfshulpverlener loopt immers door de wijze waarop deze wordt ingezet en de daarbij door deze in acht te nemen veiligheidsmaatregelen en voortvarendheid een grotere kans op een ongeval dan een met hem vergelijkbare ambtenaar. Indien de bedrijfshulpverlener zich aan de voorgeschreven veiligheidsvoorschriften heeft gehouden en de schade niet is te wijten aan zijn grove schuld of onvoorzichtigheid, komt de schade voor rekening van het ministerie. In het tweede lid wordt aangegeven, dat de schade als gevolg van ondeskundig of onrechtmatig handelen door een bedrijfshulpverlener aan derden (bijvoorbeeld ondeskundige behandeling van een medewerker of bezoeker van het ministerie door een EHBO-er) voor rekening van het ministerie is. Daarvoor zijn algemene regels omtrent aansprakelijkheid van toepassing. Het ministerie dient als werkgever toe te zien op de deskundigheid van de bedrijfshulpverlening en daarmee ook op de deskundige behandeling door bedrijfshulpverleners indien zich een calamiteit voordoet. Deze aansprakelijkheid van het ministerie jegens derden laat overigens onverlet de mogelijkheid om de betreffende bedrijfshulpverlener als ambtenaar aan te spreken op zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Dit betekent dat in een dergelijk geval een procedure wegens plichtsverzuim jegens de betreffende ambtenaar zou kunnen worden gestart. Artikel 7 Deze regeling treedt in werking op de datum van ondertekening en werkt terug tot en met 1 januari Dit laatste in verband met de inwerkingtredings-datum van het Koninklijk Besluit waarmee artikel 58a ARAR is vastgesteld. Artikel 8 De regeling is voorzien van een naam. Artikel 6 Reeds bestaande regelgeving binnen dit ministerie is hierbij ingetrokken. Uit: Staatscourant 1997, nr. 97 / pag. 8 6