Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 1"

Transcriptie

1 /1 24 juli 2002 revisievergunning verleend voor een inrichting voor het winnen van zand en grind met een capaciteit van 100 ton per uur of meer. Hiertegen is door de inrichting "Maatschappij tot Verwerving van Industriezand B.V.", gevestigd te Beuningen beroep ingesteld. De Afdeling overweegt dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit weliswaar wetenschappelijk onderzoek naar laagfrequent geluid gaande was, doch dat niet vaststond dat laagfrequent geluid moet worden aangemerkt als oorzaak van objectiveerbare hinder dan wel verband houdt met een bijzondere gevoeligheid van bepaalde personen voor dit geluid. Derhalve kon niet op goede gronden worden gesteld dat laagfrequent geluid, voorzover gegenereerd door het in werking zijn van de inrichting, nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakte. Gelet op artikel 8.11, derde lid, van de Wet milieubeheer, mochten verweerders ter zake geen voorschriften stellen en derhalve ook geen onderzoeksplicht opnemen. Door niettemin een voorschrift aan de vergunning te verbinden dat uitsluitend betrekking heeft op dit aspect, hebben /1 13 dec 2006 Verweerder: GS Gelderland hebben GS Limburg krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "DCM Exploitatie Lomm B.V.", gevestigd te Heijen (gemeente Gennep), een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor de winning van delfstoffen, de berging van baggerspecie en de tijdelijke opslag van (weerd)grond, gevestigd op de Uiveldweg te Arcen en Velden. verweerders gehandeld in strijd met dit artikellid. Niet in geschil is dat de activiteiten in de inrichting laagfrequent geluid kunnen veroorzaken. Aan de verlening van de vergunning is onder meer ten grondslag gelegd een akoestisch rapport van Sight Adviseurs B.V. van 26 november 2004 (kenmerk P definitief). Hoofdstuk 6 van dit rapport gaat specifiek over de laagfrequente geluidimmissieniveaus in de omgeving door het in werking zijn van de inrichting. Het bevat verder een beschrijving op welke wijze het mogelijkerwijs optredende laagfrequent geluid is vastgesteld en beoordeeld. Bij die beoordeling is gebruik gemaakt van de zogenaamde 'Vercammen-curve'. Het deskundigenbericht stelt voorop dat inmiddels een dusdanige verscheidenheid aan onderzoeksresultaten naar reproduceerbare relaties tussen dosis en effect van laagfrequent geluid voorhanden is, dat laagfrequent geluid kan worden aangemerkt als oorzaak van objectiveerbare hinder. Blijkens het deskundigenbericht zijn verschillende vergelijkbare (internationale) richtlijnen voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van laagfrequent geluid beschikbaar en zijn het merendeel van de daarbij gehanteerde beoordelingscriteria gebaseerd op de gehoordrempel voor laagfrequent geluid. Voorts vermeldt het deskundigenbericht dat de systematiek die aan de 'Vercammen-curve' ten grondslag ligt breed wordt gedragen in die beschikbare (internationale) richtlijnen. Het aanvullende deskundigenbericht licht toe dat het gehanteerde criterium "3 tot 10% gehinderden" besloten ligt in de 'Vercammen-curve', dat de keuze voor dit criterium als toetsingsnorm methodisch verdedigbaar is en dat daarmee ernstige geluidhinder in substantiële mate wordt voorkomen. Uit het aanvullende deskundigenbericht blijkt voorts dat ook bij toepassing van andere (internationale) richtlijnen een zekere mate van geluidhinder ondervonden Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 1

2 zal worden /1 Zie sheet 6 Het (aanvullende) deskundigenbericht bevestigt de stelling van verweerder dat de 'Vercammen-curve' een bruikbare methode is om de te verwachten hinder door laagfrequent geluid tot uitdrukking te brengen. Ook onderschrijft het (aanvullende) deskundigenbericht verweerders conclusie, dat uit de beoordeling van het te verwachten laagfrequent geluidimmissieniveau aan de hand van de 'Vercammen-curve' volgt, dat in dit geval onaanvaardbare hinder vanwege laagfrequent geluid kan worden uitgesloten. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen appellante sub 2 heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen voorschrift ter voorkoming van hinder door laagfrequent geluid aan de vergunning behoeft te worden verbonden. 13 dec /1 14 nov 2007 hebben GS PZH aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BIOX Group B.V." een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de open overslag, de bewerking en het gebruik in een energiecentrale van biobrandstoffen op het adres Antarticaweg (ongenummerd) te Rotterdam. De Afdeling begrijpt het betoog van appellante sub 3 verder aldus dat wat laagfrequent geluid betreft het beschermingsniveau niet toereikend is Verweerder betoogt in het verweerschrift dat hij bij de beoordeling van de aanvraag wat het laagfrequent geluid vanwege de inrichting betreft gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde 'Vercammen-curve'. Uit de beoordeling aan de hand van deze curve volgt volgens verweerder dat in onderhavige situatie onaanvaardbare hinder vanwege laagfrequent geluid kan worden uitgesloten en derhalve het beschermingsniveau toereikend is De Afdeling overweegt dat verweerder er kennelijk van uit gaat dat de activiteiten in de inrichting laag frequent geluid kunnen veroorzaken. Van een beoordeling hiervan, als in bovenstaande rechtsoverweging is weergegeven, blijkt echter niet in het bestreden besluit. Gelet hierop berust het bestreden besluit in zoverre, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet Beroepen zijn ingesteld door de verenigingen voor natuurbelangen en verontruste bewoners. bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering en komt het om die reden in zoverre voor vernietiging in aanmerking. Nu het betoog van verweerder omtrent dit aspect, als hierboven weergegeven in rechtsoverweging , door het deskundigenbericht wordt onderschreven en de Afdeling geen reden ziet aan de juistheid hiervan te twijfelen, ziet de Afdeling evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in zoverre in stand te laten /1 Heeft B&W van Leeuwarden met Naar aanleiding van deze klachten heeft het college bij het bestreden besluit de voorschriften 1.1 Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 2

3 13 Jan 2010 (bodemzaak) toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer aanvullende voorschriften verbonden aan de bij besluit van 31 mei 2005 verleende revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een spoorwegemplacement op het perceel Stationsplein 1 te Leeuwarden. Prorail is in beroep gekomen. Arriva ook tot en met 1.3 aan de vergunning verbonden. Deze voorschriften strekken tot voorkoming dan wel beperking van hinder door laagfrequent geluid Ingevolge voorschrift 1.1 mag laagfrequent geluid veroorzaakt door de Stadler-treinen, gemeten volgens de NSG-richtlijn laagfrequent geluid d.d. april 1999, in geluidgevoelige ruimten en verblijfsruimten van derden, niet meer bedragen dan 72, 62, 55, 48, 42, 33, 33 en 33 als grenswaarde voor het Leq ongewogen in db(z) voor respectievelijk tertsband 20, 25, 31,5, 40, 50, 63, 80 en 100 Hz. Ingevolge voorschrift 1.2 worden de opgelegde waarden niet gehandhaafd indien en voor zover de gebruiker van de geluidgevoelige ruimten of verblijfsruimten geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van LFG-metingen. Ingevolge voorschrift 1.3 gelden de waarden niet gedurende een periode van maximaal 5 minuten per treinstel indien het desbetreffende treinstel na stilstand op een bepaalde opstelplaats de motoren start en wegrijdt ProRail voert aan dat het verbinden van aanvullende voorschriften voor laagfrequent geluid aan de vergunning van 31 mei 2005 niet nodig is ter bescherming van het milieu. Volgens ProRail is niet komen vast te staan dat zich laagfrequent geluid voordoet. ProRail betoogt hiertoe dat de geluidmetingen die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit niet deugdelijk hebben plaatsgevonden. Zij voert daartoe aan dat de metingen niet volgens de richtlijn laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting Geluidhinder van april 1999 (hierna: de NSG-richtlijn) zijn uitgevoerd, omdat onder meer er te weinig metingen zijn uitgevoerd en de tijdsduur van de uitgevoerde metingen te kort is geweest, en dat het college ten onrechte na november 2007 geen nieuwe metingen heeft verricht, terwijl nadien nog maatregelen zijn uitgevoerd Het college stelt zich op het standpunt dat de metingen zijn gebaseerd op de NSG-richtlijn en dat na de verrichte metingen geen nieuwe fysieke maatregelen zijn getroffen om het laagfrequent geluid te beperken Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat in de zomer van 2007 het toerental van de treinen bij het stationair draaien is verhoogd en softwarematige aanpassingen aan de treinen hebben plaatsgevonden om hinder van laagfrequent geluid te beperken. De Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 3

4 Milieuadviesdienst van de gemeente Leeuwarden heeft hierna, op 24 september 2007 en 5 november 2007, geluidmetingen verricht, volgens het college op basis van de NSG-richtlijn. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat hierna geen fysieke maatregelen meer zijn getroffen. De meting in september 2007 is een indicatieve meting geweest die aanleiding vormde nader onderzoek te doen naar het laagfrequent geluid. De meting in november 2007 heeft binnenshuis plaatsgevonden en is volgens het deskundigenbericht conform de NSG-richtlijn uitgevoerd. In dit verband vermeldt het deskundigenbericht dat de metingen weliswaar korter waren dan in de NSG-richtlijn is voorgeschreven, maar dat dit is te verklaren omdat de metingen zijn verricht door een deskundige en vooraf duidelijk was dat de Stadler-treinen de bron van het laagfrequent geluid zijn. Ter zitting heeft het college nog nader toegelicht dat het niet mogelijk was langer dan vijf minuten te meten, aangezien de treinen maar vijf minuten stationair draaiden en juist het stationair draaien van treinen als hinderbron van laagfrequent geluid moet worden aangemerkt. Volgens het deskundigenbericht heeft het college met de resultaten van deze metingen aannemelijk gemaakt dat sprake is van hinder door laagfrequent geluid. In hetgeen ProRail heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding het deskundigenbericht in zoverre onjuist te achten. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzitter van 11 maart 2009 in zaak nr /2/m1 heeft het college opnieuw metingen verricht, waarbij mede de na november 2007 getroffen logistieke maatregelen in aanmerking zijn genomen. Deze metingen dateren van na het bestreden besluit, maar geven eenzelfde resultaat. Ter zitting heeft het college naar voren gebracht te hebben beoogd alleen voorschriften vast te stellen voor de nachtperiode, aangezien juist dan sprake is van hinder door laagfrequent geluid. Nu dit in de voorschriften niet tot uitdrukking is gebracht, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen ProRail voert aan dat, voor zover het stellen van normen met betrekking tot laagfrequent geluid nodig is, het college in voorschrift 1.1 ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de Duitse curve DIN 45680, "Messung en Bewertung tieffrequenter Gerauschimmisionen in der Nachbarschaft" (hierna: de DIN-curve) in plaats van de zogeheten Vercammen-curve. In dit verband verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2006, in zaak nr. Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 4

5 /1. Volgens ProRail heeft het college ten onrechte niet gemotiveerd waarom een zogenaamd nulhinderniveau zou moeten worden bereikt. Voorts is volgens ProRail onduidelijk waarom ter bescherming van het milieu in voorschrift 1.3 niet een langere uitzonderingsperiode dan vijf minuten kan worden toegestaan. Met de gestelde voorschriften houdt het bestreden besluit volgens ProRail een impliciete weigering van de vergunning in Het college stelt zich op het standpunt dat de Vercammen-curve onvoldoende bescherming biedt tegen hinder door laagfrequent geluid, omdat daarmee alleen onaanvaardbare en ernstige hinder wordt voorkomen. Ter voorkoming van hinder door laagfrequent geluid acht het college het noodzakelijk dat strengere grenswaarden worden voorgeschreven dan uit de Vercammen-curve voortvloeien. Het college heeft om die reden bij het stellen van grenswaarden aansluiting gezocht bij de DIN-curve. Het college heeft de uitzondering van vijf minuten gebaseerd op wat omwonenden nog aanvaardbaar vinden. In zijn verweer en ter zitting heeft het college betoogd dat de norm van vijf minuten mede is gebaseerd op een memo van Arriva van 28 september Uit het deskundigenbericht volgt dat verschillende vergelijkbare (internationale) richtlijnen voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van laagfrequent geluid beschikbaar zijn. Het merendeel van de daarbij gehanteerde beoordelingscriteria is gebaseerd op de gehoordrempel voor laagfrequent geluid. Volgens het deskundigenbericht is tussen de Vercammen-curve en de DIN-curve een groot verschil zichtbaar vanaf de frequentie 40 Hz en hoger. Dit komt doordat in de Vercammen-curve besloten ligt dat wordt voorkomen dat meer dan 3 tot 10% van de bevolking zal worden gehinderd door laagfrequent geluid, zodat ernstige geluidhinder in substantiële mate wordt voorkomen. De DIN-curve daarentegen gaat volgens het deskundigenbericht uit van een nulhinderniveau, zodat geen hinder ontstaat van laagfrequent geluid. Anders dan ProRail naar voren heeft gebracht, kan niet worden geoordeeld dat uit de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2006, in zaak nr /1, volgt dat het college bij invulling van de beoordelingsvrijheid enkel de Vercammen-curve tot uitgangspunt had mogen nemen. Het college heeft in dit geval echter niet deugdelijk gemotiveerd waarom het enerzijds in Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 5

6 voorschrift 1.1 uitgaat van een nulhinderniveau en anderzijds, in afwijking van het door hem gehanteerde beoordelingskader, in voorschrift 1.3 een uitzondering maakt voor het opstarten en wegrijden van de treinen binnen vijf minuten waarbij de grenswaarden van voorschrift 1.1 worden overschreden. Daarbij is naar het oordeel van de Afdeling onduidelijk of met deze aanvullende voorschriften de in het kader van de onderliggende vergunning aangevraagde en vergunde bedrijfsvoering mogelijk is. In dit verband overweegt de Afdeling dat de grenswaarden in voorschrift 1.1 lager zijn dan de in november 2007 gemeten geluidbelasting. Voorts volgt naar het oordeel van de Afdeling, anders dan het college stelt, uit het memo van Arriva van 28 september 2007 niet dat treinen steeds binnen vijf minuten opstarten en wegrijden. Er wordt slechts vermeld dat de treinstellen zodanig kunnen worden opgestart dat de tijd dat een treinstel stationair draait ongeveer vijf minuten zal bedragen. Voorts is het de Afdeling aannemelijk geworden dat zich situaties kunnen voordoen dat een trein langer dan vijf minuten stationair moet draaien, omdat bijvoorbeeld een sein nog niet op veilig staat. Het bestreden besluit berust gelet hierop, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering. Deze beroepsgrond slaagt /1 22 aug 2012 heeft de minister van EZ aan de NAM een revisievergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van de bestaande aardgasbehandelingsinstallatie (Gas Depletion Facilities; GDF) gelegen aan de Waardweg 3A te Grijpskerk. Omwonenden uit Zuidhorn zijn in beroep gekomen. De beroepsgronden zien op of hangen samen met de hinder vanwege laagfrequent geluid. De Afdeling overweegt onder meer dat er geen wettelijk voorgeschreven methode bestaat voor het meten van laagfrequent geluid en er bestaat evenmin een wettelijk voorschrift dat zich tegen toepassing van de in dit geval toegepaste Beamforming-methode door het NLR verzette. Derhalve kan in het door appellanten aangevoerde geen grond worden gevonden voor het oordeel dat die methode niet in redelijkheid mocht worden toegepast. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals is vermeld in het deskundigenbericht, die methode in staat is om bronnen van laagfrequent geluid op te sporen, hetgeen het doel van het NLR3-onderzoek was. ( ) Belangrijkste punten: Het bepalen van de bron (ic niet de NAM, althans de GDF) Ten onrechte NSG-curve, omdat die verouderd is en geen rekening houdt met harmonische resonantie van geluidsintensiteiten onder de 55 db en met frequenties onder het infrasone bereik, te weten onder de 20 Hz (in De Afdeling oordeelt verder dat er geen wettelijk voorgeschreven richtlijn bestaat voor het vaststellen van normen voor acceptabel laagfrequent geluid waarop de minister zich dient te baseren en er geen wettelijke bepaling bestaat die zich tegen de toepassing daarvan verzet. De minister heeft derhalve een zekere beoordelingsvrijheid bij de keuze van een norm voor laagfrequent geluid. De gekozen referentiecurve uit de NSG-richtlijn impliceert een zekere mate van hinder, maar dat is ook het geval bij andere gebruikelijke normen voor laagfrequent geluid, aldus het deskundigenbericht. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze conclusie te twijfelen. Het door appellanten aangevoerde leidt aldus niet tot het oordeel dat de minister de NSGrichtlijn in redelijkheid niet heeft mogen hanteren. ( ) Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 6

7 verband met opzwelling) /1 25 aug 2010 Voorschriften inzake laagfrequent geluid verbonden aan de bij besluit van B&W Groningen van 18 december 2007 aan ProRail verleende vergunning voor een spoorwegemplacement op het adres Stationsplein 4 te Groningen. Prorail is in beroep gekomen Metingen zijn niet goed uitgevoerd, uitvoering van maatregelen leidt niet tot voldoen aan voorschrift Ingevolge voorschrift dienen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de vergunning zodanige maatregelen genomen te worden dat de niveaus betreffende het laagfrequent geluid (LFG) zoals omschreven in voorschrift [lees: voorschrift 3.1.3] niet worden overschreden. Ingevolge voorschrift mag laagfrequent geluid (LFG), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, in de nabijgelegen woningen niet meer bedragen dan de in de bij het voorschrift behorende tabel genoemde waarden. Deze waarden bedragen 74, 63, 60, 59, 58, 52, 53 en 52 db(z) als grenswaarde voor het Leq ongewogen voor respectievelijk de tertsbandmiddenfrequenties 20, 25, 31,5, 40, 50, 63, 80 en 100 Hz. Er vindt geen bedrijfsduurcorrectie plaats op de gemeten niveaus en er is geen onderscheid in de dag-, avond- en nachtnorm ProRail voert in de eerste plaats aan dat onduidelijk is welke norm moet worden gehanteerd ter voorkoming van klachten als gevolg van laagfrequent geluid. Zij stelt dat uit het akoestisch rapport blijkt dat de waarden uit de referentiecurve van de Richtlijn voor laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (hierna: de NSG-richtlijn) en de zogenoemde "Duitse norm" (DIN 45680) ten gevolge van het achtergrondniveau, veroorzaakt door het wegverkeer en passerende overige treinen, reeds ruimschoots worden overschreden. Dit heeft echter volgens haar niet tot klachten van omwonenden geleid. In verband hiermee betoogt ProRail dat het college had moeten volstaan met het stellen van middelvoorschriften ter voorkoming dan wel beperking van hinder door laagfrequent geluid, en geen grenswaarden aan de vergunning had moeten verbinden Ter voorkoming dan wel beperking van hinder door laagfrequent geluid heeft het college bij het bestreden besluit voorschriften aan de vergunning verbonden. In voorschrift zijn grenswaarden voor laagfrequent geluid in woningen opgenomen. Bij het stellen van de grenswaarden heeft het college zich onder meer gebaseerd op de NSG-richtlijn. De NSGrichtlijn bevat een referentiecurve, waarin voor verschillende tertsbandfrequenties geluidgrenswaarden worden aanbevolen. Volgens de NSG-richtlijn kan hinder ontstaan zodra Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 7

8 laagfrequent geluid hoorbaar is. De waarden in de referentiecurve geven weer bij welke geluidniveaus volgens de NSG-richtlijn sprake is van hoorbaar laagfrequent geluid. Uit de uitgevoerde geluidmetingen, waarvan de resultaten in het door Stroop opgestelde akoestisch rapport van 6 april 2009 zijn beschreven, blijkt volgens het college dat voor een aantal frequenties de waarden uit de referentiecurve ruimschoots worden overschreden; dit geldt eveneens voor de waarden uit de Duitse norm. Volgens het college worden de overschrijdingen van de waarden uit de NSG-richtlijn en de Duitse norm niet alleen veroorzaakt door de Stadlertreinen, maar mede door het achtergrondniveau van het wegverkeer en door het geluidniveau van de overige passerende treinen, niet zijnde Stadler-treinen. Dit is voor het college aanleiding geweest om in zoverre niet de waarden uit de NSG-richtlijn, maar hogere waarden als grenswaarde voor laagfrequent geluid te hanteren. Uit de waarden uit de NSG-richtlijn en de Duitse norm, het achtergrondniveau van het wegverkeer en het geluidniveau van de overige passerende treinen heeft het college per tertsbandmiddenfrequentie het maatgevende niveau bepaald. Dit is steeds het hoogste van de vier genoemde geluidniveaus, te weten de waarde uit de NSG-curve voor de tertsbandmiddenfrequentie 20 Hz en het gemeten geluidniveau van de overige treinen voor alle overige frequenties. De grenswaarden in voorschrift komen overeen met de maatgevende niveaus voor de verschillende frequenties Uit de jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 13 december 2006 in zaak nr /1 volgt dat inmiddels een dusdanige verscheidenheid aan onderzoeksresultaten naar reproduceerbare relaties tussen dosis en effect van laagfrequent geluid voorhanden is, dat laagfrequent geluid kan worden aangemerkt als oorzaak van objectiveerbare hinder. Derhalve kunnen in beginsel aan een vergunning voorschriften ter voorkoming van hinder door laagfrequent geluid, waaronder grenswaarden, worden verbonden. Voor zover het betoog van ProRail zo moet worden begrepen dat zij aanvoert dat in het geheel geen grenswaarden voor laagfrequent geluid aan de vergunning hadden mogen worden verbonden, kan dit betoog dan ook niet slagen Ten aanzien van het door het college gekozen beschermingsniveau overweegt de Afdeling het volgende. Uit het bestreden besluit leidt de Afdeling af dat het college ervan is uitgegaan dat onaanvaardbare hinder optreedt indien het geluidniveau van het laagfrequent geluid hoger is dan Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 8

9 de maatgevende geluidniveaus, dat wil zeggen - behalve voor de tertsbandmiddenfrequentie 20 Hz - hoger is dan het achtergrondniveau veroorzaakt door de overige passerende treinen. Daarbij is het college er blijkens het bestreden besluit van uitgegaan dat de bestaande achtergrondniveaus van het wegverkeer en van de overige passerende treinen geen onaanvaardbare hinder veroorzaken, hetgeen volgens het college blijkt uit de afwezigheid van klachten van omwonenden. De Afdeling is van oordeel dat het college in het bestreden besluit zijn keuze om het hoogste achtergrondniveau als maatgevend niveau - en daarmee als basis voor de grenswaarden voor laagfrequent geluid - te hanteren, onvoldoende heeft gemotiveerd. In het bijzonder kan uit het bestreden besluit en het daaraan mede ten grondslag gelegde akoestisch rapport niet zonder meer worden afgeleid dat de door het college vastgestelde maatgevende niveaus ook voor stilstaande, stationair draaiende Stadler-treinen overeenkomen met het geluidniveau waarboven onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid ontstaat. Deze geluidbronnen zijn immers niet zonder meer vergelijkbaar met het wegverkeer of passerende treinen. Voorts heeft het college zijn stelling dat bij de bestaande achtergrondniveaus geen onaanvaardbare hinder wordt veroorzaakt, naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende met feitelijke gegevens onderbouwd. Het voorgaande brengt mee dat het college in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de grenswaarden in voorschrift nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beroepsgrond slaagt. Voorts leidt de Afdeling uit het deskundigenbericht af dat de gegevens van de gemeten bronnen niet zijn geregistreerd. Mede daardoor is onduidelijk op welke treinen de geluidmetingen van passerende treinen betrekking hebben. Ook overigens is in het akoestisch rapport geen onderscheid gemaakt tussen passerende treinen die wel en passerende treinen die niet tot de inrichting behoren. Derhalve kan niet worden vastgesteld of het geluid van deze passages aan de inrichting kan worden toegerekend, dan wel deel uitmaakt van het geluidniveau van de overige passerende treinen, dat als maatgevend niveau is beschouwd voor de normstelling in voorschrift Naar het oordeel van de Afdeling is het college daarom bij de vaststelling van het achtergrondniveau, veroorzaakt door de overige passerende treinen, ten onrechte van de Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 9

10 gegevens in het akoestisch rapport uitgegaan. Met betrekking tot de bepaling van het achtergrondniveau is in het deskundigenbericht onder meer vermeld dat kan worden betwijfeld of de gehanteerde log-methode door één persoon goed kan worden uitgevoerd, zoals in dit geval is gebeurd. Daarnaast wordt in het deskundigenbericht geconstateerd dat tussen de drie onderzochte woningen aanzienlijke verschillen bestaan ten aanzien van het achtergrondniveau vanwege het wegverkeer. Volgens het deskundigenbericht is niet goed verklaarbaar waarom de hoogste waarde optreedt bij de woning aan de [locatie 3]. Voorts wordt in het deskundigenbericht gesteld dat de achtergrondniveaus vanwege het wegverkeer beter afzonderlijk per woning hadden kunnen worden vastgesteld dan gecombineerd voor de drie woningen tezamen, zoals in het akoestisch onderzoek het geval is. Naar het oordeel van de Afdeling kon derhalve ook in zoverre niet van het akoestisch rapport worden uitgegaan. In het deskundigenbericht wordt voorts geconstateerd dat er een aanzienlijke spreiding bestaat tussen de gemeten geluidniveaus, met name bij de tertsbandmiddenfrequentie 80 Hz. Hierbij is vermeld dat volgens het college nader onderzoek dient plaats te vinden naar de oorzaak van de spreiding. Nu een dergelijk onderzoek niet is verricht, is de Afdeling van oordeel dat het college in zoverre, door zich uitsluitend op het akoestisch rapport te baseren, voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit onvoldoende onderzoek heeft verricht. Met betrekking tot het aantal onderzochte woningen is in het deskundigenbericht vermeld dat het aantal van drie woningen voldoende is om een indicatie te geven voor de vraag of en in welke mate zich laagfrequent geluid voordoet. Volgens het deskundigenbericht bestaat er echter een aanzienlijke kans dat in andere dan de onderzochte woningen hogere geluidniveaus zullen worden veroorzaakt door met name het geluid van de stilstaande Stadler-treinen. Daarbij speelt onder meer het mogelijk optreden van resonantie een rol. Het college heeft noch in het bestreden besluit, noch anderszins op grond van concrete gegevens aannemelijk gemaakt dat de drie onderzochte woningen daadwerkelijk representatief zijn voor de woningen rond het emplacement en dat zich derhalve in andere dan de onderzochte woningen geen geluidniveaus kunnen voordoen die hoger zijn dan de grenswaarden in voorschrift Nu de grenswaarden in dit voorschrift echter niet alleen betrekking hebben op de drie onderzochte woningen, maar gelden voor alle nabijgelegen woningen, is de Afdeling van oordeel dat op grond van het akoestisch onderzoek onvoldoende is komen vast te staan dat ook bij de andere woningen aan de Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 10

11 grenswaarden kan worden voldaan. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het college zich bij het stellen van grenswaarden voor laagfrequent geluid in voorschrift niet op het akoestisch rapport van 6 april 2009 heeft kunnen baseren. Dit rapport bevat zodanige gebreken dat moet worden geoordeeld dat op grond van het rapport niet is komen vast te staan dat de grenswaarden voor laagfrequent geluid kunnen worden nageleefd. Het college heeft in zoverre bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten vergaard, zodat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling is van oordeel dat uit het enkele feit dat tussen de Stadler-treinstellen onderling verschillen in de geluidbelasting zijn geconstateerd, niet kan worden afgeleid dat het treffen van geluidbeperkende maatregelen aan deze treinstellen mogelijk is. Evenmin kan hieruit worden afgeleid dat een termijn van zes maanden daarvoor voldoende zou zijn. In dat verband is mede van belang dat het akoestisch rapport geen verklaring geeft voor de geconstateerde verschillen in de niveaus van het laagfrequent geluid tussen Stadler-treinstellen bij dezelfde activiteiten. Voorts is ter zitting door ProRail onweersproken gesteld dat ook bij dezelfde treinstellen op verschillende momenten aanzienlijke verschillen zijn waargenomen in het niveau van het laagfrequente geluid. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling onzeker of het maken van een selectie uit de Stadler-treinstellen een effectieve maatregel is ter beperking van het laagfrequente geluid vanwege de inrichting, nog daargelaten of deze maatregel voor het overige als uitvoerbaar kan worden beschouwd /1 21 sept 2011 heeft de minister van EZ aan de NAM een revisievergunning verleend voor haar inrichting voor ondergrondse gasopslag UGS gelegen nabij de Waardweg te Grijpskerk, gemeente Zuidhorn. Omwonenden uit Zuidhorn zijn in beroep gekomen Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat de verplichting uit voorschrift om zo nodig binnen zes maanden verdere geluidbeperkende maatregelen te treffen, kan worden nageleefd [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen hinder van laagfrequent geluid, infrageluid en trillingen vanwege de inrichting, al dan niet via opzwengeling. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de door hen overgelegde contra-expertise van Peutz van 26 januari 2009 waarin wordt geconcludeerd dat het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde onderzoek naar de door hen ondervonden hinder van laagfrequent geluid vanwege de inrichting niet deugdelijk is De minister erkent dat in het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel niet is ingegaan op de contra-expertise, maar stelt dat het besluit wel zorgvuldig is voorbereid. De Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 11

12 Is het wel of geen bron van LFG onderzoeken naar aanleiding van klachten gaven volgens hem geen aanleiding de UGS als bron van de ondervonden hinder te beschouwen. Hij verzoekt om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten De beroepsgrond slaagt voor zover is aangevoerd dat ten onrechte niet is ingegaan op de contra-expertise. Het besluit komt reeds hierom wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling ziet aanleiding om te onderzoeken of toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:72, derde lid, van de Awb Met betrekking tot het betoog dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoeken ondeugdelijk zijn, moet worden vastgesteld dat op grond van deze onderzoeken niet kan worden geconcludeerd dat de beweerdelijke hinder van laagfrequent geluid niet afkomstig is van de UGS. Van deze onderzoeken had, zo vermeldt ook het deskundigenbericht, er immers slechts één betrekking op de situatie waarin de UGS in werking was. Uit deze onderzoeken is wel naar voren gekomen dat de beweerdelijke hinder vanwege laagfrequent geluid zich voordeed toen de UGS niet in werking was. Na het bestreden besluit is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (hierna: het NLR) opnieuw onderzoek verricht naar hinder van laagfrequent geluid vanwege de UGS ter plaatse van een aantal woningen waaronder die van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Hiervan heeft het NLR in september 2010 en juni 2011 rapport uitgebracht. In het rapport van september 2010 is geconcludeerd dat op basis van daaraan ten grondslag liggend onderzoek niet kon worden vastgesteld, maar evenmin uitgesloten dat het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] waargenomen laagfrequente geluid afkomstig was van de UGS. In het rapport van juni 2011 is op basis van nader onderzoek geen verband gevonden tussen de beweerdelijke hinder vanwege laag frequent geluid en de UGS. Geconcludeerd is dat de UGS waarschijnlijk geen oorzaak is van bedoelde hinder Hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar voren hebben gebracht geeft de Afdeling geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het onderzoek van het NLR te twijfelen. Op grond van de thans beschikbare gegevens heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aannemelijk is dat de gestelde hinder niet afkomstig is van de UGS en kon daarom bij de vergunningverlening - voor het geval onverhoopt alsnog mocht blijken dat UGS veroorzaker is van laagfrequent geluid - worden volstaan met het opnemen van een voorschrift ter zake. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen, doet hieraan niet af dat de uitgevoerde onderzoeken geen ondubbelzinnig uitsluitsel geven over de oorzaak van het laagfrequent geluid dat de door hen gestelde hinder veroorzaakt. Voor de hier aan de orde zijnde vergunningverlening is immers slechts relevant of aannemelijk is dat UGS niet een Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 12

13 bron is van het waargenomen laagfrequent geluid Volgens het deskundigenbericht is opzwengeling het fenomeen dat geluid zich via leidingen kan voortplanten, in dit geval via ondergrondse gasleidingen waardoor trillingen in de bodem en nabijgelegen woningen kunnen ontstaan. De in de woning van [appellant sub 1] gemeten trillingsniveaus liggen volgens het deskundigenbericht ruim onder de aan de Meet- en beoordelingsrichtlijn trillingen van de SBR, uitgave augustus 2002, deel B, Hinder voor personen in gebouwen, ontleende streefwaarde van 0,1 mm/s. Infrageluid is volgens het deskundigenbericht geluid met een frequentie lager dan 20 Hz, dat moeilijk is te meten en waarvoor geen duidelijke norm bestaat. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar voren hebben gebracht geeft geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. Gelet op het voorgaande acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de bestreden vergunning op deze punten ontoereikend is. De beroepsgrond faalt [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen voorts dat in het aan de vergunning verbonden voorschrift F.5. gebruikte term 'nabijgelegen woningen' onduidelijk is, dat de in dit voorschrift opgenomen norm voor laagfrequent geluid ontoereikend is en dat een adequaat controlevoorschrift ontbreekt, nu geen termijn is gesteld waarbinnen vergunninghoudster moet aantonen te voldoen aan de norm voor laagfrequent geluid De minister erkent dat de eerste alinea van voorschrift F.5. onduidelijk is en verzoekt de Afdeling om na vernietiging hiervan op basis van een door hem voorgestelde tekst zelf in de zaak te voorzien De eerste alinea van vergunningvoorschrift F.5. luidt als volgt: binnenin nabijgelegen woningen bedraagt het A-gewogen geluidniveau in de laagfrequent geluid tertsbanden van 20 Hz tot en met 100 Hz niet meer dan 25 db(a-gewogen) Ten aanzien van de term 'nabijgelegen woningen' zijn van de kant van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen nadere bezwaren naar voren gebracht, zodat de Afdeling ervan uitgaat dat met de door de minister voorgestelde formulering 'woningen die zijn gelegen binnen de invloedsfeer van laagfrequent geluid dat van de inrichting afkomstig is' in zoverre aan hun bewaren tegemoet is gekomen De minister stelt bij de normering van laagfrequent geluid aansluiting te hebben gezocht bij de richtlijn laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting Geluidhinder van april 1999 (hierna: de NSG-richtlijn). Volgens het deskundigenbericht is dit evenwel niet het geval en Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 13

14 wordt met voorschift F.5. minder bescherming geboden dan wanneer was uitgegaan van de zogenoemde referentiecurve uit de NSG-richtlijn. In het deskundigenbericht wordt er voorts op gewezen dat de vermelding van de grenswaarde van 25 db(a) in de NSG-richtlijn, waaraan de minister heeft gerefereerd, een andere betekenis heeft dan de minister in voorschrift F.5. eraan geeft. Die grenswaarde van 25 db(a) voor de nachtperiode, vermeld op pagina 11 van de NSG-richtlijn, heeft volgens het deskundigenbericht niet specifiek betrekking op laagfrequent geluid en geldt niet voor de afzonderlijke frequenties. In hetgeen de minister heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. In zijn nadere memorie van 7 juli 2011 stelt de minister dat er een misverstand is over de in voorschrift F.5. opgenomen norm en stelt hij ter verduidelijking een gewijzigde tekst voor voorschrift F.5. voor, waarbij voor tonaal geluid een grenswaarde van 20 db(a) en voor niettonaal geluid een grenswaarde van 25 db(a) geldt. Hiermee komt de minister naar het oordeel van de Afdeling niet tegemoet aan de constatering in het deskundigenbericht dat de systematiek van de NSG-richtlijn niet wordt gevolgd, nu in de gewijzigde tekst van het voorschrift evenmin wordt uitgegaan van de referentiecurve. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om in zoverre toepassing te geven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb Ten aanzien van het betoog dat in verband met de norm voor laagfrequent geluid een adequaat controlevoorschrift ontbreekt, overweegt de Afdeling dat gelet op artikel 8.12, zesde lid, van de Wet milieubeheer en in aanmerking genomen dat tot onderhavige inrichting voor ondergrondse gasopslag niet een gpbv-installatie behoort, de minister niet verplicht is om een controlevoorschrift als bedoeld in het vierde lid aan de vergunning te verbinden De beroepen zijn gegrond. 10 ECLI:NL:RVS:2016:619 2 juli 2015 LET OP: uitspraak Rechtbank Rotterdam heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het windpark Nieuwe Waterweg in Hoek van Holland (windpark Nieuwe Waterweg) Voor laagfrequent geluid zijn geen normen opgesteld. Uit de door verweerder ter zitting genoemde brief van 31 maart 2014 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu blijkt: Op grond van deze inzichten concludeer ik dat de huidige norm voor geluidhinder van windturbines (47 db-lden en 41 dbnight) en het bijbehorende reken- en meetvoorschrift voldoen en geen wijzigingen behoeven. Laagfrequent geluid draagt inderdaad voor een klein deel in de hinderervaring van windturbinegeluid. Echter, deze hinder acht ik op een verantwoorde manier voldoende beperkt door de huidige norm. Wel hebben de Nederlandse Stichting Geluid (NSG) en de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 14

15 respectievelijk de NSG LF-refentiecurve en de DCMR LF toetscurve voor de dag-, avond- en nachtperiode opgesteld, die als richtlijn gebruikt kunnen worden voor mogelijke hinder als gevolg van laagfrequent geluid. Pondera heeft bij haar voornoemde onderzoek de berekeningsresultaten beoordeeld aan de hand van deze toetsingscurven en is daarbij tot de conclusie gekomen dat het laagfrequente geluid binnen in de woningen vanwege de turbines mogelijk waarneembaar is, maar niet als hinderlijk wordt beschouwd volgens de DCMR (en de Vercammen-curve). Uit de bij de brief van de Staatssecretaris behorende studies blijkt dat de effecten van laagfrequent geluid op mensen niet anders zullen zijn dan de effecten van geluid met hogere frequenties zoals hinder, slaapverstoring, moeheid, concentratieproblemen en dergelijke. Voor beweringen dat laagfrequent geluid van windturbines allerlei klinische ziekten bij mensen kan veroorzaken is geen betrouwbare bewijsvoering aangetroffen, aldus de voornoemde brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. 10 ECLI:NL:RBOBR:20 14: april 2014 LET OP: uitspraak Rechtbank Oost- Brabant Hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor het oprichten en in werking hebben van drie windturbines en het maken van een uitweg 7.4 Voor laagfrequent geluid zijn geen normen opgesteld. Wel hebben de Nederlandse Stichting Geluidhinder (NSG) en de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) respectievelijk de NSG LF-referentiecurve en de DCMR LF-toetscurve voor de dag-, avond- en nachtperiode opgesteld, die als richtlijn gebruikt kunnen worden voor mogelijke hinder als gevolg van laagfrequent geluid. Aan de aanvraag is een rapport van Pondera van 17 februari 2013, kenmerk AS WP SurveyCom V3 gehecht van een akoestisch onderzoek en een onderzoek naar slagschaduwhinder. (verder: het Ponderarapport). In het rapport is een berekening uitgevoerd. Uit grafieken 2-3 tot en met 2-5 in het Ponderarapport is af te leiden dat de werkelijke immissieniveaus onder beide curven liggen. Verder zal de bouwkundige staat van de woningen voldoende zijn om het laagfrequente geluid binnen te weren zodat dit geluid in de woningen niet waarneembaar zal zijn. 7.5 Eisers hebben de bevindingen in het rapport niet bestreden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de bevindingen in het rapport, geen aanleiding heeft hoeven zien om de vergunning te weigeren. De rechtbank is voorts van oordeel dat het stellen van een controlevoorschrift ten behoeve van het meten binnen de woningen van eisers geen Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 15

16 toegevoegde waarde heeft nu uit het Ponderarapport voortvloeit dat het laagfrequent geluid hier niet waarneembaar zal zijn. Niet valt in te zien dat het dan hinderlijk zal zijn. Deze beroepsgrond faalt /1 25 aug 2010 Voorschriften inzake laagfrequent geluid verbonden aan de bij besluit van B&W Groningen van 18 december 2007 aan ProRail verleende vergunning voor een spoorwegemplacement op het adres Stationsplein 4 te Groningen. Prorail is in beroep gekomen Metingen zijn niet goed uitgevoerd, uitvoering van maatregelen leidt niet tot voldoen aan voorschrift Ingevolge voorschrift dienen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de vergunning zodanige maatregelen genomen te worden dat de niveaus betreffende het laagfrequent geluid (LFG) zoals omschreven in voorschrift [lees: voorschrift 3.1.3] niet worden overschreden. Ingevolge voorschrift mag laagfrequent geluid (LFG), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, in de nabijgelegen woningen niet meer bedragen dan de in de bij het voorschrift behorende tabel genoemde waarden. Deze waarden bedragen 74, 63, 60, 59, 58, 52, 53 en 52 db(z) als grenswaarde voor het Leq ongewogen voor respectievelijk de tertsbandmiddenfrequenties 20, 25, 31,5, 40, 50, 63, 80 en 100 Hz. Er vindt geen bedrijfsduurcorrectie plaats op de gemeten niveaus en er is geen onderscheid in de dag-, avond- en nachtnorm ProRail voert in de eerste plaats aan dat onduidelijk is welke norm moet worden gehanteerd ter voorkoming van klachten als gevolg van laagfrequent geluid. Zij stelt dat uit het akoestisch rapport blijkt dat de waarden uit de referentiecurve van de Richtlijn voor laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (hierna: de NSG-richtlijn) en de zogenoemde "Duitse norm" (DIN 45680) ten gevolge van het achtergrondniveau, veroorzaakt door het wegverkeer en passerende overige treinen, reeds ruimschoots worden overschreden. Dit heeft echter volgens haar niet tot klachten van omwonenden geleid. In verband hiermee betoogt ProRail dat het college had moeten volstaan met het stellen van middelvoorschriften ter voorkoming dan wel beperking van hinder door laagfrequent geluid, en geen grenswaarden aan de vergunning had moeten verbinden Ter voorkoming dan wel beperking van hinder door laagfrequent geluid heeft het college bij het bestreden besluit voorschriften aan de vergunning verbonden. In voorschrift zijn Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 16

17 grenswaarden voor laagfrequent geluid in woningen opgenomen. Bij het stellen van de grenswaarden heeft het college zich onder meer gebaseerd op de NSG-richtlijn. De NSGrichtlijn bevat een referentiecurve, waarin voor verschillende tertsbandfrequenties geluidgrenswaarden worden aanbevolen. Volgens de NSG-richtlijn kan hinder ontstaan zodra laagfrequent geluid hoorbaar is. De waarden in de referentiecurve geven weer bij welke geluidniveaus volgens de NSG-richtlijn sprake is van hoorbaar laagfrequent geluid. Uit de uitgevoerde geluidmetingen, waarvan de resultaten in het door Stroop opgestelde akoestisch rapport van 6 april 2009 zijn beschreven, blijkt volgens het college dat voor een aantal frequenties de waarden uit de referentiecurve ruimschoots worden overschreden; dit geldt eveneens voor de waarden uit de Duitse norm. Volgens het college worden de overschrijdingen van de waarden uit de NSG-richtlijn en de Duitse norm niet alleen veroorzaakt door de Stadlertreinen, maar mede door het achtergrondniveau van het wegverkeer en door het geluidniveau van de overige passerende treinen, niet zijnde Stadler-treinen. Dit is voor het college aanleiding geweest om in zoverre niet de waarden uit de NSG-richtlijn, maar hogere waarden als grenswaarde voor laagfrequent geluid te hanteren. Uit de waarden uit de NSG-richtlijn en de Duitse norm, het achtergrondniveau van het wegverkeer en het geluidniveau van de overige passerende treinen heeft het college per tertsbandmiddenfrequentie het maatgevende niveau bepaald. Dit is steeds het hoogste van de vier genoemde geluidniveaus, te weten de waarde uit de NSG-curve voor de tertsbandmiddenfrequentie 20 Hz en het gemeten geluidniveau van de overige treinen voor alle overige frequenties. De grenswaarden in voorschrift komen overeen met de maatgevende niveaus voor de verschillende frequenties Uit de jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 13 december 2006 in zaak nr /1 volgt dat inmiddels een dusdanige verscheidenheid aan onderzoeksresultaten naar reproduceerbare relaties tussen dosis en effect van laagfrequent geluid voorhanden is, dat laagfrequent geluid kan worden aangemerkt als oorzaak van objectiveerbare hinder. Derhalve kunnen in beginsel aan een vergunning voorschriften ter voorkoming van hinder door laagfrequent geluid, waaronder grenswaarden, worden verbonden. Voor zover het betoog van ProRail zo moet worden begrepen dat zij aanvoert dat in het geheel geen grenswaarden voor laagfrequent geluid aan de vergunning hadden mogen worden verbonden, kan dit betoog dan ook niet slagen Ten aanzien van het door het college gekozen beschermingsniveau overweegt de Afdeling Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 17

18 het volgende. Uit het bestreden besluit leidt de Afdeling af dat het college ervan is uitgegaan dat onaanvaardbare hinder optreedt indien het geluidniveau van het laagfrequent geluid hoger is dan de maatgevende geluidniveaus, dat wil zeggen - behalve voor de tertsbandmiddenfrequentie 20 Hz - hoger is dan het achtergrondniveau veroorzaakt door de overige passerende treinen. Daarbij is het college er blijkens het bestreden besluit van uitgegaan dat de bestaande achtergrondniveaus van het wegverkeer en van de overige passerende treinen geen onaanvaardbare hinder veroorzaken, hetgeen volgens het college blijkt uit de afwezigheid van klachten van omwonenden. De Afdeling is van oordeel dat het college in het bestreden besluit zijn keuze om het hoogste achtergrondniveau als maatgevend niveau - en daarmee als basis voor de grenswaarden voor laagfrequent geluid - te hanteren, onvoldoende heeft gemotiveerd. In het bijzonder kan uit het bestreden besluit en het daaraan mede ten grondslag gelegde akoestisch rapport niet zonder meer worden afgeleid dat de door het college vastgestelde maatgevende niveaus ook voor stilstaande, stationair draaiende Stadler-treinen overeenkomen met het geluidniveau waarboven onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid ontstaat. Deze geluidbronnen zijn immers niet zonder meer vergelijkbaar met het wegverkeer of passerende treinen. Voorts heeft het college zijn stelling dat bij de bestaande achtergrondniveaus geen onaanvaardbare hinder wordt veroorzaakt, naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende met feitelijke gegevens onderbouwd. Het voorgaande brengt mee dat het college in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de grenswaarden in voorschrift nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beroepsgrond slaagt. Voorts leidt de Afdeling uit het deskundigenbericht af dat de gegevens van de gemeten bronnen niet zijn geregistreerd. Mede daardoor is onduidelijk op welke treinen de geluidmetingen van passerende treinen betrekking hebben. Ook overigens is in het akoestisch rapport geen onderscheid gemaakt tussen passerende treinen die wel en passerende treinen die niet tot de inrichting behoren. Derhalve kan niet worden vastgesteld of het geluid van deze passages aan de Tabel met uitspraken genoemd in presentatie Curves voor LFG een juridische blik 24 mei 2016 VVM Subsectie Laagfrequent Geluid 18

ECLI:NL:RVS:2010:BK9028

ECLI:NL:RVS:2010:BK9028 ECLI:NL:RVS:2010:BK9028 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-01-2010 Datum publicatie 13-01-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200900320/1/M1 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Curves voor laagfrequent geluid, een juridische blik. mr. Suzanne Eekhout

Curves voor laagfrequent geluid, een juridische blik. mr. Suzanne Eekhout Curves voor laagfrequent geluid, een juridische blik mr. VVM Subsectie Laagfrequent geluid 24 mei 2016 Curves voor laagfrequent geluid, een juridische blik Inleiding Opzet Algemeen Toetsingskader Vercammen-curve

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak 201403254/1/A4

Uitspraak 201403254/1/A4 1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE C

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE C ONDERWERP Laagfrequent geluid transformatorstation locatie Wijk aan Zee PROJECTNUMMER C05057.000084 DATUM 18 juni 2019 ONZE REFERENTIE 083924531 C VAN Erik Koppen Inleiding Voor het transformatorstation

Nadere informatie

Aanvraag om vergunning 1

Aanvraag om vergunning 1 Aanvraag om vergunning 1 ABRvS 15 januari 1998, nr. E03.96.0137 (Oudenbosch) Herhaalde aanvraag. Verweerder heeft terecht de aanvraag onder verwijzing naar het eerste besluit afgewezen nu de aanvrager

Nadere informatie

** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen] ** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen] Essentie uitspraak: De Afdeling stelt vast dat ten tijde van het bestreden besluit

Nadere informatie

Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Pondera Consult De heer P. Janssen Postbus AN Hengelo. S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1.

Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Pondera Consult De heer P. Janssen Postbus AN Hengelo. S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1. Welbergweg 49 Postbus 579 7550 AN Hengelo (Ov.) tel: 074-248 99 45 info@ponderaservices.nl www.ponderaservices.nl Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Datum: Onderwerp: S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1 7 maart

Nadere informatie

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. Essentie uitspraak: In de inrichting worden niet meer dan 10.000 kg aan gevaarlijke stoffen per opslagplaats opgeslagen zodat de inrichting aldus niet behoort tot de categorie van inrichtingen als bedoeld

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Door TenneT is gevraagd een beoordeling te geven van de optredende laagfrequente geluidniveaus en hieraan een duiding te geven.

Door TenneT is gevraagd een beoordeling te geven van de optredende laagfrequente geluidniveaus en hieraan een duiding te geven. Notitie betreft: Net op Zee Hollandse Kust; laagfrequente geluidniveaus datum: 17 juni 2019 referentie: GL/GL//F 21685-3-NO-003 van: ir. G.W. Lassche aan: TenneT 1 Inleiding Door Arcadis is een onderzoek

Nadere informatie

Notitie. Centrale Gelderland laagfrequent geluid. GvL/ EB/ / FF 4845-1-NO. d a t u m : 20 december 2013

Notitie. Centrale Gelderland laagfrequent geluid. GvL/ EB/ / FF 4845-1-NO. d a t u m : 20 december 2013 Notitie b e t r e f t : Centrale Gelderland laagfrequent geluid d a t u m : 20 december 2013 r e f e r e n t i e : GvL/ EB/ / FF 4845-1-NO 1 I n l e i d i n g In opdracht van GDF SUEZ Energie Nederland

Nadere informatie

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming Uitspraak 201403308/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 10 juni 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: het college van gedeputeerde staten van Limburg Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155 M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig uitspraak deze uitspraak Essentie uitspraak: Bevi niet van toepassing indien verandering geen nadelig gevolg heeft voor het plaatsgebonden risico. Via milieubeheervergunning kunnen, buiten het Bevo om,

Nadere informatie

Uitspraak /1/R1

Uitspraak /1/R1 Uitspraak 201601235/1/R1 Datum van uitspraak: woensdag 31 augustus 2016 Tegen: de raad van de gemeente Bergen Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2003:AN8825

ECLI:NL:RVS:2003:AN8825 ECLI:NL:RVS:2003:AN8825 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-11-2003 Datum publicatie 26-11-2003 Zaaknummer 200302880/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige Essentie uitspraak: Een bedrijfswoning moet een functionele binding hebben met het bedrijf. Dat moet in de milieuvergunning zijn geregeld. Het bestemmingsplan moet de functie bedrijfswoning vervolgens

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572 ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572 Instantie Datum uitspraak 13-07-2011 Datum publicatie 01-08-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-376 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:5945

ECLI:NL:RBGEL:2017:5945 ECLI:NL:RBGEL:2017:5945 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 17-11-2017 Datum publicatie 24-11-2017 Zaaknummer AWB - 15 _ 3926 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 18082015 Datum publicatie 19082015 Zaaknummer AWB 14 _ 7236 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Omgevingsrecht Bodemzaak

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

LAAGFREQUENT GELUID WINDPARK DE

LAAGFREQUENT GELUID WINDPARK DE LAAGFREQUENT GELUID WINDPARK DE VEENWIEKEN Datum 2 juli 2015 Van D.F. Oude Lansink, Pondera Consult Betreft Analyse Laagfrequent geluid windpark De Veenwieken Projectnummer 714068 M1 Inleiding In opdracht

Nadere informatie

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /1/R2 1 van 5 20-05-2015 15:54 Uitspraak 201406459/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 20 mei 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201406459/1/R2. Datum uitspraak: 20 mei 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder. Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Zittingsplaats Arnhem Bestuursrecht zaaknummer: AWB 14/6677 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 9 MAART 2015 in de zaak tussen i enge, eiser (geina"ái.eme: mr.r mg",

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Notitie Situatie Laagfrequent geluid Wetgeving

Notitie Situatie Laagfrequent geluid Wetgeving Notitie Datum: 27 februari 2017 Project: Windpark Koningspleij Uw kenmerk: - Locatie: Arnhem Ons kenmerk: V068465aa.00001.md Betreft: Beoordeling laagfrquent geluid Versie: 01_001 In opdracht van Outsmart

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-12-2012 Datum publicatie 19-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102748/1/R4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging

Nadere informatie

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water 47 zitting betoogd dat deze stukken aldus mede namens haar dochtermaatschappijen, meer in het bijzonder namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cycleon Netherlands B.V. (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 Instantie Datum uitspraak 05-10-2004 Datum publicatie 08-10-2004 Zaaknummer AWB 03/647 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2002:AE9003

ECLI:NL:RVS:2002:AE9003 ECLI:NL:RVS:2002:AE9003 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2002 Datum publicatie 21-10-2002 Zaaknummer 200102167/1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/136

Zaaknummer : 2013/136 Zaaknummer : 2013/136 Rechter[s] : mr. van der Spoel Datum : 28 november 2013 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Tilburg Trefwoorden : Afdoening buiten zitting, begeleiding, [instellings] collegegeld,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:283. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2013:283. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:RVS:2013:283 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201469/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103602/1/V3. Datum uitspraak: 11 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1925

ECLI:NL:RVS:2017:1925 ECLI:NL:RVS:2017:1925 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-07-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602656/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

200901384/1/M1. Datum uitspraak: 23 december 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak in het geding tussen:

200901384/1/M1. Datum uitspraak: 23 december 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak in het geding tussen: Essentie uitspraak: Bij de ambthalve wijziging van de voorschriften van het LPG-tankstation heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat getoetst moest worden of er op grond van het groepsrisico

Nadere informatie

1 van 6 7-11-2011 15:05 i nt deze ui t spr aak Uitspraken Pr ZAAKNUMMER 201008546/1/M1 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 2 november 2011 TEGEN het college van gedeputeerde staten van Gelderland PROCEDURESOORT

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201701470/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 7 maart 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Staphorst Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201204533/1/V1. Datum uitspraak: 19 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665 ECLI:NL:RVS:2011:BT6665 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-10-2011 Datum publicatie 05-10-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201009255/1/R1 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Essentie uitspraak: Zie omtrent dit besluit ook: Casus: Noot van de commissie:

Essentie uitspraak: Zie omtrent dit besluit ook: Casus: Noot van de commissie: deze uitspraak deze uitspraak Essentie uitspraak: Uitspraak in Hoofdzaak: Gezien het zwaarwegende belang van externe veiligheid, is het sluiten van het LPG-tankstation uit oogpunt van het plaatsgebonden

Nadere informatie

Beschikking Wet milieubeheer

Beschikking Wet milieubeheer Beschikking Wet milieubeheer Besluit van burgemeester en wethouders van Woensdrecht. Datum beschikking: 16-12-2008 Onderwerp aanvraag Op 3 juli 2008 is een aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783 ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-06-2011 Datum publicatie 01-06-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201101191/1/H2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 pagina 1 van 5 Uitspraak 201506029/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 14 september 2016 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BA7586

ECLI:NL:RVS:2007:BA7586 ECLI:NL:RVS:2007:BA7586 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 20-06-2007 Zaaknummer 200606594/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 21-10-2010 Datum publicatie 24-12-2010 Zaaknummer AWB 09/1378 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Knowledge Portal. M en R 2015/123

Knowledge Portal. M en R 2015/123 Knowledge Portal M en R 2015/123 Aflevering M en R 2015, afl. 8 Publicatiedatum 16-09-2015 Rolnummer 201311005/1/R4 Instantie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 juli 2015 (Van Diepenbeek,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant, LJN: BJ8902, Raad van State, 200900441/1/H3 Datum uitspraak: 30-09-2009 Datum publicatie: 30-09-2009 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 29

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

Groenewold Adviesbureau voor milieu & natuur Dossiernummer Behandeld door Lex Groenewold Datum 28 juni 2012

Groenewold Adviesbureau voor milieu & natuur Dossiernummer Behandeld door Lex Groenewold Datum 28 juni 2012 Memo geluidemissie Boeren Buiten Spelen bij Akoestisch onderzoek agrarisch bedrijf en minicamping G. van Westerneng Voorthuizen Van 16 maart 2010 versie Mrt.10-6 en op akoestisch onderzoek Van 22 november

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543 ECLI:NL:RVS:2017:695 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602860/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Appellante heeft, daartoe door de Afdeling in de gelegenheid gesteld, nog een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partij toegezonden.

Appellante heeft, daartoe door de Afdeling in de gelegenheid gesteld, nog een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partij toegezonden. LJN-nummer: AO2377 Zaaknr: 200206928/1 Bron: Raad van State 's-gravenhage Datum uitspraak: 28-01-2004 Datum publicatie: 28-01-2004 Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig Soort procedure: eerste

Nadere informatie

Bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening. Vastgesteld

Bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening. Vastgesteld Bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening Vastgesteld Vastgesteld, d.d. 28 juni 2018 bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening (vastgesteld) Inhoudsopgave Bijlagen bij de toelichting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543 ECLI:NL:RBGEL:2014:4543 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 22-07-2014 Datum publicatie 25-07-2014 Zaaknummer AWB-12_502 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art. Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1463

ECLI:NL:RVS:2014:1463 ECLI:NL:RVS:2014:1463 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-04-2014 Datum publicatie 23-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201308905/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-12-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902426/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261 ECLI:NL:RVS:2006:AW1261 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-04-2006 Datum publicatie 12-04-2006 Zaaknummer 200503239/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2016:3651 ECLI:NL:CRVB:2016:3651 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 10-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Uitspraak 200904084/1/R2 gevonden via '' d eze uitsp raa k il de ze uitsp ra ak Page 1 of 4 Uitspraken ZAAKNUMMER 200904084/1/R2 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 24 maart 2010 TEGEN het college van gedeputeerde

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2

Uitspraak /1/A2 Uitspraak 201802595/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3626 201802595/1/A2. Datum

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Essentie uitspraak: De jurisprudentie over het begrip "bijgebouw" in de zin van het Bro is niet bepalend voor de uitleg van het Bevi. Een berging valt op zichzelf niet onder de definitie van kwetsbaar

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:313 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-02-2017 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600609/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327 ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-08-2000 Datum publicatie 21-01-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie WW 98/559-DOP WW 98/916-DOP

Nadere informatie

Verweerder heeft op 20 september 1995 desverzocht nog een stuk in het geding gebracht.

Verweerder heeft op 20 september 1995 desverzocht nog een stuk in het geding gebracht. Zaaknummer: 1995/122 Rechter(s): mrs. Olivier, Nijenhof, Hingst Datum uitspraak: 15 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Katholieke Universiteit Nijmegen Trefwoorden: Motiveringsbeginselen,

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 Instantie Datum uitspraak 09-04-2002 Datum publicatie 17-04-2002 Zaaknummer AWB 00/25 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen

Nadere informatie

het college van bestuur van de Leidse Hogeschool, verweerder, gemachtigde: mw. mr C.F. Mewe, werkzaam bij de centrale diensten van de hogeschool

het college van bestuur van de Leidse Hogeschool, verweerder, gemachtigde: mw. mr C.F. Mewe, werkzaam bij de centrale diensten van de hogeschool Zaaknummer: 1994/103 Rechter(s): mrs. Loeb, Hingst, Olivier, Datum uitspraak: 8 december 1994 Partijen: Appellant tegen Leidse Hogeschool Trefwoorden: Auditor, terugwerkende kracht, eerbiedigende werking,

Nadere informatie

t:}stab 5.6 Gecumuleerde geluidsbelasting Ik merk het volgende op. In artikel 4.4 van het RMV 2006 is het volgende bepaald.

t:}stab 5.6 Gecumuleerde geluidsbelasting Ik merk het volgende op. In artikel 4.4 van het RMV 2006 is het volgende bepaald. Ik merk het volgende op. In artikel 4.4 van het RMV 2006 is het volgende bepaald. 1. Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau, vanwege een spoorweg, wordt rekening gehouden met de emissiegegevens

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2012 Datum publicatie 07-11-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201203945/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /2/R3

Uitspraak /2/R3 pagina 1 van 6 Uitspraak 201506107/2/R3 Datum van uitspraak: woensdag 16 augustus 2017 Tegen: de raad van de gemeente Dordrecht Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Zaaknummer: CBHO 2015/288 Datum uitspraak: 28 april 2016 Uitspraak in de zaak tussen: [naam], appellant, en het college van beroep voor de examens van de Universiteit

Nadere informatie

A td el i n g b est u n rsrec h rsp ra a k Pagina 1 van 1. Uw kenmerk. Onderwerp

A td el i n g b est u n rsrec h rsp ra a k Pagina 1 van 1. Uw kenmerk. Onderwerp Raad vanstate A td el i n g b est u n rsrec h rsp ra a k Pagina 1 van 1 2 8 JUN! 2018 Raad van de gemeente Woerden Postbus 45 3440 AA WOERDEN Oeh. Ambt. Ştreefdat.: Afschr.: ÏÒ&U B.V.O.: 18.012969 j RP

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-05-2006 Datum publicatie 10-05-2006 Zaaknummer 200505022/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie