Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang"

Transcriptie

1 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Een onderzoek naar kenmerken van kinderen en hun gezinnen, ontwikkelde interventies en het handelen van professionals S. Dijkstra W. Verhoeven

2 Kinderen die met hun moeder meekomen naar de vrouwenopvang, groeien op in kwetsbare gezinnen. Meestal is er niet alleen geweld thuis, maar zijn er ook schulden, verslavings-, opvoedings- of huisvestingsproblemen. Er is tot dusver weinig onderzoek verricht naar deze kinderen en de gezinnen waar ze uit komen. Eveneens is weinig studie gedaan naar het werken met kinderen en hun moeders in instellingen voor vrouwenopvang. In dit onderzoek leggen we een verbinding tussen de inzichten uit internationale wetenschappelijke studies en wat kinderwerkers doen en laten in vier Nederlandse instellingen voor vrouwenopvang. Kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang behoeven specifieke hulp. Kinderwerkers helpen de kinderen door aan te sluiten bij de mogelijkheden van de kinderen, ze te steunen in hun (sociaalemotionele) ontwikkeling, basale zorg te bieden en hun krachtbronnen te versterken. Een sterke moeder-kindrelatie is een van die krachtbronnen voor kinderen; evenals het kunnen rekenen op aandacht en steun van beschikbare en betrouwbare volwassenen. De kracht van het kinderwerk in de vier onderzochte instellingen ligt in het aansluiten bij de leefwereld van kinderen. Kinderwerkers bieden veel basale zorg op maat, zoals blijkt uit het onderzoek. Een verdere methodische onderbouwing van het kinderwerk, gebaseerd op kennis over buffers en bufferprocessen bij kinderen en hun ouders, het bieden van veiligheid en het werken vanuit een systeemgerichte lens, kan het werk met kinderen en moeders in de vrouwenopvang versterken. Dit onderzoek is van belang voor werkers in de vrouwenopvang, de jeugdzorg, het maatschappelijk werk en in de zorg voor mensen met beperkingen. Het richt zich op ketenpartners en professionals die zich bezighouden met de aanpak van huiselijk geweld. Daarnaast is deze onderzoekspublicatie te gebruiken door beleidsmakers en instellingen voor beroepsonderwijs.

3 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

4 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Een onderzoek naar kenmerken van kinderen en hun gezinnen, interventies en het handelen van professionals Wil Verhoeven en Sietske Dijkstra Avans Hogeschool, Lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld, Breda, 2010

5 Dit is een uitgave van Avans Hogeschool, Lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld in samenwerking met Valkenhorst. Deze publicatie is tot stand gekomen mede met subsidie van de provincie Noord-Brabant. Wil Verhoeven en Sietske Dijkstra/Avans Hogeschool, Lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld, 2010 ISBN NUR 740 Eindredactie: Margot Bouwens, Bouwens Tekst Omslagontwerp: Marjolijn Delver Tekeningen omslag en pagina 126: Destiny, Sarah, Lilly, Ruth, (Charlie & Yvonne) Productie en vormgeving binnenwerk: Trees Vulto dtp en Boekproductie Drukwerkverzorging: PrintSupport4U, Meppel Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, scan of welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. Avans Hogeschool, Hogeschoollaan 1, 4818 CR Breda, Contactpersoon: Anita Schreurs-van Dijk, ,

6 Inhoud 1 Achtergrond, onderzoeksvragen en doel Inleiding Achtergrond 10 Hulp aan kinderen in de vrouwenopvang anno Gehanteerde uitgangspunten bij onderzoek Probleemstelling, onderzoeksvragen en doel Definities en toelichting op gehanteerde begrippen Opbouw van het onderzoeksrapport 17 Noten 18 2 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording Inleiding Verantwoording van gehanteerde onderzoeksmethoden Onderzoeksafbakening Theoretische invalshoeken in de geselecteerde bronnen Verzameling en verwerking van onderzoeksgegevens 21 Literatuuronderzoek 22 Twee meta-analyses 22 Unieke, grootschalige onderzoeken 23 Kanttekeningen bij verzamelde onderzoeksliteratuur 23 Praktijkonderzoek 24 Noten 25

7 3 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang Inleiding Achtergrond en kenmerken van gezinnen in de vrouwenopvang 28 Gezinnen in de Deense vrouwenopvang 28 Noors onderzoek naar kinderen in opvanghuizen 31 Profiel van gezinnen in de Nederlandse vrouwenopvang 32 Andere onderzoeksbronnen Kinderen als getuige van partnergeweld 34 Diversiteit in de aard van de effecten op kinderen 38 Gevolgen in verschillende ontwikkelingsfasen van kinderen Aard van de problemen van kinderen in de vrouwenopvang 41 Grootschalig Amerikaans onderzoek 42 Profiel van kinderen in de Nederlandse vrouwenopvang en de maatschappelijke opvang 45 Andere onderzoeksbronnen Krachtbronnen en buffers voor kinderen in de vrouwenopvang 49 Buffers voor kinderen 49 Buffers voor ouders 50 Beschermende factoren voor kinderen Relatie tussen moeders en hun kinderen in de opvang 53 Noten 57 4 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders Inleiding Eerste opvang, veiligheid en onderdak Rechtstreekse interventies met kinderen 60 Diversiteit aan hulp Interventies met moeders 63 Aanpak in de Deense opvanghuizen Kinderwerkers in de vrouwenopvang Samenwerking met externe partners Samenvatting en conclusie 70 Noten 71

8 5 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang Inleiding Organisatie en positie van het kinderwerk Kinderwerk in verschillende fases van de opvang 77 Crisisopvang 77 Vervolgopvang 78 Nazorgfase Werkprincipes van het kinderwerk Aard van de activiteiten en interventies van het kinderwerk Samenwerking met ketenpartners 96 Geïndiceerde jeugdzorg 96 Werken in opdracht van jeugdbescherming Reflectie van kinderwerkers op aard van het werk en randvoorwaarden 98 Samenwerking met leefgroepwerk 100 Samenwerking met school 100 Stimuleren van contacten met vriendjes, vriendinnetjes en familie Samenvatting 101 Noten Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Inleiding Beantwoording van de onderzoeksvragen 104 Kwetsbare gezinnen met meervoudige problemen 104 Problemen van kinderen 104 Krachtbronnen van kinderen 105 Buffers voor moeders 106 Aard en typering van de interventies met kinderen en hun moeders ter versterking van hun krachtbronnen 107 Werkpraktijk met kinderen in de vrouwenopvang 108 Het handelen van kinderwerkers Discussie Aanbevelingen 112

9 Literatuur 115 Bijlagen Brief aan de directie van instellingen voor Vrouwenopvang Itemlijst voor groepsinterviews met kinderwerkers in de vrouwenopvang Overzicht instellingen en respondenten in groepsinterviews 125 Samenvatting 127 Over de auteurs 135

10 Hoofdstuk 1 Achtergrond, onderzoeksvragen en doel 1.1 Inleiding De achtergrond van problemen van kinderen in instellingen voor vrouwenopvang, evenals het werk dat binnen deze opvanginstellingen wordt verricht, vormt de kern van dit onderzoek. Naar deze specifieke groep kinderen is weinig onderzoek verricht en dat geldt nog sterker voor het werk dat met de kinderen in de opvanghuizen voor mishandelde vrouwen wordt verricht. Aan het onderzoek werkten kinderwerkers van vier instellingen voor vrouwenopvang mee. Zij waren bereid om ons een beeld te geven van hun werkpraktijk met kinderen in de vrouwenopvang. Tevens voerden we een literatuurstudie uit naar de kenmerken en probleemgebieden van kinderen in de vrouwenopvang en de gezinnen waar zij uit komen. 1 Met het kinderwerk in de vrouwenopvang bedoelen we de activiteiten en interventies die worden verricht met of met het oog op 2 de kinderen van moeders in de vrouwenopvang. De term kinderwerkers gebruiken we als verzamelnaam om professionals aan te duiden die kinderwerk uitvoeren. Dit onderzoek is uitgevoerd op initiatief van het lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld, dat op initiatief van het opvang- en begeleidingscentrum Valkenhorst tot stand kwam en verbonden is aan Avans hogeschool. Het lectoraat wil specifiek aandacht besteden aan de kinderen en het kinderwerk in de (Brabantse) instellingen voor vrouwenopvang en daarbij inzichten betrekken uit internationaal onderzoek op dit gebied (Dijkstra, 2008b; 22). Het lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld begeleidde onderzoeksprojecten van studenten, droeg bij aan het onderzoek naar kinderen in de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang (Brilleslijper-Kater e.a., 2009) en leverde in (2009) een bijdrage aan de studiedag over kinderen in de opvang in de vorm van een plenaire lezing en het verzorgen van twee workshops. 9 Achtergrond, onderzoeksvragen en doel

11 Een aantal personen was bereid om de concepten van het onderzoek te becommentariëren: Sonja Brilleslijper-Kater, Gerie van Manen, Froukelien van der Weg en Judith Haazen. We zijn ze hier zeer erkentelijk voor. In dit eerste hoofdstuk leest u de achtergrond van het onderzoek naar kinderen en het kinderwerk in de vrouwenopvang. Tevens worden de probleemstelling, onderzoeksvragen en doelstellingen beschreven en geven we een toelichting op de gebruikte kernbegrippen. Ingegaan wordt op de bij dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten. Het hoofdstuk besluit met een korte typering van de inhoud van de hoofdstukken van dit onderzoeksrapport. 1.2 Achtergrond 10 In de vs vertrekt jaarlijks bijna een miljoen kinderen met hun moeder naar een tijdelijke opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld (McDonald e.a., 2006). Dit is naar schatting tien tot dertig procent van de kinderen in de vs die jaarlijks getuige zijn van partnergeweld tussen hun ouders. 3 In Nederland zijn naar schatting minimaal tussen de en kinderen jaarlijks getuige 4 van huiselijk geweld (Nieuwenhuis, 2008). Slechts een klein deel van de kinderen die thuis te maken kreeg met partnergeweld komt terecht in een opvanghuis voor mishandelde moeders en hun kinderen. Dat gaat nog steeds om een aanzienlijk aantal vrouwen en kinderen. Volgens het ministerie van vws komen in Nederland jaarlijks ongeveer vrouwen bij de vrouwenopvang terecht. 81 Procent van deze vrouwen neemt haar kinderen mee (Wolf e.a., 2006). In 2007 ging het om 4317 geregistreerde kinderen (Federatie Opvang, 2007 in: Brilleslijper-Kater e.a., 2009). Deze cijfers zijn niet onomstreden, omdat er geen passend registratiesysteem is om de cliënten eenduidig in kaart te brengen en niet alle instellingen gebruikmaken van hetzelfde registratiesysteem. We maken in Nederland onderscheid tussen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Maatschappelijke opvang biedt tijdelijk onderdak, begeleiding, informatie en advies aan eenieder die, eventueel met kinderen, door problemen de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De vrouwenopvang biedt tijdelijk onderdak en begeleiding aan vrouwen en hun kinderen die, al dan niet gedwongen, de Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

12 thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld (Sijbrandij e.a., 2008). Dit onderzoek richt zich op kinderen die met hun moeder naar de vrouwenopvang komen en op het kinderwerk dat tijdens het verblijf in de vrouwenopvang wordt uitgevoerd. Hun moeders zochten hulp in de vrouwenopvang vanwege geweld in hun partnerrelatie of vanwege dreiging met geweld. Moeders die een beroep doen op de vrouwenopvang doen dat zelden na de eerste confrontatie met geweld door hun partner. Velen maakten al een langere historie van geweld 5 mee voordat ze met hun kind(eren) in de vrouwenopvang kwamen (Wolf e.a., 2006). De meeste kinderen die met hun moeder meekwamen naar de vrouwenopvang waren getuige van het geweld en een deel van hen, 30 tot 70 procent, is zelf ook mishandeld (Edleson, 1999; Lamers-Winkelman, 1999; Graham- Bermann & Hughes, 2003). Onderzoek (Edleson, 1999; Dijkstra, 2001b; Kitzmann e.a., 2003; Wolfe e.a., 2003; Holt e.a., 2008) wijst uit dat kinderen ernstige schade kunnen oplopen in hun ontwikkeling als gevolg van het getuige zijn van geweld tussen hun ouders en van het zelf mishandeld zijn. Deze schade is niet voor ieder kind gelijk. Ook het moeten ontvluchten van hun huis en vertrouwde leefomgeving is van grote invloed op kinderen. Hulp aan kinderen in de vrouwenopvang anno 2009 De meeste vrouwen nemen hun kinderen mee naar de vrouwenopvang, maar er zijn ook moeders die niet met (al) hun kinderen naar de vrouwenopvang komen. 6 In het regeringsstandpunt Beschermd en Weerbaar stelt het ministerie van vws (2007) dat geweld in afhankelijkheidsrelaties niet alleen het individuele slachtoffer treft, maar ook de directe omgeving. Vooral kinderen kunnen (grote) schade oplopen. Zeer recent verscheen een onderzoek naar kinderen in de maatschappelijke en vrouwenopvang in Nederland, waaruit blijkt dat medewerkers van de maatschappelijke en vrouwenopvang per kind gemiddeld elf risicofactoren voor kindermishandeling signaleren ( Brilleslijper-Kater e.a., 2009). Ondanks het feit dat in Nederland niet veel over kinderen in de vrouwenopvang is geschreven, bestaat binnen de vrouwenopvang al geruime tijd aandacht voor de zorg voor en hulp aan kinderen (Beer, 1981; Dijkstra, 2001a, 2006; Brilleslijper-Kater e.a., 2009). De Federatie Opvang heeft in haar Ver- 11 Achtergrond, onderzoeksvragen en doel

13 beterplan Vrouwenopvang (2008) de hulp aan kinderen binnen de opvang als een speerpunt benoemd. 7 In de meeste instellingen voor vrouwenopvang zijn kinderwerkers werkzaam; een aantal instellingen heeft gedragsdeskundigen aangesteld. Bij de vrouwenopvang bestaat al langer de wens om de kinderen, hun specifieke kenmerken en behoefte aan steun en zorg, in beeld te brengen. Tevens zoekt de vrouwenopvang naar verdieping in de wijze waarop men de opvang, de steun en het hulpaanbod voor kinderen kan verbeteren. Een aantal instellingen voor vrouwenopvang heeft kinderwerk. Vaak is dat een crèche voor baby s en peuters tot vier jaar en een hobbyruimte voor schoolkinderen van vier tot ongeveer twaalf jaar. Het aantal voorzieningen en de aard daarvan verschilt behoorlijk per instelling (Dijkstra, 2008b; 23). Zo bieden enkele instellingen voor vrouwenopvang waaronder Valkenhorst, De Bocht, Mutsaers en Fier Fryslân ook geïndiceerde jeugdzorg die door de provincies wordt gefinancierd zoals een behandelgroep voor kinderen van vier tot twaalf jaar; ambulante jeugdzorg; video-interactie begeleiding van moeder en kind; groepsaanbod voor kinderen, met parallelgroepen voor de niet-mishandelende ouders, zoals Let op de Kleintjes 8 en variaties daarop, zoals Ruzie Thuis. Er is dus sprake van een behoorlijke bandbreedte. 12 De sector van de vrouwenopvang onderkent zelf al jaren het belang van specifieke aandacht voor kinderen die met hun moeder naar de vrouwenopvang komen en anno 2009 is er landelijke ondersteuning voor deze notie. Toch verkeren kinderen ondanks de toenemende aandacht nog in de marge, zoals Dijkstra (2006) in haar studie naar de samenwerking van een vrouwenopvang met scholen constateert: Er is nog weinig zicht op de achtergronden van deze kinderen, op het vroegere geweld thuis en de sporen die dit achterliet op hun cognitieve, sociale en emotionele vermogens en ontwikkeling. Ook is er onvoldoende zicht op de doorwerking van de vroegere mishandeling en verwaarlozing op hun prestaties en gedrag op school. (Dijkstra, 2006; 49). Volgens Dijkstra (2006) is differentiatie nodig in de hulp aan kinderen die met hun moeders meekomen naar de opvang. Aandacht voor aspecten als leeftijd, geslacht, culturele achtergrond, en aard en ernst van het geweld, is daarbij wenselijk. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

14 1.3 Gehanteerde uitgangspunten bij onderzoek 1 Systeemlens In dit onderzoek staan de kinderen die met hun moeder naar de opvang komen op de voorgrond. We zien de kinderen echter niet los van de context van het gezin waar zij uit komen. In de hulpverlening aan de betrokkenen tijdens het verblijf in de vrouwenopvang speelt de onderlinge verbondenheid en interactie tussen de moeder, het kind en eventuele broertjes en zusjes een grote rol. Met deze benaderingswijze willen we een brug slaan tussen het kind en de moeder. Ook de vader, of geweldplegende vriend van de moeder maakt deel uit van het systeem. In de benaderingswijze van een kind zijn de overige gezinsleden op de achtergrond steeds in beeld (Dijkstra, 2008b; 15). 2 Spanning tussen de belangen van de moeder en hun kinderen Bekend is dat er spanning kan bestaan tussen de aandacht, zorg en steun die moeders voor zichzelf nodig hebben tijdens hun verblijf in de vrouwenopvang en de aandacht, zorg en steun die hun kinderen vragen. Hoewel ook bij gewoon ouderschap spanning kan bestaan tussen beider belangen, kan deze bij moeders en kinderen in de vrouwenopvang in versterkte mate een rol spelen, omdat moeders ook op hun ouderschap worden beoordeeld. Deze mogelijke spanning speelt ook bij de kinderwerkers die zowel met de kinderen als met hun moeders werken. Het denkraam en de referentiekaders van de kinderwerkers in hun werkpraktijk, worden vanuit diverse theoretische invalshoeken ingezet: de pedagogische bril, de bril van ouderbegeleider en die van de orthopedagoog. 3 Kwetsbare gezinnen Kinderen in de vrouwenopvang komen uit kwetsbare gezinnen met meervoudige problemen, waarvan de ervaringen met geweld één probleemgebied is (Dijkstra, 2008b; 14). Ze vormen een specifieke subgroep van de kinderen die getuige waren van partnergeweld Vergeten onderzoeksgroep Kinderen in de vrouwenopvang vormen vanuit onderzoeksperspectief een verwaarloosde en vergeten groep. Hoewel het een wereldwijd probleem betreft en vanaf de jaren zeventig in veel landen opvanghuizen zijn Achtergrond, onderzoeksvragen en doel

15 opgericht voor mishandelde vrouwen en hun kinderen, zijn kinderen als specifieke groep amper onderzocht en is de werkwijze van het kinderwerk in opvanghuizen nauwelijks beschreven of onderzocht. De ontbrekende financiering voor hulp aan kinderen in een aantal opvanghuizen 9 heeft aan dit vergeten bijgedragen. Kinderen werden niet als zelfstandige cliënten gezien. 5 Kinderwerkers als pioniers Kinderwerkers in de vrouwenopvang zijn in feite pioniers met een beperkt zicht, maar tegelijkertijd ook met een schat aan werkervaring. In de opvangsector wordt niet veel kennis uitgewisseld over de werkpraktijk met kinderen, het eerste congres daarover vond plaats in oktober De opgedane werkervaring bestaat veelal uit werkendeweg ontwikkelde inzichten die werkers in de praktijk toepassen, ook wel aangeduid met tacit knowing (Dijkstra e.a., 2010). Vaak zijn werkers zich niet bewust van de specifieke kennis en vaardigheden die ze ontwikkelden. Ze beschouwen deze als vanzelfsprekend. In veel instelling voor vrouwenopvang is geen uitgewerkte visie op het kinderwerk beschreven. Niet duidelijk is dan vanuit welke visie en met welke doelen kinderwerkers met kinderen en hun moeders werken. 1.4 Probleemstelling, onderzoeksvragen en doel 14 De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Wat zijn achtergrondkenmerken van kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang en hoe geven kinderwerkers invulling aan het werken met kinderen en hun moeders tijdens hun verblijf in de opvang? Welke voorbeelden van kinderwerk, ontwikkeld binnen enkele instellingen voor vrouwenopvang, sluiten aan op probleemgebieden en krachtbronnen van kinderen en hun moeders? Deelvragen Wat zijn de achtergronden en de (gezins)kenmerken van de kinderen? Met welke problemen kampen de kinderen en over welke krachtbronnen beschikken ze? Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

16 Hoe zijn de interventies voor kinderen (en hun moeders) te typeren en (hoe) versterken ze de krachtbronnen van kinderen (en hun moeders)? Wat doen en laten de kinderwerkers in het werken met kinderen, hoe verantwoorden ze dat en (hoe) reflecteren ze daarop? Welke interventies en activiteiten van het kinderwerk sluiten aan op probleemgebieden of krachtbronnen van kinderen? Bovenvermelde onderzoeksvragen beantwoorden we langs twee wegen. Ge ko zen is voor een literatuurverkenning naar kinderen en het werken met kinderen in de opvang voor mishandelde vrouwen in Nederlandse en Engelstalige bronnen. Daarnaast is gekozen voor praktijkonderzoek. We interviewden daarvoor in groepsverband de kinderwerkers van vier instellingen voor vrouwenopvang. Het praktijkonderzoek biedt inzicht in de werkpraktijk van de kinderwerkers en werpt een licht op goede praktijken en verbeterpunten in de benadering en aanpak van kinderen die in de vrouwenopvang verblijven. Onderzoeksdoelen Met dit onderzoek beogen we inzicht te krijgen in de kenmerken en achtergronden van kinderen die met hun moeder meekomen naar de vrouwenopvang. Ook willen we de werkwijze onderzoeken van professionals die in de vrouwenopvang met en voor kinderen werken: wat hebben zij vanuit hun praktijkervaring ontwikkeld, hoe werken ze met en voor kinderen en hoe begeleiden ze moeders in de zorg voor hun kind(eren) tijdens het verblijf in de vrouwenopvang? Deze (goede) werkpraktijk willen we benoemen en zichtbaar maken. We beogen daarmee een scherper zicht te krijgen op alternatieve, ontbrekende of nieuwe interventies voor kinderen en hun gezin tijdens hun verblijf in de vrouwenopvang. Ten slotte willen we nagaan of en op welke wijze het kinderwerk een rol kan spelen bij het versterken van de krachtbronnen van kinderen Definities en toelichting op gehanteerde begrippen In deze paragraaf lichten we de definities van de kernbegrippen kort toe. Achtergrond, onderzoeksvragen en doel

17 Huiselijk geweld en partnergeweld De definitie van huiselijk geweld is heel breed. Het gaat hier om geweld dat door iemand uit de huiselijke kring is gepleegd. Onder geweld verstaan we: aantasting van de persoonlijke integriteit. We onderscheiden geestelijke en lichamelijke mishandeling en seksueel geweld. Met huiselijke kring doelen we op de kring van (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden (Van Dijk e.a., 1997). Buren, autoriteitsfiguren, een verzorgende en dergelijke vallen buiten deze omschrijving. Huiselijk geweld is een verzamelnaam voor diverse verschijningsvormen van geweld in de privésfeer: kindermishandeling, partnergeweld, oudermishandeling, ouderenmishandeling en vormen van eergerelateerd geweld. Dijkstra (2008a) pleit voor het specifiek benoemen van de aard en vormen van geweld, niet alleen om spraakverwarring te voorkomen, maar ook om verdieping en ontwikkeling van de aanpak van diverse geweldsvormen te realiseren. Dit onderzoek spitst zich toe op kinderen als getuige van partnergeweld. Onder partner verstaan we in dit onderzoek de (stief)vader van de kinderen die getuige waren van het geweld, het kan ook gaan om de (nieuwe) vriend van de moeder. 16 Vrouwenopvang Met de vrouwenopvang doelen we op instellingen en voorzieningen die zich expliciet richten op de opvang van mishandelde vrouwen (Wolf e.a., 2006, p. 15). Vrouwen die met hun kinderen hulp zoeken bij een instelling voor vrouwenopvang bevinden zich in een crisissituatie en/of kampen met psychosociale en relationele problemen als gevolg van lichamelijk, geestelijk en/of seksueel geweld. Bijna alle vrouwen die een beroep doen op de vrouwenopvang zijn fysiek en/of psychisch mishandeld door hun (ex-)partner of een familielid, en/of seksueel misbruikt (Wolf e.a., 2006; Lilholt Behrens, 2002). Het merendeel van de vrouwen neemt haar kinderen mee naar de vrouwenopvang. Voor deze instellingen zijn ook de kinderen focus van zorg. Niet elke instelling voor vrouwenopvang beschikt echter over basisvoorzieningen voor kinderen, zoals een crèche, buitenschoolse opvang, een spelkamer en psychoeducatieve programma s over het omgaan met het geweld. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

18 Kinderen als getuige Kinderen kunnen getuige zijn van geweld in het gezin. Inmiddels wordt in Nederland het getuige zijn van geweld tussen de ouders doorgaans beschouwd als een vorm van psychische kindermishandeling en verwaarlozing. Uit onderzoek blijkt dat getuige zijn van geweld tussen ouders schadelijke gevolgen heeft voor kinderen en de (ernst van de) schadelijke gevolgen vergelijkbaar zijn met die van kinderen die zelf mishandeld zijn (Dijkstra, 2001b). Bovendien blijkt uit onderzoek dat partnergeweld vaak gepaard gaat met vormen van kindermishandeling (Dijkstra, 2007b; Graham-Bermann & Hughes, 2003; Hartley, 2007). In de Engelstalige onderzoeksliteratuur over huiselijk geweld of geweld in het gezin is het getuige (eyewitness) zijn van geweld inmiddels vervangen door het bredere blootgesteld (exposure) zijn aan het geweld. Reden hiervoor is dat kinderen niet altijd het geweld direct zien gebeuren, maar er desondanks toch getuige van kunnen zijn doordat zij in een aangrenzende ruimte het geweld en de uitwerking daarvan horen. Bovendien kunnen ze concrete gevolgen van het geweld zien, zoals angst en paniek bij hun moeder, verwondingen, vernielingen in huis, en getuige zijn van de opname van hun moeder in een ziekenhuis (Holt e.a., 2008; 800). Good practice Onder good practice verstaan we voorbeelden van een goede werkpraktijk, die gestoeld zijn op of een link hebben met wetenschappelijk onderzoek en aansluiten bij het oplossen van problemen of het versterken van krachtbronnen van kinderen in de vrouwenopvang. 1.6 Opbouw van het onderzoeksrapport In dit eerste hoofdstuk beschreven we de achtergrond, de probleemstelling en de onderzoeksvragen, doelen en uitgangspunten en werkten we kernbegrippen uit. Het tweede hoofdstuk gaat in op de onderzoeksopzet en -verantwoording en de gehanteerde werkwijze bij literatuur- en praktijkonderzoek dat is uitgevoerd onder kinderwerkers. In hoofdstuk drie is de onderzoeksliteratuur over (gezins)achtergronden, probleemgebieden en krachtbronnen van kinderen in de vrouwenopvang uitgewerkt. 17 Achtergrond, onderzoeksvragen en doel

19 Het vierde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksliteratuur over activiteiten met kinderen en interventies ter ondersteuning en behandeling van kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang. Hoofdstuk vijf geeft de resultaten weer van het praktijkonderzoek bestaande uit interviews met professionals in het kinderwerk in de vrouwenopvang. Hoofdstuk zes blikt terug door de resultaten uit de voorgaande hoofdstukken te verbinden met de beantwoording van de onderzoeksvragen. Daarnaast bevat het hoofdstuk conclusies, een discussieparagraaf en aanbevelingen. 18 Noten 1 In het vervolg hanteren we hiervoor kortheidshalve de omschrijving kinderen en hun gezinnen. 2 Bijvoorbeeld met de moeders werken, door ouderbegeleiding of door opvoedingsondersteuning. 3 Zouden we deze schatting omrekenen naar aantal kinderen in Nederland dan komen we uit op ongeveer kinderen die met hun moeder naar een tijdelijke opvang gaan. 4 In dit onderzoek is gebruik gemaakt van politieregistraties, waarbij aangegeven is dat waarschijnlijk sprake is van een onderrapportage. 5 Zowel in de crisisopvang als in de vervolgopvang hebben vrouwen gemiddeld ruim vijf jaar een relatie waarin geweld is gebruikt. Ongeveer 90 procent van de vrouwen gaf aan dat het geweld in de loop der tijd erger is geworden (Wolf, e.a., 2006; 43). 6 Soms zijn kinderen uit huis geplaatst, verblijven ze in jeugdzorg of verblijven bij familie. Vooral oudere kinderen gaan niet altijd mee naar de opvang. Volgens het onderzoek van Wolf e.a. (2006; 39-40) onder 218 vrouwen uit de vrouwenopvang is de gemiddelde leeftijd van kinderen die wel meekomen lager dan de gemiddelde leeftijd van alle kinderen die de moeders hebben toen ze naar de vrouwenopvang kwamen. 7 Volgens het Verbeterplan Vrouwenopvang staat de hulpverlening aan kinderen in de vrouwenopvang momenteel nog in de kinderschoenen (Federatie Opvang, 2008). 8 Het aanbod is beschreven in een handleiding door A. de Ruiter (1999). 9 In diverse opvanghuizen worden de kinderen wel meegerekend in de financiering van de bezetting van de opvang. 10 Bij de presentatie van het onderzoeksrapport naar profiel, gezondheid, welzijn en begeleiding van kinderen in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang (Brilleslijper-Kater e.a., 2009). Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

20 Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording 2.1 Inleiding In dit tweede hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden beschreven die bij de literatuurstudie en het praktijkonderzoek zijn gehanteerd en is de afbakening van het onderzoek aangegeven. Het bevat een verantwoording van de gemaakte keuzes en van de wijze van verzamelen, selecteren en analyseren van data uit onderzoeksliteratuur en het praktijkonderzoek. 2.2 Verantwoording van gehanteerde onderzoeksmethoden De geformuleerde probleemstelling en onderzoeksvragen leidden tot de keuze voor een literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek. Dit onderzoek naar kinderen en kinderwerk beantwoordt aan de kenmerken van praktijkonderzoek volgens het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (Stichting Innovatie Alliantie, 2009), waarin de kenmerken van praktijkgericht onderzoek aan hogescholen zijn beschreven. Zowel wetenschappelijk onderzoek als praktijkgericht onderzoek maakt gebruik van dezelfde wetenschappelijk verantwoorde methoden, waarbij het onderzoek: geworteld is in de beroepspraktijk: de vraagstelling wordt ingegeven door de professionele praktijk en de kennis, inzichten en producten dragen bij aan het oplossen van de problemen in de beroepspraktijk en/of de ontwikkeling van deze beroepspraktijk; praktijkgestuurd is en zich daarbij ook richt op strategische vragen en de langere termijn; wordt vormgegeven binnen een scala van organisatorische verbanden, waaronder lectoraten; methodologisch verantwoord is en daarnaast sterk gebonden aan de toepassingscontext; 19 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording

21 een sterke verbinding kent met de andere activiteiten van het hoger beroepsonderwijs, zoals de onderzoeksprojecten en afstudeeropdrachten van studenten; plaatsvindt binnen (duurzame) netwerken met externe partijen; gevarieerd is en afgestemd op wat adequaat is in sectoren van de beroepspraktijk. Het lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld aan de Avans hogeschool kiest in haar onderzoek de invalshoek van professionals en hun handelen, wanneer zij te maken hebben met kindermishandeling en/of partnergeweld (Dijkstra, 2008b). Aangezien het werken met kinderen in de vrouwenopvang nog nauwelijks is beschreven, was de veronderstelling dat door middel van groepsinterviews met kinderwerkers van de vrouwenopvang deze werkpraktijk met kinderen in kaart gebracht kan worden. 2.3 Onderzoeksafbakening 20 Zoals aangegeven benaderen we kinderen en het kinderwerk in de vrouwenopvang vanuit een systeemlens. Ook de vaders van de kinderen maken uiteraard deel uit van het gezinssysteem, maar we kiezen ervoor om interventies met de vaders in dit onderzoek buiten beschouwing te laten en voorrang te geven aan een beschrijving van interventies met kinderen en met kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang. Hierbij gaan we uit van de aanname dat de vader de (ex-)partner is van moeder en de geweldpleger van moeder. In de werkpraktijk van de vier onderzochte instellingen voor vrouwenopvang is het betrekken van en werken met vaders door het kinderwerk nog amper ontwikkeld en uitgewerkt. De gedachtevorming hierover staat nog in de kinderschoenen. We vonden dan ook geen uitwerking van interventies met vaders. 1 De vrouwenopvang biedt ook opvang en begeleiding aan tienermoeders, maar deze doelgroep laten we als specifieke groep minderjarigen in dit onderzoek buiten beschouwing, we hebben de tienermoeders wel meegenomen in het onderzoek in hun positie als moeders. 2 Ook de groep jonge vrouwen die als gevolg van misbruik en uitbuiting door loverboys een beroep op de vrouwenopvang doet en vrouwen met eergerelateerde problematiek, vallen buiten de onderzoeksgroep. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

22 2.4 Theoretische invalshoeken in de geselecteerde bronnen Ter beschrijving en verklaring van de effecten bij kinderen die getuige zijn van partnergeweld tussen hun ouders, is in de meeste onderzoeksliteratuur gebruikgemaakt van een drietal theoretische perspectieven met bijbehorende verklaringsmodellen. Dijkstra (2001; 9-11) onderscheidde de sociale leertheorie, de gehechtheidtheorie en de traumatheorie. De meeste onderzoeksliteratuur over kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders, hanteert een combinatie van genoemde theoretische invalshoeken ter verklaring van de diverse effecten en problemen die deze kinderen ondervinden. Bovendien legt veel onderzoeksliteratuur een relatie met ontwikkelfasen van kinderen. Hun lichamelijke, motorische, psychosociale en cognitieve ontwikkeling doorlopen ze volgens een aantal fasen, daarbij geholpen door een omgeving die is afgestemd op de in de diverse fasen vereiste steun en verzorging. De ontwikkelingstheoretische literatuur beschrijft de opeenvolgende fasen en het ontwikkel- en leerbelang van de verschillende fasen voor het kind. In het kinderwerk is nog een aantal andere theoretische invalshoeken te onderscheiden. Deze invalshoeken hangen onder meer samen met de diversiteit in opleidingsachtergronden en expertise van kinderwerkers en met de diverse benaderingswijzen van het werken met kinderen in de vrouwenopvang. Zo onderscheiden we de pedagogische invalshoek die het werken met kinderen vanuit een opvoedkundige invalshoek benadert; de orthopedagogische bril, waarbij problemen van kinderen en mogelijke stagnaties in hun ontwikkeling centraal staan; en de invalshoek van ouderschapsbegeleiding. Deze laatste is gericht op het ondersteunen en versterken van ouders in hun ouderpositie. Daarnaast bestaat de invalshoek vanuit traumadeskundigheid, waarbij mogelijke psychische traumatisering bij kinderen (en hun moeders) centraal staat Verzameling en verwerking van onderzoeksgegevens Voor dit onderzoek naar kinderen in de vrouwenopvang is een literatuuronderzoek uitgevoerd op basis van merendeels Engelstalige bronnen en een aantal onderzoekspublicaties in Nederland. Tevens is een kleinschalig toegepast praktijkonderzoek uitgevoerd naar de aanpak door professionals die met Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording

23 kinderen in de vrouwenopvang werken. De gehanteerde werkwijze van beide onderzoeken lichten we hieronder nader toe. Literatuuronderzoek Voor het literatuuronderzoek voerden we gericht onderzoek uit op basis van een aantal Engelstalige en Nederlandstalige kernwoorden, te weten: children, shelters, family violence, domestic violence, intervention en kinderen, opvang, huiselijk geweld, interventie, seksueel geweld, mishandeling. De combinatie van deze kernwoorden leverde in Picarta negen Engelstalige artikelen en boekverwijzingen op en vier Nederlandstalige artikelen. De geselecteerde artikelen zijn opgezocht via databanken die bij Avans Hogeschool beschikbaar zijn. 3 Wiley Interscience leverde twee verwijzingen op, Springerlink één verwijzing. Een deel hiervan bleek niet van toepassing op ons onderzoeksthema. De geselecteerde artikelen zijn behalve op inhoud ook nagezocht op interessante literatuurverwijzingen. Dit leverde in totaal dertien resultaten op, waarvan slechts vijf bruikbaar bleken. Aan de hand van een sneeuwbalmethode (referenties van stukken) is handmatig naar verdere documenten en artikelen gezocht op kernwoorden als interventies, achtergrondkenmerken, opvang voor mishandelde vrouwen en kinderen als getuige van partnergeweld. We hanteerden criteria als: grootschalig onderzoek, uniek onderzoek en meta-analyses, die onderzoeksmethodologisch sterk zijn en zijn gebaseerd op kritische analyse van onderzoek (reviews) of statistische analyse van effecten op basis van meerdere onderzoeken (meta-analyses). 22 Twee meta-analyses Voor het onderzoek maakten we gebruik van de resultaten van twee metaanalyses naar de gevolgen voor kinderen van het getuige zijn van partnergeweld uitgevoerd in respectievelijk de vs en Canada (Kitzmann e.a., 2003; Wolfe e.a., 2003). Het toepassen van een meta-analyse over meerdere studies geeft de mogelijkheid om aan de hand van kwantitatieve toetsing onderzoeksgegevens uit empirische studies met elkaar in verband te brengen en een cijfermatige schatting te maken van de grootte van een effect dat naar voren is gekomen en daarmee van een te beoordelen resultaat. Aangezien de analyse is gebaseerd op meerdere studies geeft dat een krachtiger onderbouwing van de onderzoeksbevindingen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

24 Unieke, grootschalige onderzoeken In 2002 verscheen in opdracht van een organisatie die kennis verspreidt voor sociaal werk, in Denemarken een uniek onderzoek over 5230 kinderen die verbleven in Deense opvanghuizen voor mishandelde vrouwen (Lilholt Behrens, 2002). Ook in Noorwegen verscheen recent een landelijk onderzoek naar de kinderen in de Noorse vrouwenopvanghuizen (Øverlien e.a., 2009). Daarnaast gebruikten we een grootschalig onderzoek uit de vs naar maar liefst kinderen die tussen 1990 en 1995 samen met hun verzorgende ouder een beroep deden op een instelling voor slachtoffers van huiselijk geweld (Lundy & Grossman, 2005). Recent verscheen belangwekkend Nederlands onderzoek naar kinderen in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, dat het profiel van 187 kinderen, hun gezondheid, welzijn en de begeleiding in de opvang, in kaart bracht (Brilleslijper-Kater e.a., 2009). Kanttekeningen bij verzamelde onderzoeksliteratuur Bij de verzamelde onderzoeksliteratuur plaatsen we een aantal methodologische kanttekeningen, namelijk: Er is sprake van een relatief korte periode van onderzoek naar kinderen die getuigen zijn van partnergeweld, dus de ontwikkeling van onderzoek op dit gebied is nog volop gaande. Een beperkt aantal onderzoeken richt zich specifiek op kinderen in de vrouwenopvang, een veel groter aantal op de brede groep kinderen die getuige was van partnergeweld tussen hun ouders. De geldende normen en waarden over opvoeding van kinderen, ouderschap en toepassen van geweld in thuissituaties, zijn de afgelopen decennia sterk veranderd. In onderzoeksliteratuur zijn ook de onderliggende visies nog in ontwikkeling. Kernbegrippen in de onderzoeksliteratuur zijn niet eenduidig. We kozen zelf voor partnergeweld en kinderen als getuige van partnergeweld tussen hun ouders, en doelen daarmee op kinderen die getuige waren van geweld door hun (stief)vader tegen hun moeder. Ervaring met geweld is geen homogeen en eendimensionaal fenomeen voor kinderen in de vrouwenopvang. Het maakt het ingewikkeld om precies te duiden welke gevolgen toe te schrijven zijn aan het getuige zijn van partnergeweld en welke gevolgen aan andere leefomstandigheden of ervaringen van kinderen. (Holt e.a., 2008). 23 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording

25 Veel studies maakten gebruik van een brede populatie om de percepties en ervaringen van kinderen te onderzoeken, terwijl de doelgroep kinderen in de vrouwenopvang een specifieke subgroep vormt (Levendosky e.a., 2001). 24 Praktijkonderzoek Het praktijkonderzoek is uitgevoerd in vier instellingen voor vrouwenopvang. Binnen de vrouwenopvang is met een deel van de professionals gesproken die als kinderwerker werkzaam zijn. We hebben geen kinderen gesproken, noch hun moeders. De onderzoeksbevindingen zijn vanwege het beperkte aantal betrokken instellingen niet representatief voor het kinderwerk in de Nederlandse vrouwenopvang, maar geven een beeld van de werkpraktijk met kinderen en hun moeders. Voor het praktijkonderzoek zijn de vier Brabantse instellingen voor vrouwenopvang en een instelling in Utrecht per brief benaderd door het lectoraat (zie bijlage 1). Eén Brabantse instelling is niet ingegaan op het verzoek deel te nemen aan het onderzoek, de overige instellingen reageerden positief. Vervolgens zijn telefonisch afspraken gemaakt over groepsinterviews die zijn afgenomen op de locaties van de opvang, te weten: Valkenhorst, De Bocht, Stichting Hoek en Vieja. In totaal namen we zes groepsinterviews af met in totaal vijftien kinderwerkers. In Valkenhorst is sprake van twee verschillende teams van kinderwerkers met een verschillend aanbod voor kinderen, namelijk een kindergroep met jeugdzorgaanbod voor kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar op basis van jeugdzorgindicatie en een baby- en peutergroep voor kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar. Bij twee van de vier opvanginstellingen was een werker van de afdeling van crisisopvang betrokken bij het groepsinterview. Bij Vieja was dat een kinderwerker, bij de crisisopvang van De Bocht was het een maatschappelijk werker, omdat De Bocht geen aparte functie voor kinderwerk heeft in de crisisopvang. De groepsinterviews betroffen semigestructureerde interviews, waarin gebruikgemaakt werd van een onderwerpenlijst (zie bijlage 2) waarmee vooral de werkpraktijk van kinderwerkers in beeld is gebracht. Door het groepsgewijs afnemen van het interview konden kinderwerkers direct reageren op elkaars inbreng en elkaar aanvullen of andere gezichtspunten aangeven. Deze wijze leidde tot verdieping van verzamelde onderzoeksdata. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

26 De groepsinterviews zijn verbatim uitgeschreven om ze te analyseren. Dat gebeurde aan de hand van kernthema s die van de onderzoeksvragen waren afgeleid. De uitwerking van de conclusies en de aanbevelingen zijn zowel gebaseerd op de bevindingen van het literatuuronderzoek als van de praktijkinterviews over kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang. Noten 1 Wel bestaat het aanbod begeleide terugkeer van de vrouwenopvang, waarin mannen worden aangesproken in hun hoedanigheid als partner. In dit aanbod wordt toegewerkt naar herstel van de relatie zonder gebruik van geweld. 2 Uiteraard zijn ook hun kinderen meegenomen in het onderzoek. 3 De beschikbare databanken: Academic Search Complete; Cochrane, ScienceDirect, Springer Link, Wiley Interscience en Sage Journals. 25 Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording

27

28 Hoofdstuk 3 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de onderzochte literatuur over achtergronden en kenmerken van kinderen die meekomen naar opvanghuizen voor mishandelde vrouwen centraal. Gebruik is gemaakt van een grootschalig onderzoek naar kinderen die met hun moeder tijdelijk verbleven in Deens opvanghuizen voor mishandelde vrouwen (Lilholt Behrens, 2002). Omdat dit unieke onderzoek helaas alleen in het Deens 1 verscheen en we weinig vergelijkbaar onderzoek ondervonden, is de samenvatting via het lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld vertaald. Daarnaast is grootschalig onderzoek gebruikt naar kinderen die met hun moeder meekwamen naar instellingen voor slachtoffers van huiselijk geweld in de staat Illinois in de vs (Lundy & Grossman, 2005) en we beschrijven de bevindingen uit onderzoeksliteratuur over gezinsachtergronden in de Nederlandse opvang (Wolf e.a., 2006 en 2007). Tevens is gebruikgemaakt van het recent verschenen unieke, Nederlands onderzoek naar kinderen in de vrouwenopvang en de maatschappelijke opvang (Brilleslijper-Kater e.a., 2009). We gaan daarbij in op de problemen die volgens onderzoek naar voren komen bij kinderen in de vrouwenopvang. Aangezien er weinig internationale onderzoeksliteratuur specifiek over deze groep kinderen is gepubliceerd, zijn ook onderzoeken over de brede groep kinderen die getuige waren van partnergeweld, geraadpleegd. Daarvoor maakten we gebruik van twee metastudies naar de gevolgen voor kinderen die getuige zijn geweest van partnergeweld. Deze brengen we in verband met de onderzoeksliteratuur over kinderen in de vrouwenopvang om zo zicht te krijgen op de ernst en aard van hun problemen. Eveneens is nagegaan of en zo ja welke mogelijke krachtbronnen volgens onderzoeksliteratuur kunnen bijdragen aan het bufferen van kinderen tegen geweld en andere risicovolle omstandigheden. Bovendien is 27 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

29 gekeken naar mogelijke factoren die als buffer kunnen dienen voor moeders in hun rol als ouder. Het hoofdstuk besluit met een samenvatting van de verzamelde informatie. 3.2 Achtergrond en kenmerken van gezinnen in de vrouwenopvang 28 Gezinnen in de Deense vrouwenopvang Lilholt Behrens (2002) voerde een grootschalig onderzoek uit naar de hele populatie kinderen die tijdelijk met hun moeders verbleven in 34 Deense instellingen voor vrouwenopvang in de periode van medio 1997 tot eind Gedurende deze onderzoeksperiode kwamen in totaal kinderen met hun moeder terecht bij de opvanghuizen. 97 Procent van de vrouwen in de Deense opvang was mishandeld en tweederde van de kinderen (66 procent) had dit geweld tegen hun moeder gehoord. De helft van de kinderen (49 procent), zowel hele jonge kinderen als tieners, was getuige van vaak zwaar en agressief geweld tegen hun moeder. Daarnaast was een kwart van de kinderen (25 procent) zelf slachtoffer van geweld. 63 Procent van de kinderen in de Deense opvang was jonger dan zeven jaar, 29 procent was tussen de zeven en twaalf jaar en acht procent tussen de 13 en 17 jaar. In totaal waren zeven jongeren (0,1 procent) ouder dan 18 jaar. Het aantal meisjes was iets hoger dan het aantal jongens. Dit werd toegeschreven aan de maximum leeftijd voor jongens die sommige opvangcentra hanteerden, maar ook bleek dat sommige tienerjongens zich in de opvang met hoofdzakelijk vrouwen niet op hun gemak voelden. Zij verbleven tijdelijk elders. Ongeveer de helft van de kinderen (49 procent) was voor het eerst in een opvanghuis, maar meer dan een op de vier kinderen (28 procent) had al meerdere verblijven achter de rug. Kinderen die behoorden tot de groep van drie- tot zesjarigen bleken verhoudingsgewijs het vaakst met hun moeder in de opvang opgenomen. De lengte van het verblijf van de kinderen in de opvang wisselde sterk. Sommigen gingen dezelfde dag weer naar huis, terwijl anderen gedurende een periode tussen een maand en een jaar in de opvang bleven. 3 Bijna tweederde (65 procent) verliet het opvanghuis binnen een maand; de gemiddelde verblijfsduur was 35,5 dagen. Deense kinderen bleven gemiddeld 31 dagen in de opvang, terwijl het verblijf van moeders met kinderen van etnische minderheden gemiddeld 42 dagen duurde. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

30 Na het verblijf in het opvanghuis vertrok een op de vier kinderen (24 procent) samen met hun moeder naar een nieuwe woning, een op de vijf (21 procent) ging samen met de moeder terug naar de geweldpleger, terwijl 16 procent terugging naar de eigen woning, nadat de pleger deze had verlaten. Een bijna even grote groep (14 procent) trok na het verblijf in het opvanghuis in bij familie of vrienden. Twee procent van de kinderen vertrok na het verblijf in het opvanghuis naar een behandelingsinstelling. Een kwart van de kinderen (24 procent) die terugkeerden naar de geweldpleger kwam volgens het opvangcentrum in een zodanig belastende thuissituatie terecht dat zij niet terug hadden moeten gaan. Verder bleek dat kinderen en moeders die behandeling nodig hadden relatief langer in de opvanghuizen verbleven, gemiddeld 52 dagen. Van de kinderen onder de zes jaar verbleef de helft (54 procent) dag en nacht in het opvanghuis. Een derde van de kinderen (33 procent) vanaf zeven jaar moest vanwege vertrek naar de opvang, stoppen op school, maar bijna de helft (43 procent) van hen ging tijdens het verblijf naar een nieuwe school. De kinderen die korte tijd in het opvanghuis verbleven, keerden vaker naar de gewelddadige persoon terug, terwijl kinderen die samen met hun moeder naar een nieuwe woning verhuisden meestal een lang verblijf in het opvangcentrum achter de rug hadden. De meeste kinderen die met hun moeder meekwamen naar de opvang komen uit gezinnen die op diverse terreinen kwetsbaarder zijn als het gaat om kansen, werk, opleiding en inkomen. Bij binnenkomst in de opvang had 71 procent van de gezinnen al contact met de hulpverlening, waarvan in 77 procent vanwege economische problemen in het gezin. In 28 procent van de gevallen had de hulpverlening te maken met het kind. Het merendeel van de vrouwen in de Deense opvangcentra was werkeloos en laag opgeleid. Deens onderzoek 4 onder gewelddadige mannen wiens vrouwen naar een opvangcentrum vluchten, toonde eenzelfde beeld: veel werkloosheid, veel laag opgeleiden en een hoog aantal alcohol- en/of drugsverslaafden. Volgens de Lilholt Behrens (2002) is veelvuldig gebruik of misbruik van verslavende middelen ontegenzeglijk van invloed op de levensomstandigheden van kinderen. Onduidelijk blijft of dit mede aanleiding of mede gevolg was van het geweld in het gezin. 29 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

31 Lilholt Behrens (2002) concludeert in haar onderzoek dat de meeste door geweld getroffen gezinnen die gebruikmaken van de opvangcentra, op wezenlijke punten afwijken van de totale populatie van door geweld getroffen gezinnen, en dat zij een bijzonder kwetsbare en sociaal vaak gemarginaliseerde groep vormen. Ze stelt dan ook dat vanuit een sociaal perspectief er reden is tot zorg over de kinderen binnen deze groep en dat door het gebrek aan zichtbaarheid en het taboe op het geweld in gezinnen, voor deze kinderen te weinig aan preventie wordt gedaan. Ze stelt ook vast dat de steun aan kinderen en hun gezinnen niet voldoende is: De meeste kinderen uit gezinnen die door geweld worden getroffen, ervaren als gevolg van het geweld niet automatisch een slechte kwaliteit van leven als volwassene. De resultaten van het onderzoek onthullen echter zulke ernstige gevolgen voor de kinderen in opvangcentra dat er reden is om de aanpak op maatschappelijk niveau te intensiveren en te verbeteren. (uit de vertaalde samenvatting van Lilholt Behrens, 2002; 12). 30 Aard en ernst van geweld tegen moeders en kinderen Zoals we al aangaven was 97 procent van de vrouwen in de opvang mishandeld. Het betrof vaak zwaar en agressief geweld. Een kwart van de kinderen was zelf fysiek mishandeld, maar er was verschil in ernstgradaties van het toegepaste geweld. Elf procent van hen had te maken met ernstig fysiek geweld, acht procent met bedreiging met een wapen of een ander voorwerp en twee procent kreeg te maken met seksueel misbruik. Over het algemeen hadden kinderen van alle leeftijden te maken met verschillende vormen van geweld, met uitzondering van enkele kinderen jonger dan een jaar. Ongeacht de vorm van het geweld was het meestal de biologische vader van de kinderen, gevolgd door de partner van moeder die het geweld tegen de kinderen had gepleegd. Ook moeders bleken volgens het onderzoek een aandeel te hebben in de mishandeling of verwaarlozing van hun kinderen. De meeste kinderen die zelf slachtoffer waren van geweld, werden daaraan langdurig blootgesteld. Een op de drie was gedurende meerdere jaren slachtoffer van geweld en een op de drie zelfs gedurende hun hele leven. Juist vanwege het chronische karakter van geweld in gezinnen concludeerde Lilholt Behrens (2002) dat kinderen uit gewelddadige gezinnen zich in de gevarenzone bevinden als het gaat om het ontwikkelen van posttraumatische stressreacties. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

32 Volgens de pedagogen van de Deense opvanghuizen was bij meer dan een op de drie kinderen dringend hulp vereist om verdere belasting van het kind te voorkomen en had nog eens bijna een op de drie kinderen zodanige problemen dat behandeling vereist was. De opvang meldde 33 procent van de kinderen aan bij hulpverleningsinstanties voor hulp vanwege verwaarlozing of omdat moeder met het kind terugkeerde naar de geweldpleger. Uit het Deense onderzoek bleek dat hulpverleningsinstanties niet altijd op de melding van de opvang reageerden. Naarmate kinderen meerdere of vele verblijven in de opvang hadden meegemaakt, werd duidelijk dat sprake was van herhaaldelijk gebruik van geweld in de thuissituatie evenals passieve of actieve verwaarlozing. Noors onderzoek naar kinderen in opvanghuizen In Noorwegen is een landelijk onderzoek uitgevoerd naar kinderen in vijftig Noorse opvanghuizen 5 voor mishandelde vrouwen (Øverlien e.a., 2009). Het bestaat uit een kwantitatief onderzoek dat de kinderen en volwassenen in de opvang in kaart brengt en onderzoek, gebaseerd op interviews met 22 kinderen en jongeren van vier tot zeventien jaar, afkomstig van zeven opvanghuizen. Uit het kwantitatieve onderzoek bleek dat in 2007 in totaal kinderen met hun moeders meekwamen naar een opvanghuis. Een aantal van hen verbleef in datzelfde jaar meerdere malen in een opvanghuis, het totaal aantal verblijven voor de kinderen bedroeg 2.956, gemiddeld meer dan twee verblijven per kind. Een belangrijke conclusie van de onderzoekers is dat de status van de kinderen in de opvanghuizen voor mishandelde vrouwen onduidelijk is. Het gaat vooral over de vraag in hoeverre de kinderen in de opvanghuizen gezien moeten worden als cliënten of als meegekomen kinderen. De rol en verantwoordelijkheden van de opvanghuizen zouden helder moeten zijn. Als ook de kinderen als cliënt worden gezien, dan zou het aanbod in de opvanghuizen aan moeten sluiten op de hulp die de kinderen nodig hebben en dit zou betekenen dat grondige bijstellingen nodig zijn in zowel de werkmethodes als de manier van denken in de opvanghuizen. Een andere optie is dat de opvanghuizen met name bestemd zijn voor de vrouwen, die hun eventuele kinderen mee kunnen nemen. Deze laatste interpretatie komt volgens de onderzoekers 31 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

33 vooral naar voren in verscheidene documenten die door de opvanghuizen aan de onderzoekers zijn gepresenteerd. Voor kinderen in het opvanghuis is volgens de onderzoekers de kwaliteit van de samenwerking tussen het opvanghuis en andere instellingen van vitaal belang. Ze pleiten voor een betere samenwerking tussen de opvanghuizen en andere instellingen, waarbij de verantwoordelijkheid voor betere samenwerking niet alleen bij de opvanghuizen ligt. Instellingen zoals de kinderbescherming en jeugdpsychiatrie zouden volgens de onderzoekers meer beschikbaar kunnen zijn voor samenwerking met de opvanghuizen, of zelf het initiatief nemen om de samenwerking te verbeteren. 32 Profiel van gezinnen in de Nederlandse vrouwenopvang In 2006 verscheen het eerste systematisch onderzoek naar het profiel van vrouwen in de Nederlandse vrouwenopvang en aan de daar aan hen geboden hulp (Wolf e.a., 2006). In dit onderzoek onder 218 vrouwen bleek dat 73 procent van hen was mishandeld door hun mannelijke partner, 16 procent door hun mannelijke ex-partner en 18 procent door ouders en schoonfamilie. Uit de gegevens over heropnames van deze onderzoekspopulatie blijkt 31 procent van de vrouwen opnieuw te zijn mishandeld door de (ex-)partner (Wolf e.a., 2007). Het geweld tegen vrouwen door hun partner begon gemiddeld na drieënhalf jaar. De relaties duurden gemiddeld negen jaar. Voordat vrouwen de stap naar de vrouwenopvang zetten, was dus vaak sprake van een lange periode van mishandeling. De vrouwen hadden te maken met geestelijk en verbaal geweld. In 80 procent van de gevallen hadden de vrouwen ook ervaringen met fysiek geweld door hun partner. 90 Procent van de vrouwen gaf aan dat het geweld in de loop der jaren intensiever was geworden. In verreweg de meeste van de aanmeldingen ging dus chronische mishandeling vooraf aan opname in de vrouwenopvang. Uit het profiel van de vrouwen en hun partners in de Nederlandse vrouwenopvang, zoals geschetst in het onderzoek van Wolf e.a. (2006), blijkt dat bijna de helft van de vrouwen en de helft van de (ex-)partners zeer laag is opgeleid en ruim driekwart van de vrouwen geen werk heeft, evenals bijna de helft van hun (ex-)partners. De meerderheid heeft schulden. Volgens de vrouwen kampt 80 procent van hun (ex-)partners met psychische problemen en speelt bij hen verslaving aan drugs (30 tot 40 procent) en alcohol (51 procent) een grote rol, evenals andere problemen (62 procent). Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

34 Omdat er vaak geen plaats is, zijn veel vrouwen genoodzaakt opvang buiten de regio te zoeken (Wolf e.a., 2006), soms gebeurt dat uit veiligheidsoverwegingen. Vrouwen en hun kinderen zijn dan afgesloten van familie, vrienden en hun sociale netwerken. Concluderend kunnen we stellen dat kinderen in de vrouwenopvang een selecte groep vormen van de kinderen die ervaring hebben met geweld in de thuissituatie. Vaak komen ze uit de meest kwetsbare gezinnen. Het merendeel van de kinderen in de opvang is getuige is van het geweld tegen hun moeder. Hun moeders hadden te maken met ernstig en chronisch geweld. Gezien het chronische karakter van het geweld tegen vrouwen in de opvang is de kans groot dat kinderen er getuige van zijn. Andere onderzoeksbronnen In hun literatuurreview naar de invloed van blootstelling aan geweld in het gezin op kinderen, tonen Holt, Buckley en Whelan (2008) de relatie aan tussen de veiligheid van het kind, de gezinsstructuur en de sociaaleconomische omstandigheden van gezinnen. Zo kwam uit een longitudinaal onderzoek dat was gebaseerd op een steekproef van 184 gezinnen met een laag inkomen en hoog risico voor mishandeling, naar voren dat een lage sociaaleconomische status in verband kon worden gebracht met een hoger risico op huiselijk geweld en kindermishandeling (Cox, Kotch & Everson s, 2003, in Holt e.a., 2008; 804). Wanneer door de partner geweld wordt gepleegd tegen de moeder heeft dat grote impact op alle gezinsleden. Wanneer behalve partnergeweld en kindermishandeling bovendien bij de ouders sprake is van drugsmisbruik, problemen met de geestelijke gezondheid, werkloosheid, dakloosheid, sociaal isolement en betrokkenheid bij criminaliteit, kunnen deze verschillende stressoren zich opstapelen in het leven van jeugdigen. Hoewel huiselijk geweld voorkomt in alle lagen van het economische spectrum, wijst de literatuur uit dat arme gezinnen er waarschijnlijk meer door worden beïnvloed (Buckner, Bearslee & Bassuk, 2004; Kruttschnitt e.a., 2002, in Holt e.a., 2008; 803). Wel moet in aanmerking worden genomen dat deze gezinnen vaak al gebruik maken van meerdere vormen van hulp, waardoor het geweld in deze gezinnen eerder kan worden geconstateerd. 33 De mogelijke nadelige gevolgen voor gezinnen kunnen na vertrek uit het opvanghuis nog worden versterkt. Zo geven Wolfe e.a. (2003; 184) in hun Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

35 meta-analyse aan dat verscheidene reviews de aandacht hebben gevestigd op de uitdagingen die mishandelde vrouwen en hun kinderen tegemoet zien door aan hun plegers te ontsnappen. Want ook al zijn ze weggegaan bij de geweldpleger, veel vrouwen en kinderen ondervinden vervolgens de ellende van herhaalde scheidingen, voortzetting van het geweld tijdens de bezoekregeling en verlengde strijd in verband met het gezag over de kinderen voor de rechtbank. Om deze gevolgen te onderzoeken zijn volgens de onderzoekers studies vanuit meerdere invalshoeken vereist, waarbij gebruikgemaakt wordt van gegevenssteekproeven die groot genoeg zijn om alle variabelen te betrekken met inbegrip van veranderingen in de verschillende ontwikkelingsfasen van het kind. 3.3 Kinderen als getuige van partnergeweld 34 Het onderzoeksgebied naar kinderen die in hun thuissituatie zijn blootgesteld aan of getuige zijn van partnergeweld tussen hun ouders/verzorgers is betrekkelijk nieuw (Graham-Bermann & Hughes, 2003) vergeleken met de onderzoekstraditie naar kindermishandeling en andere vormen van geweld, al bestaat de onderzoeksliteratuur over kindermishandeling ook pas vier decennia. Zeker in Nederland verscheen onderzoek naar kinderen die getuige zijn van partnergeweld pas heel recent. Een eerste 6 vanuit de Nederlandse overheid geïnitieerde publicatie met een verkenning van onderzoeksliteratuur over deze kinderen verscheen in 2001 (Dijkstra, 2001b). Dat is opmerkelijk, want al jaren kwamen kinderen met hun moeders naar Fiomhuizen en Blijf-van-mijn-lijfhuizen, tegenwoordig aangeduid als instellingen voor vrouwenopvang of korter: de vrouwenopvang. Deze paragraaf beschrijft de uit onderzoeksliteratuur verzamelde kenmerken van kinderen die opgroeiden in thuissituaties waarin sprake was van geweld tussen de ouders. De literatuur is deels gebaseerd op een tweetal gevonden meta-analyses over de gevolgen voor kinderen als zij getuige zijn van partnergeweld (Kitzmann e.a., 2003; Wolfe e.a., 2003). Het toepassen van een metastudie in sociaal onderzoek geeft de mogelijkheid om aan de hand van kwantitatieve toetsing onderzoeksgegevens met elkaar in verband te brengen. Het levert een cijfermatige schatting op van de grootte van een effect dat uit empirische studies naar voren komt. Aangezien een meta studie is gebaseerd op meerdere studies, geeft dat een krachtiger onderbouwing van Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

36 de onderzoeksbevindingen. Daarnaast is het mogelijk om de invloed van moderator -variabelen in kaart te brengen. Zo kan bijvoorbeeld de invloed van leeftijd of van opleidingsniveau op een gevonden effect bekeken worden. Kitzmann, Gaylord, Holt & Kenny (2003), onderzoekers verbonden aan de universiteit van Memphis, vs, voerden een meta-analyse uit over 118 studies naar de omvang van psychosociale problemen van kinderen die getuige waren van partnergeweld tussen hun ouders. 7 De onderzoekers maakten onderscheid tussen verscheidene vormen van geweld waar kinderen thuis aan waren blootgesteld. Zij onderscheidden vijf subgroepen, waarbij ze kinderen als getuige van partnergeweld vergeleken met kinderen die niet getuige waren, kinderen die werden blootgesteld aan verbale agressie tussen partners, fysiek mishandelde kinderen, mishandelde kinderen die eveneens getuige waren van partnergeweld en correlatieve studies. In deze studies werden verbanden bestudeerd tussen onder meer gender, leeftijd, de relatie tussen deze variabelen en de aard van de gevolgen. Daarnaast vergeleken de onderzoekers de effecten op kinderen die getuige waren van fysiek partnergeweld met de effecten op kinderen die getuige zijn geweest van andersoortige conflicten tussen hun ouders. 8 Ze maakten daarbij gebruik van twee andere metastudies. Kinderen die getuige waren van fysieke vormen van partnergeweld ondervonden beduidend ernstiger gevolgen dan kinderen die getuige waren van andere vormen van conflicterende stijlen tussen partners, zoals intens ruziemaken, elkaar tegenwerken, zich terugtrekken en vermijden. Ongeveer 63 procent van de kinderen die getuige waren van partnergeweld ondervond meer problemen dan een gemiddeld kind dat niet blootgesteld was aan partnergeweld. Dit betekent ook dat 37 procent van de kinderen die getuige waren van geweld soortgelijk gedrag liet zien als kinderen die geen getuige waren van geweld. Daarmee lieten zij zien dat sprake is van een grote bandbreedte qua gevolgen. De onderzoekers toonden een significant verband aan tussen het vóórkomen van nadelige gevolgen bij kinderen die getuige waren van partnergeweld, die blootgesteld waren aan partnergeweld en kinderen die fysiek waren mishandeld, of beide. Kinderen van deze drie groepen vertoonden een vergelijkbare mate van problemen. Zij vonden geen verschil in effectgrootte van psychologische gevolgen tussen kinderen die getuige waren van partnergeweld, zelf mishandeld 35 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

37 werden of beide. Ze pleiten ervoor in toekomstig onderzoek onderscheid te maken tussen de lichte en matige vormen en de ernstigere vormen van partnergeweld. Jarvis en collega s (2005; 390) merken daarover op dat Kitzmann e.a. (2003) geen aandacht schonken aan verschillen tussen groepen voor wat betreft traumatische stresssymptomen. Kinderen die zowel getuige waren van partnergeweld als zelf mishandeld werden, lieten volgens deze onderzoekers meer externaliserend probleemgedrag zien. In Canada voerden Wolfe, Crooks, Lee, McIntyre-Smith en Jaffe (2003) een meta-analyse uit naar de effecten bij kinderen die zijn blootgesteld aan huiselijk geweld. Zij baseerden hun analyse op 41 geselecteerde studies. 9 Uit hun meta-analyse kwam naar voren dat kinderen als getuige van huiselijk geweld meer (emotionele en gedrags)problemen ervaren dan hun niet aan partnergeweld blootgestelde leeftijdgenoten: 35 tot 65 procent van de kinderen vertoont meer problemen dan andere kinderen. Kinderen die aanvullend op blootstelling aan huiselijk geweld ook zelf mishandeld waren, vertoonden iets meer problemen dan de kinderen die alleen waren blootgesteld aan huiselijk geweld, deze bevinding in de analyse is echter gebaseerd op een beperkt aantal (vier) studies. 36 De onderzoekers plaatsten ook kritische kanttekeningen. Vanuit de ontwikkelingstheorie namen zij aan dat factoren als ontwikkelingsfase, gender en type van gevolgen belangrijke en bepalende factoren waren voor het ontwikkelen van problemen bij kinderen. In hun onderzoek vonden ze hiervoor echter geen ondersteuning in statistische analyses, wat ze vooral toeschreven aan het gebrek aan stabiliteit in de dataset waarop het onderzoek was gebaseerd. Zo geven de onderzoekers aan dat sprake is van ongelijkheid in de onderzoeksgroepen: kinderen die wonen in een opvanghuis versus klinisch geïndiceerde kinderen en kinderen in de gemeenschap. Dit leidde in de statistische analyses tot een brede reeks van gevolgen bij deze kinderen, een brede variatie in gemeten gevolgen en het ontbreken van een contextueel gevoelige benadering, waarmee een grotere variabiliteit over studies werd verkregen dan gevonden werd tussen gender of ontwikkelingsstadia. Met andere woorden, de methodologische variabiliteit en andere niet-gespecificeerde factoren veroorzaakten in feite grotere verschillen in effectgrootte dan de geselecteerde moderatoren van leeftijd, gender en type van gevolgen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

38 Wolfe e.a. (2003) concludeerden dat de huidige staat van de onderzoeksliteratuur over kinderen die zijn blootgesteld aan huiselijk geweld weliswaar een stevig fundament biedt, maar dat het doorontwikkeld moet worden met complexere onderzoekshypothesen en -analyses. Volgens hen is in vergelijking met de literatuur over andere vormen van kindermishandeling de staat van de onderzoeksliteratuur over kinderen als getuige van huiselijk geweld minder ontwikkeld. 10 Volgens de onderzoekers verschilt de ervaring van blootstelling aan geweld van veel andere enkelvoudige traumatische gebeurtenissen en onderzoek ernaar vereist complexe, multivariate modellen die de interactie tussen trauma en ontwikkeling onderzoekt. Ze concluderen dan ook dat vragen blijven bestaan over de langetermijngevolgen in volwassen relaties die niet zichtbaar kunnen worden gemaakt met traditionele meetinstrumenten. Als voorbeeld daarvan benoemen ze de kennis van kinderen en hun houding over geweld in relaties, en hun besef van persoonlijke verantwoordelijkheid voor geweld in huis. Om langetermijneffecten aan te kunnen geven, dient volgens de onderzoekers (Wolfe e.a., 2003) gebruik te worden gemaakt van longitudinale gegevens. Gezien de verscheidenheid binnen de populatie van kinderen die aan huiselijk geweld werden blootgesteld, zijn grote steekproeven vereist om het volledige beeld te vangen. Bovendien is dringend behoefte aan onderzoek naar een bredere reeks van gevolgen. Wolfe e.a. (2003) hadden aanvankelijk de bedoeling om gevolgen voor opleiding en cognitieve gevolgen bij kinderen in hun meta-analyse mee te nemen, maar ze vonden niet genoeg studies om die ambitie te realiseren. Wolfe, e.a. (2003; 185) plaatsen tevens kritische kanttekeningen bij de onderzoeksbenaderingen die gericht zijn op het aantonen van de prevalentie en mate van klinische, duidelijke problemen bij kinderen. Zij bepleiten een meer ontwikkelingsgerichte onderzoeksfocus op de interactie van risicovolle en beschermende factoren die de impact van blootstelling aan huiselijk geweld matigen. 37 Concluderend kunnen we stellen dat er nog weinig methodologisch robuuste studies zijn verricht naar de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van problemen bij kinderen die getuigen zijn van partnergeweld. Hier is een aantal verklaringen voor te geven: de nog jonge onderzoekstraditie naar kinderen Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

39 als getuige van partnergeweld (onderzoek naar deze kinderen is nog volop in ontwikkeling); de verscheidenheid aan gehanteerde onderzoeksdoelgroepen en de diversiteit en veelheid van factoren die een rol spelen, waardoor het getuige zijn van partnergeweld onderzoeksmethodologisch moeilijk los te koppelen is van andere factoren die ook van invloed kunnen zijn. Het onderzoeken van het effect van blootstelling aan geweld is bij kinderen complex, omdat een reeks van factoren in de omgeving van het kind, de familie en de individuele kenmerken van betrokkenen mede van invloed zijn op een kind. 38 Diversiteit in de aard van de effecten op kinderen Zoals we al aangaven is er sprake van diversiteit in de geconstateerde effecten op kinderen die in hun thuissituatie werden blootgesteld aan partnergeweld. In hun literatuurreview concluderen Holt, Buckley en Whelan (2008), verbonden aan de Universiteit van Dublin, Ierland, dat kinderen en adolescenten in een thuissituatie met geweld een verhoogd risico lopen op emotionele, fysieke en seksuele mishandeling, op de ontwikkeling van emotionele en gedrags problemen en van een verhoogd risico op het meemaken van andere tegenslagen in hun leven (Holt e.a., 2008). Volgens hen is huiselijk geweld een belangrijke indicator voor (het risico op) direct fysiek geweld en/of seksueel misbruik van kinderen, ongeacht de gehanteerde methodologie of onderzoeksgroep. Zoals we aangaven fluctueren de schattingen naar de overlap tussen kinderen die getuigen zijn van geweld en zelf fysiek mishandeld zijn studies en lopen uiteen van 30 tot 70 procent. De onderzoekers concluderen verder dat kinderen reageren op ervaringen met huiselijk geweld met een scala aan reacties op de korte termijn waaronder: gedragsproblemen, sociaalemotionele problemen en symptomen van trauma. Naar de gevolgen op de langere termijn is nog weinig onderzoek verricht, omdat het longitudinaal onderzoek vereist. Onderzoeksbevindingen duiden wel op een verhoogd risico op problemen op de lange termijn bij kinderen die getuige zijn geweest van partnergeweld. Volgens een aantal onderzoekers reageren jongens en meisjes (in algemene zin) verschillend op het getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Jongens zouden vaker externaliserend probleemgedrag zoals vijandigheid en agressie vertonen, terwijl meisjes vaker internaliserende problemen laten zien, zoals depressie en somatische klachten (Buckner e.a., 2004; Edleson, 1999; Martin, 2002 in: Holt, 2008). Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

40 Gevolgen in verschillende ontwikkelingsfasen van kinderen Osofsky (2005) stelt dat kinderen ongeacht hun leeftijd worden beïnvloed door geweld in de thuissituatie. Volgens haar gaan veel mensen er onterecht van uit dat heel jonge kinderen te jong zijn om te weten of te herinneren wat er is gebeurd. Zelfs in de vroegste fasen van de ontwikkeling van zuigelingen en peuters is een duidelijk verband gevonden tussen blootstelling aan geweld en emotionele en gedragsproblemen van kinderen. Zuigelingen en peuters die getuige waren van geweld lieten verhoogde prikkelbaarheid en niet bij hun leeftijd passend gedrag zien evenals slaapstoornissen, emotioneel leed, angst om alleen gelaten te worden en achteruitgang in zindelijkheid en taalgebruik. Levendosky e.a. (2002) verrichtten onderzoek onder 62 jonge kinderen van drie tot vijf jaar oud die getuige waren van huiselijk geweld of opgroeiden in gezinnen met geweld. Deze kinderen vertoonden symptomen van posttraumatische stress, waren meer gestrest en bleken erg kwetsbaar te zijn voor herhaald trauma. Schoolgaande kinderen hebben vaak verhoogde angst- en slaapstoornissen als gevolg van blootstelling aan geweld (Osofsky, 2005). Omdat herinneringen aan het geweld zich herhaaldelijk opdringen, hebben ze moeite om hun aandacht op iets te richten of vast te houden, en zich te concentreren. Volgens Osofsky begrijpen kinderen op deze leeftijd meer over de intentie van het geweld en houden ze zich meer bezig met wat ze hadden kunnen doen om het te voorkomen of te stoppen dan de jongere kinderen. In extreme situaties kunnen schoolkinderen symptomen vertonen die vergelijkbaar zijn met posttraumatische stress bij volwassenen. Ook uit de psychiatrie werden belangrijke inzichten verkregen over de gevolgen van traumatische ervaringen voor kinderen en hun ontwikkeling. Kinderpsychiater en neurowetenschapper Bruce Perry (Perry & Scalavitz, 2007) verrichtte onderzoek naar de gevolgen van trauma op het functioneren van de hersenen van kinderen. Kinderen kunnen ernstige schade oplopen in hun ontwikkeling als gevolg van het getuige zijn van geweld tussen hun ouders en als gevolg van het zelf mishandeld zijn. Perry toont aan dat de leeftijd van een kind van grote invloed is: hoe jonger een kind, des te priller het kind qua ontwikkeling is en des te moeilijker het voor hem/haar is om de ervaringen 39 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

41 met geweld te begrijpen en te verwerken, en des te ernstiger kan de schade zijn die door traumatische ervaringen kan worden veroorzaakt. De invloed van stress en onveiligheid heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling van het brein bij jonge kinderen en voortdurende onveiligheid kan leiden tot verstoring in de hersenfuncties en -ontwikkeling (Perry & Scalavitz, 2007). De hersenen ontwikkelen zich namelijk en leggen ontelbare neurale verbindingen aan door interactie met anderen en door ervaringen die een kind opdoet. Niet alle ervaringen hebben echter dezelfde impact op het brein. Perry en Scalavitz (2007) toonden aan dat het brein van jonge kinderen het meest kwetsbaar is voor de destructieve invloed van dreiging, verwaarlozing en trauma, omdat de grootste fysieke groei van de hersenen en het ontwikkelen van neurale netwerken voor het vierde levensjaar plaatsvinden. In deze fase wordt een belangrijke basis gelegd voor de sociale en emotionele ontwikkeling van een kind en verstoring in de ontwikkeling op jonge leeftijd maakt dat veel minder neurale netwerken worden aangemaakt, wat gevolgen heeft op alle levensgebieden. Van belang voor een gezonde ontwikkeling is dat de hersenen op basis van ervaringen neurale netwerken ontwikkelen die verantwoordelijk zijn voor alle emotionele, gedragsmatige, sociale en lichamelijke functies. Voor het sociaal en cognitief functioneren is dit van levensbelang. In hun onderzoek constateerden Perry en Scalavitz (2007) verder dat wanneer bepaalde hersengebieden niet gestimuleerd worden deze zich niet of onvolledig zullen ontwikkelen. Maar de hersenen van kinderen zijn nog plastisch waardoor het mogelijk is dat door het opdoen van nieuwe ervaringen en herhaalde (positieve) ervaringen in een vast patroon, de hersenen zich kunnen ontwikkelen. 40 Aanvullend op het trauma dat jonge kinderen als gevolg van het geweld hebben ervaren, is van belang er rekening mee te houden dat ouders of verzorgers vanwege de eigen traumatische ervaringen met geweld verlamd, bang en depressief zijn (Osofsky, 2005). Voor jonge kinderen is het bijzonder moeilijk wanneer ze niet kunnen rekenen op het vertrouwen en de veiligheid van hun verzorgers. Als gevolg daarvan kunnen kinderen van alle leeftijden teruggetrokken en ongestructureerd gedrag vertonen. Zowel schoolgaande als voorschoolse kinderen die aan geweld werden blootgesteld, zullen zich Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

42 waarschijnlijk minder vrij voelen om te onderzoeken en te spelen, wat ze voor hun ontwikkeling juist nodig hebben. 3.4 Aard van de problemen van kinderen in de vrouwenopvang In het voorgaande is de onderzoeksliteratuur over de brede doelgroep van kinderen die getuige zijn van partnergeweld besproken, waarbij kinderen in de vrouwenopvang een specifieke subgroep vormen. Zoals aangegeven zijn de moeders die met hun kinderen een beroep doen op opvanghuizen voor mishandelde vrouwen afkomstig uit de meest kwetsbare gezinnen. In deze paragraaf zoomen we in op de in onderzoek geconstateerde problemen van kinderen in de vrouwenopvang. De aard en ernst van problemen bij kinderen in opvanginstellingen voor mishandelde vrouwen zijn uitgewerkt op basis van een grootschalig onderzoek in de vs. Eveneens is het recent verschenen onderzoek naar het profiel van kinderen in de Nederlandse maatschappelijke opvang en vrouwenopvang gebruikt. In de opvang dacht men aanvankelijk niet dat kinderen schade ondervonden als ze getuige waren geweest van het geweld tegen hun moeder (Graham- Bermann & Hughes, 2003). Wanneer bij kinderen nadelige gevolgen werden geconstateerd, schreef men dat vooral toe aan de ervaring met mishandeling van de kinderen zelf. De Engelstalige onderzoeksliteratuur naar kinderen in de vrouwenopvang en kinderen als getuige van partnergeweld, toont een ontwikkelingsverloop met een verschuivende focus. In de beginfase waren de kinderen die met hun moeder meekwamen naar opvanghuizen voor mishandelde vrouwen amper in beeld bij praktijkonderzoekers (Graham-Bermann & Hughes, 2003). Onderzoek naar kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen toonde aan dat het negatieve effect van blootstelling aan geweld op kinderen groter is dan tot dan toe werd aangenomen (Graham-Bermann & Hughes, 2003). De groep kinderen die getuige was van partnergeweld kwam als onderzoeksgroep in beeld, waarmee de onderzoekspopulaties van kinderen werd verbreed. Onderzoeken breidden zich uit naar alle kinderen die thuis met geweld tussen hun ouders werden geconfronteerd, ook wanneer ze niet in opvanghuizen terechtkwamen (Kitzmann e.a., 2003; Wolfe e.a., 2003; Holt e.a., 2008). 41 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

43 De aandacht binnen opvanghuizen voor mishandelde vrouwen breidde zich in de jaren tachtig uit van het bieden van opvang en veiligheid aan vrouwen en hun kinderen naar gerichte begeleiding van de vrouwen. Gaandeweg kwam er ook specifieke aandacht voor de kinderen en hun problemen. 42 Honore Hughes, psycholoog en professor aan de universiteit van Arkansas, vs, was een van de eerste onderzoekers die in 1986 de ernst en omvang van de problemen van kinderen in de opvanghuizen voor mishandelde vrouwen in de vs in kaart bracht. Ze verzamelde haar informatie aan de hand van observaties door medewerkers in de opvanghuizen en hield interviews met moeders in twee opvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Zij constateerde dat 40 tot 45 procent van de kinderen in opvanghuizen gedragsproblemen vertoonde, die volgens klinische standaarden gerichte begeleiding vereisten. Hughes (1986) concludeerde dat kinderen in opvanghuizen een verhoogd risico lopen op aanpassingsproblemen en psychische problemen. De kinderen waren rusteloos en zenuwachtig, ze presteerden slecht op school, ze waren verward vanwege de verschillen tussen de thuissituatie en school, terughoudend om over het geweld te praten en ze fantaseerden over een ander thuis leven (Hughes, 1986). Hughes zag deze problemen zowel bij jongens als meisjes, maar constateerde ook seksespecifieke kenmerken. Vooral jongens vanaf drie jaar vertoonden agressief gedrag, terwijl meisjes vaker teruggetrokken en passief gedrag lieten zien. Schoolgaande kinderen hadden problemen als angst om naar school te gaan, bedplassen, somatische klachten, nachtmerries, slapeloosheid en concentratieproblemen die de schoolprestaties beïnvloedden. Verder liet driekwart van de kinderen agressief gedrag zien, terwijl meer dan de helft erg teruggetrokken gedrag vertoonde. 40 Procent van de kinderen van zes jaar en ouder klaagde over hoofd- en buikpijn. Grootschalig Amerikaans onderzoek In de staat Illinois in de vs werd een grootschalig onderzoek (Lundy & Grossman, 2005) verricht naar de kinderen van één tot twaalf jaar die in de periode samen met hun mishandelde moeder/verzorger werden aangemeld bij 50 instellingen 11 voor huiselijk geweld in de staat Illinois. In totaal werden in deze periode kinderen met hun moeders/verzorgers uit deze leeftijdsgroep aangemeld. De onderzoekers onderzochten de kenmerken, problemen en de behoefte aan steun en hulp van deze kinderen. Het doel was Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

44 beter zicht te krijgen op de factoren die met de problemen van deze kinderen samenhangen en voorstellen voor bruikbare interventies voor de kinderen te doen. Voor hun onderzoek verzamelden Lundy en Grossman (2005) gegevens door middel van vragenlijsten die door moeders of verzorgers waren ingevuld over aanwezige problemen bij hun kinderen en de aard daarvan. De informatie uit de vragenlijst werd aangevuld met observaties van professionals van de instelling voor huiselijk geweld. In de gezinsachtergronden zijn met name kenmerken beschreven van de moeders of verzorgers van de kinderen. 99,5 Procent betrof vrouwen; de moeders (of in sommige situaties de grootmoeders) die de kinderen meenamen naar het Domestic Violence programma. De gemiddelde leeftijd van de moeders was 29 jaar, met een variatie in leeftijd van 15 tot 90 jaar. Ongeveer de helft van alle vrouwen was getrouwd (54 procent) en iets meer dan een kwart (28 procent) was nooit getrouwd geweest. Het gemiddelde aantal kinderen per moeder was twee, maar dit varieerde van één tot negen kinderen. De verzamelde data over de aard van het geweld dat tegen de moeder was gebruikt, werd onderscheiden in fysiek, emotioneel en seksueel geweld. Veel vrouwen ondervonden meerdere vormen van geweld. Het vaststellen van het type geweld gebeurde op basis van de rapportage van de cliënt en/of door beoordeling van de intaker. 12 Vrouwen werden in het programma opgenomen als ze slachtoffer waren of bedreigd werden met huiselijk geweld of mishandeling, zoals per wet vastgelegd in de staat Illinois. 97 procent van de vrouwen meldden dat er sprake was van emotioneel geweld, 88 procent fysiek geweld en 22 procent meldde slachtoffer te zijn van seksueel geweld. In dit grootschalige onderzoek bleek bijna een derde (32 procent) van de kinderen pas één of twee jaar oud te zijn en 28 procent van de kinderen was drie tot zes jaar oud (Lundy & Grossman, 2005). Aard van de problemen bij kinderen Nagegaan is met welke problemen kinderen kampten op vijf gebieden: emotionele problemen, sociale problemen, fysieke en gezondheidsproblemen, schoolproblemen en behoefte aan zorg (Lundy & Grossman, 2005). De kinderen zijn daarbij ingedeeld in drie leeftijdsgroepen: één en twee jaar oud, drie tot zes jaar oud en zes tot twaalf jaar oud. 43 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

45 Emotionele problemen 52 Procent van de kinderen kampt met emotionele problemen. De kinderen hadden een gemiddeld aantal van 2,4 problemen; variërend van één tot negen problemen per kind. De emotionele problemen van de kinderen die moeders aangaven, bestonden uit problemen met het verlaten/weggaan van een ouder, stemmingswisselingen, vaak huilen, vaak bang zijn, dingen accepteren zonder te vragen, frequent nachtmerries hebben, niet vaak reageren op anderen, zichzelf opzettelijk pijn doen en suïcidaal zijn. Tussen de drie leeftijdsgroepen bleek verschil qua hoeveelheid en uitingsvorm van de aard van de emotionele problemen. Bij de jongste groep (één en twee jaar) werd bij 38 procent emotionele problemen gemeld. Bij de andere kinderen gold dat voor 58 procent. De jongste groep kinderen had vaker problemen met huilen en met het weggaan van hun moeder, terwijl bij de kinderen van drie tot zes jaar en van zes tot twaalf jaar vaker stemmingswisselingen werden geconstateerd. Zij waren bovendien vaker bang. Sociale problemen Bij bijna de helft van alle kinderen (46 procent) was sprake van een of meer sociale problemen, met een gemiddeld aantal van 2,4 problemen per kind (met een range van één tot acht). Bij de jongste leeftijdsgroep bleek minder sprake te zijn van sociale problemen (19 procent), bij de kinderen vanaf drie jaar was dat meer dan 55 procent. Tot de sociale problemen van kinderen werden gerekend: kinderen die zeer beschermend zijn naar gezinsleden, begeleiding en discipline afwijzen, proberen te handelen als een ouder (rolomkering), bezitterig zijn over speelgoed (alleen vanaf drie jaar), frequent slaan, bijten, duwen (alleen vanaf drie jaar en ouder), zich gedragen als een jonger kind, met vuur spelen en kleine dieren pijn doen. 44 Fysieke en gezondheidsproblemen 20 Procent van alle kinderen had een of meer fysieke gezondheidsproblemen: onder de jongste groep betrof dat 10 procent van de kinderen, bij de kinderen van drie tot vijf jaar 22 procent en bij de kinderen van zes tot twaalf jaar 27 procent. Ongeveer de helft van de kinderen met fysieke en gezondheidsproblemen was actiever dan andere kinderen en bij de schoolgaande kinderen werd een deel van hen daarom in een speciale klas geplaatst. Bijna de helft van de jongste kinderen met gezondheidsproblemen was herhaaldelijk ziek, bij de andere leeftijdsgroepen gold dat voor ongeveer een kwart. 50 Procent Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

46 van de kinderen van vier en vijf jaar had problemen met bedplassen en dat gold voor 36 procent van de kinderen van zes tot twaalf jaar. Ten slotte was er sprake van kinderen met gewichtsproblemen. Bij de zes tot twaalfjarigen was dit 23 procent. Schoolproblemen In de categorie schoolproblemen zijn alleen schoolgaande kinderen van vijf tot twaalf jaar betrokken. Van deze kinderen had 22 procent schoolproblemen. Hiervan had 47 procent leerproblemen, waardoor 42 procent in een speciale klas werd geplaatst. 42 Procent van de kinderen had problemen met het zich houden aan de regels die op school gelden. 42 Procent van de kinderen had gedragsproblemen, 19 procent van hen werd daarom in een speciale klas geplaatst, 16 procent van hen mistte vaak school, zij het niet vanwege medische redenen. Behoefte van kinderen aan zorg Vrijwel alle kinderen (99,4 procent) in het onderzoek van Lundy en Grossman (2005) hadden volgens hun moeder ten minste één vorm van zorg nodig. De gemiddelde behoefte aan zorg voor kinderen bedroeg 3,4 vormen van zorg. Vier vormen van zorg kwam vrij veel voor. Er was grote behoefte aan ondersteuning van moeder en kind, individuele steun en deelname aan groepsactiviteiten voor alle leeftijdsgroepen; dit varieerde tussen de 70 en 80 procent. Van de jongste leeftijdsgroep was voor 75 procent opvang nodig in een opvanghuis voor mishandelde vrouwen en kinderen, terwijl dat bij de andere leeftijdsgroepen voor respectievelijk 62 procent en 56 procent van de kinderen het geval was. Profiel van kinderen in de Nederlandse vrouwenopvang en de maatschappelijke opvang Recent onderzoek naar profiel, gezondheid, welzijn en begeleiding van 187 kinderen in de Nederlandse maatschappelijke en vrouwenopvang toont aan dat veel kinderen ingrijpende, potentieel traumatiserende gebeurtenissen hebben meegemaakt. De meerderheid was getuige van geweld in de thuissituatie en gemiddeld werden bij de kinderen bijna elf risicofactoren 13 voor kindermishandeling door medewerkers van de opvang geconstateerd (Brilleslijper-Kater e.a., 2009). 45 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

47 Binnen de opvang krijgt 69 tot 87 procent van de kinderen hulp, 56 procent van de kinderen krijgt hulp van buiten de opvang, terwijl 16 procent dat soms krijgt en 29 procent van de kinderen geen extern aanspreekpunt voor hulp heeft. Verder blijkt dat binnen de opvang in Nederland 99 procent van de kinderen begeleiding krijgt op ten minste één leefgebied. Die begeleiding richt zich gemiddeld op 6.1 gebieden van de twaalf leefgebieden waarop is onderzocht. Binnen de Nederlandse opvang krijgen kinderen allerlei activiteiten aangeboden en diverse vormen van hulp. De hulp aan kinderen is met name gericht op het leven in het algemeen, dagbesteding, relatie met de moeder in de opvang, veiligheid, woonsituatie en het psychisch functioneren. 46 Andere onderzoeksbronnen Resultaten uit verschillende studies die gebruikmaakten van vergelijkingsgroepen (Hughes & Luke, 1998) wijzen uit dat kinderen in de opvang meer psychische problemen hebben dan vergelijkingsgroepen; zowel volgens de moeders als uit eigen rapportage van de kinderen. Hughes en Luke (1998) verrichtten onderzoek onder 58 moeders met een oudste kind in de leeftijd tussen zes en twaalf jaar, die verbleven in een opvanghuis voor mishandelde vrouwen in de vs. De problemen van de kinderen bestonden enerzijds uit agressief en anderzijds uit teruggetrokken gedrag en vele variaties binnen deze uitersten. Jonge kinderen van drie tot vijf jaar hadden significant hogere probleemscores dan schoolgaande kinderen. Moeders van voorschoolse kinderen meldden vaker dan moeders van oudere kinderen dat hun kinderen gedragsproblemen hadden. Gemiddeld lag de ernst van de problemen boven de grens waarvoor klinische behandeling is geïndiceerd. De onderzoekers constateerden dat niet alle kinderen in dezelfde mate hulpverlening nodig hadden. 60 procent van de kinderen hoorde tot de categorieën die niet of in beperkte mate hulp behoefden, 40 procent van de kinderen kwam vanwege de ernst van de problemen in aanmerking voor klinische behandeling. Kinderen reageren verschillend op het getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Zowel kindgerelateerde factoren als situationele en contextuele factoren spelen hierbij een rol. Deze factoren werken overigens op elkaar in. Bij kindfactoren gaat het om kenmerken van individuele kinderen of om aspec- Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

48 ten als meer stabiel of kwetsbaarder zijn, temperament, zelfbeeld, cognitieve mogelijkheden, copingvaardigheden, locus of control, 14 leeftijd en geslacht. De situationele en contextuele factoren bestaan uit twee typen: Factoren die meer aan het kind zijn gerelateerd, zoals in het verleden ervaring hebben gehad met geweld, de waargenomen emotionele sfeer in het gezin, de ouderschapsvaardigheden van de ouders, de mentale gezondheid van de ouders en de sociale steun. En factoren die minder zijn gerelateerd aan het kind zoals frequentie, intensiteit, duur, inhoud en oplossing van het echtelijke conflict (Hughes & Luke, 1998). Volgens Holt e.a. (2008; ) varieert de reactie van een kind op het geweld door factoren als leeftijd, geslacht, persoonlijkheid, sociaaleconomische status, rol binnen het gezin, de frequentie, aard en duur van de blootstelling aan het geweld. Het effect van het geweld kan afnemen door een aanvullende reeks van factoren, zoals de relatie met de ouders en broers en zussen, en beschikbare steun in de omgeving. Jarvis, Gordon en Novaco (2005), onderzoekers verbonden aan de Universiteit van California, vs, onderzochten de psychische problemen van 42 zes- tot twaalfjarigen in de vrouwenopvang en de relatie tussen psychische problemen bij moeders en hun kinderen. Ongeveer 90 procent van deze kinderen was getuige van geweld tussen hun ouders, en tussen de 50 en 75 procent van de kinderen in deze specifieke onderzoekspopulatie was zelf slachtoffer van fysiek geweld. Uit hun studie bleek dat kinderen geen passieve getuigen van het geweld zijn, maar ingrijpen tijdens de gewelddadige mishandeling van hun moeder door haar partner (Jarvis e.a., 2005). Driekwart van de kinderen gaf aan dat ze pogingen hadden gedaan om in te grijpen en dat werd eveneens aangegeven door 70 procent van hun moeders. De onderzoekers stellen dat wanneer kinderen ingrijpen bij partnergeweld tussen ouders dit erop wijst dat ze erg bij het geweld betrokken zijn. Kinderen die probeerden in te grijpen liepen grotere kans zelf mishandeld te worden. Wanneer ze nalieten om in te grijpen, verhoogde dat hun gevoel van hulpeloosheid en waren ze verlamd van angst op de momenten dat tussen hun ouders geweld plaatsvond. In beide gevallen lopen ze een hoog risico op traumatische symptomen. Ook de moeders bleken traumatische symptomen als depressie, angst en woede te vertonen, die zo ernstig waren dat klinische behandeling 47 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

49 was geïndiceerd. Vroegtijdige interventies tijdens het verblijf in de opvang zijn volgens de onderzoekers vereist; interventies gericht op trauma, depressie, angst en woede, maar ook op het versterken van de moeder-kindrelatie en oudereducatie. McDonald, Jouriles en Skopp (2006) onderzochten de werking van een behandelprogramma voor kinderen met gedragsproblemen in de opvang voor mishandelde vrouwen. Volgens deze onderzoekers bleek 40 procent van de kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen gedragsproblemen te vertonen die voldoen aan klinische maatstaven voor behandeling. Aangezien gedragsproblemen op kinderleeftijd worden geassocieerd met een aantal problematische effecten tijdens de adolescentie en volwassenheid, waaronder drugsgebruik, gewelddadig gedrag en verstoorde persoonlijke relaties, zouden deze kinderen in beeld moeten zijn bij dienstverleners en beleidsmakers die zich bezighouden met preventie van geweld en andere vormen van antisociaal en crimineel gedrag (McDonald, Jouriles & Skopp, 2006; 127). Volgens de onderzoekers komen de gedragsproblemen van kinderen niet alleen tijdens het verblijf in opvanghuizen naar voren, maar ook na vertrek uit de opvang blijken kinderen nog dusdanig ernstige gedragsproblemen te vertonen dat behandeling nodig is. 48 Veel schoolgaande kinderen houden uit schaamte het geweld in hun thuissituatie geheim voor anderen. Lundy en Grossman (2005) wijzen erop dat kinderen in deze leeftijdsfase juist vriendschappen met leeftijdgenoten aan zouden moeten gaan, maar dat dit vanwege sociale problemen en beperkte sociale vaardigheden onhaalbaar voor ze kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat ze juist agressieve gedragingen vertonen in contact met andere kinderen en risico lopen om gepest of genegeerd te worden. Dit neemt niet weg dat school door deze kinderen kan worden ervaren als een verademing, waardoor ze moeite hebben met weer naar huis gaan. In een good practice van een instelling voor vrouwenopvang (Toevluchtsoord) en een basisschool (De Borgmanschool) bleek dat bij een aantal basisschoolkinderen sprake was van een duidelijke en ernstige taal- en leerachterstand, die zelfs werd geduid als pedagogische verwaarlozing (Dijkstra, 2006). In dit verband constateerde Dijkstra dat de samenwerking tussen scholen, met een uitvoerige en kundige overdracht, evenals samenwerking tussen vrouwenopvang en scholen nog de nodige aandacht verdienen. De samenwer- Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

50 king tussen de school en de vrouwenopvang droeg eraan bij dat de kinderen goed werden opgevangen. De kinderen worden gezien. Er wordt over hen overlegd en zeker ook mét hen gepraat. ( ) Deze doelgroep is gebaat bij kundige professionals die er voor hen zijn, geduld met hen hebben en die een tijdje blijven. Betrouwbare volwassenen die aanspreekbaar zijn, die zich verplaatsen in de kinderen en hun moeders en die zorgvuldig, zorgzaam en kordaat handelen. (Dijkstra, 2006; 57). 3.5 Krachtbronnen en buffers voor kinderen in de vrouwenopvang Buffers voor kinderen Bij het beoordelen van de nadelige gevolgen voor kinderen van het getuige zijn van partnergeweld zijn de factoren van het geweld belangrijk, maar ook de beschikbaarheid van mogelijke buffers, omdat deze een matigend effect kunnen hebben op de gevolgen. Buffers voor kinderen die opgroeien in thuissituaties met geweld, zijn beschermende factoren die kinderen steun bieden in geval van geweld en andere tegenslagen. Longitudinaal onderzoek naar kinderen en jeugdigen die opgroeien in onveilige situaties, toonde aan dat er buffers zijn die de schadelijke effecten van risicovolle opgroeisituaties kunnen matigen (Werner & Smith, 2001 in: Van der Pas, 2009). In deze longitudinale studies onderzochten Werner en Smith gedurende een periode van ruim 40 jaar op diverse momenten een cohort van 700 kinderen. 15 Ondanks het opgroeien onder omstandigheden die als zorgwekkend zouden worden bestempeld, 16 groeide een derde van de gevolgde kinderen uit tot evenwichtige volwassenen en competente ouders. Wel benadrukken de onderzoekers dat dit niet vanzelf ging en geruime tijd vergde. Door onderzoek naar verklaringen voor deze positieve uitzonderingen ontwikkelden Werner en Smith (2001, in: Van der Pas, 2009) hun theorie over buffers voor kinderen. Zij concludeerden dat een aantal beschermende kindfactoren helpend is om de ernst van de gevolgen van de onveilige thuissituatie te matigen, namelijk: 1 Individuele factoren van het kind zoals positief temperament, intellectuele capaciteiten en sociale competenties. Een levendig kind met een makkelijk karakter en normale aanleg heeft een belangrijk buffercluster. 49 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

51 2 Gezins- of interpersoonlijke factoren zoals veilige hechting met verzorgers, een verzorgende volwassene en sterke relaties met anderen. Ten minste één persoon die het kind alle aandacht geeft, veilig en voorspelbaar is. Bij grotere kinderen moet veilige zorg naast betrokkenheid ook bestaan uit het stellen van regels en eisen en het geven van verantwoordelijkheid. 3 Culturele, etnische of gemeenschapsfactoren zoals leven in een steunende, veilige, hechte gemeenschap. Heeft een kind een betrokken persoon buiten de familie, die speciale interesse toont en met wie het zich kan identificeren? Werner (in: Van der Pas, 2009; 129) benadrukt dat met een begrip als risicokinderen zorgvuldig moet worden omgesprongen. De kinderen groeien op in risicovolle omstandigheden waardoor de kans dat ze problemen ondervinden statistisch gezien groter is, maar geen zekerheid is. Het belang van het functioneren van genoemde buffers voor kinderen is volgens Van der Pas (2009) dat ontwikkelingsstagnatie kan worden ingehaald of een terugval kan worden gerepareerd, ook wanneer slechts één buffer goed functioneert. Tegelijkertijd betekent het ook dat hoe meer tegenslag plaatsvindt, hoe meer elke buffer telt. Een buffer functioneert volgens haar in principe nooit alleen: Buffers houden groei op gang, zetten stagnerende ontwikkeling weer in gang en het ene proces leidt nu eenmaal tot het andere. Anders gezegd: buffer = proces. (Van der Pas, 2009; ). 50 Buffers voor ouders Naast buffers voor kinderen zijn er ook buffers voor ouders. Deze werden door Van der Pas (2005) zelf ontwikkeld. De theorie over buffers is in feite een verklaringsmodel. Dit model geeft richting aan het begrijpen en aan het handelen van professionals die met kinderen en hun ouders werken. Van der Pas (2005) besteedde in haar publicaties 17 onder meer aandacht aan het zoeken van verklaringen waarom het ene kind dat opgroeide in risicovolle omstandigheden daarvan negatieve gevolgen ondervindt en het andere kind ogenschijnlijk weinig of minder. Het zal duidelijk zijn dat de gewelddadige thuissituatie van kinderen in de vrouwenopvang, gerekend kan worden tot onveilige en risicovolle omstandigheden. Van der Pas (2009) onderscheidt Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

52 vier buffers die van belang zijn voor ouders om hun oudertaken te kunnen uitvoeren: 1 Betrokkenheid van de gemeenschap bij de inspanningen van ouders. 2 Een sociaal netwerk met bevredigende taakverdeling. 3 Het vermogen tot metadenken, dat wil zeggen kunnen reflecteren op eigen ouderschap en het handelen daarop kunnen aanpassen. 4 Voldoende goede ouder - ervaringen opdoen. Ouders en hun opvoedwerk zijn volgens Van der Pas (2009; 133) ( ) te kwetsbaar om ongebufferd te kúnnen slagen. Opvoedproblemen kunnen derhalve worden verklaard uit het stagneren van buffers. Van der Pas (2009) stelt dat buffersystemen specifiek zijn, gericht op één focus en dat het juist dat is wat ze hun kracht geeft. De set van buffers voor kinderen en die voor ouders mogen niet met elkaar worden verward: Beide buffersystemen zijn als het ware gespecialiseerd. Ze liggen niet in elkaars verlengde en kunnen niet in elkaar worden geschoven of gecombineerd. Al lijkt er sprake van overlap, die is van praktische aard. Een makkelijk kind zorgt bijvoorbeeld voor goede ouder -ervaringen. Inderdaad kruisen de groei- en opvoedprocessen van respectievelijk kind en ouder elkaar even vaak als ouder en kind elkaar tegenkomen, maar elk proces behoeft een eigen focus en daarvan afgeleide, zeer specifieke buffers. In theoretische zin moeten de beide buffersystemen dan ook goed uit elkaar worden gehouden. (Van der Pas, 2009; 133). Beschermende factoren voor kinderen In de al aangehaalde literatuurreview geven Holt e.a. (2008) een viertal factoren die als beschermende factoren voor kinderen die thuis werden blootgesteld aan geweld kunnen worden aangemerkt. Als eerste belangrijke beschermende factor in het verlichten van het trauma en het leed noemen ze een veilige hechting met een niet gewelddadige ouder of andere belangrijke verzorger (Graham-Bermann e.a., 2006; DeVoe, Mattis, Lynch & Thomas, 2006; Mullender e.a., 2002; in: Holt e.a., 2008; 806). Diverse auteurs benadrukken daarbij de rol van de moeder als de belangrijkste verzorger voor een kind (Levendosky & Graham-Bermann, 1998, 2001; Mullender e.a., 2002). Tijdens het verblijf in de vrouwenopvang is de moeder de enige ouder, aangezien in deze periode het contact met de vader vaak niet of nauwelijks plaatsvindt. 51 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

53 Osofsky (1999) concludeerde in haar literatuurreview dat de relatie met een ouder of andere vertrouwde en verzorgende volwassene de grootste beschermende hulpbron is van een kind dat aan partnergeweld tussen zijn ouders is blootgesteld. Mullender e.a. (2002) die voor hun onderzoek kinderen van 8 tot 16 jaar interviewden tijdens hun verblijf in de opvang voor mishandelde vrouwen, constateerden dat volgens deze kinderen hun moeder de meest belangrijke persoon in hun leven is. Een tweede beschermende factor is de beschikbaarheid van iemand waarbij een kind emotionele steun kan vinden, niet alleen binnen het gezin, maar in zijn bredere sociale omgeving. Steunende gezinsrelaties zijn in het algemeen beschermende factoren voor een kind (Cox e.a., 2003). Echter wanneer een gezin ernstig disfunctioneert of als sprake is van ernstig geweld en seksueel misbruik, dan falen de steunende kwaliteiten van gezinsrelaties in het beschermen van de kinderen tegen negatieve effecten, zeker op de korte termijn. Een derde veel genoemde beschermingsfactor voor een kind zijn positieve relaties met leeftijdgenoten, broertjes en zusjes en vriendschappen die de effecten van stress kunnen bufferen, stress voorkomen of matigen, steun en verzorging verschaffen en over informatie beschikken zoals hoe met stress om te gaan. Met de steun van zijn/haar sociale omgeving kan een kind veerkracht ontwikkelen (Dijkstra, 2000). 52 Ten vierde is het gevoel van eigenwaarde van een kind een bouwsteen voor het ontwikkelen van veerkracht. Zelfrespect ligt ten grondslag aan de vaardigheid van kinderen om succesvolle copingstrategieën te ontwikkelen (Holt e.a., 2008). Gevoel van eigenwaarde vereist zelfvertrouwen. Eveneens is het een significante, onderscheidende factor tussen veerkrachtige en nietveerkrachtige kinderen. Hoewel de literatuur over huiselijk geweld vaak aangeeft dat het gevoel van eigenwaarde wordt beschadigd ten gevolge van het leven met de schaamte en de ondermijnende houding van de pleger, is het ook belangrijk om te beseffen dat kinderen die bijvoorbeeld op school goed presteren, daarmee hun gevoel van eigenwaarde kunnen opbouwen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

54 3.6 Relatie tussen moeders en hun kinderen in de opvang De relatie met de moeder is een belangrijke krachtbron voor kinderen. Deze relatie biedt bescherming tegen de gevolgen van het getuige zijn van geweld of zelf slachtoffer zijn van mishandeling of verwaarlozing. Mullender e.a. (2002) interviewden kinderen en hun moeders in Engelse opvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Ze probeerden zicht te krijgen op hoe kinderen hun ervaring met geweld beleven. De kinderen waren getuige geweest van het geweld of ze hadden het mishandelen van hun moeder gehoord. Kinderen bleken soms te handelen als beschermers door op diverse manieren tussenbeide te komen om de aanvallen te ontregelen. Oudere kinderen werden vertrouwelingen of adviseurs van hun moeders. De onderzoekers beschrijven de vaak uitzichtloze omstandigheden van moeders en hun kinderen in de thuissituatie en de dilemma s waarmee moeders kampen om, al is het voor hun kinderen, er het beste van te maken. De onderzoekers interviewden en testten een groep van 30 mishandelde vrouwen 18 en hun 42 kinderen na hun verblijf van drie weken in twee crisisopvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Kinderen bleken positief over hun verblijf in de opvang, onder meer omdat ze, zoals sommigen aangaven, zich er veiliger en gelukkiger voelden dan dat ze zich thuis hadden gevoeld. Volgens de onderzoekers werd de overgang van thuis naar de opvang makkelijker voor kinderen wanneer er sprake was van een positieve en ondersteunende moeder-kindrelatie. Tijdens hun verblijf in de opvang ontvingen zowel de moeders als de kinderen individuele en/of groepscounseling. In de door Jarvis e.a. (2005) onderzochte gezinnen in opvanghuizen bleek sprake te zijn van ernstig geweld 19 in de thuissituatie. Een belangrijk aspect in hun onderzoek was dat ze zowel aan de kinderen als aan hun moeders hadden gevraagd waar de kinderen verbleven op de momenten dat hun moeder werd mishandeld en wat de kinderen op die momenten hadden gedaan. Zowel de moeders als hun kinderen meldden dat een ruime meerderheid van de kinderen op enigerlei wijze tussenbeide was gekomen (67 procent) in het geweld tussen de volwassenen, bijvoorbeeld door hulp in te roepen (70 procent), door te schreeuwen of te vragen om te stoppen met vechten (60 procent) en door 53 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

55 zelf fysiek in te grijpen (54 procent). Kinderen bleken zich verantwoordelijk te voelen voor hun moeders. De problemen van de moeders, zoals depressie, angst en woede, hingen volgens de onderzoekers significant samen met de symptomen van posttraumatische stress bij de kinderen, maar er was geen verband tussen ingrijpen door kinderen en gedragsproblemen van kinderen of angstgevoelens bij de moeders (Jarvis e.a., 2005). De moeders van de kinderen die hadden ingegrepen, waren meer depressief en vertoonden meer symptomen van posttraumatische stress. De moeders van de kinderen die fysiek hadden ingegrepen, hadden oudere kinderen die meldden dat ze een goede relatie met hun moeder hadden. De moeders in deze onderzoeksgroep gaven aan dat ze ernstig fysiek geweld hadden meegemaakt: 50 procent van hen had medische behandeling nodig voor hun verwondingen (ook al hadden de moeders zelf niet om hulp gevraagd). Bijna een derde (33 procent) meldde seksueel geweld met gebruik van fysiek geweld. Dertig procent van de moeders gaf aan dat ze minstens eenmaal voor hun verwondingen een arts had moeten inschakelen, maar dit niet had gedaan (Jarvis e.a., 2005), omdat ze zich schaamde of niet wilde dat het geweld bekend werd. 54 Geweld tegen de moeder bemoeilijkt ouderschap Onderzoek onder vrouwen door Levendosky en Graham-Bermann (2001; in: Jarvis e.a., 2005; 391) toont aan dat geweld in het gezin negatieve invloed heeft op het ouderschap. Kinderen uit gezinnen met veel geweld krijgen minder steun van hun ouders dan kinderen uit minder gewelddadige of niet-gewelddadige gezinnen (McCloskey e.a. (1995) in: Jarvis e a., 2005; 391). Juist vanwege het geweld hebben mishandelde vrouwen het als ouder extra zwaar met als risico dat ze hun kinderen in deze periode onvoldoende zorg kunnen bieden. Kinderen die in onveiligheid opgroeien, hebben voor een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling juist basisvertrouwen en veiligheid nodig. Moeders kunnen zich op hun kinderen richten voor steun, maar ze doen ook hun best om hun kinderen te beschermen tegen het geweld, ze verzwijgen het geweld voor ze, proberen te voorkomen dat ze er getuige van zijn of dat hun kinderen worden mishandeld. Moeders investeren in het creëren van goede momenten met de kinderen als compensatie voor de slechte (Bilinckoff, 1995 in Mullender e.a., 2002). Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

56 Wanneer moeders worden mishandeld door hun partner heeft dat een negatief effect op het vermogen om als ouder autoriteit en controle over de kinderen te ontwikkelen. Volgens Levendosky, Lynch en Graham-Bermann (2000) vergroot dit ook het risico op het ontwikkelen van antisociaal gedrag van kinderen. Dijkstra (2001a) beschrijft dat kinderen in de opvang vaak boos zijn op hun moeders: Ze reageren hun pijn en frustraties af op hun moeder. Het is vaak veiliger om hun moeder te bekritiseren dan hun vader. De moeders hopen juist dat nadat ze naar de opvang zijn vertrokken en het geweld gestopt is, ze eindelijk gewoon kunnen gaan opvoeden. Dat valt tegen. (Dijkstra, 2001a; in Dijkstra, 2007; 151). Normen over moederschap Dijkstra (2007b) werkte een viertal perspectieven op beelden van ouderschap en mishandeling uit, respectievelijk de perspectieven van de moeder, van de vader, van het kind en van de professional. Ze toont de complexe aspecten van ouderschap van mishandelde vrouwen aan en dat mishandeling de ervaring van het moederschap en de identiteit van moeders negatief beïnvloedt. Hardnekkige, normatieve normen over gebrekkig moederschap, liggen ten grondslag aan veel onderzoeksliteratuur (Dijkstra, 2009). De vrouwenopvang is daardoor voor de moeders niet alleen een veilige plek: Ze leggen ook examen af in een glazen huis; zijzelf en de kinderen worden geobserveerd en ze moeten laten zien dat zij het moederdiploma waardig zijn. (Dijkstra, 2009; 117). Bij gebrek aan heldere criteria voor het adequaat functioneren als moeder ligt bij het inschatten van concrete situaties en voorvallen tussen moeders en hun kinderen in de opvangperiode, het risico van een normatief oordeel door kinderwerk op de loer. De nauwe samenwerking van de opvang met ketenpartners als Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, omwille van het bewaken van de veiligheid van de kinderen, maakt veel moeders ook wantrouwend en op hun hoede voor het kinderwerk. 55 Conclusies In dit hoofdstuk is stilgestaan bij de achtergronden en (gezins)kenmerken van de kinderen in de vrouwenopvang, de problemen van kinderen als getuige van geweld en hun mogelijke krachtbronnen. Duidelijk is dat veel kinderen in de opvang gerichte steun en begeleiding nodig hebben bij het kunnen omgaan met de gevolgen van het getuige zijn en/of zelf slachtoffer zijn van geweld in Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

57 de thuissituatie. Belangrijk is dat kinderen die achterstanden opliepen in hun ontwikkeling gesteund kunnen worden om deze weer op te kunnen pakken. Een aanzienlijk deel van de kinderen ondervindt problemen op diverse gebieden, zoals gedragsproblemen, sociaal-emotionele problemen en sommigen vertonen posttraumatische stresssymptomen. Tevens werd belicht dat een aantal kinderen geen duidelijke problemen vertoont, over krachtbronnen beschikt en veerkracht heeft. Op basis van een bevolkingsgerichte studie naar het opgroeien van kinderen is een drietal buffers voor kinderen aangetoond, die een rol spelen in bescherming van kinderen tegen mogelijk nadelige gevolgen voor kinderen. Factoren die kinderen kunnen bufferen zijn: een aantrekkelijk, levendig kind met een makkelijke persoonlijkheid en normale aanleg; een kind dat kan beschikken over een veilige, beschikbare en betrouwbare ouder en een kind dat kan terugvallen op een andere volwassene die betrokkenheid en aandacht heeft voor het kind. 56 Bovendien is een viertal buffers voor ouders aangetoond die ouders nodig hebben en helpen bij het opvoeden van hun kinderen. Buffers bij ouderschap beschermen kinderen. Deze buffers bij ouderschap zijn: een solidaire gemeenschap, die in de vrouwenopvang vooral kan worden gezien als kinderwerkers die moeders ondersteunen in hun ouderschapstaken en ze adviseren over het omgaan met hun kinderen in de omstandigheden van de opvang; een goede taakverdeling voor de moeders, die tijdens de opvang alleenstaande ouders zijn, door opvang van de kinderen, zodat de moeders ontlast worden; een meta -positie in kunnen nemen, om te kunnen reflecteren op het doen en laten als ouder en dit aan te passen; goede ouderervaringen opdoen, voor de moeders in de opvang extra complex, aangezien ze als ouder worden geobserveerd. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

58 Noten 1 Navraag bij de instelling die het onderzoek had uitgebracht, leverde helaas geen aanvullende informatie, de onderzoekster was niet meer bereikbaar. 2 Onderzoeksdata waren verzameld over 5321 kinderen. Als gevolg van inbraak zijn 91 vragenlijsten verdwenen, waardoor de analyses zijn gebaseerd op gegevens over kinderen. 3 Het langst geregistreerde verblijf betrof 670 dagen. 4 Pilotundersogelsen om voldsudøvende mand, Formidlingscentret for socialt Arbejde, Esbjerg 2001, in: Lilholt Behrens, 2002; In totaal zijn er 51 opvanghuizen voor mishandelde vrouwen in Noorwegen. 6 Wel verscheen al in 1981 een onderzoek naar ervaringen en beleving van kinderen in een Blijfvan-mijn-Lijfhuis, door Corinne de Beer. 7 Ze baseerden hun meta-analyse op studies die in de periode waren beschreven in 84 artikelen, vijf hoofdstukken in boeken en 29 dissertaties. 8 Dat gebeurde met behulp van meta-analyses (Buehler e.a., 1997; in Kitzmann e.a., 2003; 345), op basis van de resultaten van 68 studies naar de relatie tussen internaliserende en externaliserende problemen van kinderen en een scala van stijlen van conflicthantering door getrouwde of gescheiden ouders. En een meta-analyse van Reid & Crisafulli (1990) gebaseerd op 33 studies naar de associatie tussen externaliserende problemen van kinderen en onenigheid tussen ouders behorende tot een onderzoekspopulatie van getrouwde stellen. 9 Voor de beoordeling van de effectmeting werden voor de meta-analyse alleen die studies geselecteerd die in hun onderzoekspublicatie gemiddelden en standaarddeviaties hadden opgenomen voor ten minste twee groepen (dit is een groep kinderen die was blootgesteld aan huiselijk geweld en een geschikte, niet aan huiselijk geweld blootgestelde, vergelijkingsgroep) of studies die correlaties binnen de doelgroep analyseerden (Wolfe e.a., 2003; 173). 10 Als voorbeeld noemen ze de onderzoeksontwikkeling en meer gedetailleerde analyse van de gevolgen van seksueel misbruik bij kinderen, die erop wijzen dat het effect van seksueel misbruik kan variëren al naar gelang factoren als ernst van het misbruik, leeftijd waarop het begint, aard van de dader, patronen van onthulling en steunsystemen die beschikbaar zijn voor het kind. 11 In het gebruikte onderzoeksartikel wordt gesproken van Domestic Violence agencies, waartoe ook opvanghuizen voor mishandelde vrouwen en hun kinderen behoren. Het hulpaanbod was breder dan alleen de opvang van mishandelde vrouwen en hun kinderen, ook wel aangeduid met dv-program (Lundy & Grossman, 2005). 12 De onderzoekers merken op dat een heldere definitie van de verschillende vormen van geweld niet in de instructies voor het invullen van formulieren voor intakers was opgenomen. 13 In totaal werden 17 risicofactoren ter beoordeling aan medewerkers voorgelegd (Brilleslijper- Kater e.a., 2009; 35). 57 Kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang

59 14 Locus of control is een term uit de psychologie waarmee de mate wordt aangeduid waarin iemand de oorzaken van wat hem overkomt bij zichzelf of juist buiten zichzelf zoekt. Locus of control is een eigenschap van iemands persoonlijkheid. Er kunnen grofweg twee soorten onderscheiden worden. Intern: Iemand met een interne locus of control gelooft dat hij zijn eigen leven bepaalt. Extern: Iemand met een externe locus of control gelooft dat zijn leven bepaald wordt door zijn omgeving, een hogere macht of andere mensen. 15 Op basis van observaties en ingevulde vragenlijsten door professionals en door betrokkenen zelf. 16 Van der Pas omschrijft ze als code rood in het Elektronisch Kinddossier (Pas, 2009). 17 Van der Pas is auteur van een serie van tien handboeken over methodisch ouderschap. 18 De meerderheid van de moeders had een afgeronde middelbare school met diploma, 16 van hen had ten minste enige of deels hogere beroepsopleiding en vijf waren afgestudeerd aan hogere beroepsopleiding of universiteit. De meesten hadden geen werk op het moment van het interview. 19 Gemiddeld was eens per week sprake van fysiek geweld tussen de moeders en hun partners, bij 20 procent was vaker sprake van geweld. Bijna driekwart van de vrouwen (73 procent) meldden dat ze, gemiddeld 1,5 keer per maand, gedwongen werden tot seks. 58 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

60 Hoofdstuk 4 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de aard en de effecten van activiteiten en interventies die volgens de onderzoeksliteratuur nodig zijn voor kinderen en hun moeders tijdens hun verblijf in de opvang. We baseren ons met name op de review van Poole, Beran en Thurston (2008) en op het al aangehaalde onderzoek naar kinderen in de Deense opvanghuizen (Lilholt Behrens, 2002). Poole, Beran en Thurston (2008), verbonden aan de universiteit van Calgary, Canada, onderzochten in hun literatuurreview de aard van de hulp aan kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Zij selecteerden 28 artikelen over programma s voor kinderen die getuige waren van partnergeweld, en hun effectiviteit. De programma s werden aangeboden door opvangvoorzieningen. Een deel was direct gericht op kinderen, andere op hun moeders en indirect op de kinderen. 4.2 Eerste opvang, veiligheid en onderdak Vrijwel alle opvanghuizen voor mishandelde vrouwen in de literatuurstudie van Poole e.a. (2008) boden om de moeders te ontlasten, zorg en opvang aan kinderen. Dit werd geboden in de vorm van tijdelijke zorg voor de veiligheid en het welzijn van kinderen, zoals kinderopvang. Deze zorg werd soms verleend door betaalde medewerkers en soms door andere moeders of vrijwilligers. Dagelijkse, gestructureerde activiteiten beschouwen de onderzoekers als een minimum van steun aan kinderen in de opvang. Bij deze activiteiten krijgen kinderen positieve aandacht van volwassenen en het biedt hen de gelegenheid ervaring op te doen met positieve, volwassen rolmodellen. Aanvullend hierop hebben veel kinderen gespecialiseerde hulpprogramma s nodig. 59 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

61 Hoewel verscheidene programma s werden ontwikkeld en ingevoerd, zijn weinig programma s empirisch getoetst. De hulpprogramma s die in de literatuur zijn beschreven, worden rechtstreeks uitgevoerd met de kinderen of met de moeders, of met hen samen. 4.3 Rechtstreekse interventies met kinderen 60 Met het begrip interventie bedoelen we het door een professional doelgericht ingrijpen in de situatie van een kind om een bepaald effect te bewerkstelligen. Interventie kan ook verwijzen naar het gebruik van een techniek binnen een therapeutische sessie. In de review van Poole e.a. (2008) bleken opvanghuizen soms beduidend meer interventies te bieden dan alleen minimale zorg aan kinderen. Als voorbeelden van interventies gericht op kinderen noemen zij: kindercounseling, begeleiding bij aanpassing op school, steun bij herstel van gezinsrelaties, erkenning van de gevoelens en gedragspatronen bij kinderen, omgaan met de pijn, aanpassing aan verandering, screening en beoordeling van het sociaalemotioneel functioneren. Ook belangenbehartiging van de rechten van de kinderen in de opvang wordt door sommige auteurs als bijzonder belangrijk beschouwd, aangezien de belangen van de moeders en hun kinderen strijdig kunnen zijn (Groves & Gewirtz, 2006; Shostack, 2001; in: Poole e.a., 2008; 680). Het belangrijkste doel van de verschillende programma s voor kinderen is volgens de onderzoekers het vergroten van het gevoel van veiligheid. Dit omvat ook het helpen van kinderen om mensen in hun sociale netwerk te vinden die zij kunnen vertrouwen en in vertrouwen kunnen nemen. En het opstellen van een veiligheidsplan voor als ze het gevoel krijgen dat ze mogelijk geweld ondervinden of er getuige van zijn. Naast veiligheid moet er voldoende ruimte en speelmateriaal zijn, zodat kinderen ook fysiek de ruimte hebben om te spelen en te bewegen. Naast persoonlijke veiligheid zijn volgens de auteurs onvoorwaardelijke acceptatie en lichamelijk en geestelijk welzijn de belangrijkste doelstellingen van de meeste programma s (Poole e.a., 2008). Specifieke strategieën kunnen worden aangepast aan de behoeften van individuele kinderen. Een eerste stap hierbij is het beoordelen van de effecten van de traumatische ervaringen, de Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

62 sterke punten van een kind en op welke gebieden het kind steun nodig heeft, waarna passende hulp kan worden geboden. In het hulpaanbod dient rekening te worden gehouden met de diverse gezinsfactoren en externe factoren die invloed hebben op het gezin. Gelet op de grote variabiliteit in reacties van kinderen op blootstelling aan huiselijk geweld, is flexibiliteit in het aanbod noodzakelijk. Poole e.a. (2008) stellen dat niet alleen kwetsbare kinderen mogelijk extra steun, klinische interventies en langdurige therapie nodig hebben, maar dat ook veerkrachtige kinderen ondersteund moeten worden. Om effectieve interventies te plannen, is volgens de onderzoekers expertise nodig over de invloed van trauma s op de ontwikkeling van kinderen, over patronen van huiselijk geweld en over de ontwikkeling van het kind. De ervaringen van kinderen die getuige zijn geweest van of blootgesteld zijn aan meestal ernstig en chronisch partnergeweld, zijn traumatisch. De invloed ervan op de ontwikkeling van kinderen kan doorwerken in het dagelijks functioneren, maar kan zeker bij jonge kinderen ook in de ontwikkeling van het brein nadelige schade aanrichten, zoals we beschreven (Perry & Szalavitz, 2007). Perry verbond zijn onderzoeksbevindingen als neurowetenschapper aan zijn werk als kinderpsychiater in zijn klinische praktijk met getraumatiseerde kinderen. Kostouros (2007) gaf de theorie van Perry over de effecten van traumatische ervaringen op de ontwikkeling van de hersenen methodische handvatten. Zij beschreef op welke wijze de theorie van Perry kan worden toegepast in het hulpaanbod voor kinderen in Canadese opvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Kostouros stelt dat bepaalde interventies voor jonge kinderen in opvanghuizen ertoe kunnen bijdragen dat ze zich angstig en onveilig voelen. Ze kunnen daardoor hyperalert zijn en constante waakzaamheid ont wikkelen. 61 Perry ontwikkelde op basis van zijn theorie een behandelprogramma voor chronisch getraumatiseerde kinderen (Perry & Scalavitz, 2007). Hij bepleit het belang van een non-verbale aanpak om de in ontwikkeling beschadigde gebieden en neurale netwerken in de hersenen te stimuleren, waardoor ze kunnen herstellen. In zijn aanpak benadrukt Perry dat professionals zorgvuldig moeten zijn in hun eerste contactlegging met de kinderen. Zelf start hij vaak door op de Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

63 grond te gaan zitten en te gaan kleuren, om kinderen zodoende de gelegenheid te bieden aan hem wennen. Hij kiest voor herhaling van acties en voor een voorspelbare benaderingswijze, waardoor hij zoveel mogelijk veiligheid biedt. Ook Poole e.a. (2008) onderschrijven het belang van non-verbale activiteiten en interventies met kinderen. Ze stellen in hun onderzoek dat een kind via spel kan leren iets te beheersen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van bouwstenen als: plezier, ontdekking en oriëntatie, controle over gevoelens, sociale relaties, besluiten nemen, lichaamsbeweging, probleemoplossing en communicatie (Gundy, 1981 in: Poole e.a.; 681). Groepsactiviteiten met kinderen in Nederlandse opvanghuizen bevatten veelal gestructureerd spel, dat kinderen helpt al spelenderwijs hun sociale vaardigheden te vergroten in contacten met leeftijdgenoten. Riphagen (2000), kinderwerkster bij een Blijf-van-mijn-Lijfhuis, schreef vanuit haar werkervaring een boek over praktische, doelgerichte groepsactiviteiten voor kinderen in de vrouwenopvang. Bij de uitgewerkte activiteiten is bewust gekozen om kinderen spelenderwijs te leren omgaan met hun problemen, op een manier die bij de belevingswereld van de kinderen aansluit. Het gaat om een scala aan activiteiten die worden uitgevoerd in spelvorm, waarbij kinderen hun gevoelens leren herkennen en uiten. Er is een aantal activiteiten die kinderen de gelegenheid biedt om te verhalen over de eigen ervaringen thuis. Kinderen maken tekeningen waarbij ze kunnen vertellen. In de activiteiten zijn thema s als omgaan met angsten en het vergroten van weerbaarheid opgenomen. Bovendien zijn er activiteiten omschreven die kunnen worden gebruikt om spanningen in de groep te hanteren en er zijn spelvormen opgenomen voor samenspel van kinderen en hun moeders. 62 Diversiteit aan hulp Onderzoekers pleiten voor een diversiteit aan vormen van steun en hulp, zowel algemeen als specifiek (Poole e.a., 2008). Het belang van deskundige, professionele hulp in de opvang staat niet ter discussie. Wel is aandacht vereist voor het versterken van verschillende vormen van steun en zorg in de sociale leefomgeving van de kinderen. Contacten met anderen in kindergroepen en leefgroepen is helpend voor kinderen. Zo worden ze sociaal vaardig en leren ze dagelijkse situaties in interactie met leeftijdgenootjes en volwassenen oplossen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

64 4.4 Interventies met moeders Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, is de aanwezigheid van een goede en veilige ouder een belangrijke krachtbron voor kinderen en is het van belang dat de moeder-kindrelatie wordt versterkt. Van belang is ook dat professionals in de vrouwenopvang het belang hiervan (h)erkennen, dat herstel van contact tussen moeders en hun kinderen mogelijk is en dat relaties veranderlijk en open kunnen zijn. In meerdere onderzoeken is geconstateerd dat moeders zich vaak niet realiseren wat of hoeveel hun kinderen hebben meegekregen van het geweld (Humphreys e.a., 2006). Dit is voor de moeders vaak niet makkelijk om te erkennen. Soms zien ze het niet, omdat al hun energie gericht is op het overleven. Of de moeders dachten er beter aan te doen het geweld te verzwijgen voor hun kinderen, omdat ze hen er niet mee wilden belasten. Het contact tussen moeders en kinderen die binnenkomen in instellingen voor mishandelde vrouwen, is vaak negatief beïnvloed door de ervaringen van partnergeweld: moeders gaven aan dat ze fysiek en/of psychisch niet (voldoende) beschikbaar waren voor hun kinderen om de zorg en aandacht te bieden die kinderen nodig hebben. Andere moeders realiseerden zich minder dat en hoe het geweld ook negatieve gevolgen had voor hun kinderen. Borrego e.a. (2008) constateerden dat er weinig onderzoek is verricht naar het verbeteren van het moeder-kindcontact en daarop afgestemde hulpprogramma s. Terwijl er veel onderzoek is verricht naar huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor kinderen die daar getuige van zijn geweest. De relatie tussen moeders en hun kinderen wordt onder meer verstoord doordat zij beiden niet of moeilijk met elkaar over hun ervaringen met geweld kunnen spreken. Uit Engels onderzoek (Abrahams, 1994; in: Humphreys e.a., 2006; 57) bleek bijvoorbeeld dat bij een onderzoeksgroep van 108 vrouwen en hun kinderen slechts 17 procent daarvan er met elkaar over had gesproken. Tegelijkertijd is het volgens de onderzoekers van belang om niet alle moederkindrelaties te stereotyperen als beschadigd in de nasleep van geweld of de situatie geheel als negatief te zien (Radford and Hester, 2001; in: Humphreys e.a., 2006; 57). In een grotere studie waren moeders de enige en meest belangrijke hulpbron en steun die door kinderen werd gemeld, zelfs als hun relaties niet onbeschadigd waren gebleven (Mullender e.a., 2002; in: Humphreys e.a., 2006; 57). Veel moeders en kinderen kunnen elkaar enorm versterken 63 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

65 64 en steunen; ze ontwikkelen samen beschermende factoren. Kinderen halen positieve aspecten bij hun moeder naar boven, zoals hun vermogen om ouder te zijn, zelfs wanneer ze wordt geconfronteerd met tegenslag (Davies e.a., 1998; in: Humphreys e.a., 2006; 57). Mullender e.a. (2002), onderzoekers aan universiteiten in Engeland, verrichtten onderzoek naar de beleving van kinderen die met hun moeder naar de opvang waren gekomen. Uit hun studie bleek dat moeders en hun kinderen niet of nauwelijks met elkaar spraken over de geweldservaringen. Zij ontwikkelden speciale programma s om moeders te helpen het contact met hun kinderen te bevorderen evenals speciaal werkmateriaal om de moeders te helpen om de ook voor hen pijnlijke en traumatiserende ervaringen met partnergeweld, op een begrijpelijke en te bevatten wijze te bespreken met hun kind. De bruikbaarheid van dit werkmateriaal is onderzocht en de eerste onderzoeksbevindingen wijzen erop dat vrouwen en kinderen in opvanginstellingen voor mishandelde vrouwen, die ervoor kozen om met elkaar te werken aan activiteiten of gebruikmaakten van outreachende hulp, dit als een positief proces hebben ervaren (Humphreys e.a., 2006). Niet alle vrouwen in de opvang bleken er, op het moment van binnenkomst, klaar voor om mee te doen aan dit soort activiteiten. Doel van het werkmateriaal was om het bespreken van ervaringen, gevoelens en belevingen tussen moeders en hun kinderen op gang te helpen en inhoudelijk te verdiepen. Beoogd werd hiermee de relatie tussen de moeders en hun kinderen weer op te bouwen in de periode van de opvang en de daaropvolgende periode, mits de moeders en hun kinderen in een veilige leefomgeving terecht waren gekomen. Het werkmateriaal was zodanig van opzet dat het behulpzaam was voor moeders om de ervaringen met geweld te bespreken, tijdens de dagelijkse 15 minuten kwalitatieve tijd met hun kinderen, die zij hieraan besteedden. Voorwaarde is dat moeders (h)erkennen dat hun kinderen zijn blootgesteld aan en negatief beïnvloed door het huiselijk geweld. Dit bleek een moeilijke eerste stap voor veel moeders en opvangwerkers boden moeders ondersteuning bij de voorbereiding hierop. Sommige moeders hadden behoefte aan begeleiding van een werker vanwege de ervaringen die hun kinderen vertelden. Veel kinderen en moeders bleken enthousiast te zijn over het proces en de inhoud van het werkmateriaal. Ze hielden ervan tijd door te brengen met hun moeder en daarbij activiteiten te hebben om zich op te richten. Het bleek hun onderlinge Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

66 contact te verbeteren. Bovendien werd duidelijk dat de gezamenlijke activiteiten de relaties tussen moeders en kinderen bevorderde, en dat het van belang was om ze daarbij te ondersteunen. Voor de werkers bleek de aanpak mogelijk en noodzakelijk, een strengths-based aanpak en benadering. Het onderzoeksproject leidde tot twee publicaties, namelijk Humphreys e.a. (2006a) en Humphreys e.a. (2006b). Aanpak in de Deense opvanghuizen In de Deense opvang voor mishandelde vrouwen bleek dat veel en intensief contact plaatsvond tussen de pedagogen en de kinderen, maar ook met hun moeders (Lilholt Behrens, 2002). Dat gebeurde in individuele contacten met kinderen maar vooral in groepsverband. Een belangrijke taak die de kinderwerkers op zich namen, was het met de kinderen en hun moeders bespreekbaar maken van de ervaringen met geweld in de thuissituatie. Uitgangspunt voor de aanpak met de kinderen was ondersteuning bieden bij het verwerken van hun ervaringen. Het doel van het werken met kinderen was echter meerledig. In de helft van de gevallen was het doel de moeders bewuster te maken van de behoefte van het kind aan hulp en begeleiding. De onderzoeker gaf als verklaring voor het zwijgen van de moeders over het geweld, dat veel moeders niet in staat waren om hun kind de noodzakelijke psychische ondersteuning te bieden (Lilholt-Behrens, 2002). Bij iets meer dan een derde van de kinderen was het doel crisishulp aan de kinderen te verlenen om verdere belasting te voorkomen en om de verantwoordelijkheid en de schuld bij kinderen weg te nemen. In bijna een derde van de kinderen werd duidelijk dat de belangen en het welzijn van het kind in het gedrang kwamen. De meeste kinderen in deze groep werden aangemerkt als uitzonderlijk zwaar belast. De kinderen hadden aanpassings- en emotionele problemen, en ontwikkelden zich in een negatieve richting. Bij een op de vijf kinderen was het doel van de aanpak de kinderen te vrijwaren van een schuldgevoel. 65 Medewerkers constateerden bij een deel van de kinderen met gedragsproblemen positieve effecten van de interventies (Lilholt Behrens, 2002): kinderen waren minder onzeker; ze hadden minder conflicten; kinderen met emotionele problemen konden hun gevoelens beter uiten; het zelfvertrouwen van Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

67 kinderen was gegroeid; angstgevoelens waren zodanig verwerkt dat kinderen minder defensief waren; kinderen kregen begrip voor de eigen situatie. Tevens deden kinderen de ervaring op dat ze hun verhaal konden vertellen tegen een volwassen persoon die rustig en begripvol was; en dit zonder in loyaliteitsconflict met hun moeder te komen. Vanwege hun betrokkenheid en zorg voor hun moeders kampten kinderen met loyaliteitsconflicten. Door de aanpak met de kinderen kwam de moeder tot rust, waardoor het kind zich minder verantwoordelijk voelde en ook tot rust kwam. Kinderen leerden dat geweld niet alleen hen aanging. Hun gevoel van eigenwaarde werd versterkt doordat de stilte en het taboe rond geweld werden doorbroken. Door samenwerking met externe partners als het maatschappelijk werk en de school, werden de problemen van kinderen zichtbaar en duidelijk. Men kon in de kinderopvang of op school meer rekening houden met de kwetsbare positie van het kind en kinderen kregen een stabieler dagritme, omdat de moeder meer tijd en energie had om voor het kind te zorgen en meer begrip kreeg voor de behoeften van het kind. Hoewel geweld een van de redenen was waarom de kinderen in het opvangcentrum verbleven, bleek toch minder dan twee van de drie kinderen bij binnenkomst in Deense opvangcentra te weten waarom zij daar waren; minder dan de helft van de kinderen had met hun moeder over het geweld gesproken. Ook sommige oudere kinderen hadden niet met hun moeder over het geweld gepraat. De onderzoeker concludeerde dat er een taboe rust op dit onderwerp: ze spreekt over de kenmerkende stilte die heerst in gezinnen met geweld. 66 Meer dan een kwart van de kinderen in de Deense opvang had tijdens het verblijf contact met de geweldpleger. De onderzoekers vonden het opvallend dat een kleine groep kinderen die zelf slachtoffer was van fysieke afstraffing of mishandeling, tijdens het verblijf contact had met degene die dit geweld tegen hen gebruikte. Meer dan de helft van de kinderen sprak met de pedagoog over hun vader waarbij opviel dat kinderen aangaven dat zij hem aan de ene kant misten, terwijl zij aan de andere kant bang waren voor zijn gewelddadige gedrag. De pedagogen zetten hierbij verschillende methodes in: ze voerden meestal geen rechtstreekse gesprekken, maar werkten met spelsituaties of met andere activiteiten. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

68 4.5 Kinderwerkers in de vrouwenopvang De pedagogen in de Deense opvangcentra adviseerden moeders over hun kinderen en voerden gesprekken met moeder en kind samen, met tot doel de moeders meer bewust te maken van de dringende hulpbehoefte van het kind, zodat ze daarop konden aansluiten (Lilholt Behrens, 2002). In het Deense onderzoek bleken tussen de opvangcentra grote verschillen te bestaan in de aanpak en werkwijze met kinderen en hun moeders. Sommige pedagogen hadden bijna geen individueel contact met de kinderen, terwijl anderen bijna alleen maar moeder-kindgesprekken voerden of gesprekken met het kind alleen. Daarbij is geen specifieke methodiek gehanteerd. De onderzoekers schreven het toe aan persoonlijke voorkeuren van kinderwerkers en/of de actuele situatie in het opvanghuis. De manier van werken van de pedagogen droeg eraan bij dat de behoefte aan steun van de kinderen wel zichtbaar werd. Een gemeenschappelijke randfactor voor alle pedagogen in de Deens opvanghuizen was de onvoorspelbaarheid van het werken met kinderen en moeders in het opvangcentrum. De vrouwen konden het opvangcentrum verlaten wanneer zij dat wilden. Dit betekende dat de pedagogen hiermee rekening moesten houden bij de planning van hun werk met de kinderen. Zij werkten daarom met korte, afgeronde trajecten. Toch lukte het slechts in een op de vijf gevallen om alle doelen te bereiken, terwijl het bij nog eens 15 procent bijna was gelukt. Bij de helft van de kinderen werden de doelen slechts gedeeltelijk bereikt of helemaal niet. Vaak was het korte verblijf een belangrijke factor voor het niet behalen van de doelen. 1 Pedagogen in de Deense opvang hadden moeite met het stellen van realistische doelen voor hun werk met de kinderen. Deels had dit te maken met het feit dat een groot deel van de kinderen zodanig beschadigd was dat in hun behoeften niet kon worden voorzien met een kortstondige aanpak. Naast oorzaken die te maken hadden met het korte verblijf in de opvang, beperkte beschikbaarheid van personeel vanwege vergaderingen, ziekte of vakantie, is het gebrek aan samenwerking van moederskant door pedagogen aangegeven als reden waarom de doelen niet konden worden bereikt. Pedagogen gaven aan moeite te hebben met het vergroten van het begrip van moeders voor de behoeften van het kind. De vraag is of een gebrek aan samenwerking de moeders (volledig) kan worden aangerekend. 67 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

69 De Deense onderzoeker noemt het gebrek aan samenwerking met de moeders zorgwekkend omdat twee van de drie kinderen in deze groep als zodanig verwaarloosd worden beschouwd, dat juist de samenwerking tussen moeder en de kinderwerkers noodzakelijk is om het kind te ondersteunen en verdere schade te voorkomen. Niet besproken is of de moeders door pedagogen uitsluitend werden aangesproken als opvoeder of dat ze ook als ouder 2 zijn gezien door de pedagogen. Zo beschrijft Dijkstra (2009) de effecten van hardnekkige normen over moederschap, zelfs als moeders zijn mishandeld. Voeg daar aan toe dat de moeders in de vrouwenopvang kampen met de gevolgen van de vaak chronisch geweldservaringen dan zijn er vraagtekens te plaatsen bij deze interpretaties van pedagogen en onderzoeker. 4.6 Samenwerking met externe partners 68 De Deense opvangcentra voerden als beleid dat de vrouwen zelf contacten onderhouden met externe samenwerkingspartners. Dat dit een onhaalbare norm voor veel moeders is, blijkt uit het feit dat medewerkers van de opvangcentra bij een op de drie kinderen betrokken waren bij die samenwerking, onder andere vanwege de zorg voor de kinderen (Lilholt Behrens, 2002). Het meest werd samengewerkt met maatschappelijk werk van de gemeente en in iets mindere mate met de wijkverpleegkundige en de school. Slechts in een enkel geval werd samengewerkt met de huisarts. In 86 procent van de gevallen waarbij werd samengewerkt met maatschappelijk werk, was er al voor het verblijf in het opvangcentrum contact tussen het gezin en de sociale dienst. In minder dan 20 procent van de gevallen was de inzet van het maatschappelijk werk tot dan toe gericht op het kind. Door de inzet van medewerkers van opvangcentra bleek dat een groot deel van de kinderen die extra hulp nodig had, die hulp ook daadwerkelijk kon krijgen. Volgens Poole e.a. (2008) neigen opvanghuizen ertoe hulpverlening/dienstverlening en opleidingsprogramma s te bieden die voldoen aan de basisbehoeften van de bewoners. Ze pleiten er echter voor om daarin het geweld meer centraal te stellen, aangezien het uiteindelijk een essentieel onderdeel van preventie is. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

70 Gezien de beperkte middelen en het korte verblijf in de meeste opvanghuizen, dienen volgens de onderzoekers andere instellingen (meer) verantwoordelijkheid te nemen voor het bieden van hulp en steun aan kinderen. Ook Lilholt Behrens (2002) concludeert dat kinderen slechts zelden het middelpunt vormen van de aanpak van sociale hulpverleningsinstanties die geweld moeten voorkomen of beëindigen, terwijl deze instanties al voor het verblijf in het opvangcentrum contact hadden met de meerderheid van de gezinnen. Poole e.a. (2008) concluderen dat meer en nauwgezet onderzoek nodig is om te weten hoe programma s voor aanpak, hulpverlening en steun er moeten uitzien: wié moet worden geholpen, in welke perioden, en wat moet de achtergrond zijn van het personeel. Verder moet duidelijk worden wat specifiek verandert bij kinderen na een interventie en welke verandering een programma tot succes maakt. Ook ethische vraagstukken op dit onderzoeksgebied vereisen volgens Poole e.a. aandacht, inclusief voorzichtigheid met het pathologiseren van alle kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Een voorbeeld dat ze in dit verband noemen, is dat het moeilijk kan zijn voor moeders en hulpverleners om programma s te bieden aan kinderen in een sociaal klimaat waar men geneigd is moeders in het algemeen de problemen van hun kinderen te verwijten en ze onderworpen zijn aan overheidsinterventies die hen straffen (Swift, 1995; in: Poole e.a., 2008). Kinderen verschillen aanzienlijk in hun reacties op huiselijk geweld en wanneer een moeder bijvoorbeeld weigert toestemming te verlenen voor beoordeling van haar kind in een opvanghuis of niet wil dat een kind deelneemt aan een programma, kan zij te maken krijgen met een melding aan de kinderbescherming, omdat het programma wordt beschouwd als in het belang van het kind. Gezien de omvang van huiselijk geweld en het gebrek aan succes in het internationaal verminderen van prevalentie zijn volgens de onderzoekers programma s die tot doel hebben de spiraal van geweld te doorbreken belangrijk. Volgens hen kan het ingrijpen voor kinderen algemeen beschouwd worden als preventie. De bewijzen dat veel kinderen lijden onder sociale, emotionele en fysieke gevolgen van het getuige zijn van huiselijk geweld, moet volgens hen worden versterkt en verduidelijkt evenals de ontwikkeling van succesvolle programma s met als doel verbetering van het welzijn van kinderen. 69 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

71 4.7 Samenvatting en conclusie Doel van dit hoofdstuk was te achterhalen welke activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen zijn beschreven en onderzocht. Eveneens wilden we achterhalen of en op welke wijze, de activiteiten en interventies de krachtbronnen voor kinderen helpen versterken. Uit studies naar interventies en activiteiten met kinderen en hun moeders in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen, komt een divers aanbod naar voren, dat kan helpen de ervaringen met geweld een plaats te geven. Bovendien kan het kinderen helpen hun gestagneerde of verstoorde ontwikkeling weer op te pakken. Belangrijke aandachtspunten voor de activiteiten en interventies met kinderen zijn: Ook kinderen zonder duidelijk zichtbare effecten van het geweld hebben gerichte steun en/of hulp nodig. Non-verbale aanpak in spelvormen om aan te sluiten bij kinderen en hun mogelijkheden. Zowel groepsgerichte als individuele activiteiten en interventies met moeder en kind samen. Interventies moeten maatwerk zijn, afgestemd op het kind en diens moeder. Inzetbaarheid op scala aan probleemgebieden. Veiligheid bieden in de benaderingswijze van kinderen, door herhaling en voorspelbaarheid en door kinderen in het spel de leiding te geven. Meer centraal stellen van de ervaringen met geweld, aangezien het uiteindelijk een essentieel onderdeel van preventie is. 70 Belangrijke aandachtspunten voor activiteiten en interventies met moeders zijn: Versterken van de moeders in hun ouderschap. Erkenning van de complexe en veelgevraagde taken en eisen die ouderschap van moeders in de opvang vraagt. Bejegening van de moeders: kinderwerkers zijn zich bewust van normering op ouderschap en het versterken van moeders in hun ouderschap. Solidariteit met moeder, als belangrijkste krachtbron voor hun kinderen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

72 Noten 1 Bijna driekwart van de kinderen verliet het opvanghuis binnen een maand. 2 Zoals Dijkstra (2009; 118) aangaf is opvoeden een pedagogisch concept en ontwikkelingsgericht; ouderschap bestrijkt en veel breder terrein en kent meer lagen: biologisch, psychisch, cognitief, emotioneel, sociologisch, ethisch. Bij problemen met een kind zet men opvoedingsondersteuning in als remedie en focust men bij voorkeur op betere opvoedingsvaardigheden. 71 Activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders

73

74 Hoofdstuk 5 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van de groepsinterviews met de kinderwerkers 1 bij vier verschillende instellingen in de vrouwenopvang. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen met achtergrondinformatie over de instellingen en de geïnterviewden. In de analyse van de groepsinterviews zijn de volgende thema s uitgewerkt: 1 Organisatie en positie van het kinderwerk. 2 Kinderwerk in de verschillende fasen van de opvang. 3 Werkprincipes van het kinderwerk. 4 Aard van de activiteiten en interventies van het kinderwerk. 5 Samenwerking met ketenpartners. 6 Reflectie van kinderwerkers op de aard van het werk en randvoorwaarden. In de volgende paragrafen worden deze thema s in verband gebracht met de bevindingen uit de literatuurstudie. 5.2 Organisatie en positie van het kinderwerk Voor het werken met kinderen in de vrouwenopvang bestond vanuit beleidsperspectief geruime tijd amper aandacht en ruimte (Wolf e.a., 2006; Dijkstra, 2009). Kinderen zijn lang beschouwd als meegekomen kinderen ( Brilleslijper-Kater e.a., 2009). Toch wordt in de vier opvanginstellingen die bij het onderzoek zijn betrokken, al jarenlang invulling gegeven aan de opvang en begeleiding van kinderen. Met het kinderwerk in de vrouwenopvang bedoelen we de activiteiten en interventies die worden verricht met of met het oog op 2 de kinderen van 73 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

75 moeders in de vrouwenopvang. De term kinderwerkers gebruiken we als verzamelnaam om professionals aan te duiden die kinderwerk uitvoeren. In de instellingen wordt daarvoor een scala aan omschrijvingen gebruikt, zoals: opvoedmedewerker, ouderbegeleider, crèchemedewerker, gespecialiseerde kindergroepwerker, activiteitenbegeleider, pedagogisch werker, orthopedagoog of gedragsdeskundige (Dijkstra, 2010). 74 Positie De positie van het kinderwerk in de vrouwenopvang is veranderd. Kinderwerk had in de vrouwenopvang lange tijd de functie van dagverblijf voor kinderen. Een belangrijk doel daarvan was het ontlasten van de moeders. In de jaren negentig veranderde de beleidskoers vanuit de overheid. De kerntakendiscussie leidde tot het doorvoeren van een financieringssysteem dat gebaseerd was op een bed, bad en brood voorziening voor de residentiële opvang van vrouwen en hun kinderen. Dit had tot gevolg dat bij een aantal vrouwenopvanghuizen sommige basisvoorzieningen voor kinderen verdwenen (Dijkstra, 2008; 23). Daarnaast voltrok zich bij een aantal vrouwopvanghuizen een proces van schaalvergroting. Fusies leidden tot integratie met andere vormen van maatschappelijke opvang. De ontwikkeling en specifieke benaderingswijze van het opvangaanbod voor kinderen in de vrouwenopvang, kwam tijdens de fusietrajecten op de achtergrond (Dijkstra, 2010). Het onderzoek in opdracht van het ministerie van Justitie door Dijkstra (2001b), plaatste kinderen meer op de voorgrond en vergrootte de aandacht voor kinderen binnen vrouwenopvanghuizen. Het besef groeide dat getuige zijn van geweld voor kinderen nadelige gevolgen kan hebben. In het Verbeterplan Vrouwenopvang dat voor de sector is opgesteld, is de hulp aan kinderen in de vrouwenopvang een van de speerpunten (Federatie Opvang, 2008). Volgens het Verbeterplan worden kinderen steeds meer (h)erkend als specifieke doelgroep en zouden effecten van interventies en hulpprogramma s onderzocht moeten worden. Aandachtspunt is ook de aansluiting naar jeugdzorginstellingen die volgens het Verbeterplan vaak traag en moeizaam verloopt. In de vier bij het onderzoek betrokken instellingen voor vrouwenopvang verblijven moeders met hun kinderen in bepaalde 3 fasen in leefgroepen, waar ze met andere vrouwen en hun kinderen gemeenschappelijke leefruimtes delen. De vrouwen hebben een eigen slaapkamer, die ze in sommige opvanghuizen Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

76 met hun kinderen delen. In de sector is de discussie over de wenselijkheid van opvang van vrouwen en kinderen in leefgroepen gaande. De nadelen ervan zijn bekend: De vele verschillen tussen vrouwen maken het samenleven in relatief kleine ruimten voor alle betrokkenen tot een serieuze opgave. (Wolf e.a., 2006; 158). Een aantal kinderwerkers geeft aan dat het kinderwerk zich moest bewijzen, omdat in de vrouwenopvang alle aandacht uitging naar de moeders. Een kinderwerker geeft aan dat ze altijd het gevoel heeft gehad dat kinderen in de vrouwenopvang lange tijd niet werden gezien als cliënt, en ze juicht specifieke aandacht voor kinderen binnen de opvang toe. Sinds ze bij de crèche begon is het kinderwerk sterk veranderd: Toen ik hier kwam werken, was de crèche echt de crèche ( ). Kinderen gingen naar de crèche en moeders deden hun programma. Met de kinderen werd eigenlijk weinig gedaan, alleen opgevangen. Dat is van lieverlee verbeterd. Er zijn cursussen gekomen, we gaan ondersteunend aanbod doen, geven babymassage. Het kind wordt belangrijker. En nog vind ik dat het kind niet als cliënt wordt gezien. De moeder komt altijd op de eerste plaats. (V1a) Verder stelt ze: Ik denk dat wij vanuit de crèche zelf ons hebben moeten profileren om het kind onder de aandacht te brengen. De moeder was het belangrijkste, het ging altijd om de moeder. Het programma was op de moeder gericht. Het begeleidingsplan was voor de moeder. Er was wel opvoedingsondersteuning, maar niet echt met een duidelijk plan. We gaven tips. Nu is het allemaal meer in goede banen geleid. En het wordt steeds meer, het kind is ook cliënt. Want de kinderen hebben al genoeg bagage. (V1a) Organisatie Alle geïnterviewde instellingen voor vrouwenopvang hebben een of meerdere kindergroepen, die door professionele medewerkers worden begeleid. Het merendeel van het kinderwerk vindt plaats tijdens de vervolgfase van de vrouwenopvang. Het kinderwerk beschikt over een of meerdere specifieke ruimtes voor de opvang en de groepsactiviteiten. Het kinderwerk biedt opvang en begeleiding aan kinderen in groepsverband. De kindergroepen zijn ingedeeld naar leeftijd: kinderen van nul tot vier jaar en kinderen van vier tot 12 jaar. Voor oudere kinderen is in de vrouwenopvang niet altijd een (aparte) kindergroep. De frequentie van de groepsactivi- 75 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

77 76 teiten of -bijeenkomsten voor kinderen verschilt, in alle opvanghuizen is dat minstens drie à vier keer per week. Daarnaast wordt in een-op-een situaties met de kinderen gewerkt of met moeder en kind tezamen of er wordt gewerkt in themagerichte kindergroepen met parallelgroepen voor de moeders. Het aanbod is divers: crèche, kindergroep, moeder-kindbegeleiding, cursus Let op de Kleintjes of een variant daarop (bijvoorbeeld Ruzie Thuis), opvoedingsondersteuning, video interactie begeleiding, cursus babymassage en spel als hulp. De betrokken vrouwenopvanghuizen vangen ook tienermoeders met hun kinderen op. Drie van de vier instellingen plaatsen tienermoeders 4 in een aparte groep. Valkenhorst heeft ook een zogenaamde structuurgroep voor vrouwen met een licht verstandelijke beperking en hun kinderen. De kinderen van deze vrouwen komen ook naar de kindergroepen. Per groep 5 verschilt het aantal dagdelen waarop de kinderen naar de crèche komen. Toch is het niet alleen een kwestie van positie en profilering, het had ook een financiële reden dat kinderen in de vrouwenopvang lange tijd niet als cliënt werden gezien (Dijkstra, 2010). De samenwerking tussen vrouwenwerk en kinderwerk is verbeterd. Het is inmiddels gebruikelijk dat de kinderwerkers deelnemen aan de besprekingen over en met de moeders, die gaan over het verloop en de voortgang van het verblijf en de begeleiding. Toch merkt een kinderwerker op dat er nog sprake is van gescheiden posities: We hebben heel hard moeten knokken om er een team van te maken. Juist omdat de collega s gewend waren dat het kinderwerk heel apart stond. Daar hebben we veel in geïnvesteerd. We begeleiden nu samen de vrouwen en dat gaat heel goed. (V4) Dat collega s van het vrouwenwerk het kinderwerk soms nog als een aparte afdeling benaderen, blijkt ook uit het volgende voorbeeld: Als er dingen in huis rond de kinderen spelen, dan merk je het nog. Dan krijg je een telefoontje: joh ze zijn hier vervelend, kom eens even iets doen. Dat vind ik wel opvallend. Niet zelf iets doen, niet de moeder aanspreken, maar direct ons bellen. (V4) Binnen Stichting Hoek werken leefgroepwerkers en kinderwerkers samen. Leefgroepwerkers bieden opvoedingsondersteuning door adviezen te geven, vragen te stellen en feedback te geven op de dagelijkse omgang in de leefgroepen. De kinderwerkers werken intensief samen met de leefgroepwerkers. Bovendien springen leefgroepwerkers bij in de kindergroep van Stichting Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

78 Hoek als dat vanwege drukte nodig is. Die brede inzetbaarheid is volgens de werker ook nodig om de verbinding tussen het groepswerk en het kinderwerk aan te brengen. Het vereist dat een leefgroepwerker in staat is om dit werk te doen en dat blijkt ook een uitgangspunt te zijn: Je zet verbindingen neer en die verbindingen heb je heel hard nodig. Je moet duidelijk maken aan de moeders en de kinderen dat je één team bent, ook al heb je verschillende functies en verschillende disciplines en rollen in het team, je bent toch één team. (V3) Kinderen en het kinderwerk krijgen in de vrouwenopvang meer positie en aandacht. Volgens de kinderwerkers is in de vrouwenopvang een positieve ontwikkeling gaande in de aandacht en zorg voor kinderen. Er is besef dat kinderen in de opvang specifieke aandacht behoeven, vanwege hun problemen en ervaringen met geweld. 5.3 Kinderwerk in verschillende fases van de opvang De wijze waarop het kinderwerk gedurende het verblijf wordt ingevuld hangt samen met de fase van opvang waarin kinderen en hun moeders verblijven. We onderscheiden de crisisopvang, de vervolgopvang en de nazorgfase. Onderstaand geven we aan waar tijdens deze fasen de accenten van het kinderwerk liggen. Crisisopvang In de crisisopvang biedt men opvang aan vrouwen en hun kinderen die dringend veilig onderdak nodig hebben. Sommige vrouwen verblijven één nacht in de crisisopvang, andere verblijven er drie maanden. Kinderwerkers in de crisisopvang bieden kinderbegeleiding en opvoedondersteuning aan moeders. Het gaat om basale zorg: opbouwen van een dagindeling van eten, voeding en verzorging voor de hele jonge kinderen en om advies bij problemen van kinderen, bijvoorbeeld wanneer een kind slaapproblemen heeft. Het accent van de begeleiding in deze fase ligt op de vrouwen. Zij bepalen of ze blijven of teruggaan naar hun partner, of kiezen voor andere opties. Het kinderwerk bestaat vooral uit het ondersteunen van moeders bij de stappen die zij (gaan) zetten en adviezen over het omgaan met hun kinderen. 77 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

79 Zoals aangegeven in de literatuurstudie worden in de vrouwenopvang vooral moeders en kinderen uit de meest kwetsbare gezinnen opgevangen. Het loslaten van het criterium dat moeders zelfstandig voor hun kinderen moeten kunnen zorgen, betekent dat in de crisisopvang ook moeders met kinderen komen die een intensiever beroep doen op ondersteuning door opvangmedewerkers, waaronder ook de kinderwerkers. Niet alle vrouwen die met hun kinderen in de crisisopvang terechtkomen hebben vervolgopvang nodig. Als een moeder niet genoeg heeft aan ambulante hulp omdat ze meer hulpvragen heeft, waarbij sprake is van complexe hulpvragen in opvoeding van haar kinderen, dan verwijst de crisisopvang haar door naar de vervolgopvang. Vervolgopvang De moeders die met hun kinderen in de vervolgopvang komen, kampen volgens een aantal kinderwerkers met zware en meervoudige problemen, hetgeen ook bleek in de literatuurstudie (Lilholt Behrens, 2002; Wolf e.a., 2006). Moeders blijven volgens de kinderwerkers ook langer in de vervolgopvang en het kinderwerk krijgt kinderen met ernstige problemen: De laatste tijd zijn het allemaal langdurige opnames. Vroeger mochten vrouwen en kinderen tot maximaal zes maanden hier blijven. Er is nu een traject voor als ze negen maanden tot een jaar nodig hebben. ( ) Vaak waren moeders na zes maanden nog niet klaar. Nu kunnen ze langer blijven. (V1a) In de vervolgfase voert het kinderwerk meer en intensievere activiteiten en interventies uit met kinderen en hun moeders, dan in de andere fasen van het verblijf. Problemen van kinderen en hun behoefte aan steun en hulp worden in deze fase vaak zichtbaar. 78 Nazorgfase Kinderwerkers van sommige opvanghuizen bieden nazorg aan kinderen en hun moeders via ambulante hulp aan huis, bijvoorbeeld om de hechting tussen moeder en kind te helpen versterken en opvoedingsondersteuning te bieden: Ik heb bijvoorbeeld nu een jonge moeder die niet wist wat ze eigenlijk met haar kind moest. Die ga ik nu aan huis ondersteunen met in bad doen, eten geven, verzorgen en baby massage. (V1a) Een andere kinderwerkster van Valkenhorst werkt ambulant met twee tienermoeders. Ze biedt hen spelondersteuning en begeleidt deze moeders in het Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

80 geven van peutermassage. Op die manier houdt ze contact met de moeder en het kind. Ze geeft de moeder iedere week handvatten om haar bij de les te houden in de ontwikkeling van haar kind en vaardigheden daarop te ontwikkelen. Deze groep heeft langdurige zorg nodig. Soms is de nazorg ook gericht op controle op de veiligheid van moeder en kind in de periode van zelfstandig wonen, zoals bij een moeder die drugsverslaafd is geweest, maar af en toe nog wel gebruikt: Dan heb ik er ook een controletaak bij: Hoe loopt het daar in huis, ziet het er goed uit? Is alles veilig voor het kind? ( ) Laatst was ik er en toen stonk het er ontzettend naar sigarettenrook. Ik dacht: jee, je moet niet roken. Nou ja, dan heb je een gesprek daarover, dat het een ongezonde situatie is. (V1a) Kinderwerkers kaarten hun zorgen zowel aan bij de moeder als bij de mentor van de moeder. Een mentor is een kinderwerker die de vaste contactpersoon is voor de moeder en haar kind en betrokken is bij de besprekingen van de moeder met de hulpverleners over het verblijf. Tegen deze moeder zeggen we ook: Ik maak mij zorgen. Ik ga met jouw mentor bespreken dat ik het hier bij jou zo heb aangetroffen. Het voelt voor mij niet als echt veilig. Ik snap dat je het heel lastig vindt, maar we kunnen samen naar een oplossing kijken. Hoe is het voor jou makkelijker? Hoe kunnen we de draad weer oppakken? Dan weet ze dat en is ze vaak wel bereid om in actie te komen. De zorg na het verblijf in de vrouwenopvang is belangrijk, omdat de overgang van langdurig verblijf in de vrouwenopvang naar zelfstandig wonen voor veel moeders groot is en ze er als ouder vaak alleen voor staan. Samenvattend kunnen we stellen dat de aard en de invulling van de activiteiten en interventies samenhangt met de fase van verblijf van moeders en kinderen in de vrouwenopvang. De meeste activiteiten en interventies met kinderen en hun moeders worden in de vervolgfase van de vrouwenopvang uitgevoerd. In de crisisopvang en in de nazorgfase is de zorg gericht op basale verzorging van kinderen en het geven van adviezen aan moeders Werkprincipes van het kinderwerk Kinderwerkers hanteren diverse werkprincipes die ze inzetten in de aanpak en werkwijze met kinderen en hun moeders. Deze werkprincipes werken we hieronder nader uit en we geven voorbeelden van de wijze waarop werkers ze toepassen. Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

81 1 Aansluiten bij kinderen is maatwerk Kinderwerkers proberen contact te maken en aan te sluiten bij het kind. In de bejegening van een kind zoekt een kinderwerker naar de wijze waarop het kind benaderd wil worden, naar de 'goede ingang. Daarom kijken ze goed naar kinderen, observeren kinderen en proberen op ieder kind af te stemmen: Ik denk dat wij heel goed zijn in observeren. Vandaar dat we inschatten of je wat meer afstand moet houden, of wat meer nabij kunt komen. Wat vraagt het kind van mij, is toch een belangrijke houding daarin. ( ) En je blijft er iedere keer weer van leren, ik bedoel je ervaring speelt daarin ook een rol, en je intuïtie. (V1b) Een stil kind benader je anders dan een expressief kind dat sneller op je afstapt. Een kinderwerker vertelt hoe ze een stil kind zou benaderen: Ik denk door er bijvoorbeeld op gelijke hoogte naast te gaan zitten. En dan ontspannen en spelenderwijs proberen het kind een beetje af te leiden, bij het spel mee te laten doen. Ja, een rustige benadering, absoluut! Haar collega vult aan: Ja, terwijl ik soms misschien weer humor gebruik of wat enthousiaster kan zijn. (V1b) Kinderwerkers merken aan veel kinderen dat ze nadelige gevolgen van hun ervaringen met geweld in de thuissituatie en het vertrek naar de opvang ondervinden. Een kinderwerker omschrijft de kinderen als volgt: Het zijn kinderen met een rugzakje, dat wil zeggen dat kinderen vaak, niet altijd, maar vaak toch wel een hele hoop hebben meegemaakt. Dus dingen gezien hebben en soms zelf ook hebben ondervonden. Ruzies, geweld, noem maar op. Dat brengt toch wel iets met zich mee. Ze zijn niet zo zorgeloos als andere kinderen die wel in een veilig gezin hebben gezeten. (V1a) 80 De kinderwerkers observeren het gedrag van de kinderen in de spelkamer. Een kinderwerker met ruime werkervaring vertelt hoe ze observeert en dit methodisch inzet bij de begeleiding: Je ontwikkelt een soort Fingerspitzengefühl. Je leert heel snel observeren, kijken naar de interactie tussen moeder en kind, kijken hoe het kind beweegt, hoe actief het kind is, wat het kind met je doet, hoe het eet en drinkt, hoe het slaapt. Je werkt eigenlijk binnen twee weken voor jezelf, of met het team, een rijtje af en dan zeg je van oké, nou we gaan dit en dat doen en dan kom je meteen in actie, want je kunt hier geen halfjaar wachten tot je in actie komt. (V1a) Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

82 Op basis van observatie maken kinderwerkers een begeleidingsplan voor het kind: Aan de hand van het begeleidingsplan gaan we werken aan aandachtspuntjes van het kind, soms aan puntjes van moeder en kind tezamen. Dat doen we op verschillende manieren. De kinderen komen vier dagen in de week ( ). In die tijd werken we spelenderwijs aan aandachtspuntjes. (V1b) De genoemde aandachtspuntjes betreffen de leerpunten voor een kind waar het in de kindergroep zelf aan kan werken en waarbij de begeleidsters hem ondersteunen en uitleg geven. Die leerpunten zijn concreet en ze worden met het kind besproken, zodat het kind ermee kan oefenen in dagelijkse situaties. De kinderwerkers in het interview gebruiken steeds verkleinwoorden. Het wijst erop dat de toegang naar hulp voor het kind zo laag mogelijk moeten zijn en de te realiseren doelen haalbaar moeten zijn. In het hulpproces van kinderen kunnen kleine stappen worden gezet. Kinderwerkers houden rekening met de diversiteit van kinderen in de opvang, hun kenmerken (leeftijd, geslacht, type kind) en mogelijkheden, en proberen in te spelen op de behoefte of unieke eigenschappen van de kinderen. Ze halen een kind op bepaalde momenten naar de voorgrond om het speciale aandacht te geven. Een voorbeeld is het afscheid van een kind uit de opvang, waar volgens een vast ritueel aandacht aan wordt besteed: Wij nemen altijd heel bewust afscheid ( ), dan komt de moeder er ook bij. Dan gaan ze trakteren en dan tekent het kind dat weggaat voor ons een tekening. Wij maken ook allemaal iets voor het kind en dan gaan we een rondje doen van: wat heb jij met hem gedaan of wat vond je leuk? Ze krijgen een persoonlijk boekje. (V4) Kinderen vinden het fijn om een persoonlijk boekje te krijgen, moeders blijken het ook te waarderen. Zo bleek dat een moeder die na jaren opnieuw in de opvang terechtkwam, deze keer met jongere kinderen, de boekjes van haar oudere kinderen nog steeds had. Zo belangrijk is die tastbare herinnering aan ook goede en mooie momenten van het verblijf in de opvang (zie ook: Dijkstra, 2010). De boekjes blijken ook voor de kinderen zelf van waarde. Een kinderwerker vertelt dat kinderen bij een huisbezoek de boekjes, die in de kindergroep zijn gemaakt, aan de kinderwerker laten zien: Die boekjes zijn heel belangrijk. Heel veel kinderen slaan dat jaren op: zij konden goed tekenen of kregen complimenten mee en mooie stukjes. (V4) 81 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

83 Om goed bij kinderen aan te sluiten, maken kinderwerkers in hun team gebruik van elkaars individuele kwaliteiten. Ze nemen soms bewust iets van een collega over. Een kinderwerker geeft een voorbeeld van een jongen die niet naar de kindergroep wilde komen en erg boos was tijdens het intakegesprek dat haar collega met hem had gevoerd. Ze nam bij de kennismaking in de groep het gesprek van haar collega over en koos bewust voor een andere toon; die bleek aan te slaan: Dan zoek je naar wat aansluit bij die jongen ( ). Zo ga je een beetje in zijn gedrag mee en vijf minuten later zat hij op de fiets te stralen, dat ie het geweldig vond. (V1b) Kinderwerkers beogen open en eerlijk met kinderen te communiceren, zodat kinderen zich gezien en gehoord voelen en weten waar ze aan toe zijn. Kinderen zijn daar gevoelig voor en letten ook op kinderwerkers. Een kinderwerker licht de basishouding in het contact met kinderen toe: Ik denk dat wat je doet, dat doe je oprecht. Kinderen weten gewoon dat ze je kunnen vertrouwen ( ). Je zorgt dat je je aan je woord houdt. Als dat niet het geval is, dan leg je uit waar dat door komt. Dus je benoemt veel. Maar je moet zorgen dat je eerlijk blijft naar ze. En ik denk dat ze dat ook wel horen aan je stem. (V1b) 82 2 Veiligheid versterken Kinderwerkers willen kinderen structuur en voorspelbaarheid bieden om het veiligheidsgevoel van kinderen te helpen vergroten. Een van de manieren om structuur te bieden, is door een vaste dagindeling aan te brengen voor jonge kinderen en daar consequent aan vast te houden. Die structuur geeft duidelijkheid, het maakt voorspelbaar wat komen gaat en het biedt kinderen veiligheid. In de literatuurstudie haalden we Perry & Scalavitz (2007) aan, die aangeeft dat traumatische ervaringen bij kinderen doorwerken in hun ontwikkeling en dat kinderen met traumatische ervaringen de veiligheid nodig hebben van vaste, herhaalde patronen en rituelen. Een kinderwerker beschrijft hoe werkers zich bewust zijn van gevoelens van onveiligheid bij kinderen en hoe ze daar met kinderen in de opvang mee omgaan. De inzichten zijn ontwikkeld vanuit de eigen praktijkervaring en kinderwerkers passen deze inzichten bewust toe. In de communicatie en omgang met de kinderen benoemen ze letterlijk wat ze met kinderen gaan doen: Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

84 Wij proberen heel voorspelbaar te zijn voor de kinderen. Dus benoemen we continu wat we gaan doen, we benaderen de kinderen continu voorlangs. Van: ik ga jou nu optillen, wij gaan jou nu aan tafel zetten, zodat een kind weet wat er gaat gebeuren, en dan is het ook niet meer eng. (V1a) De kinderwerker licht de achtergrond en overwegingen van deze aanpak toe: Het vertrouwen in volwassenen is vaak weg hè, ze hebben heel veel geweld gezien. Of ze zijn zelf mishandeld. Heel vaak koppelen kinderen volwassenen aan dat geweld. Dus als wij hier eerst weer het vertrouwen en de veiligheid terug kunnen geven, heeft moeder daar ook weer voordeel van. Wij spreken moeders ook aan op hoe ze kinderen aan moeten spreken: door de knieën, altijd alles benoemen. We geven ze eigenlijk als handvatten mee wat wij hier in de crèche ook doen. (V1b) Deze kinderwerkers interpreteren en verklaren het gedrag en de problemen van kinderen vanuit de ervaringen met geweld in de thuissituatie. Met hun kennis en werkpraktijk sluiten ze aan bij de behoefte aan veiligheid die deze kinderen nodig hebben. Bovendien geven ze moeders informatie en advies over de wijze waarop moeders hun kind kunnen helpen zich weer veilig te gaan voelen. Het gevoel van veiligheid bij kinderen bevorderen is een belangrijk uitgangspunt, zoals verwoord door een kinderwerker van de crèche van Valkenhorst: Prioriteit binnen de crèche vind ik dat kinderen weer veiligheid en vertrouwen vinden bij volwassenen. Omdat dat toch een stukje is waar ze heel kwetsbaar in zijn. Wij geven ondersteunend aanbod, één op één met moeder, eigenlijk een beetje hand in hand begeleiding, om het basale opvoeden weer terug te brengen, het vertrouwen tussen moeder en kind weer tot stand proberen te brengen. (V1a) De kinderwerker geeft aan dat de activiteiten niet alleen gericht zijn op het bevorderen van het gevoel van veiligheid voor kinderen in de opvang, het doel van de advisering en ondersteuning is ook gericht op het versterken van het contact tussen moeder en kind. Zoals aangegeven in de literatuurstudie is een goed contact met een betrouwbare en beschikbare ouder de belangrijkste beschermende buffer voor een kind. 83 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

85 3 Aandacht voor basale zorg voor kinderen en versterken van hun sociale, cognitieve, emotionele en fysieke ontwikkeling In het werken met de kinderen in de vrouwenopvang beogen kinderwerkers de basale ontwikkeling van kinderen te stimuleren en te ondersteunen. Kinderwerkers zien aan gedrag en gedragsproblemen van kinderen dat ze in hun ontwikkeling achterlopen. Ze merken ook dat een aantal kinderen geen vaste dagindeling heeft gehad, of nooit aan tafel zat om te eten of dat het niet heeft leren spelen. Een kinderwerker geeft een voorbeeld van een kind van ruim twee jaar, dat babyspeelgoed pakt maar er niets mee weet te doen. Ze verklaart het vanuit de ontwikkelingsachterstand van het kind: Hij heeft de babyperiode met spelen helemaal overgeslagen. Het kind heeft als baby op die manier nooit iets aangeboden gekregen. Dan zie je dat hij achterloopt in spel, een ontwikkelingsachterstand heeft. Het kindje heeft nooit structuur gehad. Het is zo wild als ik weet niet wat. Vliegt van hot naar her, luistert niet en bijt en. (V1a) De ernst van de signalen duiden op ontwikkelingsachterstand en ernstige gedragsproblemen van het kind. Kinderwerkers bieden groepsgerichte activiteiten met daarin leer- en oefenstof voor de kinderen. Tijdens de creatieve activiteiten en spelsituaties grijpen kinderwerkers momenten en situaties aan om kinderen gericht te helpen met persoonlijke leerpunten op diverse ontwikkelgebieden, namelijk sociale, emotionele, fysieke en cognitieve ontwikkeling. 84 Sociale vaardigheden Voor het hulpaanbod aan kinderen formuleren de kinderwerkers uiteindelijk de doelen. Dat gebeurt in de instellingen die daarover beschikken, in samenspraak met de gedragsdeskundige. Het gaat vaak om het leren van sociale vaardigheden. Wanneer het om hulp van geïndiceerde jeugdzorg gaat, zijn de leerdoelen gebaseerd op de indicatie en de bespreking van de gedragsdeskundige met moeder en kind. Door observatie van een kind in de groep vertalen kinderwerkers dat in concrete leerpunten voor kinderen. Ze maken eveneens een begeleidingsplan voor het kind, en de moeder en het kind. We vertellen dat ook aan de kinderen: we hebben dit en dat bij jou gezien en dat vind je nog een beetje moeilijk. (V1b) Spelenderwijs benadrukken kinderwerkers goede voorbeelden van gedrag. Ze helpen kinderen om afspraken te maken over met wie ze willen spelen of wat Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

86 ze willen gaan doen. Dat kan ook gaan om hele basale sociale vaardigheden, die alle kinderen moeten leren. Het verschil is dat kinderen in de opvang, op deze punten in vergelijking met veel leeftijdgenoten achterlopen in het zich eigen maken van deze vaardigheden. Dat levert problemen op in de omgang met hun leeftijdgenoten. In dit opzicht is hun ontwikkelingsleeftijd eigenlijk lager dan hun feitelijke leeftijd. Een kinderwerker geeft aan dat ze met acht- of tienjarigen soms spelletjes doet die eigenlijk voor kinderen op een kleuterleeftijd zijn bedoeld. Deze oudere kinderen vinden ze leuk. Of ze lezen prentenboeken met plaatjes voor: Dat vinden ze geweldig, evenals boeken voorlezen. We hebben dat voorlezen toen eigenlijk bewust gekozen omdat ze zo slecht in taal waren en niet wilden lezen op school, of slecht in lezen waren. We wilden stimuleren: lezen is leuk. We doen het gezamenlijk aan tafel. Je kunt ook voor de bank kiezen, maar dan zit je weer met de kwestie dat de jongste in de poppenhoek wil. Of ze zitten op elkaars lip. Dus vandaar de structuur. Ieder zijn eigen plekje en niet te lang, vanwege de concentratie. (V4) In het spel of in gerichte opdrachten met individuele kinderen wordt tevens aandacht besteed aan de spraak- en taalontwikkeling van kinderen. Anderzijds hebben kinderen soms al vroeg geleerd om taken en verantwoordelijkheden op zich te nemen waar ze gezien hun leeftijd nog te jong voor zijn. Het gaat dan om kinderen die bijvoorbeeld veel meekrijgen van volwassenen, praktisch handig zijn of tolken voor hun moeder. Kinderwerkers geven diverse voorbeelden: Het zorgen voor elkaar, voor andere kinderen. Of: Zaken moeten regelen, zaken moeten onthouden voor hun moeder. Zorgen voor hun moeder, maar ook zorgen voor praktische zaken, dat die lopen zoals ze moeten lopen. (V1b) Kinderwerkers zien dat sommige kinderen te veel zijn belast met de zorg voor anderen, zoals dit meisje van vijf jaar: Ze praat soms al heel wijs. Onze invulling is, ik denk dat dat ook wel klopt, dat ze toch een bepaalde taal overneemt van haar moeder. Ze is er veel bij als haar moeder contact heeft met andere moeders. Ze wordt veel bij de volwassenen betrokken: ze is ook in veel pleeggezinnen geweest. Ik denk dat je dan toch sneller volwassen wordt. Wat minder zorgeloos.( ) Dit meisje heeft soms momenten dat ze zichzelf niet kan vermaken. Dat ze een beetje zit, aan het rondkijken is. (V1b) 85 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

87 Bij deze geparentificeerde kinderen kiezen kinderwerkers er bewust voor om het kind in de kinderhoek te laten spelen, om kind te mogen zijn en te laten weten dat ze niet hoeven te zorgen. In het werken met kinderen gebruiken kinderwerkers vaak non-verbale werkvormen en methodieken. Diverse opvangvoorzieningen hebben een hobbyruimte waar activiteiten worden georganiseerd. Er wordt veel geknutseld, getekend en geverfd. Via spel en knutselen kunnen kinderen zich creatief uiten. Het helpt ook om het zelfvertrouwen weer te laten groeien, plezier te hebben of iets moois te maken. Ze leren in de groep sociale contacten op te bouwen met andere kinderen. Tijdens die activiteiten kunnen allerlei thema s aan bod komen. Kinderen komen graag om te knutselen en steken veel op: Dat je trots bent op jezelf. We maken heel veel dingen en dat vinden ze allemaal heel erg leuk. Soms hebben we ook moeders die verbaasd zijn, die dan zo iets hebben van: Huh, hebben ze dat gemaakt? Kunnen ze dat wel? Dat weten ze helemaal niet van hun eigen kind. 86 Emotionele ontwikkeling Het werken met leerpunten vergt gerichte begeleiding. Zo heeft de kindergroep in Valkenhorst iedere maandag themabespreking. De kinderwerkers behandelen een halfuurtje met de kinderen verschillende thema s: gebeurtenissen, beleving en gevoelens, vaders, moeders, ruziemaken en contact maken. Ze bieden oefenmogelijkheden, onder meer in een rollenspel. Een kinderwerker merkt dat ze daarvan regelmatig iets in de groep terug ziet: Het contact met elkaar maken, maar ook hoe je iets aan een ander vraagt als je iets wilt krijgen of iets gedaan wilt krijgen, hoe doe je dat dan? Daar hebben we het over gehad. Dat zie je door de week wel terug. (V1b) Een kind leert ook van het observeren van andere kinderen. Veel kinderen in de opvang lopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling achter op hun leeftijdgenootjes van school, waardoor ze bij het invoegen op een nieuwe school extra steun en begeleiding nodig hebben. Voor veel kinderen is de thuissituatie er een waar geweld speelde en conflicten konden uitlopen op gebruik van geweld. Sommige moeders willen conflicten met hun kinderen voorkomen, maar weten niet altijd grenzen aan te geven aan hun kind. Bovendien zit er bij de kinderen zelf boosheid. Soms zoeken Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

88 getraumatiseerde kinderen (onbewust) een conflict op, omdat ze daarmee zelf kunnen bepalen wanneer (de dreiging van) het conflict en mogelijk geweld plaatsvindt. Voor hen is dan in ieder geval bekend wanneer het plaatsvindt en dat biedt houvast. Als kinderwerker kun je een conflict benutten om een kind te begrenzen, maar ook om het te leren hoe een kind de eigen inbreng zo kan inzetten dat het conflict niet hoeft uit te draaien op het gebruik van geweld. Een kinderwerkster verwoordt het als volgt: Soms zoeken kinderen ook inderdaad in een conflict op tot waar ze kunnen gaan. Als er dan en conflict is zie je vaak dat je er wel met een kind mee kan werken en zeggen: Oké weet je, dat conflict dat was er, dat was heel vervelend. Maar het schept wel duidelijkheid en ook wel een band met het kind, waardoor je toch wel tot samenwerking kan komen met een kind. (V1b) Via spel en spelplezier kunnen kinderen positieve ervaringen opdoen, en via spel kunnen ze zich op een speelse manier ontwikkelen in hun sociale omgang met andere kinderen of volwassenen. Ze leren nieuwe voorbeelden toe te passen en conflicten oplossen zonder dat het ontaardt in ruzie of gebruik van fysiek of mentaal geweld. Om tot verdieping in spel te komen en ervan te leren, moeten kinderen zich veilig voelen. Cognitieve ontwikkeling Ook de cognitieve ontwikkeling van een kind kan stagneren door onveiligheid. Kinderen kunnen heel erg gefocust zijn op zorg dragen voor anderen en daardoor niet tot spel en spelverdieping komen. De themabespreking in de groep is voor kinderen niet eenvoudig. Ze kunnen zich niet lang concentreren, er is een korte spanningsboog en de bespreking van thema s moet concreet zijn, omdat kinderen vaak moeite hebben om aandacht op te brengen voor andere kinderen. Dit kan duiden op stress of moeite hebben met het voeren van een gesprek met anderen over abstractere thema s. De themabesprekingen houden ze daarom kort: En dan nog heel simpel. Ik probeer soms ook wel een rol te geven aan een kind, zodat het actief mee kan doen. Dus je probeert in te spelen op zijn mogelijkheden. Perry & Scalavitz (2007) beschreven dat kinderen die onder stress staan zich moeilijk kunnen concentreren en snel zijn afgeleid. Ze hebben er vooral behoefte aan om zich fysiek te bewegen en te uiten. Kinderen blijken ook druk 87 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

89 te zijn, ze moeten spanning ontladen. Als het nodig is, worden aan kinderen ook andere mogelijkheden geboden: We geven ze dan even binnen of buiten de ruimte om te spelen of te voetballen. We hebben ook een boksbal, voor als een kind echt hyper is, dan kan het zich daarop even uitleven. En we hebben de gang waar ze kunnen spelen of voetballen. Dus je hebt een ruimte zowel binnen als buiten waarin ze wat ruimte kunnen nemen. (V1b) Kinderwerkers hebben enerzijds veel geduld en flexibiliteit nodig. Anderzijds geven ze soms bewust de grenzen aan: Nu is het klaar! Gewoon korte metten, de grens is bereikt. Want je kunt ellenlang doorgaan, maar ze moeten ook weten dat er grenzen zijn. Uiteindelijk biedt dat ook weer veiligheid. (V1b) Fysieke ontwikkeling Een kinderwerker geeft het voorbeeld van een moeder met een jongetje van drie jaar die altijd in de buggy zat. Het jongetje was zwaarlijvig en had een slechte motoriek. Een kinderwerker stelde de moeder vragen over waarom ze hem in de buggy zette; ze verwoordde vragen vanuit de positie van het kind: Waarom mag hij alleen billen en knieën zien terwijl hij al drie is en de rest van de wereld wil zien? Laat hem lopen, laat hem ervaren. (V1a) De moeder heeft het advies opgevolgd. Volgens de kinderwerker kwam de moeder zelf niet op dit idee. Het gaat soms om kleine dingen, maar bij dit voorbeeld draait het ook om het geven van informatie en kennis over de ontwikkeling van kinderen aan moeders. De moeder uit dit voorbeeld vroeg de kinderwerker vervolgens nieuwe werkpunten omdat ze er zo veel van leerde Moeders ondersteunen als ouder Kinderwerkers werken ook met moeders. Ze voeren individuele gesprekken over het omgaan met hun kinderen, geven advies, opvoedingsondersteuning en psycho-educatie over kindontwikkeling en de over gevolgen van geweld voor kinderen ( geweld raakt kinderen ). Kinderwerkers geven aan dat moeders vaak geen idee lijken te hebben over wat de gevolgen kunnen zijn voor het kind als het getuige was van het geweld in de thuissituatie. Ze leggen moeders ook uit dat het niet vreemd is dat de kinderen onrustig zijn: problemen met slapen, eten of bedplassen kunnen mede het gevolg zijn van de ervaringen in de thuissituatie en het vertrek naar de opvang. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

90 Partnergeweld of de dreiging daarvan eist van moeders alle aandacht op, zeker in situaties waar het chronisch onveilig is. Bij veel moeders in de vrouwenopvang speelt ook een rol dat ze minder bekend zijn met de ontwikkeling van kinderen, wat kinderen in welke ontwikkelfase nodig hebben, welke aandacht, welke vorm van spel, welk speelgoed passend is om van te leren en hoe ze als ouder hun kind daarbij kunnen helpen. Kinderwerkers proberen ook het contact tussen moeder en kind te bevorderen. Ze kiezen er bewust voor om naar de kinderen toe positief te zijn over hun moeders: Ik vind het ook altijd belangrijk om de moeder een plekje te geven, ( ). Om toch te blijven benoemen: wat heb je een lieve mamma of: nou goed hè van je moeder. (V1b) Op deze wijze plaatsen kinderwerkers de moeders van de kinderen centraal en stellen ze zich solidair op naar de moeder als ouder van het kind. Zoals onder andere aangegeven door Van der Pas (2009), is het versterken van de moeder-kindrelatie van belang voor het kind. Kinderwerkers maken afspraken met moeders over hoe ze in bepaalde situaties met een kind omgaan: Wanneer wij een conflict hebben met een kind en het loopt naar de moeder, dan gaan wij ook naar die moeder. Waar het kind bij staat, vertellen we haar hoe de situatie is. Zodat dat voor iedereen duidelijk is. Dat we zo handelen, daar maken we afspraken over met de vrouwen in huis. Want kinderen lopen naar hun moeder als het ze niet zint. (V1b) Een kinderwerker van stichting Hoek vertelt dat haal- en brengmomenten van kinderen in de speelkamer belangrijk zijn. Ze merkt dat sommige moeders hun kind brengen en zonder afscheid wegsluipen. Moeders doen dat, omdat ze bang zijn dat hun kinderen gaan huilen als ze weggaan en dat willen ze voorkomen. Moeders beseffen vaak niet dat hun kinderen verlatingsangst hebben. Kinderwerkers roepen deze moeders op zo n moment terug en geven uitleg: dat haar kind verdrietig en/of boos is omdat moeder plots weg is. Op deze wijze geven ze uitleg aan moeders over emoties, gevoelens en beleving van kinderen. De kinderwerkers kiezen bewust dit moment, omdat ze moeders 89 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

91 meteen duidelijk kunnen maken wat ze bedoelen. De vraag is of moeders deze aanpak als steunend of eerder als confronterend ervaren. Het kinderwerk van de vier instellingen voor vrouwenopvang werkt ook met moeder en kind een-op-een samen in de spelkamer. Moeders krijgen in het samenspel met hun kind begeleiding en gerichte opdrachten waar de moeder in interactie met haar kind aan kan werken. Dat gebeurt in samenspraak en instemming van de moeders. Een kinderwerker licht toe dat ze eerst met de moeder het doel bespreekt van wat ze wil leren. Een voorbeeld: Een moeder die aangeeft dat ze wil leren om grenzen aan te geven omdat ze dat moeilijk vindt. Dan ga je met moeder en kind spelen. Moeder neemt het initiatief en jij steunt moeder als het even niet goed gaat. Naderhand bespreek je: 'Wat ging goed en wat ging minder goed? Waar gaan we de volgende keer op letten? Stapje voor stapje bouw je dat dan op. (V1a) Op deze wijze kan de moeder met ondersteuning van het kinderwerk goede ouderervaringen opdoen; één van de buffers bij ouderschap (Van der Pas, 2005). 90 Ieder kind dat naar de crèche gaat, heeft een mentor en houdt deze gedurende het hele verblijf. De mentor is aanwezig bij de evaluaties van de moeder en volgt het traject van moeder en kind gedurende het verblijf. Dat is zowel voor de moeder prettig als voor de kinderwerker, omdat de mentor het ook ziet als het met de moeder wat minder gaat. De mentor weet dan waarom het kind een terugval of een reactie heeft. En als het met de moeder beter gaat, dan zie je het kind ook vaak weer opkrabbelen. En je kunt gewoon met zijn allen in één keer bespreken: Wat zijn de doelen? Waar moet aan gewerkt worden? Moeder zit erbij, het is gewoon heel open. (V1a) Dit citaat maakt niet alleen duidelijk wat het belang is van duidelijke communicatie tussen vrouwenwerk en kinderwerk. Ook de invloed van de onderlinge wisselwerking tussen moeder en kind bevestigt de kracht van bufferprocessen. Kinderwerkers zijn zich bewust van de kwetsbaarheid van moeders in hun rol als ouder. Sommigen gebruiken hun eigen ervaringen als ouder, dat ze het ook niet altijd weten of dat zij ook fouten maakten. Ze willen daarmee openingen bieden aan de moeders om het ouderschap en wat dat vraagt, te bespreken: Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

92 Dat geven we meestal met voorbeelden aan, zoals: Ik heb mijn dochter heel erg verwend, toen ze heel ziek was, toen ze klein was. Nou, daar heb ik naderhand toch wel echt veel spijt van gehad, dat ik dat had gedaan. Als je dan voorbeelden geeft, dan herkennen moeders dat en zeggen ze inderdaad: Nu hebben we de veiligheid maar die grens had ik toen ook moeten geven. (V1a) Kinderwerkers zien dat binnen de opvang soms negatieve beeldvorming bestaat over moeders wier kind extra hulp of begeleiding nodig heeft: Een poos geleden heerste het verhaal: als je je kind aan de kindergroep geeft, dan heb je gefaald als moeder, dan heb je het slecht gedaan. (V1b) Volgens een kinderwerker zijn moeders vaak erg onzeker als ze naar de kindergroep komen om te spelen en denken ze dat de kinderwerkers het beter weten dan zijzelf: Ja, daar zit wel een stuk onzekerheid. Sommigen zien het in eerste instantie ook niet zo zitten of die denken: nou ja, goed, ik zal het maar doen, maar Naderhand zeggen ze: Jee wat goed zo, ik heb er heel veel aan gehad. Daardoor kunnen ze ook weer andere vrouwen stimuleren. (V1b) 5 Systeemgericht kijken De vier vrouwenopvanghuizen werken vanuit een systeemgerichte visie. Het ondersteunen van moeders gebeurt in feite ook al vanuit een systeemgerichte benadering. Het versterken van de moeder-kindrelatie is een belangrijk doel van kinderwerkers en ze zetten daartoe gerichte activiteiten en interventies in: bij jonge kinderen via spel en spelbegeleidingsactiviteiten. Met video-interactiebegeleiding wordt opvoedingsondersteuning geboden aan moeders. Enkele kinderwerkers van Valkenhorst ontwikkelden een specifiek aanbod dat ze inzetten om de hechting tussen moeders en hun jonge kinderen te bevorderen, namelijk de cursus baby- of peutermassage. Soms zitten al twee kinderen uit een gezin in dezelfde kindergroep en wordt er bewust gekozen voor om een derde kind uit het gezin niet in de(zelfde) groep op te nemen. Dit vanwege de rollen die kinderen in een gezin hebben of bijvoorbeeld in verband met kopieergedrag door een jonger kind. Sommige kinderen zijn te veel belast met de zorg voor een jonger broertje of zusje. Een kinderwerker geeft een voorbeeld van een ouder broertje die in eerste instantie heel erg zorgde voor zijn zusje, beide kinderen letten erg op elkaar: 91 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

93 We benoemen dan regelmatig: jij mag hier gewoon spelen, wij zorgen voor je zusje. Op een gegeven moment na een paar dagen pikt hij dat wel goed op en zag je hem heel erg genieten van het lekker kunnen spelen. (V1b) Een kinderwerker van de crisisopvang geeft aan dat veel kinderen die met hun moeder in de crisisopvang verblijven, in de weekenden naar hun vader gaan. Dat gebeurt met medeweten en toestemming van hun moeders, maar het kinderwerk weet niet of het veilig is en wat er gebeurt. Wat te doen als je via de moeder dan signalen krijgt dat het niet goed gaat? Of wanneer je er helemaal geen signalen over krijgt? Vaak is er dan nog niet een officiële omgangsregeling, maar de moeders vinden het belangrijk dat hun kinderen ook hun vader zien. Kinderen zijn dan vrij snel bij hun vader, vaak al in het eerste weekend. (V4) Het kan ook zijn dat moeders overbelast zijn en behoefte hebben aan ontlasting. Een van de buffers van ouderschap is een goede taakverdeling (Van der Pas, 2005). 92 Instellingen voor vrouwenopvang vinden het belangrijk dat kinderen met hun vader contact kunnen hebben. Veel moeders vinden het volgens de kinderwerkers belangrijk dat vaders contact blijven houden met hun kinderen. Voor zover medewerkers van de vrouwenopvang contact onderhouden of gesprekken voeren met de vader, gebeurt dat vaak door andere disciplines in de opvang als de kinderwerker. Mogelijk is ook dat een hulpverlener van een externe instelling gesprekken heeft met de (ex-)partner en vader, waarbij onder meer over de omgang met hun kinderen wordt gesproken. Als aandachtspunt voor het opbouwen van contact met de vader geldt de veiligheid van het kind. Een systeemgerichte aanpak is moeilijk omdat de ervaring is dat de vrouwen wel begeleiding willen, maar de mannen niet: Daderbegeleiding start vaak onder druk van de politie of als er een straf boven het hoofd hangt. Maar vrijwillig, ( ) daar moeten nog wel wat stappen gezet worden. Ik denk uiteindelijk: de mannen die ik heb gesproken vinden het altijd fijn om hun verhaal te vertellen, zijn altijd betrokken bij hun kinderen. Dus, je moet ze ook niet te snel als niet-begeleidbaar of niet-benaderbaar bestempelen, dat is echt niet zo. (V4) Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

94 Het betrekken van de vaders is nog in ontwikkeling: Hoe doe je dat op een veilige manier, zowel voor de moeder als voor de kinderen? Ik ben daarin aan het pionieren. Ik doe er wel wat in, maar nog niet dat je denkt: ik heb al een succesformule te pakken. (V4) Kinderwerkers zoeken mogelijkheden om de vader voor de kinderen in beeld te houden. Alle werkers onderschrijven het belang van systeem gericht werken, maar men zoekt naar een passende uitwerking en uitvoering van de systeemgerichte visie. Stichting Hoek heeft haar visie en werkwijze opgebouwd volgens de contextuele benadering: een specifieke visie binnen de systeemgerichte benadering, ontwikkeld door de Hongaars-Amerikaanse psychiater en gezinstherapeut Boszormenyi-Nagy. Kerngedachte van deze visie is het zoeken naar een balans in geven en ontvangen tussen gezinsleden en de daarmee samenhangende loyaliteiten tussen gezinsleden. In de contextuele benadering van stichting Hoek wordt de vader, ook al is hij niet daadwerkelijk aanwezig, wel onder de aandacht gebracht. Het geven van het kind is ook wel iets wat wij meenemen in de context. Het geven van het kind continu zichtbaar maken. (V3) Of kinderen contact hebben met hun vader en de wijze waarop, is erg verschillend: De één heeft dat wel, die gaat dan in de weekenden bijvoorbeeld naar vader, of om het weekend, de ander heeft geen contact, weer een ander telefonisch. Dus dat is heel wisselend. Vaak vertellen kinderen uit zichzelf niet zo veel erover. (V1b) Kinderwerkers vragen ernaar bij de kinderen, bespreken het tijdens de thema bespreking of tijdens individuele begeleiding. Regelmatig snijden ze het thema bewust aan: Ja, het oude huis en vriendjes of vriendinnen, huisdieren. Zo van: waar heb je gewoond? Hoe zie je dat later? Of wat zou je wensen voor je vader of je moeder. Of tekeningen laten maken voor vader. (V1b) Aard van de activiteiten en interventies van het kinderwerk Het kinderwerk in de betrokken vrouwenopvanghuizen wordt verschillend ingevuld. Het kinderwerk werkt rechtstreeks met kinderen, zoals in de crèche, Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

95 de kindergroep of in een hobby-/knutselgroep. Kinderwerkers werken ook met moeders: ze bieden opvoedingsondersteuning of ouderbegeleiding of geven cursussen. En ze voeren activiteiten en interventies uit met moeder en kind gezamenlijk: in groepsverband of als een-op-een begeleiding van moeder en kind. De activiteiten en interventies zijn geordend in categorieën naar aard van de werkzaamheden en de beoogde effecten ervan op kinderen of hun moeders, voor zover dat in de groepsinterviews naar voren is gekomen. We onderscheiden de volgende categorieën: 1 Activiteiten en interventies in groepsverband Het gaat om activiteiten zoals: knutselen, verven, tekenen, kleien, spel, bewegen, muziek maken en liedjes zingen. De activiteiten bieden kinderen de mogelijkheid tot afleiding en ontspanning, en bieden gelegenheid kind te zijn. In de activiteiten zit leer- en oefenstof voor de kinderen Ondersteuning van kinderen bij hun (stagnerende) ontwikkeling Het leren en oefenen van basale sociale vaardigheden en omgangsvormen aan de hand van dagelijkse situaties; oefensituaties in rollenspel, kinderen leren in groepsverband spelenderwijs vaardigheden en voor hen nieuwe oplossingsmogelijkheden van concrete situaties. Werken aan spraak- en taalontwikkeling van kinderen die hierin een achterstand hebben. In groepsverband krijgen kinderen veel oefenstof voor spraak en taalontwikkeling, met gerichte oefeningen, herhalingsspelletjes en liedjes, voorlezen van verhalen en vertellen over tekeningen, werkstukken en gebeurtenissen. Ook wordt in individuele begeleiding van een kind gericht gewerkt aan spraak- en taalontwikkeling. Verhalen: voorlezen van verhalen met thema s die kinderen raken, maar het gaat ook om de sociale activiteit. 3 Basale zorg bieden aan kinderen Kinderwerkers ondersteunen moeders in het bieden van basale zorg aan hun kinderen. In het groepsaanbod aan jonge kinderen werken kinderwerkers met een vaste dagindeling en bieden spelbegeleiding aan moeder en kind om de basale ontwikkeling van het kind op diverse terreinen te bevorderen. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

96 4 Steun en begeleiding bieden bij herstel van de gevolgen van geweld Cursus in baby- en peutermassage gericht op het versterken van de moeder-kindinteractie bij kinderen met hechtingsproblematiek. De massage wordt uitgevoerd door de moeder, die in de cursus wordt begeleid door een kinderwerker. Behandeling in groepsverband gericht op leerpunten voor kinderen die daar gezien hun problemen of gedrag voor in aanmerking komen. Specifiek groepsaanbod voor kinderen met parallelgroepen voor hun moeders, over ervaringen met geweld in de thuissituatie (psycho-educatief aanbod): Let op de Kleintjes en varianten daarop, zoals Ruzie thuis, ingedeeld naar leeftijdsgroepen. In groepsverband met kinderen bespreken van thema s die hen bezighouden. De kinderwerkers houden deze bijeenkomsten kort, omdat veel kinderen het wel fijn vinden, maar er niet lang de concentratie voor kunnen opbrengen. Spelbegeleiding aan kinderen. Kinderwerkers proberen te bevorderen dat kinderen spelen, omdat ze daarin ook ervaringen kunnen verwerken. 5 Activiteiten en interventies met moeders Opvoedingsondersteuning waarbij ook video-interactiebegeleiding kan worden ingezet. Begeleiding van moeders in spelcontact en interactie met hun kind. Ouderbegeleiding en ondersteuning. 6 Geïndiceerde jeugdzorg en de jeugdzorg in gedwongen kader Twee instellingen voor vrouwenopvang bieden geïndiceerde jeugdzorg, maar dat geldt voor een deel van het aanbod dat ze aan de kinderen bieden. Voor dit aanbod is een indicatie van Bureau Jeugdzorg vereist. Er zijn ook kinderen die met hun moeders zijn verwezen vanuit een gedwongen kader. Het gaat om zogenaamde laatste kans -plaatsingen in situaties waarin vragen zijn over de opvoedmogelijkheden van de moeders. Deze worden in de volgende paragraaf uitgewerkt. 95 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

97 5.6 Samenwerking met ketenpartners Geïndiceerde jeugdzorg Valkenhorst heeft een kindergroep voor kinderen van vier tot twaalf jaar met een speciale hulpvraag. Dat kan een hulpvraag zijn van de moeder, maar ook de mentor van de moeder kan vinden dat het kind voor de kindergroep moet worden aangemeld. Voor deze kindergroep is een indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig. Wanneer een indicatie voor jeugdzorg is afgegeven kan het kind snel terecht in de kindergroep. De vereiste van een jeugdzorgindicatie kan een extra drempel opwerpen. Kinderwerkers geven aan dat de laatste jaren minder kinderen in de kindergroep zitten, terwijl meer kinderen in de opvang wel baat zouden kunnen hebben van de kindergroep, maar er niet voor worden aangemeld. Ook De Bocht heeft aanbod voor geïndiceerde jeugdzorg in haar groepsaanbod voor kinderen en hun verzorgende ouder, maar daar worden ook kinderen en moeders die niet in de residentiële vrouwenopvang verblijven voor aangemeld. 96 Kinderen en hun moeders kunnen voor behandeling of therapie worden verwezen naar een instelling voor jeugdzorg of ggz-jeugd, bijvoorbeeld voor begeleiding aan getraumatiseerde kinderen Voor veel kinderen in de opvang is gaan spelen een hele moeilijke opdracht. Vaak hebben kinderen daar hulp bij nodig. Vooral de kleinere kinderen kunnen van het ene naar het andere speelgoed vliegen, omdat ze niet bekend zijn met het spelmateriaal en wat je ermee kunt. (V1a) Dit kan ook te maken hebben met vroegere onveiligheid en traumatisering van een kind. Lenore Terr, een Amerikaanse kinderpsychiater beschreef hoe getraumatiseerde kinderen in hun spel repetitief spel kunnen vertonen, waarin ze de traumatische gebeurtenissen en ervaringen van kinderen in hun spel laten zien. Kinderen kunnen en moeten soms geholpen worden om in het verbeeldende spel tot nieuwe en andere oplossingen te komen en de ervaringen te verwerken (Terr, 2004). Ze onderscheidt drie fasen bij de verwerking van ernstige traumatische ervaringen bij jonge kinderen in spel, namelijk het afreageren (volledige emotionele expressie van de traumatische ervaring), context (het verkrijgen van inzicht in en visie op de ervaring) en de correctie (het vinden van manieren, persoonlijk of in de samenleving, om dergelijke Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

98 ervaringen te voorkomen of ze te herstellen). Getraumatiseerde kinderen hebben in hun spel begeleiding nodig om de opeenvolgende fasen te kunnen doorlopen en hun ervaringen te verwerken. Voor begeleiding van deze kinderen is ondersteuning bij spelbegeleiding door een gedragsdeskundige vereist, of moet een kind voor gespecialiseerde hulp worden verwezen naar jeugdzorg of ggz-jeugd. Werken in opdracht van jeugdbescherming Vrouwenopvanghuizen krijgen de laatste jaren meldingen van Bureau Jeugdzorg voor opname van moeders met hun kinderen die in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel ter observatie worden geplaatst. Deze plaatsingen hebben een ander doel en vragen een andere aanpak van de vrouwenopvang. Sommige kinderwerkers geven aan dat het om een andere doelgroep gaat en dat deze moeders al met veel weerstand binnenkomen: We maken dan een observatie of moeder alleen voor het kind kan zorgen, over hoe het kind zich bij ons ontwikkelt en hoe de relatie met de moeder is. Daar heb je elkaar (het leefgroepwerk en het kinderwerk) heel hard voor nodig, om de observaties goed samen te kunnen krijgen en te koppelen om goed advies te kunnen geven. (V3) De werker geeft het voorbeeld van een moeder en een kind die voor een halfjaar zijn verwezen door de Raad voor de Kinderbescherming, omdat de Raad twijfels heeft over de opvoedmogelijkheden van de moeder. Het kind was uit huis geplaatst toen het zes weken oud was en nadat het na zware mishandeling uit het ziekenhuis kwam. Inmiddels is het kind bijna een jaar. Bij de verwijzing stelde het Bureau Jeugdzorg een aantal concrete vragen voor de observatie van de moeder, hoe de relatie is tussen moeder en kind en of moeder zich kan aansluiten bij het niveau van het kind. Of ze het kind voldoende aandacht geeft en het kan ondersteunen. En of ze het kind kan verzorgen en kan voorzien in zijn basisbehoeften. Wat we dan vooral doen is het kind bekijken, naar de ontwikkeling, hoe ziet dat eruit? Loopt dat goed? Loopt hij niet achter? Gaat het allemaal oké? Wij kijken vooral naar wat er in de groep gebeurt: Kan moeder inderdaad de structuur bieden? Kan ze de verzorging goed doen? Is ze in staat om met het kind te spelen, het veiligheid te bieden? Dan is er ook altijd een terugkoppeling naar de kinderwerkers, die adviseren ( ). Het gaat er vooral om dat het kinderwerk kijkt naar de ontwikkeling van het kind en ons [groepswerk] adviseert. (V3) 97 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

99 Bureau Jeugdzorg is bij veel moeders in de opvang erg beladen. Onderscheid tussen vrijwillige en gedwongen plaatsing is niet altijd bekend. Bureau Jeugdzorg wordt door veel moeders in verband gebracht met risico lopen dat hun kind uit huis kan worden geplaatst. Binnen de vrouwenopvanghuizen komt het meermalen voor dat kinderen feitelijk uit huis worden geplaatst en dat gaat snel rond onder de vrouwen. Een kinderwerker: Als je het woord jeugdzorg al noemt, dan schrikken de moeders al. Want dan hebben ze zoiets van ik wil niks met jou te maken hebben, want ze denken al meteen dat hun kind wordt weggehaald. Er worden hier ook echt kinderen uit huis geplaatst door jeugdzorg. Dus het woord jeugdzorg werkt hier als een rode lap op een stier. (V1a) Vanwege deze beladenheid is het extra moeilijk kinderen en hun moeders te verwijzen voor geïndiceerde jeugdzorg. Voor sommige kinderen is uithuisplaatsing noodzakelijk uit veiligheidsoverwegingen. Een niet goed voorbereide uithuisplaatsing kan voor de kinderen heel onveilig zijn. Een kinderwerker van de crèche Valkenhorst geeft het voorbeeld waarbij twee kinderen uit huis werden geplaatst. Toen hebben wij als crèche bedongen: mocht dat nog een keer voorkomen dat een kind weinig contact heeft met andere werkers hier in huis, dan gaat een crèchemedewerker het kind in de auto zetten zodat het kind op een rustige manier, zonder drama in een auto mee kan en wij gaan mee, het kind wegbrengen ( ). (V1a) 5.7 Reflectie van kinderwerkers op aard van het werk en randvoorwaarden 98 Een aantal kinderwerkers noemt het belang van werken in een goed team. Het leed van sommige kinderen of hun situaties raakt hen emotioneel. Zij geven het belang aan van een open team en goed contact met andere collega s met wie ze dit kunnen bespreken. Het is een voorwaarde om hun werk te kunnen blijven uitvoeren. Je kunt samen lachen, maar je kunt ook op collega s terugvallen als dat nodig is. Wij hebben een keer een uithuisplaatsing gehad waardoor we allebei helemaal van slag waren. Dan is er altijd een mogelijkheid om in gesprek te gaan met een andere hulpverlener. Met gedragsdeskundigen of een mentor. (V1a) Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

100 Werkers hebben het nodig dat ze in hun team open met elkaar kunnen omgaan. Ze willen met hun teamgenoten kunnen bespreken wanneer situaties die ze meemaken hen aangrijpen. Om situaties te kunnen hanteren lachen kinderwerkers soms ook om de schrijnende realiteit die ze in hun werk tegenkomen. Het geeft ze bovendien ruimte om het werk met deze kinderen vanuit een positieve houding voort te zetten: Gewoon weg lachen. Het is soms zo erg dat je, je emoties ergens kwijt moet door er een grapje over te maken. Flauwe grapjes soms. Dat is gewoon jezelf beschermen. (V1a) Een kinderwerker geeft een voorbeeld van een kind van elf van wie de moeder alcoholverslaafd was. Moeder had in het weekend veel gedronken. Dit mocht niet in de vrouwenopvang en moeder moest uit de opvang vertrekken: Zo n kind neemt de zorgen wel op zich, maar het heeft ook zo n verdriet als het hier weg moet, want de moeders krijgen een paar waarschuwingen, dan moeten ze uit huis. En hoeveel pijn en verdriet zo n kind dan weer heeft, omdat ze weer naar een andere opvang moeten. Ja, dat zijn hele schrijnende verhalen. Dat vind ik triest. Maar ja, dan sta je machteloos ( ) dat meisje uitte nooit zo haar gevoelens, we konden er niet over praten, we mochten er van haar ook niet over praten en dan juist op zo n moment komt ze naar je toe, en dan zie je zo n gebroken hartje ja, dat vergeet ik nooit! (V1b) In teamverband vinden kindbesprekingen plaats waarin alle kinderen van de groep worden besproken. Kinderwerkers spreken elkaar ook aan op hun aanpak of werkwijze. De samenstelling van het team en de verscheidenheid aan individuele kwaliteiten van kinderwerkers is van belang: Ik denk dat we de goede eigenschappen in het team hebben, dat enthousiasme, dat losse of dat stukje humor. Ik denk dat ik inderdaad rustig en kalm ben. N. is ook wel heel duidelijk, consequent, maar dat zijn we ook alle drie wel hoor. Maar zo zijn we alle drie anders. Nou M., die is heel erg ook, van ondernemen zeg maar en denken met de kids. Zij sluit goed aan bij de oudere jeugd. (V1b) Zo heeft ieder zijn inbreng en vullen werkers elkaar aan. 99 In overleg met elkaar komen kinderwerkers soms tot de conclusie dat ze hun doelen en verwachtingen bij sommige kinderen moeten bijstellen: Een tijd geleden hadden we het als kinderwerkers wel heel zwaar. Toen hadden we twee jongetjes van vier die allebei heel druk en chaotisch waren. C. en ik Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

101 overlegden elke week: hoe gaan we daarmee om? En op een gegeven moment hadden we zoiets van: we stellen ook zelf te hoge eisen. (V4) In de kindergroep stemmen werkers de doelen af op de mogelijkheden van de kinderen op dat moment: Wij plannen ook niet zo veel, wat we doen, welke activiteiten, maar we kijken echt: hoe gaat het met de kinderen? Want soms dan komen ze boos met een conflict binnen en soms is het heel relaxed. Dan kun je ineens veel bereiken. Anders is het alleen maar rustig worden en verder niks. (V4) Samenwerking met leefgroepwerk Kinderwerkers hebben contact met de collega s van het vrouwenwerk over hoe het met het kind in de leefgroep gaat. Want kinderen kunnen in de leefgroep heel anders zijn, ander gedrag laten zien, zoals een meisje van drie jaar die in de crèche helemaal niet praatte: Wat we ook deden, we hebben alles uit de kast gehaald, niks. We zagen haar in de groep, gewoon toen we een keer zijn gaan koffiedrinken, hoorden we haar daar praten. Waarom ze hier niet gesproken heeft in het begin is nog altijd een raadsel. Dat was haar protest denk ik om op de crèche te zijn in het begin of van moeder weg te zijn. (V1a) 100 Samenwerking met school Kinderen vanaf vier jaar gaan gedurende hun verblijf in de opvang naar school. De opvanginstellingen hebben afspraken gemaakt met een aantal scholen, waardoor de kinderen snel geplaatst kunnen worden. Goed contact met scholen wordt belangrijk gevonden en de instellingen besteden aandacht aan het onderhouden van het contact. Soms adviseren ze leerkrachten over de aanpak van een kind dat in de opvang verblijft (Dijkstra, 2006). Het overleg met de scholen gaan ook over hoe het met de kinderen gaat: Eens in de zoveel weken heeft een leerkracht contact met de gedragsdeskundige. Daarin bespreekt die leerkracht hoe het gaat met de kinderen die op die school zitten. En die informatie komt weer bij ons. Maar verder is het toch ook juist die taak voor de moeder om contact met school te blijven houden. (V1b) Stimuleren van contacten met vriendjes, vriendinnetjes en familie Juist als kinderen een halfjaar of langer in een vervolgopvang verblijven, is het belangrijk dat ze met leeftijdgenootjes buiten de opvang contact hebben. Dat vraagt extra werk om iets aan de beeldvorming bij leerkrachten, klas genoten Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

102 of hun ouders te doen. Zo worden kinderen en jongeren van stichting Hoek gestimuleerd om klasgenoten of nieuwe vriendjes of vriendinnetjes uit te nodigen om eens te komen kijken of te komen spelen. De leerkrachten van de school hebben daarin ook een taak, volgens de werker. Het kind mag bij stichting Hoek ook familie uitnodigen: Je probeert het netwerk van het kind uit te nodigen: kom maar een keer met opa en oma op bezoek, kom maar een keer kijken, laat je kamer maar zien, de leraar van school, kom maar een keer kijken, vriendjes, ouders van kinderen. (V3) Zoals we aangaven in de literatuurstudie is het hebben van een veilig en betrouwbaar sociaal netwerk een belangrijke krachtbron voor kinderen. Het bevorderen van contacten met leeftijdgenootjes en volwassenen buiten de opvang en het ondersteunen van kinderen en moeders bij het versterken van hun sociale netwerk, sluit aan bij belangrijke krachtbronnen voor kinderen. 5.8 Samenvatting Binnen het kinderwerk van de vrouwenopvang is de laatste jaren meer aandacht en zorg voor kinderen. Er is besef dat kinderen in de opvang specifieke aandacht behoeven. Het kinderwerk in de vrouwenopvang gaat om meer dan een oppasfunctie ter ontlasting van de moeders. De begeleiding van kinderen gebeurt tijdens doelgerichte activiteiten in groepsverband, waarin leer- en oefenstof wordt geboden aan kinderen op een wijze die bij kinderen aansluit en die ze plezierig vinden. Het gaat om ondersteuning bieden aan kinderen in hun (stagnerende, sociaal-emotionele) ontwikkeling, basale zorg, en steun en begeleiding bij het omgaan met of het verwerken van de gevolgen van geweld. En om het bieden van ondersteuning aan moeders in de vorm van: activiteiten en interventies gericht op ouderbegeleiding, opvoedingsondersteuning, geïndiceerde jeugdzorg en de jeugdzorg in gedwongen kader. Aangezien het een heterogene groep kinderen betreft zijn de activiteiten en interventies die kinderwerkers uitvoeren divers en zijn gevarieerde interventiemogelijkheden met een verschillende werkingsgraad vereist in de begeleiding van kinderen en hun moeders. Veel activiteiten vinden plaats in groepsverband. Tijdens de activiteiten voeren kinderwerkers doelgerichte interventies uit waarbij ze gebruikmaken van dagelijkse situaties en voor- 101 Een blik op de werkpraktijk van kinderwerk in de vrouwenopvang

103 vallen die zich in de groep voordoen. Ook kan een kind individueel worden begeleid of samen met zijn/haar moeder. Kinderwerkers hanteren een aantal werkprincipes in het werken met kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang: proberen aan te sluiten bij kinderen en hun mogelijkheden; gericht zijn op het bevorderen van veiligheid door de wijze van benaderen van kinderen; bieden van basale zorg aan kinderen; ondersteunen en adviseren van de moeders; hanteren van een systeemgerichte blik in de aanpak met kinderen en hun moeder. Twee instellingen bieden een hulpaanbod dat specifiek bedoeld is ter verwerking van geweldservaringen, de andere verwijzen kinderen voor specifieke zorg door naar jeugdzorg of ggz-jeugd. Opvallend is dat het bespreken in de groepsbijeenkomsten van de ervaringen met geweld in de thuissituatie van de kinderen amper wordt genoemd. Dat gebeurt wel in het specifieke psychoeducatieve groepsaanbod voor kinderen en hun moeders. 102 Noten 1 Naast het kinderwerk zijn ook hulpverleners werkzaam met en voor de vrouwen. We duiden deze hulpverleners aan als vrouwenwerkers. 2 Bijvoorbeeld met de moeders werken, door ouderbegeleiding of door opvoedingsondersteuning. 3 Met name in de crisisfase en bij een aantal instellingen voor vrouwenopvang ook in de vervolgfase. 4 De tienermoeders zijn zelf beschouwd als moeders in dit onderzoek. Hun kinderen nemen deel aan kindergroepen. 5 De tienermoeders en de vrouwen van de structuurgroep brengen hun kinderen vier vaste dagdelen per week. De vrouwen van de twee leefgroepen brengen hun kinderen twee vaste dagdelen per week. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

104 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang 6. 1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de conclusies van het literatuur- en praktijkonderzoek naar de kenmerken en achtergronden van kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang. Tevens wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de kenmerken en achtergronden van kinderen en de gezinnen waar zij uit komen. De verkregen inzichten moeten leiden tot aanknopingspunten voor de hulp aan kinderen en hun moeders in de periode van de opvang. We beschrijven in de volgende paragrafen achtereenvolgens de bevindingen op de deelvragen die we formuleerden voor dit onderzoek en de probleemstelling, namelijk: Wat zijn achtergrondkenmerken van kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang en hoe geven kinderwerkers invulling aan het werken met kinderen en hun moeders tijdens hun verblijf in de opvang? Welke voorbeelden van kinderwerk, ontwikkeld binnen enkele instellingen voor vrouwenopvang, sluiten aan op probleemgebieden en krachtbronnen van kinderen en hun moeders? Deelvragen Wat zijn de achtergronden en de (gezins)kenmerken van de kinderen? Met welke problemen kampen de kinderen en over welke krachtbronnen beschikken ze? Hoe zijn de interventies voor kinderen (en hun moeders) te typeren en (hoe) versterken ze de krachtbronnen van kinderen (en hun moeders)? Wat doen en laten de kinderwerkers in het werken met kinderen, hoe verantwoorden ze dat en (hoe) reflecteren ze daarop? Welke interventies en activiteiten van het kinderwerk sluiten aan op probleemgebieden of krachtbronnen van kinderen? 103 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

105 6.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen Kwetsbare gezinnen met meervoudige problemen Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat kinderen in de vrouwenopvang een kleine maar specifieke groep vormen van de bredere en veel grotere groep kinderen die getuige zijn van partnergeweld. Ze onderscheiden zich van de bredere groep kinderen doordat zij vaak te maken hebben met ernstige en langdurige situaties van geweld en dreiging van onveiligheid in de thuissituatie (Lilholt Behrens, 2002; Wolf e.a., 2006). Het geweld in het gezin gaat meestal gepaard met problemen op meerdere leefgebieden. Bij veel plegers is vaak sprake van verslavingsproblemen, werkloosheid, financiële en psychiatrische problemen. Het merendeel van de moeders dat slachtoffer is van het geweld heeft een laag inkomen, vaak schulden, is werkloos en heeft weinig perspectief op de arbeidsmarkt door een onafgeronde opleiding. Ook is bij sommige moeders sprake van een (licht) verstandelijke beperking, psychiatrische problemen, gevolgen van traumatische ervaringen en verslaving. Aangezien het gaat om erg kwetsbare gezinnen kunnen tegenslagen zich opstapelen en grote gevolgen hebben. Veel vrouwen en kinderen in de vrouwenopvang beschikken niet over een sterk sociaal netwerk. Door het vertrek naar de opvang kunnen ze contacten kwijtraken. Vanwege plaatsgebrek of uit veiligheid zijn ze vaak genoodzaakt naar een opvanghuis in een andere regio te gaan, wat het contact met vrienden en familie er niet makkelijker op maakt. De kwetsbaarheid en meervoudige problematiek van de gezinnen in de vrouwenopvang betekent ook dat moeders en kinderen voor specifieke zorg en behandeling moeilijk aansluiting vinden in reguliere hulpverleningsinstellingen als jeugdzorg en ggz-jeugd. 104 Problemen van kinderen Vanwege het chronische partnergeweld kunnen we er van uitgaan dat de kinderen in de vrouwenopvang daarvan getuige waren. Dat leiden we af uit de bevindingen dat bij vrouwen in de opvang overwegend sprake is van chronisch partnergeweld (Lilholt-Behrens, 2002; Wolf e.a., 2006). Kinderen ondervonden gevolgen van het geweld en vertrokken met hun moeder naar de vrouwenopvang. Daarnaast is een meerderheid van de kinderen in de vrouwenopvang zelf verwaarloosd en/of mishandeld. Aangezien sprake is van gemiddeld bijna elf risicofactoren op kindermishandeling (Brilleslijper- Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

106 Kater e.a., 2009) is de kans op mishandeling of verwaarlozing van de kinderen groot, zo blijkt uit recent Nederlands onderzoek naar het profiel van kinderen in de opvang. Wel moet in aanmerking worden genomen dat een risicofactor een statistisch gegeven is en geen voorspelling van een negatief gevolg. Kinderen in de vrouwenopvang groeien dus op in risicovolle omstandigheden. Uit een metastudie van de brede onderzoekspopulatie kinderen die getuige zijn van partnergeweld blijkt dat 63 procent van de kinderen daarvan problemen ondervindt, terwijl 37 procent geen problemen laat zien (Kitzmann e.a., 2003). Slechts in een klein deel van de gezinnen waar sprake is van partnergeweld leidt dit tot opname in een opvanghuis voor mishandelde vrouwen. De meeste kinderen in de vrouwenopvang ondervinden dus nadelige gevolgen van het getuige zijn van partnergeweld tussen hun ouders, maar de aard, ernst en uitingsvormen van de gevolgen zijn afhankelijk van diverse factoren: de traumatische ervaringen en de leeftijd waarop die plaatsvonden, hoe deze ervaringen doorwerken in de (sociaal-emotionele) ontwikkeling, de invloed van de ervaringen op gedrag, hechting en/of schoolprestaties, en de beschikbaarheid van krachtbronnen en buffers voor kinderen in diverse ontwikkelfasen. Aangezien het geen homogene groep kinderen betreft, is verscheidenheid in de aanpak en begeleiding van kinderen en hun moeders vereist. Dat vraagt eveneens om een verscheidenheid aan activiteiten en interventies voor kinderen in de opvang. Niet alleen de geweldservaringen in de thuissituatie zijn beschadigend voor een kind, ook de onzekerheid en onvoorspelbaarheid over het verblijf in een vrouwenopvang en over het contact met zijn vader, maken het gevoel van onveiligheid groter. Kinderen die met deze problemen kampen, hebben meer steun nodig van hun moeder, de in de opvangperiode enige opvoedende ouder. Krachtbronnen van kinderen Longitudinaal onderzoek heeft aangetoond dat er drie buffers voor kinderen zijn, die de schadelijke effecten van risicovolle opgroeisituaties kunnen matigen. Factoren die kinderen kunnen bufferen zijn: 1 een aantrekkelijk, levendig kind met een makkelijke persoonlijkheid en een normale aanleg; 2 een kind dat kan beschikken over een veilige, beschikbare en betrouwbare ouder en 105 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

107 3 een kind dat kan terugvallen op een andere volwassene die betrokken is en aandacht en tijd heeft voor het kind (Werner en Smith, 2002; in: Van der Pas, 2005 en 2009). Op de vraag in hoeverre kinderwerkers in hun aanpak aansluiten op krachtbronnen van kinderen kunnen we concluderen dat er voorbeelden in de vrouwenopvang zijn waarin dit gebeurt. Kinderwerkers proberen aansluiting te vinden bij kinderen, niet alleen bij de aard van het kind en het type kind, maar ook bij de mogelijkheden van een kind in de opvang. Kinderwerkers houden rekening met de achtergrond van kinderen en het feit dat de meeste kinderen nadelige gevolgen ondervinden van de ervaringen die ze thuis hebben opgedaan. Kinderwerkers kiezen ervoor om veel te werken met spel en non-verbale activiteiten, omdat dat enerzijds leuk en leerzaam kan zijn om te doen, maar tegelijkertijd aanknopingspunten biedt aan kinderen om te leren en nieuwe ervaringen op te doen. Voor veel kinderen is het een toegankelijke manier om te werken aan problemen. Kinderwerkers houden rekening met de kleine stapjes die kinderen (kunnen) zetten, met de opgelopen achterstand in de ontwikkeling, maar ook met overbelaste kinderen die kampen met traumatische stress en/of te grote verantwoordelijkheden (moesten) dragen. 106 Buffers voor moeders Uit het onderzoek blijkt dat er ook buffers zijn die ouders beschermen (Van der Pas, 2005). Als moeders in de vrouwenopvang beschikken over buffers voor ouders, versterkt dat hun positie en ondersteunt ze dat in de taak die ze als ouder hebben. Deze ouderbuffers bestaan uit: 1 een solidaire gemeenschap, die in de vrouwenopvang vooral kan worden gezien in de vorm van kinderwerkers die moeders ondersteunen in hun ouderschapstaken en ze adviseren over het omgaan met hun kinderen in de omstandigheden van de opvang; 2 een goede taakverdeling voor de moeders, die tijdens de opvang alleenstaande ouders zijn, door opvang van de kinderen zodat de moeders ontlast worden; 3 een meta -positie in kunnen nemen, om te kunnen reflecteren op het doen en laten als ouder; 4 het opdoen van goede ouderervaringen, wat voor de moeders in de opvang extra complex is aangezien ze als ouder worden geobserveerd. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

108 Op de vraag in hoeverre kinderwerkers met hun activiteiten en interventies aansluiten op krachtbronnen voor moeders zien we diverse voorbeelden waarin aandacht is voor het ondersteunen van moeders. Het bieden van inzicht aan moeders over hun kinderen en het gedrag van hun kinderen, en het begeleiden en versterken van de moeder-kindinteractie zijn activiteiten die moeders in hun ouderschap versterken. Aard en typering van de interventies met kinderen en hun moeders ter versterking van hun krachtbronnen Er zijn in Nederland en in het buitenland weinig publicaties verschenen over de werkwijze met en voor kinderen in de vrouwenopvang. Wel wordt er al decennia lang hulp verleend aan deze kinderen. Dit was een van de redenen om in dit onderzoek de kinderwerkers over hun werk met kinderen te benaderen. De interventies voor kinderen (en hun moeders) zijn vanuit twee invalshoeken onderzocht: onderzoeksliteratuur en de werkpraktijk met kinderen in vier instellingen voor vrouwenopvang. Zowel uit de literatuur als uit de werkpraktijk komt een verscheidenheid aan interventies naar voren. Een scala aan activiteiten is ontwikkeld in de werkpraktijk met kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen, maar er is weinig onderzoek over gepubliceerd. In de werkpraktijk van de bij het onderzoek betrokken instellingen voor vrouwenopvang zijn door het kinderwerk diverse activiteiten en interventies ontwikkeld. Deze zijn met name gericht op het bevorderen van de basale ontwikkeling van kinderen, de sociaal-emotionele ontwikkeling, het hanteren van gedragsproblemen en het leren omgaan met gevoelens en frustraties. Bij een aantal ontwikkelde interventies gaven we aan dat ze aansluiten op de krachtbronnen van kinderen en hun moeders of deze versterken. Kinderwerkers in instellingen voor vrouwenopvang ontwikkelden activiteiten en interventies gericht op: Activiteiten en interventies in groepsverband met veel leer- en oefenstof voor kinderen. Ondersteuning van kinderen bij hun (stagnerende) ontwikkeling. Basale zorg, in de kindergroep of in een-op-een begeleiding van moeder en kind. Steun en begeleiding bij het omgaan met of verwerken van de gevolgen van geweld. 107 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

109 Activiteiten en interventies met moeders gericht op ouderbegeleiding en op opvoedingsondersteuning. Geïndiceerde jeugdzorg en de jeugdzorg in gedwongen kader. Werkpraktijk met kinderen in de vrouwenopvang De literatuurstudie leverde inzichten op over factoren die kinderen als getuige van partnergeweld helpen of die mogelijke krachtbronnen van kinderen versterken. Vergelijken we deze inzichten met de werkpraktijk van kinderwerkers in de betrokken instellingen voor vrouwenopvang dan valt een aantal mooie voorbeelden op. Groepsaanbod De interventies van kinderwerkers zijn gericht op de (basale) ontwikkeling van kinderen, zoals sociale vaardigheden en het uiten van gevoelens. Binnen de betrokken instellingen voor vrouwenopvang gebeurt het werken met kinderen merendeels in groepsverband. Voor kinderen is het vinden van (h)erkenning en een sociale leefomgeving waarin ze nieuwe ervaringen kunnen opdoen van belang. Niet voor niets worden in de vrouwenopvang veel doelgerichte activiteiten met kinderen opgepakt. Er wordt vaak geknutseld, spelletjes gedaan en met materialen gewerkt. Impliciet zitten daarin vele bouwstenen om hun ontwikkeling weer op te pakken en in een veilige context met leuke activiteiten bezig te zijn, positieve en persoonlijkheidsversterkende aandacht te krijgen, in interactie te zijn met andere kinderen en tegelijkertijd in de sociale omgang (nieuwe) levenslessen te krijgen en, niet onbelangrijk, weer plezier te (kunnen) maken. Thema s die kinderen bezighouden worden met kinderen besproken tijdens (knutsel)activiteiten in groepsverband. 108 Evenzeer is van belang dat hulp, begeleiding en activiteiten met kinderen zijn afgestemd op en aansluiten bij wat ieder kind en zijn/haar moeder nodig heeft. Dat vereist diversiteit in het aanbod zodat per kind een adequate aansluiting kan worden gevonden die past. De hulp aan kinderen en hun moeders moet laagdrempelig zijn en gedoseerd worden aangeboden, opdat kleine stapjes en doelen kunnen worden gerealiseerd. Voor een aantal kinderen en hun moeders is naast het groepsaanbod individuele hulp en begeleiding vereist. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

110 Veiligheid door voorspelbare, herhaalde rituelen en activiteiten In de benadering en werkwijze van het kinderwerk dient rekening gehouden te worden met gevoelens van onveiligheid en angst, en met gedragsproblemen van de kinderen. Juist door gerichte aandacht en zorg van kinderwerkers kan een kind veiligheid ervaren. Kinderwerkers kunnen in hoe zij omgaan met de kinderen ook een voorbeeld zijn voor de moeders. Een stabiele omgeving, structuur en dagritme is uiteraard voor alle kinderen van belang, maar zeker voor de heel jonge kinderen, om weer vertrouwen en gevoel van veiligheid te kunnen ervaren. Het systematisch toepassen van voorspelbare activiteiten met jonge kinderen gedurende de opvangperiode kan een basis bieden voor herstel en verwerking van de geweldservaringen in de thuissituatie. Non-verbale werkvormen met kinderen Kinderwerkers ontwikkelden een creatieve werkpraktijk die waardevol is voor kinderen en aansluit bij hun mogelijkheden en behoeften. Deze creatieve werkpraktijk verdient de aandacht en kan methodisch verder worden ontwikkeld en versterkt. Er worden veel speel- en knutselactiviteiten uitgevoerd met kinderen in de vrouwenopvang. Via deze werkvormen kunnen kinderen uiting geven aan belevingen en gevoelens die ze niet in woorden kunnen uitdrukken. De activiteiten zijn doelgericht en worden door de kinder werkers begeleid. Tijdens de activiteiten zijn kinderwerkers alert op wat er in de kinderen omgaat: kinderwerkers sluiten aan op dagelijkse situaties die kinderen veel leer- en oefenstof bieden. Tijdens de knutselactiviteiten werken kinderen aan producten met een betekenis: ze maken bijvoorbeeld een tekening om de kamer te versieren of boekjes om de waardering en leerpunten die ze kregen tijdens de opvangperiode mee te krijgen of mee te geven aan andere kinderen. Geweldservaringen bespreken Uit de literatuurstudie komt naar voren dat met veel kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen niet over het geweld in de thuissituatie is gesproken. Moeders bespreken het niet met hun kinderen uit schaamte, onmacht of uit schuldgevoel over tekortschieten als ouder. Een aantal kinderen weet niet waarom ze naar het opvanghuis vertrokken, hoewel velen van hen getuige waren van het geweld tegen hun moeder en een groot deel van hen ook zelf was mishandeld. Deels had dit verband met de jonge leeftijd van 109 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

111 kinderen, maar het geweld bleek ook een onbesproken thema bij een deel van de moeders in contact met hun oudere kinderen. Ook uit de groepsinterviews met kinderwerkers blijkt dat geweld niet expliciet besproken wordt door werkers met kinderen of door ondersteuning van moeders bij het bespreken van de ervaringen met hun kinderen. 110 Ondersteunen van moeders Moeders in de opvang hebben als ouder gerichte begeleiding nodig en steun om voor hun kinderen een veilige en betrouwbare opvoeder te kunnen zijn. Kinderwerkers versterken de belangrijkste krachtbron van een kind wanneer ze de moeder steunen in haar rol als ouder. Dat kan door aan moeders inzichten te bieden en voorbeeld te zijn in het geven van de zorg, aandacht en steun die haar kind nodig heeft. Daarmee kan het kinderwerk via de moeders een belangrijke aanvullende ondersteuning bieden aan de kinderen. Kinderwerkers moeten rekening houden met de kwetsbaarheid van moeders in hun ouderrol en de daarmee samenhangende weerstand. Het vraagt een zorgvuldige benadering en ondersteuning van moeders in hun oudertaken, onderkenning van de zware belasting van moeders en tegelijkertijd dienen kinderwerkers alert te zijn op de veiligheid voor kinderen. In de ondersteuning en begeleiding van moeders is er enerzijds aandacht voor plezier in het (samen) spelen van kinderen met hun moeder en broertjes of zusjes, anderzijds hebben veel moeders voorbeelden nodig in het adequaat omgaan met probleemgedrag van hun kind(eren). Moeders begrijpen niet altijd het (problematische) gedrag van hun kind. Kinderwerkers geven aan dat ze aan moeders veel uitleg geven over het gedrag of de problemen van een kind, zodat ze het gedrag van hun kind leren verstaan en inschatten. Een belangrijke voorwaarde is dat moeders hier ruimte voor voelen en krijgen. Door kinderwerkers in de vrouwenopvang kan de theorie over buffers voor kinderen en voor ouders worden benut als denkraam en kader voor activiteiten en interventies. Het toepassen en uitwerken van de theorie over bufferprocessen als theoretisch denkraam helpt het handelen van kinderwerkers te richten en biedt daarmee houvast in de dagelijkse complexiteit en hectiek van de opvang. Het kan ook houvast bieden bij situaties waarin spanning staat op de wensen en behoeften van kinderen en die van hun moeders. En het biedt richting bij het analyseren van werkvragen van professionals, waar zich, parallel aan die van het gezin, spanning kan voordoen tussen kinderwerkers en hun collega s van het vrouwenwerk. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

112 Het handelen van kinderwerkers De ervaringen van kinderen met geweld lijkt op basis van de interviews met kinderwerkers een nauwelijks besproken thema. Veel kinderen in de vrouwen opvang laten nadelige gevolgen zien van het getuige zijn van geweld. Doel van de activiteiten en interventies is het bieden van veiligheid en het stimuleren en ondersteunen bij de basale ontwikkeling van kinderen; bij de (heel jonge) kinderen heeft dit de hoogste prioriteit. De behoefte van heel jonge kinderen aan een veilige en voorspelbare verzorging door de moeder kan tijdens de periode van verblijf in de opvang in gedrang komen met de psychische, fysieke en soms ook pedagogische (on)mogelijkheden van de moeder. Begeleiding van kinderen in groepsverband bestaat uit het bieden van opvang en het ondersteunen van kinderen in hun ontwikkeling; dit ook ter ontlasting van de moeders. Kinderwerkers kunnen kinderen en hun moeders helpen bij het bespreken van de ervaringen met geweld: kinderen krijgen erkenning in wat ze meemaakten en kunnen hun ervaringen en beleving een plek geven. Juist omdat er veel schaamte is over het geweld en het pijnlijk is, is het een thema dat niet makkelijk door kinderen wordt aangekaart. Jarvis e.a. (2005) ontdekten dat veel in de vrouwenopvang verblijvende kinderen van basisschoolleeftijd, een actieve rol hadden gespeeld om in te grijpen of hulp in te roepen wanneer hun moeder werd mishandeld. De onderzoekers informeerden zowel bij de moeders als bij hun kinderen waar de kinderen zich bevonden op de momenten dat geweld tegen de moeder plaatsvond. Het betreft niet alleen belangrijke informatie om zicht te krijgen op de aard van het geweld en de betrokkenheid van kinderen, maar biedt ook een opening om de ervaringen met geweld bespreekbaar te maken. Daarmee krijgen kinderen de impliciete boodschap mee dat het geweld een thema is dat aan bod mag komen. De impliciete boodschap aan een kind kan zijn dat het bekend is dat thuis geweld plaatsvond, dat daar niet geheimzinnig over wordt gedaan en dat er geen oordeel over wordt uitgesproken richting de ouders. Bovendien is van belang dat kinderen weten dat ze bij geweld hulp mogen inroepen. Door Britse onderzoekers is specifiek werkmateriaal ontwikkeld om moeders in de periode van de opvang te helpen om dagelijks een kwartier met hun kinderen de ervaringen te bespreken. Dit werkmateriaal kan binnen de vrouwenopvang worden benut. Het bespreken van de pijnlijke ervaringen blijkt de relatie tussen moeders en hun kinderen te bevorderen. Tegelijkertijd versterkt het de belangrijkste krachtbron voor kinderen: de moeder-kindrelatie. 111 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

113 6.3 Discussie Tijdens de periode van de opvang kan belangrijk werk worden verricht in het steunen van kinderen in hun (stagnerende) ontwikkeling door stagnaties in kaart te brengen en er gerichte interventies op toe te passen. Aangezien veel jonge kinderen met hun moeder meekomen naar de vrouwenopvang kan in een vroeg stadium worden geïnvesteerd in herstel van mogelijke schade ten gevolge van het getuige zijn van geweld en de ernst van de problemen bij kinderen worden verminderd. Kinderen hebben behoefte aan steun van hun moeder, maar de moeder kampt zelf ook met de gevolgen van het geweld. Moeders krijgen opvoedingsondersteuning, dat houdt vaak in dat ze opvoedingstips krijgen of ze krijgen te horen hoe ze als opvoeder functioneren. Het is de vraag of en hoe de moeders de ondersteuning ervaren, aangezien de context van het verblijf in de vrouwen opvang het ze extra moeilijk kan maken. Vrouwen die een beroep doen op vrouwenopvang krijgen begeleiding, maar als de moeder het verblijf ervaart als het moeten afleggen van een examen in een glazen huis (Dijkstra, 2009) dan werkt dat averechts. Het vraagt van kinderwerkers zorgvuldigheid in het respectvol benaderen van moeders. Moeders voelen zich afhankelijk van werkers die beoordelen hoe ze het als ouder doen. Voor iedere ouder is het ouder-zijn kwetsbaar. Respectvolle bejegening, een niet-veroordelende houding en steun van professionals zijn belangrijk bij het steunen van moeders in hun ouderrol. Tegelijkertijd hebben professionals de opdracht om de grenzen te bewaken en de veiligheid van de kinderen centraal te stellen, zodat moeders veilige en betrouwbare ouders kunnen zijn voor hun kinderen. 112 Alle kinderen, maar zeker ook de jongere kinderen hebben er belang bij dat hun moeders begeleid worden in de omgang met en opvoeding van hun kind(eren). Daarnaast hebben kinderen zelf gerichte begeleiding/behandeling nodig en is er directe steun van een betrouwbare opvoeder vereist. 6.4 Aanbevelingen Binnen het kinderwerk van de vrouwenopvang is de laatste jaren meer aandacht en zorg voor kinderen. De ontwikkelingen doen zich met name voor in Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

114 de wijze waarop naar kinderen wordt gekeken en hoe ze worden benaderd. Er is besef dat kinderen in de opvang specifieke aandacht behoeven, maar er is nog geen structurele financiering voor de (ontwikkeling van) hulp aan de kinderen. Het literatuuronderzoek maakt duidelijk dat de kinderen, hun moeders en het kinderwerk in de vrouwenopvang aandacht en steun verdienen. Het kinderwerk in de vrouwenopvang vereist beleidsmatige en inhoudelijke aandacht. Daarom zijn de volgende aanbevelingen gedaan. Kennisuitwisseling over kinderwerk binnen de sector van de vrouwen opvang Kinderwerkers van verschillende instellingen voor vrouwenopvang zouden hun aanpak en werkwijze met kinderen en hun moeders meer kunnen uitwisselen, om zodoende te komen tot kennisdeling en verdere methodische ontwikkeling van het kinderwerk. Methodiekontwikkeling van kinderwerk in de vrouwenopvang Het kinderwerk kan methodisch verder worden uitgewerkt, waarbij de aangegeven werkprincipes richtinggevend zijn voor de methodische uitwerking. Kleine maar basale doelen stellen in het kinderwerk Interventies moeten aansluiten op kinderen en hun mogelijkheden en gericht zijn op het versterken van de krachtbronnen van kinderen. Aansluiten bij kinderen in de vrouwenopvang vereist dat gewerkt wordt met kleine, haalbare hulpverleningsdoelen die per kind worden vastgesteld. Drie denkramen kunnen dienen als richtinggevende theoretische kaders bij de methodische uitwerking van het kinderwerk. 1 Operationaliseren van de theorie over buffers in vrouwenopvang Kennis over buffers en bufferprocessen geeft richting aan het handelen. Het kan dienen als een theoretisch denkraam waarin het geheel aan interventies en activiteiten met kinderen en hun moeders moet passen voor wat betreft visie, benaderingswijze, focus en vaardigheden. Met operationaliseren doelen we op het handen en voeten geven aan de theorie over buffers voor kinderen en buffers voor ouderschap in de praktijk 113 Conclusies en aanbevelingen kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

115 van de vrouwenopvang, het opdoen van praktijkervaring en de praktijkbevindingen inbrengen en documenteren. 2 Veiligheid van kinderen bevorderen als doel van interventies Een tweede denkraam is veiligheid bieden aan de kinderen in de opvang. Veiligheid voor kinderen moet samen met moeders worden beoordeeld en doel zijn van in te zetten interventies. 3 Systeemgerichte lens uitwerken in de methodische werkwijze Een derde denkraam is het werken met kinderen in de vrouwenopvang vanuit een systeemgerichte lens. Dit zou uitgewerkt kunnen worden in een heldere methodische werkwijze. De wijze waarop in samenwerking met ketenpartners, de vaders worden betrokken en begeleid in hun rol als ouder, maakt hier ook deel van uit. 114 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

116 Literatuur Beer, C. de (1981). Omdat Mijn Vader Zo Slaat: Gesprekken Met Kinderen in Blijf Van M n Lijf. Amsterdam: sua. Borrego, J., Gutow, M., Reicher, S., Barker, C. (2008) Parent-Child Interaction Therapy with Domestic Violence Populations. Journal of Family Violence, 23, Brilleslijper-Kater, S., Beijersbergen, M., Asmoredjo, J., Jansen, C & Wolf, J. (2009). Meer dan bed, bad, broodje pindakaas. Profiel, gezondheid, welzijn en begeleiding van kinderen in de vrouwenopvang en de maatschappelijke opvang. Amsterdam: swp. Buckley, H., Holt, S., Whelan, S. (2007). Listen to me! Children s Experiences of Domestic Violence. Child Abuse Review, 16, Dijk, T. van, Flight, S., Oppenhuis, E. & Duesmann, B. (1997). Huiselijk Geweld. Aard, omvang en hulpverlening. Den Haag: Ministerie van Justitie. Dijkstra, S. (2000). Met vallen en opstaan. Hoe vrouwen en mannen betekenis geven aan geweldservaringen uit hun kindertijd. Delft: Eburon Academic Publishers. Dijkstra, S. (2001a). Vertrouwen kan groeien op een veilige plek. Tijdschrift over Kindermishandeling, 4, Dijkstra, S. (2001b). Kinderen (v/m) die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven. Dijkstra, S. (2006). Met plezier leren op school. Hoe de school en de opvang in Groningen samenwerken om kinderen, die getuige zijn geweest van geweld thuis, een plezierige en leerzame tijd op school te bezorgen. Bilthoven/ Groningen: S. Dijkstra/ St. Toevluchtsoord. Dijkstra, S. (2007a). Geweld en veerkracht in gezinnen. Over posities, professionals en preventie van overdracht. Utrecht: van Arkel. Dijkstra, S. (2007b). Beelden van ouderschap en mishandeling. Een caleidoscopische blik op posities. Ouderschap en Ouderbegeleiding, 10, 2, Dijkstra, S. (2008a). Partnergeweld en kindermishandeling: een gespannen verhouding. Over overeenkomsten en verschillen, en het belang van een geïntegreerde benadering. Ouderschap & Ouderbegeleiding, 11, 2, Dijkstra, S. (2008b). Bring in the family. Huiselijk geweld, vrouwenopvang en (aankomende) professionals nader beschouwd. Breda: Thieme. Dijkstra, S. (2009). Geweld thuis en hardnekkige normen rond gebrekkig moederschap. Ouderschap & Ouderbegeleiding, 12, 2, Literatuur

117 116 Dijkstra, S. (2010). Weten uit ervaring. Onderzoek naar het werken met kinderen in de vrouwenopvang. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49, 1, Dijkstra, S., Dartel, N. van, Verhoeven, W. en Veldkamp, A. (2010). Verborgen schatten. Wat professionals doen en cliënten ervaren bij de aanpak van geweld. Breda: Avans Hogeschool, Lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld. Edleson, J. (1999). The overlap between child maltreatment and woman battering. Violence Against Women, 5, Federatie Opvang (2008). Verbeterplan Vrouwenopvang. Naar passende, goede en snelle hulpverlening. Utrecht: Federatie Opvang. Graham-Bermann, S. & Hughes, H. (2003). Intervention for Children Exposed to Interparental Violence (ipv): Assessment of Needs and Research Priorities. Clinical Child and Family Psychology Review, 6, 3, Hartley, C. (2002). The Co-occurrence of Child Maltreatment and Domestic Violence: Examining both Neglect and Child Physical Abuse. Child Maltreatment, 7, 4, Helfrich, C., Fujiura, G. & Rutkowski-Kmitta (2008). Mental Health Disorders and Functioning of Women in Domestic Violence Shelters. Journal of Interpersonal Violence, 23, Hoekstra, R.J. (2008). Kinderen als getuige van huiselijk geweld. Een verkennende studie naar het gedrag en de ontwikkeling van kinderen in het Toevluchtsoord in Groningen. Groningen: Rijksuniversiteit Faculteit gmw, Orthopedagogiek. Holt, S., Buckley, H. & Whelan, S. (2008). The impact of exposure to domestic violence on children and young people: A review of the literature. Child Abuse & Neglect, 32, Hughes, H.M. (1986). Research with Children in Shelters: Implications for Clinical Services. Children Today. March-April, Hughes, H.M. and Luke, D.A. (1998). Heterogeneity in Adjustment Among Children of Battered Women; in: Holden, G.W., Geffner, R., Jouriles, E.N. (1998) in: Children Exposed to Marital Violence. Theory, research and Applied Issues. Washington D.C.: American Psychological Association, Humphreys, C., Mullender, A. Thiara, R. Skamballis, A. (2006). Talking to My Mum : Developing Communication Between Mothers and Children in the Aftermath of Domestic Violence. Journal of Social Work, 6, Humphreys, C., Thiara, R., Skamballis, A. & Mullender, A., (2006a). Talking About Domestic Abuse: A Photo Activity Workbook to Develop Communication Between Mothers and Young People. London: Jessica Kingsley Publishers. Humphreys, C., Thiara, R., Skamballis, A. & Mullender, A., (2006b). Talking To My Mum A Picture Workbook for Workers, Mothers and Children Affected by Domestic Abuse. London: Jessica Kingsley Publishers. Jarvis, K., Gordon, E., Novaco, R. (2005). Psychological Distress of Children and Mothers in Domestic Violence Emergency Shelters. Journal of Family Violence, 20, 6, Kitzmann, K., Gaylord, N., Holt, A. and Kenny, E. (2003). Child Witnesses to Domestic Violence: A Meta-Analytic Review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71, 2, Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

118 Kostouros, P. (2007). Using Perry s Brain Development Theory to inform interventions in a domestic violence women s shelter. Relational Child and Youth Care Practice, 20, 3, Lamers-Winkelman, F. (1999). Het (seksueel) mishandelde kind: diagnostiek en behandeling. In: Aarts, P. en Visser, W. (1999). Trauma, diagnostiek en behandeling. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, Lehmann, P. (1997). The development of posttraumatic stress disorder (ptsd) in a sample of child witnesses to mother assault. Journal of Family Violence, 71, Levendosky, A. & Graham-Bermann, S. (1998). The moderating effects of parenting stress on children s adjustment in woman-abusing families. Journal of Family Violence, 13, 3, Levendosky, A. Lynch, S. & Graham-Bermann, S. (2000). Mothers perceptions of the impact of woman abuse on their parenting. Violence Against Women, 6, Levendosky, A. & Graham-Bermann, S. (2001) Parenting in Battered Women: The Effects of Domestic Violence on Women and Their Children. Journal of Family Violence, 16, 2, Levendosky, A. Huth-Bocks, A., Semel, M. Shapiro, D. (2002). Trauma Symptoms in Preschool-Age Children Exposed to Domestic Violence. Journal of Interpersonal Violence, 17, 2, Lieshout, M. van (2008). Over kinderen in de vrouwenopvang weten we nog veel te weinig. Tijdschrift kindermishandeling, 1, Lilholt Behrens, H. (2002) Børn påkrisecenter- en deskriptiv undersøgels. Esjberg: Formidlingscentret for socialt Arbejde. Nederlandse vertaling van de samenvatting uit dit onderzoeksrapport. Lundy, M. & Grossman, S. (2005). The Mental Health and Service Needs of Young Children Exposed to Domestic Violence: Supportive Data. Families in Society, 86, 1, McDonald, R., Jouriles, E. Skopp, N. (2006). Reducing Conduct Problems Among Children Brought to Women s Shelters: Intervention Effects 24 Months Following Termination of Services. Journal of Family Psychology, 20, 1, Ministerie van v ws (2007). Beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Den Haag: Ministerie v ws. Mullender, A., Hague, G., Imam, U., Kelly, L., Malos, E. & Regan, L. (2002). The Influence of Domestic Violence on Relationships between Children and Their Mothers. In: Children s Perspectives on Domestic Violence. London: Sage, Nieuwenhuis, A. (2008). Huiselijk geweld op het netvlies gebrand. Een onderzoek naar kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Amsterdam: Vrije Universiteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid. O Keefe, M. (1994). Linking marital violence, mother-child/father-child aggression, and child behaviour problems. Journal of Family Violence, 9, O Leary, K., Smith Slep, A., O Leary, S. (2000). Co-Occurrence of Partner and Parent Aggression: Research and Treatment Implications. Behavior Therapy, 31, Osofsky, J. (1999). The impact of violence on children. The Future of Children, 9, 3, Osofsky, J. (2005). The Effects of Exposure to Violence on Children of Different Ages: Prevention and Intervention effective collaboration with police and court. In: J. Donnelly et al. (eds.): Developing Strategies to Deal with Trauma in Children. New Orleans: ios Press, Literatuur

119 Øverlien, C., Jacobsen, M., & Evang, A. (2009). Barns erfaringer fra livet på krisesenter. En landsomvattende studie om flukten, oppholdet og forestillinger om fremtiden. Nasjonalt kunnskapssenter om vold og traumatisk stress A/S. Rapport nr. 2/2009. Pas, A. van der (2005). Eert uw Vaders en uw Moeders. Opvoedproblemen nader verklaard. Handboek Methodische ouderbegeleiding 3. Amsterdam: swp. Pas, A. van der (2009). Resilience gaat niet over rozen. In: Ouderschap & Ouderbegeleiding, 12, 2 juni, Perry, B. & Scalavitz, M. (2007). De jongen die opgroeide als hond en andere verhalen uit het dagboek van een kinderpsychiater. Schiedam: Scriptum Psychologie. Poole, A, Beran, T., Thurston, W. (2008). Direct and Indirect Services for Children in Domestic Violence Shelters. Journal of Family Violence, 23; Riphagen, M. (2000) Spelenderwijs. Activiteitenboek doelgericht spelen voor kinderen in de hulpverlening. Dordrecht: Stichting Blijf van m n Lijf Dordrecht. Riphagen, M. (2008) Werkboek. Voor kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Stichting Blijf van m n lijf Zuid Holland Zuid. Ruiter, A. de (1999) Let op de kleintjes. Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties. Utrecht: TransAct. Snijders, J. (2004). Limonade en geheime namen. Kinderwerk in de vrouwenopvang. 0/25 juli/ augustus. Stichting Innovatie Alliantie (2009). RAAK! Beleidsevaluatie Den Haag: Stichting Innovatie Alliantie (sia). Sijbrandij, M., Jonker I. en Wolf, J. (2008). Cliëntprofielen van vrouwen met geweldservaringen in de opvang. Nijmegen: umc, Radboud. Wolf, J., Jonker, I., Nicholas, S. Meertens, V. en S. te Pas (2006). Maat en baat van vrouwenopvang. Onderzoek naar vraag en aanbod. Amsterdam: swp. Wolf, J., Jonker, I., Nicholas, S., Putriss, E. (2007). Vervolg op de vrouwenopvang. De situatie van vrouwen een jaar na dato. Amsterdam: swp. Wolfe, D., Crooks, C., Lee, V. McIntyre-Smith, A., Jaffe, P. (2003). The effects of children s exposure to domestic violence: A meta-analysis and critique. Clinical Child and Family Psychology Review, 6 (3), Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

120 Bijlagen

121 Bijlage 1 Brief aan de directie van instellingen voor Vrouwenopvang Breda datum 2 juli 2008 contactpersoon Anita Schreurs onderwerp lectorale rede telefoon (076) mj.schreurs-vandijk@avans.nl Geachte directeur, Zoals u wellicht weet is er op initiatief van Valkenhorst bij Avans Hogeschool een lectoraat vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld van start gegaan in 2007, met dr. Sietske Dijkstra als lector. Doel is om met de inzet van toegepast onderzoek werkveld en onderwijs te versterken. Er is een kenniskring verbonden aan het lectoraat van veelal onderzoekers in spé. Zij zijn voor het grootste deel van hun tijd werkzaam als hulpverlener in de opvang of als docent bij de hogeschool. Afgelopen maand heeft lector Sietske Dijkstra haar lectorale rede Bring in the family gehouden. Het doet ons genoegen u deze rede te sturen, alsook een artikel van haar hand dat onlangs verscheen in het tijdschrift Ouderschap en Ouderbegeleiding. 120 In deze rede kunt u lezen dat kinderen in de opvang specifieke aandacht krijgen in de komende periode van het lectoraat. Het gaat hier om aandacht in onderzoek, onderwijs, advisering, stagemogelijkheden, afstudeeropdrachten en dergelijke. Daarbij gaat Wil Verhoeven, MA, werkzaam als senior adviseur bij K2 Brabants kenniscentrum jeugd, het lectoraat het komende jaar versterken met praktijkonderzoek op dit gebied. Deze aandacht voor kinderen krijgt ook eindelijk in het landelijke beleid meer vorm, VWS heeft een offerte uitgezet voor onderzoek naar de kinderen. De besluitvorming vindt deze zomer plaats. In samenwerking met de aanvrager van de Radboud Universiteit is het lectoraat betrokken, met het doel om ook Brabantse instellingen te benaderen. Graag willen we van u weten of u in principe bereid bent om deel te nemen aan dit landelijke onderzoek. Nadere details kunnen in dit stadium nog moeilijk worden gegeven. Ook wordt er uiteindelijk een random selectie gemaakt van een aantal instellingen uit de sector. Het is dus nog bepaald niet zeker dat u deelneemt. Gezien de korte looptijd van het onderzoek is het van belang nog in deze zomermaand uw reactie te ontvangen. Hogeschoollaan CR Breda Postbus RA Breda Telefoon (076) Telefax (076) Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

122 datum 2 juli 2008 pagina 2 van 2 Daarnaast willen we graag uw visie en mening weten over samenwerking met Hogeschool Avans op het gebied van kinderen in de opvang. Wat zijn voor u relevante vragen,wat zou het lectoraat voor uw instelling en deze doelgroep kunnen betekenen en zou u een bijdrage willen leveren aan onderwijs op dit gebied? Tevens zouden we specifieker willen kijken naar de twee Brabantse opvanginstellingen met een jeugdzorgerkenning als het gaat om een kwalitatief passend aanbod. Ook richten wij ons op de ketenzorg die er nodig is, op versterking van de posities in de keten en verbetering van de afstemming. Wij hopen dat wij u met deze brief en de lectorale rede hebben geïnspireerd en zien uit naar uw reactie. Wij verzoeken u dan contact op te nemen met Sietske Dijkstra ( ) fran.dijkstra@worldonline.nl of Wil Verhoeven ( ) Wil.Verhoeven@k2.nl Wanneer u belangstelling heeft voor het thema kinderen in de opvang, maken we graag met u in de nazomer een inhoudelijke afspraak. Met vriendelijke groet, Sietske Dijkstra en Wil Verhoeven Bijlagen: Bijlagen

123 Bijlage bij de brief aan de instellingen voor Vrouwenopvang Achtergrondinformatie over onderzoek naar jeugdigen in de Vrouwenopvang Sinds september 2008 is het lectoraat Vrouwenopvang en Huiselijk Geweld gestart met onderzoek naar de zorg aan kinderen in de (Brabantse) Vrouwenopvang. Deze kinderen komen samen met hun moeders naar de vrouwenopvang, in veel situaties na geweld of ernstige bedreiging daarvan in hun thuissituatie. In het onderzoek bestuderen we literatuur over kinderen in de (vrouwen)opvang enerzijds, en anderzijds het handelen van professionals, die binnen de voorzieningen voor vrouwenopvang werken met en voor kinderen en hun ouder(s). Het onderzoek richt zich op de zorg die tijdens de periode van verblijf aan de kinderen kan worden geboden. Inmiddels is gestart met een literatuuronderzoek over kinderen in de opvang, van merendeels Engelstalige bronnen. We weten uit onderzoek hoe schadelijk het is voor kinderen om getuige te zijn van mishandeling en/of zelf mishandeld te zijn. Kinderen die terechtkomen in voorzieningen voor de vrouwenopvang vormen een specifieke groep, die passende zorg verdienen. Kennis over de achtergrond van problemen van deze kinderen en kennis over de zorg aan kinderen met deze ervaringen zou in de werkpraktijk van de Vrouwenopvang meer kunnen worden benut. Ook kan kennis over de werkwijze met en methodieken voor kinderen binnen verschillende VO-voorzieningen in beeld worden gebracht. De bedoeling van het lectoraat Vrouwenopvang en Huiselijk Geweld is immers het verbinden van kennis en ontwikkelingen tussen het onderwijs, de werkpraktijk en toegepast praktijkonderzoek. Rode draad in de activiteiten van het lectoraat is gericht op: wat doet (en laat) een goede professional in de praktijk wanneer hij of zij te maken heeft met huiselijk geweld? De kwaliteit van het professioneel handelen staat hierin centraal evenals de vraag wat daarbij aan voorwaarden nodig is. Doel van het onderzoek is een bijdrage te leveren aan de zorgverlening aan kinderen gedurende het verblijf in de vrouwenopvang. De bevindingen worden verwerkt in een onderzoeksrapportage, die u uiteraard zal worden toegestuurd. Voor dit onderzoek zou ik graag professionals uit uw instelling interviewen. Het gaat om medewerkers die direct met en voor jeugdigen binnen uw instelling werken. Wanneer uw instelling meerdere medewerkers in dienst heeft die met en voor jeugdigen werken, bestaat de mogelijkheid een groepsinterview af te nemen met enkele van deze professionals. Het interview is gericht op het in beeld krijgen van het handelen van deze professionals met en voor jeugdigen in de (dagelijkse) werkpraktijk van de vrouwenopvang. Graag ontvang ik uw reactie en de naam/namen van medewerker(s) die ik hiervoor kan benaderen en waar ik ze kan bereiken voor het maken van een afspraak. Alvast zeer bedankt voor uw reactie, 122 met vriendelijke groet, Wil Verhoeven, lid kenniskring Lectoraat Vrouwenopvang en Huiselijk Geweld Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

124 Bijlage 2 Itemlijst voor groepsinterviews met kinderwerkers in de vrouwenopvang Introductie over achtergrond van het onderzoek Aanbod aan kinderen en hun moeder/ouders 1 Hoe heet je, hoe lang werk je al bij X en wat doe je? 2 Wat gebeurt er in de kindergroep? 3 Wordt er (altijd) een begeleidingsplan opgesteld voor de hulp aan het kind? Zo ja, door wie? Waaruit bestaat het begeleidingsplan? 4 Neem een specifiek kind als afgesloten casus (in gedachten) en licht dit er uit voor concrete informatie met een schets van het verloop: Zijn er specifieke aandachtspunten bij de zorg aan kinderen in de vrouwenopvang? (duur van verblijf? Vereiste indicaties/ civielrechtelijk kader/ trauma s als gevolg van geweldservaringen/ idem bij moeder/ pedagogische vermogens moeder) Merk je bij de kinderen dat ze thuis geweld hebben ervaren? Als het kind getuige was van geweld? Als het kind zelf geweld had ondervonden? Als het kind zelf geweld had gebruikt? Zie je effecten van het geweld op het gedrag van kinderen? Kun je voorbeelden geven wat je ziet, hoe interpreteer je dat gedrag? Leg uit hoe je daarmee omgaat. 5 Worden er specifieke activiteiten voor de kinderen georganiseerd in de vrouwenopvang? Zo ja welke? Voor welke leeftijdsgroepen? Waar vinden en hoe vaak deze plaats? 6 Wat is de visie van de instelling over de zorg aan kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang? (systeemperspectief; vanuit kinderen en ouderschap)? Maakt de instelling verschil in leeftijdsgroepen? Hoe vertaalt deze visie zich in een aanpak en in het dagelijks handelen in het werken met kinderen? 7 Wat is het doel van de zorg aan kinderen in de instelling? 8 Welke zorg wordt geboden aan kinderen in de vrouwenopvang? Op welke wijze? Welke disciplines worden voor welke zorg ingezet? Welke methodieken worden daarbij gehanteerd? 123 Bijlagen

125 Achtergrond van jeugdigen 9 Wie bepaalt welke zorg een jeugdige krijgt? vrouwenopvang/bjz/rvdk/ moeder/vader/kind? 10 Welke problemen spelen bij kinderen in de vrouwenopvang? Welk gedrag laten kinderen in de vrouwenopvang zien? (Is er sprake opvallende gedragingen op specifieke tijden/momenten?) 11 Als je denkt aan behoefte van kinderen met geweldervaringen die in vrouwenopvang komen: kun je voorbeelden noemen van hulp die aan kinderen in jouw instelling voor vrouwenopvang wordt gegeven? (van diverse leeftijdsgroepen, achtergrond en ernst van meegemaakt geweld? subgroepen zijn in leeftijd, ernst van de problematiek, gender en cultuur) welke behoefte hebben de kinderen? maakt het hierbij uit in welke fase van verblijf (crisisfase/behandelfase/ nazorgfase) het kind in de vrouwenopvang is? Toelichting? 12 Wat zijn je ervaringen in de hulpverlening aan kinderen in de vrouwenopvang? Hoe reageren kinderen op de aan hen verleende zorg? Wordt het zorgaanbod na afloop geëvalueerd? Wat zijn bevindingen? Hoe verloopt dit in de praktijk? 124 Aandachtspunten zorg aan jeugdigen in vrouwenopvang 13 Uit o.m. Maat en Baat voor de vrouwenopvang komt o.m. naar voren dat meer specifieke zorg besteed moet worden aan de zorg aan kinderen in de vrouwenopvang. Herken je dit probleem? 14 Zijn er aspecten van (de behoefte aan) zorg die door de vrouwenopvang niet aan een kind kan worden geboden? Zo ja, welke? 15 In welke situaties verwijst de vrouwenopvang door naar zorgaanbod door andere instellingen? Voorbeelden? 16 Zijn er situaties waarin voor de zorg aan kinderen wordt samengewerkt met andere instellingen? Zo ja, wanneer? Kun je voorbeelden geven? 17 Welke kennis over zorg aan kinderen is beschikbaar binnen de vrouwenopvang? Welke kennis is vereist in de vrouwenopvang? 18 Welke eventuele succesfactoren/knelpunten kom je tegen in het bieden van zorg aan kinderen binnen de vrouwenopvang? Toelichting? 19 Waar ligt volgens jou de verantwoordelijkheid voor de zorg aan kinderen die met hun moeders meekomen naar de vrouwenopvang? Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

126 Bijlage 3 Overzicht instellingen en respondenten in groepsinterviews Valkenhorst De Bocht St. Hoek VieJa (V1) 1 (V2) (V3) (V4) Aantal interviews Deelnemers (N) Werkzaam in fasen: Crisis Vervolgopvang Nazorg 2 1 Kindergroep 0-4 jaar Kindergroep 4-12 jaar Activiteiten 12 jaar en ouder V1a: werkers van de crèche (0-4 jaar); V1b: werkers van de kindergroep (4-12 jaar). 2 Bij Stichting Valkenhorst zijn er drie groepsinterviews afgenomen met werkers van verschillende teams, bij de andere instellingen één interview. 3 Naar gelang de bezetting kan de groep gesplitst worden in kinderen 4-8 jaar en 8-12 jaar. Type activiteit/interventie Valkenhorst De Bocht St. Hoek VieJa Groepsaanbod kinderen Ja Ja Ja Ja Individueel aanbod kind Ja Ja Ja Ja Moeder-kind begeleiding Ja Ja Ja Ja Spel als hulp Ja Ja Ja Ja Let op de Kleintjes/Ruzie Thuis Ja Ja Nee Ja Creatieve/knutselactiviteit Ja Ja Ja Ja Spraak-/taalontwikkeling Ja Ja Ja Ja Voorlezen verhalen Ja Ja Ja Ja 125 Baby/peutermassage Ja Nee Nee Nee Cursusaanbod moeder Ja Ja Nee Ja Geïndiceerde Jeugdzorg Ja Ja Nee Nee Orthopedagoog/gedragsdeskundige Ja Ja Nee Ja Jeugdzorg in gedwongen kader Ja Ja Ja Ja Bijlagen

127

128 Samenvatting Dit onderzoek bestaat uit een internationale literatuurstudie naar de kenmerken van kinderen in instellingen voor vrouwenopvang en hun gezinnen. Deze literatuurstudie is aangevuld met praktijkgericht onderzoek naar de interventies en hulp aan kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen. Voor het praktijkonderzoek werden groepsinterviews gedaan met kinderwerkers uit vier instellingen voor vrouwenopvang. In Nederland zijn tot dusver weinig publicaties verschenen over het werk met kinderen in de vrouwenopvang. Het kinderwerk was binnen de opvang lang onderbelicht en er bestonden weinig ontwikkel- en onderzoeksmogelijkheden voor het kinderwerk in de vrouwenopvang. Wel blijkt waardevolle praktijkkennis te bestaan bij kinderwerkers in instellingen voor vrouwenopvang. In een aantal opvanghuizen ontbrak financiering voor zorg en begeleiding van de opgenomen kinderen (Dijkstra, 2008). De onderzoeksvragen van deze studie zijn: Wat zijn achtergrondkenmerken van kinderen en hun gezinnen in de vrouwenopvang en hoe geven kinderwerkers invulling aan het werken met kinderen en hun moeders tijdens hun verblijf in de opvang? Welke voorbeelden van kinderwerk, ontwikkeld binnen enkele instellingen voor vrouwenopvang, sluiten aan op probleemgebieden en krachtbronnen van kinderen en hun moeders? 127 We formuleerden de volgende deelvragen: Wat zijn de achtergronden en de (gezins)kenmerken van de kinderen? Met welke problemen kampen de kinderen en over welke krachtbronnen beschikken ze? Hoe zijn de interventies voor kinderen (en hun moeders) te typeren en (hoe) versterken ze de krachtbronnen van kinderen (en hun moeders)? Samenvatting

129 Wat doen en laten de kinderwerkers in het werken met kinderen, hoe verantwoorden ze dat en (hoe) reflecteren ze daarop? Welke interventies en activiteiten van het kinderwerk sluiten aan op probleemgebieden of krachtbronnen van kinderen? Conclusies Wat zijn de achtergronden en de (gezins)kenmerken van de kinderen? We benaderden de kinderen en het kinderwerk vanuit een systeemlens waar we zowel de kinderen, de moeder als de vader toe rekenen. In dit onderzoek lieten we de vaders buiten beschouwing. Kinderen in de vrouwenopvang maken deel uit van een bredere en veel grotere groep kinderen die getuige zijn van partnergeweld. Specifiek voor hun situatie is dat ze te maken hadden met ernstig en chronisch geweld, dreiging en onveiligheid thuis. Geweld in een gezin gaat vaak samen met problemen op meerdere leefgebieden zoals opvoeding, huisvesting, verslaving, werkloosheid, schulden, problemen met de fysieke en psychische gezondheid, stressklachten en verstandelijke beperkingen. Veel moeders hebben weinig perspectief op de arbeidsmarkt door een onafgeronde opleiding. Aangezien het gaat om erg kwetsbare gezinnen kunnen tegenslagen die zich opstapelen grote gevolgen hebben. 128 Met welke problemen kampen de kinderen en over welke krachtbronnen beschikken ze? Er blijken nog weinig methodologisch robuuste studies te zijn verricht naar welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van problemen bij kinderen die getuige zijn van partnergeweld. Het onderzoeken van het effect van blootstelling aan geweld bij kinderen is complex, omdat meerdere factoren een rol spelen bij het ontstaan van problemen bij kinderen. Uit een metastudie over de brede onderzoekspopulatie van kinderen die getuige zijn van partnergeweld blijkt dat 63 procent van de kinderen sociaal-emotionele problemen, hechtings- en/of schoolproblemen ondervindt en sommigen posttraumatische stresssymptomen vertonen. Een groep van 37 procent van hen laat geen problemen zien. Van de gezinnen waarin sprake is van partnergeweld komt slechts een klein deel terecht in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen en kinderen. We kunnen er van uitgaan dat de kinderen in de vrouwenopvang getuige waren of blootgesteld zijn aan het geweld dat tegen hun moeder is gepleegd. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

130 Dat leiden we af uit de bevinding dat vrouwen in de opvang overwegend chronisch partnergeweld meemaakten (Lilholt-Behrens, 2002; Wolf e.a., 2006). Kinderen ondervonden niet alleen gevolgen van het getuige zijn van geweld, een meerderheid van de kinderen in de vrouwenopvang is ook zelf verwaarloosd en/of mishandeld. Tevens werd belicht dat een aantal kinderen geen duidelijke problemen vertoont en beschikt over veerkracht. De aard en de ernst van de gevolgen voor kinderen worden bepaald door drie clusters van factoren: 1 De aard, de ernst en de duur van het geweld 2 De leeftijd van het kind waarop het geweld plaatsvond, maar ook 3 De beschikbaarheid van mogelijke buffers, omdat deze een matigend effect kunnen hebben op de gevolgen Bij dat laatste maakten we gebruik van longitudinaal onderzoek naar kinderen die opgroeiden in onveilige situaties. Uit dit onderzoek kwamen drie buffers naar voren, die de schadelijke effecten van het risicovol opgroeien temperen (Werner & Smith, 2001; in: Van der Pas, 2009): 1 Een aantrekkelijk, levendig kind met een makkelijke persoonlijkheid en normale aanleg 2 Een kind dat kan beschikken over een veilige, beschikbare en betrouwbare ouder en 3 Een kind dat kan terugvallen op een andere volwassene die betrokkenheid en aandacht heeft voor het kind Hoe zijn de interventies voor kinderen (en hun moeders) te typeren? Onderzoek naar hulpverlening aan kinderen in opvanghuizen voor mishandelde vrouwen toont aan dat veel kinderen in de opvang steun en begeleiding nodig hebben bij hun gedrag en sociaal-emotionele ontwikkeling, en bij het omgaan met de gevolgen van hun ervaringen met geweld. 129 Uit studies met kinderen en hun moeders in opvanghuizen blijken de volgende interventies en activiteiten van belang: basale zorg kindercounseling begeleiding bij aanpassing op school steun bij herstel van gezinsrelaties Samenvatting

131 erkenning van de gevoelens en gedragspatronen bij kinderen omgaan met het verdriet en de verandering screening en beoordeling van het sociaal-emotioneel functioneren en het effect van traumatische ervaringen bij een kind behandeling die is afgestemd op de problemen van het individuele kind Poole e.a. (2008) geven de volgende aandachtspunten als het gaat om steun en hulp aan de kinderen en hun moeders in de vrouwenopvang: 1 Gebruik van zowel groepsgerichte als individuele activiteiten en interventies met moeder en kind samen. 2 Niet alleen kwetsbare kinderen hebben mogelijk extra steun, klinische interventies en therapie nodig, maar ook veerkrachtige kinderen moeten ondersteund worden, omdat niet duidelijk is of en welke gevolgen de ervaringen op de lange termijn kunnen hebben. 3 Interventies moeten gericht zijn op de ontwikkeling van kinderen en op de verschillende probleemgebieden. 4 Interventies moeten maatwerk zijn, afgestemd op het kind en diens moeder. 5 Veiligheid moet centraal staan in de benaderingswijze van kinderen. Dit wordt bereikt door herhaling, voorspelbaarheid en kinderen leiding te geven in het spel. 6 Gebruik van een non-verbale aanpak in spelvormen om aan te sluiten bij kinderen en hun mogelijkheden. 130 Deze lijst van interventies wordt grotendeels weerspiegeld in de vier instellingen voor vrouwenopvang die we interviewden: 1 Gebruik van activiteiten en interventies in groepsverband met veel leer- en oefenstof voor kinderen. 2 Aanbieden van basale zorg in de kindergroep of in een-op-een begeleiding van moeder en kind. 3 Ondersteuning van kinderen bij (stagnerende) ontwikkeling. 4 Activiteiten en interventies met moeders gericht op ouderbegeleiding en opvoedingsondersteuning. 5 Steun en begeleiding bij het omgaan met of verwerken van de gevolgen van geweld. 6 Toeleiden naar geïndiceerde jeugdzorg en de jeugdzorg in gedwongen kader. Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

132 In het werken met de kinderen en hun moeders lijkt het bespreekbaar maken van de ervaringen met geweld in de thuissituatie onderbelicht. In de literatuurstudie kwam naar voren dat ondersteuning bij het bespreekbaar maken tussen moeder en kind van het geweld, bijdraagt aan het versterken van de moeder-kindrelatie. Het gaat ook in de opvang om een heterogene groep kinderen. Daarom zijn verscheidenheid in de aanpak en gevarieerde interventies met een verschillende werkingsgraad vereist. Voor behandeling van kinderen met ernstige problemen is in het kinderwerk de beschikbaarheid van vakinhoudelijke specialisten vereist. (Hoe) versterken de interventies de krachtbronnen van kinderen en hun moeders? Een aantal ontwikkelde interventies sluit aan op de krachtbronnen van kinderen. Om de krachtbronnen te versterken gebruiken kinderwerkers de volgende werkprincipes in het contact met kinderen en hun moeders: Aansluiten bij kinderen en hun mogelijkheden met behulp van spel en non-verbaal werken. Veiligheid bevorderen in de wijze waarop ze kinderen benaderen en met ze omgaan. Bieden van basale zorg aan kinderen, met aandacht voor hun ontwikkeling. Ondersteunen en adviseren van de moeders als ouder. Een systeemgerichte blik waarbij de relatie tussen moeder en kind wordt versterkt en aandacht is voor de mogelijkheden van contact met de vader. Wat doen en laten de kinderwerkers in het werken met kinderen, hoe verantwoorden ze dat en (hoe) reflecteren ze daarop? Kinderwerkers hechten aan een open team en goed contact met collega s. Het leed van sommige kinderen of hun situaties grijpt werkers aan en er is behoefte om ook dat aspect van het werk in het team te bespreken. Dat is ook nodig om het werk met deze kinderen vanuit een positieve houding voort te zetten. Bij de samenstelling van het team is verscheidenheid aan kwaliteiten van kinderwerkers belangrijk. Zo heeft ieder zijn inbreng, en leren en vullen werkers elkaar aan. In overleg met elkaar bepalen kinderwerkers de doelen en de aanpak, afgestemd op de mogelijkheden van ieder kind. 131 Samenvatting

133 Welke interventies en activiteiten van het kinderwerk sluiten aan op probleemgebieden of krachtbronnen van kinderen? Naast de buffers voor kinderen zijn vier buffers voor ouders uit het literatuuronderzoek naar voren gekomen. Als moeders in de vrouwenopvang beschikken over buffers voor ouders, versterkt dat hun positie en ondersteunt ze dat in de taak die ze als ouder hebben. Deze buffers voor ouderschap zijn: Een solidaire gemeenschap, die in de vrouwenopvang vooral kan worden gezien in de vorm van kinderwerkers die moeders ondersteunen in hun ouderschapstaken en ze adviseren over het omgaan met hun kinderen in de omstandigheden van de opvang. Een goede taakverdeling voor de moeders, die tijdens de opvang alleenstaande ouders zijn, door opvang van de kinderen, zodat de moeders ontlast worden. Een meta -positie kunnen innemen, om te kunnen reflecteren op het doen en laten als ouder en dit aan te passen. Goede ouderervaringen opdoen, wat voor de moeders in de opvang extra complex is, aangezien ze als ouder worden geobserveerd. Op de vraag in hoeverre kinderwerkers met hun activiteiten en interventies aansluiten op krachtbronnen voor moeders zien we dat er aandacht is voor het ondersteunen van moeders. Kinderwerkers hebben een belangrijke taak als het gaat om het informeren en geven van uitleg over basale zorg en in het begeleiden en versterken van de moeder-kindinteractie. 132 Aanbevelingen Binnen het kinderwerk van de vrouwenopvang is de laatste jaren meer aandacht en zorg voor kinderen. De ontwikkelingen doen zich met name voor in de wijze waarop naar kinderen wordt gekeken en hoe ze worden benaderd. Er is besef dat kinderen in de opvang specifieke aandacht behoeven, maar er is nog geen structurele financiering voor de (ontwikkeling van) hulp aan deze kinderen. Het literatuuronderzoek maakt duidelijk dat de kinderen, hun moeders en het kinderwerk in de vrouwenopvang meer aandacht en steun verdienen, ook Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

134 in de vorm van beleidsmatige en (vak)inhoudelijke aandacht. Daarom zijn de volgende aanbevelingen gedaan. Kennisuitwisseling binnen de sector van vrouwenopvang over kinderwerk Kinderwerkers van verschillende instellingen voor vrouwenopvang wisselen hun aanpak en werkwijze met kinderen en hun moeders meer uit, met tot doel meer van elkaar te leren, kennis te delen en de verdere methodische ontwikkeling van het kinderwerk te versterken. Methodiekontwikkeling van kinderwerk in de vrouwenopvang Het kinderwerk kan methodisch verder worden uitgewerkt, op schrift gesteld en overdraagbaar gemaakt. De aangegeven werkprincipes zijn richtinggevend bij de methodische uitwerking. Kleine maar basale doelen stellen in het kinderwerk Interventies moeten aansluiten op kinderen en hun mogelijkheden en gericht zijn op het versterken van de krachtbronnen van kinderen. Aansluiten bij kinderen in de vrouwenopvang vereist dat gewerkt wordt met kleine haalbare hulpverleningsdoelen die per kind worden vastgesteld. Bij de methodische uitwerking van het kinderwerk zijn het verder ontwikkelen van de volgende drie denkramen aan te bevelen als richtinggevende theoretische kaders. Operationaliseren van de theorie over buffers in vrouwenopvang Kennis over buffers en bufferprocessen geeft richting aan het handelen met moeders en kinderen in de opvang. Het is een theoretisch denkraam waarin visie, benaderingswijze, focus en vaardigheden een plaats krijgen bij interventies en activiteiten met kinderen en hun moeders. Met operationaliseren doelen we op het handen en voeten geven aan de theorie over buffers bij kinderen en buffers voor ouderschap in de praktijk van de vrouwenopvang, het opdoen van praktijkervaring en het inbrengen en documenteren van de praktijkbevindingen. 133 Samenvatting

135 Veiligheid en welzijn van kinderen vergroten als doel van interventies Een tweede denkraam is veiligheid bieden aan de kinderen in de opvang. Veiligheid voor kinderen moet samen met moeders worden beoordeeld en doel zijn van de in te zetten interventies. Systeemgerichte lens uitwerken in methodische werkwijze Een derde denkraam is verdere uitwerking van een systeemgerichte lens in een heldere methodische werkwijze. Doel hiervan is ook het betrekken van mannen in hun positie als vader en (ex-)partner, een taak die in samenwerking met ketenpartners uitgevoerd moet worden. 134 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang

136 Over de auteurs Wil Verhoeven is als lid van de kenniskring werkzaam bij het lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld in een samenwerkingsverband tussen Avans hogeschool en K2. Daarnaast is ze senior adviseur en trainer bij K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken in Noord-Brabant, met name op het aandachtsgebied van kindermishandeling en jeugdigen in thuissituaties van geweld. Ze voerde diverse projecten uit, die gericht zijn op de ontwikkeling van zorgaanbod, methodiek of deskundigheidsbevordering van professionals die werken met jeugdigen, dan wel gericht op verbetering van samenwerking tussen instellingen van diverse sectoren. Ze ontwikkelde en verzorgde vanuit deze expertise ook trainingen voor professionals. Sietske Dijkstra is sinds 2007 lector vrouwenopvang en huiselijk geweld bij Avans hogeschool. Ze leidt daarnaast sinds 1998 haar bureau Dijkstra. Ze richt zich op scholing, advies en praktijkgericht onderzoek naar geweld in intieme relaties. Haar doel is om bruikbare en toegankelijke kennis te bieden aan en met professionals in de praktijk. Ze promoveerde in 2000 op een studie naar hoe vrouwen en mannen betekenis verlenen aan geweld in hun kindertijd met ene focus op hun relaties met familieleden uit het gezin van herkomst, hun partners en hun kinderen Over de auteurs

137

138 Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Kinderen en kinderwerk in de vrouwenopvang Een onderzoek naar kenmerken van kinderen en hun gezinnen, ontwikkelde interventies en het handelen van professionals S. Dijkstra W. Verhoeven

Maakt de instelling verschil in leeftijdsgroepen? Hoe vertaalt deze visie zich in een aanpak en in het dagelijks handelen in het werken met kinderen?

Maakt de instelling verschil in leeftijdsgroepen? Hoe vertaalt deze visie zich in een aanpak en in het dagelijks handelen in het werken met kinderen? Bijlage 2 Itemlijst voor groepsinterviews met kinderwerkers in de vrouwenopvang Introductie over achtergrond van het onderzoek Aanbod aan kinderen en hun moeder/ouders 1 Hoe heet je, hoe lang werk je al

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck Datum mei 2019 Team Processen Auteur Kees de Groot 1 1. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 1.1 Wat verstaan we onder huiselijk geweld

Nadere informatie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Theorie 1. Kindermishandeling in het kort 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Aard en omvang 13 1.3 Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18 1.4 Gevolgen van kindermishandeling

Nadere informatie

Presentatie Huiselijk Geweld

Presentatie Huiselijk Geweld Definitie: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging

Nadere informatie

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort De bestrijding van huiselijk geweld is een van de taken van gemeenten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO, nu nog prestatieveld

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ Het college van bestuur van de Stichting HZ University of Applied Sciences; Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

Nadere informatie

[MELDCODE HG/KM MINTERS] december 2016

[MELDCODE HG/KM MINTERS] december 2016 2016 december 2016 [MELDCODE HG/KM MINTERS] [Voor een zorgvuldige afhandeling van (signalen van) vermoedens van Huiselijk geweld en Kindermishandeling heeft Minters een interne Meldcode opgesteld ] 1.

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling 1. Kindermishandeling Kindermishandeling is 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte

Nadere informatie

Crisisopvang en Integrale Arrangementen

Crisisopvang en Integrale Arrangementen Crisisopvang en Integrale Arrangementen Geweld in afhankelijkheidsrelaties Stichting Arosa Brede aanpak huiselijk geweld Vrouwenopvang & mannenopvang Advies, informatie & hulpverlening in de eigen omgeving

Nadere informatie

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei 2018 De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s pagina 2 van 6 Bij kinderen met traumatische ervaringen (ernstige negatieve jeugdervaringen),

Nadere informatie

Hulp bij huiselijk geweld

Hulp bij huiselijk geweld Hulp bij huiselijk geweld Beter voor elkaar 2 Huiselijk geweld Wat is huiselijk geweld? Bij huiselijk geweld denk je al gauw aan een man die zijn vrouw of zijn kinderen slaat. Maar er zijn veel meer soorten

Nadere informatie

Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ

Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ Doel Richtlijn voor handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld, ouderenmishandeling of kindermishandeling.

Nadere informatie

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld?

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld? Werkt de aanpak van kindermishandeling en? Eerste resultaten van een grootschalig onderzoek: hoe vaak komen kindermishandeling en voor? En hoe ernstig is het geweld? INLEIDING EERSTE FACTSHEET Werkt de

Nadere informatie

SAMENVATTING. Inleiding

SAMENVATTING. Inleiding SAMENVATTING Inleiding De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is op 1 januari 2009 in werking getreden. Met een huisverbod kan een (potentiële) pleger van huiselijk geweld tien dagen uit huis worden geplaatst.

Nadere informatie

Doorbreken cirkel van geweld! Hoe kunnen we een duurzame veilige situatie thuis creëren?

Doorbreken cirkel van geweld! Hoe kunnen we een duurzame veilige situatie thuis creëren? Doorbreken cirkel van geweld! Hoe kunnen we een duurzame veilige situatie thuis creëren? Effectonderzoek naar de aanpak huiselijk geweld in de G4 Majone Steketee Katinka Lünnemann Bas Tierolf Belangrijkste

Nadere informatie

Drie spanningen bij de aanpak van huiselijk geweld

Drie spanningen bij de aanpak van huiselijk geweld Drie spanningen bij de aanpak van huiselijk geweld Workshop, 17 november 2008 Landelijk congres, Nieuwegein Sietske Dijkstra i.s.m. Wil Verhoeven Lectoraat vrouwenopvang en huiselijk geweld, Avans Groei

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Handreiking. Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp

Handreiking. Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp Handreiking Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp Woord vooraf Voor u ligt de handreiking randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp,

Nadere informatie

Veilig Thuis. 1Gelderland Noord & Midden

Veilig Thuis. 1Gelderland Noord & Midden Veilig Thuis advies en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Werkconferenties in de zes regio s 1 Programma Werkconferentie Presentatie, wat brengt Veilig Thuis, Regionale werktafels met opdrachten

Nadere informatie

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno 2013. Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Welkom Pedagogische verwaarlozing anno 2013 Bron: Haren de Krant d.d. 22 april 2010 1 2 Het Kind Eerst (juni 2013) www.hetkindeerst.nl Vraagstelling n.a.v. twitterbericht d.d. 12-06-2013 van Chris Klomp

Nadere informatie

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg Inspectie jeugdzorg Utrecht, februari 2009 2 1. Aanleiding Het is de taak van pleegzorgaanbieders om er voor te zorgen

Nadere informatie

dat MENS De Bilt in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten en vrijwilligers bij deze stappen ondersteunt;

dat MENS De Bilt in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten en vrijwilligers bij deze stappen ondersteunt; Inleiding Een Meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling helpt professionals goed te reageren bij signalen van dit soort geweld. Sinds 1 juli 2013 zijn beroepskrachten verplicht zo'n Meldcode

Nadere informatie

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van De Bascule, zorglijn Therapeutische pleegzorg

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van De Bascule, zorglijn Therapeutische pleegzorg Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van De Bascule, zorglijn Therapeutische pleegzorg Inspectie jeugdzorg Utrecht, februari 2009 2 1. Aanleiding Het is de taak van pleegzorgaanbieders

Nadere informatie

WWW: 3 W s bij acute onveiligheid. congres 14 februari 2019

WWW: 3 W s bij acute onveiligheid. congres 14 februari 2019 WWW: 3 W s bij acute onveiligheid congres 14 februari 2019 Rob Beukering Judith Bosman Veilig Thuis Utrecht Veilig Thuis Kennemerland inhoud workshop 3W s bij acute onveiligheid 2 Wie Wanneer Wat verbeterde

Nadere informatie

Gemeente Delft. In de bijlage is een overzicht opgenomen van definities.

Gemeente Delft. In de bijlage is een overzicht opgenomen van definities. Samenleving Gemeente Delft bezoekadres: Stationsplein 1 2611 BV Delft IBAN NL21 BNGH 0285 0017 87 t.n.v. gemeente Delft Retouradres : Postbus 78, 2600 ME Delft Aan de gemeenteraad Behandeld door Olga Lemmen

Nadere informatie

Jong en Ouder ontschotting in de opvang van jonge ouders

Jong en Ouder ontschotting in de opvang van jonge ouders YOUKÉ Jong en Ouder ontschotting in de opvang van jonge ouders Sprekers: Arieke van Andel: gemeente Amersfoort Mariette Rutjes: leidinggevende cluster vrouwenopvang en gezinnen Inleiding Ontschotting in

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ. Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling HZ Het college van bestuur van de Stichting HZ University of Applied Sciences; Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Moviera Aanpak huiselijk geweld

Moviera Aanpak huiselijk geweld Moviera Aanpak huiselijk geweld 2 moviera Moviera 3 Moviera Moviera is door een fusie tussen VieJa Utrecht en Hera ontstaan op 28 augustus 2012. De nieuwe organisatie richt zich op innovatie en verandering.

Nadere informatie

Kinderen, ouderen en het huisverbod

Kinderen, ouderen en het huisverbod Een korte introductie Bureau voor beleidsonderzoek, advies en detachering Kinderen, ouderen en het huisverbod Alle relevante beleidsthema s, van arbeid, onderwijs en zorg tot criminaliteit & veiligheid

Nadere informatie

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam Vijfhoek & Ronde Tafel, versie 31 juli 2017 1 Introductie De Vijfhoek Kindveiligheid (Ouder- en Kind Teams, Samen DOEN, Veilig Thuis, de William Schrikker groep,

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, naar voorbeeld van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, naar voorbeeld van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, naar voorbeeld van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Het bevoegd gezag van Van Vooren Coaching & Training Overwegende

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

Convenant Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Den Haag

Convenant Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Den Haag Convenant Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Den Haag Ondergetekenden - (naam + functie), namens Gemeente Den Haag -, namens Regiopolitie Haaglanden, -, namens Algemeen Maatschappelijk Werk Den Haag, bestaande

Nadere informatie

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties Arosa biedt veiligheid en bescherming bij geweld in relaties. Vrouwen, mannen en hun kinderen kunnen bij Arosa terecht voor opvang en begeleiding. Arosa

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014 Het College van Bestuur van het Atlas College Overwegende - dat het Atlas College verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit

Nadere informatie

Inhoud. Ten geleide 11. Voorwoord 13. 1 Kindermishandeling een complex probleem 15 Jan van der Ploeg

Inhoud. Ten geleide 11. Voorwoord 13. 1 Kindermishandeling een complex probleem 15 Jan van der Ploeg 0 Inhoud Ten geleide 11 Voorwoord 13 1 Kindermishandeling een complex probleem 15 Jan van der Ploeg 1.1 Inleiding 15 1.2 Vormen van kindermishandeling 15 1.2.1 Definities 15 1.2.2 Gebruikelijke vormen

Nadere informatie

(Potentiële) belangenverstrengeling. Geen. Relevante relaties met bedrijven --- Aard van de relatie ---

(Potentiële) belangenverstrengeling. Geen. Relevante relaties met bedrijven --- Aard van de relatie --- (Potentiële) belangenverstrengeling Geen Relevante relaties met bedrijven --- Aard van de relatie --- NTS congres 2019 Omzien naar elkaar! Afspraak. Doelen Aan het einde van de workshop kan de cursist

Nadere informatie

Themaconferentie kwetsbare ouderen Richtlijn ouderenmishandeling

Themaconferentie kwetsbare ouderen Richtlijn ouderenmishandeling Themaconferentie kwetsbare ouderen Richtlijn ouderenmishandeling 23-06-2016 Topzorg voor ouderen Mw. M.E. van Houten, klinisch geriater Introductie Het begrip ouderenmishandeling is breed en kent vele

Nadere informatie

Notitie Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Notitie Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Diensteenheid Marketing, Communicatie en Studentenzaken Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE datum 30-9-2015 contactpersoon Martin de Leau onderwerp Meldcode implementatie telefoon (076) 525 05 30

Nadere informatie

Huiselijk en seksueel geweld

Huiselijk en seksueel geweld Huiselijk en seksueel geweld Werken in sph Redactie: Marijke van Bommel Maria van Deutekom Britt Fontaine Marja Magnée Alfons Ravelli Huiselijk en seksueel geweld Auteur: Wendela Wentzel Bohn Stafleu Van

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast:

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast: Het bevoegd gezag van Stichting Welzijnswerk Hoogeveen, overwegende, - dat Stichting Welzijnswerk Hoogeveen verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat

Nadere informatie

Platform Mantelzorg Amsterdam

Platform Mantelzorg Amsterdam Reactie van het Platform Mantelzorg Amsterdam op het conceptrapport Naar een continuüm van respijtzorg in 2015 RIGO Research en Advies 8 maart 2013 Reactie van het Platform Mantelzorg Amsterdam op de concept

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM Inhoud Inleiding...2 Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, toe te passen door de medewerkers van SWOM....4

Nadere informatie

Met vallen en opstaan

Met vallen en opstaan Dichter bij huis. Een toekomstgerichte aanpak van intergenerationele overdracht van geweld. Symposium huiselijk geweld voorkomen Rotterdam, 4 februari 2010 Sietske Dijkstra, www.sietske-dijkstra.nl Bureau

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Formulier 210.26: Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Thuiszorg La Vie Overwegende dat Thuiszorg La Vie verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van

Nadere informatie

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet SAMENVATTING Achtergrond De laatste jaren is er een toenemende aandacht van de overheid voor de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld. Het kabinet heeft in 2007 het actieplan Kinderen Veilig Thuis

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Reusel, 16 oktober 2018 Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van basisschool de Leilinde overwegende dat basisschool de Leilinde verantwoordelijk is voor een

Nadere informatie

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling Families onder druk Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen Drs. Ibrahim Yerden Probleemstelling Hoe gaan Marokkaanse en Turkse gezinsleden, zowel slachtoffers als plegers om met huiselijk

Nadere informatie

VEERKRACHT! Landelijk congres 18 november 2013 Jantien van der Meer, Margreet Knol, Netty Jongepier

VEERKRACHT! Landelijk congres 18 november 2013 Jantien van der Meer, Margreet Knol, Netty Jongepier VEERKRACHT! Landelijk congres 18 november 2013 Jantien van der Meer, Margreet Knol, Netty Jongepier Aanleiding Veerkracht Kinderen vormen belangrijke groep in de vrouwenopvang In beleid en onderzoek kinderen

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Opgesteld door Rhea Mommers en Marrig van de Velde, 10 maart 2016 Het bevoegd gezag van: Educonsult Zeeland Overwegende dat Educonsult Zeeland

Nadere informatie

Het College van Bestuur van Hogeschool ipabo,

Het College van Bestuur van Hogeschool ipabo, Het College van Bestuur van Hogeschool ipabo, Gelet op het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; Gelet op het bepaalde in art. 1.21 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk

Nadere informatie

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19 Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18 In de startblokken 19 STAP 1 Van interesse tot brainstormen over het onderwerp 29 Beschrijvende

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en Het bevoegd gezag van Het hart van Delfland Overwegende - Dat Het hart van Delfland verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan

Nadere informatie

dat stichting Libertad in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de vrijwilligers bij deze stappen ondersteunt;

dat stichting Libertad in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de vrijwilligers bij deze stappen ondersteunt; Stichting Libertad Overwegende dat stichting Libertad verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn leerlingen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in

Nadere informatie

28638 Mensenhandel. Brief van de minister van Veiligheid en Justitie. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

28638 Mensenhandel. Brief van de minister van Veiligheid en Justitie. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 28638 Mensenhandel Nr. 143 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 april 2016 Op 14 april heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel

Nadere informatie

Academische werkplaats Opvang x Oggz Speerpunt Huiselijk geweld

Academische werkplaats Opvang x Oggz Speerpunt Huiselijk geweld Een raadpleging onder vrouwen, werkers en beleidsmedewerkers Carinda Jansen, Irene Jonker en Judith Wolf Achtergrond en doelstelling Medio 2008 is in de Academische werkplaats Opvang x Oggz,, een start

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van de Adriaan Roland Holstschool Overwegende dat de Adriaan Roland Holstschool verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit

Nadere informatie

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld Doelstelling In deze meldcode wordt de werkwijze/ het stappenplan beschreven als professionals vermoedens hebben van mishandeling. De meldcode is een hulpmiddel

Nadere informatie

Hulpverlening voor kinderen na partnergeweld: Wat werkt? Hoe? Voor wie?

Hulpverlening voor kinderen na partnergeweld: Wat werkt? Hoe? Voor wie? Hulpverlening voor kinderen na partnergeweld: Wat werkt? Hoe? Voor wie? 7 november 2016 Mathilde Overbeek Yulius Academie / Vrije Universiteit Clasien de Schipper, Francien Lamers-Winkelman, Carlo Schuengel

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Avila coaching Overwegende dat Avila coaching verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Crisisopvang en Integrale Arrangementen

Crisisopvang en Integrale Arrangementen Crisisopvang en Integrale Arrangementen Geweld in afhankelijkheidsrelaties Stichting Arosa Brede aanpak huiselijk geweld Vrouwenopvang & mannenopvang Advies, informatie & hulpverlening in de eigen omgeving

Nadere informatie

v r o u w e n o p v a n g R SA MANUS informatie voor verwijzers

v r o u w e n o p v a n g R SA MANUS informatie voor verwijzers v r o u w e n o p v a n g R SA MANUS informatie voor verwijzers Vrouwenopvang Rosa Manus is een instelling voor opvang van en hulpverlening aan mishandelde of met mishandeling bedreigde vrouwen en hun

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Inhoudsopgave Overeenkomst meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 3 Toelichting meldcode huiselijk

Nadere informatie

Bijlage 1: toelichting op de vijf vragen in het afwegingskader

Bijlage 1: toelichting op de vijf vragen in het afwegingskader Bijlage 1: toelichting op de vijf vragen in het afwegingskader Afweging 1: vermoeden Heb ik op basis van de stappen 1 tot en met 3 van de meldcode een vermoeden van (dreiging van) huiselijk geweld en/of

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC Het bevoegd gezag van de Stichting het Nationaal Register van Chiropractoren (SNRC) Overwegende dat Register Chiropractoren verantwoordelijk zijn voor

Nadere informatie

Thuis niet pluis. Samen (niet) sterker. Symposium Huisarts en POH- GGZ. SAMEN STERKER 2 februari 2017

Thuis niet pluis. Samen (niet) sterker. Symposium Huisarts en POH- GGZ. SAMEN STERKER 2 februari 2017 Thuis niet pluis Samen (niet) sterker Symposium Huisarts en POH- GGZ. SAMEN STERKER 2 februari 2017 SPREKERS Ellen Kerseboom: GGZ- kaderhuisarts, trainer NHG- cursus Thuis niet pluis. Cor Vernooy: trainer

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert Het college van Burgemeesters en Wethouders van Weert overwegende: dat de gemeente Weert verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van

Nadere informatie

Derde voortgangsrapportage Programma Veilig Thuis de basis op orde

Derde voortgangsrapportage Programma Veilig Thuis de basis op orde Derde voortgangsrapportage Programma Veilig Thuis de basis op orde 9 januari 2017 Inleiding In dit document wordt gerapporteerd over de bevindingen en resultaten van het Programma Veilig Thuis de basis

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Jeugd 2010 4 K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland

Nadere informatie

SIGNS OF SAFETY EN DE MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD

SIGNS OF SAFETY EN DE MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD pagina 1 pagina 2 SIGNS OF SAFETY EN DE MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD pagina 3 Problematiek pagina 4 Omvang van de problematiek 45% van de Nederlandse bevolking ooit/vaker slachtoffer

Nadere informatie

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Auteurs: Sara Diederen Rianne van Kemenade Jeannette Geldens i.s.m. management initiële opleiding (MOI) / jaarcoördinatoren 1 Inleiding Dit document is bedoeld

Nadere informatie

Opleiding ouderbegeleiding

Opleiding ouderbegeleiding Opleiding ouderbegeleiding me nse nkennis vanuit een visie op ouderschap in ontwikkeling Als je krachtgericht werken met het netwerk rond het kind wilt invullen, dan zit hier alles in. Vanuit een betere

Nadere informatie

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Het bevoegd gezag van Logopedie en Stottertherapie praktijk Elst-Nijmegen Overwegende dat A van Eupen als praktijkhoudster verantwoordelijk is voor een goede

Nadere informatie

Kindspoor Fier Fryslân

Kindspoor Fier Fryslân Kindspoor Fier Fryslân Het kind centraal stellen Denken vanuit het perspectief van het kind Fier Fryslân is een expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheids- relaties 1 Wij

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten

Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten Stichting STUK Door Nicole de Haan en Lieke Popelier 2013 Algemene informatie Uit recent

Nadere informatie

-dat de Pionier in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;

-dat de Pionier in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt; Protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kindermishandeling aan het Steunpunt Huiselijk Geweld. De directie van de Pionier Locatie: OBS de Duinroos Floraronde 293, te Velserbroek + OBS

Nadere informatie

Inventarisatie regionaal aanbod FMEK Samenvatting

Inventarisatie regionaal aanbod FMEK Samenvatting Inventarisatie regionaal aanbod FMEK Samenvatting Willemijn Roorda Wendy Buysse Willemijn Roorda wroorda@dsp-groep.nl 06-44790996 Wendy Buysse wbuysse@dsp-groep.nl 06-24384734 DSP-groep Samenvatting Inventarisatie

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Virenze 1 Overwegende dat de Virenze verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn

Nadere informatie

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling Onderstaand protocol is opgesteld in verband met de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die met ingang van 1 juli 2013 van kracht is geworden.

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Het College van Bestuur van de Marnix Academie, Overwegende dat de Marnix Academie verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 015 Kindermishandeling Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Onderzoeksaanpak

Samenvatting Inleiding Onderzoeksaanpak 1 2 1. Samenvatting Inleiding Kinderen hebben recht op bescherming tegen kindermishandeling, zo staat in het VN- Kinderrechtenverdrag (IVRK). Toch komt kindermishandeling in Nederland nog steeds op grote

Nadere informatie

multiprobleem gezinnen

multiprobleem gezinnen Een literatuurstudie naar de verbinding tussen veiligheid en zorg op gebied van multiprobleem gezinnen 1. achtergrond en AANPAK Multiprobleem gezinnen (MPG) zijn al decennia lang onderwerp van studie.

Nadere informatie

MELDCODE STICHTING ONDERWIJS- GROEP AMERSFOORT HUISELIJK GE- WELD EN KINDERMISHANDELING

MELDCODE STICHTING ONDERWIJS- GROEP AMERSFOORT HUISELIJK GE- WELD EN KINDERMISHANDELING MELDCODE STICHTING ONDERWIJS- GROEP AMERSFOORT HUISELIJK GE- WELD EN KINDERMISHANDELING De Onderwijsgroep hanteert de basis meldcode die daar waar nodig en mogelijk is toegeschreven op (de scholen van)

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Met het Hart, overwegende dat Met het Hart verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan

Nadere informatie

Het bevoegd gezag van de stichting Onderwijsgroep Amersfoort Overwegende

Het bevoegd gezag van de stichting Onderwijsgroep Amersfoort Overwegende MELDCODE STICHTING ONDERWIJ SGROEP AMERS FOORT HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING De Onderwijsgroep hanteert de basis meldcode die daar waar nodig en mogelijk is toegeschreven op (de scholen van) de

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting Jaarlijks doen vele jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking In Nederland een beroep op de hulpverlening. Een aanmerkelijk aantal van hen krijgt deze hulp van een LVG-instituut.

Nadere informatie

Dierenmishandeling in gezinnen

Dierenmishandeling in gezinnen Dierenmishandeling in gezinnen Prof.dr. Marie-Jose Enders-Slegers, Leerstoel Antrozoologie, Faculteit Psychologie Stichting Cirkel van Geweld, Werkgroep Dierenpleegzorg marie-jose.enders@ou.nl Link - letter

Nadere informatie

Blauwdruk Leerlijn Seksualiteit

Blauwdruk Leerlijn Seksualiteit RAAK-Pro project: ezond seksueel gedrag in de residentiële jeugdzorg Blauwdruk Leerlijn Seksualiteit Het project Seksueel gezond gedrag in de RJ heeft twee doelstellingen: 1. De handelingsverlegenheid

Nadere informatie

16. Statistische analyse Meldpunt

16. Statistische analyse Meldpunt 16. Statistische analyse Meldpunt Statistische analyse Meldpunt Inleiding In de periode 19 juli 2010 tot en met 16 maart 2012 ontving de commissie zevenhonderdeenenveertig meldingen van seksueel misbruik.

Nadere informatie

Overeenkomst ter gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling BSO Herpen

Overeenkomst ter gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling BSO Herpen Overeenkomst ter gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling BSO Herpen Onderdeel van: Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang Branche Kinderopvang:

Nadere informatie

Meldcode Cibap vakschool & ontwerpfabriek

Meldcode Cibap vakschool & ontwerpfabriek Cibap vakschool & ontwerpfabriek dt-18-278 Stappenplan verbeterde meldcode 1 Voorwoord Voor u ligt de meldcode van Cibap vakschool voor verbeelding. Aanleiding is dat uit onderzoek is gebleken dat veel

Nadere informatie