HET VOORMALIGE EN HET HUIDIGE BELEID

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HET VOORMALIGE EN HET HUIDIGE BELEID"

Transcriptie

1 Oktober 2002

2 INHOUD 1 SAMENVATTING INLEIDING AANLEIDING VRAAGSTELLING DOELSTELLING REIKWIJDTE RELATIE TOT HET BELEIDSPLAN PROCEDURE HET VOORMALIGE EN HET HUIDIGE BELEID DE KEUR VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN VERANDERINGEN TEN AANZIEN VAN DE AGRARISCHE GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN Primaire waterkeringen Secundaire waterkeringen DE BEKLEDING VAN DIJKTALUDS DE BEKLEDING VAN DE BUITENTALUDS DE BEKLEDING VAN DE BINNENTALUDS DE ROL VAN DE BODEM DE ROL VAN DE TALUDVEGETATIE DE COMBINATIE TUSSEN BODEM EN VEGETATIE RELATIE TUSSEN HET BEHEER VAN DE VEGETATIE EN DE EROSIEBESTENDIGHEID INTENSIEF BEWEIDEN EN BEMESTEN PERIODIEK BEWEIDEN MET LICHTE BEMESTING MAAIEN ZONDER AFVOER VAN HET MAAISEL MAAIEN EN AFVOEREN MET BEMESTING MAAIEN EN AFVOEREN ZONDER BEMESTING FREQUENT MAAIEN ZONDER AFVOER VAN HET MAAISEL HET BEHEER VAN TALUDS VAN WATERKERINGEN FUNCTIES EN BEHEERVORMEN NATUURTECHNISCH BEHEER AGRARISCH BEHEER UITWERKING VAN HET WATERSCHAPSBELEID PRIMAIRE WATERKERINGEN Beweiding van het buitentalud Buitentaluds in eigendom van het waterschap Beweiding van het binnentalud Beweiding van binnentaluds met extra berm Binnentaluds in eigendom van het waterschap Bemesting van de buitentaluds Bemesting van de binnentaluds Bemesting van binnentaluds met extra berm SECUNDAIRE WATERKERINGEN Beweiding van groene kaden en verheeld land Bemesting van groene kaden en verheel land Beweiding van zomerkaden Bemesting van zomerkaden Secundaire keringen in eigendom van het waterschap

3 8 GEVOLGEN VOOR HET HUIDIGE BEHEER PRIMAIRE WATERKERINGEN Buitentalud Binnentalud SECUNDAIRE WATERKERINGEN LITERATUUR Bijlage: 1. Inhoud van oude Keuren 2. Toetsing van de grasmat 2

4 1 SAMENVATTING Samengevat gelden voor de waterkeringen de volgende beleidslijnen ten aanzien van agrarisch medegebruik: PRIMAIRE WATERKERINGEN: Buitentaluds Buitentalud Alleen schapen Verbod voor rundvee 1 april tot 15 oktober Geen bemesting Binnentaluds die flauwer zijn dan 1:2,5 Zowel schapen als rundvee 1 april tot 15 oktober Bemesting toegestaan, mits grasmat voldoet aan eisen van leidraad Buitentaluds kunnen zowel natuurtechnisch, waterstaatkundig als agrarisch beheerd worden; Voor agrarische beweiding van de buitentaluds gelden de volgende voorwaarden: Beweiding is uitsluitend mogelijk met schapen; Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden; Als alleen het talud plus 5 meter plat wordt beweid, gelden er maxima voor het aantal schapen/ha; De maximale veebezetting voor standbeweiding bedraagt 15 schapen per hectare; Beweiding is toegestaan in de periode tussen 1 april en 15 oktober; Als het aangrenzende land wordt beweid met rundvee dient op 5 meter uit de teenlijn een afrastering te worden geplaatst; Eigenaren en gebruikers van de buitentaluds dienen ontstane schade terstond te herstellen; Bij natte weersomstandigheden, wanneer er kans op beschadiging van de zode bestaat, dient het vee te worden verwijderd. Bemesting van de buitentaluds is niet toegestaan. 3

5 Binnentaluds die flauwer zijn dan 1:2,5 Binnentaluds die steiler of gelijk zijn aan 1:2,5 Alleen schapen Rundvee met vergunning 1 april tot 15 oktober Bemesting toegestaan, mits grasmat voldoet aan eisen van leidraad Alle genoemde beheervormen (natuurtechnisch beheer, agrarisch beheer, waterstaatkundig beheer en gazonbeheer) zijn toegestaan. Voor agrarische beweiding van deze binnentaluds gelden de volgende voorwaarden: Beweiding is mogelijk met schapen en/of rundvee; Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden; Als alleen het talud plus 5 meter plat wordt beweid, gelden er maxima voor de veebezetting; De maximale veebezetting voor standbeweiding bedraagt 15 schapen of 6 stuks rundvee per hectare; Beweiding is toegestaan in de periode tussen 1 april en 15 oktober; Eigenaren en gebruikers van de binnentaluds dienen ontstane schade terstond te herstellen; Bij natte weersomstandigheden, wanneer er kans op beschadiging van de zode bestaat, dient het vee te worden verwijderd. De binnentaluds mogen bemest worden, maar hiervoor gelden wel enkele voorwaarden: - De grasmat dient te voldoen aan de gestelde eisen zoals omschreven in de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Het gaat hierbij voornamelijk om de bedekkingsgraad en de worteldichtheid van de grasmat. Hierop vindt ook de controle plaats; - Indien de graskwaliteit niet voldoet aan de gestelde eisen in de hierboven genoemde leidraad, wordt een mestbeperking (80 kg N/ha/jaar) of een totaal bemestingsverbod opgelegd; - Als het talud steiler is dan 1:10 is het niet toegestaan om drijfmest te gebruiken, omdat dan met zwaar landbouwmateriaal over het talud wordt gereden en dat is nadelig voor de grasmat (zeker bij vochtig weer). Een stikstofgift in de vorm van kunstmest wordt wel toegestaan. 4

6 Binnentaluds die steiler of gelijk zijn aan 1:2,5 Op flauwe delen van het binnentalud en aangrenzende bermen zijn alle beheermaatregelen toegestaan; Voor agrarische beweiding van deze binnentaluds gelden de volgende voorwaarden: Beweiding is uitsluitend mogelijk met schapen; Voor beweiding met rundvee kan een ontheffing worden verleend d.m.v. een vergunning; Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden; Als alleen het talud plus 5 meter plat wordt beweid, gelden er maxima voor de veebezetting; De maximale veebezetting voor standbeweiding bedraagt 15 schapen of 6 stuks rundvee per hectare; Beweiding is toegestaan in de periode tussen 1 april en 15 oktober; Eigenaren en gebruikers van de binnentaluds dienen ontstane schade terstond te herstellen; Bij natte weersomstandigheden, wanneer er kans op beschadiging van de zode bestaat, dient het vee te worden verwijderd; De binnentaluds mogen bemest worden, maar hiervoor gelden wel enkele voorwaarden: - De grasmat dient te voldoen aan de gestelde eisen zoals omschreven in de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Het gaat hierbij voornamelijk om de bedekkingsgraad en de worteldichtheid van de grasmat. Hierop vindt ook de controle plaats; - Indien de graskwaliteit niet voldoet aan de gestelde eisen in de hierboven genoemde leidraad, wordt een mestbeperking (80 kg N/ha/jaar) of een totaal bemestingsverbod opgelegd; - Als het talud steiler is dan 1:10 is het niet toegestaan om drijfmest te gebruiken, omdat dan met zwaar landbouwmateriaal over het talud wordt gereden en dat is nadelig voor de grasmat (zeker bij vochtig weer). Een stikstofgift in de vorm van kunstmest wordt wel toegestaan. 5

7 Binnentalud met extra berm Binnenberm Beweiding met schapen en Toelichting op Beleidsplan Waterkeringen Beweiding rundvee 1 april tot 15 oktober Bemesting toegestaan a Binnenberm Voor de binnenberm gelden geen algemene beperkingen. Voor het eerste stuk talud (zie a. in de tekening hierboven) gelden dezelfde voorwaarden als voor een flauw of steil talud. Zie de pagina s hiervoor. 6

8 SECUNDAIRE WATERKERINGEN: Secundaire waterkeringen Schapen Verbod voor rundvee 1 april tot 15 oktober Geen bemesting Voor beweiding van de secundaire keringen hanteert het waterschap in principe de bepalingen zoals deze staan opgenomen in de Keur van het waterschap. Voor agrarische beweiding van de secundaire keringen (zomerkaden uitgezonderd) gelden de volgende voorwaarden: Beweiding is uitsluitend mogelijk met schapen (bij verheeld land ook met koeien); Als op het aangrenzende perceel beweiding met rundvee wordt toegepast, dient op de teenlijn van de kade een afrastering geplaatst te worden; Als alleen de kade zelf of een strook van maximaal 7 meter bij verheeld land wordt beweid gelden de maxima voor de veebezetting; De maximale veebezetting voor standbeweiding bedraagt 15 schapen per hectare; Beweiding is toegestaan in de periode tussen 1 april en 15 oktober; Eigenaren en gebruikers van de kaden dienen ontstane schade terstond te herstellen; Bij natte weersomstandigheden, wanneer er kans op beschadiging van de zode bestaat, dient het vee te worden verwijderd; Beweiding op de zomerkaden is toegestaan met schapen en rundvee. Bemesting van de secundaire keringen is niet toegestaan. Als uitzondering hierop geldt dat de zomerkaden wel bemest mogen worden. 7

9 2 INLEIDING 2.1 AANLEIDING Bij het vaststellen van de nieuwe Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is een discussie ontstaan over de beweiding van waterkeringen. Dit komt doordat er in de nieuwe Keur meer beperkingen worden stellen aan het agrarisch medegebruik van dijkhellingen dan in de oude keuren. Deze beperkingen zijn mede een gevolg van de aanscherping van het beleid voor waterkeringen en veiligheid. Het beweidingsartikel (artikel 12, lid 2, sub j) is bij de behandeling van de beroepen door de provincie nietig verklaard. Echter, naar aanleiding van het beroep van het waterschap tegen de beslissing van de provincie heeft de rechter de beslissing van de provincie nietig verklaard. Hierdoor is het gestelde onder artikel 12, lid 2 sub j thans onverkort van kracht. In de toelichting op de Keur heeft het waterschap aangegeven dat tot het moment dat de nieuwe beleidsnotitie is vastgesteld op dezelfde wijze met beweiding wordt omgegaan als onder het regime van de voormalige keuren. Deze toelichting geeft invulling aan bovengenoemde afspraak en geeft de technische onderbouwing voor artikel 12, lid 2 voor de aspecten beweiding en bemesting (sub j en sub k). 2.2 VRAAGSTELLING De belangrijkste functie van de vegetatie op de dijken is het leveren van een bijdrage aan de erosiebestendigheid van de taluds van de waterkeringen. De mate waarin de vegetatie bijdraagt aan de erosiebestendigheid wordt voor een groot deel bepaald door het beheer van de vegetatie. Vanuit waterstaatkundig oogpunt wil het waterschap meer invloed hebben op de beheervormen die door derden op de waterkeringen worden toegepast. Het handhaven van de veiligheid staat hierbij centraal. De agrarische sector is erbij gebaat de bij hen in eigendom zijnde dijkhellingen te gebruiken voor beweiding. Het waterschapsbelang (veiligheid) en het belang van de agrarische sector kunnen strijdig met elkaar zijn. Door het huidige agrarische gebruik van de dijkhellingen zijn over het algemeen zeer soortenarme, ondiep wortelende vegetaties ontstaan. Bovendien wordt de grasmat door intensieve beweiding vaak beschadigd (schapenpaadjes, kale plekken door vee, etc.). Dit heeft tot gevolg dat de erosiebestendigheid van de dijkhellingen niet voldoende is. Hierdoor neemt de kans op beschadigingen van de dijk in perioden met hoogwater toe, waardoor de veiligheid van het achterliggende land afneemt. Gezien het bovenstaande kan voor deze toelichting de volgende vraagstelling worden gedefinieerd: Op welke delen van de waterkering is agrarisch medegebruik mogelijk zonder dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de primaire functie veiligheid en welke randvoorwaarden dienen te worden gesteld aan het agrarisch beheer van deze delen om een voldoende erosiebestendig talud te krijgen? 8

10 2.3 DOELSTELLING In deze toelichting wordt de bovenstaande vraagstelling beantwoord. De resultaten worden verwoord in een aantal beleidslijnen van het waterschap voor agrarisch medegebruik van waterkeringen. 2.4 REIKWIJDTE Deze toelichting beschrijft de mogelijkheden voor agrarisch medegebruik van de buiten- en binnentaluds van zowel de primaire als secundaire waterkeringen binnen het beheersgebied van het waterschap (zie bijlage 2 van het Beleidsplan Waterkeringen). In juridische zin houdt dit in dat wordt aangegeven wat het beleid is bij het verlenen van vergunningen cq. ontheffingen op grond van artikel 37 van de Keur ten aanzien van het bepaalde in artikel 12, lid 2, sub j (beweiding). Deze toelichting gaat niet in op het integrale beheer van de waterkeringen. Een integrale afweging tussen de aan de kering toegekende (neven-)functies en het toe te passen beheer vindt in de beheerplannen voor de waterkeringen plaats. 2.5 RELATIE TOT HET BELEIDSPLAN Deze toelichting heeft betrekking op het Beleidsplan Waterkeringen voor het aspect beweiding. In deze toelichting wordt het beleid van het waterschap, zoals dat op hoofdlijnen is geformuleerd in het Beleidsplan Waterkeringen, toegelicht. Het beleid wordt na vaststelling van het beleidsplan verder gebiedsgericht uitgewerkt in beheerplannen voor de waterkeringen. 2.6 PROCEDURE De concepttekst voor deze toelichting op het Beleidsplan Waterkeringen is reeds besproken met het bestuur van GLTO-Utrecht. De op- en aanmerkingen van deze organisatie zijn zo ver als mogelijk verwerkt. De in deze toelichting geformuleerde beleidslijnen voor beweiding zijn overgenomen uit het Beleidsplan Waterkeringen. Op het Beleidsplan Waterkeringen zal inspraak worden verleend. Vervolgens vindt een vaststellingsprocedure plaats. Het in het Beleidsplan Waterkeringen vastgestelde beleid wordt vertaald in beheerplannen voor de waterkeringen. In de beheerplannen wordt het beleid verder uitgewerkt en toegespitst op de diverse te beheren strekkingen. Omdat in de beheerplannen geen nieuw beleid wordt vastgesteld, wordt op de beheerplannen geen inspraak verleend. 9

11 3 HET VOORMALIGE EN HET HUIDIGE BELEID In de oude keuren werd verschillend omgegaan met beweiding op waterkeringen. In de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn voor alle keringen eenduidige gebods- en verbodsbepalingen opgenomen. Het waterschap gaat, tot het moment dat de nieuwe beleidsnotitie over beweiding is vastgesteld, met beweiding om zoals dat beschreven staat in de voormalige keuren. Dit betekent dat in de praktijk nog gewerkt wordt met de bepalingen uit de oude keuren. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de van toepassing zijnde artikelen uit de oude keuren. Na het vaststellen van het beleid voor de waterkeringen gaat het waterschap de op het aspect beweiding van toepassing zijnde bepalingen van de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (artikel 12) hanteren. In het beleidsplan wordt aangegeven in welke situaties op grond van artikel 37 van de Keur vergunningen cq. ontheffingen worden verleend ten aanzien van het bepaalde in artikel 12, lid 2, sub j. 3.1 DE KEUR VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN De Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vermeldt het volgende over het beweiden van dijkhellingen: artikel Het is verboden binnen de kernzone van waterkeringen: b. de grasmat op enigerlei wijze te beschadigen. j. dieren, waaronder begrepen; huisdieren, paarden, vee, knaag- en/of pelsdieren of enig ander dier te houden of te laten lopen, met uitzondering van schapen in de periode van 1 april tot 15 oktober. Indien er sprake is van het houden van schapen, dient er afrastering te zijn aangebracht op een zodanige plaats en van een zodanige constructie dat het waterkerend vermogen van de waterkering en het onderhoud van de waterkering niet worden gehinderd, waarbij tevens het bepaalde onder sub b. onverminderd geldt. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om bij bijzondere omstandigheden ook schapen tijdelijk te verbieden in hiervoor genoemde periode. k. anders dan op de door het bestuursorgaan toegestane wijze te bemesten en daarbij andere meststoffen te gebruiken dan door het bestuursorgaan zijn toegestaan. Over vergunningen en ontheffingen wordt in de Keur het volgende vermeldt: Artikel Het bestuursorgaan kan van de in de Keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen bij schriftelijke vergunning ontheffing verlenen. 2. De vergunningverlening kan geschieden onder het stellen van voorschriften in het belang van de waterstaatkundige verzorging van het beheersgebied. 3. De vergunningverlening geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, tenzij anders is bepaald. 10

12 In de Keur is geen onderscheid aangebracht tussen primaire en secundaire keringen. Wel zijn van de beide typen waterkeringen de zones gedefinieerd waarop de Keur van toepassing is. In figuur 1 staat aangegeven welke zones onder de Keur vallen. Figuur 1: Kernzones, beschermingszones en buitenbeschermingszones van primaire en secundaire waterkeringen 3.2 VERANDERINGEN TEN AANZIEN VAN DE AGRARISCHE GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN De vaststelling van de Keur heeft geleid tot een beperking van de agrarische gebruiksmogelijkheden van de dijkhellingen ten opzichte van de oude keuren. In onderstaande paragrafen staan kort de wijzigingen beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire waterkeringen Primaire waterkeringen In het verleden was het binnen het beheergebied van waterschap Lopikerwaard toegestaan om met paarden, varkens en rundvee te weiden. Bovendien werd er geen periode aangegeven waarin beweiding verboden was. Binnen het beheergebied van waterschap Leidse Rijn was alleen beweiding met schapen mogelijk. In het Kromme Rijn gebied was in de periode tussen 1 mei en 1 oktober beweiding toegestaan met schapen en rundvee. Buiten deze periode was beweiding verboden. Voor wat betreft bemesting golden in de Lopikerwaard geen beperkingen. Het waterschap Kromme Rijn kende wel beperkingen ten aanzien van de bemesting. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de exacte inhoud van de oude keuren. In de nieuwe vigerende Keur is bepaald dat binnen de kernzone van de primaire en secundaire waterkeringen alleen beweiding met schapen tot de mogelijkheden behoort in de periode tussen 1 april en 15 oktober. Buiten deze periode is beweiding verboden. In de nieuwe Keur is tevens een bepaling over bemesting opgenomen. Deze is echter niet uitgewerkt. Uitwerking van dit artikel vindt in deze toelichting plaats. 11

13 Geconcludeerd kan worden dat op delen van de primaire waterkering de agrarische gebruiksmogelijkheden worden beperkt. Beweiding met rundvee behoort in het Kromme Rijn gebied en in de Lopikerwaard niet meer tot de mogelijkheden als de Nieuwe Keur van kracht wordt. Tevens zijn beperkingen opgelegd ten aanzien van de maximale mestgift en de wijze van toedienen hiervan, deze beperkingen zijn echter nog niet uitgewerkt Secundaire waterkeringen De secundaire waterkeringen zijn vooral gelegen in het gebied van het voormalig waterschap Leidse Rijn en het gebied van het voormalig Groot-Waterschap van Woerden. Ingevolge de Keur van het voormalig waterschap Leidse Rijn werd beweiding met schapen toegestaan. De beweiding was niet gebonden aan een bepaalde periode van het jaar. De Keur van het voormalig Groot-Waterschap van Woerden verbood beweiding. In de praktijk werd echter beweiding met schapen toegestaan. In de nieuwe Keur is beweiding anders dan met schapen verboden. In de nieuwe Keur wordt de periode dat beweiding met schapen mogelijk is gekoppeld aan de periode tussen 1 april en 15 oktober. Dit is in overeenstemming met het door de voormalige waterschappen gehanteerde beleid. Ten aanzien van de secundaire keringen kan geconcludeerd worden dat er door de nieuwe Keur geen extra beperkingen van de gebruiksmogelijkheden worden opgelegd. Wel wordt de beweiding gekoppeld aan de periode tussen 1 april en 15 oktober. 12

14 4 DE BEKLEDING VAN DIJKTALUDS De bekleding van dijktaluds bestaat uit twee onderdelen, namelijk de afdekklei en de vegetatie. De bekleding vervult de volgende waterkeringstechnische functies: waterdichtheid; erosiebestendigheid. De bekleding op het buitentalud dient beide waterkeringstechnische functies te vervullen. De functie van bekledingen op het binnentalud beperkt zich tot de erosiebestendigheid. In onderstaande figuur worden de in de tekst gebruikte termen verklaard. Kruin Rivier Buitentalud Binnentalud Teen van de dijk Figuur 2: Verklaring van de gebruikte begrippen De aard van de bekleding speelt een bepalende rol bij het voorkomen van erosieschade aan het dijklichaam die kan ontstaan als gevolg van hydraulische belasting. Onder erosie wordt de aantasting van het dijklichaam door stroming, golfslag en overstroming verstaan. 4.1 DE BEKLEDING VAN DE BUITENTALUDS De buitentaluds zijn meestal voorzien van een bekleding met planten (grassen en kruiden). De optredende belastingen zijn meestal zodanig dat een dergelijke bekleding voldoende erosiebestendigheid heeft. Dit is het geval bij aanwezigheid van uiterwaarden waardoor de buitentaluds niet continu belast worden door water en een grasmat zich goed kan ontwikkelen. Bovendien is meestal een beperkte strijklengte aanwezig waardoor de golfgroei gering is en de golven relatief klein blijven. Tenslotte is de stroomsnelheid in de nabijheid van de dijk relatief laag waardoor een schurende werking in het algemeen niet optreedt. Indien de waterkering direct aan de rivier grenst (de zogenaamde Schaardijk), is meestal een steenbezetting aangebracht. Uit diverse onderzoeken die in opdracht van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) zijn uitgevoerd, blijkt dat een goed beheerde vegetatie ook onder invloed van golven e.d. als een goede, erosiebestendige bekleding kan worden beschouwd. 4.2 DE BEKLEDING VAN DE BINNENTALUDS Van alle rivierwaterkeringen zijn de binnentaluds voorzien van grasbekledingen. Dit geldt tevens voor de secundaire waterkeringen. De erosie ten gevolge van een beperkte overslag kan zonder problemen door een goede grasmat worden voorkomen. 13

15 4.3 DE ROL VAN DE BODEM In diverse onderzoeken is vastgesteld dat de erosiebestendigheid van een onbegroeid talud bij zwaardere klei (hoog lutumgehalte, >25 %) in het algemeen groter is dan bij schrale klei (laag lutumgehalte, <17,5%). Ook de waterdichtheid wordt vergroot door toepassing van een zwaardere klei. De resultaten van deze onderzoeken zijn beschreven in het Technisch Rapport Eisen Klei voor dijken dat recentelijk is verschenen (TAW). Met betrekking tot de waterdichtheid geldt voor buitentaluds dat de klei een lutumgehalte van minimaal 20% moet hebben. Tevens dient de klei een dichte laag te vormen. Door zogenaamde bodemstructuurvorming in de bovenste 50 cm blijkt de toplaag niet voldoende waterdicht te blijven. Deze zal dus na verloop van tijd minder bijdragen aan de waterdichtheid van de bekleding. De waterdichtheid moet daarom ook gevonden worden in het daaronder liggende kleipakket. Naast de noodzaak tot de aanwezigheid van een relatief zware kleilaag onder de grasbekleding voor de waterdichtheid van de dijk is deze laag tevens nodig om een voldoende erosiebestendigheid te hebben gedurende een bepaalde tijd wanneer bijvoorbeeld door mechanische beschadiging gaten in de grasbekleding zijn ontstaan. De kleilaag vormt als het ware een extra erosiebeschermende laag. Voor het binnentalud dient, ten opzichte van het buitentalud, een beter doorlatend materiaal te worden toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstanden in de kern van de waterkering door opsluiting door de afdichtende kleilaag te hoog worden. In verband met de noodzakelijke erosiebestendige bekleding kan natuurlijk niet volstaan worden met het toepassen van alleen zand, maar zal een zandige kleigrond met voldoende groeimogelijkheden moeten worden gebruikt. Door het kiezen van een goede combinatie van kleigrond en grasbedekking (beheer) is voor situaties met een beperkte overslag een goed erosiebestendige bekleding te behalen. 4.4 DE ROL VAN DE TALUDVEGETATIE Vegetatie (grasland) als bekleding van het buitentalud moet, net als andere typen bekleding, voldoende sterk en duurzaam zijn om allerlei soorten belastingen te kunnen weerstaan. Daarbij spelen hydraulische belasting, eigenschappen van de grond, vegetatiekenmerken en beheersvorm een rol. Bij grasbekledingen zijn met name de dichtheid van de vegetatiebedekking (bedekkingsgraad), de bewortelingsdiepte en de bewortelingsintensiteit bepalend voor de erosiebestendigheid. Een kruidenrijke grasmat heeft een hoge erosiebestendigheid vanwege de diepe beworteling en de hoge bewortelingsintensiteit. Omdat een kruidenrijke grasmat alleen goed tot ontwikkeling kan komen op een schralere klei geldt in het algemeen dat de erosiebestendigheid van de bekleding word verhoogd door toepassing van een wat schralere klei. De ontwikkelingsmogelijkheden van vegetatie worden daarnaast onder meer bepaald door de frequentie en tijdsduur van onder water staan van de vegetatie en de kwaliteit van de bovengrond (afdeklaag). 14

16 Voor de ontwikkeling van een ecologisch waardevolle taludvegetatie zijn bijvoorbeeld naast het lutumgehalte, ook de expositie (ligging ten opzichte van de zon) van het talud en het kalkgehalte van de bovengrond van belang. Andere bepalende factoren zijn de mate van beschaduwing, de mate van betreding en vertrapping, verstikking door bijvoorbeeld drijfvuil en verbranding door bemesting. Gegeven de huidige kennis en ervaring blijken grasmatten die zijn opgebouwd uit een gesloten vegetatie (kruidenrijk grasland) op een doorwortelde laag grond (zandgehalte tot 40% en vloeigrens groter dan 45%) van minimaal 0,30 m dikte, voldoende sterk te zijn om lange tijd golven van enige decimeters te weerstaan. Een goede, dicht doorwortelde afdeklaag is van groot belang voor de erosiebestendigheid. De werking van de graszode berust namelijk voor een groot deel op het niet direct zichtbare deel ervan, te weten de wortellaag. Een goede doorworteling in de bovenste 0,10 m is vereist en daartoe is een consequent, goed beheer gedurende meerdere jaren nodig. Onderzoek heeft aangetoond dat kleine beschadigingen aan de grasmat, bijvoorbeeld veroorzaakt door drijvend wrakhout dat niet direct is geruimd, geen direct probleem vormen. Ook kleine gaten leiden niet tot schade. Voorwaarde is wel dat omvang en/of diepte van deze gaten minder is dan 0,10 meter. Zoden met een lage worteldichtheid in de zone beneden 5 cm beneden maaiveld zijn slecht erosiebestendig. Een lage worteldichtheid komt ook voor bij grasmatten met veel open plekken en hoogopgaande gewassen (onder andere Berenklauw, Brandnetel, Fluitekruid en Braam). Dergelijke zoden ontstaan vooral bij onderhoud in de vorm van maaien zonder afvoer van het maaisel. Bij intensieve beweiding kan een lage worteldichtheid in de bodemlaag beneden 5 cm maaiveld ontstaan. Deze grasmatten, gekenmerkt door het voorkomen van onder andere Herderstasje, Varkensgras, Akkerdistel, Straatgras en Grote weegbree, kunnen de indruk wekken gesloten te zijn. Bij bestaande, goede grasmatten blijkt dat voor de erosiebestendigheid van de wortellaag de eisen die veelal aan klei voor dijken worden gesteld, ruim voldoende zijn. Ook met zandige grond is een erosiebestendige begroeiing te verkrijgen: op vrijwel alle grondsoorten blijken zich goede grasmatten te kunnen ontwikkelen. Mits een goed beheer wordt gevoerd ontwikkelt de beworteling zich in een zandige klei zoveel beter, dat de erosiebestendigheid beter wordt dan in een vettere klei. Op taluds die later in het jaar worden ingezaaid (september of later), kan zich voor de eerste winter geen volwaardige, erosiebestendige grasmat meer ontwikkelen. Op taluds waar als gevolg van overbeweiding of beweiding in natte perioden open plekken zijn ontstaan, leidt het doorzaaien dan ook niet tijdig tot de ontwikkeling van een erosiebestendige grasmat, voor de winterperiode. Ook het spontaan laten dichtgroeien van open plekken met eenjarige kruiden geeft, in tegenstelling tot meerjarige kruiden, een onvoldoende bescherming, aangezien deze kruiden in de winterperiode afsterven. Samengevat kan gesteld worden dat een goede grasmat op het buitentalud sterk genoeg moet zijn om incidenteel en lokaal gedurende een beperkte periode golfhoogten van 0,50 m te weerstaan. De grasmat op het binnentalud moet voldoende erosiebestendig zijn om bij afstromend water door golfoverslag tot het maatgevende overslagdebiet het talud te beschermen. Opgemerkt wordt dat alle primaire waterkeringen waar deze toelichting betrekking op heeft een maatgevend overslagdebiet hebben van 0,1 l/s/m. In alle gevallen geldt dat beschadigingen in de loop van het jaar moeten worden voorkomen, omdat herstel van de vegetatie door inzaaien meer dan zes maanden in beslag neemt. 15

17 4.5 DE COMBINATIE TUSSEN BODEM EN VEGETATIE Uit voorgaande paragrafen is gebleken dat de vegetatie op het talud een zeer belangrijke rol speelt bij de bescherming van de waterkering tegen erosie. Door bodemvormende processen in de wortelzone (tot 0,50 m maaiveld) blijft de toplaag niet voldoende waterdicht. De waterdichtheid van de waterkering moet daarom ook gevonden worden in het daaronder liggende kleipakket. Om te voorkomen dat de toplaag van de waterkering door verweking van de bodem erodeert dient ook een goed erosiebestendige vegetatie aanwezig te zijn. Voor de erosiebestendigheid zijn met name de dichtheid van de vegetatiebedekking (bedekkingsgraad), de bewortelingsdiepte en de bewortelingsintensiteit van belang. Een kruidenrijke grasmat heeft een hogere erosiebestendigheid dan een vegetatie met alleen grassen vanwege de diepere beworteling en de hogere bewortelingsintensiteit. Een kruidenrijke grasmat kan alleen goed tot ontwikkeling komen op een schralere klei (lutumgehalte tot 25%). Voor klei met lutumgehalten tussen 20% en 25% kan gesteld worden dat aan beide functies (waterdichtheid van de klei en erosiebestendigheid van de bekleding) goed kan worden voldaan. 16

18 5 RELATIE TUSSEN HET BEHEER VAN DE VEGETATIE EN DE EROSIEBESTENDIGHEID Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van een relatief goede erosiebestendigheid van een grasbekleding is dat een goed beheer wordt gevoerd. Met een goed beheer kan een hoge bedekkingsgraad en een grote bewortelingsdiepte en -intensiteit worden verkregen. Het is inmiddels duidelijk dat bepaalde beheervormen afbreuk doen aan de erosiebestendigheid; genoemd kunnen worden maaien zonder afvoeren en intensieve beweiding. Een goede, dat wil zeggen erosiebestendige grasmat vereist een goede beheersmethode die consequent wordt doorgevoerd. Daarbij kunnen de volgende beheervormen worden onderscheiden: waterstaatkundig beheer; aangepast agrarisch beheer; natuurtechnisch beheer. De genoemde beheervormen worden in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt. In dit hoofdstuk worden de meest gangbare beheermethoden in samenhang met de vegetatie en de erosiebestendigheid beschreven. 5.1 INTENSIEF BEWEIDEN EN BEMESTEN Intensief beweiden en bemesten maakt de kans op overbeweiding groot. Dit leidt tot een zeer soortenarme, ondiep wortelende vegetatie met open plekken en ongewenste kruiden als Akkerdistel, Vogelmuur en Herderstasje. Omdat deze beheermethode niet leidt tot een erosiebestendige grasmat is deze niet geschikt voor het beheren van vegetaties op dijken. 5.2 PERIODIEK BEWEIDEN MET LICHTE BEMESTING Periodiek beweiden met lichte bemesting leidt tot een tamelijk soortenrijke matig diep bewortelde, dichte zode. Deze methode leidt tot een voldoende erosiebestendige vegetatie en kan daardoor op dijken worden toegepast. 5.3 MAAIEN ZONDER AFVOER VAN HET MAAISEL Maaien zonder afvoer van het maaisel, het zogenaamde klepelen, leidt tot een soortenarme, zeer open zode met ongewenste kruiden als Brandnetel en Ridderzuring. Omdat deze beheermethode niet leidt tot een erosiebestendige grasmat is deze niet geschikt voor het beheren van vegetaties op dijken. 5.4 MAAIEN EN AFVOEREN MET BEMESTING Hooien en bemesten leidt tot een tamelijk soortenarme, vrij open zode met een redelijk intensief en diep doorwortelde bovengrond. Mits de mestgift niet te hoog is, is deze beheermethode geschikt voor toepassing op de binnentaluds. 17

19 5.5 MAAIEN EN AFVOEREN ZONDER BEMESTING Hooien zonder bemesting leidt tot een zeer soortenrijke, diep wortelende vegetatie met een tamelijk open zode. Deze beheermethode leidt tot een zeer erosiebestendige vegetatie en is uitermate geschikt voor toepassing op de taluds van waterkeringen. Bovendien kan deze beheermethode bijdragen aan de natuurwaarde van dijkhellingen. 5.6 FREQUENT MAAIEN ZONDER AFVOER VAN HET MAAISEL Frequent maaien zonder afvoer van de vegetatie, het zogenaamde gazonbeheer, leidt tot een zeer soortenarme, zeer ondiep wortelende vegetatie met een dichte zode. Omdat deze beheermethode niet leidt tot een voldoende erosiebestendige grasmat is deze niet geschikt voor het beheren van vegetaties op buitentaluds en binnentaluds met een hoog overslagcriterium (1 l/s/m) en/of een steil talud (steiler dan 1:2,5). Op flauwe binnentaluds (flauwer dan 1:2,5) met een laag overslagcriterium (0,1 l/s/m) is gazonbeheer wel mogelijk. Dit omdat met deze beheersvorm een dichte zode wordt verkregen. Gazonbeheer wordt slechts toegepast op (delen van) particuliere erven behorende bij de bebouwing op en langs de dijk. 18

20 6 HET BEHEER VAN TALUDS VAN WATERKERINGEN 6.1 FUNCTIES EN BEHEERVORMEN De waterstaatkundige hoofdfunctie van de waterkeringen langs de rivieren is het voorkomen van dijkdoorbraken en overstromingen bij hoge waterafvoeren of andere calamiteuze situaties. Hier ligt een primaire taak van het waterschap. Naast deze waterstaatkundige hoofdfunctie kunnen een aantal overige functies worden onderscheiden, die elk hun eisen stellen aan de kwaliteit van de dijkvegetatie. In het kader van de beheerplannen voor de waterkeringen worden in het stadium van de visievorming de verschillende functies die aan de dijktrajecten zijn toegekend geïnventariseerd. Deze functies komen met name voort uit de verschillende beleidsplannen van het Rijk en de provincies Utrecht en Zuid-Holland. De waterstaatkundige hoofdfunctie blijft echter het algemene uitgangspunt en mag als zodanig ook niet in gevaar komen. In een volgende fase worden de toegekende functies uitgewerkt in concrete beheersvormen. Tabel 1 geeft hiervan een overzicht. Functies Natuur Agrarische productie Landschap Bebouwing Geen toekenning functie Beheersvorm Natuurtechnisch beheer, met als opties: maaien + afvoeren vegetatie; maaien met naweiden; beweiden. Agrarisch beheer, met als opties: hooibeheer; beweiden. Agrarisch beheer of waterstaatkundig beheer. Gazonbeheer, met als opties: frequent maaien; hooibeheer; beweiden. Waterstaatkundig beheer Maaien + afvoeren Tabel 1: Beheervormen in relatie tot toegekende functies In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de mogelijkheden van agrarisch medegebruik als uitwerking van het natuurtechnisch en agrarisch beheer. 6.2 NATUURTECHNISCH BEHEER Natuurtechnisch beheer (maaien en afvoeren of extensief beweiden) is de beheervorm die het best past bij de waterstaatkundige belangen van de waterkering. Deze vorm van beheer heeft, binnen de waterstaatkundige randvoorwaarden, het behoud of de ontwikkeling van soortenrijke taludvegetaties met veel voor het rivierengebied kenmerkende soorten ten doel. 19

21 Een natuurtechnisch beheer leidt op den duur tot een soortenrijke taludvegetatie met een goede doorworteling. Uit onderzoek is gebleken dat dit beheer zeer erosiebestendige taluds oplevert, zelfs bij een laag lutumgehalte. Natuurtechnisch beheer is met name effectief op lichtere gronden met een laag nutriënten niveau. Dit betekent dat er op de taluds geen bemesting mag plaatsvinden. Op zware gronden (>25 % lutum) zullen, ook bij een natuurtechnisch beheer, de resultaten (bloemrijke, soortenrijke taluds) zeer beperkt blijven. Een afgeleide vorm is het natuurtechnisch beweidingsbeheer, dit vindt bij voorkeur plaats middels omweiden (periodieke beweiding). Hierbij worden schapen in twee perioden van ongeveer drie weken ingeschaard. Hierbij moet rekening gehouden worden met het tijdstip van bloei en zaadzetting. Veelal komt dit neer op inscharen in de perioden april/mei respectievelijk augustus/september. In juni en juli kan de vegetatie dan ongestoord tot bloei en zaadzetting komen. Zo nodig dient bij dit beheer in september een aanvullende maaibeurt te worden uitgevoerd. Ook meeweiden van de taluds met aangrenzende natuurgebieden is in principe mogelijk, mits dit beheer op de buitentaluds niet door grootvee of paarden wordt uitgevoerd. Het inscharen van deze diersoorten zal, zeker tijdens natte omstandigheden, ook bij een lage veebezetting, leiden tot beschadiging van het talud. 6.3 AGRARISCH BEHEER Bij het agrarisch beheer wordt een zo groot mogelijke grasproductie nagestreefd. Zowel een hoge bemesting als een hoge veedichtheid hebben echter een negatief effect op de zodedichtheid en de bewortelingsintensiteit en dus op de erosiebestendigheid van het talud. Niet alleen bij beweiding met paarden of rundvee, maar ook bij intensieve beweiding met schapen kan schade aan de zode optreden, vooral op vaste ligplaatsen en op looppaden. Voor de dijktaluds is, ook voor waterstaatkundig laag belaste taluds, een optimale agrarische productie derhalve waterstaatkundig niet verantwoord. Dit betekent dat er onder alle omstandigheden een aangepast agrarisch beheer uitgevoerd moet worden, met een lage bemesting en aan maxima gebonden veedichtheid als belangrijkste kenmerken. Aangepast agrarisch beheer is derhalve een beheersvorm die de productie van gras als doel kent binnen de waterstaatkundige randvoorwaarden. Om dijken agrarisch te kunnen beheren is het van belang dat de beheerseenheden voldoende groot zijn en bij voorkeur geen steile taluds bezitten (niet steiler dan 1:3). Aangepast agrarisch beheer vindt veelal plaats in de vorm van beweidingsbeheer. Een maaibeheer of een combinatie van maaien en beweiden is echter ook mogelijk. Bij het agrarisch beweidingsbeheer kan onderscheid worden gemaakt in: Beweiding van alleen het taludgedeelte; Meeweiden van het talud met het aangrenzende agrarische perceel. Bij beweiding van alleen het taludgedeelte is de kans op beschadiging van de grasmat, door de vorming van paadjes door het vee, groot. Beschadigingen van de grasmat door afbreuk aan de erosiebestendigheid van de taluds. Daarom is beweiding van alleen het taludgedeelte uit waterstaatkundig oogpunt ongewenst. In tabel 2 is een vergelijking gegeven van schapenbeweiding op dijktaluds bij intensief agrarisch beheer, aangepast agrarisch beheer en natuurtechnisch beweidingsbeheer. 20

22 Bemesting (kg N/ha/jr) Beweiding - seizoen - schapen/ha/groeiseizoen - periode Graslandschade Intensief agrarisch Hoog zomer + winter omweiden of continu Overbegrazing, schapenpaadjes, ligplaatsen Beweiding met schapen Aangepast Natuurtechnisch agrarisch Laag april - oktober à 3 x 4 weken of continu Gering Geen mei sept x 3 weken Gering Erosiebestendigheid Laag Voldoende Hoog Kruiden/grassen Enkele productieve grassen Diverse grassen en algemene kruiden Grote variatie in grassen en kruiden Natuurwaarden Nauwelijks Gering Hoog Maaibeheer Intensief Aangepast Natuurtechnisch agrarisch agrarisch Bemesting (kg N/ha/jr) Hoog Laag Geen Maaifrequentie Meer dan 3 x per jaar 2 3 x per jaar 1 x per jaar Graslandschade Gering Gering Gering Erosiebestendigheid Laag Voldoende Hoog Kruiden/grassen Enkele productieve grassen Diverse grassen en algemene kruiden Grote variatie in grassen en kruiden Natuurwaarden Nauwelijks Gering Hoog Tabel 2: Vergelijking van schapenbeweiding en maaibeheer op dijktaluds bij intensief agrarisch beheer, aangepast agrarisch beheer en natuurtechnisch beweidingsbeheer (gewijzigd naar: Fliervoet, 1992) N.B.: De in bovenstaande tabel bedoelde natuurwaarden zijn gebaseerd op het voorkomen van voor het rivierengebied kenmerkende plantensoorten. Bij maaibeheer is het uitgangspunt dat het maaisel wordt afgevoerd. 21

23 7 UITWERKING VAN HET WATERSCHAPSBELEID Met betrekking tot de waterkeringen kan het volgende algemene beleidsuitgangspunt worden geformuleerd. Het beleid van het waterschap is gericht op het duurzaam instandhouden van het waterkerend vermogen van de waterkeringen. Rekening houdend met de primaire doelstelling is het beheer en onderhoud van de waterkeringen zoveel mogelijk duurzaam en milieuvriendelijk van karakter. Bij de implementatie vindt een zorgvuldige en integrale afweging plaats van maatschappelijke wensen, anders dan het waterkerend vermogen, tegen acceptabele kosten. Het waterschap streeft via actieve communicatie naar samenwerking en afstemming van het beheer en onderhoud van de waterkeringen met andere bestuurslagen en belanghebbenden. In dit hoofdstuk wordt tegen de bovengenoemde achtergrond het te voeren beleid van het waterschap inzake het agrarisch medegebruik van waterkeringen uitgewerkt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen primaire waterkeringen en secundaire waterkeringen. Bij primaire waterkeringen wordt tevens onderscheid gemaakt tussen het binnen- en het buitentalud. 7.1 PRIMAIRE WATERKERINGEN Beweiding van het buitentalud De buitentaluds van de primaire waterkeringen komen periodiek bloot te staan aan de eroderende werking van water. De taluds moeten in die gevallen voldoende erosiebestendig zijn om de dijk te beschermen. Hierdoor worden er hoge eisen gesteld aan de samenstelling van de vegetatie op het buitentalud. Dit betekent dat niet alle beheervormen in aanmerking komen voor het beheren van de buitentaluds. Op de buitentaluds van de primaire waterkeringen is aangepast agrarisch beheer en natuurtechnisch beheer mogelijk in de vorm van beweiding met uitsluitend schapen. De beweiding mag alleen plaatsvinden in de periode tussen 1 april en 15 oktober. De ervaring heeft geleerd dat melkvee (ook jongvee) gemakkelijk de zode beschadigd (Fliervoet, 1992) en bovendien dagelijks tweemaal van de dijk moet worden gehaald om te worden gemolken, hetgeen leidt tot de vorming van paadjes. Als het aangrenzende perceel wordt beweid met rundvee dient op 5 meter uit de teenlijn een afrastering te worden geplaatst. Zo wordt voorkomen dat het rundvee op het talud komt en bovendien wordt schade onderaan de teen van de dijk voorkomen. Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden. Als alleen het talud plus 5 meter wordt beweid zijn maxima voor het aantal schapen per hectare van toepassing. Deze maxima worden op de volgende pagina beschreven. Wordt het aangrenzende perceel (meer dan 5 meter) meebeweid dan gelden er geen maxima. Wel dient er bij eventuele schade op het talud een afrastering geplaats te worden op 5 meter uit de teenlijn. Het talud mag en kan dan niet meer beweid worden en schade dient meteen hersteld te worden. In het algemeen geldt dat als door het gebruik van de dijkhellingen schade aan het talud of de vegetatie optreedt dient de eigenaar/gebruiker de schade terstond te herstellen. Schade kan worden voorkomen door bij slechte (natte) weersomstandigheden het vee van de keringen te verwijderen. Bij het beweiden heeft omweiden (periodieke beweiding) de voorkeur boven standbeweiding (permanent). Bij omweiden krijgt de vegetatie de kans om te bloeien en zaad te zetten, zodat een 22

24 gevarieerde bedekking kan ontstaan. Bovendien wordt vertrapping van de zode en het ontstaan van looppaden voorkomen. Hieronder worden voor zowel standbeweiding als omweiden voorwaarden en regels beschreven die zorg dragen voor de waterstaatkundige hoofdfunctie van de waterkeringen. Standbeweiding Voor standbeweiding met schapen geldt een maximale veebezetting van 15 schapen per hectare. Een hogere dichtheid kan tot schade aan de grasmat leiden en belemmert de ontwikkeling van een voldoende erosiebestendige vegetatie. Omweiden Bij omweiden dient een perceel minimaal twee keer in de periode tussen 1 april en 15 oktober te worden beweid. Bovendien dient er tussen twee beweidingsperioden een rustperiode van minimaal 4 weken te zitten. Deze rustperiode is belangrijk om de vegetatie te laten herstellen. In welke maanden de beweiding plaats vindt en hoe lang de schapen op een perceel staan, is afhankelijk van de gewasproductie. Voor het bepalen van het maximaal aantal schapen dient rekening gehouden te worden met de beweidingsduur en de grasproductie. Hieronder is in een tabel weergegeven wat het maximale aantal schapen per hectare is bij verschillende totale beweidingsduren. Bij het opstellen van deze tabel is rekening gehouden met het aanbod van droge stof en met de dagelijkse consumptie van schapen. Hoe de totale beweidingsduur door de eigenaar van het perceel wordt ingevuld, is niet van belang. Voorbeeld: Schapen staan twee keer 6 weken op een perceel. Dit betekent dat de totale beweidingsduur voor het desbetreffende perceel 12 weken is en dat er naar aanleiding van de onderstaande tabel maximaal 40 schapen op mogen lopen. Hoe de beweiding ook wordt ingedeeld, meer dan 50 schapen op een hectare is niet toegestaan. Totaal aantal beweidingsweken Maximum aantal schapen per hectare (Bron: Vakgroep Natuurbeheer Landbouwuniversiteit Wageningen) Opmerking: Als een eigenaar/gebruiker er voor kiest om omweiden als beheersvorm toe te passen, geldt als vuistregel dat hij moet kunnen aantonen dat minimaal twee percelen in zijn eigendom/gebruik zijn. 23

25 Buitentaluds in eigendom van het waterschap Vanwege het waterkeringsbelang (veiligheid) en om invulling te geven aan het beleid ten aanzien van het beheer van de waterkeringen streeft het waterschap naar het in eigendom verkrijgen van de buitentaluds inclusief een strook van 5 meter breedte vlak gemeten vanaf de teen van de dijk. Door het waterschap wordt gestreefd naar gedifferentieerd beheer van de bij het waterschap in eigendom zijnde dijkhellingen. De nadruk ligt hierbij op natuurtechnisch beheer. Natuurtechnisch beheer kan zowel in de vorm van maaien met afvoer van het maaisel als beweiden worden uitgevoerd. De beheersvorm wordt afhankelijk gesteld van de potenties van de betreffende dijkhelling. Dit betekent bijvoorbeeld dat een relatief dure beheervorm als maaien met afvoer van het maaisel niet wordt toegepast indien onvoldoende potenties voor de ontwikkeling van een waardevolle vegetatie aanwezig zijn. In deze gevallen wordt voor een andere binnen de waterstaatkundige randvoorwaarden passende beheervorm (bijvoorbeeld natuurtechnisch beweidingsbeheer) gekozen. De potenties worden vooral bepaald door de samenstelling van de ondergrond en de abiotische factoren. Het waterschap kan buitentaluds die bij haar in eigendom zijn in gebruik uitgeven aan derden. Hierbij zal op die delen die gelegen zijn in de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur (PEHS) of die een andere natuurfunctie hebben in principe alleen natuurtechnisch beweidingsbeheer of maaien met afvoeren van het maaisel worden toegestaan. De PEHS is een nadere uitwerking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) die op rijksniveau is vastgesteld. Het waterschap beoogt hiermee een bijdrage te leveren aan de inrichting van de PEHS en aan het versterken van de natuurfunctie. In het op te stellen beheerplan voor de primaire waterkeringen wordt het beheer van de buitentaluds gebiedsgericht uitgewerkt. Het waterschap past geen chemische onkruidbestrijding toe op de bij haar in eigendom zijnde strekkingen. Op die delen die bij derden in gebruik worden gegeven wordt in de gebruiksovereenkomst opgenomen dat chemische onkruidbestrijding niet is toegestaan Beweiding van het binnentalud Momenteel wordt het traject Jaarsveld Schoonhoven verbeterd. Na voltooiing van deze werkzaamheden voldoen alle dijkstrekkingen langs de Lek aan de minimale veiligheidseisen. De dijken zijn overal voorzien van voldoende overhoogte. Overhoogte is een extra hoogte ten opzichte van de minimaal benodigde hoogte. Hierdoor zijn grote overslagdebieten, die de grasmat op de binnentaluds belasten, niet te verwachten. Het waterschap ziet daarom mogelijkheden om het agrarisch medegebruik van de binnentaluds te verruimen ten opzichte van de in de Keur opgenomen bepalingen. In het algemeen geldt dat de kwaliteit van de grasmat wordt gecontroleerd conform de Leidraad Toetsen op Veiligheid. De grasmat dient dan ook te voldoen aan de gestelde eisen zoals omschreven in deze leidraad. Het gaat hierbij voornamelijk om de bedekkingsgraad en de worteldichtheid van de grasmat. Zie bijlage 2 voor een nadere uitleg. In de praktijk betekent dit dat de eigenaar de kwaliteit van de grasmat in de gaten moet houden en er zorg voor dient te dragen dat de grasmat voldoet aan de gestelde eisen (score: matig tot goed volgens de leidraad). Het waterschap kan bij twijfel altijd de kwaliteit van de grasmat controleren aan de hand van de desbetreffende leidraad. Als de grasmat niet voldoet aan de gestelde eisen stelt het waterschap een beweidingsverbod op. 24

26 De gebruiksmogelijkheden van de binnentaluds worden afhankelijk gesteld van de aanwezige taludhelling. Hiervoor is gekozen omdat deze factor een rol speelt bij de erosiebestendigheid van het talud en omdat de steilheid van het talud in het veld zichtbaar is. Daarnaast is de aanwezigheid van een binnenberm van belang. Binnentaluds die flauwer zijn dan 1:2,5 Het waterschap wil de mogelijkheden voor beweiding op strekkingen met een talud flauwer dan 1:2,5 onder droge omstandigheden verruimen. Hiervoor is gekozen omdat de risico s voor de veiligheid gering zijn. Dit betekent in de praktijk dat de agrarische gebruiksmogelijkheden van bijna alle binnentaluds worden verruimd ten opzichte van de in de Keur opgenomen bepalingen. De eigenaar/gebruiker heeft de keus om schapen, dan wel rundvee (behalve jongvee) in te scharen. Beweiding met andere dieren waaronder paarden en pony s is, vanwege de grote kans op beschadiging van de vegetatie en het talud verboden. Dit geldt zowel voor hoogbelaste als laagbelaste taluds. Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden. Als alleen het talud plus 5 meter wordt beweid zijn maxima voor de veebezetting van toepassing. In het algemeen geldt dat de veebezetting gedurende het groeiseizoen steeds moet worden aangepast aan het productieniveau. Maar net zoals op de buitentaluds geldt hier voor de veebezetting een maximaal aantal. Voor standbeweiden geldt een maximale veebezetting van 15 schapen of 6 stuks rundvee per hectare. Voor omweiden gelden dezelfde voorwaarden zoals beschreven voor het buitentalud in Ook de tabel waarin de totale beweidingsduur gekoppeld is aan het totaal aantal schapen per hectare is op de desbetreffende binnentaluds van toepassing. Wordt het aangrenzende perceel (meer dan 5 meter) meebeweid dan gelden er geen maxima. Wel dient er bij eventuele schade op het talud een afrastering geplaats te worden op 5 meter uit de teenlijn. Het talud mag en kan dan niet meer beweid worden en schade dient meteen hersteld te worden. In het algemeen geldt dat als door het gebruik van de dijkhellingen schade aan het talud of de vegetatie optreedt dient de eigenaar/gebruiker de schade terstond te herstellen. Schade kan worden voorkomen door bij slechte (natte) weersomstandigheden het vee van de keringen te verwijderen. Beweiding van de taluds is alleen toegestaan in het groeiseizoen (1 april tot 15 oktober). Buiten deze periode ontstaat vertrapping en beschadiging van het talud. Zowel standbeweiding als omweiden (periodieke beweiding) behoren tot de mogelijkheden. Bij een beheer van omweiden bestaat er minder kans op overbegrazing en vertrapping van de zode. Derhalve heeft omweiden de voorkeur van het waterschap. Een combinatie van beweiden en maaien is mogelijk. Hierbij kan in het voorjaar worden gehooid, aangezien in dit seizoen de opbrengst en de kwaliteit van het hooi het gunstigst is. In het najaar vindt dan beweiding plaats. Een bijkomend voordeel is dat bij een dergelijke korte beweidingsperiode kan worden volstaan met verplaatsbare elektrische rasters. Deze worden vanuit landschappelijk oogpunt als minder storend ervaren ten opzichte van vaste (schapen-)rasters. Bij de verruiming van de agrarische gebruiksmogelijkheden moet wel het volgende in acht worden genomen. Momenteel geldt een afvoernorm van m 3 /s (bij Lobith). Het ligt in de verwachting dat door verandering van het klimaat in de toekomst een hogere afvoernorm van kracht wordt. In principe zal worden getracht afvoer van het extra waterbezwaar te bereiken door maatregelen te treffen in het winterbed van de rivier, bijvoorbeeld door de uiterwaarden te verlagen. 25

27 Het is echter ook mogelijk dat door het accepteren van een hoger overslagdebiet de hogere afvoer verwerkt kan worden. Pas als laatste maatregel kan dijkversterking worden overwogen. Door het mogelijk van kracht worden van een hogere afvoernorm kunnen de agrarische gebruiksmogelijkheden van de binnentaluds in de toekomst dus weer afnemen. Binnentaluds die steiler dan of gelijk zijn aan 1:2,5 Op strekkingen met taluds die steiler dan of gelijk zijn aan 1:2,5 kan een verruiming van de mogelijkheden voor agrarisch medegebruik niet worden toegestaan. Dit omdat door de steile taludhelling de grasmat de dijk voldoende tegen erosie moet kunnen beschermen. Dit betekent onder andere dat op steile delen van het binnentalud (1:2,5 en steiler) een goed doorwortelde, weinig belopen vegetatie aanwezig dient te zijn. Een optimale beheervorm is hier natuurtechnisch beheer in de vorm van maaien met afvoer van het maaisel. Agrarisch beheer in de vorm van beweiding op deze steile delen is uitsluitend mogelijk met schapen. Zowel standbeweiding als omweiden (periodieke beweiding) behoren tot de mogelijkheden. Voor beweiding met rundvee (behalve jongvee) kan een ontheffing worden verleend door middel van een persoons- en perceelsgebonden vergunning zodat een beheersbare en controleerbare situatie ontstaat. De vergunning kan worden verleend voor onbepaalde tijd waarbij dezelfde voorwaarden gelden als bij een flauw talud. Zodra de gebruiker zich niet houdt aan de door het waterschap opgestelde vergunningsvoorschriften kan het waterschap de vergunning intrekken. Het is niet toegestaan om alleen het talud te beweiden. Als alleen het talud plus 5 meter wordt beweid zijn maxima voor de veebezetting van toepassing. Voor standbeweiden geldt een maximale veebezetting van 15 schapen (of 6 stuks rundvee) per hectare. Voor omweiden gelden dezelfde voorwaarden zoals beschreven voor het buitentalud in Ook de tabel waarin de totale beweidingsduur gekoppeld is aan het totaal aantal schapen per hectare is op de desbetreffende binnentaluds van toepassing. Wordt het aangrenzende perceel (meer dan 5 meter) meebeweid dan gelden er geen maxima. Wel dient er bij eventuele schade op het talud een afrastering geplaats te worden op 5 meter uit de teenlijn. Het talud mag en kan dan niet meer beweid worden en schade dient meteen hersteld te worden Beweiding van binnentaluds met extra berm a Rivierzijde Binnenberm De binnenberm wordt niet beschouwd als een talud met een gevoelige grasmat. Er zijn voor deze berm dan ook geen algemene beweidingsbeperkingen opgesteld. Voor het eerste stuk talud (zie a. in de tekening hierboven) gelden dezelfde voorwaarden als voor een flauw of steil talud. Een wijziging hierbij is dat bij eventuele schade van het eerste gedeelte van het talud de afrastering op de knik van talud a. en de binnenberm gezet moet worden Binnentaluds in eigendom van het waterschap Het waterschap kan binnentaluds die bij haar in eigendom zijn in gebruik uitgeven aan derden. Hierbij zal op die delen die gelegen zijn in de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur (PEHS) of die een andere natuurfunctie hebben in principe alleen natuurtechnisch beweidingsbeheer, of maaien met afvoeren van het maaisel worden toegestaan conform de in de Keur opgenomen bepalingen. 26

28 Het waterschap beoogt hiermee een bijdrage te leveren aan de inrichting van de PEHS en aan het versterken van de natuurfunctie. In het op te stellen beheerplan wordt het beheer van de binnentaluds gebiedsgericht uitgewerkt. Voor de overige dijkhellingen kan het waterschap een afweging maken tussen de toepasbare beheersvormen (zie tabel 1). In het beheerplan zal hier nadere invulling aan worden gegeven. Het waterschap past geen chemische onkruidbestrijding toe op de bij haar in eigendom zijnde strekkingen. Op die delen die bij derden in gebruik worden gegeven wordt in de gebruiksovereenkomst opgenomen worden dat chemische onkruidbestrijding niet is toegestaan Bemesting van de buitentaluds Bemesting van de buitentaluds is niet toegestaan omdat dit de vorming van een diep en breed wortelende erosiebestendige grasmat hindert. Voor deze taluds geldt dan ook een absoluut verbod Bemesting van de binnentaluds De binnentaluds mogen bemest worden, maar hiervoor gelden wel enkele volgende voorwaarden. De kwaliteit van de grasmat wordt gecontroleerd conform de Leidraad Toetsen op Veiligheid. De grasmat dient dan ook te voldoen aan de gestelde eisen zoals omschreven in deze leidraad. Het gaat hierbij voornamelijk om de bedekkingsgraad en de worteldichtheid van de grasmat. Zie bijlage 2 voor een nadere uitleg. In de praktijk betekent dit dat de eigenaar de kwaliteit van de grasmat in de gaten moet houden en er zorg voor dient te dragen dat de grasmat voldoet aan de gestelde eisen. Het waterschap kan bij twijfel altijd de kwaliteit van de grasmat controleren aan de hand van de desbetreffende leidraad. Indien de graskwaliteit niet voldoet aan de gestelde eisen in de hierboven genoemde leidraad, wordt een mestbeperking (80 kg N/ha/jaar) of een totaal bemestingsverbod opgelegd. Op taluds steiler dan 1:10 dient de stikstofgift toegediend te worden in de vorm van kunstmest, omdat anders met zwaar landbouwmateriaal over het talud wordt gereden en dat is nadelig voor de grasmat. Op taluds van 1:10 of flauwer kan tevens drijfmest worden gebruikt. Deze drijfmest dient wel goed in de zode aangebracht te worden, zodat de vegetatie op het talud hierdoor geen schade oploopt. Bovendien moet er sprake zijn van droge omstandigheden, anders ontstaat het risico dat het landbouwmateriaal van het talud afglijdt met alle nadelige gevolgen voor de grasmat van dien Bemesting van binnentaluds met extra berm a Rivierzijde Binnenberm Voor binnentaluds met een extra berm geldt dat het eerste (steile) gedeelte van het talud (zie a. in de tekening hierboven) niet bemest mag worden met drijfmest. De rest van het talud mag, afhankelijk van de taludhelling (zie 7.1.4), bemest worden met drijfmest. Daarnaast dient de grasmat te voldoen aan de gestelde eisen die opgenomen zijn in de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Zie bijlage 2 voor een nadere uitleg hierover. 27

29 7.2 SECUNDAIRE WATERKERINGEN De secundaire keringen zijn permanent waterkerend. Hierdoor worden er andere eisen gesteld aan de vegetatie op deze waterkeringen. Veelal zijn deze keringen gelegen langs boezemwateren. Op deze wateren wordt in tijden van waterbezwaar tijdelijk water geborgen. Dit betekent dat er regelmatig verhoogde peilen optreden op de boezem. Bij hoge peilen en ongunstige weersomstandigheden kunnen de kaden lokaal overstromen. De vegetatie dient de kade in deze gevallen voor erosie te beschermen Beweiding van groene kaden en verheeld land Bij secundaire waterkeringen kan er een onderscheid worden gemaakt in een groene kade en verheeld land. Voor de beide situaties geldt een ander beleid. Hieronder worden de beweidingsvoorwaarden voor zowel de groene kade als voor verheeld land beschreven. Algemeen De eigenaren en gebruikers zijn verantwoordelijk voor het direct herstellen van eventueel ontstane schade. Schade kan worden voorkomen door bij natte weersomstandigheden het vee te verwijderen. Ten aanzien van kadeverbeteringswerkzaamheden is het in de onderhoudsperiode niet toegestaan om schapen en/of koeien op de kade te laten lopen. Zodra de grasmat voldoende is ontwikkeld wordt er gekeken welk beheer op dat moment het meest geschikt is. Groene kade Bij het plegen van buitengewoon onderhoud geldt als uitgangspunt dat kadeverbeteringen zoveel mogelijk in grondconstructies worden uitgevoerd. Indien mogelijk wordt een groene kade aangelegd. Dit houdt in dat er geen weg op de kruin ligt en dat de gehele kade voorzien is van gras. In het gebied lagen ten tijde van de voormalige waterschappen veel teensloten langs de kaden. Als een kade nu wordt verbeterd, wordt deze teensloot uit stabiliteitsoverwegingen gedempt. Bij sommige groene kaden is de teensloot nog wel aanwezig. Voor deze situatie gelden andere beweidingsvoorwaarden dan bij een groene kade waar geen teensloot aanwezig is. In het laatste geval is namelijk meeweiden mogelijk. Als er een teensloot aanwezig is en er dus alleen beweid kan worden op de groene kade zelf, mag in de periode van 1 april tot 15 oktober alleen worden beweid met schapen. Hierbij gelden wel de beschreven maxima voor het aantal schapen/ha (zie 7.1.1). Voor standbeweiden geldt een maximale veebezetting van 15 schapen per hectare. Indien er geen teensloot langs de kade ligt, is in de periode van 1 april tot 15 oktober eveneens alleen beweiding met schapen mogelijk. Als alleen de kade wordt beweid, gelden de desbetreffende maxima voor het aantal schapen/ha bij zowel stanbeweiding als omweiden (zie 7.1.1). Als het aangrenzende perceel wordt meebeweid (meer dan 5 meter) met schapen, gelden de maxima niet. Bij eventuele schade op de kade dient er op de teenlijn een afrastering geplaatst te worden en dient de schade meteen hersteld te worden. Als op het aangrenzende perceel beweiding met rundvee wordt toegepast, dient op de teenlijn van de kade een afrastering geplaatst te worden. 28

30 Bij een groene kade met een stabiliteitsberm van minimaal 5 meter behoren zowel standbeweiding als omweiden tot de mogelijkheden als de berm wordt meebeweid. Als de berm niet wordt meebeweid, wordt er uitgegaan van een kade met een afrastering op de teenlijn (zie hierboven). Verheeld land Indien het aangrenzende land op gelijke hoogte als of hoger dan de kruin van de kade ligt, is er sprake van verheeld land. Agrarisch beheer in de vorm van beweiding op deze delen is mogelijk met schapen en/of koeien. Als alleen een strook van maximaal 7 meter wordt beweid gelden de maxima voor de veebezetting (zie 7.1.1). Als meer dan 7 meter vanaf de insteek van het water wordt beweid gelden de maxima voor de de veebezetting niet. Zowel standbeweiding als omweiden behoren tot de mogelijkheden Bemesting van groene kaden en verheel land Bemesten van groene kaden is met het oog op het bereiken van een goede grasmat niet toegestaan. Bovendien leidt het berijden van de kade tot schade. Dit verbod geldt alleen voor de kade zelf; binnentalud, kruin en buitentalud. Als er sprake is van verheeld land dan wordt het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij toegepast. Hierin is een mestvrije zone, vanaf de insteek van het water, opgenomen van 25 cm Beweiding van zomerkaden De zomerkaden mogen meebeweid worden met de aangrenzende percelen, met zowel schapen als rundvee. Looppaden veroorzaakt door het vee dienen voorkomen te worden. Bovendien dient eventueel ontstane schade hersteld te worden Bemesting van zomerkaden Voor de zomerkaden gelden geen beperkingen voor de bemesting. De kaden mogen bemest worden, mits er geen schade aan de grasmat ontstaat. Daarnaast geldt dat als er niet goed wordt bemest (b.v. overbemesting) er een mestbeperking (80 kg N/ha/jaar) of een totaal bemestingsverbod wordt opgelegd. dat bij een overbemesting een beperking van 80 kg N/ha/jaar wordt opgelegd of een totaal bemestingsverbod. Eventueel ontstane schade dient hersteld te worden Secundaire keringen in eigendom van het waterschap Door het waterschap wordt gestreefd naar gedifferentieerd beheer van de bij het waterschap in eigendom zijnde dijkhellingen. De nadruk ligt hierbij op natuurtechnisch beheer. Natuurtechnisch beheer kan zowel in de vorm van maaien met afvoer van het maaisel als beweiden worden uitgevoerd. De beheersvorm wordt afhankelijk gesteld van de potenties van de betreffende kadestrekking. Dit betekent bijvoorbeeld dat een relatief dure beheervorm als maaien met afvoer van het maaisel niet wordt toegepast indien onvoldoende potenties voor de ontwikkeling van een waardevolle vegetatie aanwezig zijn. In deze gevallen wordt natuurtechnisch beweidingsbeheer toegepast. De potenties worden vooral bepaald door de samenstelling van de ondergrond en de abiotische factoren. Vanwege de beperkte gebruiksmogelijkheden en de veiligheidsrisico s die verkeerd beheer met zich meebrengt is het waterschap bereid het eigendom van de groene secundaire keringen met een grote kerende hoogte te verwerven tegen een op de agrarische gebruiksmogelijkheden aangepaste prijs. 29

31 Het waterschap kan kaden die bij haar in eigendom zijn in gebruik uitgeven aan particulieren. Hierbij zal op die delen die gelegen zijn in de PEHS of die een andere natuurfunctie hebben in principe alleen natuurtechnisch beweidingsbeheer, of maaien met afvoeren van het maaisel worden toegestaan. Het waterschap beoogt hiermee een bijdrage te leveren aan de inrichting van de PEHS en aan het versterken van de natuurfunctie. Het waterschap past geen chemische onkruidbestrijding toe op de bij haar in eigendom zijnde strekkingen. Op die delen die bij derden in gebruik worden gegeven wordt in de gebruiksovereenkomst opgenomen worden dat chemische onkruidbestrijding niet is toegestaan. 30

32 8 GEVOLGEN VOOR HET HUIDIGE BEHEER 8.1 PRIMAIRE WATERKERINGEN Mede in het kader van de toetsing van de veiligheid is in 1995 en 1999 een vegetatiekundig onderzoek verricht op de taluds van de primaire waterkeringen. Hierbij is ook gekeken naar het toegepaste beheer op de taluds. Beweiden blijkt de meest voorkomende beheersvorm te zijn, maar ook maaibeheer komt regelmatig voor. Om een goed beeld te krijgen van de gevolgen van het beleid voor beweiding (Beleidsplan Waterkeringen) is het huidige beheer, op zowel het binnen- als het buitentalud, vergeleken met het gewenste beheer zoals dat wordt omschreven in deze toelichting op het Beleidsplan Waterkeringen Buitentalud Beweiding van de buitentaluds is uitsluitend mogelijk met schapen en dit beweiden is alleen mogelijk in de vorm van meeweiden met de aangrenzende percelen. Dit laatste is omdat bij het beweiden van alleen de dijkhellingen gemakkelijk paadjes en andere beschadigingen ontstaan. Beheersvormen die niet geschikt zijn voor op het buitentalud van de primaire keringen zijn het beweiden met runderen of paarden of het toepassen van gazonbeheer. Van het totale oppervlakte buitentalud bestaat momenteel 35% (42 ha) uit deze beheersvormen. De percelen waarop nu meebeweiding met schapen en een goed maaibeheer wordt toegepast beslaan 35% (42 ha) van de totale oppervlakte. Op de overige percelen vinden combinaties van de in deze paragraaf genoemde beheersvormen plaats en beheersvormen die vanuit het Beleidsplan Waterkeringen niet wenselijk zijn Binnentalud Op de binnentaluds die flauwer zijn dan 1:2,5 heeft de eigenaar/gebruiker de keus om schapen, dan wel rundvee in te scharen. Beweiding met andere dieren waaronder paarden en pony s is vanwege de grote kans op beschadiging van de vegetatie en het talud verboden. Op de taluds die steiler zijn dan of gelijk aan 1:2,5 is agrarisch beheer in de vorm van beweiding uitsluitend mogelijk met schapen. Beweiding met rundvee is alleen mogelijk met een vergunning. Volgens een grove schatting is ongeveer 75% van de binnentaluds gelijk aan 1:2,5 waarvan een klein gedeelte steiler is dan 1:2,5. Op 6% van de totale oppervlakte van het binnentalud wordt momenteel beweiding met paarden en gazonbeheer toegepast. Dit zijn de beheersvormen die niet geschikt om een goede erosiebestendige grasmat te creëren. Meeweiden met schapen of runderen of een goed maaibeheer vindt plaats op 70% van de totale oppervlakte van binnentaluds. 8.2 SECUNDAIRE WATERKERINGEN Voor de secundaire waterkeringen is geen specifiek onderzoek geweest naar het huidige beheer op deze keringen. Wel is er binnen het waterschap een globaal beeld aanwezig van wat er qua beheersvormen afspeelt op de secundaire waterkeringen. Op de keringen verschilt het meestal per jaar of het aanwezige gras wordt gemaaid of beweid. Beweiding vindt vooral plaats met schapen. Als er met koeien wordt beweid plaats de eigenaar in de meeste gevallen een afrastering, zodat de koeien niet op de taluds van de kade kunnen komen. De totale gevolgen kunnen niet globaal in percentages worden uitgedrukt, omdat niet precies bekend is welke beheersvorm nu waar wordt toegepast op de secundaire keringen. 31

33 9 LITERATUUR Fliervoet, L.M., 1992: Aanleg en beheer van grasland op rivierdijken. Unie van Waterschappen, s-gravenhage. Heidemij Advies, 1994: Erosie onderzoek buitentaluds van dijken. Heidemij Advies, rapport 632/EA/G567/50251, Deventer. Heidemij Advies, 1996: Beleidsnotitie dijkbekledingen. In opdracht van het Polderdistrict Betuwe. Kruse, G.A.M., 1988: Onderzoek naar het beoordelen van de geschiktheid van kleigrond voor bekleding van dijken met grasbedekking. Grondmechanica Delft, rapport CO /14, Delft. Kruse, G.A.M., 1993: Opbouw en erosie van graszode op dijken. Grondmechanica Delft, rapport CO /18, Delft. Meerendonk, E. van, 1984: Erosiebestendigheid van gras op kleitaluds. Waterloopkundig Laboratorium, verslag M1930, Delft. Sykora, K.V. en C.I.J.M. Liebrand, 1987: Natuurtechnische en civieltechnische aspecten van rivierdijkvegetaties. Landbouw Universiteit, vakgroep TON, Wageningen. TAW, 1981: Aanleg, beheer en onderhoud van de grasmat op rivierdijken. Rapport no.1 van subwerkgroep 9A, TAW, s-gravenhage. TAW, 1999: Grasmat als dijkbekleding. TAW, Delft. TAW, 1989: Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken, deel 2 benedenrivierengebied. TAW, Delft. TAW, 1994: Water tegen de dijk, De toestand van de rivierdijken tijdens het hoogwater van TAW, Delft. TAW, 1995: Druk op de dijken 1995, De toestand van de rivierdijken tijdens het hoogwater van januari/februari TAW, Delft. TAW, 1996: Eisen klei voor dijken. TAW, technisch rapport, Delft. Verheij, H.J., D.C. Meijer, G.A.M. Kruse, G.M. Smith en M. Vesseur, 1995: Onderzoek naar de sterkte van graszoden van rivierdijken. Waterloopkundig Laboratorium, rapport Q1878, Delft. Waterloopkundig Laboratorium, 1996: Erosiebestendigheid van grasland als dijkbekleding. Samenvattend rapport van 5 jaar onderzoek. Wolffenbuttel, Th., 1989: Laboratoriumproeven erosie en afslag van grastaluds. Technische Universiteit, Faculteit der Civiele Techniek, afstudeerverslag, Delft. Zee, FF. van der, 1992: Botanische samenstelling, oecologie en erosiebestendigheid van rivierdijkvegetaties. Landbouw Universiteit, Vakgroep TON, rapport, Wageningen. 32

34 BIJLAGE 1: INHOUD OUDE KEUREN Voormalig waterschap Kromme Rijn De Keur van het voormalig waterschap Kromme Rijn vermeldt de volgende bepalingen: artikel 12 het is verboden percelen, grenzende aan de dijkglooiingen en/of kwelkaden te gebruiken voor beweiding anders zoals omschreven in artikel 13, tenzij die percelen door een deugdelijke veekering van de bedoelde glooiingen en/of kwelkaden zijn afgescheiden. artikel 13 het is verboden op de dijkglooiingen van de dijk en op de wegbermen: a gedurende de periode 1 oktober 1 mei vee te weiden of te laten lopen; b gedurende de periode 1 mei 1 oktober vee te weiden behoudens schapen en rundvee. artikel 14 het is verboden de wegbermen en de dijkglooiingen te gebruiken voor het storten c.q. deponeren van drijfmest anders dan voor normale (zulks uitsluitend ter beoordeling van het bestuur) bemesting van die glooiingen. In deze keur werd geen onderscheid gemaakt in primaire en secundaire waterkeringen. Voormalig waterschap Lopikerwaard Het waterschap Lopikerwaard had geen eigen keur maar werkte met de keuren van de waterschappen waaruit het waterschap was ontstaan. Dit betekent dat de bepalingen ten aanzien van het gebruik van de waterkering staan vermeld in de Keur van het voormalig Hoogheemraadschap van den Lekdijk benedendams en van den IJsseldam. Deze Keur vermeldt de volgende bepalingen: artikel 11 Het is verboden: d. den dijk te beweiden of te hooien daar, waar het college van dijkgraaf en hoogheemraden dit heeft verboden; e. op den dijk ongeringde varkens te laten lopen; f. op de onbeheinde gedeelten van den dijk vee, paarden of varkens te laten grazen of weiden, anders dan onder toezicht van een daartoe geschikt persoon niet beneden den leeftijd van 12 jaren; In deze keur werd geen onderscheid gemaakt in primaire en secundaire waterkeringen.

35 Voormalig Groot-Waterschap van Woerden In de Keur van het Voormalig Groot-Waterschap van Woerden staat het volgende vermeld inzake agrarisch medegebruik van de waterkeringen: artikel 20 Het is betreffende de waterkerende ring en de boezemkaden verboden: 8. deze te beweiden met paarden, varkens, vee, pluimvee of andere dieren, deze hierop vast te zetten, te houden, te laten lopen, of over en langs te drijven, anders dan over openbare wegen, in de zin van de Wegenwet, of andere rijbanen en verhardingen welke met vergunning aanwezig zijn; 19. hierover met voertuigen of anderszins te rijden of daarover vee te vervoeren, behoudens over de rijbanen en varhardingen van de daarop gelegen openbare wegen in de zin van de Wegenwet en over niet-openbare wegen waarop het recht van overpad berust van de daarlangs gelegen landerijen, in welk geval geen loslopend vee over de kade mag worden vervoerd; 22. hooibergen, stro, riet, biezen, land- en tuinbouwproducten, veevoeder, mest, zand, puin, afval, of andere stoffen of enigerlei voorwerpen hierop te plaatsen, te storten of te hebben; Begripsbepaling De waterkeringen werden in de keur van het Groot-Waterschap van Woerden onderverdeeld in: - De waterkerende ring; - Boezemkaden; - Kaden. Deze drie onderdelen kunnen als volgt worden gedefinieerd. De waterkerende ring Hieronder worden die kaden verstaan die het gebied van het Groot-Waterschap tegen beschermen tegen water van buiten. Dit zijn de kaden die de grens vormen van het beheergebied van het waterschap. Boezemkaden Hieronder worden die waterkeringen verstaan die de achterliggende gronden en wateren beschermen tegen het water van de boezem. Kaden Hieronder worden alle overige waterkeringen verstaan die de begrenzing van peilgebieden vormen. Deze keringen vallen buiten de reikwijdte van deze nota.

36 Voormalig waterschap Leidse Rijn In de Keur van het voormalig waterschap Leidse Rijn staat het volgende vermeld inzake agrarisch medegebruik van de waterkeringen: artikel 7 het is verboden: a) Ten aanzien van de buitenwaterkeringen met inbegrip van een strook grond ter breedte van 15 meter gemeten vanuit de binnen- en buitenteen of tot de naastliggende watergang voor zover deze geheel of gedeeltelijk binnen de genoemde afstand is gelegen, om: 1. deze anders dan door schapen te beweiden of daarover paarden of vee te drijven; 2. daarop pluimvee, knaag- en of pelsdieren te laten lopen; 3. deze te berijden of daarover paarden of vee aan een touw e.d. te geleiden, tenzij over een verhard wegdek, indien de buitenwaterkering daarvan is voorzien; Begripsbepaling Het waterschap Leidse Rijn kende een onderverdeling in binnen en buitenwaterkeringen. Met de buitenwaterkeringen werden de primaire waterkeringen, de zomerkaden en de boezemkaden bedoeld. De binnenwaterkeringen worden gevormd door de polderkaden. Dit zijn kaden die de begrenzing van peilgebieden vormen. De binnenwaterkeringen vallen buiten de reikwijdte van deze nota.

37 BIJLAGE 2: TOETSING VAN DE GRASMAT 9.1 INLEIDING De Wet op de Waterkering schrijft een vijfjaarlijkse toetsing voor, waarin de per dijkringgebied aanwezige veiligheid tegen overstroming wordt getoetst aan de norm, die in de wet is vastgelegd. In een dijkringgebied geldt overal dezelfde norm. De beheerder voert één per vijf jaar de toetsing uit. Daarbij gaat hij in op de technische kwalitatieve aspecten van de keringen. Op verzoek van de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) een leidraad opgesteld; de Leidraad Toetsen op Veiligheid. In deze leidraad is opgenomen hoe een grasmat getest dient te worden en aan welke eisen deze grasmat moet voldoen. 9.2 DE BEOORDELING De beoordeling bestaat uit het vergelijken van belasting en sterkte. Bij de karakterisering van de sterkte is voornamelijk de kwaliteit van de graszode van belang. Bij het vaststellen van de kwaliteit van de graszode wordt in eerste instantie het beheertype beoordeeld. Is het beheertype niet duidelijk of verwacht de beheerder een afwijkende kwaliteit van de grasbekleding, dan kan op de volgende wijze de kwaliteit van de grasmat worden vastgesteld; 1. Eerst wordt via de soortensamenstelling van de grasmat het vegetatietype bepaald. Gezien de sterke koppeling tussen vegetatie en beheer kan aan de hand van de soortensamenstelling het gevoerde type beheer worden bepaald met een eerste schatting van de kwaliteit van de graszode. Zie voor meer informatie hierover de Leidraad Toetsen op Veiligheid; katern 8, hfst Aan de hand van het vegetatietype kan vervolgens de bedekkingsgraad worden beoordeeld. In het algemeen geldt dat een bedekkingsgraad van 70% of meer duidt op een matige tot goede grasmat. (Hierbij wordt ook gelet op erosieplekken, schapenpaadjes, etc.) 3. Wanneer blijkt dat de bedekkingsgraad slecht tot matig is, kan worden vervolgd met het beoordelen van de doorworteling. In de leidraad staat beschreven hoe de worteldichtheid gemeten kan worden. In de hieronder staande figuur staat de kwaliteitsscore van de graszode weergegeven als functie van de doorworteling.

Beleidsnota Dijkgraslanden Primaire waterkeringen

Beleidsnota Dijkgraslanden Primaire waterkeringen waterschap Goeree-Overflakkee Beleidsnota Dijkgraslanden Primaire waterkeringen (versie 0.4b, 20 december 2001) Samenvatting Aanleiding voor het opstellen van een beleidsnota dijkgrasland primaire waterkeringen

Nadere informatie

38 Afrasteringen bij een waterkering

38 Afrasteringen bij een waterkering 38 Afrasteringen bij een waterkering 38.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het plaatsen en verwijderen van afrasteringen (paaltjes met schapengaas of paaltjes met draden ertussen) centraal. Het plaatsen

Nadere informatie

16 Beweiding 16.1 Inleiding

16 Beweiding 16.1 Inleiding 16 Beweiding 16.1 Inleiding Veel percelen langs watergangen en waterkeringen worden gebruikt voor het houden van vee. Soms kleinschalig, bijvoorbeeld voor het hobbymatig houden van enkele schapen of ander

Nadere informatie

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering

26 Aanbrengen van grond bij een waterkering 26 Aanbrengen van grond bij een waterkering 26.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het aanbrengen van grond bij waterkeringen centraal. Onder deze handeling wordt verstaan: - opvullen van gaten en kuilen;

Nadere informatie

Inspectie waterkeringen

Inspectie waterkeringen Inspectie waterkeringen Bloemrijke dijken in praktijk van (bestuurlijke) Droom naar praktijk op de Dijk Peter Boone, Waterschap Vallei en Veluwe Beeldend Bloemrijke Dijken... goed voor ecologie, recreatie

Nadere informatie

BELEIDSNOTITIE SCHOUW KERINGEN

BELEIDSNOTITIE SCHOUW KERINGEN BELEIDSNOTITIE SCHOUW KERINGEN Inleiding Het schouwen of inspecteren van de regionale en overige keringen werd min of meer meegenomen in de schouw van de oppervlaktewateren. De aandacht werd daarbij echter

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M.

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M. V E R G A D E R D A T U M S E C T O R / A F D E L I N G 26 februari 2013 SWS/PWB S T U K D A T U M N A A M S T E L L E R 5 februari 2013 mw. M. Wolfs ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT ONDERWERP 15 Ecologisch

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 is het basis-natuurgrasland. Het kan overal voorkomen op alle grondsoorten en bij alle grondwaterstanden, maar ziet er dan wel steeds anders uit.

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Inventarisatie van de erosiebestendigheid op mosrijke dijkvakken in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.

Inventarisatie van de erosiebestendigheid op mosrijke dijkvakken in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Inventarisatie van de erosiebestendigheid op mosrijke dijkvakken in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. In opdracht van Waterschap Rivierenland (Voorheen Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584 Watervergunning Voor het hebben van een tijdelijke gedeeltelijke verondieping in een tertiair oppervlaktewaterlichaam (=natuursloot) op de locatie achter Meije 89 te Bodegraven Datum 29 augustus 2017 Zaaknummer

Nadere informatie

Grasbekleding: een onderwerp met diepe wortels

Grasbekleding: een onderwerp met diepe wortels Grasbekleding: een onderwerp met diepe wortels Astrid Labrujere (RWS) en Jaap Bronsveld (WSRL) Kennisdag Inspectie Waterkeringen Arnhem, 19 maart 2015 Inhoud Workshop Introductie Vooruitblik toetsing 207

Nadere informatie

Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer

Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer Onlangs hebt u een nieuwsbrief ontvangen met informatie over de projecten op de Kampereilanden om de waterveiligheid te verbeteren.

Nadere informatie

Reactienota Ontwerp projectplan Waterwet versterking Regionale kering buitenpolders Kampereiland. 28 augustus

Reactienota Ontwerp projectplan Waterwet versterking Regionale kering buitenpolders Kampereiland. 28 augustus Bijlage 2 bij agendapunt 4B: Projectplan Waterwet versterking regionale waterkering langs buitenpolders Kampereiland. Algemeen bestuursvergadering Waterschap Drents Overijsselse Delta d.d. 18 september

Nadere informatie

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering

5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering 5.19 Bouwwerken in de kern- en beschermingszone van een waterkering Kader Keur Deze beleidsregel gaat over keurartikel 3.1 eerste lid onder b: Zonder vergunning van het bestuur is het verboden gebruik

Nadere informatie

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht Nederland ligt voor een groot deel onder de zeespiegel. Op sommige plekken in Rijnland tot wel zes meter. Dankzij waterkeringen, zoals dijken, sluizen, stuwen en stormvloedkeringen,

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017.

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017. Watervergunning Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht Datum 16 juni 2017 Zaaknummer 13429 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T (030) 634 57 00 post@hdsr.nl

Nadere informatie

Beleidsregels waterkeringen Waterschap Rijn en IJssel

Beleidsregels waterkeringen Waterschap Rijn en IJssel Beleidsregels waterkeringen Waterschap Rijn en IJssel Algemene inleiding Waterkeringen hebben de functie het achterland te beschermen tegen overstroming en vervullen daarmee vaak een regionale of zelfs

Nadere informatie

Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen informatie over grasmatten

Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen informatie over grasmatten Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen informatie over grasmatten Inleiding Waterschap Brabantse Delta bewaakt en onderhoudt sloten, oevers en dijken ter voorkoming van wateroverlast

Nadere informatie

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost De laatste jaren heeft de provincie in Groot Mijdrecht Noord-Oost gronden aangekocht voor de ontwikkeling van natuur. Natuurmonumenten

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

De aanvraag is namens Groningen Seaports ingediend door Heuvelman Ibis B.V. te Delfzijl.

De aanvraag is namens Groningen Seaports ingediend door Heuvelman Ibis B.V. te Delfzijl. WATERVERGUNNING OP BASIS VAN DE KEUR 1. Aanhef Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s heeft op 13 februari 2015 een aanvraag ontvangen van Groningen Seaports, Postbus 20004, 9930 PA te

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

In het vergunningenspoor worden de volgende toetsingscriteria gebruikt.

In het vergunningenspoor worden de volgende toetsingscriteria gebruikt. Beleidsregels onderhoudsstroken langs a-wateren 1. Inleiding Het beheer en onderhoud van a-wateren is een belangrijke taak van het waterschap. Door de toenemende gronddruk in het beheergebied wordt op

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen

22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen Algemene regel 22 22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen Een algemene regel vervangt de vergunningplicht voor bepaalde activiteiten of werken die in de Keur

Nadere informatie

TR-13 GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING. echnische. m\ dviescommissie voor de. aterkeringen

TR-13 GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING. echnische. m\ dviescommissie voor de. aterkeringen TR-13 GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING echnische m\ dviescommissie voor de aterkeringen GRASMAT ALS DIJKBEKLEDING februari 1999 ij] echnische R\ dviescommissie voor de aterkeringen Colofon Uitgever Tekst Foto's

Nadere informatie

Paardengras versus koeiengras

Paardengras versus koeiengras Paardengras versus koeiengras Stichting De Paardenkamp Soest 6 december 2016 Mark Jan Vink Waarom dit onderwerp? Omdat in de dagelijkse praktijk blijkt dat veel paarden worden gehouden op koeiengras Dat

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Watervergunning Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Datum 4 juli 2017 Zaaknummer 13832 Poldermolen 2 Postbus

Nadere informatie

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017 Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017 11 Rietzoom en klein rietperceel Met een rietzoom kunnen verbindingen worden gelegd tussen (beheerde) elementen of percelen. Tevens kan

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop

Watervergunning. Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop Watervergunning Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop Datum 14 juli 2017 Zaaknummer 13919 Poldermolen 2 Postbus 550 3990

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866 Watervergunning Voor het slopen van een woning en het afdekken van de fundering met grond bij een waterkering op de locatie bij Provincialeweg Oost 29 in Haastrecht Datum 17 oktober 2017 Zaaknummer 16866

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

LEIDRAAD TOETSEN OP VEILIGHEID REGIONALE WATERKERINGEN

LEIDRAAD TOETSEN OP VEILIGHEID REGIONALE WATERKERINGEN LEIDRAAD TOETSEN OP VEILIGHEID REGIONALE WATERKERINGEN 2015-15 MODULE E: NIET- WATER KERENDE OBJECTEN COLOFON LEIDRAAD TOETSEN OP VEILIGHEID REGIONALE WATERKERINGEN - MODULE E UITGAVE Stichting Toegepast

Nadere informatie

' I 6300 HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN "DE WILDWALLEN" door. J. Hoogesteger H.J. Drost

' I 6300 HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN DE WILDWALLEN door. J. Hoogesteger H.J. Drost BIBLIOTHEEK RIJKSDII:rJ:jT VOOR oe IJSSECM~~~POLD RS W E R K D O C U M E N T HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN "DE WILDWALLEN" door J. Hoogesteger H.J. Drost 1980-326

Nadere informatie

Legger van de waterkeringen

Legger van de waterkeringen katern: Legger van de waterkeringen Katern: Versie: maart 0 : , katern Inleiding Het leggerkatern maakt deel uit van de legger van de waterstaatswerken van het, leggeronderdeel Boezemwaterkeringen. Deze

Nadere informatie

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S Algemeen Bestuur: 17 september 2003 Beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht geeft aan wat onder beleidsregels

Nadere informatie

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016. SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016. SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2 Bijlage 2. Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 SCAN versie 1.5d 1 december 2015 FAC versie 1.2 14 december 2015 ANLb Opbouw van de beheerpakketten De pakketten zijn opgebouwd

Nadere informatie

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel 3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel Kader Keur Op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en sub a en b is het verboden zonder vergunning van het

Nadere informatie

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS Archimedesweg 1 W.N. van der Heeden postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 063 063 Versie / Oplage: telefax (071) 5 123 916

Nadere informatie

Verslag 3 e Trefdag te Tielrode

Verslag 3 e Trefdag te Tielrode Verslag 3 e Trefdag te Tielrode 3 e Trefdag Dijkinspectie en onderhoud (26 mei 2010 te Tielrode) Dijkinspectie blijft de manier voor het vaststellen van anomalieën die een uiting (kunnen) zijn van faalmechanismen.

Nadere informatie

Legger van de waterkeringen

Legger van de waterkeringen katern: kade waterberging Eendragtspolder Legger van de waterkeringen Katern: Versie: maart 2012 : , katern Inleiding Het leggerkatern maakt deel uit van de legger van de waterstaatswerken van het, leggeronderdeel

Nadere informatie

REGISTRATIENUMMER

REGISTRATIENUMMER Nota van antwoord op ingebrachte zienswijzen op de partiële wijziging Keur, ontwerplegger watergangen landelijk gebied en de ontwerplegger primaire waterkeringen REGISTRATIENUMMER 135369 Inleiding In totaal

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open grasland

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open grasland Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Open grasland 2019 1 Grasland met rustperiode Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]

Nadere informatie

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO Rapportage beheerplan Batendijk (ong.) te Borculo Opdrachtgever Bosch & van Rijn Groenmarktstraat 56 3521 AV Utrecht Rapportnummer 8015.004 Versienummer Status D1

Nadere informatie

Veelgestelde vragen schouw dagelijks onderhoud

Veelgestelde vragen schouw dagelijks onderhoud Veelgestelde vragen schouw dagelijks onderhoud Wat is gewoon onderhoud? Gewoon onderhoud is het jaarlijks verwijderen van een overmaat aan begroeiing, vuil enzovoort dat zich in en direct naast de watergang

Nadere informatie

Toelichting op leggers en beheerregisters primaire waterkering

Toelichting op leggers en beheerregisters primaire waterkering Toelichting op leggers en beheerregisters primaire waterkering Wat zijn primaire waterkeringen? Primaire waterkeringen zijn dijken en kades die het Rivierengebied beschermen tegen het rivierwater van de

Nadere informatie

Pilot Jakobskruiskruid

Pilot Jakobskruiskruid Pilot Jakobskruiskruid Bestrijding van Jakobskruiskruid door middel van aangepast maaibeheer en toepassing van bestrijdingsmiddelen en bemesting 2006-2015 EurECO Nijmegen Pilot Jakobskruiskruid Bestrijding

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 14 september Zaaknummer 16280

Watervergunning. Datum 14 september Zaaknummer 16280 Watervergunning Voor het aanleggen van een steiger bij een primaire watergang en een regionale waterkering op de locatie Jacob Barneveldstraat 99 in Linschoten. Datum 14 september 2017 Zaaknummer 16280

Nadere informatie

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht Nederland ligt voor een groot deel onder de zeespiegel. Op sommige plekken in Rijnland tot wel zes meter. Dankzij waterkeringen, zoals dijken, sluizen, stuwen en stormvloedkeringen,

Nadere informatie

Weidevogelbeheer 2016

Weidevogelbeheer 2016 Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 Versie 1.5, 1 Oktober 2015 (Wijzigingen voorbehouden) 1 Grasland met rustperiode - De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot. - Cumulatie

Nadere informatie

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art.

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art. ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 9 DATUM 21-03-2016 VAN Simone Loohuizen In uiterwaarde 9 is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan, aan de noordkant van de uiterwaarde In tabel 1 is per

Nadere informatie

Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen oplossingen voor een goede grasmat

Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen oplossingen voor een goede grasmat Sloten, oevers en dijken op orde Oplossen Keurovertredingen oplossingen voor een goede grasmat Inleiding Waterschap Brabantse Delta bewaakt en onderhoudt sloten, oevers en dijken ter voorkoming van wateroverlast

Nadere informatie

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD. WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD. In onderstaande werkprotocollen geeft de tabel aan waneer de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In de tabel wordt

Nadere informatie

Onderdeel B. Bijlage 3: Agrarisch natuurbeheer. Onderdeel A: Agrarisch natuurtype en bijbehorend agrarische beheertypen:

Onderdeel B. Bijlage 3: Agrarisch natuurbeheer. Onderdeel A: Agrarisch natuurtype en bijbehorend agrarische beheertypen: Bijlage 3: Agrarisch natuurbeheer Onderdeel A: Agrarisch natuurtype en bijbehorend agrarische beheertypen: Agrarisch natuurtype Agrarisch beheertype A01 Agrarische Faunagebieden A01.03 Ganzenfourageergebied

Nadere informatie

KEUR VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD

KEUR VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD KEUR VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD NOTA VAN BEANTWOORDING zienswijzen die naar aanleiding van de ter inzage legging van 31 augustus t/m 11 oktober 2007 schriftelijk en mondeling naar voren zijn gebracht

Nadere informatie

Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013

Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013 Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013 Inleiding. Met de vaststelling van de Perspectiefnota 2013-2016 (PPN) heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel (TBB 3.6.8 Voorstel 7) om voor het deel

Nadere informatie

Watervergunning. Voor de sloop van een gedeelte van een woonhuis in een zomerdijk aan de Aalswaard 1 in Wijk bij Duurstede. Datum 23 juni 2017

Watervergunning. Voor de sloop van een gedeelte van een woonhuis in een zomerdijk aan de Aalswaard 1 in Wijk bij Duurstede. Datum 23 juni 2017 Watervergunning Voor de sloop van een gedeelte van een woonhuis in een zomerdijk aan de Aalswaard 1 in Wijk bij Duurstede Datum 23 juni 2017 Zaaknummer 12183 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T

Nadere informatie

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2.1 Inleiding Een brug is een verbinding tussen twee percelen, die door een watergang van elkaar worden gescheiden. Een brug vormt een volledige overkluizing

Nadere informatie

U woont langs een dijk die versterkt moet worden. dijkversterking. waar heeft u mee te maken?

U woont langs een dijk die versterkt moet worden. dijkversterking. waar heeft u mee te maken? U woont langs een dijk die versterkt moet worden dijkversterking waar heeft u mee te maken? Binnendijks of buitendijks? U woont binnendijks wanneer uw woning door een dijk wordt beschermd tegen het water

Nadere informatie

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen agendapunt 6 ENW-T-11-13 Aan: ENW-Techniek Van: H. van Hemert - STOWA Betreft: Waarnemingen Hoogwater2011 Datum: 11 maart 2011 Projectnummer: 474.020 Kenmerk: 20110xxx Situatie Naar aanleiding van enkele

Nadere informatie

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding 15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding Kabels en leidingen worden voor een grote verscheidenheid aan toepassingen aangelegd. Denk onder andere aan: elektriciteitskabels, gasleidingen, drinkwaterleidingen,

Nadere informatie

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018 De vergunninghouder Datum 25 juli 2018 Kenmerk DMS2018-0030860 Zaaknummer WN2018-004141 Watervergunning voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Uw kenmerk/projectcode:

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Natte dooradering 9 Poel en klein historisch water Poelen zijn natuurlijke of gegraven laagtes, gemaakt om over water voor vee te kunnen beschikken.

Nadere informatie

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Kaarten Waterbelangen DM: 303052 1 Wateropgaven 2015 / 2027 Kaart 1. Gebieden met een WB21 wateropgave In 2005 is een studie wateropgave uitgevoerd (conform

Nadere informatie

Nummer 2013.0052 Sittard, 30 augustus 2013

Nummer 2013.0052 Sittard, 30 augustus 2013 BESLUIT INGEVOLGE DE WATERWET Nummer 2013.0052 Sittard, 30 augustus 2013 1 Onderwerp Toepassen van artikel 4.7, lid 1 van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas met betrekking tot het vrijstellen

Nadere informatie

5.18 Bouwwerken in en op een waterkering en bijbehorende beschermingszone

5.18 Bouwwerken in en op een waterkering en bijbehorende beschermingszone 5.18 Bouwwerken in en op een waterkering en bijbehorende beschermingszone Wijziging beleidsregel: Zaaknr. Datum vastgesteld: omschrijving wijziging: Kader Keur Deze beleidsregel gaat over keurartikel 3.2

Nadere informatie

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert Onderbouwing grondgebonden karakter Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Onderbouwing grondgebonden karakter rundveehouderij Esdonk 8 - Gemert 1 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Locatie 4 3 Beschrijving van de inrichting

Nadere informatie

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting In deze bijlage zijn voorbeeld planregels met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie opgenomen voor nieuwe bestemmingsplannen in de gemeente

Nadere informatie

Errata Vuistregels voor beheerdersoordeel bij de toetsing van Niet-Waterkerende Objecten (NWO s)

Errata Vuistregels voor beheerdersoordeel bij de toetsing van Niet-Waterkerende Objecten (NWO s) Errata Vuistregels voor beheerdersoordeel bij de toetsing van Niet-Waterkerende Objecten (NWO s) Nr. Waar Pagina Onderdeel Opmerking 1 Algemeen Titel Toepassingsgebied is Dijken en dammen, waarmee titel

Nadere informatie

Keywords GEBU, kwaliteit grasmat. Contactpersoon Marit Zethof

Keywords GEBU, kwaliteit grasmat. Contactpersoon Marit Zethof Keywords GEBU, kwaliteit grasmat Contactpersoon Marit Zethof Type voorbeeld Het voorbeeld heeft betrekking op het beoordelingsspoor Grasbekleding erosie buitentalud (GEBU) met focus op het kwalificeren

Nadere informatie

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 22 Venlo ONZE REFERENTIE 078791243 0.7 DATUM 07-04-2016 VAN Wouter Nijhof In uiterwaarde 22 Venlo is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan In de tabel

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede WATERVERGUNNING Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede Datum 28 november 2017 Zaaknummer 19098 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 BESLUIT...3

Nadere informatie

Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s

Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s 1. Aanhef Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s heeft op 16 maart 2015 een aanvraag ontvangen van de Provincie Drenthe, Postbus 122 te ASSEN,

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Open akkerland 15 Wintervoedselakker Beschrijving Wintervoedselakkers zijn belangrijk voor in Nederland overwinterende vogels. Niet geoogste zaden

Nadere informatie

Gemeente Amstelveen. Watervergunning

Gemeente Amstelveen. Watervergunning Gemeente Amstelveen Datum 6 september 2018 Kenmerk DMS2018-0034646 Zaaknummer WN2018-005680 Watervergunning voor het graven van een sleuf voor reparatie van de vrijvervalriolering op de locatie Herenweg

Nadere informatie

23 Beplanting op de waterkering

23 Beplanting op de waterkering 23 Beplanting op de waterkering 23.1 Inleiding Dit hoofdstuk heeft betrekking op het aanbrengen van nieuwe beplanting in de kern- en beschermingszone van een waterkering en het hebben van bestaande beplanting.

Nadere informatie

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Water

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Water Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Water 2019 13 Botanisch waardevol grasland Categorie Water Tot in de vijftiger jaren waren veel graslanden rijk aan (bloeiende) kruiden en grassen.

Nadere informatie

Ecologisch bermbeheer

Ecologisch bermbeheer Ecologisch bermbeheer Bermbeheer -Onderhoud bomen en struiken snoeien, scheren, afzetten -Onderhoud grassen en kruidachtig gewas maaien, grazen -Onderhoud bodem plaggen, herstel na werkzaamheden ondergronds

Nadere informatie

Bijlage A. Begrippenlijst

Bijlage A. Begrippenlijst Bijlage A. Begrippenlijst Begrippenlijst dijkverbeteringsplan Aanleghoogte Kruinhoogte van de dijk onmiddellijk na het gereedkomen ervan. Beheer Berm Beroep Beschoeiing Binnendijks Binnentalud Boezem Boezempeil

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018 Watervergunning Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten Datum 16 januari 2018 Zaaknummer 21634 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst Onkruidbestrijding in weiland in nazomer en herfst Inhoud Veel en goed ruwvoer Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Onkruidbestrijding in nazomer en najaar Middelen voor onkruidbestrijding

Nadere informatie

MEMO. Ecoloog: Michiel Schaap ( ) Dijkbeheerder: Ruud de Vries ( ) en Rens Huuskes ( )

MEMO. Ecoloog: Michiel Schaap ( ) Dijkbeheerder: Ruud de Vries ( ) en Rens Huuskes ( ) MEMO Aan : Organisatieonderdeel : Waterkering; K&A; Communicatie Van : Kennis en Advies Organisatieonderdeel : Michiel Schaap Datum : 14-09-2016 Onderwerp : Proef bestrijding Japanse duizendknoop Projectnummer

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570 Watervergunning Voor het dempen, graven en verbreden van (een) watergang(en) en het aanleggen van plasbermen op de locatie bij Heeswijk 120 in Montfoort Datum 27 september 2017 Zaaknummer 16570 Poldermolen

Nadere informatie

Stroomdalgraslanden in Nederland

Stroomdalgraslanden in Nederland Stroomdalgraslanden in Nederland Ontwikkeling en beheer in de Vreugderijkerwaard Veldwerkplaats rivierenlandschap Vreugderijkerwaard, 16 mei 2008 Inleiders: Karlè Sýkora (Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep

Nadere informatie

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap Veldwerkplaats: l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische fauna in poldergebieden 02 juli 2009 Rudi Terlouw, Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap KRIMPENERWAARD Veenweidepolder van

Nadere informatie

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix Opzet Streefbeelden Graslanden Wat is de doelstelling; Wat willen we er mee? Hooilanden Fasen van ontwikkeling Botanisch waardevolle graslanden De dominantfase als bottleneck Doelstelling bloemrijk: verschralen

Nadere informatie

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen

2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2.1 Inleiding Een brug is een verbinding tussen twee percelen, die door een watergang van elkaar worden gescheiden. Een brug vormt een volledige overkluizing

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

De aanvraag is namens de Gemeente Groningen - Stadsbeheer ingediend door de Provincie Groningen te Groningen.

De aanvraag is namens de Gemeente Groningen - Stadsbeheer ingediend door de Provincie Groningen te Groningen. WATERVERGUNNING OP BASIS VAN DE KEUR 1. Aanhef Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s heeft op 17 november 2017 een aanvraag watervergunning ontvangen van Gemeente Groningen - Stadsbeheer,

Nadere informatie

Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties

Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties 1. Inleiding De collectieven hebben besloten zoveel mogelijk een lijn te hanteren voor het herstel en sanctieprotocol te hanteren

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Voor het leggen van een lagedrukgasleiding bij een waterkering op de locatie Zandweg 213a in De Meern. Datum 28 maart 2018

WATERVERGUNNING. Voor het leggen van een lagedrukgasleiding bij een waterkering op de locatie Zandweg 213a in De Meern. Datum 28 maart 2018 WATERVERGUNNING Voor het leggen van een lagedrukgasleiding bij een waterkering op de locatie Zandweg 213a in De Meern Datum 28 maart 2018 Zaaknummer 24339 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 BESLUIT...3 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor de Grecht DSPDF_1CB_31313139393036373432.doc Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling vakgroep Ruimtelijke ordening Mei 2013 Gemeente Woerden,

Nadere informatie

Watervergunning. Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik.

Watervergunning. Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik. Watervergunning Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik Datum 2 mei 2017 Zaaknummer 11413 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten

Nadere informatie

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding 15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding Kabels en leidingen worden voor een grote verscheidenheid aan toepassingen aangelegd. Denk onder andere aan: elektriciteitskabels, gasleidingen, drinkwaterleidingen,

Nadere informatie

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016)

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid Westelijk van de veerdam is 2,3 km betonblokkenbekleding in de teen van de dijk afgetoetst

Nadere informatie

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s;

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s; ALGEMENE REGELS VOOR HET KRUISEN VAN WATERKERINGSVRIJE OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN BIJBEHORENDE DUIKERS, ONDERHOUDSPADEN EN BESCHERMINGSZONES MET KABELS EN LEIDINGEN Het dagelijks bestuur van het waterschap

Nadere informatie