PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Hoofdproductschap Akkerbouw 2 Productschap Zuivel 4

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 4 juli 2003 num mer 43 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2 BEDRIJFSLICHAMEN 2 Hoofdproductschap Akkerbouw 2 Productschap Zuivel 4 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 8 Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA 38) 8 Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten (GZP 16 en 17) 9 Productschap Dranken (PD 11) 13 Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (PGD 1) 15 Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO 2 en 3) 16 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 31) 22 Productschap Vee en Vlees (PVV 29) 28 Productschap Zuivel (PZ 18) 61

2 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Verordeningen en besluiten De Bestuurskamer heeft op 26 juni 2003 ingestemd met de jaarrekening 2001 van het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken en met de jaarrekening 2002 van het Produktschap voor Zuivel BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw Openbare kennisgeving Gelet op artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificering, maakt het Hoofdproductschap Akkerbouw de navolgende publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, nr. C 144 van 20juni 2003, bekend. ledere natuurlijke of rechtspersoon die kan aantonen een wettig economisch belang te hebben in verband met de door de Commissie voorgenomen registratie van het betreffende productdossier, kan tot uiterlijk 4 november 2003 zijn bedenkingen daartegen kenbaar maken door middel van toezending van een gemotiveerde verklaring aan het Hoofdproductschap Akkerbouw, secretariaat AGOS, Postbus 29739, 2502 LS Den Haag. Bekendmaking van een verzoek om wijziging op grond van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van één of meer elementen van het productdossier van een op grond van artikel 17 of artikel 6 van die verordening geregistreerde benaming (2003/C 144/02) Naar aanleiding van deze bekendmaking kan bezwaar worden aangetekend op grond van artikel 7 of artikel 12 quinquies van de genoemde verordening. Elk bezwaar tegen dit verzoek moet binnen zes maanden na deze bekendmaking worden ingediend via de bevoegde autoriteit van een lidstaat, van een staat die lid van de WTO is, of van een overeenkomstig artikel 12, lid 3, erkend derde land. Het gaat om een niet geringe wijziging, die derhalve op grond van artikel 6, lid 2, van de verordening moet worden bekendgemaakt. VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAAD VERZOEK OM WIJZIGING VAN EEN PRODUCTDOSSIER: ARTIKEL 9 1. Geregistreerde benaming: Nocciola del Piemonte" 2. Bevoegde dienst van de lidstaat Naam: Adres: Ministère delle Politiche agricole e forestali Via XX Settembre n Roma Tel. (39-06) Fax (39-06)

3 3. Gevraagde wijziging/gevraagde wijzigingen betrokken deel van het productdossier: [3 naam (H) beschrijving D geografisch gebied D bewijs van oorsprong [3 werkwijze voor het verkrijgen van het product D verband [3 etikettering [3 nationale eisen wijzigingen: Naam: Voorgesteld wordt de naam die is geregistreerd als IGP Nocciola del Piemonte" te vervangen door Nocciola del Piemonte" of Nocciola Piemonte". Beschrijving De beschermde geografische aanduiding Nocciola del Piemonte" of Nocciola Piemonte" mag alleen worden gebruikt voor hazelnoten met of zonder schaal en gedeeltelijk verwerkte noten. Ook wordt bepaald dat de betrokken BGA ook kan worden gebruikt in de omschrijving, aanbieding en reclame van levensmiddelen waarin de Nocciola del Piemonte" of Nocciola Piemonte" als enige van soortgelijke producten aanwezig is onder de kenmerkende ingrediënten en daardoor de kwaliteit verhoogt. De beschrijving van het productiegebied, waarvan de afbakening weliswaar ongewijzigd blijft, wordt alleen gewijzigd wegens de erkenning van de nieuwe provincie Biella, waardoor de opsomming van de gemeenten voor de betrokken provincies moet worden aangepast. Werkwijze voor het verkrijgen van het product De plantdichtheid wordt op struiken per hectare gebracht (van ), en een hogere dichtheid van maximaal 500 struiken per hectare is alleen toegestaan voor aanplantingen die zijn aangelegd vóór de inwerkingtreding van het erkenningsdecreet van De bepaling dat de regio Piemonte jaarlijks de gemiddelde productie per hectare en de datum voor het begin van de oogst moet vastleggen, rekening houdende met het seizoenverloop, wordt geschrapt. Er wordt bepaald dat de hazelnootaanplantingen moeten worden ingeschreven in een speciaal register dat door de erkende controle-instantie wordt bijgehouden, in plaats van in het door de voor de betrokken productiegebieden bevoegde handelskamers bijgehouden register. Het is toegestaan het product in de schaal los te verkopen, maar alleen in de eerste fase van de afzet, bij de verkoop tussen de teler en de eerste koper, die de noten verwerkt en/of verpakt. De werkwijze voor het verwijderen van de schaal, de bewerking en de definitieve verwerking (in een voor menselijke consumptie geschikte vorm) en ook de integratie ervan in productiecycli die de waarde ervan verhogen, worden beter omschreven. Bovendien mag het product slechts worden verkocht indien het vooraf is verpakt of indien het wordt verpakt bij de verkoop. Etikettering De in de etikettering te vermelden aanduidingen worden beter omschreven, alsook enkele voorwaarden in verband met de etikettering waardoor de traceerbaarheid wordt verbeterd. Met name wordt bepaald welke aanduidingen op het etiket moeten worden vermeld voor verwerkte producten die als exclusieve ingrediënt Nocciola del Piemonte" of Nocciola Piemonte" bevatten. De verplichting wordt ingevoerd om op het etiket het oogstjaar te vermelden, zowel voor noten in de schaal als voor noten zonder schaal.

4 Enkele etiketteringsvoorschriften die reeds zijn geregeld bij de algemene regelgeving inzake de etikettering van levensmiddelen, worden geschrapt. Nationale eisen De nationale sanctiebepaling voor overtreders van de voorschriften van het productdossier wordt geschrapt, omdat deze sancties zonder deze bepalingen toch ook kunnen worden toegepast. Er wordt een artikel 9 ingevoegd betreffende de door de bevoegde instantie uit te voeren controles. 4. Datum van ontvangst van het volledige aanvraagdossier: G/IT/00305/ Productschap Zuivel Ontwerp- Verordening tot wijziging (2) van de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk Verordening van het Productschap Zuivel van 2003 tot wijziging (2) van de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk 1 Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 5, lid 1, van de Instellingsverordening Produktschap Zuivel en artikel 6, lid 1, van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht; Besluit: Artikel l De Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk wordt gewijzigd als volgt: Artikel 6, lid 1, wordt vervangen door: Artikel 6 1 De ontvanger van boerderijmelk gebruikt uitsluitend een monsterlepel van roestvaststaal, die naadloos is, een ronde bodem heeft of een bodem met afgeronde hoeken, een steel van voldoende lengte en een voor het onderzoek geschikte inhoud. Artikel II Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot de datum van inwerkingtreding van Verordening tot wijziging (1) van de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk. Zoetermeer, voorzitter secretaris 1 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 31 december 1999, nr. 75. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening tot wijziging (1) van de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 16 mei 2003, nr. 32).

5 TOELICHTING In Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht zijn de bepalingen opgenomen betreffende de uitbetaling van boerderijmelk door ontvangers van boerderijmelk. Deze bepalingen hebben enerzijds tot doel zorg te dragen voor een juiste vaststelling van de samenstelling van de geleverde boerderijmelk en anderzijds een optimale kwaliteit van de geleverde boerderijmelk te bevorderen. In hoofdstuk II van voornoemde verordening is bepaald dat voor de vaststelling van de kwaliteit en de samenstelling van boerderijmelk van de te leveren boerderijmelk monsters dienen worden genomen. Ingevolge artikel 6 dient de ontvanger van boerderijmelk met betrekking tot het nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk de nader door het bestuur vastgestelde bepalingen in acht te nemen. In Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk zijn deze bepalingen neergelegd. Op 18 september 2002 is de Verordening tot wijziging (1) van de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is het gevolg van de modernisering van het kwaliteitsonderzoek door de Stichting Melkcontrolestation Nederland te Zutphen. Een onderdeel van de modernisering is het vervangen van de glazen monsterfles door een kunststof monsterfles met kleinere inhoud. Met de verkleining van de inhoud van de monsterfles is ook de inhoud van de monsterlepel aangepast. In artikel 6, eerste lid is bepaald dat de monsterlepel een inhoud van 65 ± 5 ml dient te hebben. Tijdens proefnemingen is echter gebleken dat het niet praktisch is om bij bemonstering de monsterfles te vullen met een monsterlepel met een inhoud van 65 ± 5 ml. Thans wordt daarom in artikel 6, eerste lid bepaald dat de lepel een voor het onderzoek geschikte inhoud dient te hebben. Uit artikel 7, zesde lid blijkt dat hieronder wordt verstaan dat met de monsterlepel een hoeveelheid van 65 ± 5 ml melk in het monsterflesje moet kunnen worden geschept. Zoetermeer, voorzitter secretaris Ontwerp-Verordening tot wijziging (5) van de Zuivelverordening 1998, Schoolmelk Verordening van het Productschap Zuivel van tot wijziging (5) van de Zuivelverordening 1998, Schoolmelk 1 Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op de Overdrachtsregeling bevoegdheden Landbouwwet 1966, Algemeen en de artikelen 96, 98 en 100 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel l De Zuivelverordening 1998, Schoolmelk wordt gewijzigd als volgt: A In artikel 5, eerste lid, wordt " 0,20" vervangen door: 0,21. 1 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 20 november 1998, nr. 77; laatstelijk gewijzigd bij Verordening tot wijziging (4) van de Zuivelverordening 1998, Schoolmelk, Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 24 januari 2003, nr. 7.

6 B In artikel 5, tweede lid, onder a, wordt " 0,27" vervangen door: 0,28. C In artikel 5, tweede lid, onder b, wordt " 0,27" vervangen door: 0,28. D In artikel 6, eerste lid, onder a, wordt " 0,25" vervangen door: 0,26. E In artikel 6, tweede lid, onder a, wordt " 0,27" vervangen door: 0,28. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 augustus Zoetermeer, voorzitter secretaris TOELICHTING De regeling betreffende de steun voor schoolmelk is neergelegd in Verordening (EG) nr. 2707/2000. Ter uitvoering van de schoolmelkregeling op nationaal niveau is de Zuivelverordening 1998, Schoolmelk vastgesteld. Als gevolg van de hierna geschetste ontwikkelingen is het noodzakelijk enkele maximumprijzen te verhogen. Artikel l onder A De maximumprijs voor volle en halfvolle melk bedroeg 0,20 per 0,25 liter. Het betreft hier de maximumprijs voor volle en halfvolle melk die op de scholen wordt uitgeschonken. Het uitschenken van schoolmelk vindt in Nederland op kleine schaal plaats. Gezien de prijsontwikkeling in Nederland voor volle en halfvolle melk wordt de maximumprijs verhoogd van 0,20 tot 0,21 per 0,25 liter. Artikel l onder B en C De maximumprijs voor volle en halfvolle chocolademelk bedroeg voor de leerlingen in zowel het basisonderwijs als voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs 0,27 per 0,25 liter. Het betreft hier de maximumprijs voor volle en halfvolle chocolademelk die op de scholen wordt uitgeschonken. Gezien de prijsontwikkeling in Nederland voor volle en halfvolle chocolademelk wordt de maximumprijs verhoogd van 0,27 tot 0,28 per 0,25 liter. Artikel l onder D en E De maximumprijs voor volle en halfvolle melk verpakt in eenheden van ten hoogste 0,25 liter bedroeg voor de leerlingen in het basisonderwijs 0,25 per 0,25 liter. De maximumprijs voor volle en halfvolle melk waaraan chocolade is toegevoegd verpakt in eenheden van ten hoogste 0,2 liter bedroeg voor de leerlingen in het basisonderwijs 0,27 per 0,25 liter.

7 Als gevolg van de ontwikkeling van de kostprijs wordt de maximumprijs voor volle en halfvolle melk verhoogd van 0,25 tot 0,26 per 0,25 liter en die voor volle en halfvolle chocolademelk van O 27 tot 0,28 per 0,2 liter. Zoetermeer, voorzitter secretaris

8 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw HPA 38 Verordening HPA tot intrekking van de Verordening HPA milieuvoorwaarde EG-subsidie zetmeelaardappelen 2000 Verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van 20 maart 2003 tot intrekking van de Verordening HPA milieuvoorwaarde EG-subsidie zetmeelaardappelen 2000 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie onder nummer HPA 12) Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw; Gelet op artikel 96 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5 en 6 van de Regeling milieuvoorwaarden EG-subsidie zetmeelaardappelen; Besluit: Artikel 1 De verordening HPA milieuvoorwaarde EG-subsidie zetmeelaardappelen 2000 wordt ingetrokken. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Den Haag, 20 maart 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter R.J.M, ten Berge secretaris Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij besluit van 24 juni 2003, beschikking nr. TRCJZ/2003/4165. TOELICHTING Met de verordening werd het opgavenformulier vastgesteld waarmee de teler tijdig opgaf op welke percelen hij voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen teelt, waarvoor hij bij het hoofdproductschap EG-subsidie aanvraagt. Voorgaande vloeide voort uit de Regeling milieuvoorwaarde EG-subsidie zetmeelaardappelen van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarbij het hoofdproductschap in medebewind werd opgedragen nadere regels ter uitvoering van de regeling te stellen.

9 Onderhavige regelgeving is in een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) getoetst op de doelstelling, te weten het zonder aanmerkelijke kostenverhoging voldoen aan de milieuvoorwaarden. De regeling richtte zich met name op die agrariërs die zich ten opzichte van de overige agrariërs weinig inspannen om het niveau van de milieuzorg te verbeteren. De IBO toets gaf aan dat de milieueffecten gerelateerd aan het aantal situaties waarin het instrument een rol kon spelen zeer beperkt waren. Gelet op deze geringe mogelijkheden, afgezet tegenover de extra uitvoerings- en handhavingskosten voor de rijksoverheid en de administratieve kosten voor de agrariërs heeft het kabinet medio 2002 besloten de crosscompliance maatregel na de proefperiode van twee jaar niet opnieuw in te voeren. Den Haag, 20 maart 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter R.J.M, ten Berge secretaris Productschap Granen, Zaden en Peulvuchten GZP 16 Besluit GZP toepassing Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 Besluit van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten van 5 juni 2003 houdende toepasselijk verklaren van de Verordening HPA tuchtrechtspraak (Besluit GZP toepassing Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003) Het bestuur van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten besluit: Artikel 1 1. Voor de tuchtrechtelijke handhaving van verordeningen van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten wordt de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 van toepassing verklaard. 2. Het tuchtgerecht dat in de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 wordt aangewezen is bevoegd te oordelen over feiten waarop tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld in de verordeningen van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Den Haag, 5 juni 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter M. Elema secretaris

10 TOELICHTING Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003 worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van diverse verordeningen van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij een tuchtgerecht. In de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 wordt door het Hoofdproductschap Akkerbouw een tuchtgerecht aangewezen en de rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure vastgesteld (totdat de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie in werking treedt). Met dit besluit verklaart het bestuur van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten deze verordening ook van toepassing voor haar tuchtrecht. Den Haag, 5 juni 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter M. Elema secretaris GZP 17 Verordening GZP drogestof brood 2003 Verordening van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten van 6 februari 2003 houdende regels ter zake van het percentage drogestof in brood (Verordening GZP droge stof brood 2003) Het bestuur van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten; Gelet op de artikelen 93 en 104, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 3 en 4 van de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997; Besluit: Artikel 1 1 Begripsbepalingen Voor de toepassing van deze verordening wordt de terminologie van het Warenwetbesluit meel en brood overgenomen en wordt voorts verstaan onder: a. productschap : Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten b. ondernemer : degene die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld, c. decoratie : aan de buitenzijde van het brood voor het bakken aangebrachte bestanddelen, zoals sesamzaad en maanzaad. d. brood : de gebakken eetwaar, die - behoudens de eventuele decoratie - geen andere kenmerkende bestanddelen bevat dan die opgenomen in artikel 1, sub d, van het Warenwetbesluit Meel en Brood 1998, met een vochtgehalte van tenminste 20 %, met uitzondering var? roggebrood en roggetarwebrood. 10

11 2 Eisen drogestof Artikel 2 1. Het is de ondernemers in Nederland verboden brood met een gewicht tussen 350 gram en 1000 gram te produceren indien de hoeveelheid drogestof van het brood niet ligt tussen de waarden vermeld in het tweede lid. 2. De in het eerste lid bedoelde waarden zijn de volgende: Hoeveelheid drogestof tussen 240 en 265 gram 480 en 530 gram 3. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor zover het brood aantoonbaar bestemd is voor consumptie buiten Nederland. Artikel 3 3 Overige bepalingen Het bepaalde in deze verordening geldt mede voor andere natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die in de ondernemingen waarvoor het Productschap is ingesteld bedrijfsmatig plegen te worden verricht. Artikel 4 Overtredingen van het bepaalde in artikel 2 worden aangewezen als strafbare feiten. Artikel 5 4 Slotbepalingen Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Artikel 6 De Verordening.GZP droge stof brood 1997 wordt ingetrokken. Artikel 7 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening GZP drogestof brood Den Haag, 6 februari 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter M. Elema secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 mei 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij beschikking van 24 juni 2003, nr. TRCJZ/2003/2613. ^

12 TOELICHTING Overeenkomstig het overgangsrecht van de laatste wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie dient de thans geldende Verordening GZP droge stof brood 1997 voor 1 juli 2003 opnieuw te worden vastgesteld. Onderhavige verordening voorziet daarin. De verordening is inhoudelijk niet gewijzigd. De doelstellingen die worden nagestreefd Het Warenwetbesluit Meel en Brood geeft onder meer regels ten aanzien van de hoeveelheid droge stof van brood waarvan het woord "heel" of "half onderdeel uitmaakt van de aanduiding. Ten aanzien van broden met een gewicht tussen de 350 en 1000 gram waarbij de woorden "heel" of "half niet worden gebruikt in de aanduiding is derhalve niet voorzien in een verplichte hoeveelheid droge stof. Uit het oogpunt van consumenten-bescherming en doorzichtigheid van het aanbod van brood is het evenwel van belang om ook voor deze gevallen een regeling te treffen ten aanzien van de hoeveelheid droge stof. De hoeveelheid droge stof is namelijk van wezenlijke betekenis in verband met de mogelijkheid tot vergelijking van prijzen (en kwaliteiten). Het gewicht van het brood als zodanig is voor de consument niet maatgevend, omdat het vochtgehalte dat mede bepalend is voor dit gewicht, een veranderlijk gegeven is. De hoeveelheid droge stof is bepalend voor de voedingswaarde van dit Nederlandse basisvoedsel. De consument heeft derhalve behoefte aan handhaving van nadere regelgeving betreffende de hoeveelheid droge stof in brood. De Verordening GZP drogestof brood is bedoeld om de consument voor die broodsoorten die het meest gebruikelijk zijn en in het algemeen niet-voorverpakt - en derhalve niet voorzien van een hoeveelheidsaanduiding - worden verkocht, onafhankelijk van de gebruikte aanduiding van het brood, een garantie te geven van de hoeveelheid droge stof per brood om zo prijsvergelijking mogelijk te maken. Deze doelstelling kan slechts worden bereikt door een verbod van de bereiding van brood dat niet voldoet aan de normen ten aanzien van de hoeveelheid droge stof. De definitie van brood is zodanig gekozen dat ook brood met een decoratie, zoals bijvoorbeeld sesambrood met sesamzaad aan de buitenkant, als ook brood met kleine hoeveelheden niet kenmerkende bestanddelen welke niet worden gebruikt in de aanduiding van het brood, onder de werkingssfeer van de verordening vallen. In aansluiting op de nieuwe regelgeving op basis van de Warenwet is de verplichting ten aanzien van de hoeveelheid droge stof beperkt tot twee gewichtsklassen, te weten de in die regelgeving genoemde gewichtsklassen ten aanzien van de hoeveelheid droge stof van brood waarvoor de woorden "heel" of "half in de aanduiding mogen worden gebruikt. De verordening heeft alleen betrekking op het tn Nederland bereide en in de handel gebrachte brood. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Het productschap is als publiekrechtelijke organisatie ingesteld voor onder meer alle ondernemingen in de broodbereidingssector. De doelstellingen zoals hierboven vermeld kunnen alleen worden bereikt wanneer de regels gelden voor alle producenten. Zonder algemeen verplichtende regelgeving zouden niet alle ondernemers zich houden aan het verbod van de bereiding van brood dat niet voldoet aan de normen ten aanzien van de hoeveelheid droge stof. De afweging ten opzichte van private alternatieven Om te bewerkstelligen dat de gehele sector zich aan de verplichtingen (zoals opgenomen in de publieke regelgeving) houdt, is het niet mogelijk door middel van bijvoorbeeld private afspraken tot een zelfde resultaat te komen. Het algemeen verplichtende karakter van publieke regelgeving geniet de voorkeur boven het vrijwillige karakter van private afspraken. Voor het welslagen van de doelstellingen is het namelijk vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd. 12

13 De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Overtredingen van de verbodsbepaling van artikel 2 worden aangemerkt als strafbare feiten. Strafrechtelijke handhaving wordt bij deze verordening (vooralsnog) gecontinueerd, omdat de tijd te kort is om te voldoen aan de verplichting van het Koninklijk Besluit (Staatsblad 642 van 2002) om vanaf 1 januari 2003 op tuchtrechtelijke handhaving over te gaan. Hiertoe is het instellen van een tuchtgerecht en het aanwijzen van een toezichthouder nodig. Notificatie De onderhavige verordening is in ontwerp in 1997 aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd ingevolge richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (Pb EG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (Pb EG L 217). Den Haag, 6 februari 2003 J.H.M. Kienhuis voorzitter M. Elema secretaris Productschap Dranken PD 11 l e Wijziging Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003 Besluit d.d. 25 juni 2003 van het Productschap Dranken houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003 door invoering van een vergoeding behandeling extra retouremballage (VBR) voor bier; l e Wijziging Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening productschap Dranken Het Bestuur van het Productschap Dranken; gelet op: artikel 3 van de Verpakkingsverordening productschap Dranken 2003; gezien: het advies van de commissie als genoemd in artikel 5 lid l onder b van het Instellingsbesluit Productschap Dranken conform het bepaalde in artikel 12 van bedoeld besluit; besluit: vast te stellen de navolgende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening Productschap Dranken Artikel l 6 van het Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening Productschap Dranken luidt als volgt: 13

14 6 Vergoeding Behandeling extra Retouremballage bier Artikel 6 1. De door de brouwerij/importeur aan zijn afnemers in rekening te brengen c.q. uit te betalen vergoeding behandeling extra retouremballage voor kratten bedraagt: 0,30 per hele krat 0,15 per halve krat 2. De brouwerij is alleen gehouden de in lid l bedoelde vergoeding uit te betalen, indien het krat compleet - d.w.z. volledig gevuld met het daarvoor bestemde aantal lege flessen - en correct gesorteerd - d.w.z. uitsluitend gevuld met de in aanmerking komende flessen - bij hem wordt ingeleverd tenzij het krat voorzien is van een niet afwasbare sticker aangebracht door degene die het krat inlevert. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag na plaatsing in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 3 Dit besluit kan worden aangehaald als "Aanvulling Uitvoeringsbesluit Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003". Den Haag, 25 juni 2003 B.A.H van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris Toelichting: Het al vele jaren gebruikelijke statiegeldsysteem leidt tot ongewenste dispariteiten in de distributie van lege flessen en kratten. Hiervoor bestaat reeds tientallen jaren het VBR-systeem waarbij de handel een vergoeding ontvangt voor extra behandeling retouremballage, n.l. voor die emballage welke zij meer terug krijgt dan zij vol heeft verkocht. Tevens heeft de regeling tot doel het sorteren en de behandeling van flessen en kratten in de handel te verbeteren. De vergoeding behandeling extra retouremballage bier bedroeg vanaf het introductiemoment 0,14 (f 0,30) resp. 0,07 (f 0,15). Deze regeling is in het verleden niet in een verordening vastgelegd. Gegeven de gestegen kosten zijn deze VBR-bedragen per 3 februari 2003 aangepast. Ter wille van eenduidigheid en transparantie is er voor gekozen de VBR-regeling voor bier in navolging van de VBR-regeling van de Commissie Frisdranken en Waters, Productschap Dranken in een uitvoeringsbesluit vast te leggen. Er zij op gewezen dat het ontwerp ter notificatie is voorgelegd aan de Europese Commissie (nr 2002/29l/NL). In het Uitvoeringsbesluit Verpakkingen Productschap Dranken 2003 is in artikel 6 ruimte gereserveerd voor de nadere uitwerking van de vergoeding behandeling extra retouremballage bier. De onderhavige aanvulling op het uitvoeringsbesluit voorziet hierin. 14

15 1 Produktschap voor Gedistilleerde Dranken PGD l Verordening wijziging Begroting 2001 en f <^ J H t f ) I I 1 M-^ 1 I I I 1 1 I 1 l r i i t i \ \ l 1 1CD w 'c ra f "ai ö T > 'S "J ^J * 1 o. % o *O) O > o > <N «S C 0 > c > l) a>.* T- C 03 Q ü i * CD fe 2 -,_ 'S "55 1 Q co rn JS fl> 0) "o o c E J2 H 0] U O (U 13 = "S u> c 1 i 0 Ö o 5S Q. C ra S 5 * O m «-3 y c Het bestuur van het prodi Besluit; ARTIKEL 1 De Begroting van baten e en.9> ro <^ T3 S < T3 O < 03 In t-: o.1 a a C j- a> n o -S i a W ica? CO U. 3 _ 15 ro ro a s O C 1-0) O ^ e N te. W «-: U> tj. Vf - U> IIBATEN t I I O) 1 1 s_ CD l o> l ' CO CO i i i co i i m CM T^ tb 00 ^J ^- i i i ie i i i t-.' i i i i i i i i i i i i i i i i- ' f~ 'W CO m ' 'CM ' ' f CM OJ i i T- i i CMCO T-' iri * CO r-- to ' ' i^ ' ' to 'CM ^ i i CM ' ^-i i CO i i O> CM CM T^ CO CO co ' r-~ ' ' 'TT h- OO ' CO ' CO r-, i p i i i tp S ai ei r^ co T- co CM S ' co a> oo i co ' ' ' oocm <o ' o i i ir- co w ^ o> os Tt CO **f CO * 1m r*»pt ~ 0 r^ i t^ CD ' ' <o = S ~öt CO i CO CM ' ' (D t-~ i O CO i i *» so S «T-: c> eb co r--: ^ co? 5 CM T- ' co r- ' 'o IO ' CO (35 i ' h- i CB O i i CMI (b oi co ai a> u) v 5> " " ^* g ^c C!0 o> " 0) C 1. Heffingen en jaarbijdra 2. Retributies 3. Diensten aan derden 4. Rente 5 Vergoeding opgedrage 6. Niet bestede subsidies 7. Overige baten I UO r^- CM cd l I l 1 W w»-; <4> S " «CD * co l~^ CO *- co CM' CM -^ totaal van de Baten ASTEN t t t t 1 ' ' ' ' ' CM ' CM ' CM i i i i i i m i I I ^ 1 ai 1 i i i i i i i i i i i l i i i i i i i t i i i i i i 1 1 i i i O> O ' 1 I t ^- ^. 1 t 1 l 1 l TJ- T- t 1^ * CO CM «D -ri i i i CM CM ' (D CO ' S ' a> * i i i i i CM CO ' 1 ai cb co in CM TT a> en (o 01 co a> ro a> o a> o t~- T- en ' r^ in N i CM o> r*- oo oo co i co T CD ' CD o oo oo co co * in T oo CM «D O3 T- CO CO OO s s r~ CM T- co co,- CNI CM CO O) T- «g- CM CM 00 O) ' O) o> oo c~- o a> (O ' in CMai i ai N m T- to CM h- i o oocm i CMO l y ' *- CM ai ai cb <bd ö 'T S co TT o> in T- <o h^ S o> oj (D c» a> m ai o r^ r- a> ^r co m att^ooooto^cmt- OO OO PO OO t h^ O) T CMcDatT-rorocDoo r~ CM r- (D r- T COCJ>-i-TrCMCMO)00 oor^oaitotoocm int-cocmh-cmoooo S T^ c\i ai os ai cb tb co ^r a> m oo r- co h- CM C in er O 0) 1. Voorzitter/Personeeisk 2. Reis-.verblijf-.repr.kost 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Vergaderkosten 6. Subsidies 7. Diensten door derden 8. Overige lasten i i i i i i i i i in i u; h~ i f-. a! ai ' ' > ' in in ' in i i i i i i f\i ' CM ' CM ^ 1 TT ' <( * * '«r i i i i i l i i l ai ' ai co > oo in i in in i in in' in' ^r TT co co q o 'T" r- 0 ' 0 t~- ' t^ Ol i O) O) O) N CO CO s ; s 00 ' CO ö CM 't ((Subtotaal 9. Interne overboekingen Totaal van de lasten \ T~ f~ CD CO **- h*- ^oo v CO sco co' r i i I i i i t i l i i i i r i i i i ST Oi S- S O CM CM CO ö CM TT O TJ $ ? 00 CO 8S T- CM CM CM DO P od CM' CO O) o O> CO 35 CO s O) 1*- Ö Ö Ó CM O) N- in m T» oo 58 cd eb D m CM CM?CM o> Is >H- N OJ r-- 10 a» ;? IO T- o ^ to co 31 O) CM CM SS CO 0 «r co CO Reserve 31/12 COIReserve 01/01 15 <n 'c a) E> o a 0 m & ca> ra c 'c (D o o0 'S SI m _ro a. m O) o o> c 'c 0) o <1> > <u s Q 15

16 ARTIKEL 3 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 ARTIKEL 4 Deze verordening wordt aangehaald als verordening wijziging begroting 2001 Schiedam, l O juni 2002 Voor het bestuur: P.M. Blauw voorzitter M.C. Guijt secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 26 juni Productschap Margarine, Vetten en Oliën MVO 2 Verordening MVO verstrekking in- en uitvoergegevens 2003 Verordening van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën van 21 mei 2003 houdende regels ter zake van de verstrekking van gegevens (Verordening MVO verstrekking in- en uitvoergegevens 2003) Het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën; Gelet op de artikelen 93 en 104, eerste en derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5 en 7 van de Instellingsverordening Produktschap Margarine, Vetten en Oliën; Besluit 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. productschap : Productschap Margarine, Vetten en Oliën b. bedrijfsgenoot: iedere natuurlijke persoon en elke rechtspersoon, die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld c. voorzitter : voorzitter van het productschap 2 Gegevensverstrekking Artikel 2 1. ledere bedrijfsgenoot is verplicht het productschap op een door de voorzitter namens het bestuur te bepalen wijze een opgave te verstrekken van de in- en uitvoer van de in de bijlage vermelde producten. 16

17 2. Het in het vorige lid bepaalde geldt niet in die gevallen waarin de aangiftegegevens ten in- of uitvoer via het douanesysteem langs elektronische weg worden ontvangen. Artikel 3 De in deze verordening gestelde regelen binden mede alle andere natuurlijke personen en rechtspersonen, voorzover deze in- of uitvoerhandelingen verrichten die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen van bedrijfsgenoten. Artikel 4 1. Op overtreding van het bepaalde in artikel 2 worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. Een door het bevoegde tuchtgerecht op te leggen geldboete mag niet hoger zijn dan 450,- per overtreding. 2. De Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 is van toepassing en het daarin genoemde tuchtgerecht van het Hoofdproductschap Akkerbouw is het voor deze verordening bevoegde tuchtgerecht. 3 Slotbepalingen ArtikelS 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. 2. De in artikel 4 bedoelde geldboete is van toepassing tot het op 24 februari 2000 ingediende voorstel van wet "Nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002)", Kamerstukken nr , tot wet wordt verheven en in werking treedt. Artikel 6 De Verordening MVO algemene bepalingen 2003 is van toepassing. Artikel 7 De MVO-Verordening 1988, Verstrekking in- en uitvoergegevens wordt ingetrokken. Artikel 8 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening MVO verstrekking in- en uitvoergegevens Rijswijk, 21 mei 2003 G. Bresser voorzitter R.T.R. Hiel secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 26 juni

18 Bijlage Oliehoudende zaden en vruchten, met uitzondering van consumptiegrondnoten, cacaobonen en speciaal voor dadelijke consumptie bereide olijven Plantaardige en dierlijke oliën en vetten, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd Smeerbare vetproducten, met inbegrip van vloeibare vetproducten Bereide spijsvetten, met inbegrip van bak - en braadproducten Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxydeerd, gezwaveld, geblazen of op andere wijze chemisch gewijzigd Vetzuren Afvallen afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was Mayonaise en dergelijke sausen Lecithinen uit plantaardige oliën TOELICHTING Overeenkomstig het overgangsrecht van de wijziging (1999) van de Wet op de bedrijfsorganisatie (artikel XIV onderdeel 3 van de wet van 3 april 1999; Staatsblad 263) komt de thans geldende MVO-Verordening 1988, verstrekking in- en uitveorgegevens uiterlijk 1 juli 2003 te vervallen. Aangezien de noodzaak voor een dergelijke verordening is blijven bestaan, dient een nieuwe verordening te worden vastgesteld. Onderhavige verordening voorziet daarin. De verordening is inhoudelijk niet gewijzigd. De doelstellingen die worden nagestreefd Het productschap verkrijgt met deze verordening de beschikking over de in- en uitvoergegevens van de bedrijfsgenoten, welke voor statistische doeleinden worden gebruikt. Daarnaast dienen de gegevens als basis voor het opleggen van heffingen. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Gelet op de opzet van het heffingssysteem is een opgave van de in- en uitvoergegevens noodzakelijk. De onderhavige verordening regelt het wettelijke kader waarbinnen de opgave plaatsheeft. De verantwoording voor het opleggen van de heffingen is opgenomen in de toelichting op de heffingsverordening van het productschap. Onderhavige verordening vormt hierop het administratieve sluitstuk. 18

19 De afweging ten opzichte van private alternatieven Om te bewerkstelligen dat de gehele sector zich aan de verplichtingen (zoals opgenomen in de publieke regelgeving) houdt, is het niet mogelijk door middel van bijvoorbeeld private afspraken tot een zelfde resultaat te komen. Het algemeen verplichtende karakter van publieke regelgeving geniet de voorkeur boven het vrijwillige karakter van private afspraken. Voor het welslagen van de doelstellingen is het namelijk vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003, worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. Voor de rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure wordt gebruik gemaakt van de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 in afwachting van de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie. Het daarin genoemde bevoegde tuchtgerecht is het tuchtgerecht van het Hoofdproductschap Akkerbouw. Rijswijk, 21 mei 2003 G. Bresser voorzitter R.T.R. Hiel secretaris MVO 3 Verordening MVO algemene bepalingen 2003 Verordening van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën van 21 mei 2003 houdende algemene bepalingen (Verordening MVO algemene bepalingen 2003) Het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën; Gelet op de artikelen 93 en 104, eerste en derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5 en 7 van de Instellingsverordening Produktschap Margarine, Vetten en Oliën; Besluit: 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. productschap b. voorzitter c. secretaris d. bedrijfsgenoot Productschap Margarine, Vetten en Oliën voorzitter van het productschap secretaris van het productschap iedere natuurlijke persoon en elke rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld 19

20 2 Verplichtingen Artikel 2 1. Iedere bedrijfsgenoot is verplicht: a. de door het productschap met betrekking tot het voeren van een administratie gegeven voorschriften en aanwijzingen na te komen en deze administratie volledig en naar waarheid bij te houden en te bewaren. b. de vragen die het productschap hem stelt met betrekking tot de administratie van en de werkzaamheden in zijn onderneming prompt, volledig en naar waarheid te beantwoorden, en op eerste vordering de door het productschap verlangde boeken, papieren en/of andere bescheiden tegen ontvangstbewijs in te leveren. c. gegevens aan het productschap te verstrekken, waaruit voor hemzelf of voor een ander, enig recht of enig voordeel kan ontstaan of voortvloeien. d. door het productschap toegezonden schriftelijke kennisgevingen, waarbij hem enig recht of enige bevoegdheid wordt toegekend, te bewaren. e. op eerste vordering van functionarissen behorende tot de door het bestuur aangewezen toezichthouder, die in het bezit zijn van een door de voorzitter afgegeven legitimatiebewijs en zich desgevraagd hebben gelegitimeerd, toe te laten dat deze personen inzage krijgen in de onderneming aanwezige boeken, papieren en/of andere bescheiden, zomede dat zij de in de onderneming aanwezige voorraden alsmede de bedrijfsmiddelen bezichtigen en opnemen, hen daartoe de vrije gelegenheid te geven en hun daarbij desgevraagd behulpzaam te zijn. 2. De in deze verordening gestelde regelen binden mede alle andere natuurlijke personen en rechtspersonen, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen van bed rijf sgenoten. Artikel 3 1. De in artikel 2 bedoelde gegevens zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende: a. slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het productschap b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretaris of andere personeelsleden van het productschap en de met financiële controle op het productschap belaste accountant en diens personeel alsmede de door het bestuur aangewezen toezichthouder, voorzover het kennisnemen van die gegevens voor die controle dan wel het toezicht noodzakelijk is. 2. Bekendmaking van gegevens, als in het eerste lid bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben. Artikel 4 1. Op overtreding van het bepaalde in artikel 2 worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. Een door het bevoegde tuchtgerecht op te leggen geldboete mag niet hoger zijn dan 450,-- per overtreding. 2. De Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 is van toepassing en het daarin genoemde tuchtgerecht van het Hoofdproductschap Akkerbouw is het voor deze verordening bevoegde tuchtgerecht. 20

21 3 Slotbepalingen Artikel fi 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. 2. De in artikel 4 bedoelde geldboete is van toepassing tot het op 24 februari 2000 ingediende voorstel van wet "Nieuwe regelen inzake tuchtrechtspraak in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002)", Kamerstukken nr , tot wet wordt verheven en in werking treedt. Artikel 6 De MVO-Verordening 1958 Algemene Bepalingen wordt ingetrokken. Artikel 7 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening MVO algemene bepalingen Rijswijk, 21 mei 2003 G. Bresser voorzitter R.T.R. Hiel secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 26 juni TOELICHTING Overeenkomstig het overgangsrecht van de wijziging (1999) van de Wet op de bedrijfsorganisatie (artikel XIV onderdeel 3 van de wet van 3 april 1999; Staatsblad 263) komt de thans geldende MVO-Verordening 1958 Algemene Bepalingen uiterlijk 1 juli 2003 te vervallen. Aangezien de noodzaak voor een dergelijke verordening is blijven bestaan, dient een nieuwe verordening te worden vastgesteld. Onderhavige verordening voorziet daarin. De verordening is inhoudelijk niet gewijzigd, wel is er een groot aantal definities geschrapt. De doelstellingen die worden nagestreefd Onderhavige verordening geeft algemene bepalingen en voorschriften omtrent het voeren van administratie, het verlenen van inzage daarin en het verstrekken van gegevens door de bedrijven aan het productschap, dat iedere gewenste controle moet kunnen uitvoeren ter vervulling van de taken van het productschap. Er wordt nog op gewezen dat deze verordening zelf geen controlevoorschriften bevat hoe een bepaalde administratie moet worden ingericht en ook niet op welke wijze bijvoorbeeld formulieren dienen te worden ingevuld en ingezonden. Dit soort voorschriften vindt zijn grondslag in de daarvoor bestaande specifieke verordening. 21

22 De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Om de uitvoering van de wettelijke taken van het productschap mogelijk te maken, dient het productschap te kunnen beschikken over gegevens van de ondernemingen c.q. de sector waarvoor het productschap is ingesteld. Het betreft zowel op verzoek toe te zenden gegevens als gegevens die in de administratie zichtbaar zijn. Ter verzekering van de volledigheid alsmede de juistheid van de gegevens, zijn de daartoe strekkende bepalingen verplichtend van karakter. De afweging ten opzichte van private alternatieven Om te bewerkstelligen dat de gehele sector zich aan de verplichtingen (zoals opgenomen in de publieke regelgeving) houdt, is het niet mogelijk door middel van bijvoorbeeld private afspraken tot een zelfde resultaat te komen. Het algemeen verplichtende karakter van publieke regelgeving geniet de voorkeur boven het vrijwillige karakter van private afspraken. Voor het welslagen van de doelstellingen is het namelijk vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat bij K.B. (Stb 2002, 642) in werking is getreden per 1 januari 2003, worden de overtredingen van de verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouder(s) worden door de voorzitter zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. Voor de rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure wordt gebruik gemaakt van de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 in afwachting van de te verwachten nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie. Het daarin genoemde bevoegde tuchtgerecht is het tuchtgerecht van het Hoofdproductschap Akkerbouw. Rijswijk, 21 mei 2003 G. Bresser voorzitter R.T.R. Hiel secretaris Productschap Pluimvee en Eieren PPE 31 Verordening technische eiproducten 2003 (PPE) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 5, 6, 7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren , op 10 april 2003 vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: productschap : Productschap Pluimvee en Eieren; 22

23 technische eiproducten : de producten welke zijn verkregen uit eieren welke niet voldoen aan de eisen gesteld in de vigerende EEG-verordening betreffende consumptie-eieren, alsmede niet voor menselijke consumptie geschikte of bestemde eiproducten; ondernemer : degene die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld; verhandelen : het bedrijfsmatig voorhanden hebben, te koop aanbieden, verkopen of afleveren; CPE : Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten. Artikel 2 1. Het is de ondernemer verboden technische eiproducten te verhandelen tenzij de recipiënt onderscheidenlijk de verpakking waarin het zich bevindt is voorzien van de aanduiding: "TECHNISCH EIPRODUCT: NIET GESCHIKT VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE" 2. De in het eerste lid bedoelde aanduiding dient op een goed zichtbare plaats en in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters te zijn aangebracht. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag voor technische eiproducten die in bulk aan de verwerker en/of verbruiker worden afgeleverd of in bulk worden bewaard de aldaar genoemde aanduiding, in plaats van op de recipiënt, worden vermeld op handelsdocumenten mits deze bij de waar aanwezig zijn. Artikel 3 Het is de ondernemer verboden de in artikel 2, lid 1, genoemde aanduiding te veranderen, te verwijderen en/of onleesbaar te maken. Artikel 4 1. De ondernemer die technische eiproducten vervaardigt dient een register bij te houden waarin tenminste zijn opgenomen: a. datum van fabricage; b. hoeveelheid en aard van het gefabriceerde product; c. hoeveelheid en aard van de gebruikte grondstoffen; 23

24 d. het chargenummer; e. naam en adres van de afnemer. 2. De ondernemer dient het in het eerste lid bedoelde register tenminste 6 maanden te bewaren. Artikel 5 1. De ondernemer is verplicht aan het productschap een opgave te verstrekken van elke opslagplaats, waar hij technisch eiproduct opslaat of bewaart. 2. Het is de ondernemer verboden om technisch eiproduct welke zich in Nederland in het vrije verkeer bevindt, op te slaan of te bewaren in een opslagplaats, waarvan hij geen opgave heeft gedaan overeenkomstig het eerste lid van dit artikel. Artikel 6 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen. 2. Ondernemers zijn verplicht: a. aan de door het Bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak; b. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is voor de vervulling van diens/hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar c.q. waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen c.q. worden vervoerd; d. te gedogen dat controleurs van de door het bestuur aangewezen dienst of de door het Bestuur aangewezen personen monsters nemen uit de voorraden (waaronder begrepen verpakkingsmateriaal) van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en de ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en toezicht van die controleurs of aangewezen personen. 3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken. 24