EVALUATIE VAN EEN SEIZOEN PULSVISSERIJ OP GARNAAL MET HA 31

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "EVALUATIE VAN EEN SEIZOEN PULSVISSERIJ OP GARNAAL MET HA 31"

Transcriptie

1 EVALUATIE VAN EEN SEIZOEN PULSVISSERIJ OP GARNAAL MET HA 31 ILVO MEDEDELING nr 157 maart 2014 Bart Verschueren Heleen Lenoir Lore Vandamme Bart Vanelslander

2 Evaluatie van een seizoen pulsvisserij op garnaal met HA 31 ILVO MEDEDELING nr 157 maart 2014 ISSN Wettelijk Depot: D/2014/10.970/157

3 Dit rapport Evaluatie van een seizoen pusvisserij op garnaal met HA 31 heeft als bedoeling een uitgebreid, zo compleet mogelijk en voor de sector nuttig document, rond de doeltreffendheid en de implementatie van het vissen met de garnaalpuls aan boord van een garnaalkotter voor te leggen en aan alle belanghebbenden te communiceren. Dit project werd uitgevoerd in opdracht van de Stichting Verduurzaming Garnalenvisserij. Oprechte dank aan alle instanties, partners, rederijen en personen die dit project mogelijk maakten en steunden. 1

4 2

5 INHOUD Inhoud... 3 Samenvatting Inleiding Algemene beschrijving garnaalvisserij Socio-economische achtergrond Aanvoer MSC certificering Garnaalvisserij in mariene beschermde gebieden Bijvangstproblematiek Bijvangst van ondermaatse garnalen Bijvangst van vissen Benthische impact De impact op benthische gemeenschappen in de Waddenzee Lanice riffen Sabellaria riffen Zeemosvelden Mossel- en oesterbanken Zeegrasvelden Visserijtechnische maatregelen met het oog op verduurzaming Grotere maaswijdte Sorteerrooster Zeeflap Brievenbus Pulsvisserij Doelstellingen Achtergrond Doelstellingen Materiaal en methoden Algemene experimentele opzet Vergelijking puls versus traditioneel Effect van de pulsintensiteit Vaartuig

6 3.3 Apparatuur Vistuigen Toegepaste puls Data Staalname Bepalen van de omgevingsvariabelen Trekkrachtmeting Statistische analyse Resultaten Vergelijking puls versus traditioneel Algemene zeereisgegevens en omgevingsvariabelen Vangstvolumes Bijvangst van commerciële vissoorten Bijvangst van niet-commerciële soorten Invloed van de omgevingsvariabelen Trekkrachtmeting Effect van de pulsintensiteit Algemene zeereisgegevens en omgevingsvariabelen Vangstvolumes Bijvangst van commerciële vissoorten Bijvangst van niet-commerciële soorten Discussie Vergelijking puls versus traditioneel Invloed omgevingsvariabelen Effect pulsintensiteit Gebruikte methodologie Belang van het vistuigontwerp Bodemberoering Conclusies Referenties Lijst met figuren Lijst met tabellen

7 SAMENVATTING De garnaalvisserij in de Noordzee is een belangrijke economische activiteit. Het epicentrum van deze visserij situeert zich in de Waddenzee. Jaarlijks worden gemakkelijk ton garnalen, met een marktwaarde van 70 tot 120 miljoen euro aangevoerd door een 600-tal Nederlandse, Duitse, Deense, Belgische en Engelse garnaalkotters. Toch kampt de garnaalvisserij met enkele belangrijke problemen. Zo is er de ongewenste bijvangst van grote hoeveelheden vissen, te kleine garnalen en andere mariene organismen. Dit is een gevolg van de povere selectieve eigenschappen van de fijnmazige boomkornetten. Het feit dat de visserij doorgaat in kwetsbare kustgebieden en estuaria, zoals de Waddenzee, broedkamers voor vele diersoorten, vergroot dit probleem. Ook het contact tussen het gesleepte vistuig en de zeebodem roept vragen op. Deze milieu-impact stelt de garnaalvisserij steeds vaker in een slecht daglicht. Het verbeteren van de selectiviteit en het reduceren van het bodemcontact in de garnaalvisserij heeft dan ook duidelijke voordelen en is zowel vanuit ecologisch als economisch perspectief van belang. De bestaande technische vistuigaanpassingen die het verhogen van de selectiviteit als doel hebben focussen louter op aanpassing van het net. Deze maatregelen beogen een verbeterde filtering of scheiding van de vangst in het vistuig. Het nadeel hierbij is dat alle gevangen dieren effectief in contact komen met het vistuig vooraleer ze kunnen ontsnappen. Een mogelijk betere benadering is vermijden dat de ongewenste bijvangst in het net terechtkomt. Een alternatieve vangststimulus ter hoogte van de netmond kan hiervoor zorgen. In een traditionele garnaalboomkor wordt een mechanische vangststimulus veroorzaakt door de klossenpees. Het contact met de klossen, de turbulentie van het water en/of de trillingen in het sediment stimuleren de meeste dieren in de omgeving van het vistuig, waardoor er veel ongewenste dieren bijgevangen worden. Een zinvol alternatief voor de mechanische vangststimulus is het gebruik van een elektrisch pulsveld in de netopening. Een kortstondige hoge piekspanning ( prik ), met steile opgaande en dalende flank is ideaal om de gewenste garnalenrespons, een simultane en opwaartse springbeweging uit te lokken. Met een herhalingsfrequentie van 5 Hz bereiken de garnalen hierbij een verticale hoogte tot 50 cm boven de zeebodem. Eerder wetenschappelijk onderzoek heeft duidelijk het lengte- en soort selectief potentieel van de pulsvisserij aangetoond, zowel in lab experimenten als in het veld. De Hovercran is een aangepaste garnaalboomkor waarin de klossenpees volledig verwijderd en vervangen wordt door 12 lichte elektroden. Bovendien bevindt het net zich hoger in de waterkolom, waardoor het als het ware zweeft en er dus amper bodemcontact is. Niet-doelsoorten kunnen ontsnappen onder het net. In 2009 werd dit vistuig bekroond tijdens de WWF Smart Gear Competition. Uit een reeks verkennende experimenten op zee, zowel met de Hovercran (O 191) als met andere pulsvistuigen met lichte klossenpezen (TX 25, SD 33) bleek dat een selectieve, verhoogde onderpees een vluchtweg creëerde voor de meeste bijvangstsoorten. Afhankelijk van het type optuiging werd de bijvangst met 15 % tot 65 % gereduceerd. Voorafgaand aan deze studie werd echter nooit een uitgebreide vangstvergelijking uitgevoerd met een ongewijzigd type puls- en traditioneel vistuig over een volledig garnaalseizoen in commerciële omstandigheden. Ook de vergelijking tussen een puls- en een traditioneel vistuig, allebei uitgerust met een zeefnet, was nog niet beproefd. Om deze kennisleemtes op te vullen gaf de Stichting 5

8 Verduurzaming Garnalenvisserij opdracht tot het uitvoeren van een uitgebreide analyse aan boord van HA 31 gedurende het visseizoen In dit onderzoek werd een gedetailleerde vangstvergelijking uitgevoerd tussen een pulsvistuig en een traditionele garnaalboomkor tijdens vier commerciële zeereizen aan boord van de garnaalkotter HA 31. Zo werden gepaarde waarnemingen verzameld die een statistisch betrouwbare vergelijking mogelijk maken tussen de twee vistuigen. De vangstvergelijkingen onder strikt commerciële condities toonden aan dat er enkel in de zomermaanden een hogere vangst van commerciële garnalen optrad met het pulsvistuig (+ 16 % in juni en + 9,4 % in september). In oktober en december was er geen significant verschil te zien in de vangst van marktwaardige garnalen. De bijvangst van teruggooigarnalen was significant lager met het pulsvistuig (- 19 tot - 33 % minder) gedurende drie van de vier zeereizen. De bijvangst van vissen en bodemdieren was voor alle zeereizen significant lager (- 50 tot - 76 %) met het pulsvistuig. De reductie in de bijvangst van commerciële vissoorten was vooral zeer opvallend voor schol en tijdens bepaalde zeereizen ook voor schar, bot, kabeljauw en wijting. De bijvangst van weinig mobiele bodemdieren zoals mesheften, nonnetjes, zeeanemonen en zeesterren werd tevens sterk gereduceerd met het alternatieve pulsvistuig. Ook voor veel mobiele bijvangstsoorten zoals donderpadden, grondels, gewone strandkrab, gewone zeester, harnasmannetje, zeenaalden en haringachtigen was er significant minder bijvangst met de puls. De combinatie van een aangepaste garnaalboomkor met een vierkant net met zeeflap en een gereduceerde klossenpees met 11 klossen, met daarin een elektrisch pulsveld vertoont dus een sterk verbeterde selectiviteit ten opzichte van een traditionele garnaalboomkor met zeeflap. Het onderzochte pulsvistuig op HA 31 blijkt zeer efficiënt te zijn in het reduceren van de bijvangst van 0- jarige schol. Net hierin schiet de zeeflap tekort. De verbeterde selectiviteit in het HA 31 pulsvistuig wordt vermoedelijk veroorzaakt door de toepassing van een rechte, gereduceerde klossenpees. Met slechts 11 ellipsvormige klossen over de volledige vistuigbreedte (i.p.v. 36 klossen in het traditionele vistuig) ontstaat er vrije tussenruimte tussen de onderpees en de zeebodem. Dit blijkt de ideale ontsnappingsopening voor niet-doelsoorten. Aangezien de garnalen door het pulsveld gestimuleerd worden om verticaal op te springen van de zeebodem worden zij toch gevangen in het net. De soort specifieke laagfrequente puls in combinatie met de gereduceerde klossenpees verklaart de sterke bijvangstreductie. Ook het effect van de wijzigende omgevingsvariabelen op het functioneren van beide vistuigen werd onderzocht. Statistische modellen (linear mixed-effects models) toonden aan dat de watertemperatuur van belang is voor de vangst van commerciële garnalen. Bij hogere watertemperaturen werden er meer commerciële garnalen gevangen met de puls. De ervaring van de HA 31 schipper die sinds 2011 onafgebroken met de puls vist, leert dat het pulsvistuig vooral een vangstvoordeel oplevert in helder en half troebel water gedurende de dag. Overdag en bij helder water graven de garnalen zich in het zand als bescherming tegen predatoren. Het pulsvistuig is dan vermoedelijk beter in staat om de garnalen gedwongen uit de zeebodem op te laten springen, waardoor de pulsvisserij ook overdag en in helder water goede vangsten oplevert. Tijdens één van de zeereizen werden trekkrachten gemeten in de beide vislijnen aan boord van HA 31. De gemiddelde trekkracht in de vislijn van het pulsvistuig bedroeg hierbij 0,616 ton. In de vislijn van het traditionele vistuig was de gemiddelde trekkracht 22,8 % hoger met 0,798 ton. 6

9 Om het effect van de pulsamplitude op de vangstefficiëntie na te gaan werd in een 2 e experiment gedurende twee zeereizen vergelijkend gevist met twee identieke pulsvistuigen. Hierbij werden verschillende pulsintensiteiten gebruikt aan bakboord en stuurboord. Het uitschakelen van het elektrisch veld in het pulsvistuig resulteerde in een significante vangstreductie van commerciële garnalen en pufgarnalen. Het opdrijven van de pulsintensiteit resulteerde in hogere commerciële vangsten tot een bepaald optimum wordt bereikt. M.a.w. het opdrijven van de puls tot een hogere pulsintensiteit voorbij het optimum leidt niet tot betere vangsten. Deze proeven tonen ook duidelijk aan dat de garnalen gestimuleerd worden door het pulsveld en niet zozeer door de gereduceerde klossenpees. Er werden geen statistische verschillen gevonden tussen de volumes van de bijvangst bij de verschillende pulsintensiteiten. De pulsintensiteit heeft dus weinig effect op de bijvangst van vissen en bodemdieren. De uitgesproken bijvangstreductie van vissen, bodemdieren en pufgarnalen, terwijl de vangst van commerciële garnalen gelijk blijft of zelf iets hoger is, is zeer sterk gelinkt met het ontwerp van het pulsvistuig aanwezig op de HA 31. De resultaten van deze veldproeven zijn dus niet zomaar te veralgemenen voor de andere pulsvistuigen aanwezig op andere vaartuigen. Dit benadrukt het belang van het vistuigontwerp in het behalen van de vooropgestelde doelstellingen. 7

10 8

11 1 INLEIDING 1.1 Algemene beschrijving garnaalvisserij De grijze garnaal, Crangon crangon, komt algemeen voor langs de Atlantische kust van Europa, van het noorden van Noorwegen tot aan de Atlantische kust van Marokko in het zuiden, met inbegrip van de Middellandse Zee en de Zwarte zee. Ondiepe kustwateren en estuaria met een diepte van 0 tot 20 m en met zanderige of slijkerige bodems zijn de belangrijkste vindplaatsen. Overdag en in helder water, bij goede zichtbaarheid, graven garnalen zich in de zeebodem in (Hagerman 1970). Indien de zichtbaarheid vermindert bij verhoogde turbiditeit of gedurende de nacht verlaten ze hun schuilplaats en worden ze actief. Met dit typische gedrag beschermen ze zichzelf tegen predatoren. Dit verklaart waarom garnalenvissers vooral goede vangsten behalen tijdens de nacht of in troebel water. De grijze garnaal wordt commercieel bevist in de Noordzee door boomkorkotters, uitgerust met twee garnaalboomkorren met fijnmazige netten (maaswijdte ca. 20 mm, minimaal 16 mm). De vangsten worden aan boord mechanisch gesorteerd, waarna de ongewenste bijvangst wordt teruggegooid. Het sorteren gebeurt tegenwoordig meestal met een roterende spoel- en sorteermachine. In de Nederlandse garnaalvisserij is dit een eis om te kunnen beschikken over een garnalenvergunning. De commerciële garnaalfractie (doorgaans garnalen > 45 mm) wordt aan boord gekookt. Om de aanvoer van ondermaatse garnalen te beperken mag elke aanlanding maximaal 15 % ziftsel bevatten. Dit wordt gecontroleerd met een zeef met een zeefwijdte van tenminste 6,8 mm. De visserij is niet onderworpen aan enige TAC regelgeving. Er wordt immers aangenomen dat de grijze garnaal stocks moeilijk overbevist kunnen worden (Welleman et al. 2001). De soort is immers kortlevend en kent bovendien een snelle reproductiecyclus. De internationale garnalenvloot omvat ongeveer 600 vaartuigen, allen met een motorvermogen kleiner dan 221 kw. Ongeveer 450 van deze vaartuigen hebben hun thuisbasis in Nederlandse en Duitse havens. De resterende schepen opereren vanuit Deense, Engelse en Belgische vissershavens. Traditioneel zijn de kotters vrij kleine schepen, afgestemd op de kustvisserij. In Nederland echter zijn de grotere garnalenkotters talrijker. Deze Eurokotters kunnen verder uit de kust opereren en zijn bovendien beter bestand tegen ruwe weersomstandigheden. Garnalenkotters zijn doorgaans uitgerust met twee lichte boomkorren. De lengte van de boom varieert tussen 5 en 9,5 m. Het vistuig is over het algemeen een factor 5 tot 6 lichter dan de platvisboomkor. Het gemiddelde gewicht van de slof, de boom en de klossenpees is respectievelijk 200 kg, 260 kg en 300 kg. De Nederlandse vistuigen zijn doorgaans 200 kg zwaarder dan de Belgische en de Duitse. Om de garnaal te laten opschrikken van de zeebodem wordt een klossenpees gebruikt. Deze is opgebouwd uit 24 tot 40 ellips- of cilindervormige rubberen klossen met een gemiddelde doorsnede van 20 cm en een gemiddelde breedte van 13 cm. Doorheen elke klos loopt een stalen as en deze assen worden onderling verbonden met kettingschalmen. Het geheel wordt tussen de sloffen van de boomkor opgehangen. Het overgrote deel van de garnaalvisserij gaat door in de kustgebieden van de ICES zones IVb en IVc. Vanaf de Belgische kust langs de Nederlandse en de Duitse kust tot aan Denemarken. In de Engelse wateren vindt de visserij plaats in het estuarium van de Wash en uitzonderlijk in het estuarium van de Thames. Op kleine schaal wordt de visserij ook her en der uitgeoefend aan de Franse kust, in 9

12 het estuarium van de Taag en aan de Adriatische zee (Campos et al. 2008). De Waddenzee is een extra productieve visserijzone. 1.2 Socio-economische achtergrond Aanvoer Sinds 2003 verkeert de garnaalvisserij in een historische recordperiode wat de aanvoer betreft met een gemiddelde totale aanlanding van ongeveer 34 miljoen kg per jaar (ICES 2013). Bovendien houden de officiële cijfers geen rekening met een aanzienlijke hoeveelheid niet gerapporteerde vangsten (ICES 2008). Met ongeveer 32,3 miljoen kg aangeland in 2012 was de aanvoer voor het eerst terug iets lager dan de 9 voorafgaande jaren (ICES 2013). De aanvoer van garnalen vertoont doorgaans een typisch seizoenaal patroon. De aanvoer is laag in de winter, wordt gevolgd door een vangsttoename in de lente en eindigt met een heel productieve nazomer- en herfstvisserij. De Nederlandse vloot (ca ton in 2012) en de Duitse vloot (ca ton in 2012) zijn samen goed voor 83 % van de totale aanvoer. De kleinere Deense, Belgische, Engelse en Noord-Franse vloten voerden respectievelijk 10 %, 3 %, 3 % en 1 % van de ton garnalen aan in 2012 (ICES 2013). De totale aanvoer heeft een marktwaarde van ongeveer 70 tot 90 miljoen euro (Catchpole et al. 2008). Meer dan vissers zijn tewerkgesteld in de garnaalvisserijvloot (Neudecker et al. 2011). België is de belangrijkste afzetmarkt met meer dan de helft van de totale EU consumptie, gevolgd door Nederland en Duitsland. Meer dan 90 % van de Noordzeegarnalen worden gepeld verkocht. Het pellen gebeurt hoofdzakelijk handmatig in reusachtige pelateliers door enkele duizenden Marokkaanse pelsters. Deze garnalen zijn gemiddeld 14 dagen onderweg en worden behandeld met bewaarmiddelen zoals benzoëzuur en sorbinezuur om bederf tegen te gaan. Tegenwoordig wordt ook steeds meer machinaal gepeld in Nederlandse pelbedrijven. De Europese handel in Noordzeegarnalen wordt hoofdzakelijk gedomineerd door twee Nederlandse bedrijven, Heiploeg (in 2014 overgenomen door Parlevliet en Van der Plas) en Klaas Puul, die samen 80 tot 85 % van de totale jaarlijkse vangst opkopen en verhandelen. De garnaalvisserij heeft een vrij directe prijs-aanbod relatie, waarbij de marktprijs min of meer afneemt met dezelfde proportie waarmee de vangst stijgt. De opslag van diepvriesvoorraden bij de groothandel, de beperkte pelcapaciteit en de variabele vangstcapaciteit complexeren de prijsvorming van grijze garnalen. Het wisselende aanbod verklaart waarom de garnaalprijs seizoenaal zeer sterk kan fluctueren. Zo beleefden de vloten in Duitsland, Denemarken en Nederland in het voorjaar van 2011 economisch harde tijden omdat de kiloprijs meermaals onder de 2 euro zakte. Gedurende de zomer van 2012 daarentegen was de aanvoer eerder beperkt, met erg hoge marktprijzen tot gevolg. Het is duidelijk dat de capaciteit van de garnalenvloot de marktvraag zeer gemakkelijk kan overstijgen in perioden met een groot aanbod van garnalen. Dit zorgt voor veel onverdeeldheid in de sector. Pogingen van de PO s (de producentenorganisaties) en de groothandel om de visserij te reguleren hebben in het verleden geleid tot aanzienlijke geldboetes van de NMa (Nederlandse Mededingingsautoriteit, tegenwoordig de Autoriteit Consument & Markt (ACM)) wegens overtreding van het Europese en het Nederlandse kartelverbod (Goldsborough et al. 2014). Bijgevolg kunnen de PO s of andere belangenorganisaties geen afspraken maken over de aanlandingen en de prijzen. De technologische (r)evolutie inzake scheepsbouwkunde, navigatie, visserijtechnieken en vangstverwerking heeft de capaciteit van de vissersvloten wereldwijd stelselmatig doen toenemen. Dit 10

13 fenomeen staat bekend onder de naam technological creep (Rijnsdorp et al. 2005; Eigaard 2009). Het betekent dat een vissersvloot met een schijnbaar constante capaciteit (inzake vermogen, tonnage en aantal vaartuigen) door de jaren heen toch zijn effectieve capaciteit kan verhogen en in staat wordt gesteld om meer te vangen met dezelfde visserij-inspanning. Ondanks de term creep is de technologische ontwikkeling meestal geen continu proces, maar gaat ze in sprongen vooruit, meestal door de introductie van nieuwe technologie. Ook in de garnaalvisserij is dit fenomeen bekend. Zo heeft bijvoorbeeld de invoering van de automatische vangstsorteermachine een zeer grote invloed gehad op de efficiëntie aan boord. Technologische vooruitgang is niet te stoppen en hoe men hiermee omgaat bepaalt grotendeels het succes van een economie MSC certificering In 2007 startte de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) voor de garnaalvisserij met een certificeringstraject voor een duurzame visserij volgens de principes en de criteria van de Marine Stewardship Council (MSC). MSC hanteert hiervoor 3 overkoepelende principes waaraan iedere gecertificeerde visserij moet voldoen. Deze zijn: duurzame visbestanden (principe 1), minimale milieubelasting (principe 2) en effectief beheer (principe 3). Binnen dit certificeringstraject werd een managementplan opgesteld door de verenigingen PO Garnaal en PO Nederlandse Vissersbond (GPO Garnaal & PO Nederlandse Vissersbond 2011). Het verbod om tijdens het weekend te vissen, het verplicht gebruik van de zeeflap of een alternatief en het gebruik van goedgekeurde spoel- en sorteerapparatuur zijn enkele van de opgestelde richtlijnen in dit plan. Om de garnaalstock te beheren werd een zogenaamde Harvest Control Rule (HCR) opgesteld om te kunnen voldoen aan MSC principe 1. Deze HCR bepaalt hoe de visserij-inspanning afgestemd moet worden op de grootte van de garnaalstock. Volgens de HCR wordt de visserij-effort beperkt bij lage dichtheden van garnalen. Hierbij wordt aangenomen dat de dichtheden van de garnalen worden weerspiegeld in de gemiddelde aanlandingen van garnalen per uur vissen (= LPUE, Landing per Unit of Effort). Aangezien er voorlopig geen wetenschappelijke onderbouwing is voor het belang van het beheren van de garnalenpopulatie en de ACM de regulering van de aanvoer niet toestaat, werd de HCR opgeschort. De ICES werkgroep WGCRAN stelde voor om een meer diepgaande studie van de kritische LPUE s uit te voeren. Deze studie wordt momenteel gedaan door de Universiteit van Hamburg (Goldsborough et al. 2014) Garnaalvisserij in mariene beschermde gebieden Het overgrote deel van de garnaalvisserij in Nederland vindt plaats in recent aangewezen Natura 2000 gebieden. Voor de Noordzeekustzone geldt een verbeterdoelstelling voor de kwaliteit van habitattype 1110_B en voor de Waddenzee een verbeterdoelstelling voor habitattype 1110_A (Goldsborough et al. 2014). De Waddenzee heeft daarbij nog een additionele beschermingsstatus op basis van de Ramsar Conventie. Bovendien is de Waddenzee tevens Unesco werelderfgoed. Nederlandse vissers die de garnaalvisserij uitoefenen moeten beschikken over een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet die gemiddeld elke 5 jaar opnieuw herzien wordt. Voor het vernieuwen van de vergunningen moet een passende beoordeling worden uitgevoerd (Goldsborough et al. 2014). Belangrijke aspecten voor het beoordelen van de ecologische duurzaamheid van de garnaalvisserij zijn de effecten op de zeebodem en de bijvangsten. Daarnaast hebben vissers een vergunning nodig in het kader van de Visserijwet. Voor de Waddenzee is dat een Garnalenvergunning Kustwateren (GK) en voor de Noordzee- en de Zeeuwse kustwateren een Garnalenvergunning Visserijzone (GV). 11

14 In Nederland zijn er ongeveer 230 vergunningen vrijgegeven voor garnaalvisserij, waarvan 90 specifieke GK-vergunningen voor de visserij in de Waddenzee. 1.3 Bijvangstproblematiek De garnaalvisserij vindt voornamelijk plaats in gebieden die van ecologisch groot belang zijn als kraamkamers van vele vissoorten. Als gevolg van het gebruik van de fijnmazige netten en de locatie van de visgronden in estuaria en kustgebieden, kampt de garnaalvisserij met een significante ongewenste bijvangst van ondermaatse garnalen, (jonge) vissen en benthische ongewervelden. De bijvangst wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van aanzienlijke aantallen juveniele rond- en platvissen (hoofdzakelijk commerciële soorten zoals Wijting, Schol, Schar en Tong) en nietcommerciële bijvangstsoorten (hoofdzakelijk schaaldieren, stekelhuidigen en weekdieren) Bijvangst van ondermaatse garnalen Er is geen wettelijke minimum aanvoerlengte voor grijze garnaal in de EU, maar in de praktijk is er weinig commerciële vraag naar garnalen kleiner dan 4,5 cm totale lengte. Nochtans worden garnalen met een lengte niet groter dan 2 cm regelmatig gevangen (van Marlen et al. 1997). De vangsten worden in regel volledig aan boord gesorteerd, waarbij de commerciële garnalen groter dan 4,5 cm worden aangevoerd, terwijl de kleine garnalen hoofdzakelijk worden teruggegooid. De jaarlijkse teruggooi van ondermaatse garnalen wordt geschat op ton of 75 miljard individuen (Revill & Holst 2004a). Dit komt overeen met ongeveer de helft (Lancaster & Frid 2002) tot meer dan twee derde van de garnalenvangst in aantallen (van Marlen et al. 1997). In Nedersaksen in Duitsland kan de fractie van commerciële garnalen terugvallen tot slechts 11 % (in gewicht) van de vangst (Walter 1997). De overlevingskans van de ondermaatse, teruggegooide garnalen is vrij hoog en wordt geschat op bijvoorbeeld 75 à 80 % voor de Solway Firth visserij (Lancaster & Frid 2002). Gelijkaardige cijfers worden gerapporteerd door Revill (1999) die vaststelde dat 77 à 85 % van de ondermaatse garnalen het vangst- en sorteerproces overleefde, zonder hierbij schade te hebben opgelopen Bijvangst van vissen De bijvangst van commerciële vissoorten betreft voornamelijk Schol, Schar, Bot, Tong, Kabeljauw, Wijting en Steenbolk. In mindere mate worden ook Tarbot, Griet, Dwergtong en Tongschar bijgevangen. Reeds in de jaren vijftig (Tiews 1990) werden in Duitsland bemonsteringen georganiseerd om de bijvangst te kwantificeren, om zo een idee te krijgen van de impact van de garnaalvisserij op de stocks van de bijgevangen vissoorten. Deze bemonsteringen liepen door tot 1990 en de tijdreeks geeft een goed beeld weer van de seizoenaliteit van de bijvangst. Een tweede belangrijke informatiebron over de bijvangst in de garnaalvisserij is het EU project RESCUE (van Marlen et al. 1997) waarbij alle Europese garnalenvloten onderzocht werden. Helaas werd de Nederlandse Waddenzee hierbij niet bemonsterd. Van Marlen et al. (1997) en Revill et al. (1999) rekenden uit dat de bijvangst in de garnaalvisserij jaarlijks leidt tot een verlies van 928 miljoen individuen Schol (Pleuronectes platessa), 55 miljoen Wijtingen (Merlangius merlangus), 42 miljoen Kabeljauwen (Gadus morhua) en 16 miljoen individuen Tong (Solea solea). De bemonsteringscampagnes focussen vooral op de commerciële soorten, veel minder is dus gekend over de bijvangst van niet-commerciële vissoorten en invertebraten. 12

15 Aan de hand van deze campagnes werd het duidelijk dat de hoeveelheid en de samenstelling van de bijvangst zeer variabel is doorheen de tijd en de ruimte. Deze variatie in vangstsamenstelling is afhankelijk van de verschillende verspreidingspatronen en de habitatpreferenties van de soorten, de leeftijdsklassen, de seizoenen, de visgronden en de migratiepatronen (Doeksen 2006). De bijvangst in de garnaalvisserij wordt momenteel opgevolgd onder het EU DCF (Data Collection Framework) dat van start ging in 2006, na de EU verordeningen EC 1639/2001 en EC 1581/2004. Het aantal DCF staalnames is echter nog extreem laag en bemonstert slechts 0,01 % van de jaarlijkse ca slepen (Neudecker et al. 2011). De spreiding van de DCF staalnames houdt bovendien geen rekening met het relatief belang van de verschillende visgronden (Neudecker et al. 2011). De bijvangst in de garnaalvisserij heeft een nadelige impact op de rekrutering van rond- en platvis die, in het belang van deze stocks, best tot het absolute minimum gereduceerd wordt. Het belang van deze teruggooi werd in een bio-economische studie aangetoond (van Marlen et al. 1997). Het verlies aan marktwaardige Tong, Schol, Wijting en Kabeljauw ten gevolge van de teruggooi in de Noordzee garnaalvisserij bedraagt ongeveer twee derde van de totale omzet van de Noordzee garnalenvloot. De potentiële aanlandingen aan Schol die aldus verloren gaan werden geschat tussen en ton (Revill et al. 1999), wat overeenkomt met ongeveer 20 miljoen (van Marlen et al. 1997) en % van de TAC in 1998 in de Noordzee. De mate waarin de teruggooi de rekrutering van een vissoort beïnvloedt is afhankelijk van de overleving van de teruggooi (van Marlen 1997). De sterfte van de bijvangst wordt sterk bepaald door de verschillende kenmerken van het vangstproces zoals de sleepduur, de efficiëntie van het sorteerproces, de duur van het verwerkingsproces, de condities aan boord, vogelpredatie, enz. Verder is ook de gevoeligheid voor verwondingen, opgelopen tijdens het vangst-, sorteer- en het teruggooiproces van belang (Doeksen 2006). Deze factoren verschillen sterk per soort en grootteklasse. De mortaliteit bij rondvissen benadert 100 %, terwijl platvissoorten minder gevoelig zijn (Lancaster 1999). De inschattingen van de mortaliteit van platvissen zijn echter vrij variabel. Tussen de 15 % en 70 % voor Schol (Dahm et al. 2002; Revill et al. 1999; Berghahn et al. 1992) en tussen de 30 % en 50 % voor Tong (Dahm et al. 2002; Revill et al. 1999). 1.4 Benthische impact Naast de bijvangstproblematiek heerst er hier en daar ook ongerustheid over de effecten van de garnaalvisserij op de zeebodem en de daarmee geassocieerde organismen. In een poging om de langetermijneffecten van visserij geïnduceerde veranderingen op de epibenthische soortensamenstelling van de Zuidelijke Noordzee in kaart te brengen, vergeleken Rumohr en Kujawski (2000) kwalitatieve historische data uit de periode 1902 tot 1912 met meer recente gegevens uit Ze toonden aan dat de soortenrijkdom aan bivalvia (tweekleppige weekdieren) gedaald was, terwijl aaseter- en predatorsoorten (crustacea, gastropoda en echinodermata) vaker werden waargenomen in De auteurs suggereren dat deze verschuivingen kunnen toegeschreven worden aan de fysische impact van de visserij, maar tevens aan de voedselinput voor de aaseter- en predatorsoorten door de teruggooi. De meningen over de aard en de gevolgen van de effecten van de garnaalvisserij zijn vaak erg uiteenlopend en tegenstrijdig. Sommige studies vermelden duidelijke effecten, terwijl andere studies de garnaalboomkor eerder als een relatief licht vistuig beschouwen met een beperkte impact (Rumohr 13

16 et al. 1994; Vorberg 1997). Volgens Doeksen (2006) lijkt de sleepnetvisserij op zandige substraten in kustwateren en estuaria (waar de garnaalvisserij voornamelijk plaatsvindt) geen noemenswaardig probleem te zijn aangezien: (1) de mechanische verstoring van het substraat door het vistuig beperkt is, (2) de verstoring miniem is in vergelijking met de verstoring door natuurlijke krachten, (3) de mechanische verstoring van korte duur is door het hoge niveau van natuurlijke verstoring, (4) de aanwezige soorten in dergelijke gebieden goed aangepast zijn aan de verstoring van de habitatcondities. Dit suggereert dat kortstondige visserij-geïnduceerde verstoring een verwaarloosbaar effect heeft. Dit is mogelijk niet het geval voor de langdurige en grootschalige verstoring van substraten die meer stabiele en permanente structuren vormen, de zogenaamde biobouwers (Campos 2009). Een biobouwer is een soort die niet alleen reageert op het milieu, maar ook dat milieu sterk weet te veranderen. Dergelijke substraten vervullen een uitgesproken habitatfunctie en ondersteunen unieke soortenassemblages. De verstoring van deze relatief stabiele habitats zal een aanzienlijke invloed hebben op de soortendiversiteit en -abundantie. Verschillende bewijzen tonen aan dat de garnaalvisserij geen directe waarneembare effecten heeft op dergelijke habitats (zie verder). De discussie over de impact van de visserij lijkt steeds vaker neer te komen op de veronderstelling dat de rekolonisatie en rehabilitatie van fragiele, structuurvormende populaties verhindert wordt door de visserij. Dit zou vooral een gevolg zijn van de repetitieve verstoring van het substraat waarop dergelijke structuren zijn gevestigd. Deze hypothese is (nog) niet geverifieerd door wetenschappelijk onderzoek, maar lijkt toch goed geaccepteerd. Er zijn momenteel diverse onderzoeken lopende om de kennisleemtes inzake de bodemberoering in de garnaalvisserij op te vullen (o.a. het Europese Benthis project ) De impact op benthische gemeenschappen in de Waddenzee Verstoring van de zeebodem is van belang wanneer dit van invloed is op de leefomgeving van de benthische populatie die ze ondersteunt. Veranderingen aan epibenthische gemeenschappen zijn meestal het duidelijkst wanneer sessiele epibenthische soorten achteruitgaan of verdwijnen (Riesen en Reise 1982). Ook voor de Waddenzee, het garnaalvisserijgebied bij uitstek, wordt dit geïllustreerd door de relatief plotse achteruitgang van een aantal opvallende sleutelsoorten en de habitats die zij vormen. De belangrijkste zijn de Lanice en Sabellaria riffen, de oester- en mosselvelden (Ostrea edulis en Mytilus edulis), de zeegrasvelden (Zostera marina) en de zeemosvelden (Sertularia cupressina). Het aandeel van de garnaalvisserij in de achteruitgang van deze organismen in de Waddenzee staat ter discussie. Wanneer men bedenkt dat de sublitorale zone van de Waddenzee zeer intensief wordt bevist door de garnalenkotters, is het zeker waardevol om de invloed van de visserij op deze gebieden te onderzoeken Lanice riffen Schelpkokerwormen (Lanice conchilega) vormen een kokertje van zand en schelpengruis dat boven het sediment uitsteekt. Deze kokerwormen kunnen dichtheden van meer dan individuen per m² bereiken en geven zo de aanblik van een rif. Schelpkokerwormen verhogen de zuurstof- en nutriëntenuitwisseling en zorgen zo voor een geschikte omgeving voor rijke macrobenthische gemeenschappen. Lanice riffen komen bijvoorbeeld voor in de sublitorale zone in het Sleeswijk-Holstein nationaal park in de Waddenzee. Wanneer deze riffen eenmalig bevist werden met een garnaalboomkor, dan waren de sporen van de boomkorsloffen duidelijk zichtbaar. De boven het sediment uitstekende kokeruiteinden 14

17 (ca. 5 cm) werden hierbij afgeplat. De wormen zelf werden niet beschadigd omdat ze zich terugtrokken in hun kokers. Tevens werden de kokers relatief snel heropgebouwd (Berghahn & Vorberg 1998). Een sterker effect is zichtbaar bij de fauna die geassocieerd leeft met de Lanice riffen (Rabaut et al. 2008). Momenteel blijft het onduidelijk wat de langetermijneffecten zijn op deze riffen na regelmatige blootstelling aan garnaalvisserij Sabellaria riffen Sabellaria spinulosa is een borstelworm die harde kokers bouwt met zand en mucus. Een aaneensluitend netwerk van deze kokers stabiliseert het sediment en vormt op die manier een substraat voor een diverse epibenthische gemeenschap. Deze riffen worden meerdere cm s dik en kunnen jarenlang aanwezig blijven. Sabellaria riffen komen subtidaal voor en vormen een habitat met een hoge diversiteit van geassocieerde dieren en een hoge productiviteit. Vroeger kwamen Sabellaria riffen algemeen voor in de (Duitse) Waddenzee (Richter 1927). Momenteel zijn ze zeer zeldzaam in de Waddenzee (Lavaleije & Dankers 1993; Vorberg 2000). Over de effecten van de garnaalvisserij op Sabellaria riffen in de Noordzee zijn de meningen verdeeld. Verschillende studies aangaande het benthos van de Waddenzee schrijven de achteruitgang van de Sabellaria riffen, door OSPAR geïdentificeerd als kwetsbare en zeldzame habitats (OSPAR 2006), toe aan de garnaalvisserij (Riesen & Reise 1982; Buhs & Reise 1997). Een vergelijking van de inventarisatie van benthossoorten uit de Norderaue regio van de Waddenzee tussen de periode en 1980 (Riesen & Reise 1982) toonde aan dat Sabellaria spinulosa grotendeels verdween in deze tijdsspanne. Lokale vissers beweerden de riffen met opzet te hebben verwijderd om beschadigingen aan hun vistuigen te voorkomen. Buhs & Reise (1997) stellen dat het repetitieve karakter van de garnaalvisserij heeft geleid tot de destructie van de Sabellaria riffen. Deze studies worden echter bekritiseerd door Vorberg (2000), die via een experimentele studie aantoonde dat een garnaalboomkor geen zichtbare schade aan de Sabellaria riffen veroorzaakte. Vorberg wijst er echter op dat intensieve garnaalvisserij op middellange tot lange termijn gevolgen kan hebben op de stabiliteit van Sabellaria riffen en op de aanmaak van nieuwe Sabellaria riffen. Andere menselijke activiteiten zoals het aanleggen van dijken, kustbescherming, zandwinning, baggeren en inpoldering zouden ook via wijzigingen in hydrografie een impact kunnen hebben op Sabellaria riffen. Het relatief belang van de garnaalvisserij en de gewijzigde hydrografie in de teloorgang van de Sabellaria riffen is echter nog niet opgeklaard Zeemosvelden De zeecypres of zeemos (Sertularia cupressina) is een epibenthische, kolonievormende hydroidpoliep die kan uitgroeien tot vertakte structuren met een hoogte van 30 cm. Tot de late jaren 60 waren de belangrijkste vindplaatsen gesitueerd in de Waddenzee en het estuarium van de Thames. Op plaatsen met harde substraten en matige zeestromingen kon de zeebodem volledig bedekt zijn met deze witte wieren (Wagler & Berghahn 1992). De uitgebreide zeemosvelden in de subtidale zone van de Waddenzee gingen sterk achteruit in de vroege jaren 70 en zijn vandaag nagenoeg compleet verdwenen (Berghahn & Offermann 1999). Over de oorzaak van de achteruitgang van deze zeemosvelden zijn de meningen verdeeld. Gedurende vele tientallen jaren werd zeemos weggeharkt van de zeebodem met lichte boomkorren voorzien van prikkeldraad. Er bestond immers een bloeiende handel in gedroogd zeemos, dat gebruikt werd voor decoratieve doeleinden. Berghahn & Offermann (1999) beargumenteren dat deze oogst zelf niet kan verantwoordelijk geacht worden voor het grotendeels verdwijnen van de zeemosvelden. Het oogsten van het zeemos viel immers volledig stil in 15

18 1971, omdat de afzetmarkt ophield te bestaan. Op dat moment waren de velden nog wijdverspreid. Ook de impact van de garnaalvisserij op Sertularia zou beperkt zijn volgens Berghahn & Offermann (1999). Sertularia cupressina vormt flexibele structuren die bestand zijn tegen hoge drukkrachten en de soort beschikt bovendien over een goed regeneratievermogen (Schmidt & Warner 1991). De achteruitgang van Sertularia zou eerder het gevolg zijn van de simultane verdwijning van de oesterbanken en de Sabellaria riffen die belangrijke substraten zijn voor de vasthechting van de Sertularia kolonies. De schaarste aan harde substraten in een dynamische omgeving als de Waddenzee zou deze hypothese kunnen bevestigen. Sertularia op zich is dan weer van belang voor de spatval van mossels, aangezien mossellarven draadvormige structuren (zoals poliepenkolonies) nodig hebben voor de eerste vasthechting aan de zeebodem (Lavaleije & Dankers 1993) Mossel- en oesterbanken De gewone (platte) oester (Ostrea edulis) is een inheemse oestersoort in de Noordzee die voorkomt op harde substraten. Wanneer deze oesters in grote aantallen voorkomen kunnen zij aanzienlijke oesterbanken vormen. Volgens Lavaleije & Dankers (1993) zijn de oester- en mosselvisserij verantwoordelijk voor de verdwijning en achteruitgang van deze oesterbanken sinds de 17 e eeuw. Rechtstreeks zou de garnaalvisserij hierin geen rol gespeeld hebben. Volgens Lavaleije and Dankers (1993) kan de garnaalvisserij wel één van de factoren zijn die een herstel van de oesterbanken in de weg staat. Mosselbanken (Mytilus edulis) zijn voornamelijk terug te vinden in de getijdenzone op vaste substraten waar zij eveneens een uniek habitat vormen met typische geassocieerde fauna en flora. Natuurlijke factoren zoals ruwe weersomstandigheden en predatie, maar ook de mosselvisserij kunnen een grote bedreiging vormen voor de mosselbanken op de tidale vlakten. De garnaalvisserij zou een effect kunnen hebben op deze mosselbanken. Dit lijkt echter minimaal wanneer het effect van de natuurlijke predatie en de weersomstandigheden in rekening gebracht wordt. Bovendien is geweten van garnaalvissers dat zij zoveel mogelijk oester- en mosselbanken trachten te vermijden om schade aan hun netten te voorkomen Zeegrasvelden Zeegrassen zijn planten aangepast aan het onderwaterleven in brakke en zoute wateren. In de Nederlandse zoute wateren komen 2 soorten voor: groot zeegras (Zostera marina L.) en klein zeegras (Zostera noltii H.). Zeegrassen zijn een mooi voorbeeld van zogenaamde biobouwers. Zij zorgen ervoor dat het water lokaal minder snel gaat stromen waardoor fijn slib wordt afgezet op de bodem. Zeegras is tegenwoordig in Nederland een bedreigde soort en komt nog slechts op enkele plekken in kleine velden voor, alles bij elkaar nog zo'n 150 hectare (Lavaleije and Dankers 1993). Vroeger was dit wel anders. Tot in de eerste helft van de 20 ste eeuw was zeegras van groot economisch belang. Veel eilandbewoners van Wieringen, Texel, Terschelling, Urk, Schokland en Elburg verdienden deels hun brood met het oogsten en verwerken van groot zeegras. Begin 20 ste eeuw was er in het overgangsgebied van de Waddenzee naar de Zuiderzee sprake van duizenden hectares zeegrasvelden. De drastische achteruitgang van zeegrasvelden in West-Europa sinds 1932 is volgens Dankers & Lavaleije (1993) niet gerelateerd aan de visserij, maar wordt toegeschreven aan een combinatie van een aantal antropogene en omgevingsfactoren, waaronder de aanleg van de afsluitdijk. Mechanische verstoring, bijvoorbeeld veroorzaakt door de garnaalvisserij zal echter de rekolonisatie van zeegrassen meer dan waarschijnlijk vertragen. 16

19 1.5 Visserijtechnische maatregelen met het oog op verduurzaming De laatste jaren is de visserijsector voortdurend in beweging. Hoge brandstofprijzen, toenemende maatschappijkritiek, fluctuerende aanvoer, scherpe concurrentie en strikte reglementering dwingen de visserman tot innovatie en samenwerking. Ook in de garnaalvisserij heeft dit alles geleid tot heel wat recente initiatieven. De ongewenste bijvangst is een belangrijk probleem in de garnaalvisserij. Samenwerking tussen de wetenschap en de sector heeft geleid tot een aantal zinvolle technische aanpassingen om dit probleem aan te pakken Grotere maaswijdte In principe is in de EU garnaalvisserij het gebruik van elke maaswijdte groter dan 16 mm (gestrekte maas, gemeten tussen de knopen) toegelaten. In de praktijk wordt meestal een maaswijdte van 20 mm gehanteerd. Volgens de laatste afspraken in het MSC garnalen certificering traject dient de minimummaaswijdte van een garnaalnet 20 mm te zijn. Revill en Holst (2004b) experimenteerden met verschillende maaswijdten in de kuil van garnalennetten. Zij kwamen tot de conclusie dat het aanbrengen van een 26 mm kuil leidde tot een bijvangstreductie van ondermaatse garnalen van 13 % in vergelijking met een traditionele kuil van 20 mm. Tegelijkertijd werd vastgesteld dat door de optuiging van een zeeflap in garnalennetten tussen 16 en 26 % (in gewicht) aan ondermaatse garnalen kon ontsnappen Sorteerrooster In het EU project DISCRAN werd aangetoond dat sorteerroosters met een opening van 20 mm geschikt zijn om ongewenste bijvangst te scheiden uit garnalenvangsten (van Marlen et al. 2001). Met een typisch Nordmøre grid kon de bijvangst significant verminderd worden, en dit zonder een al te groot verlies van commerciële garnalen (Graham 2003). Het nadeel verbonden aan vaste sorteerroosters is echter de rigiditeit en het risico op verstopping van dergelijke structuren. Dit maakt de roosters weinig populair bij de vissers, die de voorkeur geven aan het gebruik van de zeeflap. In het algemeen is de zeeflap minder vatbaar voor beschadigingen en verstoppingen dan het sorteerrooster (Polet et al. 2004). Onder de huidige EU wetgeving kunnen sorteerroosters met een opening van 20 mm als alternatief gebruikt worden voor de zeeflap (Revill and Holst 2004b) Zeeflap De zeeflap of zeefkeel is een trechtervormig stuk netwerk met een maaswijdte van doorgaans 60 mm (maximaal 70 mm), dat ingewerkt wordt in het net om bijvangst te reduceren. Garnalen stromen passief doorheen de mazen van de zeeflap en komen achteraan in de kuil terecht. Alles wat te groot is om doorheen de zeeflap te passeren wordt afgeleid naar een ontsnappingsopening en geloosd. De efficiëntie van de zeeflap werd bestudeerd in het EU project DISCRAN (van Marlen et al. 2001). Dit onderzoek toonde aan dat de zeeflap significant de bijvangst van eenjarige en oudere vissen reduceert. De zeeflap vermindert de bijvangst van Schol, Bot, Spiering, Kabeljauw en in iets mindere mate van Schar, Steenbolk en Wijting. De zeeflap is echter niet efficiënt om nuljarigen en vissen < 10 cm tegen te houden (Polet et al. 2004). Dit is vooral een nadeel voor de visserij in gebieden die fungeren als belangrijke kraamkamers voor platvissen, zoals de Waddenzee. De excellente bijvangstreductie van eenjarige en oudere vissen is wel belangrijk voor de zuidelijke Noordzee. 17

20 Het gebruik van de zeeflap kan resulteren in een vangstverlies van commerciële garnalen. In het geval van verstopping (door wieren, afval, gekieuwde vissen, ), kan dit vangstverlies oplopen tot 30 % en meer (Polet et al. 2004). Dit leidt tot financiële verliezen voor de garnalenvissers. Technische wijzigingen in het netontwerp van de zeeflap kunnen dit verstoppingsprobleem mogelijk verminderen. Van Marlen et al. (2001) vermelden een vangstverlies van 5 tot 20 % bij de Duitse, Nederlandse en Britse studies. Het vangstverlies liep echter op tot 37 % bij commerciële proeven in Belgische wateren. Een bijkomend voordeel van de zeefkeel is dat ook de bijvangst van ondermaatse garnalen afneemt (Revill & Holst 2004b). Bovendien vermindert de zeeflap de bijvangst van bodem bewonende (benthische) soorten aanzienlijk en dus ook de impact op de gemeenschappen die zij vormen (Revill & Holst 2004b; Polet et al. 2004). Het gebruik van de zeeflap met een maximale maaswijdte van 70 mm is verplicht voor de garnaalvisserij in alle EU wateren (EG Nr. 850/98). Deze technische maatregel werd geïmplementeerd door alle lidstaten in januari 2003 (Revill & Holst 2004b). Verschillende landen voorzien een ontheffingsregeling voor het gebruik van de zeeflap op momenten wanneer algen en kwallen in grote hoeveelheden voorkomen en de zeeflap doen verstoppen. Volgens de laatste afspraken in het MSC garnalen certificering traject wordt de zeeflap nu jaarrond gebruikt door de hele Nederlandse sector en is het gebruik van de zeeflap voor alle garnalenvissers verplicht vanaf 1 januari Brievenbus Ook de brievenbus is een netaanpassing die gericht is op het verminderen van de ongewenste bijvangst in de garnaalvisserij. De brievenbus bestaat uit een dwarssnede in de onderzijde van het net. Deze opening moet ervoor zorgen dat platvissen kunnen ontsnappen, terwijl de garnalen het achtereind van het net in stromen. Met behulp van een schotje worden de platvissen naar de brievenbus geleid, terwijl de garnalen door en over het schotje heen alsnog in het achtereind van het net terechtkomen. De brievenbus is nog in ontwikkeling, maar de eerste resultaten wijzen erop dat de aanpassing minstens even effectief is als de zeeflap in het verminderen van de teruggooi van jonge platvissoorten zoals Schol en Tong (Steenbergen et al. 2011). In een rechtstreekse vergelijking met de zeeflap werd aangetoond dat er in het voorjaar gemiddeld 40 % minder schol werd aangetroffen in een net met de brievenbus ten opzichte van een net met de zeeflap. In het najaar werd er geen significant verschil vastgesteld. Ook voor Tong werden er in het voorjaar gemiddeld minder exemplaren aangetroffen in het net met de brievenbus. Voor de andere platvissoorten zoals Schar en Bot kon er geen verschil aangetoond worden tussen de beide netaanpassingen. Voor het lozen van grotere (plat)vissen bleek de brievenbus vaak minder geschikt dan de zeeflap. De brievenbus is bijgevolg niet bedoeld als vervanging van de zeeflap. Volgens Steenbergen et al. (2011) kan de brievenbus mogelijk wel een alternatief zijn voor de zeeflap in periodes waarin deze dichtslibt door algen en wieren. Ook het gebruik van de brievenbus resulteert in het vangstverlies van commerciële garnalen. Het gebruik van het schotje lijkt dit enigszins te compenseren. Het vangstverlies is grosso modo vergelijkbaar met dat van de zeeflap. 18

21 1.5.5 Pulsvisserij De meeste technische maatregelen die het verhogen van de selectiviteit als doel hebben focussen louter op netaanpassing. Deze maatregelen beogen een verbeterde filtering of scheiding van de vangst in het vistuig. Het nadeel van deze methodiek is dat alle gevangen dieren effectief in contact komen met het vistuig vooraleer ze kunnen ontsnappen. Beschadiging of stress tijdens het vangsten/of ontsnappingsproces kan leiden tot extra mortaliteit. Een mogelijk betere benadering om de selectiviteit van een vistuig te verhogen is vermijden dat de ongewenste bijvangst in het net terechtkomt. M.a.w. de vangstscheiding laten plaatsvinden voorafgaand aan het vangstproces. Een alternatieve vangststimulus ter hoogte van de netmond kan hiervoor zorgen, waarbij enkel een gewenste respons bij de doelsoort(en) uitgelokt wordt en niet bij de ongewenste soorten. In een traditionele garnaalboomkor wordt een mechanische vangststimulus veroorzaakt door de klossenpees. Het contact met deze klossen, de turbulentie van het water en/of de trillingen in het sediment stimuleren de meeste dieren in de omgeving van het vistuig, waardoor er veel ongewenste dieren bijgevangen worden. Een mogelijk alternatief voor de mechanische vangststimulus is het gebruik van een elektrisch veld in de netopening van een garnaalnet. In het verleden werden wereldwijd experimenten met elektriciteit uitgevoerd in de visserij. Onderzoek naar de toepassing van elektrische velden in de sleepnetvisserij op garnalen begon in de jaren 1960 en 70 (De Groot & Boonstra 1974; Vanden Broucke & Vanhee 1977). In die periode werden sleepnetten met elektrische pulsen voor Noordzee garnalen getest in België, Duitsland, Nederland en UK. Het belangrijkste doel van het experimentele werk was meestal het verhogen van de commerciële vangsten, zonder dat hierbij aandacht werd besteed aan selectiviteit. Onderzoek ging verder tot de jaren 1980, maar werd abrupt en vrijwel gelijktijdig stopgezet in alle Noordzeelanden. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een Nederlands verbod op elektrisch vissen, gedreven door de angst voor overbevissing. In 1988 werd het vissen met elektriciteit algemeen verboden in de EU (EG Nr. 850/98). In andere werelddelen werden de ontwikkelingen verdergezet en ook in de Noordzeelanden bleef de belangstelling ondertussen bestaan. Dit werd de laatste decennia enkel aangescherpt door de stijgende brandstofprijzen. In België en vooral Nederland werd de experimentele ontwikkeling van de pulsvisserij als alternatief voor de boomkorvisserij verdergezet. De wetenschappelijke wereld bericht inmiddels over de positieve aspecten van de experimenten met de pulsvistuigen inzake brandstof- en discardreductie (van Marlen et al. 2005; van Marlen et al. 2006; Soetaert et al. 2013, van Marlen et al. 2014). In 2006 werd door ICES officieel geadviseerd dat de pulsvisserij vele positieve facetten kent, maar dat er bezorgdheid heerst over eventuele, onbekende neveneffecten (ICES 2006). Het standpunt was tevens dat dit eerst onderzocht moet worden alvorens er kan overgegaan worden tot wetswijziging. Dit advies werd opgepikt door de Europese commissie en een derogatie op de wetgeving werd ingevoerd in Deze derogatie stelt elke lidstaat in staat om 5 % van de aanwezige boomkorvloot uit te rusten met de pulsvisserijtechniek. Sedert 2007 werd deze derogatie jaarlijks hernieuwd. Begin dit jaar (2014) raakte bekend dat Nederland in 2014 kan werken aan een grootschalig pilotprogramma om de werking van de pulskorvisserij verder in beeld te brengen. Hiervoor zullen 42 extra vergunningen (bovenop de reeds beschikbare 42 vergunningen) worden verleend aan Nederlandse vissers. Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van IMARES, onderdeel van de Wageningen Universiteit. Het programma onderzoekt verder de selectiviteit van de pulskor en de milieuwinst door het minder beroeren van de zeebodem en de halvering van het brandstofgebruik. Bij het programma worden de visserij- en milieuorganisaties betrokken. De basis voor dit project werd gevonden in artikel 14 van de 19

22 Basisverordening (Verordening EU nr. 1380/2013) waarin lidstaten de mogelijkheden wordt geboden om in het kader van de aanlandplicht alle haalbare methoden ter voorkoming, beperking en uitbanning van ongewenste vangsten in een visserij volledig te onderzoeken. Parallel aan de praktijkexperimenten in de Noordzee wordt door verschillende onderzoeksinstituten in België en Nederland (IMARES, ILVO en UGent) onderzoek uitgevoerd naar de eventuele effecten van de (garnaal)puls op mariene organismen. De eerste resultaten wijzen op de afwezigheid van enig effect wat betreft de garnaalpuls (Vercauteren et al. 2010). Momenteel worden 2 Vlaamse onderzoekers aan de onafhankelijke Gentse universiteit (faculteit diergeneeskunde) belast met een zeer gedetailleerd onderzoek naar de eventuele neveneffecten van elektrisch vissen. In dit onderzoek worden alle mogelijke levensstadia (ei, larve, juveniel en adult) van een range aan mariene soorten zoals commerciële rond- en platvissoorten, niet-commerciële benthische vissoorten en invertebraten ingesloten (ICES 2012). Beide doctoraatsonderzoeken lopen tot eind Het innovatieve idee om een elektrisch pulsveld te gebruiken als een soort selectieve stimulus in een nieuw type vistuig voor de Crangon visserij werd voor het eerst geopperd door het ILVO in de late jaren Tot dan werd de pulsvisserijtechniek vrijwel louter gezien als een middel om de vangstefficiëntie van een vistuig te verhogen. Het basisidee bij soort selectief, elektrisch vissen op garnalen is om met behulp van elektrische pulsen een maximale springrespons op te wekken bij garnalen, zonder hierbij eventuele bijvangstsoorten te stimuleren (Polet et al. 2005a). Wetenschappelijk onderzoek heeft duidelijk het lengte- en soort selectief potentieel van de elektrische visserijtechniek aangetoond, zowel in lab experimenten als in het veld (Polet et al. 2005a & b). Uit de verkennende pilootexperimenten op zee bleek dat een selectieve, verhoogde onderpees een vluchtweg creëerde voor een deel van de vissoorten en de ongewervelde bodemdieren. De verliezen van commerciële garnalen waren hierbij beperkt. Een volgende stap in de ontwikkeling van de Crangon pulsvisserij betrof de Hovercran (Verschueren & Polet 2009). Dit vistuig kwam tot stand na een samenwerking tussen UGent, Marelec NV en ILVO. De Hovercran is een aangepaste garnaalboomkor waarin de klossenpees volledig verwijderd en vervangen wordt door 12 lichte elektroden (Figuur 1-1). Bovendien bevindt het net zich hoger in de waterkolom, waardoor het als het ware zweeft en er dus amper bodemcontact veroorzaakt wordt. Nietdoelsoorten kunnen ontsnappen onder het net. In 2009 werd dit vistuig bekroond tijdens de WWF Smart Gear Competition. In 2007 werd de Stichting Verduurzaming Garnalenvisserij opgericht door de PO s met als doel een project Verduurzaming Garnalenvisserij uit te voeren met de steun van het Waddenfonds (Goldsborough et al. 2014). Eén van de drie onderzoeksluiken van dit project betrof de doorontwikkeling van de pulsvisserij op garnalen. Dit onderzoeksgedeelte werd uitgevoerd door ILVO (Verschueren et al. 2012). Centraal in deze studie stonden praktijkproeven met de Hovercran en alternatieve pulsvistuigen gericht op een verbeterde selectiviteit en een verminderde bodemberoering. De proeven werden uitgevoerd met de vaartuigen O 191 en TX 25. Dit onderzoek was vooral gericht op de technische doorontwikkeling van de pulsvisserij. De Hovercran zonder klossen kan goed worden gebruikt op bestekken met een vlakke zeebodem. Op ruwere en meer oneffen visgronden vergroot het risico op averij, aangezien er geen klossen zijn die het net over obstakels heen helpen. Voor dergelijke visgronden (zoals de Waddenzee met de vele tidale geulen) diende een tussenoplossing gevonden te worden in de vorm van een aangepaste klossenpees. Het onderzoek aan boord van TX 25 was vooral een technische zoektocht naar een geschikt vistuig waarmee een 20

23 FIGUUR 1-1: SCHEMATISCH VOORAANZICHT VAN EEN CONVENTIONEEL VISTUIG (BOVENAAN) EN DE HOVERCRAN (ONDERAAN), EEN EXPERIMENTEEL PULSVISTUIG MET VERHOOGDE ONDERPEES EN 12 ELEKTRODEN I.P.V. EEN KLOSSENPEES. ONDERAAN HET NET WORDT EEN ONTSNAPPINGSOPENING GECREËERD WAARDOOR NIET-DOELSOORTEN KUNNEN ONTSNAPPEN. FIGUUR 1-2: DIVERSE IN DE PRAKTIJK UITGETESTE UITVOERINGEN VAN PULSVISTUIGEN EN AANGEPASTE KLOSSENPEZEN VOOR DE PULSVISSERIJ OP GARNALEN. 21

24 bedrijfszekere visserij uitgeoefend kon worden, zonder dat de doelstellingen omtrent selectiviteit en bodemberoering hierbij uit het oog verloren werden. Uit een reeks verkennende experimenten op zee, zowel met de Hovercran (O 191) als met andere pulsvistuigen met lichte klossenpezen (TX 25, SD 33) bleek dat een selectieve, verhoogde onderpees een vluchtweg creëerde voor vele bijvangstsoorten. Afhankelijk van het ontwerp van de optuiging werd de bijvangst met 15 % tot 65 % gereduceerd. Deze kortstondige experimenten waren niet gericht op een gedetailleerde evaluatie van de vistuigontwerpen (Verschueren et al. 2012). De technische karakteristieken en de prestaties van de verschillende pulsvistuigen aan boord van de verschillende vaartuigen (TX 25, HA 31, WR 40, SD 33 en TH 10) die inmiddels met de puls vissen op garnaal lopen sterk uiteen (Figuur 1-2). Momenteel is er geen richtlijn of wetgevend kader die de praktische uitvoering van het pulsvistuig in een bepaalde richting duwt. Technisch gezien spreken we bij een pulsvistuig met een (aangepaste) klossenpees niet langer van een Hovercran vistuig. 22

25 2 DOELSTELLINGEN 2.1 Achtergrond De Nederlandse visserijsector die vooral de boomkorvisserij uitoefent, staat voor enkele belangrijke uitdagingen. Enerzijds zijn er de vangstbeperkingen, de lage visprijzen en de hoge uitbatingkosten met vooral zeer hoge materiaal- en brandstofprijzen. Anderzijds is er de toenemende maatschappelijke kritiek omwille van de ecologische impact van sleepnetvisserijen. Zowel nationaal, binnen de Europese Unie als internationaal heerst er een groeiende bekommernis over de bescherming van (juveniele) vis-, schaaldier- en weekdierbestanden, over de omvang van de ongewenste bijvangsten en over de impact van de visserij op het mariene milieu. Er wordt aangedrongen op een proactief beleid en de volgende aanbevelingen worden stilaan gemeengoed: De implementatie van maatregelen die erop gericht zijn te voorkomen dat visserijactiviteiten het herstel of het behoud van de stocks in het gedrang brengen. Het zoeken naar beheersmaatregelen, inclusief aanlandingsverplichting, om de teruggooi in de visserij te reduceren. De ontwikkeling en invoering van selectief vistuig, teneinde de bijvangsten van, en de schade toegebracht aan juveniele vis, schaal- en weekdieren te minimaliseren. Een beperking van, en zelfs een verbod op, de visserijactiviteiten in gebieden die als ecologisch kwetsbaar worden beschouwd, en een beperking van het gebruik van vistuig waarvan gemeend wordt dat het een disproportionele impact heeft op het milieu. De uitwerking van procedures om de milieu-impact van nieuwe visserijtechnieken te evalueren, teneinde hun eventuele nadelige invloed op het mariene ecosysteem tot het absolute minimum te beperken. Onderzoek naar de pulsvisserij op garnaal kadert volledig in de bovengenoemde aanbevelingen. Eerder wetenschappelijk onderzoek heeft duidelijk het lengte- en soortselectief potentieel van de techniek aangetoond, zowel in lab experimenten als in het veld. De Hovercran is een aangepaste garnaalboomkor waarin de klossenpees volledig verwijderd en vervangen wordt door 12 lichte elektroden. Bovendien bevindt het net zich hoger in de waterkolom, waardoor het als het ware zweeft en er dus amper bodemcontact is. Niet-doelsoorten kunnen ontsnappen onder het net. In 2009 werd dit vistuig bekroond tijdens de WWF Smart Gear Competition. Uit een reeks verkennende experimenten op zee, zowel met de Hovercran (O 191) als met andere pulsvistuigen met lichte klossenpezen (TX 25, SD 33) bleek dat een selectieve, verhoogde onderpees een vluchtweg creëerde voor de meeste bijvangstsoorten. Afhankelijk van het type optuiging werd de bijvangst met 15 % tot 65 % gereduceerd. De implementatie van dergelijk vistuig kan mogelijk bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen van de CFP (Common Fisheries Policy). Ook in ecologisch kwetsbare mariene gebieden kan een selectief pulsvistuig met beperkte bodemberoering mogelijk bijdragen tot een betere bescherming van de fauna in deze gebieden. Voorafgaand aan deze studie werd echter nooit een uitgebreide vangstvergelijking uitgevoerd met een ongewijzigd type puls- en traditioneel vistuig over een volledig garnaalseizoen in commerciële omstandigheden. Ook de vergelijking tussen een puls- en een traditioneel vistuig, allebei uitgerust met een zeefnet, was nog niet beproefd. Om deze kennisleemtes op te vullen gaf de Stichting 23

26 Verduurzaming Garnalenvisserij opdracht tot het uitvoeren van een uitgebreide analyse aan boord van HA 31 gedurende het visseizoen Doelstellingen De doelstellingen in dit onderzoek waren de volgende: D1. Uitvoeren van een uitgebreide en gedetailleerde vangstvergelijking aan boord van HA 31 tussen enerzijds een klassieke garnaalboomkor met zeeflap en anderzijds een pulsvistuig met zeeflap. D2. Analyse van het effect van de puls zelf op de vangstefficiëntie van het HA 31 pulsvistuig. D3. Analyse van het effect van de pulsintensiteit op de vangstefficiëntie van het pulsvistuig. D4. Bepalen van het verschil in sleepweerstand tijdens het vissen tussen de traditionele boomkor en het HA 31 pulsvistuig. De proefperiode diende hierbij een volledig visseizoen van HA 31 te omvatten. De gegevensverwerking diende de eventuele invloed van de geregistreerde omgevingsvariabelen na te gaan. 24

27 3 MATERIAAL EN METHODEN 3.1 Algemene experimentele opzet Vergelijking puls versus traditioneel Voor de evaluatie van de pulsvisserij op garnaal met HA 31 werd simultaan gevist met een pulsvistuig aan bakboord (BB) en een conventioneel vistuig (= klassieke garnaalboomkor) aan stuurboord (SB) (zie Figuur 3-1). Aangezien de pulsvisserij op dezelfde manier uitgeoefend wordt als de traditionele visserij op garnaal (d.w.z. op dezelfde visbestekken met dezelfde sleepsnelheid en sleepduur) is een rechtstreekse vangstvergelijking tussen beide vistuigen mogelijk. Gedurende de volledige periode waarin de vistuigen onderling vergeleken werden, bleven de beide vistuigconfiguraties onveranderd. FIGUUR 3-1: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN DE RECHTSTREEKSE VERGELIJKING VAN EEN PULSVISTUIG MET EEN KLASSIEKE GARNAALBOOMKOR Effect van de pulsintensiteit Bij de pulsvisserij op garnaal met het Marelec systeem is de instellingsmogelijkheid van de pulsgenerator beperkt tot één wijzigbare pulsparameter, namelijk de pulsamplitude. Deze parameter, het resultaat van het spanningsverschil over de naburige + en elektrode, is continu instelbaar via een draaischakelaar. Dit laat toe om wijzigingen in de conductiviteit van het zeewater, als gevolg van verschillen in temperatuur en/of saliniteit op te vangen. Dit betekent dat de kenmerken van het elektrisch veld op de zeebodem vastliggen, op de pulsamplitude na. Om het effect van de pulsamplitude op de vangstefficiëntie na te gaan werd in een 2 e experiment vergelijkend gevist met 2 identieke pulsvistuigen (zie Figuur 3-2). Bij elke visserijsleep werden hierbij verschillende pulsamplitudes gebruikt aan bakboord en stuurboord. De pulsamplitude of pulshoogte is een maat 25

28 voor de intensiteit van het elektrisch veld en wordt hier uitgedrukt als percentage van de maximale pulsgenerator output. FIGUUR 3-2: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN DE RECHTSTREEKSE VERGELIJKING VAN 2 IDENTIEKE PULSVISTUIGEN MET VARIABELE PULSINTENSITEIT. IN DE TABEL WORDEN DE ONDERLING TE VERGELIJKEN PULSAMPLITUDES WEERGEGEVEN (ALS % VAN DE MAXIMALE OUTPUT VAN DE PULSGENERATOR). 3.2 Vaartuig De Nederlandse commerciële garnalenkotter Harlingen 31 Innovatie (HA 31) werd in oktober 2011 uitgerust met een Marelec pulsvisserijsysteem voor garnaal met als doel het uitvoeren van uitgebreide praktijktesten in commerciële omstandigheden in de Waddenzee. De algemene beschrijving van het testvaartuig HA 31 wordt weergegeven in Tabel 3-1. De criteria voor de selectie van de HA 31 als testvaartuig waren: De interesse van de schipper in alternatieve en milieuvriendelijke visserijtechnieken; de beschikking over een geldige visserijlicentie (binnen de derogatie op de Europese wetgeving) om te mogen vissen met de pulstechniek; de bereidwilligheid van de schipper om het vaartuig tijdens de proefperiode ter beschikking te stellen van het project, en dit naar de behoeften van het project; de fysische geschiktheid van het vaartuig voor de installatie van de nodige boordapparatuur en voor het bemonsteren en analyseren van de vangsten. 26

29 TABEL 3-1: BESCHRIJVING VAN HET TESTVAARTUIG HA 31 Naam Innovatie Eigenaar C. Nagel Thuishaven Harlingen Visserijtechniek Boomkorvisserij op garnaal Visbestekken Waddenzee (NL deel binnen de eilanden) Lengte x breedte x holte 23,40 x 5,05 x 2,50 m Tonnage 57 GT Motor Volvo Penta (1986) Vermogen 300 HP Bouwjaar casco 1929 (vrachtschip) Installatie pulssysteem Oktober Apparatuur De pulsvisserij vereist aangepaste apparatuur. In dit onderzoek werden de experimenten uitgevoerd met pulsgeneratoren van de Belgische firma Marelec NV in Nieuwpoort. Deze werden ontwikkeld op basis van de door ILVO aangeleverde basisinformatie. De verschillende systeemonderdelen kunnen geplaatst worden op een bestaand schip zonder dat hierbij radicale veranderingen dienen te gebeuren aan de infrastructuur. De apparatuur werkt tevens volledig autonoom. Een belangrijk gedeelte van de elektronica bevindt zich aan boord van het vaartuig en vormt de wisselstroom van het boordnet om tot onderbroken gelijkstroom. Deze gelijkstroom voedt de pulsgeneratoren op de vistuigen via pulskabels afkomstig van het schip (bakboord- en stuurboordzijde voor een dubbel systeem). Elke pulsgenerator genereert de noodzakelijke laagfrequente gelijkstroompulsen en geeft deze door aan de 12 elektroden in het net waar het elektrisch pulsveld aangelegd wordt. Aangezien reeds vroeger werd onderzocht wat de optimale pulsparameters zijn om Crangon crangon maximaal te stimuleren, werd gekozen om de instelbaarheid van de pulsgeneratoren te beperken. Enkel de pulsamplitude (het resultaat van het spanningsverschil over de naburige + en elektrode) is continu instelbaar via een draaischakelaar op de voedingskast in de machinekamer. Dit laat toe om wijzigingen in de conductiviteit van het zeewater, als gevolg van verschillen in temperatuur en/of saliniteit op te vangen. Via real-time uitlezing in de scheepsbrug is de controle van het pulssysteem mogelijk. De specifieke software laat toe om de prestaties van de 11 afzonderlijke elektrodeparen te monitoren en te loggen, zoals voorgeschreven wordt door de Europese wetgeving. 27

30 Het outputvermogen van elke pulsgenerator is aanzienlijk lager dan het inputvermogen en is een gevolg van elektrische verliezen in de pulskabel en de generator zelf. De karakteristieken van de pulsgenerator wordt weergegeven in onderstaande Tabel 3-2. TABEL 3-2: KARAKTERISTIEKEN PULSGENERATOR HA 31 Marelec type 2 (TX 25 - HA 31 - SD 33 - WR 40) Merk Marelec Ingebruikname 10/10/2011 Aantal pulsstrengen 12 (met elk 1 conductor) Lengte pulsstrengen (m) 2,75 Lengte conductoren (m) 1,5 Diameter conductoren (mm) 12 Materiaal conductoren RVS kabel (AISI 316; 6*19) met Cu kern (10 mm 2 ) Tussenafstand elektroden (m) 0,65 Pulsvorm DC, tussen halve sinus en blokvorm Maximale spanning (V peak) 65 Maximale spanning RMS (V RMS) 3,25 Pulsduur (ms) 0,5 Herhalingsfrequentie (Hz) 5 Gem. ingangsvermogen (kw) Ca. 1 Gem. uitgangsvermogen (kw) Ca. 0,5 I peak (A) Ca. 250 I RMS (A) 12,5 Polariteit elektroden 2 t.e.m. 11 Afwisselend (- en +) Polariteit elektroden 1 & 12 Vast (- of +) Maximale veldsterkte op de bodem tussen 2 elektroden (V/m) Ca. 50 De eigenlijke conductoren of elektroden worden verbonden met de pulsgenerator via geïsoleerde tussenkabels, voorzien van schroef- of drukconnectoren. De pulsgeneratoren zijn aangewezen op de stroomvoorziening afkomstig van het schip (ca. 1 kw per kant). Bijgevolg is een voedingskabel tussen het schip en het vistuig noodzakelijk. Een voordeel van dergelijke voedingskabel is dat deze toelaat om elektrische informatie uit te wisselen tussen het vistuig en de scheepsbrug. Op deze manier heeft de visser steeds zicht op het al dan niet functioneren van het pulsveld op de zeebodem. Het halen en vieren van de 120 m lange pulskabels samen met de vislijn gebeurt automatisch met behulp van twee elektrische kabellieren (voor een dubbel systeem). Elke kabellier oefent een instelbare, constante trekkracht uit op de pulskabel waardoor deze steeds strak staat en niet kan haperen of verstrengelen, ongeacht de onregelmatige bewegingen van het vaar- en/of het vistuig. 28

31 3.4 Vistuigen Voor de evaluatie van het pulsvistuig (aan bakboordzijde, BB) werd steeds een rechtstreekse vangstvergelijking uitgevoerd met een conventionele garnaalboomkor aan stuurboord (SB). Beide vistuigen worden afgebeeld in Figuur 3-3. De karakteristieken van beide vistuigen worden beschreven in Tabel 3-3. De beide netplannen tenslotte worden weergegeven in Figuren 3-4 en 3-5. Merk op dat de beide netten uitgerust werden met een zeeflap met een maaswijdte van 70 mm. FIGUUR 3-3: AFBEELDINGEN VAN HET TRADITIONEEL VISTUIG (LINKS) EN HET PULSVISTUIG (RECHTS) MET ONDERAAN EEN DETAIL VAN DE GEBRUIKTE KLOSSENPEZEN. LINKS DE TRADITIONELE KLOSSENPEES MET 36 KLOSSEN (400 KG), RECHTS DE GEREDUCEERDE RECHTE KLOSSENPEES VAN HET PULSVISTUIG MET 11 KLOSSEN (155 KG, INCLUSIEF ELEKTRODEN EN TREKONTLASTERS). TABEL 3-3: BESCHRIJVING VISTUIGKARAKTERISTIEKEN HA 31 Type vistuig Klassieke garnaalboomkor Aangepaste garnaalboomkor met puls Totaal gewicht in lucht (kg) Type klossenpees Standaard U-vormig Aangepast recht Aantal klossen Type klossen Ellipsvormig Ellipsvormig Gewicht klossenpees in lucht (kg) (inclusief elektroden en trekontlasters) Totale lengte korrestok (m) 8,70 8,70 Maaswijdte zeeflap (mm) Gewicht korrestok + sloffen in lucht (kg) (inclusief generator en toebehoren) Maaswijdte kuil (mm) Steuntouwen Ja Ja Beschermkuil Ja Ja Beschermlappen Ja Ja 29

32 FIGUUR 3-4: NETPLAN GARNAALNET PULSVISTUIG HA 31 FIGUUR 3-5: NETPLAN CONVENTIONEEL (TRADITIONEEL) GARNAALNET HA 31 Om een effectief en gelijkmatig verdeeld elektrisch veld op te wekken in de netopening van een garnalennet met een standaardbreedte van 8 tot 9 m is de optuiging van 12 lange elektroden noodzakelijk. Bij voorkeur worden deze elektroden in de lengterichting van het net aangebracht, vrij dicht bij de zeebodem, op een onderlinge afstand van 60 à 70 cm. Het optimaal optuigen van deze elektrodeconfiguratie vereist een voldoende grote en bij voorkeur rechthoekige netopening. Op die manier blijft de onderlinge afstand tussen de elektroden overal gelijk en is de lengte van elke elektrode identiek. Om tot een vistuig te komen met een lage vangstefficiëntie in afwezigheid van het elektrisch veld, m.a.w. een net dat niets vangt als het pulsveld uitgeschakeld wordt, werd gekozen om de klossen (grotendeels) te verwijderen. Deze keuze is te verantwoorden vanuit de veronderstelling dat op die 30

33 manier een ontsnappingsroute gecreëerd wordt tussen het net en de zeebodem. Niet-doelsoorten krijgen zo de kans om weg te vluchten onderaan het net (zie Figuur 1-1). De klossenpees heeft echter een bijkomende functie als bescherming van het vistuig. Het gebruik van een klossenpees laat immers toe om ook op ruwere en oneffen visgronden (stenen, ravels, geulen, ) te opereren, waarbij de klossen helpen om het net zonder averij over obstakels heen te trekken. Dit kan een reden zijn waarom een aangepaste klossenpees (of een geschikt alternatief) noodzakelijk blijft in bepaalde omstandigheden. Tijdens de commerciële testfase met HA 31 op de Waddenzee werd ervoor gekozen om geen Hovercran (= optuiging zonder klossenpees) op te dringen. Het was eerder de bedoeling om de schipper maximaal te betrekken bij de ontwikkeling van een vistuig dat afgestemd is op de commerciële omstandigheden aan boord van HA 31. Er werd geopteerd voor een geleidelijke aanpak, waarbij uiteindelijk gestreefd werd naar een configuratie met een volledig of ten minste sterk gereduceerde klossenpees. Na de installatie van het systeem op HA 31 10/10/011, werd geruime tijd voorzien voor de schipper om te wennen aan het systeem en om op zoek te gaan naar een geschikte optuiging in functie van de normale visbestekken. Al snel werd duidelijk dat het gebruik van een pulsvistuig zonder klossenpees moeilijk zou worden. In vergelijking met de zanderige, vlakke visbestekken van O 191 (Vlaamse banken) zijn de visgronden van HA 31 zeer oneffen (geulen op het Wad). Op dergelijke visgronden heeft de klossenpees met zijn rollende onderdelen een belangrijke secundaire functie als bescherming van het vistuig. Het vissen zonder klossenpees op deze bestekken zou meer dan waarschijnlijk leiden tot averij of vastlopen en is dus praktisch onmogelijk. Uiteindelijk leidde dit tot een stabiele configuratie met een rechthoekig net met rechte onderpees en een rechte, lichtgewicht klossenpees met 11 klossen. De opbouw van deze klossenpees wordt weergegeven in Figuur 3-6. FIGUUR 3-6: AANGEPASTE KLOSSENPEES HA 31; 11 KLOSSEN ALTERNEREN MET DE ELEKTRODEN, DE AFSTAND TUSSEN 2 NABURIGE KLOSSEN BEDRAAGT 65 CM. HET TOTAAL GEWICHT VAN DE KLOSSENPEES BEDRAAGT CA. 155 KG (INCLUSIEF DE ELEKTRODEN EN DE TREKONTLASTERS). 31

34 3.5 Toegepaste puls Een blokvormige gelijkstroompuls met een herhalingsfrequentie van 5 Hz en een pulsduur tussen 0,25 en 0,5 ms, die een veldsterkte van ongeveer 30 V/m induceert op de zeebodem tussen de elektroden, geeft het beste resultaat geeft om grijze garnalen te doen opspringen uit hun schuilplaats. Een kortstondige hoge piekspanning ( prik ), met steile opgaande en dalende flank is doorslaggevend om de gewenste garnalenrespons uit te lokken (= simultane en opwaartse springbeweging) (zie Figuur 3-7). Gedurende een blootstelling van 0,4 s aan deze puls met herhalingsfrequentie 5 Hz wordt een garnaal ongeveer 2 pulsen gewaar. Dit blijkt reeds voldoende om een garnaal op te schrikken van de zeebodem, waarbij ze opwaarts zwemt en gemakkelijk een verticale hoogte kan bereiken tot 50 cm boven de zeebodem. In de praktijk worden momenteel draadvormige elektroden met een conductorlengte van ongeveer 1,5 m gebruikt aan een vaarsnelheid van ca. 3 knopen. Hierbij staat een garnaal ongeveer 1 s bloot aan het elektrisch pulsveld en krijgt ze bijgevolg max. 5 pulsen van 0,0005 s over zich heen. De korte pulsduur en de zeer lage herhalingsfrequentie maken een geringe energie-input mogelijk (ca. 1kWh per vistuig) ondanks de hoge conductiviteit van zeewater. FIGUUR 3-7: BOVENAAN RECHTS: TYPISCHE TAIL FLIP VLUCHTBEWEGING VAN GRIJZE GARNAAL (CRANGON CRANGON); ONDERAAN: AAN EEN ELEKTRISCH PULSVELD BLOOTGESTELDE GARNALEN. HET ELEKTRISCH VELD WORDT AANGELEGD WAARBIJ DE GARNALEN UITERST SNEL GEPRIKKELD EN GEDWONGEN WORDEN OM OP TE SPRINGEN VANUIT DE ZEEBODEM. NA AMPER 0,4 SECONDEN (2 À 3 PULSEN) ZIJN DE GARNALEN WILLEKEURIG VERSPREID IN HET AQUARIUM. Met draadvormige elektroden kan geen homogeen verdeeld elektrisch veld opgebouwd worden op de zeebodem. Dit impliceert dat de intensiteit van het elektrisch veld varieert in functie van de afstand tot de elektroden (zie Figuur 3-8). Bijgevolg is de respons van een individuele garnaal sterk afhankelijk van zijn horizontale en verticale positie in het elektrisch pulsveld. In het midden tussen 2 parallelle draadvormige elektroden (+ en -) is de elektrische veldsterkte het laagst. Hierbij komt nog dat de oriëntatie van de garnaal ten opzichte van de elektroden bepaalt wat het kop-staart potentiaalverschil en dus de springreactie zal zijn. Deze reactie is minimaal wanneer de garnaal evenwijdig ligt ten opzichte van de elektroden en maximaal bij loodrechte oriëntatie. Bij de blootstelling aan DC blokpulsen van 5 Hz en 0,5 ms blijkt dat een elektrische veldsterkte van 4 V/m reeds voldoende is om 32

35 een geschikte springrespons uit te lokken bij grote garnalen (ca. 6 cm lengte) die loodrecht georiënteerd liggen ten opzichte van de elektroden. Bij een veldsterkte van 8 V/m worden alle grote garnalen geprikkeld. Voor kleine garnalen (ca. 3 cm lengte) is een ietwat hogere veldsterkte noodzakelijk, i.e. 6 V/m. Bij 12 V/m reageren alle garnalen. Voor grote en kleine garnalen die parallel georiënteerd zijn ten opzichte van de elektroden is respectievelijk 18 en 24 V/m noodzakelijk om 100 % reactie op te wekken. FIGUUR 3-8: EEN SIMULATIE VAN DE VERDELING VAN DE ELEKTRISCHE VELDSTERKTE ROND EEN PAAR DRAADVORMIGE ELEKTRODEN (Ø 12 MM; L ; + EN -) OP EEN ONDERLINGE AFSTAND VAN 60 CM EN MET EEN SPANNINGSVERSCHIL VAN 60 V. DE ELEKTRISCHE VELDSTERKTE (V/M) NEEMT AF MET DE AFSTAND TOT DE ELEKTRODEN. Figuur 3-9 geeft het werkingsprincipe weer van de pulsgenerator. De 12 elektroden vormen samen 11 elektrodeparen die beurtelings aangestuurd worden door de pulsgenerator. Het apart aansturen is energetisch gezien zeer gunstig. Een volledige cyclus wordt doorlopen in ca. 200 ms. FIGUUR 3-9: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET LOOPLICHT PRINCIPE: DE 12 ELEKTRODEN VORMEN 11 ELEKTRODEPAREN DIE BEURTELINGS WORDEN AANGESTUURD DOOR DE PULSGENERATOR (HET ELEKTRISCH VELD WORDT WEERGEGEVEN IN DE GROENE KLEUR); EEN VOLLEDIGE CYCLUS WORDT DOORLOPEN IN ONGEVEER 200 MS. ELKE PULS (GROENE ZONE) DUURT 0,0005 S EN HET INTERVAL TUSSEN 2 NABURIGE PULSEN IS CA. 20 MS. 33

36 3.6 Data Staalname Om de specifieke onderzoeksvragen in deze studie te beantwoorden werden verschillende vistuigen simultaan vergeleken in een rechtstreekse vangstvergelijking tussen bakboord (BB) en stuurboord (SB). Met behulp van een tussenschot in de opvangbak werden beide vangsten (SB en BB) steeds apart verwerkt en bemonsterd. Na iedere sleep werd de vangst gesorteerd in een roterende spoel- en sorteermachine (zie Figuur 3-10). De volgende drie vangstfracties werden hierbij telkens gescheiden en volledig opgevangen: 1. De commerciële garnalenfractie met hoofdzakelijk commerciële garnalen (= maatse, marktwaardige garnalen) en een marginaal deel juveniele plat- en rondvissen. 2. De niet-commerciële garnalenfractie met hoofdzakelijk ondermaatse garnalen (= pufgarnaal) en de allerkleinste visjes. 3. De grove bijvangstfractie (= restfractie of trash ) met de grotere vissen, het grotere benthos (krabben, zeesterren, schelpdieren, ) en het afval. De metingen die gedurende de experimentele zeereizen werden uitgevoerd en de bemonsterings- en meetprotocols die daarbij gehanteerd werden, zijn de standaardprotocols voor selectiviteitsonderzoek. Deze worden uiteengezet in de ICES Selectivity Manual. Volgens een vooropgesteld schema werden de volgende metingen uitgevoerd: 1. Bepalen van de totale volumes van de 3 verschillende ruwe vangstfracties per kant in liter (L) na sortering met de spoel- en sorteermachine. 2. Nemen van een staal uit elke garnalenfractie voor gedetailleerde analyse (doorgaans 6 L staal voor de commerciële garnalenfractie en 6 L staal voor de puf garnalenfractie). Deze stalen worden vervolgens getrieerd waarbij de garnalen (Crangon crangon), de andere diersoorten en het eventuele afval worden gescheiden. Vervolgens wordt het volume bepaald van de garnalen in elk 6 L staal. De andere soorten worden gemeten (commerciële vissoorten zoals schol, schar, tong, bot, wijting, kabeljauw en steenbolk) of geteld (de niet-commerciële vissoorten en invertebraten). 3. Volumebepaling van de hoeveelheid commerciële en teruggooigarnalen in de totale vangst (BB en SB) na opwerken van de gedetailleerde analyse van de 6 L stalen (stap 2) volgens de volume ratio. 4. Nemen van een staal van de grove bijvangstfractie. De grootte van dit staal wordt bepaald door de grootte van de vangst en kan variëren tussen 5 % tot 100 % van de totale bijvangstfractie. Dit staal wordt volledig getrieerd waarbij commerciële vissoorten worden gemeten (schol, schar, tong, bot, wijting, kabeljauw en steenbolk) en niet-commerciële vissoorten en invertebraten worden geteld. 5. Op basis van de stappen 1, 2 en 4 en worden de data opgewerkt en het totale aantal van een bepaalde soort in de totale BB en SB vangst bepaald, al dan niet met een lengte-frequentie verdeling (voor de commerciële vissoorten). 34

37 FIGUUR 3-10: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET GEHANTEERDE PROTOCOL VOOR VANGSTANALYSE Bepalen van de omgevingsvariabelen Van de schipper werd verwacht dat hij voor alle bemonsterde slepen de volgende gegevens noteerde: 1. Weersomstandigheden (windrichting en windkracht, stroomrichting, golfhoogte,...) 2. Helderheid van het water (troebel helder) 3. Begin- en eindpositie van de sleep, de sleeprichting en de sleepsnelheid 4. Tijdstip van begin en einde van de sleep De continue variabelen watertemperatuur (C ), druk (dbar) en conductiviteit (ms/cm) werden d.m.v. een CTD-sensor (Sea & Sun Technology ) geregistreerd tijdens het vissen (Figuur 3-11). De variabelen sleepdiepte en de saliniteit werden hieruit berekend. FIGUUR 3-11: CTD-SENSOR WAARMEE DE OMGEVINGSVARIABELEN WATERTEMPERATUUR, DRUK EN CONDUCTIVITEIT WERDEN OPGEMETEN. 35

38 3.6.3 Trekkrachtmeting Tijdens het vergelijkend vissen met het puls- en het traditioneel vistuig werden de trekkrachten in de vislijnen van beide vistuigen geregistreerd d.m.v. twee gecalibreerde load cells (= trekkrachtopnemers) type Marelec MT50. De bakboord en stuurboord load cell werden op exact dezelfde manier opgesteld om meetfouten te voorkomen (zie Figuur 3-12). De beide vislijnen werden dubbel ingeschoren d.m.v. katrollen, waardoor slechts de helft van de totale trekkracht op de load cell uitgeoefend werd. FIGUUR 3-12: STUURBOORD OPSTELLING MET LOAD CELL AAN BOORD VAN HA 31. DE VISLIJN WERD VIA KATROLLEN DUBBEL INGESCHOREN, WAARDOOR SLECHTS DE HELFT VAN DE TOTALE TREKKRACHT IN DE VISLIJN GEREGISTREERD WORDT DOOR DE LOAD CELL Statistische analyse Tijdens een sleep werd simultaan gevist met 2 vistuigen. Op die manier worden gepaarde waarnemingen verzameld die een statisch betrouwbare vergelijking mogelijk maken tussen de twee vistuigen. De volumes van de vangsten werden gestandaardiseerd naar liter per uur (L/h) omdat de sleepduur varieerde tussen 35 en 125 minuten. De vangstgegevens werden verwerkt als procentuele vangstverschillen, waarbij het volume gevangen met het pulsvistuig werd vergeleken met het simultaan gevangen volume in het traditionele vistuig. Bij het vergelijken van de verschillende pulsintensiteiten werd de vangst bij een lagere pulsintensiteit telkens vergeleken met de vangst bij een maximale pulsintensiteit van 100 %. Het procentuele vangstverschil werd berekend zoals volgende voorbeelden aantonen: Het procentuele vangstverschil van commerciële garnalen = (volume commerciële garnalen in het experimenteel vistuig volume commerciële garnalen in het referentie vistuig) / (volume commerciële garnalen in het referentie vistuig). Voorbeeld 1: Veronderstel dat er in een sleep 150 L commerciële garnalen gevangen wordt met het puls- en 100 L met het traditionele vistuig. Dan wordt het procentuele vangstverschil: ( ) / 100 = 50 %. In dit geval vangt het pulsvistuig de helft meer garnalen dan het traditionele vistuig. Voorbeeld 2: Veronderstel dat er in een sleep 200 L commerciële garnalen gevangen wordt met het puls- en 100 L met het traditionele vistuig. Dan wordt het procentuele vangstverschil: ( ) / 100 = 100 %. In dit geval vangt het pulsvistuig het dubbele van het traditionele vistuig. 36

39 Om significante verschillen na te gaan in de performantie en de selectiviteit van de vistuigen werden voor de 3 verschillende vangstfracties de volumes (L/h) paarsgewijs vergeleken. Voor de verschillende soorten in de bijvangst werden telkens de gevangen aantallen per soort vergeleken. De verschillen werden getest op statistische significantie, ofwel d.m.v. van de gepaarde t-test of de nietparametrische Wilcoxon signed-rank test, afhankelijk van de normaliteit van de data en de homogeniteit van de varianties (getest met de Shapiro-Wilk test en de Levene s test). De invloed van de omgevingsvariabelen op de vangstverschillen werd onderzocht met behulp van linear mixed-effects modellen (LME) met zeereis als random factor en de omgevingsvariabele(n) als fixed factor. De residuelen werden onderzocht aan de hand van een Q-Q plot. Alle analyses werden uitgevoerd in het softwarepakket R. 37

40 38

41 4 RESULTATEN 4.1 Vergelijking puls versus traditioneel Algemene zeereisgegevens en omgevingsvariabelen Het pulsvistuig werd vergeleken met een traditionele garnaalboomkor gedurende vier zeereizen in commerciële omstandigheden. Deze zeereizen werden uitgevoerd in de maanden juni, september, oktober en december van Tijdens deze reizen werden respectievelijk 24, 25, 14 en 10 slepen bemonsterd, een totaal van 73 slepen (zie Figuur 4-1). In oktober en december werden er minder slepen verwerkt wegens respectievelijk het ruwe weer en de lage economische opbrengst voor de commerciële visser, waardoor de laatste zeereis werd ingekort. Tabel 4-1 geeft een overzicht weer van de 4 zeereizen met een aantal basisgegevens en de gemeten omgevingsvariabelen. FIGUUR 4-1: OVERZICHT VAN DE GEANALYSEERDE VISSERIJSLEPEN OP DE WADDENZEE MET HA 31 GEDURENDE 4 ZEEREIZEN IN COMMERCIËLE OMSTANDIGHEDEN. ELKE PUSH PIN GEEFT DE STARTPOSITIE VAN EEN SLEEP WEER. 39

42 TABEL 4-1: OVERZICHT VAN DE 4 ZEEREIZEN WAARBIJ DE PULS- EN DE TRADITIONELE CONFIGURATIE WERDEN VERGELEKEN MET ELKAAR. Zeereis Juni September Oktober December Datum 17/06/ /06/ /09/ /09/ /10/ /10/ /12/ /12/2013 Gemeten variabelen windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte watertemperatuur saliniteit conductiviteit zonnehoogte helderheid windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte watertemperatuur saliniteit conductiviteit zonnehoogte helderheid windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte watertemperatuur saliniteit conductiviteit zonnehoogte helderheid windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte watertemperatuur saliniteit conductiviteit zonnehoogte helderheid Aantal slepen Aantal slepen Sleepduur uitgevoerd geanalyseerd helder troebel (gem ± sd) Sleepsnelheid (gem ± sd) min ± 22 2,7 knts ± 0, min ± 13 2,9 knts ± 0, min ± 20 2,6 knts ± 0, min ± 20 2,6 knts ± 0,2 Figuur 4-2 toont de voornaamste omgevingsvariabelen die in rekening werden gebracht. De sleepdiepte in september blijkt nogal af te wijken van die gedurende de drie andere reizen. Er is een duidelijk verschil waar te nemen tussen de vier bemonsterde maanden wat betreft watertemperatuur. De watertemperatuur tijdens de maand september was het hoogst (gemiddeld 18,2 C ± 0,49 SD) en het laagst in december (gemiddeld 7,0 C ± 0,18 SD). Eveneens is er enige variatie op te merken in saliniteit, met een iets lagere saliniteit in juni dan erna. De conductiviteit lijkt het patroon van de watertemperatuur te volgen en is hoog in september (gemiddeld 36,6 ms/cm ± 0,62 SD) bij een hogere watertemperatuur en laag zoals in december (gemiddeld 28,0 ms/cm ± 0,41 SD) bij lagere watertemperaturen. De windkracht vertoont veel variatie binnen de zeereizen, met duidelijk hogere windsnelheden tijdens de staalname in oktober. De zonnehoogte (een maat voor de lichtintensiteit) vertoont een dalende trend naar het einde van het jaar toe. Slepen in helder water werden enkel uitgevoerd tijdens de eerste twee zeereizen, daarna werd enkel gevist in troebel water (Tabel 4-1). Vooraleer er werd onderzocht welke omgevingsvariabelen een invloed hebben op de prestaties van het pulsvistuig, werd nagegaan welke omgevingsvariabelen onderling samenhangen. Figuur 4-3 geeft de paarsgewijze relaties tussen de gemeten omgevingsvariabelen gedurende de verschillende zeereizen weer. Deze figuur toont aan dat de conductiviteit sterk gecorreleerd is met de temperatuur (r = 0,72) en ook met de saliniteit (r = 0,64). De temperatuur is eveneens gecorreleerd met de zonnehoogte. Tabel 4-1 en Figuur 4-2 tonen aan dat gedurende de zeereizen in juni en augustus er slepen in dieper en helderder water werden uitgevoerd, terwijl de twee zeereizen in oktober en 40

43 december enkel in ondiep en troebel water uitgevoerd werden. De keuze van de commerciële visser zorgt er dus mee voor dat enkele omgevingsvariabelen correlaties vertonen, zoals de temperatuur met de diepte en met de troebelheid van het water, en de diepte met de conductiviteit. De sleepsnelheid is gecorreleerd met de diepte, vermoedelijk door het gedrag van de visser. FIGUUR 4-2: OMGEVINGSVARIABELEN OVER DE 4 ZEEREIZEN MET VERGELIJKING VAN DE PULS- EN DE CONVENTIONELE CONFIGURATIE. DE MEDIAAN EN DE QUARTIELEN ZIJN WEERGEGEVEN MET BEHULP VAN BOXPLOTS. 41

44 FIGUUR 4-3: PAARSGEWIJZE RELATIES TUSSEN DE GEMETEN OMGEVINGSVARIABELEN ONDERLING EN TUSSEN DE OMGEVINGSVARIABELEN EN DE VERSCHILLENDE VANGSTFRACTIES OVER DE 4 VERGELIJKENDE ZEEREIZEN HEEN. HET LUIK LINKSONDER TOONT DE PAARSGEWIJZE RELATIES TUSSEN DE VARIABELEN IN SCATTERPLOTS EN HET LUIK RECHTSBOVEN TOONT DE BIJHORENDE CORRELATIECOËFFICIËNTEN (PEARSON S PRODUCT-MOMENT) EN DE SIGNIFICANTIENIVEAUS (*: P 0,05 ; **: P 0,01 ; ***: P 0,001). DE BOVENSTE RIJ BOXPLOTS IN DE GRAFIEK TOONT DE SPREIDING VAN DE VERSCHILLENDE VARIABELEN BIJ HELDER EN TROEBEL WATER. DE LINKER KOLOM TOONT HOE VAAK EEN WAARDE VAN EEN VARIABELE VOORKOMT BIJ HELDER EN TROEBEL WATER (HISTOGRAMMEN). 42

45 4.1.2 Vangstvolumes De vangst per vistuig (BB en SB) werd aan boord automatisch gescheiden in drie fracties: de commerciële garnalen, de pufgarnalen (= de teruggooigarnalen of ondermaatse garnalen) en trash of restfractie (= de teruggooi van niet-garnalen; m.a.w. de ongewenste bijvangst bestaande uit commerciële en niet-commerciële vissoorten en ongewervelden). Voor elke sleep werden de volumes van elke fractie gestandaardiseerd per uur. Figuur 4-4 toont d.m.v. boxplots de volumes van de drie fracties per zeereis voor alle slepen van zowel het pulsvistuig als de traditionele boomkor. Tabel 4-2 geeft cijfermatig het gemiddelde vangstvolume per sleep van de verschillende fracties en het gemiddeld procentueel vangstverschil tussen de beide vistuigen per zeereis. Figuur 4-5 tenslotte toont de procentuele verschillen op een visuele manier a.d.h.v. boxplots. Alles wat onder de nullijn ligt, wordt minder gevangen met het pulsvistuig in vergelijking met het traditionele vistuig. TABEL 4-2: HET GEMIDDELDE VANGSTVOLUME MET DE STANDAARDDEVIATIE (SD) PER SLEEP, PER VANGSTFRACTIE EN PER ZEEREIS VOOR DE 4 ZEEREIZEN. DE STATISTISCHE TEST MET DE P-WAARDEN EN HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL TUSSEN HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG PER FRACTIE EN PER ZEEREIS WORDT EVENEENS WEERGEGEVEN. Juni Volume (L/h) Vangstverschil (%) September Volume (L/h) Vangstverschil (%) gem sd Test p-waarde gem (%) sd (%) gem sd Test p-waarde gem (%) sd (%) Commerciële garnaal puls Commerciële garnaal traditioneel 35,1 15,5 30,6 13,8 Pufgarnaal puls 35,2 14,9 Gepaarde t-test p=0,003 Wilcoxon p=0,136 16,3 23,8 Commerciële garnaal puls Commerciële garnaal traditioneel 126,7 51,3 117,7 45,7 17,1 43,3 Pufgarnaal puls 140,1 84,9 Gepaarde t-test p=0,109 Gepaarde t-test p=0,002 9,4 23,7-19,1 23,6 Pufgarnaal traditioneel 32,2 13,3 Pufgarnaal traditioneel 166,2 86,9 Restfractie puls 15,6 9,9 Wilcoxon p<0,001-54,0 23,8 Restfractie puls 28,5 12,8 Wilcoxon p<0,001-49,6 15,3 Restfractie traditioneel 47,6 63,6 Restfractie traditioneel 62,2 32,8 Oktober Volume (L/h) Vangstverschil (%) December Volume (L/h) Vangstverschil (%) gem sd Test p-waarde gem (%) sd (%) gem sd Test p-waarde gem (%) sd (%) Commerciële garnaal puls 140,0 80,1 Wilcoxon p=0,542-1,3 37,3 Commerciële garnaal puls 36,0 22,1 Wilcoxon p=0,106-7,9 28,3 Commerciële garnaal traditioneel 146,0 91,5 Commerciële garnaal traditioneel 44,3 34,5 Pufgarnaal puls 118,2 84,5 Wilcoxon p<0,001-33,5 18,8 Pufgarnaal puls 42,0 16,0 Wilcoxon p=0, ,9 23,8 Pufgarnaal traditioneel 192,9 129,8 Pufgarnaal traditioneel 61,3 22,6 Restfractie puls 8,3 2,7 Wilcoxon p=0,001-76,0 13,8 Restfractie puls 3,7 4,3 Wilcoxon p=0,044-51,8 49,2 Restfractie traditioneel 50,6 44,8 Restfractie traditioneel 17,9 24,2 43

46 Commerciële garnalen Gedurende de zeereizen in september en oktober werden er opmerkelijk meer commerciële garnalen en pufgarnalen gevangen met beide vistuigen dan in juni en december. Er werden enigszins meer commerciële garnalen gevangen met het pulsvistuig in vergelijking met het traditionele vistuig tijdens de eerste twee zeereizen. Gedurende de zeereis in juni werden gemiddeld 16,3 % ± 23,8 SD meer commerciële garnalen gevangen met het pulsvistuig. Dit verschil is ook statistisch significant (gepaarde t-test, p = 0,003). In september werden 9,4 % ± 23,7 SD meer commerciële garnalen gevangen met de puls, maar dit verschil is niet significant (gepaarde t-test, p = 0,109). In oktober en december leek het traditionele vistuig iets meer commerciële garnalen op te leveren met respectievelijk 1,3 % en 7,9 %. Maar deze beide verschillen zijn evenmin statistisch significant. Pufgarnalen Tijdens de zeereizen in september, oktober en december was de bijvangst van ondermaatse garnalen significant kleiner met het pulsvistuig (respectievelijk - 19,1 % ± 23,6 SD, - 33,5 % ± 18,8 SD en - 28,9 % ± 23,8 SD) ten opzichte van het traditionele vistuig (gepaarde t-test, p = 0,002; Wilcoxon gepaarde test, p < 0,001 en p = 0,014 voor de reizen in september, oktober en december respectievelijk). Voor de zeereis in juni lijkt de situatie omgekeerd met 17,1 % meer pufgarnalen, maar hier werd geen significant verschil gevonden. Restfractie De trash of restfractie (grovere bijvangst, niet-garnalen) was in alle vier de zeereizen significant kleiner in het pulsvistuig (respectievelijk - 54,0 % ± 23,8 SD, - 49,6 % ± 15,3 SD, - 76,0 % ± 13,8 SD en - 51,8 % ± 49,2 SD met Wilcoxon gepaarde test, p-waarden < 0,001; < 0,001; 0,001 en 0,044 respectievelijk). 44

47 FIGUUR 4-4: VANGSTVERGELIJKING TUSSEN HET EXPERIMENTEEL PULSVISTUIG (ALLES IN GEEL) EN DE TRADITIONELE GARNAALBOOMKOR (ALLES IN GROEN) OP BASIS VAN DE GESTANDAARDISEERDE VOLUMES (SLEEPVOLUME PER UUR) VOOR COMMERCIËLE GARNALEN (BOVENAAN), PUFGARNALEN (MIDDEN) EN TRASH OF RESTFRACTIE (ONDERAAN) VOOR DE 4 ZEEREIZEN. DE MEDIAAN EN DE QUARTIELEN WORDEN WEERGEGEVEN D.M.V. VAN BOXPLOTS EN HET GEMIDDELDE WORDT AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 45

48 FIGUUR 4-5: PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL TUSSEN DE HET PULSVISTUIG EN DE TRADITIONELE GARNAALBOOMKOR ((PULS TRAD) / TRAD) OP BASIS VAN DE GESTANDAARDISEERDE VOLUMES (VOLUME PER UUR) VOOR COMMERCIËLE GARNALEN (BOVENAAN), PUFGARNALEN (MIDDEN), EN TRASH OF RESTFRACTIE (ONDERAAN) VOOR DE 4 ZEEREIZEN. DE MEDIAAN EN DE QUARTIELEN WORDEN WEERGEGEVEN D.M.V. VAN BOXPLOTS EN HET GEMIDDELDE AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 46

49 4.1.3 Bijvangst van commerciële vissoorten Figuur 4-6 toont de procentuele vangstverschillen (mediaan en kwartielen) in bijgevangen commerciële vissoorten tussen het pulsvistuig en het traditionele vistuig. Alles wat op de figuur links van de nullijnen ligt, wordt minder gevangen met het pulsvistuig dan met het traditionele vistuig. Soorten die (erg) weinig gevangen werden tijdens een bepaalde zeereis worden niet afgebeeld voor die zeereis. Uit de figuur is af te leiden dat het merendeel van de soorten minder wordt bijgevangen met het pulsvistuig. De totaal gevangen aantallen per zeereis en de gemiddelde procentuele vangstverschillen van de commerciële vissoorten worden opgesomd in Tabel 4-3. Figuren 4-6 t.e.m geven de lengteverdelingen van de bijgevangen commerciële vissoorten weer. Deze werden bekomen door het totale aantal individuen dat werd gevangen doorheen een zeereis per cm-klasse te plotten voor beide vistuigconfiguraties. FIGUUR 4-6: PROCENTUELE VERSCHILLEN VAN BIJGEVANGEN COMMERCIËLE VISSOORTEN GEVANGEN MET HET PULSVISTUIG T.O.V. HET TRADITIONELE VISTUIG VOOR DE 4 ZEEREIZEN. ENKEL DE SOORTEN DIE IN MINIMUM 1 ZEEREIS IN MEER DAN 10 % VAN DE SLEPEN WAREN VERTEGENWOORDIGD WORDEN GETOOND IN DE FIGUUR. DE MEDIAAN EN DE QUARTIELEN WORDEN WEERGEGEVEN MET BEHULP VAN BOXPLOTS. 47

50 TABEL 4-3: HET TOTAAL AANTAL BIJGEVANGEN VISSEN PER COMMERCIËLE SOORT, PER ZEEREIS VOOR BEIDE VISTUIGCONFIGURATIES. DE P-WAARDEN (WILCOXON GEPAARDE TEST, TENZIJ ANDERS VERMELD), EN HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL MET STANDAARDDEVIATIE. Juni September Totaal aantal Vangstverschil (%) Totaal aantal Vangstverschil (%) puls trad p gem (%) sd (%) puls trad p gem (%) sd (%) Bot p=0,126-72,51 41, p=0,371-76,09 33,82 Griet 12 0 p=1 100,00 0, ,00 0,00 Horsmakreel p=1 15,79 119, ,00 0,00 Kabeljauw p=0,913 21,56 114, p=0,009-32,06 75,59 Ponen p=0,962-8,95 82, ,00 0,00 Schar p=0,044-27,21 79, p=0,965 14,73 99,18 Schol p<0,001-34,56 73, p<0,001-62,91 22,30 Steenbolk p=0, ,92 101, p=0,100-73,19 39,33 Tarbot 0 0 0,00 0, ,00 0,00 Tong p=0,523 50,70 181, p=1 38,65 192,38 Tongschar 0 6 p=1-100,00 0, p=0,584 50,93 98,13 Wijting p=0,019 1,40 184, Gepaarde t-test p=0,150 7,69 49,32 Zeebaars 0 0 0,00 0, ,00 0,00 Aantal slepen Oktober December Totaal aantal Vangstverschil (%) Totaal aantal Vangstverschil (%) puls trad p gem (%) sd (%) puls trad p gem (%) sd (%) Bot p=0,044-46,57 85, p=0, ,00 0,00 Griet 0 0 0,00 0, ,00 0,00 Horsmakreel 0 0 0,00 0, p=1 0,00 141,42 Kabeljauw 4 6 p=1 33,33 103, ,00 0,00 Ponen 0 0 0,00 0, ,00 0,00 Schar p=0,031-49,45 75, p=0,059-93,98 13,47 Schol p<0,001-69,02 24, p=0, ,92 372,24 Steenbolk 0 0 0,00 0, ,00 0,00 Tarbot 0 0 0,00 0, p=1-100,00 0,00 Tong p=1 43,86 89, ,00 0,00 Tongschar 1 0 p=1 100,00 0, ,00 0,00 Wijting p=0,476 49,52 75, p=0,201-42,51 95,27 Zeebaars 0 9 p=1-100,00 0, ,00 0,00 Aantal slepen Schol Op Figuur 4-6 is te zien dat schol minder werd bijgevangen met het pulsvistuig ten opzichte van de traditionele configuratie. Deze vangstverschillen waren significant voor de maanden juni, september en oktober (Wilcoxon gepaarde test, p-waarden < 0,001 voor alle drie de zeereizen, zie Tabel 4-3). Met het pulsvistuig werd in juni gemiddeld per sleep 34,6 % ± 73,4 SD minder schol gevangen dan met de traditionele configuratie. Figuur 4-7 toont aan dat de gevangen schol toen hoofdzakelijk een 48

51 lengte van 4 à 5 cm had. Er is geen verschil waar te nemen in de voorkomende lengtes van de gevangen schol tussen beide vistuigen, maar er valt wel een zeer groot verschil op te merken wat betreft het verschil in aantal. Met het traditionele vistuig werden individuen gevangen terwijl met het pulsvistuig slechts individuen werden opgevist. Gedurende de daaropvolgende zeereizen zijn deze aantallen veel lager met als meest voorkomende lengteklassen 7 en 8 cm. In september en oktober werd er respectievelijk 63 % ± 22,3 SD en 69 % ± 24,5 SD minder schol gevangen met het pulsvistuig. In december tenslotte waren de aantallen schol in de vangsten aanzienlijk kleiner. Opnieuw lijkt een verschil, weliswaar niet significant, merkbaar tussen de beide vistuigen. Tong Voor tong werd er voor geen van de 4 zeereizen een significant verschil in bijvangst gevonden tussen beide vistuigen. Tong werd over het algemeen weinig bijgevangen en kwam het meest voor in de vangsten van de zeereis in september, met een totaal aantal van 1316 individuen in het puls- en 1184 in het traditionele vistuig. Hier is het vangstverschil voornamelijk te vinden in de tong met een lengte van 6 cm, waarvan er met het pulsvistuig meer werden gevangen. De meest abundante lengteklasse is echter 9 cm. Schar Schar werd significant minder gevangen gedurende de zeereizen in juni en oktober (Wilcoxon gepaarde test, p-waarden 0,044 en 0,031 respectievelijk) met respectievelijk - 27,21 % ± 79,19 SD en - 49,45 % ± 75,18 SD. In juni komt het vangstverschil voornamelijk terug in de lengteklasse van 7 cm (Figuur 4-8). In oktober zien we vooral verschillen bij 3 en 5 cm. Het grillige patroon in de lengteverdelingen wijst er vooral op dat er relatief weinig schar bijgevangen werd tijdens de 4 bemonsterde zeereizen. Bot Bot werd significant minder gevangen met het puls- dan met het traditionele vistuig in de maand oktober (Figuur 4-8 en Tabel 4-3). Over het algemeen werd er erg weinig bot bijgevangen, waardoor een vangstvergelijking voor deze soort niet echt opgaat en ook de lengteverdelingen grillige patronen vertonen. Wijting Wijting werd vooral gevangen in de zeereizen in juni en september. Later kwam de soort bijna niet meer in de bijvangst voor (Tabel 4-3). Enkel de bemonsterde zeereis in juni vertoont een significant (Wilcoxon gepaarde test, p = 0,019) lagere bijvangst van wijting in het pulsvistuig. Uit Figuur 4-9 valt af te leiden dat het grootste vangstverschil te vinden is in de lengteklasse van 4 tot 6 cm. Kabeljauw Kabeljauw kwam in lage aantallen voor in de bijvangst in juni en september (Tabel 4-3). Enkel in de september zeereis was er een significante afname van kabeljauw in de vangst van het pulsvistuig. Later op het jaar kwam de soort bijna niet meer voor. De lengteverdeling (Figuur 4-9) geeft weer dat er in juni vooral kabeljauw met lengtes van 4 tot 7 cm werden gevangen, terwijl er in september vooral 49

52 dieren met een lengte van 12 tot 15 cm bijgevangen werden, hetzij beduidend minder met het pulsvistuig. Steenbolk Steenbolk kwam in erg lage aantallen voor in de bijvangst gedurende de 4 bemonsterde zeereizen en er is nergens een significant vangstverschil waar te nemen. Ponen Ponen waren enkel vertegenwoordigd in de vangsten van de zeereis in juni en vertonen een sterke variatie in de lengtefrequentie (Figuur 4-10). Ponen kwamen evenzeer in zeer lage aantallen voor, waardoor er geen zinvolle evaluatie gemaakt kan worden van de vangstverschillen. Andere commerciële vissoorten Voor de andere commerciële vissoorten zoals griet, horsmakreel, tarbot, tongschar en zeebaars werden er geen significante verschillen vastgesteld na vangstvergelijking tussen beide vistuigen. Deze soorten waren ook te gering vertegenwoordigd in de vangsten om betekenisvolle lengteverdelingen te verkrijgen en werden om dezelfde reden ook niet weergegeven in Figuur

53 FIGUUR 4-7: LENGTEVERDELINGEN VAN SCHOL EN TONG, GEVANGEN MET HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG GEDURENDE DE 4 ZEEREIZEN. DE ONDERBROKEN EN VOLLE LIJN GEVEN HET TOTALE AANTAL PER ZEEREIS PER LENGTEKLASSE WEER DAT WERD GEVANGEN MET RESPECTIEVELIJK HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG. Voetnoot: De procentuele vangstverschillen werden berekend per visserijsleep. De gemiddelde vangstverschillen worden voor elke zeereis opgesomd in Tabel 4-3. De lengteverdelingen daarentegen zijn gebaseerd op de som van alle individuen per soort, per zeereis, per configuratie. Door deze verschillende bewerkingen is het mogelijk dat er gedurende een zeereis bijvoorbeeld gemiddeld per visserijsleep minder gevangen werd van een bepaalde soort, maar dat dit niet weerspiegeld wordt in de lengteverdelingen met de absolute totale aantallen van die bijgevangen soort. 51

54 FIGUUR 4-8: LENGTEVERDELINGEN VAN SCHAR EN BOT, GEVANGEN MET HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG GEDURENDE DE 4 ZEEREIZEN. DE ONDERBROKEN EN VOLLE LIJN GEVEN HET TOTALE AANTAL PER ZEEREIS PER LENGTEKLASSE WEER DAT WERD GEVANGEN MET RESPECTIEVELIJK HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG. 52

55 FIGUUR 4-9: LENGTEVERDELINGEN VAN WIJTING EN KABELJAUW, GEVANGEN MET HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG GEDURENDE DE 4 ZEEREIZEN. DE ONDERBROKEN EN VOLLE LIJN GEVEN HET TOTALE AANTAL PER ZEEREIS PER LENGTEKLASSE WEER DAT WERD GEVANGEN MET RESPECTIEVELIJK HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG. 53

56 FIGUUR 4-10: LENGTEVERDELINGEN VAN STEENBOLK EN PONEN (OMVAT VERSCHILLENDE SOORTEN), GEVANGEN MET HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG GEDURENDE DE 4 ZEEREIZEN. DE ONDERBROKEN EN VOLLE LIJN GEVEN HET TOTALE AANTAL PER ZEEREIS PER LENGTEKLASSE WEER DAT WERD GEVANGEN MET RESPECTIEVELIJK HET PULS- EN HET TRADITIONELE VISTUIG. 54

57 4.1.4 Bijvangst van niet-commerciële soorten FIGUUR 4-11: PROCENTUEEL VERSCHIL VAN DE NIET- COMMERCIËLE VISSOORTEN EN BODEMDIEREN GEVANGEN MET HET PULSVISTUIG T.O.V. HET TRADITIONELE VISTUIG VOOR DE 4 ZEEREIZEN. ENKEL DE SOORTEN DIE IN MINIMUM 1 ZEEREIS IN MEER DAN 10 % VAN DE SLEPEN WAREN VERTEGENWOORDIGD WORDEN WEERGEGEVEN IN DE FIGUUR. DE MEDIAAN EN DE QUARTIELEN WORDEN WEERGEGEVEN MET BEHULP VAN BOXPLOTS. Figuur 4-11 toont de gemiddelde procentuele vangstverschillen per sleep voor niet-commerciële vissoorten en bodemdieren die werden bijgevangen met het pulsvistuig ten opzichte van die, bijgevangen met het traditionele vistuig. Alles wat links van de nullijnen ligt, wordt minder gevangen met het pulsvistuig dan met het traditionele vistuig. Uit de figuur kan worden afgeleid dat aanzienlijk wat soorten minder gevangen worden met het pulsvistuig in vergelijking met het traditionele net. Geen van de vangstverschillen die rechts van de nullijnen liggen (dus soorten waarvan er meer werd gevangen met het pulsvistuig dan met de traditionele configuratie) waren significant. De p-waarden voor alle soorten zijn te vinden in Tabel 4-4 en Tabel 4-5. De bijvangst van weinig mobiele bodemdieren zoals mesheften, nonnetjes, zeeanemonen en zeesterren werd zeer sterk gereduceerd met het pulsvistuig. Maar ook voor veel mobiele soorten zoals donderpadden, grondels, gewone strandkrab, gewone zeester, gewone strandkrab, harnasmannetje, zeenaalden en haringachtigen was er significant minder bijvangst in het pulsvistuig. 55

58 TABEL 4-4: HET AANTAL BIJGEVANGEN NIET-COMMERCIËLE VISSEN EN BODEMDIEREN PER UUR VOOR BEIDE VISTUIGCONFIGURATIES GEDURENDE DE ZEEREIZEN IN JUNI EN SEPTEMBER. DE P-WAARDE (DE STATISTISCHE TEST DIE WERD GEBRUIKT IS DE WILCOXON GEPAARDE TEST TENZIJ ANDERS VERMELD) EN HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL MET DE STANDAARDDEVIATIE (SD) WORDT TEVENS WEERGEGEVEN. PULS: PULSVISTUIG; TRAD: TRADITIONEEL VISTUIG. Soorten Juni september Aantal/h Vangstverschil (%) Aantal/h Vangstverschil (%) puls trad p gem (%) sd (%) puls trad p gem (%) sd (%) Alikruiken 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Botervis p=0,359-9,4 84, p=0,038-30,2 85,4 Donderpadden p=0,002-40,7 81, p=0,004-32,0 129,8 Geep 0 0 0,0 0, p=1 0,0 141,4 Gemarmerde zwemkrab 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Grondels p=0,001-35,9 82, p=0,010-17,3 106,5 Gewone strandkrab p<0,001-52,3 66, p<0,001-68,1 40,5 Gewone zeester p=0,006-40,4 70, p<0,001-73,9 22,1 Gewone zwemkrab p=0,069-37,2 47, p<0,001-54,1 27,2 Haringachtigen p=0,306 48,8 253, p=0,011 10,3 145,6 Harnasmannetje p=0,019-47,5 69, p<0,001-68,6 35,1 Heremietkreeften 8 39 p=0,529 11,0 98, p=0,789-33,3 115,5 Hooiwagenkrab 0 0 0,0 0, p=1-100,0 0,0 Inktvissen p=0,187 38,3 270, p=0,789 33,3 115,5 Kleine pieterman 0 0 0,0 0, p=1-100,0 0,0 Kokkel p=0,423-33,3 115, ,0 0,0 Mesheften p=0,675 34,4 101, ,0 0,0 Mossel p=0,153-3,2 99, p=1-100,0 0,0 Muiltje 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Mul 0 0 0,0 0, p=1-100,0 0,0 Nonnetje p=0,178-58,7 88, ,0 0,0 Noordzeekrab 0 0 0,0 0, p=1-100,0 0,0 Noorse zandspiering p=0,290 35,9 86, p=0,137-20,3 84,4 Penseelkrab 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Pitvis 2 23 p=0,059-90,6 21, p=1 0,0 141,4 Porseleinkrab 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Prikken 0 9 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Puitaal p=0,023-16,5 81, p=0,787 3,8 111,2 Schurftvis 3 3 p=1 0,0 141, ,0 100,5 Slakdolf p=0,105-21,4 68, p=0,025-27,8 0,0 Slangsterren p=0,584-19,8 96, ,0 0,0 Smelten p=0,205 94,1 132, p=0,965 3,9 97,3 Snotolf 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Spiering p=0,061 1,0 95, p=1 29,5 0,0 Sponzen 0 0 0,0 0,0 7 6 p=1-33,3 115,5 Stekelbaars 15 0 p=1 100,0 0, ,0 0,0 Steur- en Ringsprietgarnalen p=0,201-28,7 43, p=0, ,3 149,4 Vijfdradige meun p=0,584 20,6 91, p=0,584 0,0 115,5 Zager 0 6 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Zakpijpen 0 40 p=0, ,0 0, p=1 33,3 115,5 Zeeanemonen p=0,005-27,4 112, p=0,004-50,5 64,5 Zeenaalden Gepaarde t-test p=0,008-25,9 133, p=0,168-30,6 155,3 Zeepier 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Aantal slepen

59 TABEL 4-5: HET AANTAL BIJGEVANGEN NIET-COMMERCIËLE VISSEN EN BODEMDIEREN PER UUR VOOR BEIDE VISTUIGCONFIGURATIES GEDURENDE DE ZEEREIZEN IN OKTOBER EN DECEMBER. DE P-WAARDE (DE STATISTISCHE TEST DIE WERD GEBRUIKT IS DE WILCOXON GEPAARDE TEST TENZIJ ANDERS VERMELD) EN HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL MET DE STANDAARDDEVIATIE (SD) WORDT TEVENS WEERGEGEVEN. PULS: PULSVISTUIG; TRAD: TRADITIONEEL VISTUIG. Soorten Oktober December Aantal/h Vangstverschil (%) Aantal/h Vangstverschil (%) puls trad p gem (%) sd (%) puls trad p gem (%) sd (%) Alikruiken 0 0 0,0 0, p=0, ,0 0,0 Botervis p=0,008-72,6 64, p=0, ,0 0,0 Donderpadden p<0,001-56,1 48, p=0,353-42,3 87,6 Geep 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Gemarmerde zwemkrab 0 14 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Grondels p=0,004 3,8 195, p=0,037-54,7 73,8 Gewone strandkrab p<0,001-76,7 49, p=0,002-76,8 20,6 Gewone zeester p=0,002-53,9 76, p=0,080-41,5 86,2 Gewone zwemkrab p=0,407 80,9 247, p=0,800 24,5 87,4 Haringachtigen p=0,018 24,4 251, Gepaarde t-test p=0,042-38,7 25,6 Harnasmannetje 0 14 p=1-100,0 0, p=0,588-12,3 103,0 Heremietkreeften p=0,106-59,1 89, p=0,059-83,3 40,8 Hooiwagenkrab 0 24 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Inktvissen 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Kleine pieterman 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Kokkel p=0,059-99,4 1, p=0,022-88,0 17,8 Mesheften p=0,021-71,5 69,5 5 3 p=1 0,0 115,5 Mossel p=0,010-53,0 72, p=0,208-41,3 119,8 Muiltje 0 0 0,0 0,0 0 1 p=1-100,0 0,0 Mul 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Nonnetje p=0,019-42,5 120, ,0 0,0 Noordzeekrab 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Noorse zandspiering p=0,402-61,4 80, p=0,106-52,0 86,7 Penseelkrab 0 0 0,0 0,0 0 1 p=1 0,0 0,0 Pitvis 0 14 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Porseleinkrab 0 0 0,0 0, p=0, ,0 0,0 Prikken 1 0 p=1 100,0 0, ,0 0,0 Puitaal p=0,169 21,8 136, p=0,447-29,2 119,3 Schurftvis 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Slakdolf p=0,683 27,5 93, p=0,371-94,1 8,3 Slangsterren p=0,042 4,1 211, p=0, ,3 68,5 Smelten 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Snotolf 0 0 0,0 0,0 0 1 p=1-100,0 0,0 Spiering p=0,851 21,4 81, p=0,407 26,2 118,6 Sponzen p=0,022-95,2 11, ,0 0,0 Stekelbaars 0 14 p=1-100,0 0, ,0 0,0 Steur- en Ringsprietgarnalen p=0,855 50,0 100, p=0,100 78,4 43,2 Vijfdradige meun p=1 21,5 90, p=0,371-74,7 19,7 Zager 0 0 0,0 0, ,0 0,0 Zakpijpen p=0,059-98,1 4,2 0 3 p=1-100,0 0,0 Zeeanemonen p<0,001-70,8 69, p=0,272-37,5 94,9 Zeenaalden p=0,151-29,7 92, / -100,0 0,0 Zeepier 19 0 p=1 100,0 0, ,0 0,0 Aantal slepen

60 4.1.5 Invloed van de omgevingsvariabelen Linear mixed-effects modellen (LME) werden gebruikt om het effect van de gemeten omgevingsvariabelen op het vangstverschil tussen de beide vistuigen na te gaan. Voor de fractie commerciële garnaal had enkel temperatuur een significant effect (p = 0.050) op het vangstverschil. Voor de puf garnalen fractie toonde de LME een significant effect van de sleepsnelheid aan (p = 0.001). Voor trash kon geen significant effect van de milieuvariabelen op het vangstverschil vastgesteld worden. Ook voor Tong, Schol, Wijting en Kabeljauw werden er geen significante effecten (LME test) van milieuvariabelen op het vangstverschil gevonden Trekkrachtmeting Tijdens de zeereis in oktober werden gedurende 16 visserijslepen trekkrachten gemeten in de beide vislijnen aan boord van HA 31. De gemeten waarden worden weergegeven in Figuur 4-12 d.m.v. boxplots. De gemiddelde trekkracht in de BB vislijn van het pulsvistuig bedroeg hierbij 0,616 (± 0,050 SD) ton. In de SB vislijn van het traditionele vistuig was de gemiddelde trekkracht 22,8 % hoger met 0,798 (± 0,101 SD) ton. Dit verschil was significant (Wilcoxon gepaarde test, p < 0,001). Gedurende de zeereis in oktober werd 858 L gasolie verbruikt voor de voortstuwing, waarvan 478 L (56 %) tijdens het vissen. FIGUUR 4-12: BOXPLOTS VAN DE GEMIDDELDE TREKKRACHTEN IN DE VISLIJNEN VAN HET PULS- EN HET TRADITIONEEL VISTUIG, GEMETEN TIJDENS 16 SLEPEN IN OKTOBER. 58

61 4.2 Effect van de pulsintensiteit Algemene zeereisgegevens en omgevingsvariabelen Om het effect van de pulsintensiteit op de vangst te onderzoeken werden twee identieke pulsvistuigen onderling vergeleken gedurende twee zeereizen. Een reeks vergelijkende slepen werd uitgevoerd met verschillende pulsamplitudes (0 %, 30 %, 60 %, 75 %, 90 % en 100 % van de maximale output van de pulsgenerator), met telkens een vistuig met de 100 % pulsamplitude als referentie (afgewisseld BB en SB). Deze zeereizen werden uitgevoerd in de maanden juli en november van Tijdens deze reizen werden respectievelijk 30 en 21 visserijslepen uitgevoerd, waarvan er respectievelijk 22 en 20 bemonsterd werden, een totaal van 42 slepen (zie Figuur 4-13). FIGUUR 4-13: OVERZICHT VAN DE VISSERIJSLEPEN OP DE WADDENZEE MET HA 31 GEDURENDE 2 ZEEREIZEN IN COMMERCIËLE OMSTANDIGHEDEN MET 2 IDENTIEKE PULSVISTUIGEN MET VERSCHILLENDE PULSINTENSITEIT. ELKE PIN GEEFT DE STARTPOSITIE VAN EEN SLEEP WEER. Tabel 4-6 geeft een overzicht van deze 2 zeereizen met een aantal basisgegevens en de gemeten omgevingsvariabelen. Gedurende de zeereis in juli werden de variabelen temperatuur, saliniteit en conductiviteit niet gemeten wegens technische problemen met de CTD meetapparatuur. Bijgevolg werden er te weinig data verzameld om de invloed van de omgevingsvariabelen te kunnen onderzoeken. In Tabel 4-7 wordt het aantal slepen met de onderling verschillende pulsintensiteiten weergegeven. 59

62 TABEL 4-6: OVERZICHT VAN DE 2 ZEEREIZEN IN JUNI EN NOVEMBER WAARBIJ DE VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN ONDERLING WERDEN VERGELEKEN MET ELKAAR. Zeereis Juli November Datum 15/07/ /07/ /11/ /11/2013 Gemeten variabelen windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte zonnehoogte helderheid windrichting windkracht sleepsnelheid sleepdiepte watertemperatuur saliniteit conductiviteit zonnehoogte helderheid Aantal slepen Aantal slepen Sleepduur uitgevoerd geanalyseerd helder troebel (gem ± sd) Sleepsnelheid (gem ± sd) min ± 24 2,9 knts ± 0, min ± 20 2,9 knts ± 0,2 TABEL 4-7: OVERZICHT VAN DE VERGELEKEN PULSINTENSITEITEN (ALS % VAN DE MAXIMALE INTENSITEIT) TIJDENS DE ZEEREIZEN IN JULI EN NOVEMBER. Zeereis juli Vergeleken Aantal slepen pulsintensiteiten (%) Zeereis november Vergeleken Aantal slepen pulsintensiteiten (%) De variabiliteit van de belangrijkste omgevingsvariabelen wordt weergegeven d.m.v. boxplots in Figuur De saliniteit, de conductiviteit en de temperatuur bleven gedurende de driedaagse zeereis in november relatief constant. In juli werd gevist met een gemiddelde sleepdiepte van 13 m (± 6 m SD). Tijdens de zeereis in november werd gevist met een gemiddelde diepte van 8 m (± 5 m SD). De windsnelheid in juli varieerde tussen 1 en 3 Bft terwijl een windsnelheid van 4 Bft in november ook voorkwam. De zonnehoogte was tijdens de zeereis in juli (gemiddeld 34,5 ± 23 SD) veel hoger dan deze in november (gemiddeld - 3 ± 18 SD). 60

63 FIGUUR 4-14: OVERZICHT VAN DE OMGEVINGSVARIABELEN SALINITEIT, CONDUCTIVITEIT, WATERTEMPERATUUR, WATERDIEPTE, WINDSNELHEID EN BEREKENDE ZONNEHOOGTE BIJ DE TWEE ZEEREIZEN. BOXPLOTS MET MEDIAAN, 25 EN 75 PERCENTIEL, EN 1.5 INTERKWARTIEL RANGE. 61

64 In Figuren 4-15 en 4-16 wordt de variabiliteit van de omgevingsvariabelen bij de verschillende pulsinstellingen getoond. In juli werd er iets sneller gesleept bij hogere pulsintensiteiten dan bij lagere pulsintensiteiten. Tijdens de zeereis in november werden er bij hogere pulsintensiteiten hogere waarden voor saliniteit, conductiviteit en temperatuur opgemeten. FIGUUR 4-15: OVERZICHT VAN DE OMGEVINGSVARIABELEN TEGENOVER DE PULSINTENSITEIT TIJDENS DE ZEEREIS IN JULI. WANNEER EENZELFDE WAARDE VAN EEN OMGEVINGSVARIABELE MEERDERE MALEN VOORKOMT BIJ EEN BEPAALDE PULSINSTELLING, DAN WORDT DIT DATAPUNT ALS EEN GROTERE CIRKEL AFGEBEELD. HET CIJFER IN DE CIRKEL TOONT HOE VAAK DEZE COMBINATIE VOORKOMT. 62

65 FIGUUR 4-16: OVERZICHT VAN DE OMGEVINGSVARIABELEN TEGENOVER DE PULSINTENSITEIT TIJDENS DE ZEEREIS IN NOVEMBER. WANNEER EENZELFDE WAARDE VAN EEN OMGEVINGSVARIABELE MEERDERE MALEN VOORKOMT BIJ EEN BEPAALDE PULSINSTELLING, DAN WORDT DIT DATAPUNT ALS EEN GROTERE CIRKEL AFGEBEELD. HET CIJFER IN DE CIRKEL TOONT HOE VAAK DEZE COMBINATIE VOORKOMT. 63

66 4.2.2 Vangstvolumes Zeereis juli De vangstvolumes per uur per sleep en de procentuele vangstverschillen van de commerciële garnalen, de pufgarnalen en de restfractie bij de verschillende pulsintensiteiten tijdens de zeereis in juli worden visueel weergegeven d.m.v. boxplots in Figuur 4-17 en Figuur Er wordt telkens een lichtere pulsintensiteit vergeleken met een referentie, namelijk de maximale 100 % pulstensiteit. Tabel 4-8 geeft cijfermatig een overzicht van de gemiddelde vangstvolumes en de gemiddelde procentuele vangstverschillen per vangstfractie voor elke beschouwde instelling van de pulsintensiteit, voor de zeereis in juli. Commerciële garnalen De gemiddelde vangst van commerciële garnalen met het vistuig met 100 % pulsintensiteit was 48,5 L per uur over de volledige zeereis in juli. De experimenten tonen aan dat het uitschakelen van het elektrisch pulsveld (0 % vs 100 %) resulteert in een significante reductie (gepaarde t-test, p = 0,007) in de vangst van commerciële garnalen. Een gemiddeld verschil van - 69 % tegenover het pulsvistuig met de maximale pulsintensiteit werd vastgesteld. Een lagere pulsintensiteit van 60 % resulteerde in een statistisch niet significant vangstverlies (Wilcoxon gepaarde test, p = 0,438) van 19,3 % minder commerciële garnalen tegenover het pulsvistuig met maximale pulsintensiteit. Een instelling van 75 % leidde tot een significant vangstverlies (gepaarde t-test, p = 0,048) van -15,2 % commerciële garnalen. Er werd geen verschil vastgesteld in de vangst van commerciële garnalen tussen 90 en 100 % pulsintensiteit (gepaarde t-test, p = 0,964 voor -0,6%). Pufgarnalen Het uitschakelen van het elektrisch pulsveld (0 % vs 100 %) in één pulsvistuig resulteert ook voor pufgarnalen in een significante reductie (gepaarde t-test, p = 0,020). Het pulsvistuig zonder puls ving gemiddeld 64,4 % minder pufgarnalen dan het pulsvistuig met maximale pulsintensiteit. Een lagere pulsintensiteit van 60 % veroorzaakte een significant vangstverlies van -41,4 % pufgarnalen (gepaarde t-test, p= 7,338e-06). Er werden geen significante verschillen (gepaarde t-test, p = 0,423 en p = 0,844) gevonden tussen de vangsten van pufgarnalen in de pulsvistuigen met 75 % en 90 % tegenover het referentie-pulsvistuig met 100 % pulsintensiteit. Restfractie De volumes van de restfractie in de vangsten bij verschillende pulsintensiteiten waren nooit significant verschillend. Bijgevolg heeft de gekozen pulsintenstiteit weinig invloed op het volume van de grove bijvangstfractie. 64

67 FIGUUR 4-17: BOXPLOTS VAN DE VANGSTVOLUMES VAN DE COMMERCIËLE GARNALEN, DE PUFGARNALEN EN DE RESTFRACTIE BIJ VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN TIJDENS DE ZEEREIS IN JULI. GROEN INGEKLEURDE BOXPLOTS TONEN DE VANGSTEN VAN HET REFERENTIE PULSVISTUIG (100 % PULSINTENSITEIT), GEEL INGEKLEURDE BOXPLOTS TONEN DE BIJHORENDE VANGSTEN VAN HET PULSVISTUIG MET LAGERE PULSINTENSITEIT (90, 75, 60 EN 0 %). DE GEMIDDELDE VANGSTEN PER UUR WORDEN AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 65

68 FIGUUR 4-18: BOXPLOTS MET HET PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL VAN DE COMMERCIËLE GARNALEN, DE PUFGARNALEN EN DE RESTFRACTIE BIJ VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN (90, 75, 60 EN 0 % T.O.V. 100 % PULSINTENSITEIT) TIJDENS DE ZEEREIS IN JULI. DE GEMIDDELDE VANGSTVERSCHILLEN PER UUR WORDEN AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 66

69 TABEL 4-8: OVERZICHT VOOR DE ZEEREIS IN JULI, VAN DE GEMIDDELDE VANGSTVOLUMES EN DE GEMIDDELDE PROCENTUELE VANGSTVERSCHILLEN MET DE STANDAARDDEVIATIE (SD) PER VANGSTFRACTIE VOOR ELKE PULSINSTELLING. DE RESULTATEN VAN DE SIGNIFICANTIETESTEN TUSSEN DE VANGSTVOLUMES WORDEN WEERGEGEVEN (SIGNIFICANTE VERSCHILLEN IN VET). Pulsintensiteit (%) Fractie Volume (L) Vangstverschil (%) Test p-waarde gem SD gem SD 0 14,0 9,8 Commerciële garnalen ,4 13,2 Gepaarde t-test 0,007-68,9 19,9 0 27,8 25,4 Pufgarnalen ,0 25,8 Gepaarde t-test 0,020-64,4 24,4 0 13,4 4,3 Grove bijvangst ,1 5,4 Gepaarde t-test 0,459-0,65 15, ,4 32,4 Commerciële garnalen ,5 15,1 Wilcoxon gepaarde test 0,438-19,3 32, ,8 13,1 Pufgarnalen ,5 16,3 Gepaarde t-test <0,001-41,4 5, ,0 10,1 Grove bijvangst ,1 3,7 Gepaarde t-test 0,828 4,0 61, ,3 22,2 Commerciële garnalen ,1 20,6 Gepaarde t-test 0,048-15,2 12, ,4 57,3 Pufgarnalen ,5 42,0 Gepaarde t-test 0,423-14,0 24, ,8 6,5 Grove bijvangst ,8 9,0 Gepaarde t-test 0,305-2,3 37, ,2 26,7 Commerciële garnalen ,1 23,6 Gepaarde t-test 0,964-0,6 15, ,8 29,3 Pufgarnalen ,4 26,7 Gepaarde t-test 0,844 2,3 34, ,3 4,2 Grove bijvangst ,8 4,6 Gepaarde t-test 0,075-9,9 12,1 67

70 Zeereis november De vangstvolumes per uur per sleep en de procentuele vangstverschillen van de commerciële garnalen, de pufgarnalen en de restfractie bij de verschillende pulsintensiteiten tijdens de zeereis in november worden visueel weergegeven d.m.v. boxplots in Figuur Er wordt telkens een lichtere pulsintensiteit vergeleken met een referentie, namelijk de maximale 100 % pulstensiteit. Tabel 4-9 geeft cijfermatig een overzicht van de gemiddelde vangstvolumes en de gemiddelde procentuele vangstverschillen per vangstfractie voor elke beschouwde instelling van de pulsintensiteit, voor de zeereis in november. Commerciële garnalen Een sterk gereduceerd elektrisch veld (30 % vs 100 %) in het pulsvistuig resulteert in een (net) niet significante reductie (gepaarde t-test, p = 0,066) in de vangst van commerciële garnalen van gemiddeld 50 % tegenover het vistuig met maximale pulsintensiteit. Een lage pulsintensiteit van 60 % vertoonde een significant (gepaarde t-test, p = 0,028) lagere vangst van -24,5 % commerciële garnalen tegenover het referentie pulsvistuig. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de vangsten van commerciële garnalen bij 75 tegenover 100 % pulsintensiteit. Bij een pulsintensiteit van 90 % werden er gemiddeld 14,5% meer commerciële garnalen gevangen tegenover de maximale pulsinstelling. Dit verschil is echter net niet significant met een p-waarde van 0,081. Pufgarnalen Een sterk gereduceerd elektrisch veld (30 % vs 100 %) in het pulsvistuig resulteert ook voor pufgarnalen in een net niet significante reductie (gepaarde t-test, p = 0,061) in de vangst, met gemiddeld -46,5 %. De lage pulsintensiteit van 60 % resulteerde in een niet-significant vangstverlies (Gepaarde t-test, p= 0,289) van gemiddeld 18,1 % puf garnaal tegenover het pulstuig met 100 % pulsintensiteit. Een verminderde pulsintensiteit van 75 % veroorzaakte een niet-significante vangsttoename (gepaarde t-test, p = 0,378) van gemiddeld 6,0 % tegenover het pulstuig met 100 % pulsintensiteit. Voorts werden er geen significante verschillen (gepaarde t-test, p = 0,474) gevonden tussen de vangsten van pufgarnalen bij 90 en 100 % pulsintensiteit. Restfractie De vangstverschillen van de restfractie tussen de verschillende pulsintensiteiten zijn niet significant. Er is geen invloed van de pulsintensiteit op de restfractie merkbaar. 68

71 FIGUUR 4-19: BOXPLOTS VAN DE VANGSTVOLUMES VAN DE COMMERCIËLE GARNALEN, DE PUFGARNALEN EN DE RESTFRACTIE BIJ VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN TIJDENS DE ZEEREIS IN NOVEMBER. GROEN INGEKLEURDE BOXPLOTS TONEN DE VANGSTEN VAN HET REFERENTIE PULSVISTUIG (100 % PULSINTENSITEIT), GEEL INGEKLEURDE BOXPLOTS TONEN DE BIJHORENDE VANGSTEN VAN HET PULSVISTUIG MET LAGERE PULSINTENSITEIT (90, 75, 60 EN 30 %). DE GEMIDDELDE VANGSTEN PER UUR WORDEN AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 69

72 FIGUUR 4-20: BOXPLOTS MET HET PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL VAN DE COMMERCIËLE GARNALEN, DE PUFGARNALEN EN DE RESTFRACTIE BIJ VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN (90, 75, 60 EN 30 % T.O.V. 100 % PULSINTENSITEIT) TIJDENS DE ZEEREIS IN NOVEMBER. DE GEMIDDELDE VANGSTVERSCHILLEN PER UUR WORDEN AANGEDUID MET EEN ASTERISK (*). 70

73 TABEL 4-9: OVERZICHT VOOR DE ZEEREIS IN NOVEMBER, VAN DE GEMIDDELDE VANGSTVOLUMES EN DE GEMIDDELDE PROCENTUELE VANGSTVERSCHILLEN MET DE STANDAARDDEVIATIE (SD) PER VANGSTFRACTIE VOOR ELKE PULSINSTELLING. DE RESULTATEN VAN DE SIGNIFICANTIETESTEN TUSSEN DE VANGSTVOLUMES WORDEN WEERGEGEVEN (SIGNIFICANTE VERSCHILLEN IN VET). Pulsintensiteit (%) Fractie Volume (L) Vangstverschil (%) Test p-waarde gem SD gem SD 30 16,7 7,2 Commerciële garnalen ,0 14,2 Gepaarde t-test 0,066-50,0 18, ,6 10,6 Pufgarnalen ,4 22,2 Gepaarde t-test 0,061-46,5 16,9 30 3,1 3,6 Grove bijvangst 100 3,7 2,1 Gepaarde t-test 0,665-21,0 53, ,3 23,0 Commerciële garnalen ,7 33,1 Gepaarde t-test 0,028-24,5 32, ,5 38,9 Pufgarnalen ,8 93,7 Gepaarde t-test 0,289-18,1 5,8 60 3,7 3,2 Grove bijvangst 100 3,8 2,0 Gepaarde t-test 0,892-7,5 61, ,0 23,4 Commerciële garnalen ,4 30,4 Gepaarde t-test 0,183-9,6 11, ,3 56,3 Pufgarnalen ,1 61,6 Gepaarde t-test 0,378 6,0 15,3 75 8,4 5,2 Grove bijvangst 100 7,1 3,6 Gepaarde t-test 0,408 9,5 32, ,7 14,3 Commerciële garnalen ,7 12,1 Gepaarde t-test 0,081 14,5 14, ,6 52,3 Pufgarnalen ,4 40,9 Gepaarde t-test 0,474 2,2 18,5 90 6,7 5,8 Grove bijvangst 100 6,2 3,3 Gepaarde t-test 0,767-6,9 45,9 71

74 4.2.3 Bijvangst van commerciële vissoorten Zeereis juli Een overzicht van de totale bijvangst van commerciële vissoorten en het gemiddelde procentuele verschil tussen de bijvangst bij een bepaalde pulsintensiteit en bij de maximale pulsintensiteit tijdens de zeereis in juli, wordt opgesomd in Tabel Figuur 4-21 geeft grafisch de procentuele vangstverschillen weer bij de vergelijking van de verschillende pulsintensiteiten in juni voor het aantal vissen van een bepaalde soort (gestandaardiseerd per uur). Schol en wijting waren de belangrijkste commerciële bijvangstsoorten tijdens de zeereis in juni. Tong en kabeljauw werden in beperkte mate bijgevangen. Van de overige soorten werden zeer kleine aantallen opgevist. De lage aantallen van een bepaalde soort en het laag aantal slepen zorgen ervoor dat significante verschillen zeer moeilijk gevonden kunnen worden. Voor schol, tong, wijting en kabeljauw werden lengtefrequentieverdelingen opgemaakt, weergegeven in Figuren 4-22 en Wijting Het uitschakelen van het elektrisch veld (0 % vs 100 %) in het pulsvistuig resulteert in een niet significante bijvangstreductie van wijting (Wilcoxon gepaarde test, p = 0,584) van 2,8 %. Ook bij de vergelijking van de maximale pulsintensiteit met respectievelijk 60 %, 75 % en 90 % pulsintensiteit werden geen significante verschillen gevonden in de bijvangst van wijting. Schol Voor schol leidt het uitschakelen van het elektrisch veld (0 % vs 100 %) in het pulsvistuig tot een niet significante meervangst van 6,7 %. Ook bij 60 % en 75 % pulsintensiteit werden geen significante verschillen gevonden ten opzichte van de maximale pulsintensiteit. Een pulsintensiteit van 90 % resulteerde in een net niet significante meervangst van schol (Wilcoxon gepaarde test, p = 0,063) van 31,5 % tegenover het pulsvistuig met 100 % pulsintensiteit. Tong Er werden evenmin significante verschillen vastgesteld in de bijvangst van tong bij een lagere pulsintensiteit van 0, 60, 75 en 90 % tegenover de maximale pulsintensiteit. Bij het vergelijken van de bijvangst van tong bij de pulsinstelling 90 % versus 100 % werden tijdens de zeereis in juli te lage aantallen gevangen om de vangstverschillen per sleep uit te zetten in Figuur Kabeljauw Ook voor kabeljauw werden geen significante vangstverschillen vastgesteld bij het vissen met lagere pulsintensiteiten. De slepen waarbij de pulsintensiteiten 0 % en 100 % vergeleken worden leverden een te kleine bijvangst van kabeljauw op om de vangstverschillen per sleep uit te kunnen zetten in Figuur

75 FIGUUR 4-21: BOXPLOTS MET HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL VAN WIJTING, SCHOL, TONG EN KABELJAUW BIJ DE VERGELIJKING VAN VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN (0, 60, 75 EN 90 % VERSUS 100 % PULSINTENSITEIT) TIJDENS DE VERGELIJKENDE ZEEREIS IN JULI. 73

76 FIGUUR 4-22: LENGTEFREQUENTIEVERDELINGEN VAN SCHOL EN TONG (ALLE GEVANGEN INDIVIDUEN SAMEN) VOOR DE ZEEREIS IN JULI. DE VOLLE LIJN TOONT TELKENS DE BIJVANGST BIJ DE MAXIMALE (100 %) PULSINTENSITEIT EN DE STIPPELLIJN TOONT DE BIJVANGST BIJ DE LAGERE PULSINTENSITEITEN. 74

77 FIGUUR 4-23: LENGTEFREQUENTIEVERDELINGEN VAN WIJTING EN KABELJAUW (ALLE GEVANGEN INDIVIDUEN SAMEN) VOOR DE ZEEREIS IN JULI. DE VOLLE LIJN TOONT TELKENS DE BIJVANGST BIJ DE MAXIMALE (100 %) PULSINTENSITEIT EN DE STIPPELLIJN TOONT DE BIJVANGST BIJ DE LAGERE PULSINTENSITEITEN. 75

78 TABEL 4-10: DE TOTALE BIJVANGST VAN COMMERCIËLE VISSOORTEN TIJDENS DE ZEEREIZEN IN JULI EN NOVEMBER. DE BIJVANGST IS WEERGEGEVEN ALS DE TOTALE AANTALLEN OVER ALLE SLEPEN BIJ EEN BEPAALDE VERGELIJKING VAN EEN LAGE MET DE MAXIMALE PULSINTENSITEIT. HET GEMIDDELDE VAN DE PROCENTUELE VANGSTVERSCHILLEN PER SLEEP EN DE STANDAARDDEVIATIE (SD) WORDEN TEVENS WEERGEGEVEN. DE P-WAARDEN, BEREKEND MET DE WILCOXON GEPAARDE TEST, WORDEN WEERGEGEVEN VOOR DE BELANGRIJKSTE BIJVANGSTEN. Zeereis juli Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit SD P SD p SD p verschil verschil verschil Bot , Kabeljauw ,2 97 0, ,2 88 0, , Schar ,0 - Schol , ,1 28 0, ,6 36 0, ,5 28 0,063 Steenbolk ,0-0, , ,0 - Tong , , , , , Tongschar , Wijting ,8 52 0, ,2 86 0, , , , Aantal slepen Zeereis november Gem % verschil Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit Gem % Pulsintensiteit Gem % SD p SD p SD p verschil verschil verschil verschil Bot , ,0 35 Kabeljauw ,4 79 0, , ,100 Schar , , ,7 85 0, , , Schol ,7 32 0, , , , , ,2 51 0,584 Steenbolk Tarbot , Tong , Tongschar Wijting ,8 34 0, , , , Zeebaars , , Aantal slepen SD SD p p 76

79 Zeereis november Tabel 4-10 geeft een overzicht van de totale bijvangst van de commerciële vissoorten gedurende de vergelijkende zeereis in november. Ook het gemiddelde procentuele vangstverschil voor elke soort tussen een pulsvistuig met een lage pulsintensiteit (30, 60, 75 of 90 %) en het referentie vistuig met maximale pulsintensiteit (100 %) wordt weergegeven. Bij de statistische analyse werd er nooit een verschil in bijvangst gevonden bij de vergelijking van 30, 60, 75 en 90 % met 100 % pulsintensiteit. De waargenomen verschillen zijn bovendien zeer variabel en vertonen geen patronen. Schar, schol en wijting waren de belangrijkste commerciële bijvangstsoorten. De overige soorten werden slechts sporadisch bijgevangen. Voor schol, schar en wijting werden lengtefrequentieverdelingen opgemaakt (Figuur 4-25). Figuur 4-24 tenslotte toont de procentuele vangstverschillen van het aantal vissen dat per uur werd gevangen bij de verschillende pulsintensiteiten tijdens de zeereis in november. Alles wat links van de nullijn ligt wordt minder gevangen met het vistuig met lagere pulsintensiteit in vergelijking met de maximale (100 %) pulsintensiteit. FIGUUR 4-24: BOXPLOTS MET HET GEMIDDELD PROCENTUEEL VANGSTVERSCHIL VAN WIJTING, SCHOL EN SCHAR BIJ DE VERGELIJKING VAN VERSCHILLENDE PULSINTENSITEITEN (30, 60, 75 EN 90 % VERSUS 100 % PULSINTENSITEIT) TIJDENS DE VERGELIJKENDE ZEEREIS IN NOVEMBER. 77

80 FIGUUR 4-25: LENGTEFREQUENTIEVERDELINGEN VAN SCHOL, WIJTING EN SCHAR (ALLE GEVANGEN INDIVIDUEN SAMEN) VOOR DE ZEEREIS IN NOVEMBER. DE VOLLE LIJN TOONT TELKENS DE BIJVANGST BIJ DE MAXIMALE (100 %) PULSINTENSITEIT EN DE STIPPELLIJN TOONT DE BIJVANGST BIJ DE LAGERE PULSINTENSITEITEN. 78

VERDUURZAMING VAN DE GARNALENVISSERIJ MET DE GARNALENPULS: EINDRAPPORT

VERDUURZAMING VAN DE GARNALENVISSERIJ MET DE GARNALENPULS: EINDRAPPORT VERDUURZAMING V DE GARNALENVISSERIJ MET DE GARNALENPULS: EINDRAPPORT ILVO MEDEDELING nr 116 oktober 2012 Bart Verschueren Bart Vanelslander Hans Polet Verduurzaming van de Garnalenvisserij met de Garnalenpuls:

Nadere informatie

ILVO Mededeling 211 DE PULSVISSERIJ OP GARNALEN: VERGELIJKING MET EEN KLASSIEK VISTUIG

ILVO Mededeling 211 DE PULSVISSERIJ OP GARNALEN: VERGELIJKING MET EEN KLASSIEK VISTUIG ILVO Mededeling 211 DE PULSVISSERIJ OP GARNALEN: VERGELIJKING MET EEN KLASSIEK VISTUIG DECEMBER 2015 ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be De pulsvisserij op garnalen:

Nadere informatie

PROJECT PULSKOR. Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij. Bart Verschueren, 23 januari 2009

PROJECT PULSKOR. Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij. Bart Verschueren, 23 januari 2009 PROJECT PULSKOR Ontwikkeling en demonstratie van een selectieve pulskor voor de visserij op grijze garnaal met het oog op een reductie van de teruggooi en de milieu-impact Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij

Nadere informatie

BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND

BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND ILVO-NOTA 2017.03 BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND HANS POLET INHOUD Grijze garnaal in de Noordzee 3 www.ilvo.vlaanderen.be BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND HANS POLET

Nadere informatie

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet?

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet? Pulsvisserij: wat weten we wel en niet? Nathalie Steins & Adriaan Rijnsdorp, IMARES Wageningen UR 20 juni 2016 Background NL vloot heeft 80% Noordzee tong quota Zorgen over traditionele vangstmethode (boomkor)

Nadere informatie

Uitdagingen bij onderzoek garnalenvisserij

Uitdagingen bij onderzoek garnalenvisserij Uitdagingen bij onderzoek garnalenvisserij aansluiting bij beleid en praktijk 7 maart 2014 Ingrid Tulp, Josien Steenbergen & Tobias van Kooten Garnalenvisserij internationaal Weinig beheer Vergunningensysteem

Nadere informatie

KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat

KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat De eerste resultaten 9 December 2016 Alicia Hamer Pieke Molenaar Josien Steenbergen Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Presentatie ter

Nadere informatie

Kenniskring garnaal NO

Kenniskring garnaal NO Kenniskring garnaal NO Introductie KK & bijvangsten Lauwersoog 9 oktober 2015 Europees Visserijfonds: Investering in duurzame visserij AGENDA 13:00 Kennismaking en verwachtingen 13:15 Aanlandplicht, wat

Nadere informatie

PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN VLAKTE VAN DE RAAN

PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN VLAKTE VAN DE RAAN Herengracht 9 2312 LA Leiden Tel: 071-5144509 E-mail: agonus@planet.nl PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN

Nadere informatie

Werkplan Zeefmat ZK1. Achtergrond. Opgesteld door: Pieke Molenaar en Josien Steenbergen (IMARES)

Werkplan Zeefmat ZK1. Achtergrond. Opgesteld door: Pieke Molenaar en Josien Steenbergen (IMARES) Werkplan Zeefmat ZK1 Opgesteld door: Pieke Molenaar en Josien Steenbergen (IMARES) In opdracht van de Kenniskringen visserij, Kenniskring Garnaal Noord Oost (KKGNO) 26 Augustus 2016 Achtergrond Alle Nederlandse

Nadere informatie

Pulsvisserij Overzicht Onderzoek

Pulsvisserij Overzicht Onderzoek Pulsvisserij Overzicht Onderzoek Platvis Bob van Marlen Inhoud Historisch overzicht onderzoek RIVO-IMARES garnaal en vooral platvis EU-verbod ICES vragen in 2006 en onderzoek hierop gericht Vangstvergelijking

Nadere informatie

Zeevisserij in beweging. Gepresenteerd door Jochen Depestele

Zeevisserij in beweging. Gepresenteerd door Jochen Depestele Zeevisserij in beweging Naar een duurzame visserij Jochen Depestele,, Hans Polet, Els Vanderperren, Hendrik Stouten en Kris Van Craeynest,, ILVO-Visserij, Visserij, Oostende, België Gepresenteerd door

Nadere informatie

Advies. Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij. Inleiding

Advies. Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij. Inleiding Advies Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij Inleiding Het Waddenfonds heeft de Waddenacademie gevraagd advies uit te brengen ten aanzien van het thema garnalenvisserij.

Nadere informatie

Toetsingskader Best beschikbare techniek en visserijpraktijk garnalenvisserij

Toetsingskader Best beschikbare techniek en visserijpraktijk garnalenvisserij Toetsingskader Best beschikbare techniek en visserijpraktijk garnalenvisserij Juni 2014. 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Korte achtergrond en definitie best practice... 4 3 Het ontwikkelen van een best

Nadere informatie

SLIMMER VERWERKEN, BIJVANGST BEPERKEN. ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be

SLIMMER VERWERKEN, BIJVANGST BEPERKEN. ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be SLIMMER VERWERKEN, BIJVANGST BEPERKEN ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be Slimmer verwerken, Bijvangst beperken januari 2015 Opdrachtgever: Stichting Verduurzaming Garnalenvisserij

Nadere informatie

De Noordzeegarnalen (Crangon crangon) visserij Managementplan voor de garnalenvisserij

De Noordzeegarnalen (Crangon crangon) visserij Managementplan voor de garnalenvisserij De Noordzeegarnalen (Crangon crangon) visserij Managementplan voor de garnalenvisserij 10 februari 2011 De Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) heeft ten behoeve van de verduurzaming van de garnalenvisserij

Nadere informatie

Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk

Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk Europese Visserijfonds, investering in duurzame visserij Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk Eerste inzicht in de mogelijke effecten van het verlagen van de minimuminstandhoudingsreferentiemaat

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24, 1, 2, 3 en 6 ;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24, 1, 2, 3 en 6 ; Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van aanvullende nationale maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en voor controle op de visserijactiviteiten DE VLAAMSE REGERING,

Nadere informatie

Kenniskring garnaal Zuid West

Kenniskring garnaal Zuid West Kenniskring garnaal Zuid West De weg naar bestandsbeheer Noordzeegarnaal Yerseke 30 Oktober 2015 Kenniskring garnaal zuid west AGENDA 14:00 Voorstelrondje en verwachtingen (Marieke / allen) 14:20 Intro

Nadere informatie

VERDER ONDERZOEK OVER HET ELECTR!SCH VISSEN

VERDER ONDERZOEK OVER HET ELECTR!SCH VISSEN M!NiSTER!E VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. Ltevens, directeur-generaal) VERDER ONDERZOEK

Nadere informatie

Bijlage 2: Cranpuls: visplan & geplande experimenten

Bijlage 2: Cranpuls: visplan & geplande experimenten Bijlage 2: Cranpuls: visplan & geplande experimenten Algemene werkwijze Er zal in dit 2 e innovatie jaar worden gewerkt volgens het zogenaamde WMR innovatiemodel (zie hieronder). In Nederland hebben we

Nadere informatie

INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007

INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007 INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007 Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Eenheid: Dier - Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.: +32 59 342250 Fax: +32 59 330629 www.dvz.be

Nadere informatie

Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Project Best Practices II Opzet, eerste uitkomsten, stand van zaken en planning 2017 Voor intern gebruik 27 januari 2017 Ed de Heer Opzet Doelen BPII: 1) het inschatten van de uitvoerbaarheid, naleefbaarheid

Nadere informatie

Zeeduivel, Vis van het jaar 2018

Zeeduivel, Vis van het jaar 2018 Zeeduivel, Vis van het jaar 2018 Zeeduivel wordt door VLAM uitgeroepen tot vis van het jaar 2018. Maar wat zijn de biologische kenmerken van deze soort? Wat is de herkomst van onze Belgische zeeduivel?

Nadere informatie

Visserijtechnieken in de Noordzee: impact op de zeebewoners

Visserijtechnieken in de Noordzee: impact op de zeebewoners UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 Visserijtechnieken in de Noordzee: impact op de zeebewoners door An SMITS Promotoren: Dhr. ir. Soetaert Maarten Prof. dr. Decostere Annemie

Nadere informatie

Vissen met zorg. factsheets kwaliteit en duurzaamheid. staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij. Kees Taal. Wim Zaalmink.

Vissen met zorg. factsheets kwaliteit en duurzaamheid. staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij. Kees Taal. Wim Zaalmink. Vissen met zorg factsheets kwaliteit en duurzaamheid staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij Kees Taal Wim Zaalmink Maart 2012 LEI, onderdeel van Wageningen UR, Den Haag Voorwoord Met trots presenteer

Nadere informatie

WILD CAUGHT METHODOLOGY

WILD CAUGHT METHODOLOGY WILD CAUGHT METHODOLOGY ILVO Visserij en Aquatische Productie gebruikt voor het beoordelen van wild gevangen vis op vlak van duurzaamheid de Wild Caught Methodology. Deze internationale methode werd in

Nadere informatie

TIENPUNTENPLAN DE NEDERLANDSE NOORDZEEVISSERIJ

TIENPUNTENPLAN DE NEDERLANDSE NOORDZEEVISSERIJ TIENPUNTENPLAN DE NEDERLANDSE NOORDZEEVISSERIJ Tweede Kamerfractie ChristenUnie Arie Slob 22 januari 2011 TIENPUNTENPLAN VOOR DE NEDERLANDSE NOORDEEVISSERIJ Het gaat gelukkig beter met de visbestanden

Nadere informatie

Duurzame garnalenvisserij VOF Koster

Duurzame garnalenvisserij VOF Koster Duurzame garnalenvisserij VOF Koster WR 3 Noordster van VOF Koster en duurzaamheid De maatschap VOF Koster van Dirk en Wilma Koster vist met de WR3 Noordster op garnalen, vanaf het historische visserseiland

Nadere informatie

PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN VLAKTE VAN DE RAAN

PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN VLAKTE VAN DE RAAN PASSENDE BEOORDELING GARNALENVISSERIJ NATURA 2000 GEBIEDEN WADDENZEE, NOORDZEEKUSTZONE, OOSTERSCHELDE, WESTERSCHELDE, VOORDELTA EN VLAKTE VAN DE RAAN December 2013 Opgesteld door: Bert Keus (Agonus Fisheries

Nadere informatie

Factsheet: Schol. versie maart 2013 VISSERIJ

Factsheet: Schol. versie maart 2013 VISSERIJ Factsheet: Schol versie maart 2013 Schol is een belangrijke vissoort voor de Nederlandse vissector, zelfs één van de belangrijkste wat betreft aanvoer op de Nederlandse afslagen; bijna 50% van alle vis

Nadere informatie

DE GARNAALVISSERIJ: EEN KUSTGEBRUIKERSGROEP MET KOPZORGEN

DE GARNAALVISSERIJ: EEN KUSTGEBRUIKERSGROEP MET KOPZORGEN DE GARNAALVISSERIJ: EEN KUSTGEBRUIKERSGROEP MET KOPZORGEN De garnaalvisserij: een kustgebruikersgroep met kopzorgen Eén van de grootste uitdagingen van het geïntegreerd kustzonebeleid is het vinden van

Nadere informatie

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 30.12.2014 L 370/35 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1395/2014 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor

Nadere informatie

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE Bron: VLIZ Fotogalerij - Collectie Daniel Moeyaert, 2008 LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE An Vanhulle An Vanhulle Universiteit Gent Vakgroep Internationaal Publiekrecht,

Nadere informatie

Pagina 1. VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014

Pagina 1. VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014 VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014 In dit document wordt antwoord gegeven op een aantal veel gestelde vragen over de aanlandplicht. Aan de publicatie kunnen geen

Nadere informatie

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Intensiteit van de visserij op de Noordzee, Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gebieden met hoge ecologische

Nadere informatie

Visbestanden in de Noordzee,

Visbestanden in de Noordzee, Indicator 11 juli 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door overbevissing staan veel visbestanden

Nadere informatie

Ing. S.W. Verver, dr. ir. R.E. Grift, mw. ir. F.J. Quirijns. RIVM, Milieu- en natuurplanbureau De heer drs. W. Ligtvoet Postbus BA BILTHOVEN

Ing. S.W. Verver, dr. ir. R.E. Grift, mw. ir. F.J. Quirijns. RIVM, Milieu- en natuurplanbureau De heer drs. W. Ligtvoet Postbus BA BILTHOVEN Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 572781 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Visvangst in de Noordzee,

Visvangst in de Noordzee, Indicator 4 september 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door overbevissing zijn veel

Nadere informatie

Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode 1 maart december 2016

Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode 1 maart december 2016 Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode Opgesteld door: R. Martens d.d. 20 maart 2017 Inhoudsopgave 1. Algemene Projectinformatie...3 2. Voortgang

Nadere informatie

Zelfbemonstering MSC. Urk, Inger Wilms Duurzame visserij

Zelfbemonstering MSC. Urk, Inger Wilms Duurzame visserij Zelfbemonstering MSC Urk, 20-03-2014 Inger Wilms Duurzame visserij MSC Certificering CVO twinrig, flyshoot, outrig Geslaagd onder voorwaarden (conditions) 1. Meer informatie nodig over bijvangst/discards

Nadere informatie

MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ)

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.5.2015 COM(2015) 212 final 2015/0108 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Nadere informatie

Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee

Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee Achtergrond De kweek van mosselen in Nederland is gebaseerd op bodemcultuur. Deze vindt plaats op mosselkweekpercelen

Nadere informatie

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee,

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, Indicator 21 augustus 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2017 werden de bestanden

Nadere informatie

Internationale handel visproducten

Internationale handel visproducten Internationale handel visproducten Marktmonitor ontwikkelingen 27-211 en prognose voor 212 Januari 213 Belangrijkste trends 27-211 Ontwikkelingen export De Nederlandse visverwerkende industrie speelt een

Nadere informatie

Beoordeling onderzoeken garnalenpuls

Beoordeling onderzoeken garnalenpuls Beoordeling onderzoeken garnalenpuls Review in opdracht van de Nederlandse Vissersbond Zwanette Jager ZiltWater Advies Datum: 14 december 2012 ZiltWater Rapport ZW 2012-03. 1 Table of Contents 1 Inleiding...

Nadere informatie

Visserijimpact in de Noordzee

Visserijimpact in de Noordzee Titel Visserijimpact in de Noordzee Hans Polet & Jochen Depestele Presentatie bij Stichting de Noordzee mei 2011 Inleiding Titel Wie zijn wij? Visserijtechneuten Visserijtechnologie 2 www.visserijnieuws.punt.nl

Nadere informatie

Vermindering Discards Garnalenvisserij door Netaanpassingen (VDGN)

Vermindering Discards Garnalenvisserij door Netaanpassingen (VDGN) Vermindering Discards Garnalenvisserij door Netaanpassingen (VDGN) Effectiviteit brievenbus en maaswijdte Auteur(s): DME Slijkerman, M Dammers, P Molenaar, T. van der Hammen, M. van Hoppe Opdrachtgever:

Nadere informatie

In Visserijnieuws van 13 april 2018 is verslag gedaan van de bijeenkomst 1.

In Visserijnieuws van 13 april 2018 is verslag gedaan van de bijeenkomst 1. Notulen BIJEENKOMST Bijeenkomst garnalenvissers rond vragen over pulsvisserij BO-43-023.02-014 LOCATIE De Lichtboei Harlingen DATUM 6 April 2018 DATUM 6 april 2018 ONS KENMERK: 1814029-NS-JS-LCS AANWEZIG

Nadere informatie

CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Laatst bijgewerkt: 11 december 2017

CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Laatst bijgewerkt: 11 december 2017 CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Laatst bijgewerkt: 11 december 2017 LET OP: Aangezien dit document een vertaling van het Engelstalige managementplan is kunnen er onverhoopt vertaalfouten in optreden. Indien

Nadere informatie

Garnalenvisserij: pilots voor verbetering discardsoverleving

Garnalenvisserij: pilots voor verbetering discardsoverleving Garnalenvisserij: pilots voor verbetering discardsoverleving F.J. Quirijns, J. van Giels (ATKB) en Eelke Sybren Dijkstra (ATKB) Rapport C116/08 Vestiging IJmuiden Opdrachtgever: Stichting Nederlandse Visserij

Nadere informatie

SCHMIDT ZeeVIS ROTTeRDaM De allerbeste VIS VaN De allerbeste VISSeRS SCHMIDT ZeeVIS en MVO

SCHMIDT ZeeVIS ROTTeRDaM De allerbeste VIS VaN De allerbeste VISSeRS SCHMIDT ZeeVIS en MVO SCHMIDT ZEEVIS ROTTERDAM De allerbeste VIS VAN DE ALLERBESTE VISSERS SCHMIDT ZEEVIS EN MVO Verantwoordelijkheid Alleen het beste is goed genoeg De maatschappij schreeuwt om verduurzaming. De vissers en

Nadere informatie

LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft. Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012

LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft. Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012 LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012 Achtergrond: visserij in Nederland Advies taskforce duurzame Noordzeevisserij: Reduceren van de kosten

Nadere informatie

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167 Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke 1790 AD Den

Nadere informatie

Gebruik van double sweep line in het pulskortuig CVO, Harmen Klein Woolthuis (HFK), Maarten Drijver (PO Texel) en Inger Wilms (CVO)

Gebruik van double sweep line in het pulskortuig CVO, Harmen Klein Woolthuis (HFK), Maarten Drijver (PO Texel) en Inger Wilms (CVO) Gebruik van double sweep line in het pulskortuig CVO, 21-05-2015 Harmen Klein Woolthuis (HFK), Maarten Drijver (PO Texel) en Inger Wilms (CVO) Achtergrond van dit document: Een aantal pulsvissers maakt

Nadere informatie

CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Versie 1.0 (aangenomen op , per van kracht)

CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Versie 1.0 (aangenomen op , per van kracht) CRANGON CRANGON MANAGEMENTPLAN Versie 1.0 (aangenomen op 01.12.2015, per 01.01.2016 van kracht) LET OP: De Engelstalige versie van het managementplan is ALTIJD leidend voor beslissingen e.d. Schuingedrukte

Nadere informatie

Wij vangen deze. Uitgave natuurlijk verantwoord

Wij vangen deze. Uitgave natuurlijk verantwoord Wij vangen deze vis wijzer Uitgave 2009 natuurlijk verantwoord Wij vangen deze VIS wijzer Overbevissing en illegale visserijpraktijken zijn onderwerpen die met regelmaat tot maatschappelijke discussie

Nadere informatie

Ik ben het Net. Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! VISSERIJ 7 8 GROEP. Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer.

Ik ben het Net. Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! VISSERIJ 7 8 GROEP. Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer. VISSERIJ Ik ben het Net Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! Aangeboden door Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer. www.eu.nl -> onderwijs Europese Unie Haring! Verse

Nadere informatie

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Januari 2014 Contacten Josje Fens, Fens@waddenvereniging.nl, t. 0517 493 663 Luca van Duren, Luca.vanDuren@deltares.nl, t. 088 3358

Nadere informatie

Ik ben Corrie nagel. Schipper eigenaar van het vissersschip HA31. Ik ben bestuurslid van visserijvereniging Ons Belang uit Harlingen.

Ik ben Corrie nagel. Schipper eigenaar van het vissersschip HA31. Ik ben bestuurslid van visserijvereniging Ons Belang uit Harlingen. BELEVING ALS GARNALENVISSER 1 Ik ben Corrie nagel. Schipper eigenaar van het vissersschip HA31 Ik ben bestuurslid van visserijvereniging Ons Belang uit Harlingen. Ik werk ook mee in het Europese onderzoek

Nadere informatie

Trends in Zeevisserij 2013

Trends in Zeevisserij 2013 Trends in Zeevisserij 2013 Innovatie loont! 22 maart 2013, Kees Taal Trends Innovatie Ondernemerschap Verduurzaming Markt Trends Investeringen Prestaties: Kottervloot - Platvis - Garnalen - Flyshoot -

Nadere informatie

MINiSTERiE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappeiijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.

MINiSTERiE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappeiijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z. MINiSTERiE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappeiijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. UEVENS, directeur-generaa!) GEGEVENS OVER

Nadere informatie

Verslag Praktijktesten Seewing

Verslag Praktijktesten Seewing Het project Kenniskringen Visserij wordt gefinancierd door het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Verslag Praktijktesten Seewing (Pieke Molenaar & Alicia Hamer, Wageningen Marine Research)

Nadere informatie

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD (2009 2014) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek

Nadere informatie

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) Bouwen aan een betere toekomst voor vis en vissers Het EC-voorstel kort samengevat Maatregelen tegen overbevissing en ten gunste van duurzaam beheer

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Waddenfonds. Nr. 390 1 augustus 2016 Verordening van 30 juni 2016 van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling

Nadere informatie

Visserij in Cijfers. Trends in zeevisserij. Kees Taal en Mike Turenhout. Scheveningen. 28 februari 2014

Visserij in Cijfers. Trends in zeevisserij. Kees Taal en Mike Turenhout. Scheveningen. 28 februari 2014 Visserij in Cijfers Trends in zeevisserij Kees Taal en Mike Turenhout Scheveningen 28 februari 2014 Visserij in Cijfers Jaarlijkse publicatie Vanaf nu via LEI-internet te downloaden www.visserijincijfers.nl

Nadere informatie

Duurzaam werken op zee

Duurzaam werken op zee Sarah Smith Tropen & Tropisch Belangrijke mariene ecosystemen Mangroven Zeegras Koraal Kwetsbaarheid Tropen: de gebieden rondom de evenaar tussen de keerkringen. www. commons.wikimedia.org Tropisch klimaat:

Nadere informatie

MINISTERIE VAN LANDBOUW BESTUUR VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK RIJKSCENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK - GENT

MINISTERIE VAN LANDBOUW BESTUUR VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK RIJKSCENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK - GENT MINISTERIE VAN LANDBOUW BESTUUR VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK RIJKSCENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK - GENT RIJKSSTATION VOOR ZEEVISSERIJ - OOSTENDE Directeur : P. HOVART ORIENTERENDE PROEVEN MET HOOGVISSENDE

Nadere informatie

(Voorzitter : F. HEVENS, directeur-generaat)

(Voorzitter : F. HEVENS, directeur-generaat) M!N!STER!E VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappetijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. HEVENS, directeur-generaat) PROEVEN MET DUBBELBOOMKORRE

Nadere informatie

Probleemstelling: Wat zijn de bedreigende factoren voor de vissen in de Waddenzee? En welke is de meest bedreigende?

Probleemstelling: Wat zijn de bedreigende factoren voor de vissen in de Waddenzee? En welke is de meest bedreigende? Klas: V5B/V5C Bio cluster 7/2 Datum: 21 05 2010 Namen v/d groep: Chris Klaver, Loes Klaver, Isabel Schilder en Lisanne van Dijk. Titel v/d opdracht: Visserij Omschrijving v/h onderwerp: Visserij in de

Nadere informatie

Levende grijze garnalen als een innovatief product voor de Belgische Garnaalvisserij

Levende grijze garnalen als een innovatief product voor de Belgische Garnaalvisserij Levende grijze garnalen als een innovatief product voor de Belgische Garnaalvisserij Xavier Vermeersch Studiedag: De Vlaamse grijze garnaal: Ontwikkelingen en Innovaties 01/07/2015 De Vlaamse Garnaalvisserij

Nadere informatie

Deelnemende Vissers Rotgans/Bakker Schilder/Smit Last Klop. Rapportage door; Arjan Heinen Adviseur visserijbeheer bij de Combinatie van Beroepsvissers

Deelnemende Vissers Rotgans/Bakker Schilder/Smit Last Klop. Rapportage door; Arjan Heinen Adviseur visserijbeheer bij de Combinatie van Beroepsvissers Kenniskring IJsselmeervisserij & Kenniskring Binnenvisserij www.kenniskringvisserij.nl Onderzoek naar bijvangsten aan aal in aangepaste hokfuiken en schietfuiken. Verslag van een proef Deelnemende Vissers

Nadere informatie

Pulskor, Sumwing en PulsWing als alternatief voor de boomkorvisserij

Pulskor, Sumwing en PulsWing als alternatief voor de boomkorvisserij Pulskor, Sumwing en PulsWing als alternatief voor de boomkorvisserij Urk 4 september 2010 Kees Taal, LEI Pulskor, Sumwing en PulsWing Wat is Pulskor, Sumwing en PulsWing? Historie Wat is nodig om met de

Nadere informatie

Wageningen IMARES Harder en zeebaars

Wageningen IMARES Harder en zeebaars Harder en zeebaars Biologie en visserij in Nederland en Europa Tammo Bult, Floor Quirijns, Harriët van Overzee, Stijn Bierman is een samenwerkingsverband tussen Wageningen UR en TNO Harder en Zeebaars

Nadere informatie

3.7 De aanlandplicht in 2018

3.7 De aanlandplicht in 2018 3.7 De aanlandplicht in 2018 In de Europese teruggooiplannen is per visserij vastgelegd welke soorten moeten worden aangeland in 2018. Hieronder geven we een overzicht van de aanlandplicht per vistuig

Nadere informatie

NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU

NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU De paling, een mythe waarover nog maar weinig bekend is. Een inventarisatie februari 2011 Pagina 1 van 8 NEDERLAND Door de aanwezigheid van te weinig data,

Nadere informatie

De zee heeft jou nodig!

De zee heeft jou nodig! De zee heeft jou nodig! Je houdt van producten die uit de zee komen en die doen je goed. Maar de vangst en zelfs de kweek van bepaalde vissoorten heeft nare gevolgen: overbevissing, bedreiging met uitsterven,

Nadere informatie

Voortgangsrapportage

Voortgangsrapportage Voortgangsrapportage Uitvoering Convenant Transitie Garnalenvisserij en Natuurambitie Waddenzee Voortgangsrapportage uitvoering Convenant Transitie Garnalenvisserij en Natuurambitie Waddenzee 2 november

Nadere informatie

Duurzame Visserij Convenantpartners aan het woord. 5 juni 2009: 1 jaar Maatschappelijk convenant Noordzeevisserij!

Duurzame Visserij Convenantpartners aan het woord. 5 juni 2009: 1 jaar Maatschappelijk convenant Noordzeevisserij! Certificering Communicatie Onderwijs en scholing Beschermde gebieden in de Noordzee Bestandsbeheer Duurzame Visserij Convenantpartners aan het woord 5 juni 2009: 1 jaar Maatschappelijk convenant Noordzeevisserij!

Nadere informatie

MINISTERIE VAN LANDBOUW

MINISTERIE VAN LANDBOUW MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Rijkscentrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent RIJKSSTATION VOOR ZEEVISSERIJ - OOSTENDE (Directeur : P. HOVART) TEMPERATUUR EN VANGST P.

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 7/6 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/45 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in de wateren van de Unie van

Nadere informatie

RECHTSGROND DOELSTELLINGEN RESULTATEN

RECHTSGROND DOELSTELLINGEN RESULTATEN INSTANDHOUDING VAN VISBESTANDEN Om de visbestanden in stand te houden, is het nodig deze bestanden ecologisch duurzaam te exploiteren en de sector voor de lange termijn levensvatbaar te maken. Hiertoe

Nadere informatie

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening:

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 97 AB IJmuiden AB Yerseke Tel.: 55 5666 Tel.: 5778 Fax.: 55 566 Fax.: 5777 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl RIVO Rapport Nummer:

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 12.1.2018 L 7/13 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/46 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale en diepzeevisserijen in de noordwestelijke wateren

Nadere informatie

Vergunningen Huis. Onderwerp: Aanvraag wijziging vergunning Wet natuurbescherming. Lelystad, 15 augustus Geachte mevrouw van Dijk,

Vergunningen Huis. Onderwerp: Aanvraag wijziging vergunning Wet natuurbescherming. Lelystad, 15 augustus Geachte mevrouw van Dijk, 03 Ministerie van Economische Zaken Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie T.a.v. mw. mr. S.N.M. van Dijk Postbus 20401 2500 EK Den Haag Onderwerp: Aanvraag wijziging

Nadere informatie

Informatiebulletin Visserij December 2018

Informatiebulletin Visserij December 2018 Informatiebulletin Visserij December 2018 Informatiebulletin December 2018 Colofon Contactpersoon Auteurs Versie DoMuS nummer T 088-0426447 VR@rvo.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Vergunningen

Nadere informatie

Aquacultuur in Vlaanderen

Aquacultuur in Vlaanderen Aquacultuur in Vlaanderen ILVO Daan Delbare Problematiek Problematiek Een geringe beschikbaarheid van productiegebieden (zeer korte kuststrook van 64 km, geen afgesloten baaien, competitie met andere gebruikers

Nadere informatie

ICES adviezen Noordzee visserij 2018

ICES adviezen Noordzee visserij 2018 ICES adviezen Noordzee visserij 2018 Presentatie aan Ministerie EZ, visserijsector en maatschappelijke organisaties, 30 juni 2017 Nathalie Steins (lid ICES Advisory Committee) Het adviesproces 1. Europese

Nadere informatie

Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040

Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040 Ministerie van Economische Zaken DG Natuur en Regio t.a.v. mevrouw mr. S.N.M. van Dijk Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG Aantekenen Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040 Betreft: Zienswijze garnalenvisserij

Nadere informatie

Verslag onderzoek slijtage van elektrode strengen op eurokotters

Verslag onderzoek slijtage van elektrode strengen op eurokotters Verslag onderzoek slijtage van elektrode strengen op eurokotters Arm 33, Arm 25, Arm 46, YE 138 en Th 6 Johan Wouters, VKC Consultancy en projectmanagement Mei 2014 Verslag van onderzoek naar vervanging

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,

Nadere informatie

Vissen in de 12-mijlszone

Vissen in de 12-mijlszone Vissen in de 12-mijlszone Inzetverandering visserij na introductie puls Mike Turenhout, Katell Hamon Dit onderzoek is uitgevoerd door LEI Wageningen UR in opdracht van en gefinancierd door het ministerie

Nadere informatie

Werkstuk ANW Visserij

Werkstuk ANW Visserij Werkstuk ANW Visserij Werkstuk door een scholier 2066 woorden 1 augustus 2003 6,1 57 keer beoordeeld Vak ANW Geschiedenis Vroeger al was de visserij erg belangrijk voor Nederland. Er zijn heel veel plaatsen

Nadere informatie

Den Haag 13 maart 2013. 1/6/2014 NEDERLANDSE VISSERSBOND - Derk Jan Berends

Den Haag 13 maart 2013. 1/6/2014 NEDERLANDSE VISSERSBOND - Derk Jan Berends Den Haag 13 maart 2013 1/6/2014 NEDERLANDSE VISSERSBOND - Derk Jan Berends 1 Introductie Voorstellen Doel: kennis uitwisselen over de visserijpraktijk, knelpunten en oplossingen bespreken betreffende bemanningszaken.

Nadere informatie

Een kink in de kabeljauw. ILVO-Visserij. Visserij. ILVO - Dier (Visserij)

Een kink in de kabeljauw. ILVO-Visserij. Visserij. ILVO - Dier (Visserij) Een kink in de kabeljauw ILVO-Visserij Visserij Mei 2008 Inhoud Inleiding De Belgische situatie Alternatieven voor de boomkor De alternatieve boomkor De garnalenpulskor Alternatieve methodes voor boomkorvaartuigen

Nadere informatie

(98/C 364/02) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

(98/C 364/02) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1, bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 364 van 25/11/98 GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 59/98 door de Raad vastgesteld op 20 juli 1998 met het oog op de aanneming van Richtlijn

Nadere informatie

Vrij vertrouwd. Redelijk vertrouwd

Vrij vertrouwd. Redelijk vertrouwd Deel 1 Algemene vragen 1. Hoe belangrijk is natuurbescherming voor u? Niet belangrijk Niet erg belangrijk Belangrijk Heel belangrijk Er is een duidelijke maatschappelijke vraag is naar natuurbescherming.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 06 juni 2014 Betreft Maatregelen zeebaars

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 06 juni 2014 Betreft Maatregelen zeebaars > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie