WATERBEHEERPLAN 2010 t/m 2015

Transcriptie

1 WATERBEHEERPLAN 2010 t/m 2015 Bijlagen & Kaarten Waterschap Rivierenland

2 COLOFON Versie: Eindrapport Datum: 30 oktober 2009 Auteurs: Debby Gorter, Hans Meijer, Marjoke Muller, Ellen Vonk, Hielke van der Spoel, Ton Ruigrok Bijdragen van: Kernteam WSRL e.a. 2

3 INHOUDSOPGAVE Bijlage 1 Terugblik periode 2005 t/m Primaire waterkeringen 1.2 Regionale waterkeringen 1.3 Peilbeheer 1.4 Wateropgave 1.5 Stedelijk waterbeheer 1.6 Zwemwater 1.7 Ecologische verbindingszones 1.8 Uitwerking Kaderrichtlijn Water 1.9 Natte natuur 1.10 Beperking emissie uit riooloverstorten en baggeren Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Provinciale functies en doelstellingen Uitgangspunten GGOR peilbesluit Waterkwaliteitsnormen Waterlichaamstaat Overzichtstabel SGBP met maatregelen waterschap per waterlichaam Achtergrondinformatie Natte Natuur Tabel met maatregelen per natuurgebied Het KRW Synergie-project Langs de Linge Maatregelen zwemwater Kaarten 3

4 4

5 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M 2009 Bijlage 1 TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M 2009 In deze bijlage wordt een korte terugblik gegeven over de periode Deze terugblik vindt plaats aan de hand van de 10 speerpunten voor het waterbeheer van Waterschap Rivierenland. Deze speerpunten zijn in de afgelopen periode leidend geweest voor de meerjarenbegroting. Ook zijn de speerpunten gebruikt in de jaarlijkse voorjaarsnota s en voortgangsrapportages. Aan de hand van deze rapportages werden de hoofdlijnen van de uitvoering met de provincies besproken en de voortgang bewaakt. 1.1 PRIMAIRE WATERKERINGEN Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 De waterschappen hebben eind 2009, in goede samenwerking met de provincie hun taken ten aanzien van de voorbereiding van Ruimte voor de Rivier uitgevoerd. Speciale aandacht is er voor koploper en altijd goed projecten. De PKB Ruimte voor de rivier is later vastgesteld dan eerder verwacht. De planning van de voorbereiding van de projecten is daarom in overleg met de provincies bijgesteld naar Naar verwachting wordt deze planning gehaald. De waterschappen stellen voor 2009 beheerplannen op voor de primaire waterkeringen. In samenwerking met de provincies en gemeenten zijn eind 2009 calamiteitenplannen voor rampenbestrijding bij hoogwater opgesteld. Hier maken oefenprogramma s deel van uit. Het beheerplan Waterkeringen is in 2008 vastgesteld. Het beheerplan Waterkeringen is vervolgens geïntegreerd in dit Waterbeheerplan. Het calamiteitenplan en de bijbehorende bestrijdingsplannen waren eind 2005 gereed. Eind 2006 was het geautomatiseerde draaiboek gereed. In 2005 is gezamenlijk met de Gelderse waterschappen een opleidings- en oefenprogramma opgesteld. Nadien zijn het calamiteitenplan, de calamiteitenbestrijdingsplannen en calamiteitenorganisatie continue aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. 1.2 REGIONALE WATERKERINGEN Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 Alle regionale keringen zijn eind 2009 in de legger opgenomen en hebben een eerste toetsing ondergaan. Er worden voor eind 2009 beheerplannen opgesteld voor de regionale waterkeringen. De regionale waterkering zijn ingemeten en gekarteerd. Vervolgens zijn deze getoetst en in de legger opgenomen. Voor de dijken en kaden van de Lingeboezem is eerst nog een studie verricht naar de toetspeilen. Ook hier is de toetsing eind 2010 gereed. Het beheerplan Waterkeringen is in 2008 vastgesteld. De regionale waterkering maken hier onderdeel vanuit. Het beheerplan Waterkeringen 1

6 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M 2009 Eind 2009 zijn verbeteringsplannen opgesteld (incl. een tijdpad voor realisatie van maatregelen). Het doel is om de regionale waterkeringen in 2015 op orde te hebben. is geïntegreerd in dit Waterbeheerplan. In Gelderland en Noord-Brabant heeft de normering van de regionale waterkeringen langer geduurd dan verwacht. Hierdoor is de toetsing door het waterschap later opgestart. Naar verwachting zullen in 2012 alle regionale waterkeringen zijn getoetst. Gestreefd wordt eind 2015 alle regionale keringen op orde te hebben. 1.3 PEILBEHEER Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 De kaders voor GGOR zijn door de provincies en de waterschappen vastgesteld. De waterschappen hebben in nauwe samenwerking met gemeenten, de grondwaterbeheerders en belanghebbenden, GGOR in hun beheergebied opgesteld en opgenomen in het waterbeheerplan. De kaders zijn in 2006 vastgesteld door de provincies en nader uitgewerkt door het waterschap. Eind 2009 zij 10 van de 12 GGOR-processen doorlopen. De GGOR in de Over-Betuwe en de Vijfheerenlanden zal in 2010/2011 worden vastgesteld. De GGOR s die gereed zijn, zijn in dit waterbeheerplan opgenomen. 1.4 WATEROPGAVE Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 De wateropgave per waterschap is berekend en waterbergingsgebieden zijn voor 1 mei 2006 begrensd. De wateropgave alsmede de werknorm wordt in het Waterbeheerplan uitgewerkt en opgenomen. De waterschappen stellen een schaderegeling vast. Eind 2009 is 25% van de wateropgave gerealiseerd. De normenstudies ten behoeve van het landelijk gebied en het bijbehorende maatregelenprogramma zijn in 2006 vastgesteld. De wateropgave alsmede de werknormen zijn in dit Waterbeheerplan opgenomen. Eerder zijn deze ook al opgenomen in de uitvoeringsplannen Gebleken is dat de bestaande nadeelcompensatieregeling van het waterschap afdoende is. Al vanaf 2001 zijn zogenaamde no-regretmaatregelen getroffen om het waterbergend vermogen te vergroten. Eind 2009 was ca. 25% van de wateropgave gerealiseerd door aanleg van waterbergingsoevers en het uitvoeren van hydraulische maatregelen. 1.5 STEDELIJK WATERBEHEER Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 Waterschappen voeren de watertoets uit bij ruimtelijke ontwikkelingen. Alle gemeentelijke wateren zijn aan de nieuwe werknormen getoetst. In de voorgaande planperiode heeft Waterschap Rivierenland jaarlijks plannen getoetst. Eind 2006 waren alle gemeentelijke wateren getoetst aan de hand van een zogenaamde Quick Scan dan wel is de waterbergend vermogen van het stedelijke watersystemen berekend in het kader van op te stellen stedelijke waterplannen. 2

7 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M 2009 Stedelijke watergangen zijn in de legger opgenomen. Maatregelen om stedelijke watersystemen voor 2015 op orde te brengen zijn in waterbeheerplannen opgenomen. Provincie, gemeenten en waterschappen passen uiterlijk in 2009 bij voorkeur niet chemische onkruidbestrijding en tenminste de DOB-methode toe bij onkruidbestrijding. Eind 2009 zijn in alle gemeenten de stedelijke wateren overgenomen. Deze stedelijke watergangen zijn in de legger opgenomen. Eind 2009 beschikten alle gemeenten over en stedelijk waterplan. Afkoppeldoelstellingen, de realisatie van de stedelijke wateropgave en aandacht voor diffuse bronnen (o.a. bestrijdingsmiddelen gebruik op verhard oppervlak en duurzaam bouwen) maken ondermeer onderdeel uit van die waterplannen. Sinds eind 2009 past het waterschap de DOBmethode toe op de eigen terreinen. Via de stedelijke waterplannen wordt bevordert dat gemeenten hun werkwijze met betrekking tot onkruidbestrijding aanpassen. 1.6 ZWEMWATER Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 Waterschappen nemen de zwemwateren die binnen de Europese regels zijn aangewezen, op in hun beheerplannen. De waterschappen geven aan wat hun inspanningen zijn die worden verricht om de waterkwaliteit te monitoren en de kwaliteit te beheren. De zwemwateren zijn in dit Waterbeheerplan opgenomen. Eerder zijn deze ook al opgenomen in de uitvoeringsplannen De monitoring van de zwemwateren heeft gedurende de voorgaande planperiode conform de geldende richtlijnen plaatsgevonden. Daarnaast zijn van alle zwemwateren zogenaamde zwemwaterprofielen opgesteld. Met behulp van de zwemwaterprofielen is vervolgens een maatregelenprogramma tot stand gekomen. 1.7 ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 De waterschappen zullen afhankelijk van de beschikbaarheidstelling van financiële middelen door het Rijk en de provincie, de aanleg van natte ecologische verbindingszones voortzetten, conform reeds gemaakte afspraken. In Noord-Brabant zijn de afgesproken doelstellingen in het kader van de revitalisering behaald. De aanleg van ecologische verbindingen in Gelderland loopt achter ten opzichte van de planning. Dit werd veroorzaakt door tegenvallende mogelijkheden van grondaankoop en de beschikbare subsidiegelden voor grondaankopen. In Zuid-Holland is een deel van de Smoutjesvliet als ecologische verbinding ingericht. Overigens is in Zuid-Holland de provincie trekker van de aanleg van ecologische verbindingszones. 3

8 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M UITWERKING KADERRICHTLIJN WATER Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 De waterschapsbijdrage aan een monitoringsprogramma is conform de KRW regels operationeel in Waterschappen leveren hun bijdrage aan de internationale stroomgebiedbeheerplannen Rijn en Maas. Eind 2009 heeft het waterschap 5% van de doelen gerealiseerd in beschermde gebieden. Het nieuwe monitoringsprogramma, conform de KRW regels, was in 2006 operationeel. In 2008 is het monitoringsprogramma bijgesteld aan de hand van veranderde inzichten en ontwikkelingen met betrekking to de KRW. Eind 2004 was de eerste fase van de implementatie van de KRW afgerond met het opstellen van het rapport karakterisering deelstroomgebied Rijn-West. In dit rapport wordt de huidige toestand van het oppervlaktewater beschreven. De 2 e fase van de implementatie, het opstellen van doelen en maatregelen, is daarna opgestart. Samen met partijen uit de regio is bepaald welke ecologische kwaliteit wordt nagestreefd en hoe dat wordt bereikt. De doelen en maatregelen van de KRW zijn verwerkt in gebiedsgerichte rapportages en in het stroomgebiedbeheersplan voor Rijn. De doelen en maatregelen maken een integraal onderdeel uit van dit waterbeheerplan. In de Bruuk, de Kornsche Boezem en het Pompveld zijn reeds maatregelen uitgevoerd. Monitoring moet uitwijzen of nog aanvullende maatregelen nodig zijn. In de Hoge Boezem is een pilot baggeren uitgevoerd. In de overige Natura gebieden zijn geen maatregelen uitgevoerd. De nog op te stellen beheerplannen moeten uitwijzen of hier nog een taak ligt voor het waterschap. 1.9 NATTE NATUUR Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 Opstellen plan van aanpak GGOR voor actiegebieden voor 1 juli In de hydrologisch beschermingszones wordt in overleg met de gemeente het waterbeheer afgestemd op de bescherming van de natuurfunctie; dit wordt via de vaststelling van het GGOR geregeld. De waterschappen en de provincie hebben eind % van de maatregelen ten behoeve van de verdrogingsbestrijding uitgevoerd binnen de actiegebieden. Het plan van aanpak GGOR s opgesteld en medio mei 2005 aangeboden aan de provincies De provincies hebben schriftelijk ingestemd met het plan. In de planning staan de Gelderse actiegebieden met prioriteit gepland. Het plan van aanpak GGOR voorziet in een gebiedsgerichte aanpak van het opstellen van GGOR s. Bij het opstellen is rekening gehouden met de Gelderse actiegebieden, door deze in de eerste jaren in te plannen In de Bruuk, de Kornsche Boezem en het Pompveld zijn reeds maatregelen uitgevoerd. Monitoring moet uitwijzen of nog aanvullende maatregelen nodig zijn. In het vennengebied is de planvorming afgerond en de uitvoering gestart. 4

9 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M % van de noodzakelijke maatregelen in HENwateren binnen actiegebieden en in de hydrologische beschermingsgebieden is eind 2009 uitgevoerd en 20% is in uitvoering. In de planperiode zijn in een aantal HEN-wateren/ waterparels/ waternatuur verbetermaatregelen uitgevoerd. Dit steeds in combinatie met de aanleg van waterbergingsoevers, natuurvriendelijke oevers en ecologische verbindingszones. Het Wychens Ven is in de afgelopen planperiode gebaggerd. In de overige HENwateren is de wijze van beheer en onderhoud aangepast aan de specifieke natuurfunctie BEPERKING EMISSIE UIT RIOOLOVERSTORTEN EN BAGGEREN Doelstellingen voor de periode tot 2010 Realisatie eind 2009 Gemeenten stellen in samenwerking met de waterschappen een stedelijk (uitvoerings) waterplan op voor het saneren van de riooloverstorten op HEN-wateren in Waterschappen maken afspraken met de gemeenten over 50% reductie van vuiluitstoot uit riooloverstorten in 2006 of afspraken met gemeenten over duurzame oplossingen zoals afkoppelen uit te voeren voor Waterschappen hanteren bij vergunningverlening het uitgangspunt dat alle overstorten op HENwateren in de actiegebieden zijn verwijderd, voor zover uit het waterspoor blijkt dat deze maatregel effectief is. Alle ongerioleerde lozingen in het buitengebied zijn uiterlijk per gesaneerd. In 2010 zijn alle watergangen (in Zuid-Holland) die in beheer (onderhoud) van het waterschap zijn, op het gewenste en geactualiseerde onderhoudsniveau en zijn onderhoud en aanwas in evenwicht met elkaar In 2006 is de planvorming gereed gekomen met betrekking tot de sanering van de 2 overstorten op HEN-wateren. De maatregelen zijn in 2008 daadwerkelijk uitgevoerd. Met 100% van de gemeenten in het beheersgebied zijn afspraken gemaakt over 50% reductie van de vuiluitstoot in 2006 dan wel over duurzame oplossingen uit te voeren voor In 2006 is de planvorming gereed gekomen met betrekking tot de sanering van de 2 overstorten op HEN-wateren. De maatregelen zijn in 2008 daadwerkelijk uitgevoerd. Alle ongerioleerde lozingen in het buitengebied zijn voor 2008 gesaneerd d.m.v. aansluiting op de riolering dan wel door de aanleg van (gemeentelijke) IBA s. Het meerjarenbaggerprogramma is in 2005 vastgesteld en wordt sindsdien conform uitgevoerd. Uitgangspunt van het meerjarenbaggerprogramma is een baggercyclus van 15 jaar, met uitzondering van het deelgebied Alm en Biesbosch dat een baggercyclus heeft van 12 jaar. Door de uitvoering van het meerjarenbaggerprogramma zijn er nu in het Zuid-Hollandse, Utrechtse en Noord-Brabantse deel van het beheersgebied van het waterschap geen achterstanden meer. In Gelderland zijn de achterstanden naar verwachting in 2018 ingelopen. 5

10 1. TERUGBLIK PERIODE 2005 T/M

11 2. PROVINCIALE FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN Bijlage 2 PROVINCIALE FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN Functies Gelderland Landbouw Natte landnatuur Beschermingszone Natte landnatuur (dubbelfunctie) Doelstellingen De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn voor de gebieden met de functie landbouw allereerst gericht op: Een ontwateringsdiepte met aanvaardbare risico s voor wateroverlast en vervolgens minimale vochttekorten Oppervlaktepeilen die zijn afgestemd op het meest voorkomende landbouwkundige grondgebruik Beschikbaarheid van oppervlaktewater voor het op peil houden van de grondwaterstand en beschikbaarheid voor beregening Beperkte beschikbaarheid van grondwater voor beregening Inrichting en beheer van het watersysteem worden alleen (zeer) lokaal afgestemd op verspreid liggende natuurelementen en waardevolle ecologie (vissen, waterplanten) Een grondwaterpeil in de veenweidegebieden dat niet verlaagd wordt ten opzichte van het maaiveld (wel het volgen van de maaivelddaling). De maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn voor natte landnatuur gericht op: De realisatie van de water- en milieucondities conform de in de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur opgenomen natte natuurdoeltypen Het veiligstellen en zo mogelijk ontwikkelen van de landnatuur en minstens het handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie. Dit betekent minimaal een stand still van de huidige grondwaterstand De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem is mede gericht op: Het instellen van een peilbeheer en het bepalen van de maximale omvang van grondwateronttrekkingen zó, dat de (benedenstrooms gelegen) natte natuur veiliggesteld is Het bewerkstelligen van een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater Het uitsluiten van nadelige effecten van grondwateronttrekkingen en oppervlaktewaterbeheer in de omgeving van de aangewezen gebieden Het afstemmen van het oppervlaktewaterbeheer in de natuurgebieden en wateren en in de omgeving daarvan op de natuurwaarden en doelen 1

12 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT Wateren van het hoogste ecologische niveau (HEN)/ Wateren met een specifiek ecologische doelstelling (SED) Waardevolle weidevogelgebieden Stedelijk gebied Waterbergingsgebieden De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn voor HEN- en SED-wateren gericht op: Het veiligstellen van de HEN-wateren conform de streefbeelden uit de Waterwijzers en de doeltypen uit de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse EHS Het minstens handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie. Dit betekent tenminste stand still van het totaalbeeld van de huidige situatie Het uitsluiten van nadelige effecten op de HEN- en Sed-wateren van het oppervlaktewaterbeheer en het grondwaterbeheer bovenstrooms en in de omgeving van de aangewezen wateren Het bewerkstelligen van een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op de ecologie, kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater en grondwater (voor zover relevant) Het realiseren van de waterkwaliteit in de HEN-wateren behorend bij het streefbeeld of doeltype Het herstel met aandacht voor behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden in en/of directe nabijheid van deze wateren De inrichting en het beheer van het watersysteem zijn gericht op: De bescherming van de weidevogelgebieden door een ontwateringsdiepte en peilbeheer te hanteren dat is afgestemd op de weidevogels en de landbouw Het veiligstellen van weidevogelgebieden door in ieder geval het handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie, een vergroting van de drooglegging en ontwateringsdiepte is in weidevogelgebieden niet toegestaan Het versneld realiseren van de generieke doelstellingen vanuit de KRW voor de oppervlaktewaterkwaliteit De maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld om versnelde maaivelddaling te voorkomen De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in het stedelijk gebied gericht op: Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast De ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied Het voorkomen van zettingen Het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur Het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater Het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten Het beperken van de invloed van bronbemaling Het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn in waterbergingsgebieden gericht op: Het behoud van het overwegend aanwezige grondgebruik (grasland, bouwland of natuur) De mogelijkheid om het gebied te laten inunderen met oppervlaktewater bij extreme neerslag Het voorkomen van schade of overlast aan het huidige grondgebruik, wegen en bebouwing Verbeteren van de kwaliteit van het inundatiewater 2

13 2. PROVINCIALE FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN Grondwateronttrekking voor de openbare drinkwatervoorziening Oppervlaktewater voor drinkwater De inrichting en het beheer van het watersysteem is gericht op: Vermijden van ruimtelijke ontwikkelingen die de kwaliteit van het watersysteem kunnen aantasten Reguleren van activiteiten die het systeem aantasten Saneren van puntbronnen en diffuse bronnen die het systeem verontreinigen De inrichting en het beheer is gericht op: De realisatie van de streefwaarden (verwaarloosbaar risico) uit het MTR-beleid als aanvulling op de basiskwaliteit en de normenset Infiltratiebesluit (indien sprake is van infiltratieterugwinning) Realisatie van voldoende en constante toevoer van oppervlaktewater Realisatie van bovenstaande twee punten volgens het stand stillstep forward principe, waarbij in elk geval voldaan wordt aan de normen van het infiltratiebesluit Zwemwater Beroepsscheepvaart Voor de zwemwateren geldt dat: Zwemmen toegestaan is en het zwemmen niet strijdig is met andere functies Het voldoende veilig is om te zwemmen Naar verwachting door een groot aantal mensen (definitie Europese Zwemwaterrichtlijn) wordt gezwommen De waterkwaliteit aan de gestelde waterkwaliteitseisen vanuit de Europese zwemwaterrichtlijn en de Nederlandse wetgeving voldoet Het gedurende het grootste deel van het zwemseizoen mogelijk moet zijn om te kunnen zwemmen zonder teveel risico s voor de gezondheid van de zwemmers Voor wateren die geschikt zijn voor de beroepsscheepvaart geldt in het algemeen: Dat er ruim voldoende waterdiepte is Dat er niet te grote peilvariaties zijn in verband met het afmeren Dat de vaarroutes qua stroomsnelheid, breedte en doorvaarthoogte een veilige vaart mogelijk maken Functies Zuid-Holland Regionaal oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding Waterparel Zwemwaterlocatie Doelstellingen Voor regionaal oppervlaktewater voor drinkwater geldt dat: Het hoge beschermingsniveau van de huidige bronnen voor drinkwaterproductie is gehandhaafd De huidige beschikbaarheid en kwaliteit van bronnen voor de productie van drinkwater in de planperiode zijn gecontinueerd Er zoveel mogelijk is voldaan aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water in relatie tot de drinkwaterwinning Voor de waterparels geldt dat: In 2015 de voorgenomen maatregelen voor inrichting en beheer voor deze wateren zijn uitgevoerd De waterparels in 2015 in bestemmingsplannen zijn veiliggesteld Voor zwemlocaties geldt dat: In 2015 alle zwemwaterlocaties tenminste een aanvaardbare waterkwaliteit hebben en zoveel mogelijk locaties een goede of uitstekende kwaliteit Voor aanvang van het zwemseizoen 2011 voor alle aangewezen locaties zwemwaterprofielen zijn opgesteld De wijze van informatievoorziening aan het publiek en de publieke 3

14 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT Provinciale vaarweg participatie bij de aanwijzing van zwemwaterlocaties in de komende jaren verder vorm wordt gegeven Het aantal zwemwaterlocaties in de planperiode niet afneemt Voor het provinciale vaarwegennet geldt dat: De provincie, in overleg met de waterschappen, een kansenkaart opstelt voor natuurvriendelijke oevers De provincie, daar waar zij vanuit het (nautisch) beheer onderhoud aan de oevers pleegt dan wel nieuwe oeverconstructies aanlegt, zij zich zal inzetten voor een natuurvriendelijke oeverinrichting (voor zover mogelijk vanuit nautisch belang). Functies Noord-Brabant Doelstellingen Water voor de Agrarische hoofdstructuur Het waterbeheer is gericht op het behoud en het scheppen van de waterhuishoudkundige voorwaarden die nodig zijn voor een duurzame en concurrerende landbouw, met als randvoorwaarde de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water en afstemming meet maatregelen voor de natura2000-gebieden en de natte natuurparels. Voor de deelfunctie Water voor de AHS-landschap geldt beperkt beschermingsbeleid Water in bebouwd gebied Water voor de Groene hoofdstructuur Voor de deelfunctie AHS-landbouw geldt geen specifiek beschermingsbeleid Het waterbeheer realiseert de gewenste leef- en werkomstandigheden zodanig dat de waterhuishouding zoveel mogelijk onderdeel is van de grotere waterhuishoudkundige systemen waarvan het gebied deel uitmaakt De inrichting en het beheer zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen. Tot de doelstelling behoort ook de verbetering van de vitaliteit van de bossen, voor zover hieraan door middel van waterhuishoudkundige maatregelen kan worden bijgedragen. Voor de deelfunctie Natura200-gebieden en Natte natuurparels geldt het strikte beschermingsbeleid. Dat houdt in dat ingrepen in de waterhuishouding, die niet gericht zijn op behoud of versterking van de natuurwaarde, niet zijn toegestaan binnen deze gebieden en in een zone daar om heen van 500m in het zandgebied en 75m in het kleigebied Voor de deelfunctie Water voor de GHS-natuur geldt het strikte beschermingsbeleid alleen binnen deze gebieden en niet voor het gebied er om heen Waternatuur Voor de deelfunctie Water voor de GHS-landbouw geldt beperkt beschermingsbeleid. Dit houdt in dat binnen deze gebieden in beginsel geen waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor natuur of op verbetering van de landbouwkundige condities na afweging in het kader van de reconstructieplannen (of de nadere uitwerking daarvan). Hiervoor geldt het principe ja mits er geen onomkeerbare gevolgen optreden voor de waterhuishouding. De functie richt zich op het behoud en herstel van de kenmerkende aquatische en semi-aquatische natuur in beken, kreekrestanten, vennen 4

15 2. PROVINCIALE FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN en wielen die voor Noord-Brabant van bovenregionaal belang zijn. De functie houdt tevens in dat tot en met 2013 wordt voldaan aan de Europese eisen voor viswater (doelstelling karperachtigen) Verweven voor waterlopen Het doel van de functie verweven is het in harmonie ontwikkelen van mensgerichte en natuurgerichte doelen voor waterlopen. Samen met de functie waternatuur vormt deze functie de basis voor vismigratie tussen het hoofdsysteem (grote rivieren en Delta) met de regionale Noord- Brabantse oppervlaktewatersystemen. Ecologische verbindingszone langs waterlopen Scheepvaart Zwemwater Grondwaterbeschermingsgebied De functie houdt tevens in dat tot en met 2013 wordt voldaan aan de Europese eisen voor viswater (doelstelling karperachtigen) In 2018 zijn de bestaande en nieuw te ontwikkelen natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door middel van Ecologische verbindingszones zodanig verbonden dat een natuurlijk netwerk is ontstaan waarbinnen migratie van planten en dieren kan plaatsvinden en ongewenste isolatie van natuurgebieden niet meer voorkomt Het doel is een samenhangend systeem van grote bevaarbare waterlopen en kanalen dat bijdraagt aan de economische en recreatieve ontwikkeling van Noord-Brabant. Dit betekent dat: De economische kerngebieden volwaardig ontsloten worden om de economische positie van stedelijk netwerk Brabant Stad binnen Europa te versterken, waarbij een goed functionerend en duurzaam vaarwegennet garant staat voor een goede bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid In de nieuwe provinciale Waterverordening functiegerichte normen voor de vaarwegen worden vastgesteld, zoals de minimaal benodigde vaarwegdiepte of profielen De functie zwemwater richt zich op het scheppen van mogelijkheden om veilig en op voldoende plaatsen in de provincie te kunnen zwemmen. Dit betekent dat: De zwemwatersituatie in 2015 ten minste voldoet aan de zwemwaterkwaliteit aanvaardbaar, zoals bedoeld in de Europese Zwemwaterrichtlijn en aan de voorschriften uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden In 2011 alle zwemwaterprofielen voor de oppervlaktewateren met een bestaande zwemfunctie gereed zijn en voor alle potentiële zwemwateren eerst een waterkwaliteits- en veiligheidsonderzoek wordt opgestart. De inrichting en het beheer van het watersysteem is gericht op: Vermijden van ruimtelijke ontwikkelingen die de kwaliteit van het watersysteem kunnen aantasten Reguleren van activiteiten die het systeem aantasten Functies Utrecht Landbouw Doelstellingen Inrichting en beheer primair gericht op landbouw Minimalisering van wateroverlast en vochttekorten middels de GGORsystematiek in samenhang met de omgeving In diepe veengebieden een maximale drooglegging van 60 cm (gemiddeld per peilvak), behoudens eerder gemaakte afspraken in het kader van de landinrichtingsprojecten Lopikerwaard en Eemland 5

16 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT Natuur Verweving landbouw en natuur Verweving natuur en waterrecreatie In diepe veengebieden geen vergroting van de drooglegging tenzij dit noodzakelijk is voor het duurzaam uitoefenen van de functie Voldoende mogelijkheden voor de structurele beschikbaarheid en aan- en afvoer van water Voldoende mogelijkheden voor de aan- en afvoer van water voor bestrijding van vorstschade voor specifiek in de waterbeheerplannen opgenomen gebieden Waterkwaliteit voldoet aan de geldende norm, ook in geval overstorten en nooduitlaten Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem Inrichting en beheer primair gericht natuur Afstemming waterhuishouding op voor de natuur gewenste gronden oppervlaktewaterregime (GGOR) en de eisen gesteld vanuit de Natura2000-gebieden, in samenhang met de omgeving In stand houden en ontwikkelen van waternatuur in het water en op de oevers door aangepast beheer en onderhoud, met name op diepte houden en verbetering van de waterkwaliteit Verbetering van migratiemogelijkheden voor fauna en flora in het water en op de oevers Buiten de KRW waterlichamen geldt: voldoen aan de ecologische normdoelstellingen van het hoogste niveau Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem Inrichting en beheer primair gericht op natuur en/of landbouw Optimaal afstemmen waterbeheer op doelstellingen van beide functies. Hiervoor is lokaal maatwerk nodig. De afstemming heeft met name betrekking op verdroging en waterkwaliteit Buiten de KRW-waterlichamen geldt: voldoen aan de ecologische doelstellingen van het middelste niveau en voor grotere natuurgebieden van het hoogste niveau Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem Inrichting en beheer primair gericht op natuur en waterrecreatie Doelstellingen van de functie natuur Oppervlaktewaterpeil wordt mede afgestemd op waterrecreatie vanwege bereikbaarheid steigers en doorvaarthoogte bruggen Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem 6

17 2. PROVINCIALE FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN Stedelijk gebied Oppervlaktewater voor drinkwater Natte ecologische verbindingszones Zwemwater Vaarwater Buitendijks gebied Waterbergingsgebieden Wateropgave nader in te vullen Waterwinning Grondwaterbeschermingsg Inrichting en beheer primair gericht op bebouwing en infrastructuur Een voor de bebouwing en infrastructuur gewenste grondwaterstand om zakking te voorkomen en droge voeten te houden (GGOR) Verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem Streven naar een afkoppelingspercentage van 100% bij nieuwbouw en stadsvernieuwing en naar maximaal afkoppelen bij rioolvervanging of herinrichting bestaande wijken, tenzij grondslag of inrichting het niet toelaat Buiten de KRW-lichamen geldt: voldoen aan de ecologische normdoelstellingen van het laagste niveau in bestaande wijken Inrichting en beheer primair gericht op drinkwaterbereiding uit oppervlaktewater en natuur Doelstellingen van de functie natuur Beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater met een voldoende kwaliteit voor drinkwaterbereiding Gebieden of structuren die oppervlakte- en grondwaterafhankelijke planten en dieren de mogelijkheid bieden zich te verplaatsen binnen de ecologische hoofdstructuur Bevorderen van de verspreiding en uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden (zowel bestaande als toekomstige) Buiten de KRW-lichamen geldt: voldoen aan de ecologische normdoelstellingen van minimaal het middelste niveau Inrichting en beheer primair gericht op veiligheid en hygiëne van zwemmers Zwemlocaties voldoen aan kwaliteitsdoelstellingen uit de Wet en het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en het protocol Blauwalgen Inrichting en beheer mede gericht op beroeps- en recreatievaart Voldoende diepte en doorvaarthoogte van de vaarwegen Oevers bestand tegen golfslag van schepen Bedieningstijden van bruggen en sluizen op elkaar afgestemd Inrichting en beheer primair gericht op het afvoeren en/of tijdelijk bergen van water en secundair op andere aanwezige functies. Het afvoerend en/of waterbergend vermogen van deze gebieden mag niet worden beperkt. Verder gelden de doelstellingen voor het huidige gebruik. Conform de beleidslijn Grote Rivieren is intensivering van het ruimtegebruik niet toegestaan in het winterbed van Nederrijn en Lek Gebied aangewezen in de structuurvisie waar overtollig water tijdelijk kan worden geborgen om wateroverlast tegen te gaan. Conform structuurvisie blijven deze gebieden gevrijwaard van ontwikkelingen die inrichting voor waterberging in de weg staan Gebieden aangewezen in het streekplan, waar de wateropgave nader uitgewerkt gaat worden. De wateropgave heeft zowel betrekking op wateroverlast als op bodemdaling, watertekort en waterkwaliteit. Voor deze gebieden gelden geen nadere beperkingen ten aanzien van het ruimtegebruik. In deze gebieden zijn in de structuurvisie echter geen ontwikkelingen gepland die een eventuele inrichting voor waterberging onmogelijk maken Terrein waar het waterleidingbedrijf het grondwater wint; hier gelden strenge regels uit de PMV Beschermingsgebied rond het waterwingebied, gebaseerd op een 7

18 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT ebieden Boringsvrije zone 100-jaarszone verblijftijd van het grondwater van maximaal 25 jaar in de ondergrond. Hier gelden regels uit de PMV Beschermingsgebied rond het waterwingebied, gebaseerd op de bescherming van de kleilaag, waaronder wordt gewonnen. Hier gelden beperkt regels uit de PMV Beschermingsgebied rond een kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied, gebaseerd op een verblijftijd van het grondwater van maximaal 100 jaar in de ondergrond. Hier gelden geen regels uit de PMV, maar worden andere instrumenten ingezet 8

19 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT Bijlage 3 UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT In deze bijlage zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen met betrekking tot het opstellen van een GGOR peilbesluit. Deze uitgangspunten en randvoorwaarden zijn bepalend voor de werkwijze van Waterschap Rivierenland bij het opstellen van GGOR peilbesluiten 1. Voor het opstellen van het GGOR/peilbesluit worden de grenzen van de deelstroomgebieden gehanteerd. 2. Het grondgebruik uit LGN5, AHN +, de functies uit het provinciale waterhuishoudingsplan, natuurdoeltypen (uitwerking functies waterhuishoudingsplan en aangeleverd door de provincie) en de huidige waterhuishoudkundige situatie zijn uitgangspunten voor het onderzoek. Indien mogelijk zal geanticipeerd worden op (concrete) ontwikkelingen en toekomstig beleid. 3. De methode om tot een nieuw GGOR/peilbesluit te komen wordt gebaseerd op de GGOR-filosofie (juiste peilen voor functies). Door middel van goede communicatie met externe partijen en belanghebbenden wordt tot een GGOR-kaart en een peilbesluitkaart gekomen. Er vindt terugkoppeling plaats met de belanghebbenden. 4. In het GGOR/peilbesluit worden zowel de gemiddelde zomer- en winterpeilen, de bijbehorende stuwpeilen alsmede de marges rond de peilen bepaald. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde situatie en dus niet van extreme situaties. 5. Bij de peilafweging wordt primair gekeken naar landbouw, terrestrische natuur en woningbouw. Tevens wordt rekening gehouden met de aquatische natuur, recreatie, cultuurhistorie, waterkwaliteit, afvoer- en aanvoer, kwel, berging en waterkering. Voor de stedelijke gebieden worden in principe de huidige praktijkpeilen gehandhaafd tenzij er in overleg met de gemeenten duidelijke redenen zijn om het peil bij te stellen (bijv. als resultaat van een waterplan). 6. Indien het oppervlak van een peilgebied in belangrijke mate (ca. 25%) uit natuur bestaat wordt het peilbeheer zoveel mogelijk geoptimaliseerd ten behoeve van de natuur. 7. Eventuele nieuwe peilen mogen niet leiden tot achteruitgang van de aquatische, ecologische en fysisch chemische waterkwaliteit en mogen niet leiden tot verdroging. 8. Voor gebieden met aquatische natuur (HEN/ SED-wateren waterparels e.d.) wordt door middel van het (flexibel) peilbeheer gestreefd naar een waterkwantiteits- en kwaliteitsverbetering. 9. Met het opstellen van het GGOR/peilbesluit is het streven om indien mogelijk peilgebieden samen te voegen ter verbetering van de duurzaamheid van het watersysteem. 10. Uitgangspunt is dat er geen extra onderbemalingen worden aangebracht en dat bestaande onderbemalingen indien mogelijk worden aangesloten op het bestaande watersysteem. 11. Het waterschap zal de nachtvorstbestrijding ten behoeve van de fruitteelt faciliteren binnen de marges die in het GGOR/peilbesluit worden aangegeven. 1

20 3. UITGANGSPUNTEN GGOR PEILBESLUIT 12. In het GGOR/peilbesluit wordt op hoofdlijnen aangegeven wanneer en hoe de overgang van zomerpeil naar winterpeil en omgekeerd plaatsvindt en tevens bevat het handvatten voor het peilbeheer. 13. Voor maatregelen zal een kosten/baten-analyse worden uitgevoerd. 2

21 4. WATERKWALITEITSNORMEN Bijlage 4 WATERKWALITEITSNORMEN Milieukwaliteitseisen voor Prioritaire Stoffen Richtwaarden voor goede chemische toestand oppervlaktewaterlichamen (stoffen) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) Nr. Naam van de stof CASnummer JG-MKN 1 Landoppervlaktewateren ii (µg/l) JG-MKN 1 Andere oppervlaktewateren ii (µg/l) MAC MKN 4 Landoppervlaktewateren 2 (µg/l) MAC MKN 4 Andere oppervlaktewateren 2 (µg/l) (1) Alachloor ,3 0,3 0,7 0,7 (2) Antraceen ,1 0,1 0,4 0,4 (3) Atrazine ,6 0,6 2,0 2,0 (4) Benzeen (5) Gebromeerde ,0005 0,0002 niet van Difenylethers 5 niet van (6) Cadmium en zijn verbindingen (afhankelijk van de waterhardheidsklasse) ,08 (klasse 1) 0,08 (klasse 2) 0,09 (klasse 3) 0,15 (klasse 4) 0,25 (klasse 5) 0,2 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) - (6 bis) Tetrachloor- Koolstof niet van niet van (7) C ,4 0,4 1,4 1,4 chlooralkanen (8) Chloorfenvinfos ,1 0,1 0,3 0,3 (9) Chloorpyrifos (ethylchlorpyriphos) ,03 0,03 0,1 0,1 1

22 4. WATERKWALITEITSNORMEN (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) Nr. Naam van de stof CASnummer 9 bis) Cyclodieenbestrijdingsmiddelen: Aldrin Dieldrin Endrin Isodrin JG-MKN 1 Landoppervlaktewateren 2 (µg/l) JG - MKN 1 Andere oppervlaktewateren 2 (µg/l) MAC-MKN 4 Landoppervlaktewateren 2 (µg/l) Σ=0,01 Σ=0,005 niet van MAC-MKN 4 Andere oppervlaktewateren 2 (µg/l) niet van 9 ter) DDT totaal 7 niet van 0,025 0,025 niet van niet van para-para-ddt ,01 0,01 niet van niet van (10) 1,2- Dichloorethaan niet van niet van (11) Dichloormethaan niet van niet van (12) Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) ,3 1,3 niet van niet van (13) Diuron ,2 0,2 1,8 1,8 (14) Endosulfan ,005 0,0005 0,01 0,004 (15) Fluorantheen ,1 0,1 1 1 (16) Hexachloor- Benzeen ,01 8 0,01 8 0,05 0,05 (17) Hexachloorbuta- Dieen (18) Hexachloorcyclohexaan ,1 8 0,1 8 0,6 0, ,02 0,002 0,04 0,02 (19) Isoproturon ,3 0,3 1,0 1,0 (20) Lood en zijn verbindingen ,2 7,2 niet van niet van (21) Kwik en zijn verbindingen ,05 8 0,05 8 0,07 0,07 (22) Naftaleen ,4 1,2 niet van niet van (23) Nikkel en zijn verbindingen niet van niet van 2

23 4. WATERKWALITEITSNORMEN (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) Nr. Naam van de stof CASnummer (24) Nonylfenolen (4- (para)-nonylfenol) JG-MKN 1 Landoppervlaktewateren 2 (µg/l) JG-MKN 1 Andere oppervlaktewateren 2 (µg/l) MAC-MKN 4 Landoppervlaktewateren 2 (µg/l) ,3 0,3 2,0 2,0 MAC-MKN 4 Andere oppervlaktewateren 2 (µg/l) (25) Octylfenolen ((4-(1,1,3,3 - tetramethylbutyl) -fenol)) ,1 0,01 niet van niet van (26) Pentachloor- Benzeen ,007 0,0007 niet van niet van (27) Pentachloorfenol ,4 0,4 1 1 (28) Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK) 9 niet van niet van niet van niet van Benzo(a)pyreen ,05 0,05 0,1 0,1 niet van Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Σ=0,03 Σ=0,03 niet van niet van Benzo(g,h,i)- peryleen Σ=0,002 Σ=0,002 niet van niet van Indeno(1,2,3- cd)pyreen (29) Simazine (29 bis) Tetrachloorethyleen niet van niet van (29 ter) Tetrachloorethyleen niet van niet van (30) Tributyltinverbin dingen (Tributyltinkation) ,0002 0,0002 0,0015 0,0015 (31) Trichloorbenzenen ,4 0,4 niet van (32) Trichloormethaan ,5 2,5 niet van (33) Trifluraline ,03 0,03 niet van niet van niet van niet van 1 De richtwaarden in de kolommen 4 en 5 zijn norm uitgedrukt als jaargemiddelde (JG-MKN). Tenzij anders is aangegeven, zijn zij van op de totale concentratie van alle isomeren. Bij de van de richtwaarden geldt dat voor elk representatief monitoringspunt voor het waterlichaam het rekenkundig gemiddelde van de op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten concentraties niet boven de norm ligt. De berekening van het rekenkundig gemiddelde en de te gebruiken analysemethode geschiedt in overeenstemming met Besluit QA/QC van de Commissie houdende technische specificaties voor de chemische controle en kwaliteit van analytische resultaten overeenkomstig de kaderrichtlijn water, met inbegrip van de wijze waarop een MKN wordt toegepast indien geen passende analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken. 3

24 4. WATERKWALITEITSNORMEN 2 Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen. Andere oppervlaktewateren omvatten kust- en overgangswateren. 3 De richtwaarden (milieukwaliteitsnormen, MKN) worden, met uitzondering van de richtwaarden voor cadmium, lood, kwik en nikkel uitgedrukt als totale concentratie in het volledige watermonster. Voor cadmium, lood, kwik en nikkel metalen hebben de MKN betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 µm of een gelijkwaardige voorbehandeling. In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan de richtwaarden een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met: a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de MKN beletten; en b) de hardheid, de ph of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden. 4 De richtwaarden in de kolommen 6 en 7 zijn uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN). Bij de van de richtwaarden geldt dat voor elk representatief monitoringspunt voor het waterlichaam geen enkele gemeten concentratie op enig representatief monitoringspunt in dit water boven de norm ligt. 5 Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5), vermeld in Beschikking 2455/2001/EG, wordt alleen voor de congeneren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154 een richtwaarde vastgesteld. 6 Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) zijn de richtwaarden afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in de volgende klassen: klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3/l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3/l en klasse 5: 200 mg CaCO3/l. 7 DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer ), EU nummer ); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(pchloorfenyl)ethaan (CAS-nummer ), EU nummer ); 1,1- dichloor-2,2bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer ) EU nummer ); en 1,1dichloor-2,2-bis(pchloorfenyl)ethaan (CAS-nummer ). EU nummer ); 8 Deze milieukwaliteitseis heeft alleen betrekking op directe blootstelling. Er is hierin geen rekening gehouden met doorvergiftiging. 9 Op de groep prioritaire stoffen die onder polyaromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28), is elke afzonderlijke MKN van, hetgeen betekent dat de MKN voor benzo(a)pyreen en de MKN voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen en de MKN voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen moeten worden nageleefd. 4

25 4. WATERKWALITEITSNORMEN Milieukwaliteitseisen voor overige relevante verontreinigende stoffen Richtwaarden voor goede ecologische kwaliteit oppervlaktewaterlichamen (stoffen) EG- Nr. Stofnaam CASnummer milieukwalit eitseis oppervlakte water totaal 7,8,9 JG-MKN ** Landopper vlaktewate ren (µg/l) JG-MKN ** Andere oppervlakte wateren (µg/l) MAC-MKN** MAC-MKN** Landoppervlakte Andere Wateren (µg/l) oppervlakte Wateren (µg/l) 2 2-amino-4-chloorfenol µg/l 4 Arseen (en anorganische verbindingen daarvan) µg/l 5 Azinfos-ethyl ,0065 0,0013 0,011-6 Azinfos-methyl ,002 0,0004 0,014 0, Benzidine ,6 µg/l * 9 Benzylchloride (alfachloortolueen) µg/l 10 Benzylideenchloride ,6 µg/l * (alfa,alfadichloortolueen) 11 Bifenyl ,5 µg/l * 14 Chlooralhydraat µg/l * 15 Chloordaan ,002 µg/l 16 Chloorazijnzuur ,58 µg/l * 0,58 0, chlooraniline ,2 0, , chlooraniline ,41 0,065 4,6 0, chlooraniline ,22 0,057 1,2 0,12 20 Chloorbenzeen µg/l 21 1-Chloor-2, ,54 µg/l * dinitrobenzeen 22 2-Chloorethanol µg/l * 24 4-Chloor-3-methylfenol ,4 0, , Chloornaftaleen ,77 µg/l* 26 Chloornaftalenen 0,77 µg/l *,1 (technisch mengsel) 27 4-Chloor-2-nitroaniline µg/l 28 1-Chloor-2-nitrobenzeen µg/l* 29 1-Chloor-3-nitrobenzeen ,55 µg/l* 30 1-Chloor-4-nitrobenzeen µg/l* 31 4-Chloor-2-nitrotolueen µg/l* 32 Chloornitrotoluenen 16 µg/l* 1 (andere dan 4-Chloor-2- nitrotolueen) 33 2-Chloorfenol , Chloorfenol µg/l 4 0, Chloorfenol µg/l 16 3, Chloropreen (2-Chloor ,19 0,19 n.a. n.a. 1,3-butadieen) 37 3-Chloorpropeen (allylchloride) ,34 0,034 3,4 0, Chloortolueen µg/l 39 3-Chloortolueen µg/l 40 4-Chloortolueen µg/l 41 2-Chloor-p-toluïdine µg/l* 42 Chloortoluïdinen (andere 6,2 µg/l* 1 dan 2-Chloor-p-toluïdine) 43 Cumafos ,0034 0, ,0034 0, Cyaanuurzuurchloride ,1 µg/l * 5

26 4. WATERKWALITEITSNORMEN EG- Nr. Stofnaam milieukwalit eitseis oppervlakte water totaal 7,8,9 JG-MKN ** Landopper vlaktewate ren (µg/l) JG-MKN ** Andere oppervlakte wateren (µg/l) MAC-MKN** MAC-MKN** Landoppervlakte Andere Wateren (µg/l) oppervlakte Wateren (µg/l) CASnummer (2,4,6-trichloor-1,3,5- triazine) 45 2,4-D (en zouten en µg/l esters van 2,4-D) 47 Demeton ,14 µg/l 48 1,2-Dibroomethaan ,0033 0,4 0,0033 n.a. 49, 50, 51 Dibutyltin (kation) ,09 0,09 n.a. n.a. 52 Dichlooranilinen 3 µg/l ,2-Dichloorbenzeen µg/l 54 1,3-Dichloorbenzeen µg/l 55 1,4-Dichloorbenzeen µg/l 56 Dichloorbenzidine , , ,058 n.a. 57 Dichloordiisopropylether µg/l * 58 1,1-Dichloorethaan µg/l 60 1,1-Dichloorethyleen , (vinylideenchloride) 61 1,2-Dichloorethyleen ,8 0,68 n.a. n.a. 63 Dichloornitrobenzenen 1,4 µg/l* ,4-Dichloorfenol ,54 0, ,2-Dichloorpropaan ,3-Dichloorpropaan-2-ol µg/l* 67 1,3-Dichloorpropeen ,18 0, ,1 68 2,3-Dichloorpropeen µg/l 69 Dichloorprop ,0 0,13 7,6 0,76 70 Dichloorvos ,0006 0, ,0007 0, Diethylamine µg/l* 73 Dimethoaat ,07 0,07 0,7 0,7 74 Dimethylamine ,5 µg/l* 75 Disulfoton ,082 µg/l 78 Epichloorhydrine ,65 0,065 6,5 n.a. 79 Ethylbenzeen µg/l 80 Fenitrothion ,009 µg/l 81 Fenthion ,003 µg/l 82 Heptachloor ,0005 µg/l (82) Heptachloorepoxide 0,0005 µg/l 86 Hexachloorethaan ,44 0,067 1,4 0,28 87 Isopropylbenzeen ,2 µg/l* 88 Linuron ,25 µg/l 89 Malathion ,013 µg/l 90 MCPA ,4 0, ,5 91 Mecoprop-p , Methamidophos ,016 µg/l* 94 Mevinfos , , ,017 0, Monolinuron ,15 n.a. 0,15 n.a. 97 Omethoate ,2 µg/l 98 Oxydemeton-methyl ,035 µg/l (99) Benz(a)anthraceen ,03 µg/l (99) Fenantreen ,3 µg/l (99) Chryseen ,9 µg/l 100 Parathion ,005 µg/l (100) Parathion-methyl ,011 µg/l 101 PCB (en PCT) (101) PCB µg/kg d.s. 10 (101) PCB µg/kg d.s. 10 6

27 4. WATERKWALITEITSNORMEN EG- Nr. Stofnaam CASnummer milieukwalit eitseis oppervlakte water totaal 7,8,9 (101) PCB µg/kg d.s. 10 (101) PCB µg/kg d.s. 10 (101) PCB µg/kg d.s. 10 (101) PCB µg/kg d.s. 10 (101) PCB µg/kg d.s Foxim ,082 µg/l 104 Propanil ,07 µg/l* 105 Pyrazon (Chloridazon) µg/l 107 2,4,5-T (en zouten en µg/l esters van 2,4,5-T) 108 Tetrabutyltin ,6 µg/l 2 0,017 µg/l µg/l JG-MKN ** Landopper vlaktewate ren (µg/l) JG-MKN ** Andere oppervlakte wateren (µg/l) MAC-MKN** MAC-MKN** Landoppervlakte Andere Wateren (µg/l) oppervlakte Wateren (µg/l) 109 1,2,4,5- Tetrachloorbenzeen 110 1,1,2, ,0 0,8 84 8,4 Tetrachloorethaan 112 Tolueen , Triazophos ,001 0,0001 0,02 0, Tributylfosfaat µg/l* 116 Trichloorfon ,001 µg/l 119 1,1,1-Trichloorethaan ,1 54 5, ,1,2-Trichloorethaan , ,4,5 trichloorfenol ,13 0,13 2,6 2, ,4,6-trichloorfenol ,26 0, , ,1, ,7 µg/l* Trichloortrifluorethaan 125 Trifenyltinacetaat ,005 µg/l 2,5 0,0009 µg/l 3,5 126 Trifenyltinchloride ,005 µg/l 2,5 0,0009 µg/l 3,5 127 Trifenyltinhydroxide ,005 µg/l 2,5 128 Vinylchloride (chloorethyleen) 129 xylenen , , ,0009 µg/l 3, ,09 0,09 n.a. n.a. 2,44 0,24 24,4 4, Bentazon , A Titaan µg/l*,6 B Borium µg/l*,6 C Uranium µg/l*,6 D Tellurium µg/l *,6 E Zilver ,08 µg/l* 2,6 1,2 µg/l* 3,6 F Octamethyltetrasiloxaan ,5 µg/l Abamectine ,001 0, ,018 0,0009 Ammonium-N , n.a. 0, n.a. Antimoon ,2 µg/l Barium ,3 n.a. 148 n.a. Beryllium ,0092 n.a. 0,813 n.a. Captan ,34 n.a. 0,34 n.a. Carbendazim ,6 n.a. - n.a. Chloorprofam ,3 µg/l Chloortoluron ,4 0,04 2,3 0,23 Chroom ,4 0,6 - n.a. Deltamethrin , n.a. 0,00031 n.a. Diazinon ,037 µg/l 7