WAT IS DE OPTIMALE METHODE OM DE EIWITBEHOEFTE VAN VOLWASSEN PATIËNTEN TE BEREKENEN?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "WAT IS DE OPTIMALE METHODE OM DE EIWITBEHOEFTE VAN VOLWASSEN PATIËNTEN TE BEREKENEN?"

Transcriptie

1 WAT IS DE OPTIMALE METHODE OM DE EIWITBEHOEFTE VAN VOLWASSEN PATIËNTEN TE BEREKENEN? Madelein Huijboom en Larissa Velzeboer AFSTUDEERNUMMER: BACHELOR OPLEIDING VOEDING EN DIËTETIEK

2 WAT IS DE OPTIMALE METHODE OM DE EIWITBEHOEFTE VAN VOLWASSEN PATIËNTEN TE BEREKENEN? Auteurs: M. Huijboom L.A.A.M. Velzeboer Studentnummer: Afstudeerproject: Opleiding: Opdrachtgever: Praktijkbegeleider: Hogeschool van Amsterdam Voeding en Diëtetiek Dr. Meurerlaan SM, Amsterdam Vu Medisch Centrum, Sectie Diëtetiek en Voedingswetenschappen Dr. Ir. H. Kruizenga Onderwijscoördinator Sectie Diëtetiek en Voedingswetenschappen, VU medisch centrum Amsterdam, Hoofdredacteur Nederlands Tijdschrift voor Voeding & Diëtetiek, projectleider Stuurgroep ondervoeding Dr. Ir. P.J.M. Weijs Onderzoekcoördinator, Sectie Diëtetiek en Voedingswetenschappen, Interne Geneeskunde, VU medisch centrum (Amsterdam), Lector Gewichtsmanagement, Hogeschool van Amsterdam Docentbegeleider: Dr. Ir. Mariëlle Engberink Docent Hogeschool van Amsterdam Periode: September 21 Januari 216 1

3 Voorwoord Deze scriptie is geschreven ter afronding van de Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam en is tot stand gekomen in de periode van september 21 tot en met januari 216. Gedurende twintig weken is er onderzoek gedaan in opdracht van het VU medisch centrum naar de optimale methode om de eiwitbehoefte van volwassen patiënten te berekenen. Ons dankwoord gaat uit naar iedereen die ons geholpen heeft tijdens onze afstudeeropdracht. In het bijzonder willen wij onze praktijkbegeleider Hinke Kruizenga bedanken. Van Hinke hebben wij veel support ontvangen en onwijs veel opbouwende feedback. Dit heeft het beste uit ons naar boven gehaald, om deze afstudeeropdracht zo goed mogelijk af te kunnen sluiten. Ook willen wij onze docentbegeleider Mariëlle Engberink bedanken voor haar positieve inbreng tijdens ons afstuderen. Elke afspraak met Mariëlle heeft ons een hoop gebracht en ook al hadden we een kleine (of grote!) tegenslag Mariëlle zorgde ervoor dat wij weer zin hadden om verder te gaan. Verder willen wij graag Peter Weijs bedanken voor het mogelijk maken van deze leerzame opdracht. Met veel plezier kijken wij terug op deze interessante en leerzame afstudeerperiode. Amsterdam, Jjanuari 216 Madelein Huijboom en Larissa Velzeboer 2

4 Abstract Background: Within the field of dietetics there is no consensus on the method to calculate the protein needs of adult patients. The protein requirement is now often shown as grams per kilogram bodyweight. Research shows that when protein requirements were calculated at the basis of fat free mass, they could be estimated more accurately. The calculation that was used was based on 1. grams of protein per kilogram fat free mass. This provides a more accurate estimation of the protein requirements. An accurate estimation of the protein need could lead to significant (p <.) less loss of body proteins during the hospitalization of a patient. By meeting the protein requirements of patients the risk of loss of muscle mass and the development of osteoporosis decrease. Objective: The aim of this study was to find a method for estimating protein requirements of adult patients ( 18 years of age) as accurate as possible. Methods: To start with, literature was studied on formulas that predict fat free mass. The found formulas were validated in two populations; a population inpatient and outpatient patients with various diseases and a population relatively healthy adults with obesity. In both populations were reported: gender, height, weight and measured fat free mass. For the validation of the found formulas were used: mean ± SD, standard error of the mean (SE), multiple R (R 2 ), bias ± SD, absolute mean of the deviation and the Root Squared Error (RMSE). Both formulas are compared with several other methods to estimate the protein requirements. The reference value used during this study is: measured fat free mass multiplied by 1. grams of protein. Three methods for estimating protein requirements were compared with the reference value: 1.2 grams of protein per kg bodyweight, 1.2 grams of protein per kg of ideal bodyweight and 1. grams of protein per kg of fat free mass is calculated with a predictive formula for the fat free mass. The statistical analyses which have been used for this purpose are: the bias ± SD, the bias (%), BlandAltman plots and the RMSE. Individual differences were divided into three groups: well estimated (.%,.%), underestimated (<.%) and overestimated (>.%). Results: In the literature, two formulas have been found to predict the fat free mass: Gallagher and Hume formulas. These have been included in the comparison of the three methods for the calculation of the protein requirements. The current methods of actual weight * 1.2 grams of protein and ideal weight * 1.2 grams of protein both resulted in substantial overestimation compared to the reference value. The protein requirement calculated at the basis of fat free mass predicted by the Gallagher formula or the Hume formulas are closest to the reference value. Gallagher formula resulted in a low positive bias within the VUmc population for men (3.4 ± 6.3) and women (1.2 ±.2). The Hume formulas resulted in a low negative bias within the VUmc population for men (1.6 ± 6.4) and for women (1. ± 1.8). Conclusion: For both patients and relatively healthy adults with obesity, the fat free mass could be predicted most accurately by using the Gallagher formula. The Gallagher formula resulted in an overestimation compared to the reference value, while the formulas of Hume generally lead to an under estimation. Considering the negative effects of a shortage of proteins on patient recovery a relatively small overestimation of the protein requirements is preferred. When paramedics are not able to measure it, the Gallagher formula offers a valid alternative to estimate the fat free mass. With help of the estimated fat free mass the protein requirements can be calculated accurately. Keywords: Protein Requirements, Fat free mass, Formula, Gallagher. 3

5 Samenvatting Achtergrond: Binnen de diëtetiek is geen consensus over de methode om de eiwitbehoefte van patiënten te berekenen. De eiwitbehoefte wordt nu veelal weergegeven in g/kg lichaamsgewicht. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de eiwitbehoefte berekend werd op basis van de vetvrije massa, de eiwitbehoefte nauwkeuriger kan worden geschat bij patiënten. De berekening die hiervoor gebruikt werd ging uit van 1, gram eiwit per kilogram vetvrije massa. Dit zorgde voor een nauwkeuriger schatting van de eiwitbehoefte. Een dergelijke schatting van de eiwitbehoefte kan leiden tot significant (p <.) minder verlies van lichaamseiwitten gedurende de opname van een patiënt. Door te voldoen aan de eiwitbehoefte van patiënten neemt onder meer de kans op verlies van spiermassa en het ontstaan van osteoporose af. Doel: Het doel van dit onderzoek was het vinden van een methode om de eiwitbehoefte van volwassen patiënten ( 18 jaar) zo nauwkeurig mogelijk te kunnen schatten. Methode: Allereerst is er tijdens dit onderzoek in literatuur gezocht naar formules die de vetvrije massa voorspellen. Vervolgens zijn de gevonden formules gevalideerd in twee populaties: een populatie klinische en poliklinische patiënten met diverse ziektebeelden en een populatie relatief gezonde volwassenen met obesitas. In beide populaties zijn de gemeten vetvrije massa, het geslacht, de lengte en het gewicht gerapporteerd. Voor de validatie van de gevonden formules is gebruik gemaakt van het gemiddelde (±SD), standaardfout van het gemiddelde (S.E), verklaarde variantie (R 2 ), bias (±SD), gemiddelde absolute afwijking en de Root Squared Error (RMSE). Beide formules zijn vergeleken met andere methodes om de eiwitbehoefte te berekenen. De referentiewaarde die tijdens dit onderzoek is gebruikt: gemeten vetvrije massa vermenigvuldigd met 1, gram eiwit. Uiteindelijk werden er drie methoden voor het schatten van de eiwitbehoefte vergeleken met deze referentiewaarde: 1,2 gram eiwit per kg lichaamsgewicht, 1,2 gram eiwit per kg ideaalgewicht en 1, gram eiwit per kg vetvrije massa berekend met een voorspellende formule voor de vetvrije massa. De statische analyses die hiervoor werden gebruikt zijn: de bias (±SD), de procentuele bias, BlandAltman plots en de RMSE. Individuele procentuele verschillen werden verdeeld in drie groepen; goed geschat (,%,,%), onderschat (<,%) en overschat (>,%). Resultaat: In de literatuur zijn twee formules gevonden die de vetvrije massa voorspellen: Gallagherformule en Humeformules. Deze zijn meegenomen in de vergelijking van de drie methoden voor het berekenen van de eiwitbehoefte. De methoden actueel gewicht x 1,2 gram eiwit en ideaalgewicht x 1,2 gram eiwit gaven beide een ruime overschatting ten opzichte van de referentiewaarde. De eiwitbehoefte berekend aan de hand van de vetvrije massa voorspeld door de Gallagher formule of de Hume formule lagen het dichtst bij de referentiewaarde. De Gallagher formule gaf in de patiëntenpopulatie van het VUmc voor mannen (3.4 ±6.3) en voor vrouwen (2.1 ±.2) een lage positieve bias. De Hume formule gaf in de patiëntenpopulatie voor mannen (1.6 ±6.4) en voor vrouwen (1. ±1.8) een lage negatieve bias. Conclusie: Middels de Gallagherformule kon de vetvrije massa het nauwkeurigst worden voorspeld voor zowel patiënten als relatief gezonde volwassenen met obesitas. De Gallagherformule gaf bij het schatten van de eiwitbehoefte een overschatting op de referentiewaarde, terwijl de formules van Hume over het algemeen onderschattingen te zien gaven. Gezien het negatieve gevolg van te weinig eiwitten op herstel van patiënten gaat de voorkeur uit naar een relatief kleine overschatting van de eiwitbehoefte. Wanneer de behandelaar de mogelijkheid niet heeft om de vetvrije massa te meten, biedt de Gallagherformule een betrouwbaar alternatief om de vetvrije massa te schatten. Met de geschatte vetvrije massa kan de eiwitbehoefte nauwkeurig worden berekend. berekend. Trefwoorden: Eiwitbehoefte, Vetvrije massa, Formule, Gallagher. 4

6 Inhoud Voorwoord... 2 Abstract... 3 Samenvatting... 4 Inhoud Inleiding Methode Fase 1: Selectie van formules uit de literatuur Fase 2: Valideren van de gevonden formules voor vetvrije massa Hoe zijn de gegevens van de onderzoekspopulaties tot stand gekomen? Statistische Analyse Fase 3: Het vergelijken van de drie methoden om de eiwitbehoefte te berekenen Voldoen beide formules aan een klinisch relevant verschil? Resultaten Fase 1: Geselecteerde formules uit de literatuur Formule Gallagher Formules Hume Fase 2: Valideren van de gevonden formules voor het schatten van de vetvrije massa Fase 3: Terug naar de probleemstelling; het berekenen van de eiwitbehoefte Voldoen beide formules aan een klinisch relevant verschil? Discussie Beperkingen en sterke punten Conclusie Implicaties en aanbevelingen Referenties Bijlagen Bijlage I Bijlage II..33 Formatted: Indent: Left: cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 11 pt, Not Bold, Font color: Auto

7 Afkortingenlijst ANAC Amsterdam Nutritional Assessment Center BIA Bio elektrisch Impedantie Analyse BMI Body Mass Index GAA Gemiddelde Absolute Afwijking IVNAA In Vivo Neutron Activation Analysis KG Kilogram(men) RMSE Root Squared Error SD Standaard Deviatie VUmc VU medisch centrum VM Vetmassa VVM Vetvrije Massa 6

8 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Eiwitten zijn belangrijk voor de opbouw en het herstel van het menselijk lichaam 1. Voor patiënten is het dan ook belangrijk dat zij voldoende eiwitten binnen krijgen via de voeding. De huidige eiwitaanbeveling voor volwassenen met ondervoeding en/of ziekte is 1,2 tot 1, gram eiwit per kilogram (kg) lichaamsgewicht per dag 2. Hoewel in de praktijk de eiwitbehoefte veelal wordt weergegeven in gram/kg lichaamsgewicht, worden er verschillende methoden gebruikt om de eiwitbehoefte te berekenen 1,3. De eiwitbehoefte kan berekend worden met het huidige lichaamsgewicht of aan de hand van het ideale lichaamsgewicht van een patiënt. In de praktijk wordt de Body Mass Index (BMI) veelal aangepast naar het ideaalgewicht van een patiënt; een BMI <2, kg/m 2 wordt gecorrigeerd naar een BMI van 2,kg/m 2 en een BMI >3,kg/m 2 wordt gecorrigeerd naar een BMI van 27,kg/m 2. Hoewel, deze aanpassing ervoor zorgt dat de eiwitbehoefte voor patiënten in deze uiterste BMIcategorieën nauwkeuriger kan worden geschat, blijft het een ruime schatting van de eiwitbehoefte 2,4. Recentelijk is er meer aandacht ontstaan voor een juiste schatting van de eiwitbehoefte bij patiënten met onder en overgewicht. Bij deze groepen blijkt de eiwitbehoefte berekend middels kilogram lichaamsgewicht onvoldoende specifiek, ook wanneer deze is gecorrigeerd naar het ideaalgewicht van een patiënt 4. Patiënten met ondergewicht (BMI < 18,kg/m 2 ) worden onvoldoende op eiwit gevoed wanneer de eiwitbehoefte berekend wordt middels kilogram lichaamsgewicht, terwijl patiënten met morbide obesitas (BMI >3,kg/m 2 ) juist worden overschat in hun eiwitbehoefte. Bij patiënten met ondergewicht komt dit doordat de eiwitbehoefte gebaseerd wordt op een te laag lichaamsgewicht. Om deze reden krijgen deze patiënten onvoldoende eiwitten binnen, dit in combinatie met onvoldoende lichaamsbeweging kan leiden tot onnodig verlies van lichaamseiwit. Bij patiënten met morbide obesitas is dit tegenovergesteld, de eiwitbehoefte wordt gebaseerd op het totale lichaamsgewicht van de patiënt. Het totale lichaamsgewicht bevat ook de vetmassa van een patiënt, de vetmassa is een massa die een behandelaar niet onnodig wilt voeden. In 1998 is er een onderzoek gedaan naar de eiwitbehoefte van patiënten. De populatie waar het onderzoek op gebaseerd is bestond uit septische en 18 trauma patiënten die gedurende de eerste twee weken van opname gevolgd werden op de intensive Care. De lichaamssamenstelling werd bij deze patiënten gemeten met een directe methode: In Vivo Neutron Activation Analysis (IVNAA) 6. De IVNAA methode is een unieke bepalingsmethode, waarbij de patiënten bestraalt worden met neutronen en de radioactiviteit wordt gemeten. De populatie werd opgesplitst in drie groepen, de verschillende groepen kregen 1.1, 1. of 1.9 gram eiwit per kg vetvrije massa (VVM). Uit het onderzoek is gebleken dat wanneer er gevoed wordt middels 1, gram eiwit per kg VVM er significant (p <,) minder verlies van lichaamseiwit plaats vind gedurende opname op de Intensive Care 7. Om de eiwitbehoefte specifiek te kunnen berekenen met behulp van de VVM is er meetapparatuur nodig. Echter wordt er in de praktijk nog weinig gebruik gemaakt van meetapparatuur om de lichaamssamenstelling van patiënten te meten, de reden hiervoor zijn de kosten, de tijd en de beschikbaarheid van bijvoorbeeld een Bio Elektrisch Impedantie apparaat 8,9,1. Ondanks dat het meten van de VVM bij patiënten noodzakelijk blijft, blijkt er behoefte te zijn aan een methode om de VVM te schatten. De methode kan gehanteerd worden wanneer het meten van de lichaamssamenstelling door bepaalde redenen niet mogelijk is. Een formule waarmee de VVM kan worden geschat zou een goed alternatief kunnen bieden. Vanuit deze vraag is de afstudeeropdracht ontstaan. 7

9 De twee probleemstellingen die hiervoor als leidraad diende luidden als volgt: 1. Op basis van welke formule kan de VVM het nauwkeurigst worden geschat bij volwassen patiënten en wat is de validiteit van deze formule wanneer deze in twee verschillende populaties wordt gevalideerd? 2. Wat is de optimale methode om de eiwitbehoefte van volwassen patiënten te berekenen? Deelvragen: Bestaan er een of meerdere formules die de VVM van volwassen patiënten nauwkeurig voorspellen? Wat is de validiteit van een formule voor het schatten van de VVM, indien er rekening gehouden wordt met twee verschillende leeftijdsgroepen? (18 69 jaar en >7 jaar) Wat is de validiteit van een formule voor het schatten van de VVM, indien er onderscheid wordt gemaakt tussen vier verschillende BMIgroepen? (BMI <18, kg/m 2, BMI 18, kg/m 2 2, kg/m 2, BMI 2, kg/m 2 3, kg/m 2, BMI >3, kg/m 2 ) Wat is de validiteit van een formule voor het schatten van de VVM, indien er rekening gehouden wordt met het geslacht? (Man, Vrouw) Welke methode voorspeldvoorspelt de eiwitbehoefte van volwassen patiënten het nauwkeurigst? o 1,2 g per kg lichaamsgewicht of wel actueel gewicht 2, o 1,2 g per kg lichaamsgewicht met BMIcorrectie of wel ideaalgewicht 11, o 1, g per kg VVM (berekend met een voorspellende formule voor de VVM) 7. 8

10 2. Methode Het doel van dit onderzoek was het vinden van de optimale methode om de eiwitbehoefte bij volwassen patiënten te kunnen schatten. Dit onderzoek bestond uit drie verschillende fases; het vinden van relevante literatuur over het onderwerp eiwitbehoefte en het vinden van formules die de VVM konden voorspellen, het valideren van formules die de VVM voorspellen en het vergelijken van drie verschillende methoden om de eiwitbehoefte te kunnen voorspellen. Deze verschillende fases zijn in de methode en de resultaten van dit onderzoek aangehouden. Dit om de stappen die gezet zijn om de probleemstelling te beantwoorden te verduidelijken. 2.1 Fase 1: Selectie van formules uit de literatuur Er is literatuuronderzoek gedaan om een overzicht te krijgen van bestaande formules die de VVM kunnen voorspellen. De literatuur die gebruikt werd tijdens dit onderzoek is veelal gevonden middels de sneeuwbalmethode: in de referentielijsten van artikelen die verwerkt zijn in dit onderzoek stonden bronnen die goed bruikbaar waren voor dit onderzoek. Overige literatuur is gevonden middels databanken; Pubmed, Springer Link, Dieetbehandelingsrichtlijnen, Science Direct en Cochrane. Voor het zoeken van relevante literatuur in de databanken zijn trefwoorden gebruikt om de zoekopdracht zo specifiek mogelijk te maken: Equation en Fat Free mass in combinatie met de woorden body composition, prediction, equation, sex, height en weight. De trefwoorden werden gekoppeld met AND in de zoekbalk. In de Nederlandse databanken werden deze zoektermen vertaald naar het Nederlands. Ook werden de volgende filters toegepast: humans, leeftijd +19. Verder is er gebruik gemaakt van artikelen uit het Nederlands tijdschrift Voeding en Diëtetiek en andere gerelateerde vaktijdschriften. De gevonden literatuur werd aan de hand van de titel en de samenvatting beoordeeld en werd er gekeken of zij bruikbaar waren voor het onderzoek. 2.2 Fase 2: Valideren van de gevonden formules voor vetvrije massa Aan het begin van dit onderzoek zijn er door de praktijkbegeleiders twee datasets aangeboden om de gevonden formules te kunnen valideren. De datasets die werden aangeboden voor dit onderzoek waren afkomstig van het Amsterdam Nutritional Assessment Center (ANAC) van de Hogeschool van Amsterdam en het VU medisch centrum (VUmc). De ANAC populatie (n=338) bestond uit relatief gezonde volwassenen met obesitas die hebben deelgenomen aan verschillende onderzoeken naar effectief afvallen, gedurende de periode van 26 tot en met 213. De VUmc populatie (n=48) bestond uit patiënten met zeer uiteenlopende ziektebeelden, waarbij in het kader van het behandelplan de lichaamssamenstelling is gemeten. De metingen in de VUmc populatie zijn afgenomen gedurende de periode van 28 tot en met 21. Door de verschillen binnen de populatiegroepen was het mogelijk om formules zowel voor een gezonde als voor een zieke populatie te valideren. De belangrijkste variabelen uit de datasets die de basis vormden voor de analyses in dit onderzoek waren: de gemeten VVM, de leeftijd, lengte, het gewicht en de BMI van de individuen. individuen. 9

11 Om de onderzoekspopulatie te specificeren moesten beide populaties voldoen aan de volgende inclusiecriteria; de patiënt of volwassenen was ouder dan 18 jaar en de VVM moest zijn gemeten en gerapporteerd. Verder gold wanneer er van één individu meerdere data gerapporteerd was, alleen de eerst gerapporteerde data werd gebruikt. Wanneer er niet werd voldaan aan deze inclusiecriteria werd de data van dit specifieke individu geexcludeerd uit de onderzoekspopulatie Hoe zijn de gegevens van de onderzoekspopulaties tot stand gekomen? Gemeten vetvrije massa In de populatie van het ANAC is de BODPOD (BOD POD Life Measurement Inc, Concord, Californië) gebruikt om het gewicht, de vetmassa (VM) en de VVM te meten. De BODPOD meet het volume en het gewicht van de deelnemers. Het volume van het lichaam van de deelnemers werd gemeten aan de hand van luchtverplaatsing in de cabine van de BODPOD. De gemeten lichaamsdensiteit werd ingevuld in de Siri formule 12 : Procentuele VM = (49 / lichaamsdensiteit) 4. Middels deze formule is het vetpercentage berekend van de deelnemers. De VVM kon berekend worden door de VM van het totale gewicht af te halen. De metingen van de BODPOD zijn betrouwbaar, omdat de BODPOD tweemaal daags werd gekalibreerd en elke meting tweemaal is uitgevoerd. Indien de uitslagen meer dan 1 ml in dichtheid verschilden werd er een derde meting uitgevoerd. In de populatie van het VUmc is de VVM berekend aan de hand van een Bio elektrisch Impedantie Analyses (BIA); bio elektrisch impedantie spectroscopie (1%), Bodystat, (77%), Bodysqout (1%) en bij een aantal patiënten stond de apparatuur niet genoteerd (3%). De resultaten, de resistance en de reactance, van de BIA werden ingevuld in de Geneveformule (KYLEformule) 13. Aan de hand van deze methode is de VVM berekend. Lengte In de populatie van het ANAC was de lengte bij alle deelnemers gemeten. De lengtes van de individuen zijn gemeten met een meetlat die verbonden was met de muur. De individuen moesten hun schoenen voor de meting uitdoen. In de populatie van het VUmc is bij 8% van de populatie de lengte gevraagd, bij 7% is niet genoteerd of het gevraagd of gemeten is en bij 13% is de lengte daadwerkelijk gemeten. Wanneer de lengte gemeten is geldt ook hier dat de schoenen van de patiënten niet zijn meegenomen in de meting. Gewicht In het ANAC was het gewicht bij alle individuen gemeten middels de BODPOD. In de populatie van het VUmc gold dat erbij 44% gevraagd was om het gewicht, bij 3% was niet genoteerd of het gewicht gevraagd of gemeten was, bij 4% was het gewicht overgenomen uit de status van de patiënt en voor 49% gold dat het gewicht daadwerkelijk was gemeten. BMI De BMI is in zowel de populatie van het ANAC als in de populatie van het VUmc berekend aan de hand van de gerapporteerde lengte en het gewicht. De berekening die hiervoor gebruikt was: Gewicht/Lengte 2. 1

12 2.2.2 Statistische Analyse De statistische analyses zijn uitgevoerd in analytische softwareprogramma s, zoals SPSS (versie 23, IBM SPSS) en Excel. Diverse statistische maatstaven werden gebruikt om de verschillende formules voor het schatten van de VVM bij volwassenen te valideren, namelijk: Gemiddelde (±SD), standaardfout van het gemiddelde (S.E.), verklaarde variantie (R 2 ), bias (±SD), Gemiddelde Absolute Afwijking (GAA), range (min. max.) en de Root Squared Error (RMSE). Het programma Excel is gebruikt voor het berekenen van de GAA en de RMSE. Het programma SPSS is gebruikt voor het berekenen van de overige statische maatstaven 14,1. Gemiddelde (±SD) Het gemiddelde geeft het gemiddelde aan van de geselecteerde waarnemingen. Hiervoor worden alle geselecteerde waarnemingen bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal waarnemingen. De Standaarddeviatie (SD) werd met behulp van dit symbool ± weergeven achter het gemiddelde. De standaarddeviatie staat voor de standaardafwijking, in dit geval van het gemiddelde. Het is een maat voor de spreiding van het gemiddelde. Standard error of the mean (S.E.) De standaardfout is in de statistiek de benaming voor de standaardafwijking van het steekproefgemiddelde. De term is afkomstig uit de foutenleer om de nauwkeurigheid aan te geven van een berekend gemiddelde. De S.E. houdt rekening met de grote van de populatie. Verklaarde variantie (R 2 ) De verklaarde variantie, ook wel multiple R genoemd, geeft de correlatie aan tussen de berekende waarden van Y (variabelen) en de voorspellende waarden van Y (variabelen). Bij een verklaarde variantie van 1 geldt een hoge correlatie tussen de berekende en de voorspelde waarden van Y (variabelen). Hoe lager de verklaarde variantie, richting, hoe kleiner de correlatie en hoe minder de voorspellende waarde van een formule. Een verklaarde variantie van bijvoorbeeld.88 betekent dat er met deze methode 88% juist verklaard kan worden. Bias en GAA De bias is het gemiddelde verschil tussen de gemeten VVM en de VVM voorspeldde voorspelde VVM door een van de gevonden formules. De bias geeft informatie over de validiteit van een voorspellende formule voor totale groepen. Hoe lager het gemiddelde verschil tussen de gemeten en de voorspelde VVM hoe betrouwbaarder de voorspellende formule. Van de bias is ook de SD genoteerd, deze wordt genoteerd achter de bias met dit symbool ±. Echter kunnen er bij een lage bias nog grote individuele afwijkingen zijn 14. De bias kan grote afwijkingen uitmiddelen, hierdoor zegt de bias minder over de gemiddelde individuele afwijkingen. De GAA kan hierbij helpen, omdat deze de gemiddelde absolute afwijking aangeeft van een groep. De GAA kan worden berekend door bij alle formules de bias absoluut te maken en hiervan het gemiddelde te nemen. Hoe lager de GAA, hoe kleiner de gemiddelde absolute afwijking. Range (min. max.) De range is de spreidingsbreedte van de waarnemingen in de populaties en wordt bepaald door de hoogste en de laagste waarnemingen in de data. Voor het berekenen van de range is de volgende berekening nodig: hoogste waarneming minus de laagste waarneming. Achter de range werd tussen haakjes de minimale waarneming en de maximale waarneming geplaatst. 11

13 RMSE De RMSE is een veel gebruikte maat om het verschil weer te geven tussen een voorspelde en een gemeten waarde. De RMSE is de wortel uit de gemiddelde kwadratische afwijking tussen het voorspellende model en de werkelijke waardes. Hoe lager de RMSE, hoe beter het model de werkelijkheid simuleert. Om de RMSE te berekenen werd de SPSSdataset geopend in Excel. In Excel kon met behulp van de vierkantswortel de RMSE worden berekend Fase 3: Het vergelijken van de drie methoden om de eiwitbehoefte te berekenen Onderstaande methoden om de eiwitbehoefte te berekenen zijn allen gevalideerd op zowel de populatie van het ANAC als op de populatie van het VUmc. De referentiewaarde die gebruikt is om de verschillende methoden te vergelijken is de gemeten VVM vermenigvuldigd met 1, gram eiwit. In een klinische omgeving wordt 1,2 gram eiwit per kg lichaamsgewicht gelijk gezien aan 1, gram eiwit per kg VVM. De onderstaande statistische analyses werden gebruikt om de validiteit van de verschillende formules te vergelijken: Bias ±SD en BlandAltman plots. Voor het berekenen van de bias en de SD is het statistische programma SPSS gebruikt. Het analytische softwareprogramma MedCalc is gebruikt voor het maken van de BlandAltman plots. De volgende methoden werden met elkaar vergeleken: 1,2 g eiwit per kg lichaamsgewicht of wel actueel gewicht 2 1,2 g eiwit per kg lichaamsgewicht met BMIcorrectie of wel ideaalgewicht 11 1, g eiwit per kg VVM (gevonden voorspellende formules voor de VVM) 7 BlandAltman plots zijn gebruikt voor het berekenen van de limits of agreement. De limits of agreement zijn per geslacht en BMIgroep genoteerd in een tabel. De limits of agreement worden berekend aan de hand van een standaarddeviatie van 1,96 en 1,96. De limits of agreement geven aan waar 9% van de resultaten binnen valt. Binnen deze interval vallen de resultaten die zowel onder als boven het gemiddelde verschil liggen. De BlandAltman plots worden deels opgenomen in dit onderzoek en deels toegevoegd aan de bijlage van dit afstudeeronderzoek. De Bias en de SD zijn genoteerd in tabellen en gebruikt voor het maken van grafieken. De grafieken zijn gemaakt in Excel en geven een visueel beeld van de verschillen tussen de drie methoden om de eiwitbehoefte te berekenen Voldoen beide formules aan een klinisch relevant verschil? Om een klinisch relevante afwijking te bepalen voor het schatten van de eiwitbehoeften bij volwassen patiënten is er aan tien onafhankelijke vakkundige diëtisten gevraagd wat voor hen een klinisch relevant verschil was. Hierbij konden zij kiezen uit een absoluut verschil van ±2, gram, ± gram, ±1 gram per dag of een procentuele afwijking. Aan de hand van de antwoorden van de diëtisten werd er een klinisch relevante afwijking gekozen. 12

14 3. Resultaten 3.1 Fase 1: Geselecteerde formules uit de literatuur Hieronder staan de formules omschreven die de VVM kunnen voorspellen, welke zijn gevonden in de literatuur. Er is gekeken naar de achtergrond van de voorspellende formules en de populatie waar de formules op gebaseerd zijn Formule Gallagher Deze formule om de VVM te berekenen is ontstaan aan de hand van een formule die de procentuele VM berekent 16. De variabelen die voor deze formule gebruikt worden zijn geslacht (m=1, v=), leeftijd (jr) en BMI (kg/m 2 ). Percentage lichaamsvet = * (1/BMI) +.79 * Leeftijd 16.4 * Geslacht +. * Geslacht * Leeftijd * Geslacht * (1/BMI) Deze formule is gebaseerd op een onderzoekspopulatie van 671 gezonde volwassenen (43% man, 7% vrouw), waarbij de VVM gemeten was. De kenmerken van deze onderzoekspopulatie staan weergegeven in tabel 1a. Voor het meten van de VVM is het 4compartementen model gebruikt. De populatie bestond uit twee verschillende rassen, namelijk blank Europees en AfroAmerikaans. De metingen zijn op twee verschillende universiteiten uitgevoerd; Cambridge (Engeland) en Columbia (Amerika). Tabel 1a: Onderzoekspopulatie waarop de voorspellende formule Gallagher is ontwikkeld 13

15 Bovenstaande formule is gebruikt om een formule te creëren die de VVM voorspeld in kilogrammen 17. De variabelen die in deze formule gebruikt zijn, zijn geslacht (m=1, v=), gewicht (kg), lengte (m) en leeftijd (jr). VVM (kg) = Gewicht *.1 (1 ( * Lengte 2 / Gewicht) + (.79 * Leeftijd 16.4 * Geslacht) + (. * Geslacht * Leeftijd) + (39. * Geslacht * Lengte 2 / Gewicht) Formules Hume De formules van Hume zijn ontstaan uit een onderzoek met een onderzoekspopulatie van 29 mannen (47 jaar) en 27 vrouwen (378 jaar) 18. Deze populatie bestond uit: mensen zonder enige aandoening of ziekten, mensen met chronische bronchitis, mensen die lijden aan leukemie en mensen die lijden aan obesitas. Geen van deze mensen hield vocht vast of was ondervoed; twee factoren die de verhouding tussen lichaamsgewicht en lichaamswater kunnen verstoren. De kenmerken van de onderzoekspopulatie staan weergegeven in tabel 1b. Tabel 1b: Onderzoekspopulaties voor voorspellende formules Hume In het onderzoek van Hume zijn waren er aparte formules gemaakt voor mannen en voor vrouwen. De VVM was berekend aan de hand van het totale lichaamswater door gebruik te maken van een lichaamswater antipyrine ruimte. De formules gebruikten twee variabele, namelijk gewicht in kilogram en lengte in centimeters. Voor beide geslachten zijn twee formules gecreëerd. Bij de eerste versies wordt er gebruik gemaakt van lengte en gewicht. Bij de tweede versies wordt gewicht hetzelfde gebruikt, maar de lengte wordt tot de derdemacht berekend. In het artikel werd echter beschreven dat de tweede versies, geen verbetering zouden zijn op de eerste versies. Om deze reden zijn de tweede versies niet gevalideerd tijdens dit afstudeeronderzoek. Mannen Vetvrije massa in kg, lengte in centimeters. 1. VVM =.3281 * Gewicht * Lengte VVM =.3313 * Gewicht * Lengte 3 Vrouwen Vetvrije massa in kg, lengte in centimeters. 1. VVM =.2969 * Gewicht * Lengte VVM = * Gewicht * Lengte

16 3.2 Fase 2: Valideren van de gevonden formules voor het schatten van de vetvrije massa Voor de populaties van het ANAC en het VUmc zijn de gemiddelde (±SD) leeftijd, lengte, gewicht, BMI en gemeten VVM berekend en gerapporteerd. Beide populaties zijn opgesplitst in leeftijds en BMIgroepen. Er zijn twee leeftijdsgroepen gecreëerd: 1869 jaar en ouder dan 7 jaar. De BMIgroepen bestonden uit vier groepen: BMI <18, kg/m 2, BMI 18, kg/m 2 2, kg/m 2, BMI 2, kg/m 2 3, kg/m 2 en BMI >3, kg/m 2. Tabel 2: Kenmerken onderzoekspopulaties ANAC en VUmc. ANAC Gemiddeld, Range Vetvrije ±SD A massa (kg) ±SD B Man, n (%) 83 (2%) 68.7 ±7.7 Vrouw, n (%) 2 (7%) 49.2 ±.9 Leeftijd (jaren) jaar, n (%) >7 jaar, n (%) BMI (kg/m 2) BMI <18,, n (%) BMI 18, 2,, n (%) BMI 2, 3,, n (%) BMI >3., n (%) 41 (±12) 337 (1%) 1 (%) ± VUmc Gemiddeld, Range Vetvrije ±SD A massa (kg) ±SD B 136 (6%).6 ± (4%) 42.1 ±7.8 7 (±14) 188 (84%) 38 (16%) Lengte (m) 1.7 (±.1) (±.1) Gewicht (kg) 9. (±1.8) (±1.) (±4.3) (±4.6) (%) 37 (16%) (1%) ± (2%) (48%) ±1.3 (24%) (1%) ± (7%) ± ± ± ± ± ±7.9 Formatted: Dutch (Netherlands) A Het gemiddelde en de standaarddeviatie of het aantal van de populatie en het percentage. B Het gemiddelde van de gemeten vetvrije massa en de standaarddeviatie. Uit tabel 2 is op te merken dat beide populaties zeer van elkaar verschillen. De ANAC populatie bestaat uit relatief gezonde volwassenen met obesitas, waarvan 7% vrouw is en 2% man. De VUmc populatie bestaat uit patiënten, waarvan 4% vrouw is en 6% man. Verder is ten opzichte van de populatie van het VUmc de populatie van het ANAC een relatief jonge populatie. De populatie van het ANAC voldeed volledig aan de inclusiecriteria. Hierom is er geen data geexcludeerd uit deze populatie. In de populatie van het VUmc, zijn bepaalde factoren die ervoor gezorgd hebben dat er data is geexcludeerd. In figuur 1 staat beschreven hoeveel patiënten zijn geexcludeerd uit de onderzoekspopulatie, ook de reden van exclusie staat beschreven. 1

17 De Gallagherformule en de Humeformules zijn uitgevoerd op zowel de populatie van het VUmc als op de populatie van het ANAC. De resultaten van de berekeningen staan beschreven in tabel 3. De resultaten zijn opgesplitst in geslacht, leeftijds en BMIgroepen, dit zodat de resultaten vergeleken kunnen worden voor alle groepen. Voor de populatie van het ANAC geldt voor een aantal groepen n=. Hierdoor was het niet mogelijk om voor deze groepen resultaten te berekenen. Voor de mannenpopulatie gold dit voor de groepen BMI <18, en BMI 18, 2, en voor de vrouwen gold dit voor de groepen >7 jaar en BMI <18,. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd opgemerkt dat de Gallagherformule in bijna alle groepen een positieve bias heeft. Alleen in de onderzoekspopulatie van het VUmc geldt voor de groep vrouwen met een BMI > 3, (n=1) een negatieve bias, namelijk. ±3.7. Dit betekent dat de formule van Gallagher een gemiddelde overschatting maakt op de gemeten VVM in beide onderzoekspopulaties. Voor de formules van Hume geldt een wisselende bias. In de patiëntenpopulatie van het VUmc gold voor de mannen en vrouwen een gemiddeld negatieve bias. In de populatie van het ANAC geldt voor de mannen een gemiddeld negatieve bias (3.4 ±4.6) en voor de vrouwen een gemiddeld positieve bias (3. ±3.7). De gemiddelde verklaarde variantie komt in de populatie van het ANAC met zowel de Gallagherformule en de Humeformules niet hoger dan.66. In de populatie van het VUmc zijn hogere verklaarde varianties berekend. De hoogste verklaarde variantie wordt berekend bij de vrouwenpopulatie. Voor de Gallagherformule gold een gemiddelde verklaarde variantie van.8 en voor de Humeformule gold een gemiddelde verklaarde variantie van.97. De hoogste RMSE werd berekend bij de mannenpopulatie (n=136) van de patiëntenpopulatie van het VUmc. In deze populatie werd middels de Gallagher formule de VVM berekend. De gemiddelde RMSE voor de gehele mannenpopulatie was 4.7. Echter bleek voor de leeftijds en BMIgroepen een veel hogere RMSE, namelijk tussen de 6.1 en de De laagste RMSE werd berekend in de vrouwenpopulatie (n=89) van de patiëntenpopulatie van het VUmc. In deze populatie werd middels de Humeformule de VVM berekend. De gemiddelde RMSE is 1. en de RMSE bleef voor alle groepen lager dan 1.. Behalve bij de groep BMI >3, (n=1) gold er een hogere RMSE berekend, namelijk 2.7. De leeftijdsgroepen zijn in tabel 3 beschreven en voor deze groepen zijn dezelfde statische maatstaven uitgewerkt als voor de geslacht en BMI categorieën. Echter kan er door de omvang van de leeftijdsgroepen >7 jaar in zowel het VUmc (n= 22) als het ANAC (n= 1) geen vergelijking worden gemaakt tussen de leeftijdsgroepen van 1869 jaar en >7 jaar. Om deze reden konden er geen conclusies worden verbonden aan de resultaten. Hierom is ervoor gekozen om bij de resultaten voor het berekenen van de eiwitbehoefte geen leeftijdsgroepen aan te houden. Bij het berekenen van de eiwitbehoefte is er alleen onderscheid gemaakt tussen geslacht en BMI categorieën. 16

18 Tabel 3: Validatie van de twee voorspellende formules; de Gallagher formule en de formules van Hume. VUmc Gemiddelde ±SD A S.E. R 2 Bias ±SD GAA Range (Min. Max.) RMSE Formule Gallagher Mannen, formule 1 (n=136) jaar (n=114) >7 jaar (n=22) BMI <18, (n=1) BMI 18, 2, (n=79) BMI 2 3 (n=36) BMI >3. (n=6) Vrouwen, formule 1 (n=89) jaar (n=76) >7 jaar (n=16) BMI <18, (n=22) BMI 18, 2, (n=38) BMI 2, 3, (n=19) BMI >3. (n=1) Formules Hume Mannen, formule 1 (n=136) jaar (n=114) >7 jaar (n=22) BMI <18, (n=1) BMI 18, 2, (n=79) BMI 2, 3, (n=36) BMI >3, (n=6) Vrouwen, formule 1 (n=89) jaar (n=74) >7 jaar (n=16) BMI <18, (n=22) BMI 18, 2, (n=38) BMI 2, 3, (n=19) BMI >3, (n=1) 7.9 ± ± ± ± ±4.6.2 ± ± ± ± ± ± ±4. 4. ±. 3.7 ± ± ± ±3.7.1 ± ± ± ± ± ±3.4.6 ± ±2.8.8 ±3.3.4 ±3.2. ± ( ) 33.7 (26.6.2) 22.3 (33.1.) 14.7 ( ) 29.3 (26..8) 1.7 ( ) 1.6 ( ) 2.3 ( ) 24.2 (33.88.) 24.4 ( ) 11.9 ( ) 2.3 (36.6.3) 17.3 ( ) 1.6 (48.9.1) 4. ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±6.3.1 ± ± ±4.4. ±3. 2. ±3.8.8 ± ± ± ± ± ±.1.1 ±.7.8 ± ± ± ( ) 4.9 ( ) 27. (4.67.6) 14.8 (4..3) 36. ( ) 1.9 (2.668.) 16.4 ( ) 28.9 ( ) 2. ( ) 27.9 ( ) 14.7 ( ) 24.7 (3.6.2) 2.9 (3.76.6) 14.9 ( ) ANAC Gemiddelde ±SD A S.E. R 2 Bias ±SD GAA Range (Min. Max.) RMSE Formule Gallagher Mannen, formule 1 (n=83) jaar (n=82) >7 jaar (n=1) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=) BMI 2, 3, (n=4) BMI >3, (n=43) Vrouwen, formule 1 (n=2) jaar (n=2) >7 jaar (n=) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=3) BMI 2, 3, (n=121) BMI >3, (n=131) Formules Hume Mannen, formule 1 (n=83) jaar (n=82) >7 jaar (n=1) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=) BMI 2, 3, (n=4) BMI >3, (n=43) Vrouwen, formule 1 (n=2) jaar (n=2) >7 jaar (n=) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=3) BMI 2, 3, (n=121) BMI >3, (n=131) 73.8 ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±.4.2 ±. 3.2 ± ±.6 2. ± ± ± ±3. 3. ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±4. A De gemiddelde vetvrije massa in kg van een populatie en de standaarddeviatie (7.19.6) 38.4 (7.19.6) 31.7 ( ) 38.4 (7.49.6) 34.4 ( ) 34.4 ( ) 1.3 ( ) 19. ( ) 33.1 ( ) 32.2 ( ) 32.2 ( ) 23.6 (2.17.8) 32.2 ( ) 34. ( ) 34. ( ) 1.4 (44.4.9) 22.4 ( ) 34. ( )

19 3.3 Fase 3: Terug naar de probleemstelling; het berekenen van de eiwitbehoefte De bias (±SD) en BlandAltman plots zijn gebruikt om de drie methoden waarmee de eiwitbehoefte kon worden geschat te vergelijken met de referentiewaarde. De tabellen en de grafieken in dit hoofdstuk geven de verschillen tussen de methoden visueel weer. Hierbij zijn de methoden zowel in de ANAC populatie als in de VUmc populatie uitgevoerd. 1,2 gram per kg lichaamsgewicht of wel actueel gewicht 2 1,2 gram per kg lichaamsgewicht met BMIcorrectie of wel ideaal gewicht 11 1, gram per kg VVM, berekend met de Gallagherformule 17 1, gram per kg VVM, berekend met de Humeformules 18 Uit BlandAltman plots (bijlage I, figuur 4) bleek in welke mate het actueel gewicht x 1,2 gram eiwit afweek van de referentiewaarde. De populaties van het ANAC en het VUmc waren opgesplitst per geslacht: man, vrouw. Voor de populatie vrouwen van het VUmc gold een gemiddelde afwijking van 13. gram met een limits of agreement van 33.4 en 6.3. De populatie vrouwen van het ANAC had een gemiddelde afwijking van 3. gram met limits of agreement van 4.7 en 6.3. Voor de populatie mannen van het VUmc gold een gemiddelde afwijking van 3.9 gram met een limits of agreement van 21.6 en Voor de mannenpopulatie van het ANAC gold een gemiddelde afwijking van 19.1 gram met een limits of agreement van 44.2 en 6.. Uit BlandAltman plots (bijlage I, figuur ) bleek in welke mate het ideaalgewicht x 1,2 gram eiwit afweek van de referentiewaarde. De populaties van het ANAC en het VUmc waren opgesplitst per geslacht: man, vrouw. Voor de populatie vrouwen van het VUmc gold een gemiddelde afwijking van 14.3 gram met een limits of agreement van 26.4 en 2.3. De populatie vrouwen van het ANAC had een gemiddelde afwijking van 18. gram met limits of agreement van 32.1 en 4.8. Voor de populatie mannen van het VUmc gold een gemiddelde afwijking van 4.6 gram met een limits of agreement van 18.3 en 9.2. Voor de mannenpopulatie van het ANAC gold een gemiddelde afwijking van 6.4 gram met een limits of agreement van 24.4 en In figuur 2a tot en met 2d wordt grafisch weergegeven in welke mate de Gallagher formule afweek van de referentiewaarde. De populaties van het ANAC en het VUmc zijn opgesplitst per geslacht: man, vrouw. Ook zijn deze mannelijke en vrouwelijke populaties van het ANAC en het VUmc onderverdeeld in vier BMIgroepen. Deze groepen zijn niet meegenomen in de berekening van de Bland Altman Plots, deze zijn alleen ter verduidelijking van de figuren. Uit figuur 2a blijkt dat de vrouwenpopulatie van het VUmc een gemiddelde afwijking had van 2.1 gram met een limits of agreement van 12.2 en 8.1. De vrouwenpopulatie van het ANAC had een gemiddelde afwijking van 3.7 gram met limits of agreement van 14.4 en 6.9, deze staan weergegeven in figuur 2b. Uit figuur 2c blijkt dat de populatie mannen van het VUmc een gemiddelde afwijking had van 3.4 gram met een limits of agreement van 1.7 en 8.9. Voor de mannenpopulatie van het ANAC geldt een gemiddelde afwijking van 7.7 gram met een limits of agreement van 23.7 en 8.3, deze staan weergegeven in figuur 2d. 18

20 In figuur 2e tot en met 2g wordt grafisch weergegeven in welke mate de Hume formules afweken van de referentiewaarde. Uit figuur 2e blijkt dat de populatie vrouwen van het VUmc een gemiddelde afwijking had van 1. gram met een limits of agreement van 2. en 4.9. De populatie vrouwen van het ANAC had een gemiddelde afwijking van 4.4 gram met limits of agreement van 1.2 en 6.4, deze staan weergegeven in figuur 2f. Uit figuur 2g blijkt dat de populatie mannen van het VUmc een gemiddelde afwijking had van 1.6 gram met een limits of agreement van 1.9 en Voor de mannen populatie van het ANAC gold een gemiddelde afwijking van.2 gram met een limits of agreement van 8.4 en 18.7, deze staan weergegeven in figuur 2g. De resultaten die hierboven genoemd zijn, zijn ter verduidelijking samengevoegd in de tabel 4 om een overzicht te bieden over de resultaten. In tabel 4 staat ook de RMSE voor de verschillende groepen beschreven. De RMSE geeft het verschil weer tussen de referentiewaarde en de drie methoden. Tabel 4: Drie methoden om de eiwitbehoefte te schatten gevalideerd in de mannelijke en vrouwelijke populaties van het VUmc en het ANAC. VUmc populatie ANAC populatie Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Actueel gewicht x 1,2 A RMSE Limits of agreement Gecorrigeerd gewicht x 1,2 RMSE Limits of agreement VVM (Formule Gallagher) x 1, RMSE Limits of agreement VVM (Formules Hume) x 1, RMSE Limits of agreement B 3.9 ± (21.6, 13.7) 4.6 ± (18.3, 9.2) 3.4 ± (1.7, 8.9) 1.6 ± (1.9, 14.2) 13. ± (33.4, 6.4) 14.3 ± (26.4, 2.3) 2.1 ±.2. (12.2, 8.1) 1. ± (2., 4.9) 19.1 ± (44.2, 6.) 6.4 ± (24.4, 11.6) 7.7 ± (23.7, 8.3).2 ± (8.4, 18.7) 3. ± (4.7, 6.3) 18. ± (32.1, 4.8) 3.7 ± (14.4, 6.9) 4.4 ±. 7.1 (1.2, 6.4) Formatted: Dutch (Netherlands) Formatted: Dutch (Netherlands) A Achter actueel gewicht x 1,2, gecorrigeerd gewicht x 1,2, VVM (Formule Gallagher) x 1, en VVM (Formules Hume) x 1, wordt de bias ±SD weergegeven. B De limits of agreement zijn afkomstig uit BlandAltman Plots figuur 2, 4 en (zie bijlage I voor figuur 4 en ). 19

21 Verschil Gallagher met referentiewaarde VUmc, vrouwen 12,2 2, SD 8, Verschil Gallaghe rmet refentiewaarde Figuur 2a: BlandAltman plot, VUmc vrouwen. VUmc, mannen Figuur 2c: BlandAltman plot, VUmc mannen. VUmc, vrouwen , SD 1, 1 4, Verschil Hume met referentiewaarde 1,7 3, SD 8, ANAC, vrouwen 14,4 3, SD 6, Figuur 2b: BlandAltman plot, ANAC vrouwen. ANAC, mannen 23,7 7, SD 8, Figuur 2d: BlandAltman plot, ANAC mannen. ANAC, vrouwen 1,2 4, SD 6, Figuur 2e: BlandAltman plot, VUmc vrouwen. Figuur 2f: BlandAltman plot, ANAC vrouwen. 2

22 Verschil Hume met referentiewaarde VUmc, mannen 1,9 1, SD 14, Figuur 2g: BlandAltman plot, VUmc mannen ANAC, mannen 8,4, SD 18, Figuur 2h: BlandAltman plot, ANAC mannen. Figuur 2: BlandAltman plots uitgevoerd op de populatie van VUmc en het ANAC. De populaties zijn opgesplitst per geslacht. Verder zijn de populatiegroepen onderverdeeld in BMIgroepen: = BMI <18, kg/m 2, = BMI 18, 2, kg/m 2, = BMI 2, 3, kg/m 2 en = BMI >3,. Om de verschillen tussen de BMI categorieën aan te tonen zijn de in figuur 3 de mannen en de vrouwenpopulaties van VUmc en het ANAC, opgesplitst in BMI categorieën. Bij deze berekeningen werden de verschillen tussen de BMI categorieën wel meegenomen. In figuur 3 wordt visueel weergegeven in welke mate de drie verschillende methoden om de eiwitbehoefte te berekenen afweken van de referentiewaarde. In tabel staan het gemiddelde verschil en standaardafwijking, de RMSE en de limits of agreements beschreven. Formatted: Centered Formatted: Centered Formatted: Centered Formatted: Centered Figuur 3a en 3b geven de bias weer van de verschillende BMI categorieën voor de vrouwenpopulaties van het VUmc en het ANAC. De bias voor de BMI categorieën zijn in beide populaties verschillend van elkaar. In de VUmc populatie onderschat de Humeformule de eiwitbehoefte in drie BMI categorieën. Voor de categorie BMI 18, 2, gold een bias van 1.2 ±1.2, bij de categorie BMI 2, 3, gold een bias van 2.7 ±1.2 en bij categorie BMI >3, gold een bias van 3.9 ±1.3. De Gallagher formule maakt een onderschatting in de VUmc populatie bij BMI >3,, een bias van.8 ±.. In de ANAC populatie had de Humeformule in alle drie de BMI categorieën een hogere bias dan de Gallagherformule. Figuur 3c en 3d geven de bias weer van de verschillende BMI categorieën voor de mannenpopulaties van het VUmc en het ANAC. De bias voor de BMI categorieën zijn in beide populaties bijna gelijk aan elkaar. De BMI categorieën die vergeleken konden worden waren categorie BMI 2, 3, en categorie BMI >3,. In de mannenpopulatie van het VUmc gaf de methode actueel gewicht x 1,2 voor de categorie BMI 2, 3, een bias van 9.8 ±7.3 en voor de categorie BMI >3, gold een bias van 23.4 ±8.3. In de mannenpopulatie van het ANAC gaf de methode actueel gewicht x 1,2 voor de categorie BMI 2, 3, een bias van 11. ±8.4 en voor de categorie BMI >3, gold een bias van 26.2 ±12.1. Voor de andere twee methoden (gecorrigeerd gewicht x 1,2 en Gallagher formule of Hume formules x 1,) gold ook dat de bias vrijwel gelijk was in beide populaties voor de BMI categorieën. 21

23 ANAC, vrouwen populatie VUmc, vrouwen populatie BMI 18,2 (n=3) BMI 2 3 (n=121) BMI > 3 (n=131) 1 BMI <18, (n=22) BMI 18,2 (n=38) BMI 2 3 (n=19) BMI > 3 (n=1) Actueel gewicht x 1,2 Gecorrigeerd gewicht x 1,2 Actueel gewicht x 1,2 Gecorrigeerd gewicht x 1,2 VVM (Gallagher) x 1, VVM (Hume) x1, VVM (Gallagher) x 1, VVM (Hume) x1, Figuur 3a: Vrouwen populatie ANAC op gesplitst in BMIgroepen. Het verschil tussen de geschatte eiwitbehoefte en de referentiewaarde (Bias ±SD). Figuur 3b: Vrouwen populatie VUmc op gesplitst in BMIgroepen. Het verschil tussen de geschatte eiwitbehoefte en de referentiewaarde (Bias ±SD). ANAC, mannen populatie VUmc, mannen populatie BMI 2 3 (n=4) BMI > 3 (n=43) 1 BMI <18, (n=1) BMI 18,2 (n=79) BMI 2 3 (n=36) BMI > 3 (n=6) Actueel gewicht x 1,2 Gecorrigeerd gewicht x 1,2 Actueel gewicht x 1,2 Gecorrigeerd gewicht x 1,2 VVM (Gallagher) x 1, VVM (Hume) x1, VVM (Gallagher) x 1, VVM (Hume) x1, Figuur 3c: Mannen populatie ANAC op gesplitst in BMIgroepen. Het verschil tussen de geschatte eiwitbehoefte en de referentiewaarde (Bias ±SD). Figuur 3d: Mannen populatie VUmc op gesplitst in BMIgroepen. Het verschil tussen de geschatte eiwitbehoefte en de referentiewaarde (Bias ±SD). 22

24 Tabel : Drie methoden om de eiwitbehoefte te schatten gevalideerd in de mannelijke en vrouwelijke populaties van het VUmc en het ANAC. Opgesplitst in BMIgroepen. VUmc populatie, mannen ANAC populatie, mannen BMI <18, (n=1) BMI 18, 2 (n=79) BMI 2 3 (n=36) BMI >3 (n=6) BMI <18, (n=) BMI 18, 2 (n=) BMI 2 3 (n=4) BMI >3 (n=43) Actueel gewicht x 1,2 A RMSE Limits of agreement Gecorrigeerd gewicht x 1,2 RMSE Limits of agreement VVM (Gallagher) x 1, RMSE Limits of agreement VVM (Hume) x 1, RMSE Limits of agreement B.1 ±6 7.7 (6.6, 6.8) 6.3 ± (17.,.). ± (17., 6.) 3. ± (14.1, 8.2) 1. ± (13.9, 1.8) 2.1 ± (13.6, 9.4) 3.1 ± (14.8, 8.6) 1.2 ±.9 6. (1.3, 12.8) 9.8 ± (24., 4.) 9.8 ± (24., 4.) 2.8 ± (16.7, 11.) 4.1 ± (9.7, 17.9) 23.4 ± (39.7, 7.2) 1. ± (9.6, 6.6).7 ± (17.2,.8) 4.2 ±3..2 (2.7, 11.) 11. ± (27.8, 4.9) 11. ± (27.8, 4.9) 4.8 ± (18., 8.9) 6.3 ±6. 9. (6.4, 19.1) 26.2 ± (., 2.4) 1.6 ± (1.8, 12.) 1.4 ± (26.7, 6.) 4.1 ± (1., 18.2) VUmc populatie, vrouwen ANAC populatie, vrouwen BMI <18, (n=22) BMI 18, 2 (n=38) BMI 2 3 (n=19) BMI >3 (n=1) BMI <18, (n=) BMI 18, 2 (n=3) BMI 2 3 (n=121) BMI >3 (n=131) Actueel gewicht x 1,2 A RMSE Limits of agreement Gecorrigeerd gewicht x 1,2 RMSE Limits of agreement VVM (Gallagher) x 1, RMSE Limits of agreement VVM (Hume) x 1, RMSE Limits of agreement B 4. ±3.6.7 (11., 2.) 1.9 ± (24.3, 7.6) 6.2 ± (12.6,.2).2 ±1. 1. (2.2, 1.9) 1.7 ± (21.8,.) 11.3 ±. 12. (22.1,.) 1.2 ±4.9. (1.8, 8.) 1.2 ± (1.2, 3.6) 19.6 ±6. 2. (31.4, 7.9) 19.6 ±6. 2. (31.4, 7.9).6 ± (1.1, 9.) 2.7 ± (.4,.) 32.6 ± (46.6, 18.) 12.3 ± (21.7, 2.9).8 ±..3 (1., 11.) 3.9 ± (1., 6.4) 17.2 ± (2., 9.4) 17.2 ± (2., 9.4) 2.7 ± (1.,.1) 4.6 ±4.3.8 (12.9, 3.8) 22.2 ± (33.6, 1.8) 22.2± (33.6, 1.8) 2.2 ±4.6. (11.1, 6.7) 3.3 ±4.8.8 (12.8, 6.1) 38. ± (61.1, 16.) 1.1 ± (27.3, 2.8).2 ± (16.6, 6.3).4 ± (17.1, 6.2) A Achter actueel gewicht x 1,2, gecorrigeerd gewicht x 1,2, VVM (Gallagher) x 1, en VVM (Hume) x 1, wordt de bias (±SD) weergegeven. B De limits of agreement zijn afkomstig uit BlandAltman Plots (zie bijlagen II). 23

25 3.3.1 Voldoen beide formules aan een klinisch relevant verschil? Aan tien onafhankelijke vakkundige diëtisten is gevraagd wat voor hen een klinisch relevant verschil is bij het schatten van de eiwitbehoefte. Aan de hand van de antwoorden van de diëtisten is er een klinisch relevante afwijking gekozen. Middels de afwijking kan bepaald worden of de formules daadwerkelijk betrouwbaar genoeg zijn om geïmplementeerd te kunnen worden in de praktijk. Twee diëtisten adviseerde een klinisch relevant verschil van 1%. Echter raadde de overige acht diëtisten een klinisch relevant verschil van % aan. Hierom is een klinisch relevant verschil aangehouden van %. Om het klinisch relevant verschil te kunnen berekenen was een procentuele bias nodig. De procentuele bias werd berekend in SPSS. Dit is gedaan middels de volgende berekening; ((Voorspellende formule x 1, Gemeten VVM x 1,) * Gemeten VVM x 1,) * 1. De procentuele bias is onder verdeeld in drie groepen; onderschatting, overschatting en goed geschat. De afkapwaarden die zijn aangehouden zijn: goed geschat (tussen de en %), onderschat (< %) en overschat (> %). Tabel 6: Klinisch relevant verschil voor het schatten van de eiwitbehoefte, geschat middels de Gallagher formule en de formules van Hume. Toegepast op de populaties van het VUmc en het ANAC. Vumc, populatie Mannen (n=136) BMI <18, (n=1) BMI 18, 2, (n=79) BMI 2, 3, (n=36) BMI >3. (n=6) Gallagher formule Goed Onderschat, geschat, <,%,%,% 47.8% 33.3% 49.4%.%.%.9%.% 6.3% 8.3%.% Overschat, >,% 46.3% 66.7% 44.3% 41.7%.% Hume formules Goed Onderschat, geschat, <,%,%,% 4.6% 4.% 4.6% 47.2%.% 37.% 13.3% 36.7% 47.2%.% Overschat, >,% 16.9% 46.7% 17.7%.6%.% Vrouwen (n=89) BMI <18, (n=22) BMI 18, 2, (n=38) BMI 2, 3, (n=19) BMI >3. (n=1) ANAC, populatie Mannen (n=83) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=) BMI 2, 3, (n=4) BMI >3. (n=43) 41.6% 18.2% 44.7% 7.9%.% 32.% 4.% 2.9% 12.4%.% 1.8% 1.8% 2.% 6.% 7.% 4.7% 46.1% 81.8% 39.% 26.3% 3.% 61.4% 47.% 74.4% 86.7% 1.% 92.3% 73.3% 6.% 49.4% 37.% 6.% 13.3%.% 7.7% 26.3% 4.% 4.8% 6.% 32.6%.%.%.%.%.% 4.8% 2.% 7.% Vrouwen (n=2) BMI <18, (n=) BMI 18, 2, (n=3) BMI 2, 3, (n=121) BMI >3. (n=131) 41.2% 66.7% 46.3% 3.9% 6.7%.% 9.9% 3.8% 2.1% 33.3% 43.8% 6.3% 36.9% 66.7% 39.7% 34.4% 7.1% 8.% 9.1%.3% 6.1% 33.3% 1.2% 6.3% In tabel 6 is het klinisch relevante verschil weergegeven van de eiwitbehoefte. Zowel de VUmc als de ANAC populatie is opgesplitst in mannen en vrouwen. Deze populaties zijn verder opgesplitst in BMIgroepen. Per populatie is weergegeven hoe accuraat de eiwitbehoefte werd geschat wanneer de eiwitbehoefte werd berekend met de Gallagherformule of de Humeformules. In de tabel is te zien dat de eiwitbehoefte in de VUmc populatie bij 47.8% van de mannen en 41.6% van de vrouwen goed werd geschat met de Gallagherformule. In de ANAC populatie werd bij 32.% van de mannen en 41.2% van de vrouwen de eiwitbehoefte met de Gallagherformule goed geschat. In de VUmc 24

26 populatie werd bij 4.6% van de mannen en 86.7% van de vrouwen de eiwitbehoefte met de Humeformules goed geschat. In de ANAC populatie wordt bij 49.4 % van de mannen en 36.9%% van de vrouwen de eiwitbehoefte met de Humeformules goed geschat. 4. Discussie Het hoofddoel van dit onderzoek was het vinden van een optimale methode om de eiwitbehoefte van volwassen patiënten te kunnen berekenen. In een ideale situatie zou iedere diëtist de VVM bij patiënten meten en aan de hand hiervan de eiwitbehoefte berekenen. Echter blijkt dit in de praktijk niet altijd haalbaar 8. Uit dit onderzoek komt de Gallagherformule naar voren waarmee de VVM redelijk kan worden geschat. De eiwitbehoefte kan vervolgens worden berekend door de VVM te vermenigvuldigen met 1,. gram eiwit of een hogere eiwitbehoefte. In een klinische omgeving wordt 1,2 gram eiwit per kg lichaamsgewicht gelijk gezien aan 1, gram eiwit per kg VVM 4. Bij een hogere eiwitbehoefte dan 1,2 gram per kg lichaamsgewicht zal de VVM dan ook vermenigvuldigd moeten worden met meer dan 1, gram eiwit.. Uit eerder onderzoek blijkt dat wanneer de eiwitbehoefte berekend wordt op basis van de VVM in het lichaam, de eiwitbehoefte nauwkeuriger kan worden geschat bij patiënten 7. Verder is uit het onderzoek gebleken dat wanneer er gevoed wordt middels 1, gram eiwit per kg VVM er significant (p <,) minder verlies van lichaamseiwit plaats vindt gedurende opname op de Intensive Care 7. Aanverwante domeinen van de diëtetiek komen in aanraking met het herstel van patiënten in onder andere gezondheidscentra en ziekenhuizen; zoals artsen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen. Deze domeinen hebben belang bij het herstel van patiënten. Een tijdige herkenning en behandeling van ondervoeding zorgen voor een verbetering van de voedingstoestand en functionele uitkomstparameters zoals spierkracht, kwaliteit van leven en vermindering van het aantal complicaties, opnameduur en mortaliteit 2. Een multidisciplinair behandelplan vergroot de kans op tijdige herkenning en juiste behandeling van patiënten. In dit onderzoek zijn er verschillende validaties uitgevoerd waarmee de methoden om de eiwitbehoefte te kunnen berekenen werden geanalyseerd. VDe voorkeur van de validatietesten die zijn gebruikt ging te voorkeur uitgingen uit naar de Bias, de RMSE en de limits of agreement uit de BlandAltman plots. De reden waarom hier de meeste waarde aan wordt gehecht is, omdat de bias het gemiddelde verschil weergeeft en hoe lager het gemiddelde verschil tussen de gemeten en de voorspelde VVM hoe betrouwbaarder de voorspellende formule is. In combinatie met de limits of agreement wordt de spreiding van de uitkomsten duidelijk weergegeven. Daarbij geven de uitkomsten van de limits of agreement aan tussen welke spreiding 9% van de uitkomsten valt. De RMSE heeft de voorkeur omdat het de generaliseerbaarheid weergeeft, want hoe lager de RMSE hoe beter het model de werkelijkheid simuleert. Deze drie analyses zorgen ervoor dat de resultaten betrouwbaar en generaliseerbaar zijn. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in sommige subgroepen een andere methode om de eiwitbehoefte te bereken het beter doet dan de Gallagherformule. Bijvoorbeeld de vrouwenpopulatie van het VUmc, bij de Humeformule. Echter is het doel van dit onderzoek om één methode te vinden die generaliseerbaar is zodat deze bruikbaar is voor in de beroepspraktijk. Tevens is de Gallagherformule ontwikkeld op een brede, grote en gezonde populatie in tegenstelling 2

27 tot Hume deze formules zijnie ontwikkeld is op een kleine specifieke onderzoekspopulatie. Dit zorgt ervoor dat de Gallagherformule toepasbaar is voor meerdere populaties. Nog een reden waarom er is gekozen voor de Gallagherformule, is omdat de Gallagherformule bij het schatten van de VVM en de eiwitbehoefte over het algemeen een kleine overschatting maakte op de referentiewaarde. Terwijl de Hume formule van Humes voor het voorspellen van de VVM en de eiwitbehoefte over het algemeen een lage onderschatting maakte op de referentiewaarde. Als voorkeur wordt er liever een overschatting van de eiwitbehoefte gemaakt dan een onderschatting. Door te voldoen aan de eiwitbehoefte van patiënten neemt namelijk onder meer de kans op verlies van spiermassa en het ontstaan van osteoporose af 3. Aan de hand van het klinisch relevante verschil van de diëtisten uit het VUmc is bepaald hoe goed de eiwitbehoefte op individueel niveau nou goed genoeg is. Hierbij mag de eiwitbehoefte niet meer dan % verschillen van de referentiewaarde. 4.1 Beperkingen en sterke punten Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen en sterke punten. Een sterk punt aan dit onderzoek is dat alle resultaten gevalideerd zijn op twee grote populaties. Hierbij is er bij het valideren tevens nog onderscheid gemaakt tussen subgroepen, bestaande uit geslacht, leeftijd en BMI. De grote populaties zorgden voor een brede en diepe onderzoekspopulatie waardoor de resultaten aantoonde of de methoden valide en toepasbaar zijn in de praktijk. Een ander sterk punt is dat de onderzoekspopulatie van het VUmc voornamelijk bestaat uit oudere (7 ±14) patiënten met een gemiddeld gewone BMI (23. ±4.6). Daarnaast bestond de onderzoekspopulatie van het ANAC voornamelijk uit jonge (41 ±12) relatief gezonde obesen met een hoge BMI (31.2 ±4.3). Dit maakt dat de totale onderzoekspopulatie heterogeen is waardoor de resultaten generaliseerbaar zijn voor meerdere populatiesin de beroepspraktijk. Een van de beperkingen is dat er bij de populatie van het VUmc de lengte en het gewicht van patiënten deels zijn nagevraagd in plaats van gemeten. Bij 8% van de populatie is de lengte gevraagd, bij 7% is dit niet genoteerd of het gevraagd of gemeten is en bij 13% is de lengte daadwerkelijk gemeten. Voor het gewicht geldt dat erbij 44% gevraagd is om het gewicht, bij 3% is niet genoteerd of het gewicht gevraagd of gemeten is, bij 4% is het gewicht overgenomen uit de status van de patiënt en bij 49% geldt dat het gewicht daadwerkelijk is gemeten. Dit heeft invloed op alle vier de methoden waarbij de eiwitbehoefte wordt berekend met variabelen lente en gewicht. Wanneer deze variabelen niet correct zijn, is de kans groter dat er meer verschil zit tussen gemeten en voorspelde VVM. De kans bestaat dat er in dit onderzoek gewerkt is met gegevens die niet helemaal correct zijn. Wanneer deze gegevens wel daadwerkelijk gemeten en correct zouden zijn, zouden zouden de resultaten van alle vier de methoden nog betrouwbaarder zijn. Dit zou de verschillen tussen de gemeten en de voorspelde VVM alleen maar kleiner kunnen zijnmaken. Dit betekent dat de voorspelde VVM indien ingevuld met gemeten variabelen betrouwbaarder zou zijn.worden. Een andere beperking van dit onderzoek zou kunnen zijn dat de lichaamssamenstelling in beide populaties op verschillende manieren zijn gemeten. Echter is het opmerkelijk dat de formules het in beide populaties goed doen ondanks dat de VVM in de populaties verschillend is gemeten. In de populatie van het ANAC is de lichaamssamenstelling gemeten middels de BODPOD. In de populatie van het VUmc is de lichaamssamenstelling van patiënten gemeten middels: bio elektrisch impedantie 26

28 spectroscopie (1%), Bodystat (77%), Bodysqout (1%) en bij een aantal patiënten stond de apparatuur niet genoteerd (3%).. Conclusie Het nauwkeurig schatten van de eiwitbehoefte is zeer belangrijk voor het herstel en lichaamseiwit behoud van patiënten 1,3. Wanneer de eiwitbehoefte nauwkeuriger wordt geschat zorgt dit bij de patiënt voor significant minder lichaamseiwitverlies 7. Het schatten van de eiwitbehoefte aan de hand van VVM geeft een nauwkeurige weergave van de daadwerkelijke werkelijke eiwitbehoefte van patiënten 7. In een ideale situatie zou iedere diëtist dan ook de VVM bij patiënten meten en met behulp hiervan de eiwitbehoefte berekenen. Echter blijkt dit in de praktijk niet altijd haalbaar. Uit dit onderzoek komt de Gallagherformule naar voren waarmee de VVM redelijk nauwkeurig kan worden berekend. Deze voorspelde VVM kan worden vermenigvuldigd met 1, gram eiwit. In een klinische omgeving wordt 1,2 gram eiwit per kg lichaamsgewicht gelijk gezien aan 1, gram eiwit per kg VVM 4. Indien de patiënt een hogere eiwitbehoefte heeft dan 1, gram eiwit per kg VVM, kan deze worden verhoogd naar de aanbevolen hoeveelheid eiwit. De Gallagherformule biedt een goed alternatief, wanneer de diëtist niet de mogelijkheid heeft om de lichaamssamenstelling te meten. 27

29 In de ideale situatie zou iedere diëtist de VVM bij patiënten meten en aan de hand hiervan de eiwitbehoefte berekenen. Wanneer dit niet haalbaar is, is de Gallagher formule een goed alternatief waarmee de VVM nauwkeurig kan worden berekend. Deze voorspelde VVM kan worden vermenigvuldigd met 1, gram eiwit. Er zou meer aandacht moeten komen voor het belang van het meten van de VVM, tenslotte geldt er er meten is weten. Hierbij is het belangrijk dat er een verband wordt gelegd tussen het meten van de VVM en de eiwitbehoefte. Naar aanleiding van dit onderzoek zouden diëtisten zich bewuster kunnen worden van het belang van het meten van de lichaamssamenstelling, om hiermee de eiwitbehoefte te kunnen berekenen. Wanneer de VVM niet kan worden gemeten is de Gallagher formule een goed alternatiefe optie. Om deze methode door te kunnen voeren in de beroepspraktijk zijn er verschillende stappen nodig. Allereerst is het belangrijk dat de formule voor iedereen beschikbaar wordt gemaakt en deze gemakkelijk online terug te vinden is. De ideale website hiervoor is die van het zakboek diëtetiek 11. Ten tweede is de Gallagher formule niet gebruiksvriendelijk genoeg, maar wanneer de formule zo op de website geplaatst wordt dat de diëtist alleen de drie variabelen van lengte (m), gewicht (kg) en de leeftijd (jr) in hoeft te vullen zal de formule gebruiksvriendelijker worden. Wanneer diëtisten beschikken over een elektronisch patiëntendossier kunnen de diëtisten de Gallagher formule hierin inbouwen. Hierdoor kan de eiwitbehoefte gemakkelijk in het behandelplan van de diëtist worden meegenomen. Om de Gallagher formule onder de aandacht te brengen zal na afloop van deze scriptie een concept wetenschappelijk artikel worden geschreven in samenwerking met de praktijkbegeleiders. Hierin zal de achtergrondinformatie en een duidelijke ondersteuning van het gebruik van de formule staan vermeld. Waarschijnlijk zal dit wetenschappelijk concept artikel gepubliceerd worden. Onderstaand de formules Het schatten van de eiwitbehoefte voor vrouwen: Gewicht x,3,79 x Gewicht x Leeftijd + 8,48 x Lengte² x 1, gram eiwit Het schatten van de eiwitbehoefte voor mannen: Gewicht x,19,129 x Gewicht x Leeftijd + 8,9 x Lengte 2 x 1, gram eiwit Om consensus te creëren binnen de diëtetiek over de optimale methode om de eiwitbehoefte van volwassen patiënten te berekenen is er vervolgonderzoek nodig. Dit onderzoek zou meer inzicht moeten creëren over de eiwitbehoefte wanneer deze berekend wordt met de VVM. 28

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Nestlé Prijs voor Diëtetiek

Nestlé Prijs voor Diëtetiek Nestlé Prijs voor Diëtetiek 2015 2016 Niets uit deze brochure mag worden vermenigvuldigd, mits met nadrukkelijke toestemming van de auteur(s). 2 Inhoudsopgave Pagina Voorwoord 4 Samenstelling van de jury

Nadere informatie

Hoe berekenen we de eiwitbehoefte bij ondergewicht en overgewicht?

Hoe berekenen we de eiwitbehoefte bij ondergewicht en overgewicht? WETENSCHAPPELIJK ARTIKEL Hoe berekenen we de eiwitbehoefte bij ondergewicht en overgewicht? Geeft de formule van Gallagher een betere schatting? Larissa Velzeboer BSc 1,2, Madelein Huijboom BSc 1,2, Peter

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

VUmc Basispresentatie

VUmc Basispresentatie Sarcopenie Sarcopenie en ondervoeding Vorm van ondervoeding Gekarakteriseerd door verlies van spiermassa en spierkracht Risico op verminderd fysiek functioneren en een verminderde kwaliteit van leven Marian

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016 70 kg Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016 Voedingstoestand Daling van het gewicht (BMI) en ALSFRS-R gerelateerd, wijst

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Spier en voedingstoestand

Spier en voedingstoestand Spier en voedingstoestand - Het belang van spiermassa bij de behandeling van ondervoeding - De processen in het lichaam van een ondervoede patiënt en de mogelijke voedingsinterventies. - Oorzaak Gevolg

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

3. Gebruik die formule om het rekenvoorbeeld in de tekst van het artikel na te rekenen.

3. Gebruik die formule om het rekenvoorbeeld in de tekst van het artikel na te rekenen. Werkstuk door een scholier 2178 woorden 17 juni 2008 6,3 23 keer beoordeeld Vak Wiskunde 5. Uitwerkingen van het verslag 2.1 Inleidende opdrachten 1. Welke gewichtsklassen onderscheidt de WHO? Ze onderscheiden

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde Statistiek

Praktische opdracht Wiskunde Statistiek Praktische opdracht Wiskunde Statistiek Praktische-opdracht door R. 3948 woorden 5 december 2016 2,8 3 keer beoordeeld Vak Wiskunde Scoreformulier: Statistisch onderzoek havo 4 wiskunde A Namen groepsleden:

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Maureen van Hurck Studentnummer: 500639753 Projectnummer: 2015103 Afstudeer periode: september 2014 - januari 2015 Publicatiedatum: januari 2015

Maureen van Hurck Studentnummer: 500639753 Projectnummer: 2015103 Afstudeer periode: september 2014 - januari 2015 Publicatiedatum: januari 2015 Welke formules zijn het meest valide bij het schatten van energieverbruik in rust bij ouderen (55+) met obesitas in vergelijking met het resultaat van de indirecte calorimeter? Auteur: Maureen van Hurck

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers

Nadere informatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Onderzoek met het Virtuele Lab Social Cognition in Psychologically Healthy Adults Research with the Virtual Laboratory Anja I. Rebber Studentnummer: 838902147

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel Behandeleffecten in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel Treatment effects in Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel S. Daamen-Raes Eerste begeleider: Dr. W. Waterink Tweede begeleider:

Nadere informatie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of

Nadere informatie

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen REACTIEVE AGRESSIE Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve Agressie Pien S. Martens Open Universiteit Heerlen Naam student: Pien Sophie Martens Studentnummer: 850945172

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en Effecten van een op MBSR gebaseerde training van hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en compassionele tevredenheid. Een pilot Effects of a MBSR based training program of hospice caregivers

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Renal function? Landelijke standaardisatie nierfunctiemeting is nodig

Renal function? Landelijke standaardisatie nierfunctiemeting is nodig Renal function? Landelijke standaardisatie nierfunctiemeting is nodig Renal function = glomerular filtration rate (GFR) = volume of plasmawater that is filtrated per unit of time Prof.dr Jack F.M. Wetzels

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Quality of Life and Depressive Symptoms of People with Multiple Sclerosis:

Nadere informatie

DIAGNOSTIEK LICHAAMSSAMENSTELLING; EEN PRAKTISCHE NASCHOLING OVER BIO-ELEKTRISCHE IMPEDANTIE

DIAGNOSTIEK LICHAAMSSAMENSTELLING; EEN PRAKTISCHE NASCHOLING OVER BIO-ELEKTRISCHE IMPEDANTIE DIAGNOSTIEK LICHAAMSSAMENSTELLING; EEN PRAKTISCHE NASCHOLING OVER BIO-ELEKTRISCHE IMPEDANTIE Beste collega, Het gebruik van de bio-elektrische impedantiemeter in de diëtististische praktijk is in opkomst.

Nadere informatie

Samenvatting Go4it - de effectiviteit van een poliklinische multidisciplinaire groepsbehandeling voor obese adolescenten

Samenvatting Go4it - de effectiviteit van een poliklinische multidisciplinaire groepsbehandeling voor obese adolescenten Go4it - de effectiviteit van een poliklinische multidisciplinaire groepsbehandeling voor obese adolescenten Overgewicht en obesitas onder Nederlandse kinderen en adolescenten zijn een toenemend volksgezondheidsprobleem.

Nadere informatie

12-10-2012. Voedingszorg rondom de COPD-patiënt. 2. In welke gold klasse valt mevrouw?

12-10-2012. Voedingszorg rondom de COPD-patiënt. 2. In welke gold klasse valt mevrouw? Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Landelijk Diëtisten Netwerk COPD (LDN COPD) Gonnie Geraerts Heleen Froon Paula van Melick Anke Kalisvaart 1. Welke gegevens vraag je na en welke antropometrie voer je

Nadere informatie

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Voedingszorg rondom de COPD-patiënt Landelijk Diëtisten Netwerk COPD (LDN COPD) Gonnie Geraerts Heleen Froon Paula van Melick Anke Kalisvaart 1. Welke gegevens vraag je na en welke antropometrie voer je

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE VALIDITEIT VAN DE QUADSCAN IN VERGELIJKING MET DE BOD POD.

ONDERZOEK NAAR DE VALIDITEIT VAN DE QUADSCAN IN VERGELIJKING MET DE BOD POD. ONDERZOEK NAAR DE VALIDITEIT VAN DE QUADSCAN IN VERGELIJKING MET DE BOD POD. Hoe valide is de Quadscan bij metingen op één moment en bij het meten van veranderingen in de lichaamssamenstelling in vergelijking

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1 De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Contingente Zelfwaardering en Depressieve Klachten. Tammasine Netteb Open

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling? Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling? Which Factors are associated with Quality of Life after Cancer Treatment? Mieke de Klein Naam student: A.M.C.H. de Klein Studentnummer:

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B 1 havo 2009 - I

Eindexamen wiskunde B 1 havo 2009 - I Vetpercentage Al heel lang onderzoekt men het verband tussen enerzijds het gewicht en de lengte van volwassen mensen en anderzijds hun gezondheid. Hierbij gebruikt men vaak de Body Mass Index (BMI). De

Nadere informatie

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken 1 Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken Smoking Cessation in Cardiac Patients Esther Kers-Cappon Begeleiding door:

Nadere informatie

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

Lichaamssamenstelling van Intensive Care patiënten. Willem Looijaard

Lichaamssamenstelling van Intensive Care patiënten. Willem Looijaard Lichaamssamenstelling van Intensive Care patiënten Willem Looijaard Disclosures Baxter Fresenius-Kabi 2 Dhr. X. Datum Spier 13 / 03 156,7 cm 2 21 / 03 154,2 cm 2 31 / 03 146,8 cm 2 05 / 04 136,3 cm 2 20

Nadere informatie

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: is er een relatie met een verkorte versie van de NVP-J? Personality Characteristics and Cyberbullying among youngsters of 11

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen The Effectiveness of Internet-based Cognitive-Behavioural

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Differences in Personality Traits and Personality Structure between Groups of Eating Disorder

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een Vergelijking met Rusten in Liggende Positie The Effectiveness of a Mindfulness-based Body Scan: a Comparison with Quiet Rest in the Supine

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten The relationship between depression symptoms, anxiety symptoms,

Nadere informatie

29-6-2011. Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2. Ondergewicht = Westerse landen: 2-15% Asian enigma

29-6-2011. Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2. Ondergewicht = Westerse landen: 2-15% Asian enigma Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni 2011 2 29 juni 2011 1 Ondergewicht = A. Een gewicht of BMI onder een bepaalde grenswaarde Gewicht naar lengte, per geslacht Gewicht naar

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1. Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden

Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1. Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1 Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden en Sekse Self- and Other-Referenced anxiety: The Influence

Nadere informatie

Effecten van een Mindfulness-Based Stressreductie Training. op Existentiële Voldoening. Effects of a Mindfulness-Based Stress Reduction Program

Effecten van een Mindfulness-Based Stressreductie Training. op Existentiële Voldoening. Effects of a Mindfulness-Based Stress Reduction Program Effecten van een Mindfulness-Based Stressreductie Training op Existentiële Voldoening Effects of a Mindfulness-Based Stress Reduction Program on Existential Fulfillment Y. Ducaneaux-Teeuwen Eerste begeleider:

Nadere informatie

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere vrouwen: Onderzoek naar de relatie tussen angst, depressieve

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie