HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap 5.1 Inleiding Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. Het onderhavige bestemmingsplan betreft de wijziging van de bestemming agrarisch gebied naar de bestemming natuur. Hiervoor wordt grondverzet gepleegd en er zal een wandelpad worden aangelegd. Er is hier geen sprake van milieubelastende activiteiten. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht. 5.2 Bodem Algemeen Door het industriële verleden van Breda, kan er plaatselijk bodemverontreiniging aanwezig zijn. De gemeente Breda inventariseert zelf (mogelijk) verontreinigde locaties en combineert deze informatie met de vele bodemonderzoeken die worden uitgevoerd bij bouw, aan/verkoop en grondverzet. Al deze informatie is beschikbaar in bodeminformatiesystemen en wordt gebruikt bij beoordeling en advisering. Op de site van Breda is deze informatie op te vragen. Regelgeving De tijd dat bodemverontreiniging geheel moet worden weggenomen is voorbij. Begin 2009 heeft de gemeente Breda haar eigen bodembeleid vastgesteld met de nota De Bredase grondslag. Hierin wordt de landelijke beleidslijn van functioneel saneren verder ingevuld. De aanpak wordt afgestemd op de functie. De belangrijkste criteria voor de keuze van saneringsmaatregelen zijn de risico s voor gezondheid of milieu die de verontreiniging kan vormen. Vroeg in het traject Om kansen te benutten en problemen te voorkomen is het van belang dat er bij nieuwe ontwikkelingen tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. Ten tijde van het bestemmingsplan is het daarom aan te bevelen bodemonderzoek uit te voeren zodat in het inrichtingsplan al rekening gehouden kan worden met de bodemkwaliteit en er eventueel grond herschikt kan worden op locatie. Eventuele bodemverontreinigingen die een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling zijn zo tijdig bekend zodat er rekening mee gehouden kan worden. Onderzoek Een bodemonderzoek dient uitgevoerd te worden conform de NEN5740 en dient gebaseerd te zijn op een grondig historisch onderzoek conform de NEN5725. De gemeente Breda toetst de uitkomsten van een bodemonderzoek aan de Wet bodembescherming, landelijke circulaires en het Bredase bodembeleid. Zo wordt bepaald of de kwaliteit van de bodem voldoet en of er maatregelen als beheer of sanering nodig zijn. De uiteindelijke bodemkwaliteit moet steeds voldoen aan de functie. Toepassing van grond De natuurlijke kwaliteit van de bodem kan per gebied variëren. De gemeente Breda heeft een bodemkwaliteits- en functiekaart vastgesteld, die bepalen welke kwaliteit grond in welk gebied mag worden toegepast. De kaarten en regels zijn te vinden op de site van Breda. Bij de uitvoering van werkzaamheden dient een gesloten grondbalans nagestreefd te worden. De inzet van hergebruiksgrond wordt zoveel mogelijk bevorderd. Ook hierbij is tijdige kennis van de lokale bodemkwaliteit essentieel. Het toepassen of tijdelijk opslaan van grond moet gemeld worden via het meldpunt bodemkwaliteit op internet. Het internetadres is De melding wordt via dit centrale meldpunt direct doorgestuurd naar het bevoegd gezag; de gemeente Breda. De gemeente Breda beoordeelt de melding op juistheid en volledigheid en stuurt een ontvangstbevestiging naar de melder. De controle in het veld vindt ook plaats door de gemeente

2 Breda. In principe geldt deze meldplicht altijd als grond wordt hergebruikt of grond tijdelijk wordt opgeslagen. Algemene lokale bodemkwaliteit De bodemkwaliteit in het bestemmingsplangebied vormt over het algemeen geen belemmering voor toekomstige ontwikkelingen. Op de bodemkwaliteitskaart die voor Breda is opgesteld is dit gebied opgenomen in de zone waar de gemiddelde kwaliteit voldoet aan de achtergrondwaarde. Dit wil zeggen dat de bodem schoon is. Plaatselijk kunnen ten gevolge van (bedrijfs-)activiteiten in het verleden verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Bij nieuwe ontwikkelingen zal per geval onderzocht worden of er een bodemverontreiniging aanwezig is. Indien een verontreiniging aanwezig is, zal per geval bekeken worden hoe hiermee moet worden omgegaan. 5.3 Water Huidige situatie Op onderstaande kaart zijn de waterlopen in en rond het plangebied weergegeven. De waterlopen wateren allemaal af op de Gilzewouwerbeek die naar het noordwesten stroomt om bij de Bavelse berg in de Molenleij te stromen. Figuur 16: waterlopen in en om het plangebied Het gebied is behalve het bosje van Staatsbosbeheer (rode stip) geheel in landbouwkundig gebruik. Het terrein is in zijn geheel onbebouwd. Beleid Het overheidsbeleid is er op gericht om het watersysteem op orde te brengen en vervolgens op orde te houden. Dit betekent dat er zo min mogelijk wateroverlast ontstaat en dat de waterkwaliteit voldoende is. Het perceel van Staatsbosbeheer is op de Keurkaart Beschermde gebieden van het waterschap opgenomen als Volledig beschermd gebied. Dit zijn gebieden waarin een strikte waterhuishoudkundige bescherming wordt nagestreefd. Deze bescherming is vastgelegd in het Provinciaal Waterplan (PWP) voor gebieden met de functie Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied grenst aan de Ecologische verbindingszone (EVZ) boomkikker. Dit betreft een natte EVZ tussen Molenschotse Heide en de Chaamse Bossen ten behoeve van de boomkikker. De boomkikker heeft nu zijn leefgebied in de Molenschotse Heide. Middels de EVZ kan het leefgebied van de boomkikker worden uitgebreid. Het realiseren van de EVZ is een gezamenlijke opgave voor gemeente en het waterschap.

3 Voor het wijzigen/graven of dempen van oppervlaktewater is een watervergunning vereist. Langs de categorie A waterlopen moet een onderhoudsstrook vrijgehouden worden. Invloed bestemmingsplan Met dit bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om het bestaande landbouwgebied om te zetten naar natuur. Hiermee krijgt de beek weer ruimte om te meanderen en krijgt deze een natuurlijker profiel. Al met al zal dit zowel kwalitatief als kwantitatief tot een verbetering leiden. Binnen het natuurgebied zal geen gebruik van mest- en bestrijdingsmiddelen plaats vinden zodat de belasting met deze stoffen van de beek zal afnemen. Daarnaast hebben natuurlijke oevers een zuiverende werking. Al met al zal de waterkwaliteit verbeteren. Ook zal de beek een geschikter biotoop vormen voor de planten en dieren die in deze beek thuis horen. Doordat de beek meer ruimte krijgt om water te bergen kan de overlast bovenstrooms en/of benedenstrooms worden verminderd. Het gebied zal voor zover mogelijk geschikt gemaakt worden voor de boomkikker. Hiermee wordt invulling gegeven aan de taak om de EVZ boomkikker te realiseren. Conclusie De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft een positieve invloed op het watersysteem en de waterkwaliteit. 5.4 Ecologie Beleid Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, met uitzondering van het bosje. De rest van het gebied is wel aangewezen als groenblauwe mantel. In het kort komt het erop neer dat ontwikkelingen wel mogelijk zijn in dit gebied mits het een meerwaarde heeft voor natuur en landschap. Figuur 17: kaart Natuur en Landschap Verordening ruimte Noord-Brabant

4 Het bosje heeft volgens het Natuurbeheerplan van de provincie de ambitie van een vochtig bos met productie (N16.02). Door de ontwikkeling krijgt dit bosje hogere natuurwaarden. Vooral de rand van het bosje wordt namelijk structuurrijker. Figuur 18: kaart Natuurbeheerplan provincie Noord Branbant Flora- en faunawet Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Eén van de uitvloeisels van deze regelgeving is dat de effecten van nieuwe plannen op de planten- en diersoorten die in een gebied aanwezig zijn beoordeeld dienen te worden. Indien de nieuwe ontwikkelingen een negatieve invloed heeft op de aanwezige soorten dient ontheffing aangevraagd te worden. Of deze ontheffing verleend wordt, is afhankelijk van de bijzonderheid van de soorten en het al dan niet nemen van compenserende maatregelen. Hieronder wordt per categorie (beschermde soorten) de verwachtingen weergegeven: Planten Er worden in het plangebied geen beschermde plantensoorten verwacht. Dit vanwege het ontbreken van een geschikt leefgebied vanwege het intensieve agrarische gebruik. Grondgebonden zoogdieren en marterachtigen In het plangebied zullen zeer waarschijnlijk alleen algemeen voorkomende beschermde soorten voorkomen. Het plangebied ligt namelijk buiten het verspreidingsgebied van strikter beschermde soorten zoals veldspitsmuis, grote bosmuis en eikelmuis. De Noordse woelmuis komt in een aantal (rest) populaties voor in zéér natte kruidenrijke vegetaties in de Biesbosch en Zuid-Hollandse eilanden. Waterspitmuis is gebonden aan schone niet te voedselrijke wateren met ruig begroeide oevers. Waarnemingen in de omgeving van het plangebied zijn niet bekend. Op basis van de

5 aanwezige ecotopen en de geografische ligging van het plangebied kan het voorkomen van strikter beschermde grondgebonden zoogdieren in het plangebied dan ook worden uitgesloten. Das, steenmarter en boommarter komen niet in deze regio voor, zodat de aanwezigheid van deze soorten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Vleermuizen Op de locatie zijn geen gebouwen of bomen aanwezig die huisvestiging voor vleermuizen kunnen bieden. Het gebied zal echter wel gebruikt worden als foerageergebied. Echter is er voldoende foerageergebied in de omgeving van het plangebied en zal het plangebied na inrichting kwalitatief veel beter worden als foerageergebied. Er vindt dan ook geen wezenlijke verstoring plaats. Vogels Op de locatie zijn geen gebouwen of bomen aanwezig die huisvestiging voor vogels kunnen bieden. Er zullen echter wel vogels broeden op het grasland/akker. Bij de grondwerkzaamheden moet dan ook rekening worden gehouden met het broedseizoen. Vissen In de beek zijn in het verleden kleine modderkruipers en bermpjes en riviergrondels waargenomen. Bij het aanpassen van het profiel van de Gilzerwouwerbeek moet gewerkt worden volgens het protocol van het waterschap. Hierdoor is een ontheffing voor deze soorten niet noodzakelijk. Amfibieën en reptielen In het plangebied en de nabije omgeving ontbreekt open stilstaand water, zodat de aanwezigheid strikter beschermde amfibieën redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Het plangebied bevindt zich buiten het verspreidingsgebied van strikter beschermde reptielen en is met zekerheid géén geschikte leefomgeving van reptielen zodat het voorkomen deze soortgroep eveneens kan worden uitgesloten. Overige beschermde soorten Van de overige beschermde ongewervelde, waaronder vlinders en libellen ontbreekt geschikte habitat. Specifieke waardplanten ontbreken in het plangebied. Conclusie: Indien gewerkt wordt met het protocol van het waterschap en er buiten het broedseizoen wordt gewerkt is er geen ontheffing noodzakelijk met betrekking tot de Flora- en faunawet. 5.5 Duurzaamheid Voor duurzaamheid wordt de volgende definitie gebruikt: Duurzaamheid heeft betrekking op de wereld als geheel en op de langere termijn. Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Duurzaamheid gaat over de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht, zowel nu als in de toekomst. De oppervlakte van de aarde is eindig; grondstoffen kunnen op raken; en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en onze natuurlijke omgeving kent haar grenzen. People Planet Profit (ook wel: de drie P's) is een term die vaak wordt gebruikt binnen duurzaamheid. Het staat voor de drie elementen, people (mensen), planet (planeet/milieu) en profit (opbrengst/winst), die in een harmonieuze wijze gecombineerd dienen te worden. Wanneer de combinatie niet harmonieus is zullen de andere elementen hieronder lijden. Wanneer bijvoorbeeld winst te veel prioriteit krijgt, dan zullen mens en milieu hiervan de dupe worden, bijvoorbeeld door slechte woonomstandigheden of vernietiging van de natuur. Andersom ziet de term ook het winstkenmerk als essentieel onderdeel van ontwikkeling dat niet verwaarloosd dient te worden. In het onderhavige plan worden landbouwgronden ontwikkeld tot natuurgebied, waarbij tevens wandelpaden worden aangelegd zodat men hier kan verblijven. De ontwikkeling van de Gilzewouwerbeek mag worden aangemerkt als een duurzame ontwikkeling.

6 5.6 Overig Overige milieu-aspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en de vliegfunnel die over het plangebied ligt, zijn niet van toepassing. De ontwikkeling in het bestemmingsplan houdt namelijk uitsluitend de ontwikkeling van natuur in en op basis van het bestemmingsplan mag niet worden gebouwd.