Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar Wijziging van de Wegenverkeerswet (invoering ademanalyse) IMr. 9 MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 17 november 1986 Inleiding Met belangstelling namen wij kennis van het voorlopig verslag dat de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat over het wetsvoorstel heeft uitgebracht. De leden van alle aan het woord zijnde fracties onderschreven de wenselijkheid van de voorgestelde invoering van ademanalyse ter verbetering van de bestrijding van het rijden onder invloed van alcohol. Vanuit de commissie is tevens de bereidheid getoond aan een snelle behandeling van het wetsvoorstel mee te werken ten einde een spoedige invoering van de wet mogelijk te maken. Voor deze bereidheid en de voortvarendheid die de commissie in dit verband heeft betracht, zijn wij zeer erkentelijk. Hoewel ook wij doordrongen zijn van het belang van een spoedige invoering van de ademanalyse, is het tot onze spijt niet mogelijk gebleken de memorie van antwoord op korte termijn uit te brengen. De redenen daarvoor zijn uiteengezet in de brief van 25 juni 1986 van de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Tijdens mondeling overleg met de commissie op 23 september 1986 heeft de eerste ondergetekende nader inzicht verschaft in de stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel en toegezegd dat de memorie van antwoord eind oktober aan de Kamer zou worden aangeboden. De hierbij intussen nog ontstane vertraging betreuren wij ten zeerste. Wij vertrouwen er op dat de verschillende leden in deze memorie een afdoend antwoord zullen aantreffen op hun vragen en opmerkingen, en ook overigens voldoende duidelijkheid zullen verkrijgen omtrent de wijze waarop wij aan de voorgestelde invoering van de ademanalyse denken vorm te geven. De leden behorend tot de P.v.d.A. fractie, onderstreepten met een goed gekozen citaat, dat het rijden onder invloed een maatschappelijk probleem vormt van de eerste orde. Andere leden gaven verderop van een zelfde opvatting blijk. Met deze leden zijn wij van mening dat dit probleem om een krachtige aanpak vraagt. Het is dan ook niet voor niets dat politie en justitie reeds jarenlang grote inspanningen leveren om het rijden onder invloed te bestrijden. Hierbij bestaat thans behoefte aan een nieuw hulpmiddel voor de invoering waarvan het wetsvoorstel de weg vrijmaakt. Tegelijkertijd dient te worden beseft dat het onderhavige probleem deel uitmaakt van een groter probleemcomplex, namelijk dat in Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 1

2 onze samenleving onvoldoende matiging wordt betracht met het gebruik van alcohol in het algemeen. Zolang bij de aanpak van dit grotere probleemcomplex geen wezenlijke vooruitgang is geboekt, mag van de inspanningen van politie en justitie op een deelterrein - hoe belangrijk en noodzakelijk op zich zelf ook - slechts beperkt resultaat worden verwacht. Het beleid van het kabinet is er dan ook op gericht om zowel het gebruik van alcohol als zodanig binnen de perken te houden als ook de uitwassen daarvan op deelgebieden terug te dringen. Over de mogelijkheden om tot een dergelijk samenhangend alcoholmatigingsbeleid te komen zal de Kamer in de naar wij verwachten rond de jaarwisseling uit te brengen definitieve nota «Alcohol en Samenleving» nader worden ingelicht. De leden van de P.v.d.A. fractie meenden, dat de voorgestelde invoering van de ademanalyse een logische volgende stap vormt, nadat in 1974 de verplichte bloedproef werd ingevoerd. Deze leden zijn er, naar wij aannemen, van op de hoogte waarom deze stap geruime tijd op zich heeft laten wachten. Gedurende het merendeel van de verstreken periode was immers niet voldaan aan de voorwaarde, genoemd in de in 1972 door de Tweede Kamer aanvaarde motie-van Thijn c.s., dat betrouwbare methodes van ademanalyse beschikbaar dienden te zijn gekomen. Over de stand van zaken daaromtrent hebben onze toenmalige ambtsvoorgangers de Kamer onder meer ingelicht bij de mondelinge beantwoording van vragen van de leden Cornelissen en Van den Broek op 8 juni 1978 (Handelingen II, , blz ). Zodra evenwel aan de genoemde voorwaarde leek te kunnen worden voldaan, is van de zijde van de regering al het nodige verricht om te bevorderen dat een voorstel ter zake aan de Tweede Kamer zou kunnen worden voorgelegd. Het gaat ons dan ook bepaald te ver om in dit verband van verloren tijd te spreken. Daarmee wordt immers tekort gedaan, niet alleen aan de toenemende inspanningen die onder meer door politie en justitie op grond van de bestaande wetgeving zijn geleverd bij de bestrijding van het rijden onder invloed, maar ook aan de omstandigheid dat de voorbije periode is gebruikt voor het ontwikkelen van meer betrouwbare methodes van ademanalyse en voor het gereedmaken van voorstellen om tot praktische toepassing daarvan te komen. De leden behorende tot de C.D.A. fractie maakten duidelijk, dat zij de invoering van de ademanalyse als zodanig niet ter discussie zouden stellen. Naast andere maatregelen - zeker ook op het gebied van preventie - om het rijden onder invloed van alcohol effectief te bestrijden, achtten zij een adequaat bewijsmiddel nodig ter vaststelling van de hoeveelheid gebruikte alcohol. Nu de bloedproef kennelijk reeds enige jaren aan effectiviteit heeft ingeboet, meenden deze leden dat aan invoering van ademanalyse niet meer is te ontkomen. Zij wezen hierbij ook op de ervaringen in andere landen. Voor wat betreft de mededeling in de memorie van toelichting dat per 1 mei 1983 ademanalyse als bewijsmiddel ook in Engeland is ingevoerd, merken wij op dat de aldaar geldende wet, de Transport Act 1981, van kracht is in Engeland, Schotland en Wales. In Noord-lerland geldt reeds geruime tijd een afwijkende regeling. De leden van de CD.A-fractie betreurden het dat het wetsvoorstel pas in het najaar van 1985 was ingediend. Aan een kort overzicht van de voorgeschiedenis van het wetsvoorstel verbonden zij onder meer de vraag of - achteraf bezien - een snellere werkwijze mogelijk zou zijn geweest. Naar aanleiding hiervan willen wij vooreerst verwijzen naar onze reactie op de opmerkingen van de P.v.d.A.-fractie. In aansluiting daarop merken wij het volgende op. Zoals bekend heeft de Permanente Contactgroep voor de Verkeersveiligheid een studie verricht naar een samenhangend pakket van beleidsmaatregelen gericht op het tegengaan van het rijden onder invloed. Het desbetreffende rapport «Alcohol en verkeer» is op 6 juli 1982 aangeboden aan de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat als coördinerend Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 2

3 bewindsman voor de verkeersveiligheid. Dit rapport bevatte onder meer de conclusie, dat de invoering van ademanalyse als bewijsmiddel verantwoord kon worden geacht en zeker zou bijdragen aan een effectievere bestrijding van het rijden onder invloed. Uit het rapport bleek echter tevens dat nog veel studie en onderzoek nodig zouden zijn alvorens een wetsvoorstel ter zake zou kunnen worden ingediend. Op verzoek van de coördinerend bewindsman voor de verkeersveiligheid heeft de Centrale Commissie voor de Verkeersveiligheid zich vervolgens een oordeel gevormd over de inhoud van het rapport en de wijze waarop hieraan uitvoering kon worden gegeven. Naar aanleiding hiervan is in de zomer van 1983 een drietal interdepartementale werkgroepen ingesteld. Een van deze werkgroepen, mede bestaande uit deskundigen van buiten, kreeg de taak de praktische invoering van de ademanalyse als bewijsmiddel voor te bereiden. Inmiddels had de tweede ondergetekende, in het bijzonder over die onderdelen van het rapport die betrekking hadden op mogelijke wijzigingen in de sfeer van het strafrecht en de strafvordering, advies ingewonnen bij de Verkeerscommissie Openbaar Ministerie en de Centrale Politie Verkeerscommissie. Deze adviezen zijn vervolgens, na consultatie van de hoofdofficieren van justitie, besproken in de vergadering van de procureurs-generaal. Mede in het licht daarvan heeft de tweede ondergetekende zijn standpunt over het rapport begin 1984 doen toekomen aan de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Deze heeft ten slotte bij brief van 14 augustus 1984 het standpunt van het kabinet kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer en daarbij medegedeeld, dat er naar werd gestreefd een wetsvoorstel strekkende tot invoering van de ademanalyse omstreeks de zomer van 1985 bij de Kamer aanhangig te maken (Kamerstukken II, , 18497, nr. 1). Zoals uit het vorenstaande blijkt, is de vaststelling van het kabinetsstandpunt over het rapport «Alcohol en verkeer» het resultaat geweest van een intensieve samenwerking tussen onze beide departementen, waarbij voor wat betreft het onderdeel ontmoedigingsbeleid ook het departement van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur was betrokken. Hoewel bij de formulering van het kabinetsstandpunt in de slotfase wellicht enige versnelling denkbaar zou zijn geweest, willen wij er op wijzen dat de voorbereiding van het wetsvoorstel daaronder niet heeft geleden. Sinds september 1983 is in de eerder bedoelde werkgroep immers, met inzet van alle beschikbare deskundigheid en met gebruikmaking van ervaringen uit het buitenland, hard gewerkt aan de praktische uitwerking van de ademanalyse. De voorlopige resultaten van deze werkgroep, waarvan de eerste conclusies in juli 1984 beschikbaar kwamen, hebben ten grondslag gelegen aan het wetsvoorstel. De vraag of het bij de voorbereiding van het wetsvoorstel verschil maakte of de eerste ondertekenaar coördinerend bewindspersoon dan wel projectbewindspersoon was, beantwoorden wij ontkennend. Daargelaten welke consequenties deze aanduidingen overigens mochten hebben, menen wij dat in dit geval, gelet op de aard van het onderwerp en de daarbij betrokken belangen, al het mogelijke is gedaan om de spoedige indiening van een wetsvoorstel te bevorderen. De leden van de C.D.A.-fractie vroegen voorts om een reactie op de gang van zaken nadat het kabinet had toegezegd omstreeks de zomer van 1985 een wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig te zullen maken. Wij mogen in dit verband in herinnering roepen, dat tijdens de uitgebreide commissievergadering over het Nationaal Plan voor de Verkeersveiligheid op 3 september 1984 door de heer Castricum c.s. een motie is ingediend, waarin de regering werd verzocht de noodzakelijke wetswijzigingen vóór het einde van 1984 aan de Kamer te doen toekomen (Handelingen UCV nr. 119 en Kamerstukken II, , , nr. 12). Naar aanleiding hiervan is van de zijde van de regering het voorgenomen tijdschema met betrekking tot de voorbereiding van het wetsvoorstel uiteengezet, onder uitdrukkelijke vermelding van de wenselijkheid over de tekst van het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 3

4 wetsvoorstel het advies in te winnen van openbaar ministerie en rechterlijke macht. Daartoe werd onder meer gewezen op de omstandigheid dat na de wetswijziging een zeer groot aantal zaken verwacht mocht worden, waarbij van de zijde van de verdachten een maximum aan inventiviteit zou worden opgebracht om de houdbaarheid van de wettelijke regeling op de proef te stellen. Niettemin is de betrokken motie op 25 september 1984 door de Tweede Kamer aanvaard. In het licht van het voorgaande kon deze motie naar ons oordeel slechts worden opgevat als een uitspraak van de Kamer dat de indiening van het wetsvoorstel niet door consultaties mocht worden vertraagd. Na ampel beraad is daarop besloten het eerder voorgenomen tijdschema te herzien en er naar te streven de motie zoveel mogelijk uit te voeren. Dit heeft er toe geleid dat reeds op 7 januari 1985 een wetsvoorstel bij de Raad van State aanhangig kon worden gemaakt. In de memorie van toelichting is daarbij kenbaar gemaakt, dat ter bespoediging was afgezien van verdere consultaties en van onderzoeken waarvan de uitkomsten overigens onontbeerlijk werden geacht voor een verantwoorde invoering van de ademanalyse. Deze opmerkingen zijn aanleiding geweest voor een briefwisseling met de Raad van State, waarvan de korte inhoud in het advies van de Raad is weergegeven. Zoals uit het nader rapport en de toelichting bij het ingediende wetsvoorstel moge blijken, kon in dat stadium met de gewenst geachte consultaties en de uitkomsten van althans een deel van de benodigde onderzoeken alsnog worden rekening gehouden. De leden van de V.V.D.-fractie spraken hun waardering uit voor het feit, dat de regering zoveel mogelijk uitvoering had gegeven aan de eerder bedoelde motie. Zij betreurden het echter, dat het advies van de Raad van State eerst op 10 juli 1985 was uitgebracht. Bovendien werd door hen inzicht verlangd in de oorzaken welke ten grondslag hebben gelegen aan de vertraging waardoor indiening van het wetsvoorstel eerst op 31 oktober 1985 kon geschieden. De reden voor de vertraging in het stadium van de advisering door de Raad van State hebben wij hiervoor in antwoord op vragen van de leden van de C.D.A.-fractie uiteengezet. Wat de verdere gang van zaken betreft, merken wij op, dat het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op een aantal onderdelen moesten worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en, gelet op de strekking van het advies van de Raad van State, te zamen met het nader rapport opnieuw moesten worden voorgelegd aan de ministerraad. De aanbieding aan de ministerraad vond plaats op 23 september 1985, de behandeling aldaar op 4 oktober 1985, terwijl het nader rapport op 18 oktober 1985 werd uitgebracht. Intussen vond over de financiering van het wetsvoorstel nog overleg plaats met het Ministerie van Financiën. De leden van de V.V.D.-fractie waren overigens van mening, dat naast invoering van de ademanalyse andere maatregelen moeten worden overwogen, gericht op bestrijding van het rijden onder invloed van alcohol. Zij vestigden in dit verband de aandacht op maatregelen als onmiddellijke intrekking van het rijbewijs en ongeldigverklaring van het rijbewijs bij herhaalde veroordeling, voorstellen gedaan door Veilig Verkeer Nederland in haar campagne van eind 1984 en begin Bovendien zal volgens deze leden het ontmoedigingsbeleid van de regering met betrekking tot alcohol en verkeer moeten worden geïntensiveerd. Wat het ontmoedigingsbeleid in het algemeen betreft verwijzen wij naar de eerder aangekondigde nota «Alcohol en Samenleving». Met betrekking tot het onderdeel verkeer wijzen wij voorts op de recente voorlichtingscampagnes van Veilig Verkeer Nederland, waarin wordt getracht de beeldvorming bij de bevolking ten aanzien van het rijden onder invloed van alcohol in negatieve zin te beïnvloeden. Daarnaast bestaat het voornemen om de invoering van de ademanalyse te onder- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 4

5 steunen met indringende voorlichting over de gevolgen van de nieuwe wetgeving. Ten slotte wordt door de politie reeds enige tijd geëxperimenteerd met nieuwe controlemethoden, waarbij het rendement van de controle ook in preventieve zin zoveel mogelijk kan worden opgevoerd. Volgens artikel 27 van de Wegenverkeerswet beschikt de politie thans over de bevoegdheid om het rijbewijs in te vorderen van bestuurders van een motorrijtuig tegen wie een proces-verbaal wordt opgemaakt wegens rijden onder invloed. Het openbaar ministerie is volgens dit artikel bevoegd het rijbewijs onder zich te houden, totdat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die uitspraak de bestuurder de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd, tot het tijdstip waarop die uitspraak, voor wat betreft de bijkomende straf van ontzegging, voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. In de praktijk worden deze bevoegdheden, mede in het licht van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen gebruikt wanneer sprake is van «een zeer ernstig geval, waarbij de veiligheid van het verkeer in hoge mate is betrokken» (HR 27 september 1966, NJ 1967, 295). Hierbij kan worden gedacht aan een ernstig ongeval veroorzaakt onder invloed van alcohol of aan een bestuurder die in ernstige mate onder zodanige invloed van alcohol verkeert dat hij niet tot een behoorlijk besturen in staat moet worden geacht. Voor inhouding door het openbaar ministerie komt daar nog bij dat telkens bezien moet worden «of van de bestuurder, indien hij de beschikking over zijn rijbewijs zou herkrijgen, ook thans nog een zodanige bedreiging van de veiligheid op de weg zou zijn te duchten, dat daardoor de verdere inhouding van het ingevorderde rijbewijs zou kunnen worden gerechtvaardigd» (HR 14 mei 1974, NJ 1974, 355). Hierbij is van belang of van de betrokken bestuurder, gelet op eerdere processen-verbaal c.q. veroordelingen wegens alcoholdelicten, recidive valt te vrezen. Voor het beleid bij invordering en inhouding van rijbewijzen zijn nog vrij onlangs nieuwe richtlijnen vastgesteld (zie Ned. Stcrt. 3 september 1984, nr. 171). Bij de beoordeling van de vraag of tot invordering van het rijbewijs moet worden overgegaan, speelt de uitkomst van de bloedproef in de regel geen rol omdat deze eerst later beschikbaar komt. Aangezien het resultaat van de ademanalyse echter aanstonds bekend zal zijn, kan daarmee in de toekomst wel rekening worden gehouden. Het zou dan ook denkbaar zijn dat bij een bepaalde uitkomst van de ademanalyse als regel tot invordering van het rijbewijs wordt overgegaan. Hiervan zou een aanzienlijke preventieve werking kunnen uitgaan, gelet op het belang dat alom aan het rijbewijs wordt toegekend. In het licht hiervan heeft de tweede ondergetekende inmiddels de Verkeerscommissie Openbaar Ministerie en de Centrale Politie-Verkeerscommissie om advies gevraagd over de mogelijkheden om een dergelijk beleid te verwezenlijken. Wij zijn gaarne bereid om aan de hand daarvan te bezien in hoeverre wijziging van artikel 27 Wegenverkeerswet nodig en wenselijk blijkt. Wat de ongeldigverklaring van het rijbewijs bij herhaalde veroordeling betreft merken wij op, dat bij strafvervolgingen ter zake van rijden onder invloed, zeker bij de hogere promillages en bij recidive, zeer geregeld een al dan niet voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. De ingang van deze bijkomende straf heeft tot gevolg dat het rijbewijs voor de duur van de ontzegging zijn geldigheid verliest. Daarnaast biedt artikel 18 van de Wegenverkeerswet de mogelijkheid om van houders van een rijbewijs, ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij de kennis of bedrevenheid dan wel de lichamelijke of geestelijke gesteldheid missen voor het besturen van een motorrijtuig, te vorderen dat zij zich onderwerpen aan een onderzoek naar hun rijvaardigheid of geschiktheid. Dit kan er toe leiden dat het rijbewijs van betrokkene ongeldig wordt verklaard. Van deze mogelijkheid kan en wordt ook meermalen gebruik gemaakt bij alcohol-recidive. Niettemin zijn wij bereid te bezien of de hier bedoelde vorderingsbevoegdheid in de desbetreffende gevallen op ruimere schaal kan worden toegepast. Daarbij zal tevens Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 5

6 aandacht worden besteed aan de suggestie, genoemd in het eindrapport van de Commissie kleine criminaliteit (commissie-roethof), om een koppeling tot stand te brengen tussen de ontzegging van de rijbevoegdheid en de vordering ex artikel 18 WVW, in die zin dat de rechter zou kunnen bepalen dat de rijbevoegdheid pas weer herleeft indien de houder van het rijbewijs er van blijk heeft gegeven over de daarvoor noodzakelijke hoedanigheden te beschikken. De leden van de fractie van D66 toonden zich verheugd over de indiening van het wetsvoorstel. Zij meenden dat hiermee een belangrijke stap is gezet in de richting van een betere controle, hetgeen zij van groot belang achten gezien het menselijke leed en de hoge maatschappelijke kosten die samenhangen met het rijden onder invloed. Het stelde hen dan ook teleur dat nog niet alle voorbereidingen voor het invoeren van de ademanalyse waren voltooid. Het door deze leden gevraagde overzicht van nog te verrichten activiteiten met bijbehorend tijdschema willen wij gaarne verstrekken. Hierbij zij vooropgesteld dat alle activiteiten er op zijn gericht de inwerkingtreding van de wet op 1 oktober 1987 mogelijk te maken. In de eerste plaats merken wij op dat het pakket van technische en gebruikerseisen voor de benodigde ademanalyse-apparatuur inmiddels zijn definitieve vorm heeft bereikt. Deze eisen wachten dus nog slechts op vaststelling, zodra de wettelijke basis daarvoor is verkregen. Intussen wordt de betrokken fabrikanten de gelegenheid geboden hun apparatuur aan de gestelde eisen aan te passen. Over de technische haalbaarheid daarvan bestaat thans voldoende zekerheid. Sinds begin september van dit jaar worden onder auspiciën van de Centrale Politie Verkeerscommissie praktijkproeven gehouden met enkele thans beschikbare apparaten, die evenwel nog niet in alle opzichten aan de eerder bedoelde eisen voldoen. Het gaat er hierbij om die apparaten op hun praktische hanteerbaarheid te beoordelen. Daartoe zijn de betrokken apparaten tijdelijk aangewezen als selectiemiddel voor het afnemen van de ademtest, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Wegenverkeerswet. Op deze wijze kan onder praktijkomstandigheden ervaring worden opgedaan, die zowel bij de opleiding van het benodigde politiepersoneel als bij de uiteindelijke invoering van de ademanalyse van pas kan komen. Het is de bedoeling dat de proeven ongeveer een half jaar zullen duren, waarna de resultaten aan de betrokken bewindslieden zullen worden aangeboden. Met betrekking tot de aankoop van de apparatuur en de coördinatie van service en onderhoud vindt thans overleg plaats met de Politieverbindingsdienst. De PVD is hiervoor gekozen omdat het technisch hoogwaardige apparatuur betreft en deze dienst op dat terrein reeds over de nodige kennis en ervaring beschikt. Zowel rijks- als gemeentepolitie zullen van de diensten van de PVD gebruik kunnen maken. Over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij de technische begeleiding van de ademanalyse, de benodigde typekeuring en ijking van de apparatuur en dergelijke, vindt voorts overleg plaats met de Dienst voor het IJkwezen. Het is overigens de bedoeling dat het Gerechtelijk Laboratorium, als onderdeel van het Ministerie van Justitie, ten aanzien van de ademanalyse coördinerend en regulerend optreedt. Het Gerechtelijk Laboratorium zal ook beschikbaar blijven als centrale vraagbaak voor politie en justitie op het gebied van alcohol en verkeer. Over de problematiek van de correctiefactor bij de vaststelling van het ademalcoholgehalte heeft het Gerechtelijk Laboratorium inmiddels aan ons advies uitgebracht. De daaruit door ons getrokken conclusies zullen in het vervolg nog ter sprake komen. Voorts is intussen een begin gemaakt met de opstelling van de benodigde uitvoeringswetgeving. De totstandkoming daarvan zal de inwerkingtreding van de wet niet behoeven te vertragen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 6

7 Over de opleidingen die in het kader van de invoering van de ademanalyse noodzakelijk zijn, vindt thans overleg plaats tussende CPVC, de verkeersscholen en de Politieacademie. Bij de verkeersscholen zullen waarschijnlijk vier opleidingen worden gestart. De eerste opleiding betreft de apparaatsbediening. De bedienaren van de apparatuur zullen op lokatie worden opgeleid door z.g. kerninstructeurs. De opleiding van deze kerninstructeurs zal plaatsvinden op de verkeersscholen. De tweede opleiding betreft het apparaatsbeheer. Het gaat hierbij om de opleiding van functionarissen die de ademanalyse-apparatuur dagelijks op een aantal essentiële functies zullen controleren. Daarnaast wordt gedacht aan opleidingen, gericht op de inhoud van de nieuwe wetgeving en op managementstraining. Bij de laatste opleiding komt onder meer de effectiviteit van de diverse handhavingsstrategieën aan de orde alsmede de efficiency van het opsporingsen vervolgingstraject. Ten slotte wordt thans gewerkt aan een programma van voorlichtingsactiviteiten rond de invoering van de ademanalyse. Het gaat hierbij enerzijds om voorlichting aan het publiek en anderzijds om voorlichting aangepast aan de bijzondere behoeften van politie, openbaar ministerie en rechterlijke macht. De publieksvoorlichting is opgenomen in het meerjarenplan verkeersveiligheid. Bij specifiek op de ademanalyse gerichte voorlichting wordt gedacht aan postbus 51. Voor het overige zal de voorlichting worden meegenomen in de algemene alcoholcampagne van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De voorlichting aan de politie wordt ter hand genomen door de Centrale Politie-Verkeerscommissie. Daartoe zal onder meer een nieuwe uitgave van het CPVC-handboek alcohol worden verzorgd. Wij vertrouwen dat de leden van de fractie van D'66 uit het voorgaande een voldoende indruk hebben verkregen van alle nog te verrichten activiteiten. Op de voortgang daarvan zullen wij nauwlettend toezien. De betrokken leden stelden het ook op prijs te vernemen of de financiering van de invoering van de ademanalyse geheel is geregeld en geen aanleiding kan geven tot verdere vertraging. Voor een antwoord op deze vraag mogen wij verwijzen naar het onderdeel van deze memorie betreffende de kosten van uitvoering van het wetsvoorstel. Deze leden gingen er ten slotte terecht van uit, dat zo veel mogelijk gebruik is gemaakt van de ervaringen in Engeland waar de ademanalyse sedert 1 mei 1983 is ingevoerd. Een exemplaar van het in de memorie van toelichting genoemde evaluatierapport over de in Engeland opgedane ervaringen is inmiddels aan de Kamer ter beschikking gesteld 1. De leden van de S.G.P.fractie verklaarden het wetsvoorstel positief te waarderen. Wel hadden zij nog enkele vragen en opmerkingen. Allereerst vroegen deze leden naar de aard van de opgetreden complicaties waardoor zelfs het oorspronkelijk door de regering geplande tijdstip niet kon worden gehaald en de door de Kamer gewenste datum met tien maanden moest worden overschreden. Hiervoor mogen wij thans verwijzen naar ons antwoord op de desbetreffende vragen van de leden van de C.D.A.- en V.V.D.fracties. Voor de goede orde merken wij nog op dat er geen enkel verband bestaat met de opgetreden vertragingen bij wetsvoorstel en het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel De leden van de S.G.P. fractie vroegen verder naar recente gegevens over het alcoholgebruik in het verkeer. Naar aanleiding hiervan merken wij op, dat het laatste ons bekende onderzoek op dit terrein dateert uit 1983 (P. C. Noordzij, Alcoholgebruik van automobilisten 1983, Dienst Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek, Rijksuniversiteit Leiden, 1984). Uit dit onderzoek kan worden afgeleid, dat het alcoholgebruik van automobilisten in de periode 1975 t/m 1983 vrij stabiel bleef en ook overigens ongeveer hetzelfde beeld vertoonde. Dat betekent dat in weekeindnachten 1 Ter inzage gelegd op de bibliotheek circa 12% van de automobilisten met een BAG van meer dan 0,5 promille Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 7

8 aan het verkeer deelnam. Wij hebben geen aanleiding om te veronderstellen dat dit beeld in de laatste jaren is gewijzigd. De vraag tot hoever het alcoholgebruik in het verkeer kan worden teruggedrongen als de nieuwe apparatuur is ingevoerd, laat zich moeilijk beantwoorden. Gelet op de ervaringen met de verplichte bloedproef mag worden aangenomen, dat het gebruik aanvankelijk sterk zal afnemen om zich later op een wat lager niveau dan vóór de invoering van de ademanalyse te stabiliseren. Veel zal hierbij echter afhangen van de wijze waarop van dit middel gebruik wordt gemaakt, de controlestrategie van de politie en de mate waarin een beleid gericht op ontmoediging, succes blijkt te hebben. In dit stadium zouden wij hieromtrent geen nauwkeurige voorspellingen durven te doen. De fractie van de R.P.F, had met grote belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij achtte een strenge controle op alcoholgebruik in het verkeer ter verbetering van de verkeersveiligheid onontbeerlijk en tevens passend in een alcoholontmoedigingsbeleid. Voorts sprak zij haar waardering uit over de spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel, ongeveer een jaar nadat in een Kameruitspraak op de spoedige invoering van de ademtest als bewijsmiddel van alcoholmisbruik was aangedrongen. Dat ook wij overtuigd zijn van het wezenlijke belang van deze nieuwe test, zal deze fractie inmiddels hebben begrepen. Overigens zij hier verwezen naar ons antwoord op eerdere vragen over de advisering door de Raad van State. De leden van verschillende fracties besteedden ten slotte nog aandacht aan het feit dat de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, in het wetsvoorstel mede ter wille van de tijd buiten beschouwing is gebleven. De leden van de P.v.d.A-fractie konden dit billijken. Wel vroegen zij om een aanduiding van de manier en het tijdstip waarop de onderhavige kwestie van regeringswege nader aan de orde zal worden gesteld. Ook de leden behorende tot de C.D.A.-fractie, konden instemmen met het hier buiten beschouwing laten van deze problematiek. Nochtans hadden zij er behoefte aan, de regering aan te bevelen zeer alert te zijn op nieuwe mogelijkheden om ook de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen of combinaties daarvan zo goed mogelijk op te lossen. De leden van de S.G.P.-fractie waren enigszins verbaasd over het feit dat in het wetsvoorstel, ondanks tien maanden extra tijd, de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen niet in de beschouwingen kon worden betrokken. Naar aanleiding hiervan zouden wij vooreerst met nadruk willen vaststellen, dat de wetenschappelijke kennis over alcoholgebruik in het verkeer en de invloed ervan op de individuele rijprestatie en op de verkeersveiligheid als geheel, vele malen groter is dan de soortgelijke kennis over geneesmiddelen en andere stoffen, waaronder verdovende middelen. Enerzijds kan dit verklaard worden uit het accent dat zowel in beleid als in wetenschappelijk onderzoek gedurende de afgelopen jaren is gelegd bij de problematiek van alcohol en verkeer, waarvan de ernst in elk geval duidelijk was. Anderzijds spelen de fundamentele verschillen tussen alcohol en met name geneesmiddelen een belangrijke rol. Immers, bij alcohol gaat het om één stof, die, binnen bepaalde marges, dezelfde uitwerking heeft. Bij geneesmiddelen heeft men daarentegen te maken met verschillende stoffen, die zeer verschillende werkzame bestanddelen bevatten waarvan de uitwerking individueel sterk kan variëren. Het verzamelen van kennis over deze complexe materie vraagt verhoudingsgewijs veel inspanningen, ook in financieel opzicht. Het bovenstaande wil niet zeggen, dat het thans volledig ontbreekt aan inzicht in de relatie geneesmiddelen (en drugs) en verkeer. Zo is in het kader van experimenteel onderzoek voor een aantal slaap- en kalmeringsmiddelen vastgesteld, wat de effecten van het gebruik waren op een Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 8

9 aantal van belang te achten aspecten van het rijgedrag. Toch moet geconcludeerd worden dat met betrekking tot dit onderwerp vele wezenlijke vragen nog onbeantwoord zijn. Van een goed kwantitatief inzicht in de rol van geneesmiddelen bij verkeersongevallen is geen sprake. Beweringen in sommige publikaties als zou geneesmiddelengebruik verantwoordelijk zijn voor 10% van alle verkeersdoden, berusten dan ook vooral op aannamen en ruwe schattingen. Een dergelijk inzicht is echter vereist, wil men verantwoorde conclusies kunnen trekken ten aanzien van eventueel te nemen maatregelen. De regering legt daarom vooralsnog prioriteit bij de uitvoering van epidemiologisch onderzoek, waarmee gedetailleerd inzicht in de aard en omvang van het probleem kan worden verkregen. Op grond van de resultaten van dergelijk onderzoek stelt zij zich voor nadere besluiten te kunnen nemen. De voorbereiding en uitvoering van dit onderzoek zal de komende drie, vier jaren veel vragen van de tijd en middelen die ons daartoe ter beschikking staan. Los hiervan wordt thans bekeken of, en zo ja op welke wijze, het waarschuwingssysteem voor «rijgevaarlijke» geneesmiddelen, zoals dat momenteel functioneert via stickers op geneesmiddelen-verpakkingen, aanpassing behoeft in het licht van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Onder auspiciën van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur is een overleggroep werkzaam, waarin alle betrokkenen participeren. De eerste resultaten kunnen in de loop van 1987 tegemoet worden gezien. Uit het voorgaande moge blijken waarom wij ons wat het wetsvoorstel betreft beperkt hebben tot een regeling die de bestaande mogelijkheden om strafbaar gebruik van geneesmiddelen en dergelijke op te sporen, onverlet laat. Ook in de toekomst zal daartoe in hoofdzaak moeten worden gedacht aan de bloedproef, al dan niet aangevuld met of vervangen door de urineproef. Andere mogelijkheden om geneesmiddelengebruik vast te stellen zijn - zo al aanwezig - nog niet geschikt voor toepassing door de politie. Voor het afnemen van een bloedproef kan bij voorbeeld aanleiding bestaan, indien de verdachte zelf te kennen geeft bepaalde geneesmiddelen te gebruiken of indien hij, hoewel op het eerste gezicht duidelijk onder invloed, bij toepassing van de ademanalyse een opmerkelijk laag AAG blijkt te hebben. In dergelijke gevallen kan de bloedproef dus zowel na als in plaats van de ademanalyse worden afgenomen. Verwezen zij in dit verband naar het voorgestelde artikel 33a, vierde lid, van de Wegenverkeerswet. De wenselijkheid van ademanalyse als bewijsmiddel Dat aan het bestaande systeem van opsporing, bewijsvoering en afdoening nogal wat nadelen zijn verbonden, heeft de praktijk sinds 1974 geleerd, zo stelden de leden van de P.v.d.A. fractie. Zij achtten het daarom des te verwonderlijker dat het wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten. Hoewel wij er in dit stadium geen behoefte aan hebben het bestaande systeem van opsporing en bewijsvoering in bescherming te nemen, menen wij toch wel te moeten stellen dat dit systeem behalve nadelen ook enkele zeer duidelijke voordelen heeft. Daar komt bij dat de nadelen van de ademanalyse, zeker tot aan het einde van de jaren zeventig, ook internationaal vrij algemeen werden onderschreven. In sommige landen, zoals de Bondsrepubliek Duitsland, vormen deze nadelen nog steeds een reden om de invoering van de ademanalyse als bewijsmiddel af te wijzen. In de Nederlandse situatie echter zijn wij, gelet op de dringende behoefte aan een meer slagvaardig optreden door de politie, tot een andere afweging gekomen. Dat deze afweging verantwoord is, hebben de ervaringen in Engeland inmiddels aangetoond. Weliswaar hebben zich daar in de eerste periode nogal wat kinderziekten voorgedaan, de keuze Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 9

10 voor de ademanalyse als voldoende betrouwbare onderzoekmethode is daar bij zorgvuldige evaluatie een juiste gebleken. Uit de Engelse ervaringen is bovendien lering getrokken. De leden van de P.v.d.A.-fractie beaamden dat de aan de invoering van de ademanalyse verbonden nadelen niet tegen de voordelen opwegen. Het rendement van de opsporing kan volgens deze leden echter evenzeer worden vergroot door efficiencymaatregelen op het administratieve en operationele vlak. Zij vroegen ons in dit verband in te gaan op de suggesties van de plaatsvervangend secretaris van de CPVC, de heer C. F. Kuijten, op een themadag van het Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Friesland op 15 november Het betoog van de heer Kuijten had betrekking op de rol van de politie in een alcoholontmoedigingsbeleid. Hij onderscheidde hierbij een drietal preventieniveaus. Op het eerste algemene en het tweede meer specifieke preventieniveau zag hij voor de politie onder meer een taak weggelegd bij het houden van preventieve controles op overmatig alcoholgebruik, op tijdstippen die niet direct beschouwd kunnen worden als zeer alcoholgevoelig. Bij deze bij voorbeeld overdag te houden controles zou de nadruk moeten liggen op een zo massaal mogelijke controle van passerende automobilisten. Voor een dergelijke controlemethodiek, eveneens bepleit tijdens de negende Internationale Conferentie over alcohol, drugs en verkeersveiligheid in 1983, zou in Nederland gebruik kunnen worden gemaakt van artikel 33, vierde lid, van de Wegenverkeerswet. Wij kunnen het belang van deze suggestie alleen maar onderschrijven. Met een controlemethodiek waarbij staande gehouden automobilisten systematisch aan een ademtest worden onderworpen, worden inmiddels al gunstige ervaringen opgedaan. Zo worden tegenwoordig in Den Haag op vrijdag- en zaterdagavonden op steeds wisselende plaatsen alcoholcontroles gehouden, waarbij volstrekt willekeurig gekozen automobilisten een ademtest moeten afleggen. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal geconstateerde gevallen van rijden onder invloed aanmerkelijk is toegenomen. Bovendien is het voordeel van deze methodiek dat het preventieve effect van de controle er door wordt vergroot. De omvang van de controle en het tijdstip waarop deze wordt gehouden zijn uiteraard mede afhankelijk van de beschikbaarheid van het benodigde politiepersoneel en de mate waarin dit voor andere dringende taken moet worden ingezet. Niettemin achten wij het denkbaar dat deze controlemethodiek in de toekomst op ruimere schaal en op meer plaatsen in den lande wordt toegepast. In het vervolg van zijn betoog noemde de heer Kuijten nog een viertal mogelijkheden om de pakkans bij politiecontroles te verbeteren. In de eerste plaats zou bij elke routinecontrole de bestuurder tevens op alcohol moeten worden gecontroleerd. Daarnaast zou bij elk verkeersongeval dat ter kennis van de politie komt, een controle op alcoholgebruik dienen plaats te vinden. Zonder de waarde van deze suggesties tekort te willen doen, menen wij dat een dergelijke aanpak niet altijd mogelijk zal zijn. Wij zouden dan ook van de plaatselijke omstandigheden willen laten afhangen in hoeverre de politie hiervoor de ruimte kan vinden. Een verbetering van de efficiency zou volgens de heer Kuijten mogelijk zijn door een betere taakverdeling van de bij specifieke alcoholcontroles betrokken verbalisanten en door vereenvoudiging en automatisering van de op te maken processen-verbaal. De beschikbare controletijd van de politieman op straat zou hierdoor worden vergroot. De eerste suggestie wordt in de praktijk reeds toegepast. De tweede zal bij de invoering van de ademanalyse zeker nog de nodige aandacht krijgen. In dit verband denken wij ook aan het voorstel om voor de lagere AAG's afdoening via politietransactie mogelijk te maken. Dit punt zal in het vervolg van deze memorie nog afzonderlijk ter sprake komen. Waardevol achten wij voorts de suggestie om bestuurders aan wie een tijdelijk rijverbod is opgelegd of tegen wie proces-verbaal is opgemaakt Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 10

11 ter zake van rijden onder invloed, te confronteren met voorlichtingsmateriaal over de gevolgen van hun gedrag en de consequenties van recidive. Initiatieven op dit gebied zien wij met belangstelling tegemoet. Voor een reactie op de suggesties betreffende de invordering van rijbewijzen en de vordering ex artikel 18 WVW mogen wij ten slotte verwijzen naar ons eerdere antwoord aan de leden van de V.V.D.-fractie. Zoals uit het voorgaande moge blijken achten wij het betoog van de heer Kuijten een waardevolle bijdrage aan de discussie over een effectievere bestrijding van het rijden onder invloed. Ook ons is het opgevallen dat hij zich in nogal kritische zin uitliet over de voortvarendheid waarmee in ons land het onderhavige vraagstuk wordt aangepakt. Deze kritiek achten wij echter niet gerechtvaardigd. Wij nemen dan ook aan dat een begrijpelijke mate van ongeduld de spreker hier parten heeft gespeeld. Voor zover nodig willen wij de leden van de P.v.d.A. fractie nog verzekeren dat ook naar onze mening een krachtige integrale aanpak van het probleem noodzakelijk is. Alvorens op de ademanalyse zelf in te gaan, vroegen de leden behorende tot de C.D.A. fractie naar het effect van de ademtest door middel van blaaspijpjes. Het betreft hier een eenvoudig hulpmiddel voor het afnemen van de eerste en de tweede selectieve blaastest, alvorens wordt besloten tot het opleggen van de bloedproef. Op straat wordt thans gebruik gemaakt van een buisje dat verkleurt bij een BAG van meer dan 0,5 promille, op het politiebureau van een 0,8 promille-buisje. Deze werkwijze heeft ten doel zoveel mogelijk te voorkomen, dat bestuurders worden onderworpen aan een bloedproef waaruit later zou blijken dat hun BAG in werkelijkheid onder de wettelijke limiet lag (z.g. vals positief). Hierbij speelt mede een rol dat het BAG tegen de tijd dat de bloedproef wordt afgenomen, door natuurlijke eliminatie van de alcohol in het bloed, tot onder de wettelijke limiet kan zijn gedaald. Onvermijdelijk leidt deze procedure er toe, dat een deel van de bestuurders met een strafbaar BAG door de mazen van het net heenslipt. Deels is dit het gevolg van de aard van de procedure met twee opeenvolgende selectietests, deels van de beperkte nauwkeurigheid van de gehanteerde buisjes, deels ook van de neiging van politie-ambtenaren om bestuurders met een uitslag op de kritische grens het voordeel van de twijfel te gunnen. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt, dat bij een positieve uitslag van de eerste ademtest veelal ten minste een rijverbod wordt opgelegd. Ondanks de bedoelde procedure komt het in de praktijk nog vrij geregeld voor dat de uitkomst van een bloedproef onder de wettelijke limiet blijkt te liggen. Tot voor kort bestond geen inzicht in het aantal gevallen waarin de eerste ademtest negatief uitvalt, terwijl het werkelijke BAG bij een bloedproef boven de wettelijke limiet zou hebben gelegen (z.g. vals negatief). Tijdens het eerder genoemde onderzoek uit 1983 bleek het echter mogelijk dit aantal te meten. Uit de resultaten van dit onderzoek lijkt inderdaad te volgen, dat voor automobilisten met een BAG tussen 0,5 en 1 promille de pakkans na staande houden (kans op een rijverbod of bloedproef) één op zes is en voor automobilisten met een BAG groter dan 1 promille nog altijd maar één op drie. Overigens bleek tevens, dat de kans op een positieve uitslag bij toepassing van een elektronisch ademtestapparaat (Alcocontrol) ruim tweemaal groter is dan bij gebruik van blaasbuisjes. Dit resultaat werd echter bereikt ten koste van een groot aantal mislukte tests (bij 14% van de automobilisten ook na herhaalde poging mislukt) en ten koste van een grotere kans op valse positieven bij automobilisten met een BAG tussen 0,2 en 0,5 promille (eveneens 14% van de betrokken gevallen). Uit het voorgaande moge blijken dat hier sprake is van een afwegingsprobleem, waarbij mede van belang is hoe zwaar men tilt aan het aantal valse positieven of negatieven en het aantal mislukte ademtests. In de toekomst zal de ademanalyse in de plaats treden van de tweede selectieve ademtest. Het probleem van de valse positieven zal dan minder zwaar gaan wegen, omdat zij eerder kunnen worden gecorrigeerd door de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 11

12 uitslag van de ademanalyse. Het probleem van de valse negatieven is echter grotendeels onvermijdelijk en inherent aan iedere selectieve ademtest. Bij gebreke van een betere oplossing zal men hiermee hebben te leven. Wel lijkt het aanbeveling te verdienen om waar mogelijk gebruik te maken van elektronische selectie apparatuur, omdat deze immers leidt tot een grotere pakkans. Met het voorgaande menen wij tevens antwoord te hebben gegeven op de vraag naar de bij de selectie te hanteren grenzen. De grens voor de eerste - in de toekomst enige - selectietest wordt bepaald door de wettelijke limiet. Daarboven kan er sprake zijn van een overtreding van in het bijzonder artikel 26, lid 2, WVW. Onder de limiet zal de politie alleen een rijverbod kunnen opleggen, indien de bestuurder onvoldoende in staat moet worden geacht zijn voertuig behoorlijk te besturen (zie art. 28 WVW). In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een overtreding van artikel 26, lid 1, WVW. De leden behorende tot de CDA. fractie erkenden de nadelen die zijn verbonden aan de bloedproef, zoals de ingreep in de lichamelijke integriteit, de ingewikkelde en tijdrovende procedure met negatieve gevolgen voor het rendement van de inzet van politie en justitie. Naar hun mening was genoegzaam aangetoond, dat de voordelen van de ademanalyse groter zijn dan de nadelen en dat de tijd rijp is om de invoering ervan als bewijsmiddel mogelijk te maken. Deze leden onderschreven voorts het belang van het gelijkwaardig zijn van de uitkomsten van de bloedproef enerzijds en de ademanalyse anderzijds, zeker nu de bloedproef als alternatief bewijsmiddel dient te worden gehandhaafd. Zij vroegen echter naar de consequenties ervan, als het ene middel nauwkeuriger zou blijken te zijn dan het andere. Naar aanleiding hiervan willen wij graag vooropstellen, dat strikte gelijkwaardigheid tussen bloedproef en ademanalyse onbereikbaar is. De praktische verschillen tussen beide procedures zijn nu eenmaal van dien aard, dat onderlinge variaties in de uitkomsten onvermijdelijk zijn. Bij de vormgeving van de beide procedures zal er niettemin naar moeten worden gestreefd, dat de uitkomsten zo veel mogelijk overeenstemmen. In het bijzonder dient er op te worden gelet dat de kans op een te hoog meetresultaat in beide gevallen even klein is. Dit kan worden bereikt door toepassing van een bepaalde correctiefactor. Aangezien de kans op fouten bij de ademanalyse - vooral door problemen bij de verkrijging van het ademmonster - groter is dan bij de bloedproef, zal de correctie in het eerste geval ook groter moeten zijn. Bij een zorgvuldige bepaling van de correctiefactor behoeft de onderlinge verhouding tussen bloedproef en ademanalyse hierdoor niet verloren te gaan. Van deze gelegenheid maken wij gebruik om - ten dele vooruitlopend op vragen van de leden van de fractie van D66 - uiteen te zetten hoe wij ons de uitwerking hiervan voorstellen. Vooraf zij voor alle duidelijkheid opgemerkt, dat de toepassing van een correctiefactor - of juister: correctie-aftrek - bij het vaststellen van een alcoholgehalte in het kader van artikel 26 WVW ten doel heeft de verdachte bescherming te bieden tegen eventuele fouten, inherent aan de methodiek, die in zijn nadeel kunnen werken. De grootte van de correctie is afhankelijk van de standaarddeviatie van de betrokken methodiek - een statistische grootheid die een maatstaf vormt voor de nauwkeurigheid van de methodiek - en van de nog aanvaardbaar geachte kans op een te hoog meetresultaat. Het eerste is een gegeven, het tweede is een kwestie van afweging. Tegen deze achtergrond gaan wij eerst in op mogelijke foutenbronnen bij de bloedproef en de ademanalyse. De methodiek ter vaststelling van het BAG kan in drie fasen worden onderverdeeld: 1. monstername (afnemen bloed door arts); 2. bewaartijd/transport (naar laboratorium); 3. analytisch-chemische bepaling (ADH-methode). Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 12

13 Door het treffen van adequate maatregelen zoals afnemen van bloed door venapunctie, gebruik van gesteriliseerd materiaal, toevoeging van conserveringsmiddelen, etc. zijn in de eerste en de tweede fase geen foutenbronnen te verwachten. In de derde fase, de analytisch-chemische bepaling, zijn wel foutenbronnen te verwachten. Deze zijn in principe weer onder te verdelen in systematische en toevallige fouten. De aanwezigheid van systematische fouten in de bepaling is na te gaan door van een zelfde monster volgens verschillende methodes en/of op verschillende tijdstippen en plaatsen het BAG vast te stellen en de onderlinge verschillen statistisch te toetsen. Systematische fouten in de ADH-methode blijken een te verwaarlozen factor en dit betekent dat de toevallige fout in de bepaling de enige foutenbron in de methodiek is. De grootte van deze toevallige fout is dus tevens de grootte van de fout in de hele methodiek. Door de BAG-bepaling twee maal in duplo, dus in viervoud, uit te voeren, wordt de toevallige fout sterk beperkt. Uitgedrukt in standaarddeviatie (s.d.) bedraagt deze thans 1,5 a 2%. Bij de ademanalyse zijn twee foutenbronnen te onderscheiden: 1. monstername (transport van alveolaire lucht naar de meetcel); 2. de eigenlijke meting (in de meetcel). 500 ug/i = 500 microgram/liter = 50 microgram/100 mi in het wetsvoorstel werd tot dusver de laatste eenheid gebruikt. Allereerst kan worden opgemerkt, dat bij het blazen op een analyseapparaat de beide foutenbronnen tegelijk hun invloed uitoefenen en dat de grootte van de afzonderlijke fouten niet zichtbaar wordt. Opsplitsing van de totale fout is mogelijk, door de fout van de meting te onderzoeken met behulp van een simulator (vloeistof of gas). Hierdoor kunnen luchtmonsters van bekend alcoholgehalte op redelijk reproduceerbare wijze worden gegenereerd en kan de monstername-fout worden verwaarloosd. In het eerder bedoelde eisenpakket voor de ademanalyse-apparatuur wordt een viertal foutenbronnen genoemd met bijbehorende maximaai toelaatbare fout. Drie daarvan zijn als systematisch te beschouwen. Deze leiden samen tot een maximaal toelaatbare fout van 65 ug/l (bij metingen onder 500 ug/l) respectievelijk 40 ug/l + 5 % van het meetresultaat (bij metingen boven 500 ug/l) 2. Het is overigens onwaarschijnlijk dat deze fouten zich in de praktijk in de volle omvang tegelijk zullen voordoen. De vierde fout is een toevallige fout en klein (1% s.d.) ten opzichte van de systematische fouten. Door de vereiste typekeuring en door regelmatige ijking moet worden verzekerd dat de apparatuur aan de gestelde eisen voldoet. Ook de meetcyclus bevat nog een calibratiecheck. Een belangrijke foutenbron wordt gevormd door de wijze van monstername. Tijdens het uitademen zal de van oorsprong alveolaire lucht door fysisch-biologische oorzaken van samenstelling veranderen en de grootte van deze verandering is niet constant, maar fluctuerend. Kwantitatieve gegevens over de grootte van dit verschijnsel zijn te verkrijgen uit het Engelse evaluatierapport. Het verschil tussen twee meetresultaten binnen enige minuten is een parameter voor de grootte van de fluctuaties. Op grond van circa waarnemingsparen is af te leiden dat het gemiddelde verschil circa 6% bedraagt. Opgemerkt zij dat de systematische fouten niet zichtbaar worden uit deze gegevens, de toevallige fout bij de meting draagt wel bij tot de fluctuaties binnen de waarnemingsparen. Uit een nadere analyse kan geconcludeerd worden dat een gemiddeld verschil van 6% inherent is aan de methodiek, opgebouwd uit de monstername-fout en de toevallige fout van de eigenlijke meting. Deze laatste heeft een s.d. van 1% en levert dus maar een geringe bijdrage. Een gemiddeld verschil van 6% binnen waarnemingsparen komt, aangenomen dat er sprake is van een normaalverdeling, overeen met een s.d. van 5% voor de hele methodiek. De systematische fouten in de apparatuur staan hier los van. Het feit dat de sd van de - bloedproef en de ademanalyse niet even groot zijn, heeft gevolgen voor de grootte van de correctiefactor. Bij de bloedproef wordt thans een correctie-aftrek van 5 x s.d. = 10% toegepast. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 9 13

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 433 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 13 VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT

Nadere informatie

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136 Rapport Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen de vorderingsprocedure op grond van de artikelen 130-134a van de Wegenverkeerswet

Nadere informatie

Openbare internetconsultatie van 2 juni 2016 tot en met 3 juli 2016

Openbare internetconsultatie van 2 juni 2016 tot en met 3 juli 2016 Reactie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie Wijzigingen van de WvW1994 in verband met de invoering van 2toDrive (begeleid rijden) Openbare internetconsultatie van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19285 Wijziging van de Wegenverkeerswet (invoering ademanalyse) Nr. 4 VOORLOPIG VERSLAG Vastgesteld 19 december 1985 De vaste Commissie voor Verkeer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 693 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van begeleid rijden A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 26 september

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 693 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van begeleid rijden Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 20 202 33 346 Wijziging van de Wegenverkeerswet 994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Nadere informatie

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen.

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen. Op 24 juni 1998 is de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) gewijzigd. Deze wijziging komt voort uit de wens van de Tweede Kamer om te komen tot een strengere aanpak van gevaarlijk rijgedrag in het verkeer.

Nadere informatie

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt.

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt. R e g i s t r a t i e k a m e r Minister van Justitie..'s-Gravenhage, 30 april 1999.. Onderwerp Wijziging van het Wetboek van Strafvordering Bij brief met bijlage van 9 maart 1999 (uw kenmerk: 750136/99/6)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 2 VOORSTEL VN WET Wij eatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 693 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van begeleid rijden Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 22 100 Meerjarenplan Verkeersveiligheid Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159) De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dr. K.H.D.M. Dijkhoff Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 19 oktober 2015 contactpersoon Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 16-05-2013) Besluit van 5 juli 1997, houdende nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van de artikelen 160, vijfde lid, en 163 van de Wegenverkeerswet 1994 (Besluit alcoholonderzoeken)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015 in zaak nr. 15/6269 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015 in zaak nr. 15/6269 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:153 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-01-2017 Datum publicatie 25-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600585/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure

tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure Besluit van O N T W E R P tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 115 Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid 1998 2002 Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 23694 23 december 2011 Richtlijn rijden onder invloed, artt. 8 leden 2 t/m 4, 162 en 163 WVW 1994 (polarisnummer 5.22)

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Brussel, 30 november 2015

Brussel, 30 november 2015 Brussel, 30 november 2015 Aan de dames en heren Provinciegouverneurs Aan de heer Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie Aan de heer Voorzitter van het College

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 29 398 Maatregelen verkeersveiligheid Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 844 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders Nr. 5 ADVIES

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 131 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet. Hieronder het antwoord van de staatssecretaris van BZK op vragen uit de Kamer over de voorgestelde verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand. Van deze tekst zijn twee versies in omloop geweest

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 15 1 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 14 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf van

Nadere informatie

32 539 Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid

32 539 Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid TWEEDE KAMER DER 2 STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2010-2011 32 539 Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid Nr. 2

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Wijziging Wegenverkeerswet in verband met het alcoholslotprogramma

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Wijziging Wegenverkeerswet in verband met het alcoholslotprogramma POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Aan: De samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel vertegenwoordigd in de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen De voorzitter van de Sectorcommissie Onderwijs

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 410 Kabinetsformatie 2012 Nr. 1 BRIEF VAN DE VERKENNER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 september 2012

Nadere informatie

1. Wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek

1. Wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek abcdefgh Datum 20 februari 2007 Nummer HDJZ/I&O/2007-171 HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN Onderwerp Nader rapport inzake de nota van wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen

Nadere informatie

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal R e g i s t r a t i e k a m e r Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal..'s-Gravenhage, 2 november 1998.. Onderwerp Wetsvoorstel onderwijsnummer

Nadere informatie

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden Concept ten behoeve van internetconsultatie juni 2016 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de definitieve invoering van het begeleid rijden Allen, die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 882 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet

Nadere informatie

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 Bijlage A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 De Voorzitter van de Gezondheidsraad ontving de volgende brief, gedateerd 6 april 1993, nr

Nadere informatie

2 Vergaderjaar

2 Vergaderjaar T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2005-2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159) Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159) Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 17 WIJZIGINGEN VOORGESTELD DOOR

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 16 972 Wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur rijbewijzen) NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET EINDVERSLAG Ontvangen 29 oktober

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 22 100 Meerjarenplan Verkeersveiligheid Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 010 011 3 830 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011. Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011. Rapportnummer: 2011/233 Rapport Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/233 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de directeur van Bureau Jeugdzorg

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Turfmarkt 147

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 826 Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio s met een provincie Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 Aan de minister van Justitie dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 21 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp Vermulderen Wet aansprakelijkheidsverzekering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 349 Instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Wijziging Polaris-richtlijnen per 1 oktober 2006

Wijziging Polaris-richtlijnen per 1 oktober 2006 JU Wijziging Polarisrichtlijnen per 1 oktober 2006 Op 1 oktober 2006 zal een wetswijziging van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 in werking treden. Op diezelfde datum zal ook de strafmaatrichtlijn

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 18623 Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften Nr. 314 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen

Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen JU Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen Categorie: Opsporing, vervolging Afzender: College van procureursgeneraal Adressaat: Hoofden van de parketten Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19285 Wijziging van de Wegenverkeerswet (invoering ademanalyse) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding In het Nationaal Plan voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 24 724 Studiefinanciering Nr. 133 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 september 2014 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Advies nummer 8 's-gravenhage, 16 oktober 1996 ROP-advies nr. 8, blad 2 Commentaar gericht aan de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 25 816 Regels inzake een regulerende heffing op het gebruik van wegen in de Randstad tijdens spitsuren (Wet op het rekeningrijden) Nr. 8 NOTA VAN

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 504 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8472 30 maart 2015 Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 16972 Wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen) Nr. 13 HERDRUK NADER GEWIJZIGD VOORSTEL

Nadere informatie

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie.

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie. 2011 1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens 2. Advies van de voorzitter van de commissie Geacht college, Op 2011 schreef een brief aan u en aan, van de KNAW.

Nadere informatie

CONCEPT. De Minister van Veiligheid en Justitie, Gelet op artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie: Besluit:

CONCEPT. De Minister van Veiligheid en Justitie, Gelet op artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie: Besluit: directoraat-generaal Veiligheid Personeel & Materieel CONCEPT Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van DGV Politie/Personeel en Materieel, houdende invoering van de Tijdelijke regeling functieonderhoud

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde:

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde: Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verder: CBR) zijn verzoek om een betalingsregeling te treffen heeft afgewezen en daarvoor geen motivering heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van

Nadere informatie

28 februari 2005. Onderwerp: Advies conceptwetsvoorstel puntenstelsel rijbewijzen. Geachte heer Donner,

28 februari 2005. Onderwerp: Advies conceptwetsvoorstel puntenstelsel rijbewijzen. Geachte heer Donner, 28 februari 2005 Onderwerp: Advies conceptwetsvoorstel puntenstelsel rijbewijzen Geachte heer Donner, Bij brief van 18 november 2004 heeft u het College van procureurs-generaal het conceptvoorstel van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 230 Besluit van 18 mei 2009, houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap (vaststelling duur zwangerschap) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod.

STAATSCOURANT. Nr Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4432 19 februari 2015 Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een

Nadere informatie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 april 2000 (17.04) (OR. en) 7316/00 LIMITE EUROPOL 4 NOTA van: Europol aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 5845/00 EUROPOL 1 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Advies inzake wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand

Advies inzake wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 20011 2500 EA s-gravenhage Inlichtingen mw. mr. R. Hoorweg T (070) 426 6266 F (070) 426 6000 Uw kenmerk 1 van 5 Onderwerp Advies

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni Rapportnummer: 2011/196

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni Rapportnummer: 2011/196 Rapport Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni 2011 Rapportnummer: 2011/196 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester

Nadere informatie