PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang augustus 2004 nummer 45 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Zuivel 2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 14 Productschap Vee en Vlees (PVV 29) 14 Productschap Zuivel (PZ 13) 16

2 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Zuivel Ontwerp-Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk Verordening van het Productschap Zuivel van houdende regels omtrent de vaststelling van de grondslag voor de uitbetaling van boerderijmelk (Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk) Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op de artikelen 93, 95, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie alsmede op de artikelen 5 en 6 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel; Besluit: HOOFDSTUK I TERMINOLOGIE EN ALGEMENE BEPALINGEN Terminologie Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. rauwe melk: het product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien en dat niet verwarmd is tot boven 40 C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan; b. boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten; c. ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500,000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en terzake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders; d. melkkoeltank: een tank die voldoet aan norm NEN-IS en die is voorzien van een installatie waarmee melk tot 4 C of lager kan worden gekoeld, alsmede van een automatisch werkend roerapparaat; e. tankmelk: boerderijmelk die door melkveehouders wordt bewaard in een melkkoeltank; f. leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de betreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen; g. rijdende melkontvangst: een mobiele installatie die wordt gebruikt voor het ophalen van boerderijmelk; h. kwaliteitsonderzoek: onderzoek naar de kwaliteit van boerderijmelk ten behoeve van de uitbetaling naar gelang van de kwaliteit van deze melk; 2

3 samenstellingsondenoek: onderzoek naar het vet- en eiwitgehalte van boerderijmelk ten behoeve van de uitbetaling van deze melk; melkcontrolestation: een laboratorium dat onderzoek uitvoert met betrekking tot de kwaliteit en samenstelling van boerderijrnelk; COKZ: de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel; productschap: het Productschap Zuivel; bestuur: het bestuur van het productschap; : de van het productschap; melkveehouder: de ondernemer die melkkoeien houdt. Algemene bepalingen Artikel 2 l. Indien de ontvanger van boerderijmelk de aan hem geleverde boerderijmelk betaalt op basis van de hoeveelheid, de samenstelling enlof de kwaliteit, dan worden de bij of krachtens deze verordening van toepassing zijnde bepalingen in acht genomen. 2. De ontvanger van boerderijmelk meldt zich ter registratie aan bij het productschap. Artikel 3 De ontvanger van boerderijmelk ontvangt alleen boerderijmelk die in een melkkoeltank is bewaard. HOOFDSTUK I1 MONSTERNEMING Artikel 4 l. De ontvanger van boerderijmelk zorgt ervoor dat van elke leverantie boerderijmelk een representatief monster wordt genomen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. 2. De ontvanger van boerderijmelk zorgt ervoor dat de chauffeur-monsternemer die wordt belast met de bemonstering van boerderijmelk ter zake kundig is. Artikel 5 De melkveehouder verleent alle medewerking aan de bemonstering van de boerderijmelk. Artikel 6 1. De ontvanger van boerderijmelk neemt ten aanzien van het nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk de nader door het bestuur vastgestelde bepalingen in acht. 2. De ontvanger van boerderijmelk beschikt over een kwaliteitssysteem waarmee hij aantoonbaar het gestelde in lid 1 realiseert, beheerst en borgt. Dit kwaliteitssysteem is vastgelegd in een door de ontvanger van boerderijmelk opgesteld handboek.

4 3. De kan, gehoord het COKZ, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid l. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. HOOFDSTUK III HOEVEELHEID, SAMENSTELLING EN KWALITEIT Artikel 7 1. De hoeveelheid geleverde boerderijmelk wordt bepaald overeenkomstig nader door het bestuur vastgestelde werkwijzen. 2. De kan, gehoord het COKZ, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid l, mits tot zijn genoegen wordt aangetoond dat de vaststelling van de hoeveelheid op andere wijze nauwkeurig plaatsvindt. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Artikel 8 Indien de uitbetaling van boerderijmelk plaatsvindt op basis van één of meer van de hiernavolgende onderdelen: het vetgehalte; het eiwitgehalte; de aanwezigheid van melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen; het kiemgetal; de verontreinigingsgraad; het celgetal; de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacteriën; de titreerbare zuurtegraad van het vet; het vriespunt; dan worden de desbetreffende nader door het bestuur vastgestelde bepalingen in acht genomen. Artikel 9 Het kwaliteitsonderzoek wordt verricht met inachtneming van de bepalingen van Richtlijn EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelting van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PB EG L 268), zoals deze is of zal worden gewijzigd. Artikel 10 De hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de ontvangen boerderijmelk worden, voor zover van belang voor de uitbetaling, aan de melkveehouder bekend gemaakt. HOOFDSTUK IV ADMINISTRATIE Artikel De ontvanger van boerderijmelk voert een administratie of laat deze voeren waaruit per melkveehouder de volgende gegevens worden vastgelegd voor zover deze relevant zijn voor de uitbetaling van boerderijmelk: a. de hoeveelheid ontvangen boerderijmelk, b. de samenstelling enlof de kwaliteit van de ontvangen boerderijmelk. 2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden op overzichtelijke wijze geadministreerd en worden gedurende ten minste één jaar bewaard. 4

5 HOOFDSTUK V EISEN MELKCONTROLESTATION Artikel 12 l. Indien de uitbetaling van boerderijmelk plaatsvindt op grond van samenstelling enlof kwaliteit, dan draagt de ontvanger van boerderijmelk er zorg voor dat de betrokken onderzoeken worden verricht door een melkcontrolestation dat beschikt over een terzake deskundige leiding, over een voor het te verrichten onderzoek voldoende outillage, alsmede over een gedocumenteerd en adequaat functionerend kwaliteitssysteem en dat voor alle in dit kader relevante onderzoekmethoden geaccrediteerd is volgens NEN-EN-ISOIIEC Het bestuur kan nadere eisen stellen aan een melkcontrolestation. 2. De gehanteerde methoden van onderzoek in het kader van de uitbetaling van boerderijmelk naar samenstelling enlof kwaliteit zijn binnen het melkcontrolestation vastgelegd in een als zodanig gekenmerkte bundel met onderzoeksvoorschriften. Artikel 13 De uitslagen van het onderzoek worden vastgelegd op een toegankelijke en overzichtelijke wijze. De uitslagen worden gedurende ten minste een jaar bewaard. HOOFDSTUK VII SLOTARTIKELEN Artikel 14 Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is bindend voor de in artikel 102, lid l, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen alsmede voor de in artikel 102, lid 2 van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen, bedoeld in artikel 102, lid l, van de wet. Artikel Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. 2. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: a. een berisping; b. een geldboete van ten hoogste 4.500; c. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene; d. het onder verscherpte controle stellen van het bedrijf van de betrokkene op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren. Artikel 16 l. Het bestuur van het productschap kan ontheffing verlenen van het in deze verordening bepaalde. 2. Het bestuur kan aan een ontheffing als bedoeld in lid l voorwaarden verbinden. Artikel 17 De Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht en de Zuivelverordening 2003, Vaststelling frequentie en beoordeling resultaten kwaliteitsonderzoek worden ingetrokken. Artikel Deze verordening treedt in werking op l januari 2005.

6 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk. Zoetermeer, TOELICHTING De uitbetaling van boerderijmelk is thans geregeld in de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht. Indien de kwaliteit van boerderijmelk niet voldoet aan in de verordening neergelegde criteria, dan dienen de zuivelfabrieken kortingen toe te passen op de melkprijs. Besluiten om dergelijke kortingen toe te passen worden op grond van jurisprudentie van het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBB) aan het productschap toegerekend. Het systeem voor de uitbetaling van boerderijmelk bestaat in zijn huidige vorm sinds Gezien de inmiddels opgedane ervaringen bestaat aanleiding de huidige regeling te herzien. Aan de kant van de zuivelindustrie is behoefte om te komen tot een minder rigide regeling die meer ruimte laat voor de specifieke behoeften van individuele ondernemingen. Dit speelt in het bijzonder ten aanzien van de bepaling van de kwaliteit van boerderijmelk. Het huidige stelsel regelt tot in detail op welke kwaliteitsparameters boerderijmelk moet worden onderzocht, met welke frequentie deze onderzoeken dienen plaats te vinden en wat de gevolgen van geconstateerde kwaliteitsgebreken zijn. Het belang van de verschillende kwaliteitsparameters is echter niet voor alle ondernemingen even groot. Zo hebben ondernemingen die kaas produceren groot belang bij het voorkomen van sporen van boterzuurbacteriën in de grondstof melk. Deze ondernemingen zullen frequenter op sporen van boterzuurbacteriën in de melk willen controleren en andere gevolgen aan de aanwezigheid van die sporen verbinden dan ondernemingen waarvoor dit probleem minder speelt. Het CBB heeft op 19 mei 20F4 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit. Deze zaak betrof een beslissing van het productschap, waarbij de bezwaren van een veehouder ongegrond werden verklaard tegen een kwaliteitsvaststelling betreffende een verhoogd celgetal. Deze kwaliteitsvaststelling door het Melkcontrolestation (MCS) werd overeenkomstig de huidige jurisprudentie van het CBB, aangemerkt als een besluit dat aan het productschap moet worden toegerekend. Het CBB kondigt in de uitspraak echter aan dat het de jurisprudentie van toerekening van besluiten aan het productschap in de toekomst niet zal blijven voortzetten. Het CBB is namelijk van mening dat een waarneming van taken van een bedrijfslichaam door andere instanties dan organen van een bedrijfslichaam (dit zijn het dagelijks bestuur en de ) ongewenst moet worden geacht, omdat dit de overzichtelijkheid van de besluitvorming met betrekking tot de taken van het bedrijfslichaam niet ten goede komt. Daardoor kan bij justitiabelen verwarring worden veroorzaakt met betrekking tot de beroepsmogelijkheden tegen besluiten die worden genomen binnen het taakgebied van het bedrijfslichaam. De nieuwe opzet van de regeling beoogt aan de behoeften van de zuivelindustrie en de bezwaren van het CBB tegemoet te komen door niet langer de uitbetaling naar kwaliteit, samenstelling en gewicht tot in detail voor te schrijven. De verordening stelt niet langer het onderzoek op kwaliteitsparameters verplicht en laat de frequentie van de onderzoeken en de gevolgen van kwaliteitsgebreken vrij. De nieuwe verordening bepaalt slechts dat indien de uitbetaling op bepaalde kwaliteitsparameters plaatsvindt voor het kwaliteitconderzoek de daarvoor voorgeschreven methoden worden gehanteerd. Een soortgelijke bepaling is voor de uitbetaling op grond van de samenstelling (vet- en eiwitgehalte) CBB 19 mei 2004, AWB , LJN-nummer APl3O8

7 en de hoeveelheid van boerderijmelk opgenomen. Doelstellincl van de verordening De verordening geeft voorschriften voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op basis van de hoeveelheid, de samenstelling enlof de kwaliteit van boerderijmelk. De doelstelling van de verordening is in dat geval zorgdragen voor een juiste en objectieve vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk, als grondslag voor de overigens volledig privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen ontvanger van boerderijmelk en melkveehouder. Voor de betrokken melkveehouders wordt op deze wijze zekerheid gegeven over de door de ontvangers van boerderijmelk gehanteerde werkwijze om de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door hen geleverde melk te bepalen. Voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op andere grondslagen dan in de verordening genoemd, geeft de verordening geen voorschriften. Hiermee wordt bereikt dat ontvangers van melk met melkveehouders andere grondslagen voor de uitbetaling kunnen overeenkomen. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan flexibiliteit. Bovendien kan voor met name kleinere ondernemingen een eenvoudiger systematiek van belang zijn. Nadere motiverinq van de noodzaak van de verordening Een verordening van het Productschap Zuivel is noodzakelijk om een objectieve en juiste vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk te garanderen. Dit mede tegen de achtergrond dat deze gegevens voor individuele melkveehouders moeilijk te verifiëren zijn. Afweqing ten opzichte van private alternatieven Het Productschap Zuivel is als publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie ingesteld voor alle ondernemingen in de zuivelsector. Alle ondernemingen dienen zich te houden aan hetgeen in een verordening is geregeld. Het is niet mogelijk door middel van een private afspraken tot een zelfde resultaat te komen. Voor het realiseren van de doelstellingen is het vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd. De uitvoerinas- en handhavinasaspecten van de verordening De uitvoering van het kwaliteits- en het samenstellingsonderzoek vindt plaats door een melkcontrolestation. De hoeveelheidsvaststelling vindt plaats door de ontvangers van boerderijmelk. De kosten van de onderzoeken en de hoeveelheidsvaststelling worden gedragen door de ontvangers van boerderijmelk. Het toezicht op de naleving van de verordening zal plaatsvinden door een door het bestuur bij afzonderlijk besluit aangewezen instantie. Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie worden overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van berechtingsrapporten van de toezichthouders worden door de zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. Notificatie De ontwerp-verordening zal worden gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan Richtlijn 98134lEG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn nr. 98/48 van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Artikelsciewiize toelichting Artikel 2 Deze bepaling verplicht de ontvangers van boerderijmelk om het bepaalde bij of krachtens de verordening in acht te nemen, indien de uitbetaling van de aan hen geleverde boerderijmelk plaatsvindt op grond van hoeveelheid, de samenstelling (vet- en eiwitgehalte) of de kwaliteit. Dit houdt

8 in dat ontvangers van boerderijmelk niet langer verplicht zijn om op alle genoemde grondslagen de uitbetaling te verrichten. Bovendien kan ook op grond van andere, niet geregelde, grondslagen worden uitbetaald. Artikelen 4 en 6 Voor de bepaling van de samenstelling en de kwaliteit van boerderijmelk dient een representatief monster van de boerderijmelk te worden genomen. De desbetreffende bepalingen zijn neergelegd in de Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk. Artikel 7 De vaststelling van de hoeveelheid geleverde boerderijmelk is geregeld in de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting en de Zuivelverordening 2001, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik rijdende melkontvangsten met mobiel weegsysteem. Artikel 8 In de Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek zijn de methoden van onderzoek vastgelegd voor de samenstellings- en het kwaliteitsonderzoeken. Voor zover ontvangers van boerderijmelk op grond van deze parameters uitbetalen, dienen zij de voorgeschreven methoden te gebruiken. Artikelen 12 en 13 Voor een goede uitvoering van het onderzoek op samenstelling en kwaliteit van de boerderijmelk, is het van belang dat het betrokken melkcontrolestation in staat is de betrokken onderzoeken op een deskundige wijze te verrichten. Bovendien moeten de uitslagen van het onderzoek op een toegankelijke en overzichtelijke wijze worden vastgelegd met het oog op het toezicht. Zoetermeer, Ontwerp- Verordening tot wijziging (3) van de Zztivelverortlening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters hoercler~melk Verordening van het Productschap Zuivel van tot wijziging (3) de Zuivelverordening 2000, handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93, tweede lid onder b, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel en artikel 6 van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk; Besluit: Artikel I De Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk wordt gewijzigd als volgt: Artikel 1 wordt vervangen door:

9 Artikel 1 In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk. Artikel II Deze verordening treedt in werking op l januari Zoetermeer, TOELICHTING In de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk zijn voorschriften opgenomen voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op basis van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van boerderijmelk. De doelstelling van de verordening is het zorgdragen voor een juiste en objectieve vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk. Genoemde verordening vervangt de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht. In verband met de vervanging van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht door de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk dient de verwijzing te worden aaangepast. Bovenstaande verordening strekt hiertoe. Zoetermeer, Ontwerp-Verordening tot wijziging (l) van de Z~~ivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek Verordening van het Productschap Zuivel van tot wijziging (1) de Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93, tweede lid onder b, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel en artikel 8 van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk; Besluit: Artikel I De Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 1 wordt vervangen door: Artikel 1 In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk. 9

10 B Artikel 2 vervalt. C In artikel 20, eerste zin, wordt "uitbetalingsperiode" vervangen door: kalendermaand. Artikel II Deze verordening treedt in werking op l januari Zoetermeer. TOELICHTING In de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk zijn voorschriften opgenomen voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op basis van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van boerderijmelk. De doelstelling van de verordening is het zorgdragen voor een juiste en objectieve vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk. Genoemde verordening vervangt de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht. In verband met de vervanging van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht door de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk dienen enige redactionele aanpassingen in de Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek te worden aangebracht. Bovenstaande verordening strekt hiertoe. Zoetermeer, Ontwerp-Verordening tot wijziging (2) van de Z~~ivelverordening 2000, Gewichtsbepnling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinr~ch~il~gzg Verordening van het ~roducts-chap Zuivel van... tot wijziging (2) van de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93, tweede lid onder b, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel en artikel 7 van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk; Besluit: Artikel I De Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 1 wordt vervangen door: Artikel 1 In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk. 1 o

11 B Artikel 2 vervalt. C Artikel 3 wordt vervangen door: Artikel 3 l. De ontvanger van boerderijmelk haalt de boerderijmelk op of doet deze ophalen door een rijdende melkontvangst (RMO) met een volumemeetinrichting die voldoet aan de in deze verordening neergelegde eisen. 2. Met de in deze verordening bedoelde RMO's met volumemeetinrichting worden gelijkgesteld RMO's met volumemeetinrichting, die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, en die aan ten minste gelijkwaardige technische eisen voldoen. D In artikel 7, tweede lid, wordt de tweede zin vervangen door: Deze factor wordt éénmaal per kalendermaand bepaald en is van toepassing op de daaropvolgende kalendermaand. Artikel II Deze verordening treedt in werking op l januari Zoetermeer, TOELICHTING In de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk zijn voorschriften opgenomen voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op basis van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van boerderijmelk. De doelstelling van de verordening is het zorgdragen voor een juiste en objectieve vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk. Genoemde verordening vervangt de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht. In verband met de vervanging van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht door de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk dienen enige redactionele aanpassingen in de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting te worden aangebracht. Bovenstaande verordening strekt hiertoe. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in artikel 3 een bepaling van wederzijdse erkenning op te nemen. Hiermee wordt verduidelijkt dat ook gebruikgemaakt kan worden van RMO's met volumemeetinrichtingen die rechtmatig in andere lidstaten zijn vervaardigd of in de handel gebracht, mits deze aan gelijkwaardige technische eisen voldoen. Zoetermeer,

12 Ontwerp-Verordening tot wijziging (1) van de Zuivelverordening 2001, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik rijdende melkontvangsten met mobiel weegsysteem Verordening van het Productschap Zuivel van tot wijziging (l) van de Zuivelverordening 2001, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik rijdende melkontvangsten met mobiel weegsysteem Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93, tweede lid onder b, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, alsmede op artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel en artikel 7 van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk; Besluit: Artikel I De Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met mobiel weegsysteem wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 1, aanhef, wordt vervangen door: Artikel l In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk en voorts verstaan onder: B Artikel 2 wordt vervangen door: Artikel 2 l. Indien voor de bepaling van het gewicht van de geleverde hoeveelheid boerderijmelk, als bedoeld in artikel 7 van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk, gebruik wordt gemaakt van mobiele weegsystemen, wordt het bepaalde in deze verordening in acht genomen. 2. Met de in deze verordening bedoelde RMO's met mobiel weegsysteem worden gelijkgesteld RMO's met mobiel weegsysteem, die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, en die aan ten minste gelijkwaardige technische eisen voldoen. Artikel II Deze verordening treedt in werking op l januari Zoetermeer, TOELICHTING In de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk zijn voorschriften opgenomen voor ontvangers van boerderijmelk die uitbetalen op basis van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van boerderijmelk. De doelstelling van de verordening is het zorgdragen voor een juiste en objectieve vaststelling van de hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de door melkveehouders geleverde melk. Genoemde verordening vervangt de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht.

13 In verband met de vervanging van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht door de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk dienen enige redactionele aanpassingen in de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met mobiel weegsysteem te worden aangebracht. Bovenstaande verordening strekt hiertoe. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in artikel 3 een bepaling van wederzijdse erkenning op te nemen. Hiermee wordt verduidelijkt dat ook gebruikgemaakt kan worden van RMO's met mobiel weegsysteem die rechtmatig in andere lidstaten zijn vervaardigd of in de handel gebracht, mits deze aan gelijkwaardige technische eisen voldoen. Zoetermeer,

14 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Vee en Vlees PVV 29 Verordening tot wijziging van de Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (P W) 2004 ( ) Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 14 juli 2004 tot wijziging van de Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004 Het Bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 2 van het Besluit identificatie en registratie van dieren, de artikelen 1 en 2 van de Regeling medebewind vergoeding en tuchtrechtelijke maatregelen identificatie en registratie van eenhoevige dieren en de artikelen 96, 97 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel I De Verordening identificatie en registratie van paardachtigen {PVV) 2004 wordt gewijzigd als volgt: In artikel 2 wordt in het eerste en in het tweede lid na "paardachtigen" ingevoegd: ouder dan 7 maanden. In artikel 7, eersre lid, wordt na "erkende paardendierenarts" ingevoegd: door een daartoe gekwalificeerde dierenarts,. In artikel 13, tweede lid, wordt na "medicatie" ingevoegd:, voor zover deze stoffen bevat die niet zijn opgenomen in de bijlagen I, 11, III en IV van Verordening (EG) nr van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224) In paragraaf 9 wordt na artikel 24 een nieuw artikel 24a ingevoegd, dat komt te luiden als volgt:

15 Artikel 24a Het hippisch paspoort als bedoeld in artikel 5.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten, zoals het artikel luidde vóór 1 januari 2004, en dat is afgegeven vóór i januari 2004, wordt als paspoort in de zin van deze verordening aangemerkt, voor zover dit paspoort in overeenstemming is met de bijlage bij Beschikking nr. 93/623/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 oktober 1993 tot vaststelling van een identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (PbEG L 298). Artikel I1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 1 januari Zoctermeer, 14 juli 2004 J. J. Ramekers S.B.M. Jongerius Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 29 juli 2004, nr. TRCJZ/2004/4809. TOELICHTING 01J DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING IDENTIFICATIE EN REGISTRATIE VAN PAARDACHTIGEN (PVV) 2004 ( ) Artikel I Onderdeel A (artikel 2) In artikel 2 is het verbod opgenomen tot het houden van paardachtigen die niet zijn voorzien van een paspoort (eerste lid) en een transponder (tweede lid). In de artikelen 4, eerste lid, en 9 is bepaald dat de eigenaar van de paardachtige is verplicht de paardachtige binnen 7 maanden na geboorte te voorzien van een paspoort respectievelijk een transponder. Om misverstanden over de reikwijdte van het verbod van artikel 2 wat betreft paardachtigen jonger dan 7 maanden weg te nemen, dient aan de in artikel 2 verwoorde verboden te worden toegevoegd dat deze betrekking hebben op paardachtigen ouder dan 7 maanden. Onderdeel B (artikel 7) Het opmaken en ondertekenen van de paspoortaanvraag is ingevolge artikel 7, eerste lid, voorbehouden aan de erkende paardendierenarts, de paardenpaspoortconsulent en de daartoe gemandateerde functionaris van de paspoort-uitgevende instantie. In de praktijk is de behoefte gebleken aan de mogelijkheid dat ook de behandelend dierenarts (de "bedrijfsdierenarts") in het kader van zijn werkzaamheden op het bedrijf, de opmaak en ondertekening van een paspoortaanvraag volledig mag afhandelen. Gelet op de voor het opstellen van paspoortaanvragen vereiste deskundigheid, waaronder het opmaken van het signalement van de paardachtige, is met het oog op bedoelde werkzaamheden door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) een cursus vastgesteld ten behoeve van belangstellende dierenartsen. Met onderhavige wijziging van het eerste lid wordt voorzien in de mogelijkheid dat de dierenarts de paspoortaanvraag behandelt, voor zover de dierenarts daartoe gekwalificeerd is. Een dierenarts kan zich in bedoelde zin kwalificeren door de daartoe vastgestelde cursus van de KNMvD met goed gevolg te doorlopen. 15

16 Onderdeel C (artikel 13) Het paspoort, waarvan de inhoud is bepaald in Beschikking 93/623/EEG en Beschikking 2000/68/EG, voorziet in de aantekening van de aan de paardachtige voorgeschreven en toegediende medicatie. Daarbij is bepaald dat die medicatie moet worden aangetekend die stoffen bevat die niet zijn opgenomen in Bijlagen I, 11, III en IV van Verordening (EEG) nr Deze verbijzondering, die is weergegeven in het paspoort, ontbreekt in het tweede lid van artikel 13. Om deze inconsistentie weg te nemen, dient de hiervoor weergegeven precisering ook op deze plaats in de verordening te worden opgenomen. Onderdeel D (artikel 24a) Bij de vaststelling van de verordening destijds is een gefaseerde invoering van de paspoortverplichting voorzien. In de overgangsbepalingen, artikel 24, is zulks geregeld. In dat verband zou het zogenaamde hippisch paspoort dat vóór 1 januari 2004 onder de Regeling levende dieren en levende producten is afgegeven door een erkend stamboek of een hippische sportorganisatie (KNHS), worden gelijkgesteld met het in de verordening voorziene paspoort. Voorwaarde is dat in de rubriek Aantekeningen van het paspoort de verklaring wellniet bestemd voor de slacht alsmede de medicijnregistratie, zijn aangetekend. Een voorziening in deze zin is abusievelijk achterwege gebleven. Met de invoeging van artikel 24a wordt alsnog voorzien in de bedoelde ge!ijkstelling. Artikel II Het artikel bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de inwerkingtreding en publicatie van de verordening. De inwerkingtreding is bepaald op de tweede dag na publicatie. Aan artikel I, onderdeel D, is terugwerkende kracht toegekend tot en met de datum van inwerkingtreding van de Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004, zijnde 1 januari Het begunstigende karakter van deze bepaling rechtvaardigt de toekenning van terugwerkende kracht. Zoetermeer, 14 juli 2004 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius Productschap Zuivel PZ 13 Verordening tot wijziging (l) van de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk hij gebruik van rijdende melkontvarzgsten met ~~Ecrmerneetinrichring Verordening van het Productschap Zuivel van 16 juni 2004 tot wijziging (1) van de Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting ' Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 93, tweede lid onder b, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 5 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel en artikel 14, eerste lid, van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstetling en gewicht; Besluit: I Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 31 december 1999, nr. 75.

17 Artikel I De Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 5, lid 3, wordt vervangen door: 3. De luchtafscheider veroorzaakt bij het vaststellen van het aantal liters melk geen gemiddelde afwijking van - 0,15 % en > + 0,50 %. B Artikel 5, lid 4, wordt vervangen door: 4. De volumemeetinrichting veroorzaakt bij het vaststellen van het aantal liters melk geen gemiddelde afwijking van e - 0,35 % en > + 0,70 %. Artikel IJ Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zoeterrnecr, l6 juni 2004 G.A. Koopstra F. Beekman Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 4 augustus TOELICHTING In artikel 14, lid l van Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht is geregeld dat het gewicht van de hoeveelheid boerderijmelk wordt bepaald overeenkomstig een nader door het bestuur van het productschap vast te stellen werkwijze. Met Zuivelverordening 2000, Gewichtsbepaling boerderijmelk bij gebruik van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichting wordt aan deze bepaling invulling gegeven. In artikel 5 van de verordening zijn de nauwkeurigheidsgrenzen vastgelegd waaraan de volumemeetinrichtingen moeten voldoen. Als gevolg van de toename van de volumes van leveranties van melkveehouders is er bij zuivelondernemingen behoefte ontstaan om te gaan werken met hogere innamecapaciteiten. De leveranciers van rijdende melkontvangsten met volumemeetinrichtingen hebben hierop ingespeeld. Inmiddels zijn installaties met een innamecapaciteit van 700 literlminuut of hoger in gebruik. Om te kunnen anticiperen op de ontwikkelingen met betrekking tot de opgehaalde volumes en de verhoging van de capaciteit van de volurnemeetinrichtingen komt in de werkwijze voor de keuring de 200-litermeting te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de 900-litermeting. Voor de bepaling van de gemiddelde fout van de volumemeetinrichting zullen drie 900-litermetingen worden uitgevoerd.

18 Als gevolg van deze ontwikkelingen dienen de grenswaarden voor de bepaling van de gemiddelde afwijking van de luchtafscheider (artikel 5, lid 3), alsmede de gemiddelde afwijking van de gehele volumemeetinrichting (artikel 5, lid 4) te worden aangepast. Bovenstaande verordening sterkt hiertoe. Zoetermeer, 16 juni 2004 G.A. Koopstra F. Beekman

19 Wettelijk voorgeschreven uitgave van de Sociaal- Economische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag Telefoon: Telefax: De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3,40.