Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2013

Transcriptie

1 Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2013

2 2 Inhoudsopgave 2 Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen 4 Artikel 1.1 Begripsbepalingen 4 Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking natura 4 Artikel 2.1 Natura 4 Hoofdstuk 3 Regels rond verstrekking van PGB 4 Artikel 3.1 Netto PGB en voorschot 4 Artikel 3.2 Regels rond verantwoording PGB 4 Artikel 3.3 Regels rond terugvordering 5 Artikel 3.4 Beëindiging PGB 5 Hoofdstuk 4 Regels rond verstrekking van financiële tegemoetkoming Artikel 4.1 Financiele tegemoetkoming en uitbetaling 6 Artikel 4.2 Regels rond verantwoording financiële tegemoetkoming 6 Artikel 4.3 Het vergoeden van meerkosten 6 Artikel 4.4 Beëindiging financiële vergoeding 6 Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage, eigen aandeel, regels bij verzuim betaling en kostprijs 6 Artikel 5.1 Eigen bijdrage, eigen aandeel Artikel 5.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel 6 artikel 5.3 Bepalen kostprijs voorzieningen Hoofdstuk 6 Resultaat: Een schone en leefbare woning 7 Artikel 6.1 Huishoudelijke hulp in de vorm van een PGB 7 Artikel 6.2. Normtijden huishoudelijk hulp 7 Artikel 6.3 Regels rond PGB servicebureaus 8 Hoofdstuk 7 Resultaat: Wonen in een geschikte woning 8 Artikel 7.1 Realisering woningaanpassing door gecontracteerde leverancier 8 Artikel 7.2 Offerte 8 Artikel 7.3 Kostenposten woningaanpassingen 8 Artikel 7.4 Extra bouw en grondkosten 9 Artikel 7.5 Aanvang van werkzaamheden 9 Artikel 7.6 Gereedmelding 9 Artikel 7.7 Afschrijving terugbetaling kosten woonvoorziening 9 Artikel 7.8 Afschrijvingstermijnen woonvoorzieningen 9 Artikel 7.9 Weigering woonvoorziening 9 Artikel 7.10 Extra voorwaarden bij bewoning woonwagen 10 Artikel 7.11 Extra voorwaarden bij bewoning woonschip 10 Artikel 7.12 Verhuis- en inrichtingskosten 10 Artikel 7.13 Tijdelijke huisvesting 10 Artikel 7.14 Huurderving 10 Artikel 7.15 Instandhoudingkosten voorzieningen 10 Artikel 7.16 Woonvoorziening in natura 10 Artikel 7.17 Woningsanering CARA/COPD 11 Artikel 7.18 Vast rolstoeltapijt 11 Artikel 7.19 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten 11 Artikel 7.20 Verwijderen van woonvoorzieningen 11 Hoofdstuk 8 Resultaat: Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 11 Artikel 8.1 Resultaat een schone en leefbare woning 11 Hoofdstuk 9 Resultaat: Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 11 Artikel 9.1 Resultaat een schone en leefbare woning 11

3 3 Hoofdstuk 10 Resultaat: Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren 11 Artikel 10.1 Resultaat een schone en leefbare woning 11 Hoofdstuk 11 Resultaat: Verplaatsen in en rond de woning 12 Artikel 11.1 Rolstoel 12 Hoofdstuk 12 Resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 12 Artikel 12.1 Collectief Vraagafhankelijk vervoer 12 Artikel 12.2 Vergoedingen vervoersvoorzieningen 12 Artikel 12.3 Aanschaf auto en bruikleenauto 13 Artikel 12.4 Aanpassing eigen auto 13 Artikel 12.5 Hoogte persoonsgebonden budget en financiële voorziening 13 Hoofdstuk 13 Resultaat: Medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan 13 Artikel 13.1 Sportvoorzieningen, inclusief sportrolstoel 13 Artikel 13.2 Bezoekbaar maken van de woning 14 Hoofdstuk 14 Advisering en samenhangende afstemming 14 Artikel 14.1 Samenhangende afstemming 14 Hoofdstuk 15 Overige (slot)bepalingen 14 Artikel 15.1 Overige bepalingen 14 Artikel 15.2 Hardheidsclausule 14 Artikel 15.3 Inwerkingtreding en citeertitel 14 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Normtijden huishoudelijk hulp c.a. Kwaliteits- en uitvoeringsregels servicebureaus. Maximum aantal m 2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend.

4 4 Het college van de gemeente Deventer, gelet op de artikelen 8, lid 2 en 10.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Deventer 2013; overwegende, dat de verordening maatschappelijke ondersteuning 2013 de bevoegdheid geeft om nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in voornoemde verordening; B E S L U I T: vast te stellen het volgende Besluit maatschappelijke ondersteuning Deventer 2013; Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen De begripsbepalingen in artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2013 zijn van toepassing op de begrippen die in dit Besluit worden gebruikt. Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking natura Artikel 2.1 Natura Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt belanghebbende de mogelijkheid geboden om zelf een aanbieder te kiezen. Hoofdstuk 3 Regels rond verstrekking van PGB Artikel 3.1 Bruto PGB en voorschot 1. Het bruto PGB is het bedrag dat belanghebbende ontvangt van het college om het hulpmiddel of de voorziening aan te schaffen dan wel in te kopen. De belanghebbende ontvangt vervolgens van het Centraal Admnistratiekantoor een factuur voor de eigen bijdrage. 2. Een PGB wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een PGB is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het PGB is aangevraagd. Het college kan hiervan afwijken. 3. Het college kan de budgethouder per kalendermaand een voorschot op het verstrekte PGB geven. Daarbij worden de volgende voorschotperiodes gehanteerd: a. per jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget 2.500,-- of minder bedraagt; b. per half jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget 5.000,-- of minder, maar meer dan 2.500,00 bedraagt; c. per kwartaal, indien het tot een jaarbedrag herleide budget ,-- of minder, maar meer dan 5.000,00 bedraagt; d. per maand, indien het tot een jaarbedrag herleide budget meer dan ,-- bedraagt. Artikel 3.2 Regels rond verantwoording PGB 1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. 2. Degene die in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget: a. mag het persoonsgebonden budget uitsluitend gebruiken voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten; b. moet een voorziening aanschaffen die geschikt en kwalitatief verantwoord is. 3. De controle over de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 15 procent van het aantal in een kalenderjaar verstrekte persoonsgebonden budgetten, voor zover in dit artikel niet anders is bepaald. 4. Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het persoonsgebonden budget moet de ontvanger van het persoongebonden budget rekening houden met controle door het college naar de besteding van het persoonsgebonden budget en moet de belanghebbende hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden. De vorige volzin is niet van toepassing op budgethouders die gebruik maken van een door de gemeente Deventer erkend servicebureau.

5 5 5. Voor een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp geldt een vast verantwoordingsvrij bedrag van 100, De budgethouder is verplicht op verzoek van het college, voor zover van toepassing, te verstrekken: a. de gespecificeerde nota/factuur of betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening of afgenomen dienstverlening; b. een overzicht van de salarisadministratie en zorgovereenkomst tussen belanghebbende/budgethouder en zorgverlener bij huishoudelijke hulp. Het college kan, naast de onder a en b. genoemde documenten, ook andere documenten vragen. Dit zal in de beschikking tot toekenning van de voorziening worden opgenomen. 7. Na ontvangst van de in lid 6 van dit artikel genoemde bewijsstukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoongebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. 8. Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de voorziening of huishoudelijke hulp, dient te worden terugbetaald aan de gemeente. Artikel 3.3 Regels rond terugvordering 1. Na de in artikel 3.2 en 4.2 genoemde controle op de verantwoording wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. 2. Er wordt in ieder geval overgegaan tot terugvordering als: a. het persoongebonden budget is verstrekt op basis van foute informatie, anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de betrokken persoon dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, b. het persoonsgebonden budget niet volledig is aangewend voor het daarvoor omschreven doel, c. indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens. 3. Bedragen tot 100,- worden niet teruggevorderd of verrekend. 4. Nadat het door de belanghebbende terug te betalen bedrag door het college is ontvangen, meldt het college het aangepaste periodebedrag bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK voert vervolgens een herberekening van de eigen bijdrage uit en informeert de klant/belanghebbende over de uitkomst hiervan. Artikel 3.4 Beëindiging PGB Het PGB wordt beëindigd: a. op de eerste dag van de maand volgend op de maand dat belanghebbende is overleden dan wel niet langer staat ingeschreven in het Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Deventer; b. met ingang van de dag waarop belanghebbende langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet; c. met ingang van de dag vanaf welke belanghebbende/ontvanger dan wel de ontvanger van voorziening in natura of financiële tegemoetkoming schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de verstrekte voorziening. Hoofdstuk 4 Regels rond verstrekking van financiële tegemoetkoming Artikel 4.1 Financiele tegemoetkoming en uitbetaling 1. De bruto financiele tegemoetkoming is het bedrag dat belanghebbende ontvangt van het college om het hulpmiddel of de voorziening aan te schaffen dan wel in te kopen. De belanghebbende ontvangt vervolgens van het Centraal Admnistratiekantoor een factuur voor het eigen aandeel. 2. Het college betaalt de bruto financiële tegemoetkoming uit aan de belanghebbende van de tegemoetkoming, voor zover niet anders in de toekenningsbeschikking is bepaald. 3. De uitbetaling van de financiële tegemoetkoming kan, indien dat tussen belanghebbende en college wordt overeengekomen, ook direct aan de leverancier plaatsvinden.

6 6 Artikel 4.2 Regels rond verantwoording financiële tegemoetkoming 1. Degene die in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming: a. mag de financiële tegemoetkoming uitsluitend gebruiken voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten; b moet een voorziening aanschaffen die geschikt en kwalitatief verantwoord is. 2. De controle over de verantwoording van de financiële tegemoetkoming aan het college vindt plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 15 procent van het aantal in een kalenderjaar verstrekte financiële tegemoetkomingen. Een volledige controle van een financiële tegemoetkoming vindt plaats indien er sprake is van een woningaanpassing en het bedrag gelijk is of meer bedraagt dan 5.000, Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van de financiële tegemoetkoming moet rekening worden gehouden met controle door het college naar de besteding en moet de belanghebbende hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden. 4. De ontvanger van een financiële tegemoetkoming is verplicht op verzoek van het college de gespecificeerde nota/factuur of betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening te verstrekken. Het college kan naast de in dit lid genoemde documenten ook andere documenten vragen. Dit zal in de beschikking tot toekenning van de voorziening worden opgenomen. 5. Na ontvangst van de in lid 4 van dit artikel genoemde bewijsstukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat de financiële tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. 6. Het deel van de toegekende financiële tegemoetkoming dat niet wordt besteed aan de voorziening dient te worden terugbetaald aan de gemeente. 7. Artikel 3.3 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 4.3 Het vergoeden van meerkosten Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen zal bij verstrekking in de vorm van een financiële ttegemoetkoming alleen de vergoeding van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Artikel 4.4 Beëindiging financiële vergoeding De financiële vergoeding wordt beëindigd: a. op de eerste dag van de maand volgend op de maand dat belanghebbende is overleden dan wel niet langer staat ingeschreven in het Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Deventer; b. met ingang van de dag vanaf welke belanghebbende/ontvanger dan wel de ontvanger van voorziening in natura of financiële tegemoetkoming schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de verstrekte voorziening. Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage, eigen aandeel, regels bij verzuim betaling en kostprijs Artikel 5.1 Eigen bijdrage, eigen aandeel 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 8.1 van de verordening is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor: a. een collectieve vraagafhankelijk vervoer; b. de financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten; c. de financiële tegemoetkoming voor gebruik eigen auto en (rolstoel)taxi; d. woningaanpassingen in een gemeenschappelijke ruimte van een wooncomplex of appartementencomplex; e. huurderving; f. een vergoeding van instandhoudingkosten (onderhoud, keuring en reparatie) voor een voorziening; g. tijdelijke huisvesting; h. voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar.

7 7 Artikel 5.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel 1. Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het PGB indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage of eigen aandeel niet of niet volledig door belanghebbende wordt voldaan. 2. Het college kan over gaan tot beëindiging van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan belanghebbende opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Artikel 5.3 Bepalen kostprijs voorzieningen 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening. 2. De kostprijs van de voorziening is: het toegekende en betaalde PGB; de toegekende en betaalde financiële tegemoetkoming; de huurprijs die het college verschuldigd is aan de leverancier; de koopprijs die het college verschuldigd is aan de leverancier; Bij de berekening van de maximale eigen bijdrage of het eigen aandeel van hulp bij het huishouden in natura wordt uitgegaan van de daadwerkelijk ontvangen uren hulp per vier weken maal het geldende uurtarief; Bij de berekening van de maximale eigen bijdrage of het eigen aandeel bij individuele voorzieningen anders dan hulp bij het huishouden wordt uitgegaan van de kostprijs, inclusief BTW. Bij alle genoemde punten van artikel 5.3 wordt per periode van vier weken nooit meer in rekening gebracht dan de maximale periodebijdrage. Hoofdstuk 6 Resultaat: Een schone en leefbare woning Artikel 6.1 Huishoudelijke hulp in de vorm van een PGB 1. De belanghebbende die wordt geïndiceerd of geherindiceerd voor huishoudelijke hulp en deze verkrijgt in de vorm van een PGB, krijgt een bedrag per uur uitbetaald, gebaseerd op de soort huishoudelijke hulp en het aantal uren en minuten waarvoor zij zijn geïndiceerd. De geïndiceerde minuten worden voor de uitbetaling naar boven afgerond op kwartieren. 2. Het PGB voor huishoudelijke hulp 1 (schoonmaken) en 2 (schoonmaken en regie) voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt maximaal 13,15 per uur. 3. Het PGB voor huishoudelijke hulp in de vorm van een financiële vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, voor servicebureaus bedraagt maximaal 16,25 per uur. 4. Het PGB voor huishoudelijke hulp 1 en 2 voor het inkopen van huishoudelijke hulp bij een thuisorganisatie/zorgaanbieder bedraagt maximaal respectievelijk 20,40 en 22,50 per uur. Deze tarieven zijn afgeleid van het tarief waarvoor de gemeente de huishoudelijke hulp in natura bij het huishouden heeft gecontracteerd. 5. De tarieven voor PGB, zoals genoemd in dit artikel, leden 2, 3 en 4, kunnen elk jaar op 1 januari worden aangepast. 6. De belanghebbende heeft niet de mogelijkheid om het persoonsgebonden budget te besteden aan: a. vergoeding van reiskosten of een attentie voor de hulp; b. bekostiging van ondersteuning van niet door de gemeente gecontracteerde partij, die wel kosten voor deze dienst in rekening brengt; c. het inkopen van voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke diensten of producten waarvoor het college niet heeft gecompenseerd zoals strijk-, was-, maaltijd- of boodschappenservice. 7. De belanghebbende wordt geacht periodieke betalingen vanuit het persoonsgebonden budget per bank over te schrijven. Het college kan hiervan afwijken als belanghebbende aantoont dat er overwegende bezwaren zijn om per bank te betalen. Artikel 6.2 Normtijden huishoudelijke hulp Bij het compenseren van het resultaat een schone en leefbare woning wordt de systematiek aangehouden die bestaat uit normen uitgedrukt in uren zoals opgenomen in de bij dit Besluit behorende bijlage 1.

8 8 Artikel 6.3 Regels rond PGB servicebureaus 1. PGB servicebureaus dienen te voldoen aan kwaliteitseisen en uitvoeringsregels om te worden toegelaten tot de Deventer Wmo markt, zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage Het PGB servicebureau ondersteunt belanghebbende bij het uitvoeren van de werkgeverstaken. 3. Ingeval een belanghebbende een beroep doet op een PGB servicebureau dient hij een machtiging/akte van cessie te ondertekenen, waarna het budget door de gemeente wordt overgemaakt aan een door de gemeente toegelaten servicebureau. 4. Wanneer een belanghebbende kiest voor een PGB servicebureau dan is hij verplicht een keuze te maken tussen één van de door de gemeente Deventer toegelaten servicebureaus. Hoofdstuk 7 Resultaat: Wonen in een geschikte woning Artikel 7.1 Realisering woningaanpassing door gecontracteerde leverancier 1. Een woonvoorziening wordt uitgevoerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier(s). 2. In afwijking van lid 1 kan het college besluiten dat belanghebbende een financiële tegemoetkoming ontvangt, gebaseerd op de tarieven zoals opgenomen in de overeenkomst met de leverancier als bedoeld in lid 1, voor het zelfstandig uitvoeren van een woningaanpassing. Artikel 7.2 Offerte Voor zover in dit hoofdstuk geen bedragen worden genoemd wordt de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in door het college geaccepteerde offerte. Artikel 7.3 Kostenposten woningaanpassingen De volgende kostenposten voor een voorziening komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking: 1. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; 2. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; 3. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 2% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze kosten voor compensatie in aanmerking; 4. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom; 5. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; 6. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; 7. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd; 8. De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden; 9. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; 10. De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening; 11. Bouwplaatskosten; 12. Werkvoorbereidings- en uitvoerderskosten; 13. Eventuele constructeurskosten.

9 9 Artikel 7.4 Extra bouw en grondkosten 1. Voor zover een woningaanpassing gerealiseerd wordt door uitbreiding van een bestaande woning of vorm krijgt door uitbreiding van een nieuw te bouwen woning, verstrekt het college een financiële tegemoetkoming in de extra kosten. 2. Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m², wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. 3. Het totale aantal extra m 2 grond dat noodzakelijk is, wordt vermenigvuldigd met 143,00 en is afgeleid van de grondprijs. 4. Het aantal m 2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage 3. Artikel 7.5 Aanvang van werkzaamheden Het college verleent slechts een PGB of financiële tegemoetkoming indien: a. niet al een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder toestemming van het college; b. door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht; c. aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing. Artikel 7.6 Gereedmelding 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget verklaart de eigenaar of de belanghebbende door middel van een gereedmeldingsformulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget. 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een gereedmeldingsformulier dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget is verleend evenals afschriften van alle rekeningen en, indien van toepassing, een afschrift van de aangepaste opstalverzekering. Artikel 7.7 Afschrijving terugbetaling kosten woonvoorziening 1. De woningeigenaar die een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard heeft ontvangen dat gelijk is aan of meer is dan ,-- en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen. 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 is gelijk aan het bedrag van de voorziening na aftrek van ,--, verminderd met 10 procent per jaar. 3. Lid 1 is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de belanghebbende ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere aanvrager aan wie op grond van de verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend. 4. De woningeigenaar als bedoeld in lid 1 is verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Artikel 7.8 Afschrijvingtermijnen woonvoorzieningen 1. Het college houdt rekening met de algemeen gebruikelijk te achten levensduur van een te vervangen woonvoorziening, dat wil zeggen hoe lang de voorziening normaal gesproken meegaat. Als de woonvoorziening de levensduur heeft bereikt, dan is wat betreft de vervanging van deze voorziening sprake van een algemeen gebruikelijke renovatie. 2. Voor het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming ter vervanging van woonvoorzieningen wordt aansluiting gezocht bij de afschrijvingstermijnen die door de vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissie laatstelijk zijn vastgesteld in het Beleid Huurverhoging na Woonverbetering, voor zover in dit Besluit niet anders is bepaald.

10 10 Artikel 7.9 Weigering woonvoorziening 1. Het college weigert een voorziening indien binnen vijf jaar de woonvoorziening voor sloop dan wel renovatie in aanmerking komt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan het college, indien de woonvoorziening in aanmerking komt voor sloop dan wel renovatie, een financiële tegemoetkoming van maximaal 1.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken. Artikel 7.10 Extra voorwaarden bij bewoning woonwagen 1. Indien de aanvrager een woonwagen bewoont, verstrekt het college een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening indien: a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is; b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het college, indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, een financiële tegemoetkoming van maximaal 2.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken. Artikel 7.11 Extra voorwaarden bij bewoning woonschip 1. Indien de aanvrager een woonschip bewoont, verstrekt het college een financiële voorziening ten behoeve van een voorziening, indien: a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is; b. het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan het college, indien de technische levensduur van het woonschip minder dan vijf jaar is of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, een financiële tegemoetkoming van maximaal 2.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken. Artikel 7.12 Verhuis- en inrichtingskosten 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal 2.500, Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken ten behoeve van een voorziening aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een aanvrager de woning ontruimt. De hoogte van het bedrag is maximaal 2.500,00. Artikel 7.13 Tijdelijke huisvesting 1. Het college verstrekt voor de duur van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening indien: a een aanvrager in verband met aanpassing van zijn huidige of een nog te betrekken woning heeft voorzien in noodzakelijke tijdelijke huisvesting; en, b de kosten voor deze huisvesting noodzakelijk zijn. 2. De voorziening betreffende tijdelijke huisvesting kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan. Artikel 7.14 Huurderving 1. Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een woonvoorziening aan de eigenaar van een woning verstrekken teneinde deze woning opnieuw ter beschikking te laten komen van een belanghebbende. 2. Het college verstrekt geen financiële tegemoetkoming ten behoeve van een woonvoorziening over de eerste maand van huurderving. 3. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de kale huur van de woning en kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan. Het college kan op verzoek van de eigenaar van de woning hiervan afwijken. Artikel 7.15 Instandhoudingkosten traplift Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor de instandhouding van een traplift (keuring, onderhoud en reparatie) tot het maximumbedrag van 50,00.

11 11 Artikel 7.16 Woonvoorziening in natura De volgende voorzieningen worden uitsluitend in natura verstrekt: a. mobiele tilliften. b. trapliften. c. voorzieningen voor kinderen in de groei. d. voorzieningen voor personen met een progressief ziektebeeld. Artikel 7.17 Woningsanering CARA/COPD 1. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor een woningsanering met betrekking tot CARA of COPD (= Chronic Obstructive Pulmonary Disease). 2. De volgende bedragen worden gehanteerd: a. voor zeil of linoleum maximaal 15,- per m2, inclusief egalisatiekosten; b. gordijnen: maximaal 15,- per meter voor rolgordijnen of een andere soort gladde gordijnen. 3. De financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven (in de regel na 8 jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. Hierbij wordt voor de hoogte van de vergoeding als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode: a. 100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar; b. 75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is; c. 50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is; d. 25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is. 4. Indien het artikel acht jaar of ouder is, wordt geen vergoeding verstrekt. Hetzelfde geldt bij verhuizing, omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening kan worden gehouden met de ondervonden klachten. Artikel 7.18 Vast rolstoel vriendelijke vloer 1. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor vervanging van de vloerbedekking door een rolstoel vriendelijke vloert, indien het gebruik van de rolstoel deze vervanging dringend noodzakelijk maakt. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 15,-- per m2. 2. De leden 3 en 4 van artikel 7.17 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 7.19 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woon/appartementencomplex voor het treffen van de volgende voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte, als zonder deze voorziening de woning voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft: a. het verbreden van toegangsdeuren; b. het aanbrengen van elektrische toegangsdeuren; c. de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw. 2. Een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid is niet mogelijk ten behoeve van woon/appartementencomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking. Artikel 7.20 Verwijderen van woonvoorzieningen Het college verleent aan de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming voor het verwijderen van woonvoorzieningen indien er sprake is van aanwezige herverstrekbare woonvoorzieningen. De woning wordt dan hersteld in de oorspronkelijke staat voordat de herverstrekbare woonvoorziening tot stand was gebracht. In afwijking van de vorige volzin kunnen het college en de woningeigenaar besluiten bepaalde herverstrekbare woonvoorzieningen niet te verwijderen indien bekend is dat binnen een periode van zes maanden een belanghebbende in aanmerking zal komen voor de betreffende woning.

12 12 Hoofdstuk 8 Resultaat: Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Artikel 8.1 Hoofdstuk 6, Resultaat een schone en leefbare woning, is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 9 Resultaat: Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Artikel 9.1 Hoofdstuk 6, Resultaat een schone en leefbare woning, is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 10 Resultaat: Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Artikel 10.1 Hoofdstuk 6, Resultaat een schone en leefbare woning, is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 11 Resultaat: Verplaatsen in en rond de woning. Artikel 11.1 Rolstoel 1. De maximale hoogte van het PGB voor een (rolstoel)voorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening welke het college in natura zou verstrekken, plus een bedrag voor de WA-verzekering indien deze verplicht is. Daarnaast wordt een bedrag verstrekt voor instandhoudingkosten. Het bedrag voor onderhoud en reparaties is gebaseerd op de kosten die het college maakt wanneer een vergelijkbare voorziening in natura verstrekt wordt. 2. Indien de belanghebbende een met een PGB aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is dan wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen PGB.. Hoofdstuk 12 Resultaat: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 12.1 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) 1. Voor het collectief vraagafhankelijk vervoer betalen Wmo geïndiceerde het volgende tarief: a. de ritbijdrage, die gekoppeld is een Wmo-pas voor het CVV voor belanghebbenden is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer voor volwassenen. De tarieven van het Wmo regiotaxivervoer bedragen per 1 januari ,14 per kilometer, plus een opstaptarief van 0,86. De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer. b. de hiervoor genoemde ritbijdrage geldt voor ritten tot maximaal 25 kilometer. Bij ritten langer dan 25 kilometer geldt boven de 25 kilometer een commercieel tarief, met uitzondering van de zogenaamde puntbestemmingen. Deze puntbestemmingen zijn: de bebouwde kom van Deventer. Per 1 januari 2013 bedraagt het commercieel tarief boven de 25 kilometer 1,65 per kilometer. De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer. De onder a. en b. genoemde ritbijdragen worden betaald aan de vervoerder. 2. Met een WMO-reiziger kunnen de volgende type reizigers meereizen: a. een begeleider. Op grond van een medische indicatie kan een benodigde begeleider van belanghebbende gratis meereizen. b. OV-medereiziger. De Wmo-reiziger mag binnen de bebouwde kom van Deventer of wanneer er sprake is van een rechtstreekse openbaar vervoer verbinding maximaal 1 medereiziger meenemen. Deze medereiziger betaalt een ritbijdrage van 0.56 per kilometer en een opstaptarief van 3,44. Bij ritten langer dan 25 kilometer geldt boven de 25 kilometer een commercieel tarief. Per 1 januari 2013 bedraagt het commerciële tarief boven de 25 kilometer 1,65 per kilometer. De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer. 3. Het aanvragen van een Wmo vervoerspas is gratis. Bij verlies of diefstal kunnen klanten een duplicaat aanvragen. De hieraan verbonden kosten worden door de vervoerder aan belanghebbende in rekening gebracht.

13 13 Artikel 12.2 Vergoedingen vervoersvoorzieningen 1. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een eigen auto welke is afgeleid van het bedrag dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) hanteert in: Normbedragen voorzieningen Wet WIA en Wet Wajong. 2. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een taxi van maximaal 900,-- per jaar (per maand 75,--). 3. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een rolstoeltaxi van maximaal 1.360,-- per jaar (per maand 113,--). 4. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een bruikleenauto van maximaal 580,-- per jaar (per maand 49,--). 5. De te verstrekken voorziening in dit artikel wordt afgestemd op de persoonskenmerken en (individuele) vervoersbehoefte die lokale maatschappelijke participatie per vervoermiddel. mogelijk maakt en kan een omvang van maximaal 2000 kilometer hebben. 6. Indien er binnen een leefeenheid meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor deze vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen. Artikel 12.3 Aanschaf auto en bruikleenauto Het college verstrekt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, een voorziening in natura of in de vorm van de PGB voor de aanschaf van een (eigen) auto, dan wel een bruikleenauto. Daarbij wordt uitgegaan van een aanschafwaarde die niet hoger is dan de maximale aanschafwaarde van een referentieauto, hetgeen inhoudt dat er een normbedrag gehanteerd wordt voor de verstrekking van een bruikleenauto. Voor het bepalen van de hoogte van de aanschafprijs van een auto wordt de referentieauto uit de normenlijst van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangehouden. Het normbedrag is afhankelijk van de beperking(en) van de persoon en de omstandigheden van het gezin. Dit normbedrag is inclusief de als algemeen gebruikelijk geachte faciliteiten in een auto en exclusief de individuele aanpassingen. Artikel 12.4 Aanpassing eigen auto 1. Een vervoersvoorziening in de vorm van de aanpassing van een eigen auto bestaat uit een financiële tegemoetkoming. 2. De financiële tegemoetkoming bedraagt 100% van het door het college aanvaarde kosten. 3. Voor de toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aanpassing van een eigen auto geldt: a. dat de aanvrager (medisch) niet in staat is om met het CVV te kunnen reizen; b. dat de voorziening nodig is voor alle vervoersbehoeften zowel op de korte als de lange afstand; c. dat een (combinatie van 2 of meer) andere voorziening(en) een duurder alternatief zal zijn. 4. Aan de toekenning van de voorziening gelden bovendien de volgende vereisten: a. de aanpassing(en) moet(en) functioneel noodzakelijk zijn voor het gebruik van de auto door belanghebbende; b. de auto mag niet ouder zijn dan 6 jaar; c. de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing eigen auto wordt slechts eenmaal per 5 jaar verstrekt. Artikel 12.5 Hoogte PGB en financiële voorziening 1. De maximale hoogte van het PGB voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening welke het college in natura zou verstrekken plus een bedrag voor de WA-verzekering indien deze verplicht is. 2. Tevens wordt een bedrag verstrekt voor instandhoudingkosten. Het bedrag voor onderhoud en reparaties is gebaseerd op de kosten die het college maakt wanneer een vergelijkbare voorziening in natura verstrekt wordt.

14 14 3. Indien de belanghebbende een met een PGB of financiële voorziening aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is (anders dan ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden), wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. 4. Bij een eventueel nieuw toe te kennen PGB of financiële tegemoetkoming wordt het PGB/financiële vergoeding voor instandhoudingkosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen instandhoudingkosten. Hoofdstuk 13 Resultaat: Medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Artikel 13.1 Sportvoorzieningen, inclusief een sportrolstoel 1. Een sportvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming met een bedrag van maximaal 2.750,--. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar. 2. Indien men langer dan drie jaar dezelfde sportvoorziening gebruikt kan de belanghebbende een vergoeding krijgen voor instandhoudingkosten van die voorziening. Die vergoeding bedraagt maximaal 250,- per jaar Artikel 13.2 Bezoekbaar maken woning 1. De voorziening in natura of in de vorm van een PGB of een financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van één woning als bedoeld in artikel 6.8 lid 3 van de verordening wordt bepaald door het programma van eisen en de goedkoopst compenserende voorziening hiervoor, en bedraagt maximaal 2.500, Geen vergoeding wordt toegekend indien een nieuwe aanvraag voor een vergoeding voor het bezoekbaar maken als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt binnen 7 jaar na de laatste vergoeding. Hoofdstuk 14 Advisering en samenhangende afstemming Artikel 14.1 Samenhangende afstemming Bij het onderzoek naar de situatie van belanghebbende dient met meerdere aspecten rekening gehouden te worden om te zorgen voor een samenhangende afstemming. Bij de afstemming spelen ook de persoonskenmerken en behoeften van belanghebbende een rol. De bevindingen die in het onderzoek naar voren komen worden meegenomen in de besluitvorming en motivering hiervan. Hoofdstuk 15 Overige en slotbepalingen Artikel 15.1 Overige bepalingen 1 Het college wijzigt de in het kader van dit besluit geldende bedragen conform het gestelde in artikel 10.3 van de verordening, voor zover in dit Besluit niet anders is bepaald. Indien de bedragen genoemd in het Bmo worden gewijzigd, worden daarmee de bedragen die daarmee verband houden in dit Besluit eveneens geacht gewijzigd te zijn. 2 Alle in dit besluit genoemde bedragen zijn inclusief BTW, tenzij anders is vermeld. Artikel 15.2 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van dit Besluit indien toepassing van dit Besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 15.3 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning Deventer Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010, vastgesteld op 16 december 2009, wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van dit Besluit, met dien verstande dat het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010 van kracht blijft op beschikkingen die voor dit tijdstip zijn verstrekt. 3. Dit Besluit wordt van kracht met ingang van de datum dat de verordening in werking treedt.

15 15 BIJLAGE 1 Normtijden Huishoudelijke hulp Huishoudelijke hulp 1: Licht huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk De was doen Hieronder vallen de volgende activiteiten: opruimen, stof afnemen, afwassen, bedden opmaken en wekelijkse beurt interieur; dit is afhankelijk van de grootte van de woning. bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning), bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal 3 maal per minuten. bij ernstige beperkingen in armen en handen kan extra tijd geïndiceerd worden voor afwassen handmatig minuten per dag, machine in- en uitruimen 10 minuten per dag. Hieronder vallen de volgende activiteiten: stofzuigen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval. In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing), bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging van huisdieren wordt meegenomen en niet extra geïndiceerd. Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen en afhalen of was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen, ophangen/afhalen wasgoed. meer per : bij kinderen onder de 16 jaar 30 minuten per extra, bij bedlegerige personen 30 minuten per extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc. 30 minuten per extra. bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van één maal per. Boodschappen doen Alleen indien geen gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening Hieronder vallen: het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen. Dit kan 1 x per worden gedaan en daar kan tot en met 4 personen 60 minuten per voor worden toegekend. als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per

16 16 Broodmaaltijden bereiden Warme maaltijd bereiden Alleen indien geen gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening. Huishoudelijke hulp 2 - naast de werkzaamheden van categorie 1: Organisatie van het huishouden Organisatie van het huishouden Anderen helpen met de zelfverzorging Eenvoudige kortdurende psychosociale hulp en observatie Kortdurend advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden boodschappen worden toegekend. indien de afstand tot de winkels groot is, kan 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen de marge voor toekennen bedraagt 60 tot 150 minuten. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd. alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden. Hieronder vallen: wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig. Voor de broodmaaltijd kan 15 minuten per dag worden toegekend. zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per dag 20 minuten extra worden toegekend. Hieronder vallen: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad. voor de warme maaltijd kan per dag 30 minuten worden toegekend. zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per dag 20 minuten extra worden toegekend. Hieronder vallen: organiseren, plannen en beheren van middelen. Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier 30 minuten per voor worden geïndiceerd. hiervan kan worden afgeweken bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten. Hiertoe worden onder meer gerekend: opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden. Het gaat hierbij om een ouder die tijdelijk niet in staat is de ouderrol op zich te nemen. meer of minder kan worden geïndiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek en/of samenvallende activiteiten. Kinderen wassen en aankleden, hulp bij eten en drinken, sfeer scheppen Hieronder vallen: formuleren doelen / bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden, helpen handhaven/ verkrijgen/ herkrijgen structuur in het huishouden Hieronder vallen: instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodschappen doen, instructie voor de bereiding van de warme maaltijden. maximaal 30 minuten per. In 3x per maximaal 6

17 17 weken. Bij communicatieproblemen kan meer tijd worden geïndiceerd. Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen. Hieronder wordt verstaan: observeren, evenals formuleren doelen met betrekking tot huishouding, helpen verkrijgen, handhaven structuur in het huishouden, helpen verkrijgen/handhaven zelfredzaamheid ten aanzien van budget, begeleiden ouders bij opvoeding (beperkt en in combinatie met andere onderdelen) en begeleiding kinderen. Omvang 30 minuten per. Gebruikelijke Zorg. Bijdrage van kinderen aan het huishouden: In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding. Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, Afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien. Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen. Taken van een jarige Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. Normering categorieën huishoudelijke hulp. Huishoudelijke hulp 1 In categorie 1 kan de hulp bij het huishouden bepaald worden aan de hand van de volgende normering: Activiteit: Minuten seniorenwoning/appartement 1. Zwaar huishoudelijk werk 1 persoon: 90 minuten per 2 of meer personen: 120 minuten per 2. Licht huishoudelijke werk 1 persoon: 60 minuten per Uren/minuten 1 uur en 30 minuten 2 uur 1 uur

18 18 2 of meer personen: 60 minuten per 3. De was doen 1 persoon: 30 minuten per 2 of meer personen 60 minuten per 4. Boodschappen doen 60 minuten per 5. Maaltijd bereiden Warme maaltijd: 30 minuten per keer Broodmaaltijd: 15 minuten per dag 1 uur 30 minuten 1 uur 1 uur 3 uur en 30 minuten per 1 uur en 45 minuten per Activiteit: eengezinswoning Minuten Uren 1. Zwaar huishoudelijk werk 1 persoon: 150 minuten per 2 of meer personen: 180 minuten per 2. Licht huishoudelijke werk 1 persoon: 60 minuten per 2 of meer personen: 60 minuten per 3. De was doen 1 persoon: 30 minuten per 2 of meer personen 60 minuten per 4. Boodschappen doen 60 minuten per 5. Maaltijd bereiden Warme maaltijd: 30 minuten per keer Broodmaaltijd: 15 min. per dag 2 uur en 30 minuten 3 uur 1 uur 1 uur per 30 minuten 1 uur 1 uur 3 uur en 30 minuten per 1 uur en 45 minuten per Ad 1. Factoren voor meer werk: Psychogeriatrische problematiek; Aantal kinderen < 12 jaar; Huisdieren: bij allergie Allergie voor huisstofmijt COPD Ernstige lichamelijke beperkingen Frequentie: in principe maximaal 3 maal per minuten