VEILIGHEIDSPROTOCOL t Schoolhuys

Transcriptie

1 VEILIGHEIDSPROTOCOL t Schoolhuys Dit document geldt voor de duur van 2 jaar na definitieve vaststelling en wordt stilzwijgend verlengd voor eenzelfde periode. Geëvalueerd en bijgesteld door team: * Akkoord door M.R.: * * datum invullen 1

2 ALGEMEEN Dit veiligheidsprotocol bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over de sociale veiligheid binnen onze school en het tweede deel gaat over de fysieke veiligheid. Ons veiligheidsprotocol komt voort uit het beleidsstuk Arbobeleid en Schoolveiligheidsbeleid van onze stichting KS Fectio (juni 2012). A. Doel t Schoolhuys is een Vreedzame School. Ondanks de ruime aandacht voor sociaal gedrag bij onze leerlingen, zien we ook ongewenst gedrag. In het deel sociale veiligheid is daarom ook beschreven wat wij verstaan onder ongewenst gedrag en hoe wij hiermee omgaan. Hiervoor hebben we een gedragsprotocol opgenomen, dat wordt ingezet bij herhaaldelijk ongewenst gedrag. In het deel over de fysieke veiligheid hebben wij beschreven hoe we de veiligheid van onze leerlingen willen optimaliseren. In toenemende mate nemen (groepen) leerlingen deel aan allerlei binnen- en buitenschoolse activiteiten. Hierbij zijn ze de ene keer verkeersdeelnemer, vaak actief betrokkenen, dan weer toeschouwer. Dit vraagt om maatregelen die de veiligheid zoveel mogelijk waarborgen en die moeten voorkómen dat onveilige situaties ontstaan. Daarnaast is het van belang dat degenen die de leerlingen begeleiden, weten welke taken en verantwoordelijkheden zij hebben. B. Opzet In het eerste deel wordt omschreven wat we verstaan onder ongewenst gedrag en is het gedragsprotocol en pestprotocol opgenomen. In het tweede deel zijn per specifieke activiteit de afspraken omschreven, waardoor alle betrokkenen op de hoogte zijn van de regels en aanbevelingen rondom de fysieke veiligheid. In de bijlage van dit protocol vindt u het registratieformulier, wat wij gebruiken om incidenten te registreren en in kaart te brengen. B. Samenstelling Het veiligheidsprotocol is een aanvulling op het ARBO Beleid en Schoolveiligheidsbeleid van KS Fectio. Het eerste deel van dit veiligheidsprotocol is ontstaan uit het gedragsprotocol wat in augustus 2010 is opgesteld en sindsdien wordt ingezet bij herhaaldelijk ongewenst gedrag. Ook het pestprotocol, wat in 2004 is vastgesteld, is hierin opgenomen. Het tweede deel van dit veiligheidsprotocol is geschreven op basis van een raamplan. Dit raamplan vormt de basis voor het opstellen van school specifieke veiligheidsprotocollen. Bij ieder hoofdstuk en paragraaf staat een omkaderd gedeelte. Hierin staan de punten die op schoolniveau verder zijn uitgewerkt. Daar waarin dit protocol niet voorziet, dient analoog aan een gelijkende activiteit een afzonderlijk veiligheidsprotocol te worden geschreven. D. Looptijd Het geheel aan bestaande schoolveiligheidsprotocollen heeft een looptijd van één jaar. Het raamplan veiligheidsprotocol heeft een looptijd van twee jaar. E. Evaluatie Op schoolniveau wordt het eerste deel ieder jaar door de interne vertrouwenspersoon en de preventiemedewerker geëvalueerd. De veiligheidsprotocollen uit het tweede 2

3 deel worden na iedere bijbehorende activiteit geëvalueerd door de leerkracht en/of activiteitencommissie en/of de teamvergadering. Jaarlijks wordt het geheel aan veiligheidsprotocollen met het team en de MR besproken en vastgesteld. Van dit vastleggen wordt schriftelijk aan de boven schoolse preventiemedewerker en aan de bestuurder directeur gerapporteerd. 3

4 Inhoud ALGEMEEN... 2 DEEL 1: SOCIALE VEILIGHEID... 5 ALGEMEEN GEWENST GEDRAG ONGEWENST GEDRAG GEDRAGSPROTOCOL PESTPROTOCOL Wat is pesten? Waarom aandacht voor pesten? Wat is een pestprotocol?... 9 DEEL 2: FYSIEKE VEILIGHEID GEBRUIK SCHOOLPLEIN SPELEN GEBRUIK GYMZAAL GEBRUIK GANGEN SCHOOLREIS EN EXCURSIES KAMP VERVOER VERKEERSEXAMEN EXTERNE SPORTACTIVITEITEN INTERNE ACTIVITEITEN OVERIGE ACTIVITEITEN

5 DEEL 1: SOCIALE VEILIGHEID ALGEMEEN Met het programma van de Vreedzame School willen we het sociale en emotionele klimaat in de klas en op school handhaven en indien nodig verbeteren. We werken aan een schoolcultuur, waarin het verantwoordelijkheidsgevoel van kinderen toeneemt, waarin sprake is van grote betrokkenheid naar elkaar en waarin leerlingen hun conflicten zelf of met behulp van medeleerlingen, de mediatoren, oplossen. Naast de ruime aandacht voor conflictoplossing vaardigheden leren alle betrokkenen in de school op een positieve manier met elkaar om te gaan. Er ontstaat een soort vanzelfsprekendheid: zo doen wij dat hier op school. Soms komt de sociale veiligheid in het gedrang, doordat kinderen ongewenst gedrag laten zien. In dit deel van het veiligheidsprotocol beschrijven we wat wij verstaan onder ongewenst gedrag en hoe wij hiermee omgaan. 1. GEWENST GEDRAG Op t Schoolhuys gaan wij op een vreedzame manier met elkaar om, dit geldt voor de leerkrachten, onze leerlingen en de ouders. Daarom gelden op school regels en afspraken; regels op schoolniveau en op klassenniveau. De schoolregels lijken vanzelfsprekend en zijn gebaseerd op de principes van de Vreedzame School. Er zijn 3 basisregels over hoe wij willen dat we met elkaar en met onze spullen omgaan: 1. Zorg voor jezelf: Draag verantwoordelijkheid voor je eigen gedrag en je eigen werk. Je moet goed voor jezelf zorgen, maar niet op een manier dat anderen daar last van hebben. 2. Zorg voor de ander: Wij zijn aardig voor iedereen, spelen samen en helpen elkaar waar we kunnen. We hebben respect voor elkaars verschillen en waarderen elkaar om wie we zijn. We zijn verantwoordelijk voor het klimaat in de groep. 3. Zorg voor spullen: Zorg goed voor je eigen spullen, de spullen van een ander en de spullen van school, binnen en buiten. Als iedereen zich houdt aan deze regels dan houden we een fijne sfeer, waarin we onszelf kunnen zijn, waarin we zonder zorgen plezier kunnen maken en kunnen leren en waarin ieder kind in alle vrijheid en met vertrouwen in iedereen op school kan groeien. De huisregels van onze school voor ouders en leerlingen zijn opgenomen in de schoolgids, voor de leerkrachten in t Schoolhuysboekje. Aan het begin van ieder schooljaar stelt ieder groep klassenregels op. Doordat alle leerlingen deze regels ondertekenen, laten zij zien dat zij zich willen houden aan deze afspraken. Dit is het gewenst gedrag wat wij onze leerlingen willen meegeven. 5

6 2. ONGEWENST GEDRAG Gedrag is overal; zo ook het zoeken naar de grenzen waarbinnen wij zouden willen dat het gedrag van onze leerlingen, ouders en (overblijf)medewerkers zich begeeft. Uit de praktijkervaringen blijkt dat er veel grijze gebieden zijn: wanneer gaat spel en ontdekking over in verstoring of probleemgedrag? En wat doen wij dat als onderwijsprofessionals? Om hier grip op te krijgen, hanteren wij de op praktijkonderzoek gebaseerde indeling van gedrag (Van Overveld, 2013), oplopend van prosociaal tot en met zeer ernstig probleemgedrag. Het doel hiervan is het meer eenduidig maken van ons handelen richting leerlingen, die ongewenst gedrag vertonen en het voorkomen van verdergaande escalatie van dat gedrag richting ernstigere vormen van ongewenst gedrag. Dit hebben wij verder uitgewerkt in het gedragsprotocol. Gedrag Voorbeelden Registratie Prosociaal Doet mee, luistert, voert opdrachten - uit, werkt stil Licht verstorend Geintjes, lollig bedoelde Nee gedrag opmerkingen Verzet Werkweigering, uitdaging, brutale antwoorden Nee, wel in het administratiesysteem Probleemgedrag Ernstig probleemgedrag Zeer ernstig probleemgedrag Vernieling schooleigendommen en spullen van anderen Verbale agressie, (lichte) vechtpartijen, stelen (zware) fysieke agressie, bedreiging, jeugdcriminaliteit als het structureel wordt. Ja, in administratiesysteem en incidentenregistratie Ja, in administratiesysteem en incidentenregistratie Ja, in administratiesysteem en incidentenregistratie 3. GEDRAGSPROTOCOL Op t Schoolhuys hanteren we onderstaand gedragsprotocol wat in augustus 2010 is opgesteld. Hierin wordt gesproken over niet acceptabel gedrag, ruzies en pesterijen. Stappen Wie is actief? Licht verstorend gedrag Licht verstorend gedrag / verzet 1. Wanneer je ruzie met iemand hebt of je wordt gepest, dan probeer je er eerst zelf samen uit te komen door er over te praten. 2. Als dat niet lukt of als je dat niet zo goed durft, dan kun je de mediatoren vragen om je te helpen. 3. Als dat niet lukt of als je dat niet zo goed durft dan kun je jouw leerkracht of een andere leerkracht vragen om je daarbij te helpen. Jij en medeleerlingen Jij en mediatoren Jij en de leerkracht 6

7 Verzet / probleem gedrag Herhaaldelijk probleem gedrag/ (zeer) ernstig probleemgedrag 4. Als jouw leerkracht of een andere leerkracht ziet dat je iets doet dat niet zo leuk is of niet past binnen de afgesproken regels, dan zal deze leerkracht dat met jou bespreken. Samen probeer je om te kijken hoe je problemen anders op kunt lossen, of je gedrag kunt veranderen. Is het niet jouw eigen leerkracht, dan zal de leerkracht die dit met jou besproken heeft dit doorgeven aan jouw eigen leerkracht. 5. Wordt jouw lijstje met niet-acceptabel gedrag wat lang, dan bespreekt de leerkracht dit met je. Bij volgend niet gewenst gedrag word jij met je ouders uitgenodigd om op school met de leerkracht te komen praten en krijg je een dit-kan-niet logboek. In dit logboek schrijf je elke dag wat er gebeurd is en hoe je het op een goede manier had kunnen doen. Hoe lang dat lijstje moet zijn voordat je uitgenodigd wordt, mag de leerkracht bepalen, na overleg met collega s. Het ligt er nl ook aan hoe vervelend jouw gedrag was. Heb je bv gevochten, of pest je regelmatig hetzelfde kind, dan is voor de leerkracht de maat eerder vol dan wanneer het om wat kleinere problemen gaat. 6. Gedraag je je nu nog een keer niet zoals zou moeten, dan krijg je een gele kaart en in het dit-kan-niet logboek wordt samen met jou opgeschreven wat er precies gebeurd is en hoe je op een goede manier had kunnen reageren. Je ouders worden gebeld en zij ondertekenen de gele kaart in het logboek. De directeur wordt op de hoogte gesteld. Ook nu overlegt de leerkracht eerst met één of meerdere collega s. 7. Na de eerste gele kaart kan nog een tweede gele kaart volgen, die hetzelfde werkt als de eerste. De directeur belt nu met je ouders. Jij gaat 1 dag in een andere groep aan het werk. 8. Na twee keer een gele kaart volgt bij een derde keer een rode kaart. Hier wordt dezelfde procedure gevolgd als bij de tweede gele kaart, maar je wordt met je ouders uitgenodigd voor een gesprek op school, waar de directeur ook bij aanwezig is. Er kan dan ook besproken worden of je misschien hulp van iemand buiten school nodig hebt om je gedrag te verbeteren. Jij gaat in ieder geval een week lang in (een) andere groep(en) werken. Het werk krijg je mee van je eigen juf. 9. Als jouw gedrag na deze maatregelen niet verbeterd is en je gedraagt je weer onacceptabel, dan wordt je eerst 2 dagen geschorst en werk je een week in (een) andere groep(en) met werk van je eigen juf. Eigenlijk krijg je dan nog een keer een rode kaart en dat is dan de allerlaatste kans. Jij en de leerkracht Jij, de leerkracht, je ouders Jij, de leerkracht, je ouders, de directeur Jij, de leerkracht, je ouders, de directeur Jij, de leerkracht, je ouders, de directeur Jij, de leerkracht, je ouders, de directeur 10. Helpt ook dit niet, dan ben je niet meer te handhaven op Jij, de 7

8 onze school en word je voorgoed van onze school weggestuurd. leerkracht, je ouders, de directeur 8

9 4. PESTPROTOCOL 4.1 Wat is pesten? Een definitie van pesten luidt: het systematisch en/of fysiek mishandelen van één of meer klasgenoten die niet in staat zijn zichzelf te verdedigen. Uit de definitie blijkt dat er bij pesten iets anders aan de hand is dan een enkel plagerijtje. Bij plagen is er sprake van een incidentje, zijn er gelijke machtsverhoudingen, kan de geplaagde zich verdedigen en loopt geen blijvende psychische of fysieke schade op. Geplaagd wordt ieder kind wel eens, maar wie gepest wordt, is altijd het slachtoffer, altijd de verliezer. Wie gepest wordt, vindt altijd de anderen tegenover zich. Pesten is een vorm van mishandeling. 4.2 Waarom aandacht voor pesten? t Schoolhuys wil kinderen een veilig schoolklimaat bieden, waarin zij zich harmonieus kunnen ontwikkelen. Meestal lukt dat goed, maar in een enkel geval wordt een kind systematisch door anderen genegeerd of gepest. Dan komt een kind in de klas dusdanig in de knel, dat pedagogische maatregelen van de leerkracht alleen niet meer volstaan. In zo n geval moet men onder ogen zien dat er een ernstig probleem is. Niet alleen voor de leerkracht en voor het gepeste kind, dat door het pesten beschadigd wordt, maar ook voor de pesters, de klas en de betrokken ouders. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waarin gepest wordt, kan iedereen slachtoffer zijn. 4.3 Wat is een pestprotocol? Een pestprotocol is een aantal afspraken over het tegengaan van pesten. Afspraken tussen de school, de kinderen en de ouders. De basis voor die afspraken vormen twee regels die op t Schoolhuys gelden: 1. Wij pesten niet 2. Wij accepteren niet dat er gepest wordt De tweede regel richt zich nadrukkelijk op leerlingen, leerkrachten en ouders gezamenlijk. Een goede samenwerking biedt de beste kansen op resultaat. Leerlingen, leerkrachten en ouders hebben allen een eigen verantwoordelijkheid bij het tegengaan van pesten. De eigen verantwoordelijkheid wordt in dit protocol geconcretiseerd door af te spreken welke stappen er gezet moeten worden als er gepest wordt. Handelingen van leerlingen: 1. Als kinderen merken dat er gepest wordt, vertellen zij dit aan de leerkracht en/of ouders. Handelingen van leerkrachten richting leerlingen en klas: 1. De leerkracht bespreekt elk pestprobleem met de betrokken leerlingen. Eerst met het gepeste kind, vervolgens met het pestende kind. De gesprekken hebben als doel het verkrijgen van inzicht in de situatie met het oog op het ondernemen van vervolgstappen. 2. De leerkracht bespreekt elk pestprobleem niet alleen met de direct betrokkenen, maar als regel ook met de klas als geheel, tenzij er dringende redenen zijn daarvan af te zien. De leerkracht neemt in dit gesprek duidelijk 9

10 stelling tegen het pestgedrag. Hij/zij leert de leerlingen dat een melding van pesten geen klikken is. 3. De leerkracht meldt een pestprobleem bij de intern begeleider en brengt daarbij verslag uit van de gesprekken die met de kinderen en de klas zijn gevoerd. De intern begeleider brengt advies uit als hij/zij dit nodig acht. 4. De leerkracht past na een pestprobleem direct en eenduidig de sancties toe die in de klas zijn afgesproken. 5. Bij een pestprobleem kiest de leerkracht, in overleg met de intern begeleider, een vorm van begeleiding voor de pestende leerling en de gepeste leerling uit. In overleg met de betrokkenen kan contact worden opgenomen met extern deskundigen. Handelingen van leerkrachten richting ouders: 1. De leerkracht heeft een gesprek met de ouders van het gepeste kind. 2. De leerkracht heeft een gesprek met de ouders van het pestende kind. 3. In deze gesprekken worden de ouders op de hoogte gebracht van het probleem en probeert de leerkracht meer inzicht in de situatie te verkrijgen. 4. In overleg met de intern begeleider en/of directie wordt besloten of de overige ouders geïnformeerd worden over de problemen met het pedagogisch klimaat in de groep, door middel van een brief of een ouderavond. 5. In een vervolggesprek met de ouders van de direct betrokken leerlingen wordt een plan van aanpak besproken. Handelingen van ouders: Ouders van het gepeste kind: 1. Als ouders de indruk hebben dat hun kind gepest wordt, nemen zij de problemen serieus. 2. De ouders luisteren zo objectief mogelijk naar de verhalen van hun kind en nemen stelling tegen het pesten. 3. De ouders nemen contact op met de groepsleerkracht om hem op de hoogte te stellen en zijn/haar visie te horen. Tevens wordt een vervolgafspraak gepland. 4. Indien er sprake is van een ernstige pestsituatie, stellen de ouders zich terughoudend op in het zelf oplossen van de problemen in rechtstreeks contact met de betrokken kinderen en hun ouders. 5. De ouders verlenen hun medewerking aan een door de leerkracht voorgesteld overleg. 6. De ouders werken mee aan het plan van aanpak dat gezamenlijk met de leerkracht is vastgesteld. Ouders van het pestende kind: 1. Als ouders ter ore komt dat hun kind pest, nemen zij de problemen serieus. 2. De ouders luisteren zo objectief mogelijk naar de verhalen van hun kind, straffen het niet, maar nemen stelling tegen het pesten. 3. De ouders nemen contact op met de groepsleerkracht om hem/haar op de hoogte te stellen en zijn/haar bevindingen te horen. Tevens wordt een vervolgafspraak gepland. 4. De ouders verlenen hun medewerking aan een door de leerkracht voorgesteld overleg. 5. De ouders werken mee aan het plan van aanpak dat gezamenlijk met de leerkracht is vastgesteld. Ouders van meelopers: 10

11 1. Als ouders van hun kind horen over pestgedrag in de klas nemen zij het probleem serieus. 2. De ouders luisteren zo objectief mogelijk naar de verhalen van hun kind en proberen inzicht te krijgen in de aard en omvang van het probleem. 3. De ouders nemen stelling tegen het pesten. 4. De ouders nemen contact op met de groepsleerkracht om hem/haar op de hoogte te stellen. Voor alle betrokken ouders geldt: de ouders nemen contact op met de groepsleerkracht. Als zij zich, om welke reden dan ook, niet willen wenden tot de groepsleerkracht, dan nemen zij contact op met de intern begeleider of de vertrouwenspersoon. 11

12 DEEL 2: FYSIEKE VEILIGHEID 1 GEBRUIK SCHOOLPLEIN Het schoolplein behoort tot het gebied waarvoor de school gedurende de schooltijd (en 15 minuten voor en na) verplicht is toezicht te houden. A. FIETSEN Maak afspraken over het gebruik van de fiets (wie mag met de fiets naar school komen), het fietsgedrag en het stallen van fietsen. Kinderen die op loopafstand wonen, komen lopend naar school. Wanneer het voor een activiteit vanuit school nodig is, komen zij ook op de fiets. De school is niet aansprakelijk voor beschadigingen of diefstal van fietsen. Zet je fiets daarom altijd goed in het rek en op slot. Aan de ouders het dringende verzoek om vernielingen aan fietsen direct te melden bij de directie. De kinderen van de groep 1 t/m 3 zetten hun fiets in de rekken op het kleuterplein. De kinderen van de groepen 4 zetten hun fiets in de rekken bij de tafeltennistafels en wanneer hier geen ruimte meer is, in de rekken op het kleuterplein. De leerlingen van groep 5 t/m7 zetten hun fiets in de rekken bij de ingang van de bovenbouw en de leerlingen van groep 8 in het rek op de groenzone buiten de speelplaats. Op de speelplaats wordt niet gefietst. B. IN- en UITGANGEN Bezoekers moeten op een veilige manier de school binnenkomen en uitgaan. Wij hebben op school drie in- en uitgangen: Groep 1 t/m 3: ingang bij de speelzaal Groep 4 t/m 6: ingang bij de tafeltennistafels Groep 6/7 t/m 8: ingang bij de ballenpaal C. NAAR BINNEN/BUITEN GAAN Beschrijf regels die te maken hebben met een ordelijk naar binnen en naar buiten gaan. De kinderen gaan bij de eerste bel om 8.20u. en om 12.55u. rustig naar binnen via hun eigen ingang. Bij het naar buitengaan, gebruiken de kinderen ook hun eigen uitgang. Er wordt in de school niet gerend. 12

13 2 SPELEN A. SPEELPLEKKEN Er moet toezicht zijn. De leerkrachten nemen een positie zodat zij een goed zicht hebben over de speelplaats. Geef aan waar de kinderen wel of niet mogen spelen. Om de kinderen zoveel mogelijk ruimte te geven bij het buitenspelen, zijn de pauzetijden verdeeld u: groep 4 en u: groepen 6 t/m 8 De groepen 1 t/m 3 spelen op het kleuterplein. Bij het buitenspelen lopen de eigen leerkrachten buiten voor toezicht. Voor schooltijd om u. lopen minimaal twee leerkrachten buiten om toezicht te houden. De verantwoording van de leerlingen wordt dan overgedragen van de overblijfouders aan de leerkrachten. In het keukentje wordt een rooster opgehangen voor de pleinwacht. Pleinregels groep 4 t/m 8 Alle kinderen moeten op het plein blijven; er mag dus niet op het kleuterplein gespeeld worden. Leerkrachten moeten zicht houden op de leerlingen. Alleen groep 8 mag, als zij met het grote springtouw springen, op de stoep voor de speelplaats. Wanneer een kind naar het toilet moet, geeft hij/ zij dit aan bij een leerkracht die op het plein loopt. B. SPELMATERIALEN Geef aan welke spellen op welke plaats gespeeld mogen worden. Bepaal hoe om te gaan met materialen als skates, skateboards, rolschaatsen e.d. Voetballen mag alleen met een kleine bal op het aangegeven veld. Op andere plekken van de speelplaats mag niet gevoetbald worden. Het rooster van welke groep er aan de beurt is om te voetballen, hangt bij de deur van groep 6 en 7 en van groep 4 en 5 in de klas. Er is buitenspeelgoed aanwezig om mee te spelen ( Zit in plastic bakken en kartonnen dozen) en staat bij groep 5, 7 en 8. Alle groepen kunnen hier gebruik van maken. Ook is er in elke groep eigen buitenspeelmateriaal aanwezig. Het gebruik van skates, skateboards, rolschaatsen, slaghout en een tennisbal is op de speelplaats niet toegestaan ( te gevaarlijk ). C. BIJ SLECHT WEER Wie bepaalt of men binnenblijft of onder de pauze naar binnengaat? Maak afspraken over wat kinderen kunnen doen als ze niet (meer) naar buiten kunnen: wat mogen ze op welke plek? Regel het toezicht op deze kinderen. De leerkracht bepaalt of de groep naar buiten gaat of niet. Wanneer de 13

14 kinderen binnen blijven, blijven ze in de groep en spelen spelletjes. Met toestemming van de leerkrachten mogen de kinderen ook in de hal met de Kapla ed. D. ONGEWENSTE PERSONEN OP HET SCHOOLPLEIN Personen die niets op de speelplaats te zoeken hebben en zich onder speeltijd op de (openbare) speelplaats ophouden, worden door de buiten lopende leerkracht verzocht zich te verwijderen. Wordt hieraan geen gehoor gegeven, dan direct melden bij de directie (bij bouwco s indien directie afwezig). Deze onderneemt verdere actie. Na schooltijd worden afsluitbare gedeelten van het hek rondom de school afgesloten. Na 20.00u geldt een betredingsverbod, aangeduid door middel van borden. 3 GEBRUIK GYMZAAL Veiligheid heeft hier een grote prioriteit. De leerkracht dient ervoor te zorgen dat de toestellen gebruiksgereed zijn en op de geëigende manier worden gebruikt. De trampoline mag alleen gebruikt worden door leerkrachten die daartoe bevoegd zijn. De groepen 1/2 hebben gym in de speelzaal van de school. Zij krijgen afwisselend spelles en een les met materialen. De kinderen hebben aan het begin van het schooljaar een tas met gymschoenen mee. Deze tas blijft gedurende het schooljaar op school. De groepen 3 t/m 8 hebben eens per week gymles, waarbij spellessen en toestellenlessen worden afgewisseld. Deze kinderen vanaf groep 3 de kinderen hebben een gymtas mee met gymkleding, gymschoenen en een handdoek. De kinderen zijn verplicht om zich op te frissen na de gymles. De gymtas gaat na de les weer mee naar huis om de kleding en handdoek te kunnen wassen. Indien een kind gebruik wilt maken van deodorant, dient dit een roller te zijn en geen spray. Al onze leerkrachten zijn bevoegd om gymles te geven. Wanneer een leerling niet mee kan doen met de les dient dit door de ouder bij de leerkracht te worden gemeld. Indien deze leerling niet mee kan naar de gymzaal, blijft het onder toezicht van een andere leerkracht met werk op school. De leerkrachten hebben een telefoon bij zich, zodat zij in geval van nood de school kunnen bellen, die dan verdere acties kan ondernemen. Iedere gymzaal heeft een contactpersoon toegewezen. Indien materialen niet meer voldoen aan de veiligheidseisen, verouderd zijn of missen, wordt dit aan deze contactpersoon doorgegeven. 4 GEBRUIK GANGEN Gangen zijn verkeersruimtes, waar gedragsregels gelden. Soms is (een deel van) de gang in gebruik als werkruimte. Dan zijn de regels daarop aangepast. Brandblusmiddelen, nood- en vluchtwegen zijn vrij bereikbaar en gebruiksklaar. 14

15 In de gangen van t Schoolhuys lopen en praten we rustig. Bij de start van ieder schooljaar wordt dit ook besproken met de kinderen, wanneer de gedragsregels in de klas samen worden vastgesteld. Jassen hangen aan de kapstok en tassen gaan in de daarvoor bestemde tassenbak of ook aan de kapstok. 5 SCHOOLREIS EN EXCURSIES Voor aanvang van het schoolreisje worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Instructie: Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de schoolreis gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Regels van het park of attractie over lengte, leeftijd e.d. altijd in acht nemen! Begeleiders moeten duidelijk weten wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn en welke procedures gelden. Voorafgaand aan ieder schoolreisje of excursie worden de volgende punten in het team vastgesteld en besproken met de leerlingen: Groepsindeling en begeleiding. Groepsgrootte (is afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen en de te bezoeken attractie). Specifieke afspraken die gelden op de locatie. Verzamelplaatsen op school en op locatie. Waar mogen kinderen wel / niet komen? Kind is de groep kwijt, wat dan? Absentenregistratie. Bus indeling. Bij een schoolreisje met meerdere groepen gaat er een extra auto mee (ten behoeve van eventueel dokter bezoek of andere calamiteiten). Op de locatie wordt een centrale post ingesteld, die bemand wordt door een voor de kinderen bekende persoon. Om de kinderen makkelijk te herkennen, dragen zij bij een schoolreisje of ander evenement het Schoolhuys-shirt of een ander rood shirt. 6 KAMP Instructie: Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de schoolreis gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Regels van het verblijf altijd in acht nemen! Begeleiders moeten duidelijk weten wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn en welke procedures gelden. Voor aanvang van het kamp worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (denk aan: dieet, medicijnen, telefoonnummers). 15

16 Na aankomst op het kampadres de regels en afspraken nog eens doornemen. In het bijzonder bosspelen, nachtspelen en speurtochten dienen altijd onder begeleiding plaats te vinden. Afspraken hieromtrent vastleggen. Minimaal één begeleider op acht leerlingen. In het jaar dat we op kamp gaan, ontvangt iedere ouder een kampboekje. Hierin staan onder andere de volgende gegevens: Telefonische bereikbaarheid kampadres Kamplocatie Regels Bagage Vervoer Op de kamplocatie wordt met de kinderen afgesproken tot waar ze mogen komen. Indien dit geen herkenbare punten zijn, wordt dit aangegeven met lint of pionnen. Na het kamp wordt iedere ouder verzocht zijn/haar kind op teken te controleren. 7 VERVOER Voor aanvang van elke excursie worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Instructie: voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de activiteit gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Indien de groepsleerkracht ziek/afwezig is, bepaalt de schoolleiding of de activiteit plaatsvindt. Mogelijk leidt dit tot een aangepast veiligheidsprotocol. A. VERVOER PER BUS Wettelijke regels over het aantal leerlingen op de stoelen strikt navolgen. Als er gordels zijn, moeten die worden gebruikt. In principe bepaalt de leerkracht wie waar zit. In veel gevallen zal dit vrij gelaten kunnen worden. Alle leerlingen blijven zitten. Leerlingen mogen niet naast een nooduitgang zitten. Tevens niet op de voorste stoel(en) /middelste stoel(en) achterin i.v.m. voorover vallen bij plotseling remmen. In iedere bus zit minimaal één leerkracht. De begeleiders zitten verspreid door de bus en houden mede toezicht. Aan de huishoudelijke regels van de chauffeur wordt gehoor gegeven (verantwoordelijk is een leerkracht). De kinderen verzamelen in de klas of op de locatie per groep en gaan pas als de groep compleet is naar de bus. In de bus worden de kinderen opnieuw geteld door de groepsleerkracht. Zij geeft aan wanneer de groep compleet is en de bus kan vertrekken. 16

17 De bussen vertrekken vanaf de Dassenakker, omdat de school moeilijk bereikbaar is. Bij terugkomst wachten de ouders de kinderen hier ook op en melden het kind bij de groepsleerkracht af. Kinderen die niet worden opgehaald, lopen met de leerkracht mee naar school. B. VERVOER PER TRAM / TREIN Er wordt gelopen in een ordelijke rij. Er moet minimaal één extra volwassene mee per groep. Eén begeleider loopt voor, één achter de rij. Op bepaalde logische punten, einde plein, begin/eind stoep, eind weg, oversteekplaats e.d. stoppen en kijken of de rij nog ordelijk en veilig is (de rij dikt dan in ) en wordt zo minder lang, dus veiliger. In de tram/trein en tijdens de wandeltocht wordt niet geschreeuwd, geduwd, gerend of iets dergelijks. Zie ook afspraken vervoer te voet. Bij tramhalte / station: Leerlingen vertellen waar ze moeten wachten (aan de veilige zijde van het perron; begeleiders staan tussen de leerlingen en de perronrand). Eerst passagiers laten uitstappen, dan pas zelf instappen. Rustig instappen, liefst de hele groep in een coupé, liefst op een zitplaats. Indien niet iedereen bij elkaar kan zitten, wordt de groep gesplitst op aanwijzing van de groepsleerkracht. De groepsleerkracht geeft, indien nodig, aan waar iedereen gaat zitten. Bij elke groep blijft een begeleider. Uitstappen: Leerlingen laten weten bij welke halte uitgestapt wordt. Spreek duidelijk af waar gewacht wordt en zorg dat er snel weer een rij gevormd wordt. Leerkracht ziet toe op vertrek van alle leerlingen. De kinderen die een kortingskaart hebben, worden gevraagd deze mee te nemen. De overige kinderen reizen zoveel mogelijk op een railrunnerkaart. De leerkracht zorgt voor de kaartjes en houdt deze zelf bij zich. 1 begeleider mag drie kinderen met een railrunnerkaart meenemen. C. VERVOER PER AUTO Het aantal standaard veiligheidsgordels in de auto bepaalt het aantal leerlingen dat mag worden vervoerd. Een driepuntsgordel mag niet als heupgordel worden gebruikt. Wie langer is dan 1,35 m mag ook de standaard gordel gebruiken. Alle kinderen kleiner dan 1,35 meter moeten op de achterbank. Indien een ( pleeg-) ouder eigen kinderen vervoert, geldt aanvullend het volgende: kinderen kleiner dan 1,35 meter met een maximum gewicht van 36 kg moeten zowel voorin als achterin gebruik maken van een geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel (kinderzitje of zittingverhoger voorzien van keuringslabel ECE 44/03 of 44/04). Het kinderzitje mag niet tegen de rijrichting in op de voorstoel naar de chauffeur worden geplaatst als daar een airbag voor zit die niet is uitgeschakeld. 17

18 Ouders die rijden krijgen van te voren een routebeschrijving, ook als zij in het bezit zijn van een navigatiesysteem. Telefoonnummers worden met de leerkracht uitgewisseld. De leerlingen verzamelen in de klas of op locatie en vertrekken per groepje met de begeleider naar de auto. D. VERVOER PER FIETS Minimaal één begeleider per vijf leerlingen voor de groepen 3 t/m 5. Minimaal één begeleider per tien leerlingen voor de groepen 6 t/m 8. Volwassene voorop met een leerling, daarachter de andere leerlingen. Een volwassene sluit de rij. Bij voorkeur fietsen langs een fietsvriendelijke route (zoals vrij liggend fietspad). Zoveel mogelijk veiligheidshesjes gebruiken (kop/staart, in de rij enz.). Bij oversteken uiterste concentratie. De groepen 6 t/m 8 fietsen iedere week naar gymzaal de Molenwiek. Dit gebeurt onder begeleiding van de groepsleerkracht. Bij overige fietstochten gelden de bovenstaande regels en wordt een paar dagen van te voren met de kinderen besproken dat de fiets veilig moet zijn, niet te groot en niet te klein. Indien dit niet het geval is, moet het kind zorgen voor een andere fiets. Wanneer het kind niet in bezit is van een veilige fiets, kan het niet mee. De kinderen verzamelen in de klas of op locatie, krijgen een veilgheidshesje en stellen zich vervolgens op in de fietsrij op het fietspad. Wanneer een fiets kapotgaat of er iets anders voorvalt tijdens het fietsen, verlaat het kind de rij, samen met zijn fietsmaatje en wacht op de begeleider die achteraan fietst. De begeleider vooraan in de rij kan besluiten te stoppen en doet dit door zijn hand op te steken en STOP te roepen. Er wordt gekeken of het probleem kan worden opgelost. Wanneer dit niet het geval is, wordt de fiets geparkeerd en gaat de leerling bij één van de begeleiders achterop. E. VERVOER TE VOET Leerlingen lopen twee aan twee. Eén volwassene loopt voor; bij voorkeur ook één achteraan. Op bepaalde logische punten, einde plein, begin/eind stoep, eind weg, oversteekplaats e.d. stoppen en kijken of de rij nog wel ordelijk en veilig is (de rij dikt dan in en wordt zo minder lang dus veiliger). Oversteken: - Eerst de groep bij elkaar op de stoep. - Duidelijk afspreken waar kinderen wachten. - De weg afzetten met door een begeleider. - Oversteken. Wanneer de leerlingen naar de gymzaal lopen, is dit bekend terrein en kan dit met alleen de groepsleerkracht. Wanneer we op onbekend terrein komen buiten de school, wordt er een extra begeleider gevraagd mee te lopen. Dit geldt voor de groepen 1 t/m 5. 18

19 8 VERKEERSEXAMEN Ouders verlenen schriftelijke toestemming. Zonder toestemming mag een leerling niet deelnemen aan het examen. Voorafgaand aan het praktische examen worden alle fietsen gekeurd. Alleen deelname met een goedgekeurde fiets. Een goedgekeurde fiets wordt voorzien van een sticker. Ouders krijgen vooraf de route zodat zij deze met hun kind kunnen oefenen. De leerlingen dragen fel gekleurde hesjes met rugnummers. Controleposten op cruciale plaatsen Instructie aan de begeleiders Zorg voor een gedegen instructie. Begeleiders moeten duidelijk weten wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn en welke procedures gelden. Vooral van belang is te weten hoe te handelen bij een ongeval. Zet de informatie op schrift en geef die eventueel van tevoren mee. Voor het praktisch verkeersexamen in groep 7 wordt de hulp van ouders ingeroepen om de controleposten te bemannen. Vooraf krijgen de kinderen de route mee naar huis, zodat ze deze thuis kunnen oefenen. De route staat bovendien aangegeven met de borden educatieve route. De scholen starten om de beurt en tussen iedere leerling zit twee minuten. De kinderen mogen elkaar niet inhalen. 9 EXTERNE SPORTACTIVITEITEN Voor aanvang van de activiteit worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Instructie: voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de sportactiviteiten gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Voor alle sportactiviteiten geldt: Indien naar het oordeel van de leerkracht op enigerlei wijze de veiligheid in het geding is, laat de leerkracht de deelname van de groep aan de activiteit stoppen! A. ATLETIEKSPORTDAG Er moet minimaal één BHV er met EHBO-doos aanwezig zijn. Zorg dat de leerlingen steeds op een veilige plek staan wanneer er gesport wordt (denk aan kogelstoten). Gebruik de attributen alleen waarvoor ze bedoeld zijn. Begeleiding van één ouder per vijf leerlingen. (Bij twee ouders per tien kinderen kan één ouder het spel leiden terwijl de ander uitslagen noteert). 19

20 De atletiekdag is voor de groep 6 t/m 8. Onder begeleiding van ouders en leerkrachten fietsen de kinderen naar de Atletiekbaan Maarschalkerweerd. Een atletiektrainster van Phoenix zal uitleg geven over allerlei atletiekonderdelen en vervolgens worden onderling wedstrijden gehouden. Hierbij begeleiden leerlingen van de sportklas van het Oosterlicht college uit Nieuwegein. B. SKIËN Skiën is voor de groepen 7 en 8. Ouders verlenen schriftelijke toestemming. Zonder toestemming mag een leerling niet deelnemen aan het skiën. Minimaal één begeleider per tien leerlingen. Regels en afspraken van de skibaan worden gevolgd. Er moet minimaal één BHV er met EHBO-doos aanwezig zijn. Leerkrachten mogen zelf niet skiën, maar houden toezicht en zijn eindverantwoordelijk. C. ZWEMMEN Afspraken maken over incidenteel zwemmen, bijvoorbeeld tijdens schoolkampen. Kinderen die géén zwemdiploma bezitten: krijgen een armbandje om. mogen niet in de buurt komen van water dieper dan 1,20 meter. wordt verteld waar zij wél mogen komen. Ouders verklaren schriftelijk of het kind in bezit is van een zwemdiploma en of het mag deelnemen aan de zwemactiviteit. Zonder toestemming mag een leerling niet deelnemen aan het zwemmen. Minimaal één begeleider per acht leerlingen. Als er leerlingen zijn zonder zwemdiploma, dan is één leerkracht extra nodig. De leerkracht overlegt, vooraf, met het zwembadpersoneel wanneer er een groep leerlingen komt zwemmen. Tevens bespreekt hij/zij de herkenbaarheid van leerlingen die geen diploma hebben. Navragen of er speciale regels of afspraken zijn die in het zwembad gelden (bijv. opbergen van waardevolle spullen, kleedkamers, douchen) en/of er mogelijkheden zijn om de groep via de geluidsinstallatie te laten omroepen (bijv. om te verzamelen). Controleer waar de EHBO-post is. Er wordt een centrale verzamelplaats afgesproken. Op de verzamelplaats geeft de leerkracht aan de kinderen instructie over de regels/afspraken van het zwembad, tijdstippen waarop de kinderen zich moeten verzamelen, de plaats van de EHBO-post. Minimaal één leerkracht heeft als taak toezicht te houden op de kinderen die geen zwemdiploma hebben (ook bij toerbeurt te organiseren). Minimaal één leerkracht houdt toezicht bij de overige baden. Andere begeleiders mogen in het water (ook bij toerbeurt te organiseren). De begeleiders houden toezicht bij het omkleden en douchen. 20

21 Voor een klas gaat zwemmen brengt de leerkracht in kaart welke leerlingen wel/niet hun zwemdiploma hebben. geen diploma: toezicht van 1 volwassene op 2 leerlingen wel diploma: toezicht van 1 volwassenen op 5 leerlingen aantal begeleiders per groep: minimaal 1 volwassenen op 5 leerlingen, 1 leerkracht is exclusief vooraf grenzen bepalen in het zwembad: waar mag wel / niet gezwommen worden. Bij bv waterversnelling permanent toezicht verzorgen. vooraf afspreken: welke volwassenen zwemmen mee, welke niet. Opletten is de belangrijkste taak!!! Houd de leerlingen aan de afspraken. gaat de groep op de fiets: in kleine groepen fietsen D. SCHAATSEN Algemeen Minimaal één begeleider per tien leerlingen. Er is minimaal één leerkracht die het algehele toezicht houdt en dus niet schaatst. De groep verzamelt op een centrale plek langs baan. Daar worden de schaatsen ondergebonden. Ieder kind een eigen tas mee. Letten op waardevolle spullen. De aluminium dekens uit de EHBO-doos meenemen. De kinderen zijn voldoende warm gekleed (handschoenen verplicht). In slierten schaatsen en tegen schaatsers oprijden, is niet toegestaan. Sleeën zijn toegestaan, maar mogen de schaatsende kinderen niet belemmeren. Op natuurijs De natuurijsbaan is door de beheerder/contactpersoon opengesteld. Men gaat na of het ijs geschikt is om op te schaatsen. Dit ter beoordeling van de directie. Hierbij letten op ijsdikte, aanwezigheid van scheuren en rommel op het ijs. Wees bedacht op wakken, vooral bij bruggen. Wees ook bedacht op lage bruggen waar men niet staand onderdoor kan schaatsen! Zorg voor duidelijkheid over waar wel en waar niet geschaatst mag worden (zo nodig afzetten met afzetlint). Hanteer hier een ruime marge van 10 meter. Zorg voor een stuk touw met een boei o.i.d. als reddingsmiddel E. DIVERSE TOERNOOIEN Hieronder vallen toernooien voor balsporten, schaken en dammen; sluizenloop enzovoort. De school kan pas deelnemen aan een sporttoernooi als er minimaal één groepsleerkracht op de locatie aanwezig is (dat kan ook per toerbeurt geregeld worden) EN er voldoende begeleiding is (minimaal één persoon per team). 21

22 Ouders van de deelnemers worden vooraf schriftelijk geïnformeerd met de exacte gegevens (wie, waar, wanneer; wat wordt er van ouders verwacht, wat regelt de school, aan- en afmelden, vervoer enzovoort). Voorafgaand aan het toernooi is duidelijk welke deelnemers er zijn. De namen worden op overzichten genoteerd. De overzichten zijn in het bezit van de coaches/teambegeleiders en van de leerkracht. Van groep 3 t/m 8 nemen wij deel aan het schoolvoetbaltoernooi en voor de groepen 5 en 7 is er een schoolvolleybaltoernooi. Deze toernooien worden door de sportclubs georganiseerd. De school verzorgt de teamverdeling en de begeleiders, maar de verantwoordelijkheid voor deze toernooien ligt verder bij de ouders. Kinderen doen mee op vrijwillige basis. Dit geldt ook voor deelname aan de Avondvierdaagse. 10 INTERNE ACTIVITEITEN Voor aanvang van elke activiteit worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers) die voor een veilige uitvoering van de activiteit van belang zijn. Bereikbaarheid (mobiele telefoon) en hulpverleningsmogelijkheden zijn geregeld. Instructie: de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de activiteiten worden gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. ALGEMENE REGELS Zorg voor het vrijhouden van gangen, in- en uitgangen. Let hierbij ook op het vrijhouden van de ingang van het klaslokaal. De nood- en transparantverlichting (= vluchtwegsignalering) mag niet worden uitgeschakeld of aan het zicht worden onttrokken. Zorg ervoor dat de deuren bij de uitgangen voldoende doorgang bieden in geval van calamiteit (een vergrendelde deur ontgrendelen). Slanghaspels zijn bereikbaar; handblusmiddelen zijn op strategische plaatsen aanwezig en bereikbaar. Zie erop toe dat elektrische apparatuur en toebehoren veilig zijn en volgens de voorschriften/ gebruiksaanwijzing worden gebruikt. Kabels en snoeren, touwen, feestverlichting (zoals snoeren met lampjes) slingers en dergelijke, zodanig gebruiken dat zij geen gevaar opleveren (struikelen, tegenaan lopen). Gebruik van open vuur (ook kaarsen /waxinelichtjes en vuurkorven) onder zeer strakke condities organiseren en zorgdragen voor paraat zijn van blusmiddelen. A. ACTIVITEITEN WAARBIJ GROTERE GROEPEN OUDERS ZIJN Hieronder vallen inloopavonden, rapportavonden/tien minutenavonden, informatieavonden, tentoonstellingen, musical groep 8, enzovoort. 22

23 Vooraf ontvangen de ouders informatie over de tijden, waarop er een activiteit plaatsvindt. Bij het podiumoptreden onder schooltijd, waarbij de ouders van de optredende kinderen mogen kijken, zitten de kinderen op stoelen en banken. Ouders nemen daarachter plaats op de overgebleven stoelen of blijven even staan. Er wordt altijd een middenpad en zijpad vrijgehouden i.v.m. eventuele evacuatie. Bij evenementen na schooltijd, nemen de ouders plaats op de beschikbare plaatsen. Ook hierbij wordt altijd een middenpad en zijpad vrijgehouden. Bij evenementen op het schoolplein geldt dat de buurtbewoners op de hoogte worden gesteld en er een duidelijk eindtijd wordt aangegeven. Voor het Schoolhuysfeest wordt bij de gemeente een vergunning aangevraagd. B. FESTIVITEITEN Hieronder vallen feesten als Sinterklaas, Kerstmis, Pasen, carnaval enzovoort. Bij festiviteiten wordt van te voren het draaiboek onder de leerkrachten en de betrokken ouders verspreid. Eten en drinken gebeurt altijd in de klas, onder toezicht van een leerkracht. Bij het branden van kaarsen in de klas of in de hal, staat altijd een emmer zand/water klaar en is er altijd een leerkracht aanwezig. 11 OVERIGE ACTIVITEITEN Voor aanvang van elke activiteit worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers) die voor een veilige uitvoering van de activiteit van belang zijn. Bereikbaarheid (mobiele telefoon) en hulpverleningsmogelijkheden zijn geregeld. Instructie: de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de activiteiten worden gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. 23

24 BIJLAGE: REGISTRATIEFORMULIER INCIDENTEN 1. Type incident: (Bijna-) Ongeval Ongewenste gebeurtenis / Gedrag 2. Betreft: Leerling(en) Medewerker school Vrijwilliger Ouder(s) Na(a)m(en) betrokken leerling(en): Na(a)m(en) betrokken volwassene(n): 3. Datum: yy/mm/dd: / / 4. Tijdstip: hh/mm: : 5. Plaats: Klaslokaal Gang Hal Speellokaal Speeplein kleuterkant Speelplein voor Gymzaal Elders: 24

25 6. Aard van het incident: (Bijna-) Ongevallen: Vallen / struikelen Botsen / stoten Uitglijden Aanrijding Brand / verbranding Beet van insect / dier Anders, nl: Gebeurtenis / Gedrag: (aanzetten tot) pesten / sociale uitsluiting (ook via sociale media) (aanzetten tot) bedreiging (ook via sociale media) (aanzetten tot) ernstige schending van de algemene schoolregels (aanzetten tot) weglopen / onttrekking aan school (aanzetten tot) vechten / diefstal (aanzetten tot) gevaarlijk gedrag Anders, nl: 7. Gevolgen (doorhalen wat niet van toepassing is): Lichamelijk letsel: ja / nee Materiële schade: ja / nee NB: bij ernstig licahmelijk letsel, ernstig geestelijk letsel en dodelijke afloop is directe melding aan de inspectie SZW verplicht. Omschrijving / nadere toelichting incident of gevolgen: 25

26 8. Afhandeling van het incident (doorhalen wat niet van toepassing is): Ouder(s) / verzorger(s) direct in kennis gesteld: Ja / Nee Actie ondernomen door BHV / EHBO: Ja / Nee Actie ondernomen door directie / bestuur: Ja / Nee Inschakeling huisarts / tandarts: Ja / Nee Inschakeling politie: Ja / Nee Inschakeling brandweer: Ja / Nee Inschakeling ambulance: Ja / Nee Nadere behandeling ziekenhuis: Ja / Nee 9. Interne afhandeling van het incident (doorhalen wat niet van toepassing is): Directie / Intern contactpersoon betrokken: Ja / Nee Toepassing gedragsprotocol: Ja / Nee Toepassing pestprotocol: Ja / Nee Toepassing formele maatregel: Ja / Nee Verslaglegging in logboek: Ja / Nee Verslag / brief t.b.v. ouders: Ja / Nee Omschrijving / nadere toelichting afhandeling incident: 10. Ondertekening: Opgemaakt door: Handtekening BHV-er / preventiemedewerker: Handtekening directie: 26