Werkneemster, wonende te Apeldoorn, verweerster, gemachtigde: mr. C. Sonneveld (Legal at Work) te Apeldoorn.

Transcriptie

1 beschikking RECHTBANK GELDERLAND Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Apeldoorn Zaaknummer : HA VERZ Afschrift aan : mr. Janse-Velema Grosse aan : mr. Sonneveld Verzonden d.d. : beschikking d.d. 21 mei 2013 in de zaak van: de stichting, Stichting Protestants Christelijk Basisonderwijs Apeldoorn, gevestigd te Apeldoorn, verzoekster, gemachtigde: de advocaat mr. J.W. Janse-Velema (Besturenraad) te Woerden, tegen Werkneemster, wonende te Apeldoorn, verweerster, gemachtigde: mr. C. Sonneveld (Legal at Work) te Apeldoorn. Partijen worden hierna de Stichting en Werkneemster genoemd. 1. Het procesverloop Deze blijkt uit: - het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 6 maart 2013; - het verweerschrift ter griffie ingekomen op 17 april 2013; - de pleitaantekeningen van mr. Janse-Velema; - de griffiersaantekeningen van de op 23 april 2013 gehouden zitting; - de brief d.d. 14 mei 2013 van mr. Janse-Velema. Omdat uit laatstvermelde brief blijkt dat partijen er niet in zijn geslaagd hun op de zitting aangevangen schikkingsoverleg met succes af te ronden, is uitspraak bepaald op heden. 2. De feiten 2.1 Werkneemster is vanaf 14 mei 1996 op basis van een arbeidsovereenkomst voor (inmiddels) onbepaalde tijd in dienst van de Stichting, laatstelijk als groepsleerkracht met een betrekkingsomvang van 0,4731 wtf tegen een salaris van 1.548,93 bruto per maand.

2 2 2.2 Werkneemster is van 13 april 2007 tot 26 maart 2008 en van 3 december 2009 tot 19 augustus 2010 (geheel of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest. In deze tijdvakken is steeds sprake geweest van begeleiding en reïntegratie door de Stichting. 2.3 Werkneemster heeft zich met psychische klachten opnieuw arbeidsongeschikt gemeld d.d. 9 maart De bedrijfsarts heeft naar aanleiding van deze ziekmelding d.d. 23 maart 2012 geadviseerd een belastbaarheidsonderzoek in te zetten. Dat onderzoek is in opdracht van de Stichting uitgevoerd door de aan Bureau emme Potentieel en Perspectief te Nijmegen verbonden psycholoog T. Meulders, die in zijn rapport van juni 2012 op de vraag of Werkneemster belastbaar is voor de functie van groepsleerkracht in het reguliere basisonderwijs heeft geantwoord: Neen, zij dient momenteel als volledig arbeidsongeschikt beschouwd te worden voor de functie van groepsleerkracht in het reguliere basisonderwijs. Tussen partijen is verschil van mening ontstaan over de duiding van dit antwoord. De Stichting heeft zich, gesteund door de bedrijfsarts, op het standpunt gesteld dat daarmee het oordeel is bevestigd dat géén sprake is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. 2.4 Werkneemster is door de bedrijfsarts hersteld verklaard per 3 juli Vervolgens heeft Werkneemster hierover een deskundigenoordeel gevraagd aan UWV. De verzekeringsarts van UWV heeft d.d. 27 september 2012 geoordeeld dat Werkneemster per geschildatum niet geschikt is te achten voor het eigen werk. 2.5 Partijen zijn overeengekomen een nieuw onderzoek te laten uitvoeren met betrekking tot, kort gezegd, het bestaan van medische belemmeringen bij Werkneemster en haar (resterende) arbeidsmogelijkheden. Ook over de duiding van het in verband daarmee door de gezondheidszorgpsycholoog Poelstra d.d. 8 januari 2013 uitgebrachte rapport, waarin onder meer staat dat de assertiviteit en de weerbaarheid van Werkneemster kwetsbaar zijn waardoor zij gevoelig is voor spanningen en calamiteiten en waardoor zij snel ontmoedigd kan raken, is tussen partijen verschil van mening ontstaan. De Stichting heeft zich opnieuw op het standpunt gesteld dat Werkneemster niet (langer) arbeidsongeschikt is en haar eigen werkzaamheden kan verrichten. Vervolgens heeft Werkneemster opnieuw een deskundigenoordeel gevraagd aan UWV. De verzekeringsarts is in zijn rapport d.d. 4 maart 2013 tot het oordeel gekomen dat Werkneemster niet geschikt is te achten voor het eigen werk. Daartoe is het volgende overwogen: Betrokkene heeft beperkingen met een medische grondslag. Duurzame hervatting in eigen werk is niet te verwachten. Argumenten van de werkgever dat er geen sprake is van ziekte of gebrek snijden geen hout. Dit blijkt uit eigen onderzoek en twee psychologische expertises. Het psychologisch rapport van J.H. Polestra dd geeft duidelijk aan wat de randvoorwaarden, beperkingen van betrokkene zijn waarbinnen ze kan functioneren: Ze moet functioneren binnen een steun en zekerheid biedende struktuur van bekende werkroutines met de mogelijkheid van feedback van een klein team. Ze moet duidelijk weten wat er wordt verwacht en ze moet niet worden geconfronteerd met plotselinge veranderingen, onderbrekingen of deadlines. Ze moet voor de taakuitoefening niet afhankelijk zijn van samenwerking met anderen. Ze moet een klankbord hebben. Werkgever zou formeel gezien reïntegratieinspanningen moeten verrichten hetzij door passend werk te zoeken dan wel spoor 2 in te zetten."

3 3 2.6 De bedrijfsarts van de Stichting heeft d.d. 19 maart 2013 naar aanleiding van het laatste deskundigenoordeel van UWV aan de Stichting geschreven dat haar advies en visie op de casus en het rapport blijven zoals zij dat eerder verwoordde. 2.7 De Stichting heeft Werkneemster d.d. 21 maart 2013 bij wijze van ordemaatregel geschorst voor de duur van de ontbindingsprocedure. 3. Het verzoek, het verweer en de beoordeling van het verzoek 3.1 De Stichting verzoekt de arbeidsovereenkomst met Werkneemster te ontbinden wegens gewichtige redenen bestaande uit wijziging van omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding aan Werkneemster. De Stichting voert daartoe aan dat Werkneemster haar functie van groepsleerkracht niet kan vervullen, terwijl daaraan geen medische oorzaak ten grondslag ligt. Alle pogingen van de Stichting om te komen tot een werkbare arbeidsrelatie blijken geen kans van slagen te hebben vanwege de opstelling van Werkneemster, waarin de Stichting enig respect mist voor de zorgvuldigheid waarmee zij is opgetreden. Werkneemster wil ook zelf haar functie niet meer vervullen en heeft haar afscheid van de school al bekend laten maken. Omdat in de afgelopen zes jaar al zoveel in de arbeidsrelatie met Werkneemster is geïnvesteerd, is een vergoeding volgens de Stichting niet aan de orde. Werkneemster heeft bovendien naast haar aanspraak op WW uitzicht op een bovenwettelijke uitkering zoals voorzien in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BBWO), dat voorziet in ruime en langdurende suppletie-uitkeringen, aldus de Stichting. Wel is zij bereid een aanvullend bedrag van 5.000,00 ter beschikking te stellen ten behoeve van outplacement. 3.2 Werkneemster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt, primair, het verzoek af te wijzen, subsidiair, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, toekenning van een vergoeding gebaseerd op de kantonrechtersformule met correctiefactor 2 naast het aangeboden outplacementtraject. Op het verweer wordt hierna zonodig verder ingegaan. 3.3 Ingevolge artikel 7:685 lid 1 BW dient de kantonrechter zich ervan te vergewissen of het verzoek van de Stichting tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Uit artikel 7:670 BW volgt dat er een opzegverbod is als een werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij deze ongeschiktheid tenminste twee jaar heeft geduurd. Tussen partijen staat vast dat minder dan vier weken voorafgaand aan de ziekmelding d.d. 9 maart 2012 er géén sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid bij Werkneemster, hetgeen betekent dat voor de eventuele berekening van voormelde periode van twee jaar 9 maart 2012 als ingangsdatum heeft te gelden. Deze eventualiteit hangt samen met het standpunt van de Stichting dat Werkneemster niet arbeidsongeschikt is vanaf 9 maart Dat volgt volgens haar uit het bestendige oordeel van de bedrijfsarts en de onderzoeken van de twee externe deskundigen. Aan het andersluidende oordeel van de verzekeringsgeneeskundige van UWV moet volgens de Stichting voorbij worden gegaan. Dat oordeel steunt niet op eigen onderzoek, spreekt zichzelf tegen en selecteert selectief uit de rapporten van de extern deskundigen. 3.4 De kantonrechter constateert dat de Stichting, niettegenstaande laatstvermeld standpunt, ervoor heeft gekozen om aan Werkneemster sinds de ziekmelding van 9 maart 2012 haar salaris te blijven betalen. Een vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 BW hoefde Werkneemster daarom (nog) niet in te stellen. Desondanks zijn er

4 4 wel deskundigenverklaringen van UWV over het thema ziekte beschikbaar, waarover in verband met het beroep op de reflexwerking van het opzegverbod in deze procedure een oordeel dient te worden gegeven. Dat oordeel kan niet even grondig zijn als in de deskundigenprocedure van artikel 7:629a BW, waarin de rechter een nadere schriftelijke of mondelinge toelichting of aanvulling door de deskundige kan bevelen. In de op snelheid ingerichte ontbindingsprocedure is voor een dergelijke instructie in beginsel geen plaats. 3.5 Aan een second opinion van UWV komt vanwege de taakstelling in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi) betekenis, zij het geen beslissende betekenis, toe omdat dat oordeel nu eenmaal wordt gegeven door een daartoe professioneel ingerichte organisatie die sinds de invoering van de Wet verbetering poortwachter per 1 april 2002 daarin voldoende expertise heeft opgebouwd. 1 Bij de door de rechter aan een second opinion te stellen eisen gaat het er dan om of de rapportage voldoende grondslag biedt om daaruit valide conclusies te kunnen trekken terzake de arbeidsongeschiktheid (JAR 2003, 145). In het geval van Werkneemster is dat naar het oordeel van de kantonrechter het geval. De rapporten van de verzekeringsgeneeskundige d.d. 27 september 2012 en 4 maart 2013 zijn deugdelijk beargumenteerd, zoals onder 2.5 is weergegeven, daarin is telkens verslag gedaan van eigen bevindingen van de arts en deze zijn in verband gebracht met de bevindingen van de extern deskundigen. Voorafgaand aan het rapport d.d. 27 september 2012 is er overleg geweest met de bedrijfsarts. Dat overleg is er voorafgaand aan het rapport d.d. 4 maart 2013 niet meer geweest, maar dat was in de (te) lang volgehouden discussie tussen de Stichting en de bedrijfsarts enerzijds en Werkneemster anderzijds ook niet meer noodzakelijk. De verzekeringsgeneeskundige is volstrekt duidelijk in zijn rapporten over de duiding van de psychologische onderzoeken door de bedrijfsarts en de Stichting. Die snijdt geen hout. Vervolgens is de bedrijfsarts niet veel verder gekomen dan -onbeargumenteerd- te blijven bij haar eigen oordeel. Dat is onvoldoende en aan verdere instructie bestaat geen behoefte. 3.6 De kantonrechter gaat daarmee uit van het bestaan van ziekte bij Werkneemster. Vastgesteld moet worden dat deze arbeidsongeschiktheid nog geen twee jaar heeft geduurd. Nu gedurende de eerste twee jaar van een ziekteperiode niet kan worden opgezegd, geldt dat tijdens deze hele periode een opzegverbod geldt. Dat verbod heeft reflexwerking in de ontbindingsprocedure en verschaft voldoende reden om het verzoek af te wijzen. Dit kan slechts anders zijn als zich andere bijzondere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Voor zover de Stichting in verband daarmee bedoelt te stellen dat er geen re-integratiemogelijkheden zijn voor Werkneemster, wordt geoordeeld dat daarover in de situatie waarin het eerste ziektejaar hoofdzakelijk in het teken heeft gestaan van de (uitputtende) discussie of er sprake is van ziekte, nog niets met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Niet valt uit te sluiten dat binnen een organisatie met 26 scholen passend werk voor Werkneemster kan worden gevonden of gerealiseerd. De inspanningen van de Stichting behoren daarop gericht te zijn. Daaraan doet niet af dat zij zich in het verleden al veel moeite heeft getroost om Werkneemster te begeleiden. Een gedoseerde kwantiteit daarvoor bestaat immers niet. Op 9 maart 2012 is een nieuwe situatie ontstaan die een eigen aanpak vergt. Hier komt nog bij dat gesteld noch gebleken is dat de Stichting de mogelijkheden van re-integratie in het tweede spoor heeft onderzocht. 1 Zie in verband daarmee de Interne Werkinstructie UWV deskundigenoordelen en RIV-toets in de praktijk, Werkwijzer voor arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen van UWV.

5 5 3.7 Het vorenstaande betekent dat er geen omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden. De verwijten die partijen elkaar over en weer hebben gemaakt en de emotionele sfeer waarin het verzoek ter zitting is behandeld, levert dus evenmin een grond op voor ontbinding. Geschillen gaan nu eenmaal soms gepaard met dergelijke randverschijnselen. Voor het oordeel dat een arbeidsrelatie onherstelbaar is verstoord is wezenlijk meer nodig. 3.8 Het verzoek zal derhalve worden afgewezen met veroordeling van de Stichting in de proceskosten. Bij de begroting daarvan heeft de kantonrechter gelet op de omvang van het geschil en de mate waarin daardoor verweer moest worden gevoerd. 4. De uitspraak De kantonrechter, 4.1 wijst het verzoek af; 4.2 veroordeelt de Stichting in de proceskosten aan de zijde van Werkneemster gevallen, te stellen op 1.000,00 aan salaris gemachtigde. Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.G. Roovers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.