Mannen in de Kinderopvang

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mannen in de Kinderopvang"

Transcriptie

1 Mannen in de Kinderopvang De Kwaliteit van de Gehechtheidsrelaties van Jongens en Meisjes met Pedagogisch Medewerkers en de Invloed van de Genderrol van deze Pedagogisch Medewerkers Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam E.N. Gort Studentnummer Begeleiding: M. Van Polanen, MSc, dr. C. Colonnesi Amsterdam, Augustus 2014

2 Inhoudsopgave Abstract Engelstalig 03 Abstract Nederlandstalig 04 Inleiding 05 Mannen versus Vrouwen in de Kinderopvang 05 Sekseverschillen tussen Kinderen in de Kinderopvang 07 Gehechtheidsrelaties 08 Genderrol 09 Probleemstelling 11 Huidige Studie 12 Methode 13 Participanten 13 Meetinstrumenten 14 Procedure 15 Statistische Analyse 16 Resultaten 17 Gehechtheidsrelaties 17 Genderrol 18 Invloed Gehechtheidsrelaties en Genderrol 18 Conclusies en Discussie 20 Implicaties voor Theorie en Praktijk 23 Beperkingen en Vervolgonderzoek 24 Eindconclusie 25 Referenties 27 2

3 Abstract This study examines the quality of the attachment relationship between male and female caregivers (n = 46) and 3-year-old boys and girls (n = 46), by observing this relationship for at least two and a half hours. Also, caregivers sex role was measured with the Bem Sex Role Inventory. No significant main effect was found for child gender, implicating that boys and girls were equally attached to caregivers. However, there was a trend effect for the gender of the caregivers, with children having better attachment relationships with male than female caregivers. Further, no interaction effect was found for child gender and caregiver gender on attachment relationships. None of the caregivers in this sample was masculine. Male caregivers often had an androgynous sex role, female caregivers often had a feminine sex role. It is assumed that androgynous caregivers often use their feminine sex role in daycare. Future research should focus on the possible relation between caregivers masculine sex role and the quality of the attachment relationship with boys. Moreover, (androgynous) caregivers should be made aware of the importance of both feminine and masculine behavior in daycare. Keywords: childcare, attachment relationship, gender, sex role 3

4 Samenvatting In dit onderzoek werd met de Attachment Q-Sort de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers (n = 46) met jongens en meisjes (leeftijd maanden) in de kinderopvang gemeten, door deze relatie minimaal twee en een half uur te observeren. Ook is met de Bem Sex Role Inventory de genderrol van de pedagogisch medewerkers gemeten. De kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens en meisjes met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers bleek niet van elkaar te verschillen. Wel bestond er een trendeffect voor de sekse van de pedagogisch medewerker, waarbij mannelijke pedagogisch medewerkers een betere hechting hadden met kinderen dan vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Mannelijke pedagogisch medewerkers hadden vaker een androgyne genderrol, vrouwelijke pedagogisch medewerkers hadden vaker een feminiene genderrol en er bleken geen masculiene pedagogisch medewerkers in de onderzoeksgroep te zitten. Afsluitend is er enkel een significante samenhang gevonden tussen de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van vrouwelijke pedagogisch medewerkers en meisjes en de feminiene genderrol van deze vrouwelijke pedagogisch medewerkers. De veronderstelling is dat androgyne pedagogisch medewerkers veelal hun feminiene persoonlijkheidseigenschappen inzetten in de kinderopvang. Wanneer uit vervolg onderzoek blijkt dat er een samenhang bestaat tussen masculiene persoonlijkheidseigenschappen van een pedagogisch medewerker en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens, zullen (androgyne) pedagogisch medewerkers bewust gemaakt moeten worden van het belang van zowel feminien als masculien gedrag in de kinderopvang. Sleutelwoorden: kinderopvang, gehechtheidsrelatie, sekse, genderrol 4

5 Inleiding Kinderen groeien al van jongs af aan op in een vrouwenwereld. Op het kinderdagverblijf, op de basisschool en in toenemende mate ook op de middelbare school zijn voornamelijk vrouwen werkzaam (Tavecchio & van Polanen, 2013). Het aantal mannen dat als pedagogisch medewerker in de kinderopvang werkt is zeer gering met een percentage van 4% (Brancheorganisatie kinderopvang, 2014). Onder andere The Council of the European Union (2011) pleit voor meer mannen in de kinderopvang. Men wil met meer mannen in de kinderopvang laten zien dat niet alleen vrouwen kunnen opvoeden en zorgen. Rolmodellen van beide seksen zijn positief voor de ontwikkeling van kinderen en deze kunnen genderstereotiepe percepties helpen doorbreken. Door een werkomgeving met zowel mannen als vrouwen zal de ervaring van kinderen verbreed worden en zal de seksesegregatie op de arbeidsmarkt verminderen (Council of the European Union, 2011). Tevens wordt er uit de hoek van de kinderopvang zelf gepleit voor meer mannen in de kinderopvang (zie onder meer Estrogroep, 2011; Kinderopvang Totaal, 2014; Werk in de Kinderopvang, 2014a) en ook in de media wordt er over het belang van meer mannen in de kinderopvang gesproken (zie bv. NOS, 2012). Het argument dat door deze partijen benoemd wordt is, net als de reden van The Council of the European Union (2011), dat kinderen rolmodellen van beide seksen nodig hebben. In deze bronnen (Estrogroep, 2011; Werk in de Kinderopvang, 2014a) wordt echter alleen geschreven over de meningen, visies en verwachtingen van professionals binnen de kinderopvang, maar een wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Wetenschappelijk onderzoek naar mannen in de kinderopvang is echter schaars en veelal kwalitatief van aard (zie onder meer Koch & Rohrmann, 2010; Murray, 1996; Robinson, Skeen, & Coleman, 1984). Deze onderzoeken hebben zich vooral gericht op de attitudes van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers ten opzichte van mannen in de kinderopvang (zie onder meer Brandth & Kvande, 1998; Koch & Rohrmann, 2010; Murray, 1996; Peeters, 2003), waarbij er niet werd gekeken naar het feitelijke gedrag van de pedagogisch medewerkers en de relatie met het welzijn of de ontwikkeling van het kind. Het lijkt daarom van belang om, op een kwantitatieve manier, het onderzoek naar mannen in de kinderopvang uit te breiden. In het huidige onderzoek zal empirisch, kwantitatief onderzoek gedaan gaan worden naar de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers en jongens en meisjes. Mannen Versus Vrouwen in de Kinderopvang Verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en de eventuele invloed hiervan op het welzijn en de ontwikkeling van 5

6 kinderen, kunnen een argument zijn voor het belang van meer mannen in de kinderopvang. Uit een van de eerste onderzoeken naar mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers in de kinderopvang blijkt dat mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers de voorkeur geven aan fysieke aanrakingen met kinderen van hun eigen sekse (Perdue & Connor, 1978). Robinson (1981) voegde vervolgens in zijn onderzoek het verbale aspect toe, waardoor hij een vergelijking kon maken tussen verbale en non-verbale communicatie van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers naar jongens en meisjes. Robinson vond geen verschil in verbale responsiviteit van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers naar jongens en meisjes. Wel waren mannelijke pedagogisch medewerkers meer non-verbaal responsief naar jongens dan naar meisjes. Vrouwelijke pedagogisch medewerkers waren daarentegen even non-verbaal responsief naar jongens als naar meisjes, wat daarmee niet overeenkomt met de bevindingen van Perdue en Connor (1978). Fagot (1981) vond in haar onderzoek dat mannelijke leerkrachten van kinderen tussen de drie en vijf jaar meer complimenten gaven aan zowel jongens als aan meisjes dan vrouwelijke leerkrachten. Ook waren deze mannelijke leerkrachten meer fysiek in hun contacten met kinderen, hadden zij meer fysieke affectie met kinderen en deden zij meer fysieke spelletjes met kinderen, zoals stoeien, dan vrouwelijke leerkrachten. Hoewel deze onderzoeken interessante resultaten laten zien en er daarbij suggesties worden gegeven voor vervolgonderzoek, geven deze onderzoeken nog geen eenduidig en volledig beeld van de mogelijke verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers en de eventuele invloed hiervan op kinderen. Echter, niet alleen de bevindingen van de eerste onderzoeken naar mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers spreken elkaar tegen, ook conclusies van recent onderzoek naar verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers zijn niet eenduidig. Zo tonen Aigner, Huber, Traxl, Poscheschnik en Burkhardt (2012) aan dat mannelijke pedagogisch medewerkers in tegenstelling tot vrouwelijke pedagogisch medewerkers gemiddeld meer positieve interacties met kinderen hebben, permissiever zijn, meer bewegingsmogelijkheden voor kinderen bieden, minder bestraffend zijn en een nauwere relatie met jongens ontwikkelen dan met meisjes. Koch en Rorhmann (2010) beschrijven in hun onderzoek naar de attitudes en ervaringen van en met mannen in de kinderopvang dat er meer mannen in de kinderopvang nodig zijn, omdat mannen kinderen anders benaderen dan vrouwen en dat mannen meer diversiteit in het dagprogramma aanbrengen door kinderen mannelijke activiteiten aan te bieden zoals stoeien en buitenspelen. Sommige vrouwen 6

7 lijken deze mannelijke activiteiten ook aan te bieden, maar zij zijn hierbij minder emotioneel betrokken dan mannen (Koch & Rorhmann, 2010). In tegenstelling tot deze onderzoeken, concluderen Brandes, Andrӓ, Rӧseler en Schneider-Andrich (2012) dat er tussen mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers geen verschillen bestaan in hun professionele kwaliteit en de manier van communicatie met jongens en meisjes. De sekse van de pedagogisch medewerker maakt geen verschil in hoe hij of zij met de kinderen omgaat, maar maakt enkel verschil in wat hij of zij met de kinderen doet, omdat mannelijke pedagogisch medewerkers het te gebruiken materiaal en het eindproduct van een activiteit significant meer aanpassen aan de sekse van het kind dan dat vrouwelijke pedagogisch medewerkers dit doen. Blokhuis (2014) concludeert in haar onderzoek dat mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers niet verschillen in de mate waarin zij sensitief of uitdagend gedrag vertonen. Wel is gebleken dat pedagogisch medewerkers van beide seksen jongens meer prijzen dan meisjes. Samenvattend lijkt er tot op heden geen eenduidig antwoord te bestaan op de vraag of en in welke mate mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers van elkaar verschillen en of deze eventuele verschillen van invloed zijn op het welzijn of de ontwikkeling van het kind. Wel lijkt de sekse van het kind van invloed te zijn op het gedrag van de pedagogisch medewerker (Brandes et al., 2012). Sekseverschillen tussen Kinderen in de Kinderopvang Hoewel er nog geen eenduidig antwoord lijkt te zijn op de vraag of mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers in de kinderopvang van elkaar verschillen, blijkt dat de aanwezigheid van een mannelijke pedagogisch medewerker op de groep wel van invloed is op het gedrag van jongens en meisjes. Onderzoek van Aigner et al. (2012) laat zien dat jongens in gemixte groepen (met zowel mannelijke als vrouwelijke pedagogisch medewerkers) meer extravert en beweeglijk zijn en dat zij de neiging hebben meer oppositioneel, dan wel agressief, te zijn dan in groepen met enkel vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Meisjes in gemixte groepen hebben de neiging meer sociaal competent te zijn. Jongens laten meer nabijheid zien naar mannelijke pedagogisch medewerkers dan naar vrouwelijke en ook laten jongens vaker contactgedrag zien naar mannelijke pedagogisch medewerkers, vooral om te genieten van fysiek contact en om affectie te delen. Onderscheid in contactgedrag naar mannelijke of vrouwelijke pedagogisch medewerkers is voor meisjes niet gevonden. Wanneer er gekeken wordt naar de relaties van jongens en meisjes met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers blijkt dat zowel mannelijke als vrouwelijke 7

8 pedagogisch medewerkers een betere relatie met meisjes dan met jongens rapporteren (Aigner et al., 2012), gemeten met de Student-Teacher Relationship Scale (Pianta, 2001). In lijn met deze bevinding van Aigner et al. (2012) rapporteren Winer en Phillips (2012) dat pedagogisch medewerkers significant meer negatieve percepties hebben van jongens dan van meisjes. De pedagogisch medewerkers rapporteren niet alleen meer problematisch, druk en onaangepast gedrag, maar omschrijven hun relatie met jongens ook als meer conflicterend en minder nabij dan hun relatie met meisjes. Opvallend is dat de onderzoeksgroep van deze studie maar uit één mannelijke pedagogisch medewerker bestond, tegenover een onbekend aantal vrouwelijke pedagogisch medewerkers en 66 kinderen, waardoor geconcludeerd kan worden dat bovenstaande bevindingen betrekking hebben op de percepties van vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Er wordt vermoed dat de perceptie van de pedagogisch medewerker van zijn of haar relatie met het kind van invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen beiden (Howes & Spieker, 2008), vandaar dat het van belang lijkt om te onderzoeken wat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen een pedagogisch medewerker en jongens en meisjes is. Gehechtheidsrelaties De term gehechtheid verwijst naar een relatief duurzame, affectieve relatie tussen een kind en één of meerdere specifieke personen met wie het kind geregeld omgaat (Tavecchio & Reiling, 2000). Een veilig gehecht kind heeft het vertrouwen dat de gehechtheidspersoon beschikbaar is wanneer die nodig is, bijvoorbeeld in situaties van verdriet of angst. Veilig gehechte kinderen functioneren in vergelijking met onveilig gehechte leeftijdsgenootjes in sociaal emotioneel opzicht beter, hebben een hogere frustratietolerantie, hebben een hogere zelfwaardering en zijn sociaal vaardiger (Van IJzendoorn, de Ruiter, & Kranenbrug, 1991). De kwaliteit van de hechting is een beschermende dan wel een bedreigende factor voor de psychische gezondheid van een kind (Zeanah & Boris,1999). De hechting die een kind met een specifiek persoon aangaat, is onafhankelijk van zijn of haar hechting met een ander persoon. De gehechtheid van het kind typeert de relatie met een specifieke opvoeder en is geen kenmerk van het kind zelf (Howes & Spieker, 2008; Tavecchio & Reiling, 2000). Zelfs wanneer een kind zeer onveilig gehecht is aan zijn of haar ouder(s) kan het een veilige gehechtheidsrelatie opbouwen met een andere verzorger, zoals de pedagogisch medewerker. Deze veilige relatie met een pedagogisch medewerker kan een beschermende rol hebben in bijvoorbeeld het tegengaan van gevoelens van onzekerheid bij het kind (Tavecchio & Reiling, 2000; Thompson, 2000). Het bieden van een gevoel van veiligheid, dan wel het ontwikkelen van een veilige gehechtheidsrelatie tussen de pedagogisch medewerker en het kind, is de 8

9 meest basale pedagogische doelstelling voor alle vormen van kinderopvang. Dit is niet alleen omdat het bijdraagt aan het welbevinden van de kinderen nu, maar ook omdat een onveilig klimaat het realiseren van de andere pedagogische doelstellingen in de weg staat (Riksen- Walraven, 2000). Ahnert, Pinquart en Lamb (2006) vonden in hun meta-analyse vijf studies waarin expliciet aandacht is besteed aan de verschillen in de relatie tussen vrouwelijke pedagogisch medewerkers en jongens en meisjes in de kinderopvang. In alle vijf de studies bleken de meisjes beter gehecht aan de vrouwelijke pedagogisch medewerkers dan de jongens. Ook ander onderzoek van Ahnert (2006), uitgevoerd in Duitsland met driejarige peuters, sterkt deze bevinding. In dit onderzoek is de pedagogisch medewerkers gevraagd drie jongens en drie meisjes te noemen met wie zij hun relatie als nabij ervaren, en met welke drie jongens en drie meisjes zij hun relatie als afstandelijk ervaren. Zowel in de groep nabij als in de groep afstandelijk blijken de pedagogisch medewerkers een betere gehechtheidsrelatie te hebben met de meisjes dan met de jongens. Opvallend is dat de gehechtheidsrelatie met jongens in beide groepen als onveilig werd gerapporteerd (Ahnert, 2006). Verondersteld wordt dat de interactie- en de zorgstijl van vrouwelijke pedagogisch medewerkers beter aansluit op het gedrag van meisjes dan op dat van jongens. Vrouwelijke pedagogisch medewerkers zouden meer gevoel hebben voor de taal, de mimiek en de sociale omgang van meisjes en ook zouden zij meer waardering hebben voor de manier waarop meisjes op hen reageren (Ahnert et al., 2006; Goossens & van IJzendoorn, 1990). Aangezien de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie een beschermende dan wel een bedreigende factor voor de psychische gezondheid van een kind is (Zeanah & Boris, 1999) en er nog nooit onderzoek is gedaan naar de kwaliteit van de gehechtheidsrelaties van zowel mannelijke als vrouwelijke pedagogisch medewerkers met jongens en meisjes, is het in het belang van de kinderen om zulk onderzoek te gaan verrichten. Doordat er verondersteld wordt dat de interactie- en de zorgstijl van vrouwelijke pedagogisch medewerkers beter aansluit op het gedrag van meisjes dan op dat van jongens (Ahnert et al., 2006; Goossens & van IJzendoorn, 1990), zou het zo kunnen zijn dat de interactie- en de zorgstijl van mannelijke pedagogisch medewerkers beter aansluit op het gedrag van jongens. In dit onderzoek wordt onderzocht of jongens en meisjes verschillende gehechtheidsrelaties aangaan met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Genderrol Bij het interpreteren van de voorgaand besproken onderzoeken (Aigner et al., 2012; Blokhuis, 2014; Brandes et al., 2012; Koch & Rorhmann, 2010) moet aangetekend worden 9

10 dat er enkel is gekeken naar de sekse van de pedagogisch medewerker en niet naar diens genderrol. Mogelijk is de genderrol van een pedagogisch medewerker van invloed op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens en meisjes. De genderrol van een persoon omvat zijn of haar persoonlijkheidseigenschappen die traditioneel in de maatschappij gezien worden als mannelijk (masculien) of vrouwelijk (feminien) (Bem, 1974). Wanneer een persoon evenveel masculiene als feminiene persoonlijkheidseigenschappen heeft, wordt er gesproken van een androgyne genderrol (Bem, Martyna, & Watson, 1978). Voorbeelden van masculiene persoonlijkheidseigenschappen zijn ambitieus en zelfstandig. Voorbeelden van feminiene persoonlijkheidseigenschappen zijn aanhankelijk en zachtaardig (Bem, 1981). De androgyne persoon hoeft zich niet te beperken tot enkel, traditioneel gezien, masculiene of feminiene persoonlijkheidseigenschappen, maar heeft de psychologische vrijheid om bepaald masculien of feminien gedrag aan te nemen, dat effectief lijkt in een bepaalde situatie (Bem & Lenney, 1976). Doordat androgyne personen hun gedrag lijken aan te kunnen passen naar gelang de situatie, kunnen zij zowel met masculien als feminien gedrag goed functioneren, in tegenstelling tot masculiene of feminiene personen. Androgyne personen bleken bijvoorbeeld zowel op een masculiene manier te kunnen presteren onder druk als op een feminiene manier te kunnen spelen met een jong katje (Bem, 1975). Het zou zo kunnen zijn dat de genderrol van vrouwelijke pedagogisch medewerkers daadwerkelijk feminien is, waardoor meisjes een betere relatie aangaan met de vrouwelijke pedagogisch medewerkers dan met de mannelijke. Daarbij zou het zo kunnen zijn dat de genderrol van mannelijke pedagogisch medewerkers androgyn of zelfs feminien van aard is, waardoor zij in hun werk in de kinderopvang overwegend feminien gedrag laten zien, doordat dit het meest effectief lijkt in dit verzorgende beroep. Hierdoor kan het zo zijn dat hun interactie- en zorgstijl beter aansluit op de behoeften van meisjes dan op die van jongens. Zo heeft onderzoek van Aigner et al. (2012) laten zien dat jongens meer nabijheid zoeken bij mannelijke pedagogisch medewerkers dan bij vrouwelijke, maar dat zowel mannelijke als vrouwelijke pedagogisch medewerkers desalniettemin een betere relatie met meisjes rapporteren dan met jongens. Eerdere onderzoeken van Robinson en Canaday (1978), Galbraith (1991) en Bussey en Bandura (1984) ondersteunen deze genderrol hypothese. Robinson en Canaday (1978) hebben de genderrol van een groep mannelijke pedagogisch medewerkers vergeleken met een groep vrouwelijke pedagogisch medewerkers en met een groep mannelijke ingenieurs. De gemiddelde genderrol van de mannelijke pedagogisch medewerkers bleek nauw overeen te komen met die van de vrouwelijke pedagogisch medewerkers, maar in vergelijking met de groep mannelijke ingenieurs waren de mannelijke pedagogisch medewerkers niet significant 10

11 meer feminien dan de mannelijke ingenieurs. De vrouwelijke pedagogisch medewerkers bleken daarentegen wel significant meer feminien te zijn dan de mannelijke ingenieurs. Galbraith (1991) toonde aan dat mannen in de kinderopvang en in het lager onderwijs meer masculien waren dan mannelijke ingenieurs. Gebruikmakend van de definitie van de androgyne genderrol (Bem, 1974; Bem, Martyna, & Watson, 1978), leken deze mannelijke pedagogisch medewerkers de androgyne genderrol te bezitten. Deze androgyne genderrol bood de mannelijke pedagogisch medewerkers de mogelijkheid zich comfortabel te kunnen voelen bij de verzorgende taak in hun werk in de kinderopvang. Zo gaf 70% van de mannelijke pedagogisch medewerkers aan dat zij het leuk vinden om bijvoorbeeld zware objecten te tillen, of kluswerkzaamheden te verrichten, maar dat zij zich ook comfortabel voelen bij meer vrouwelijke taken, zoals knuffelen met een eenzaam kind of spelen in de poppenhoek (Robinson & Canaday, 1978). Bussey en Bandura (1984) tonen aan dat kinderen vanaf het moment dat zij de verschillende seksen kunnen onderscheiden, de voorkeur hebben in de buurt te zijn bij rolmodellen van hun eigen sekse. Kinderen observeren rolmodellen beter en leren meer van hen wanneer zij dit rolmodel voor zichzelf relevant achten. Aangezien door de samenleving het naleven van rolpatronen meer wordt benadrukt voor jongens dan voor meisjes, hebben jongens de neiging meer aandacht te besteden aan rolmodellen van de eigen sekse dan aan rolmodellen van de andere sekse. Wanneer echter zou blijken dat mannelijke pedagogisch medewerkers niet masculien, maar androgyn of feminien zijn, is de vraag of jongens deze mannelijke pedagogisch medewerkers als relevant rolmodel kunnen zien. Het lijkt hierdoor van belang om, naast de invloed van de sekse van de pedagogisch medewerkers, ook te onderzoeken wat de genderrol van de pedagogisch medewerkers in de kinderopvang is en of deze genderrol van invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens en meisjes. Deze vragen zullen daarom centraal staan in deze scriptie. Probleemstelling Samenvattend blijkt dat de resultaten van verschillende onderzoeken (zie onder meer Aigner et al., 2012; Blokhuis, 2014; Brandes et al., 2012; Koch & Rorhmann, 2010) nog niet eenduidig zijn. Daarbij hebben de meeste onderzoeken te maken gehad met een aantal beperkingen. Zo beschrijven Ahnert (2006) en Ahnert et al. (2006) dat meisjes beter dan jongens gehecht zijn aan vrouwelijke pedagogisch medewerkers, maar deze bevindingen zijn slechts op vijf studies gebaseerd. En hoewel er wordt vermoed dat de perceptie van de pedagogisch medewerker over de relatie met het kind van invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen beiden (Howes & Spieker, 2008), beschrijft onderzoek van Aigner 11

12 et al. (2012) enkel dat zowel mannelijke als vrouwelijke pedagogisch medewerkers een betere relatie met meisjes rapporteren dan met jongens. Zij doen geen uitspraken over de kwaliteit van de gehechtheidsrelaties tussen de pedagogisch medewerkers en de kinderen. Het onderzoek van Winer en Phillips (2012) lijkt opvallende resultaten te laten zien met betrekking tot percepties van pedagogisch medewerkers, maar bij hen bestaat de onderzoeksgroep maar uit één man. Afsluitend is er in deze onderzoeken enkel gekeken naar de sekse van een pedagogisch medewerker en niet naar diens genderrol. Aangezien de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met een pedagogisch medewerker een beschermende factor kan zijn voor het kind (Riksen-Walraven, 2000; Tavecchio & Reiling, 2000; Thompson, 2000) is het van belang verder onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de gehechtheidsrelaties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. Tevens lijkt het van belang te zijn om niet alleen de sekse, maar ook de genderrol van een pedagogisch medewerker in dit onderzoek mee te nemen. De resultaten van dit onderzoek kunnen een bijdrage leveren aan de vraag of er daadwerkelijk meer mannen in de kinderopvang nodig zijn. Wanneer blijkt dat de genderrol van de pedagogisch medewerkers van invloed is op de gehechtheidsrelatie met jongens en meisjes, is het de vraag of de huidige man in de kinderopvang masculien genoeg is voor jongens om tot een kwalitatief veilige gehechtheidsrelatie te kunnen komen. Huidige Studie In deze scriptie staat de vraag centraal of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van een pedagogisch medewerker met jongens en meisjes samenhangt met de genderrol van de pedagogisch medewerker. Om tot een antwoord op deze centrale vraag te komen zal ten eerste onderzocht worden of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens en meisjes met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers verschilt. Onderzoek van Ahnert et al. (2006) laat zien dat meisjes beter dan jongens gehecht zijn aan vrouwelijke pedagogisch medewerkers en uit onderzoek van Aigner et al. (2012) blijkt dat pedagogisch medewerkers een betere relatie met meisjes rapporteren dan met jongens. Aangezien het vermoeden bestaat dat mannelijke pedagogisch medewerkers in de Nederlandse kinderopvang een androgyne of feminiene genderrol hebben en vrouwelijke pedagogisch medewerkers een feminiene genderrol hebben, is de verwachting dat meisjes beter dan jongens gehecht zullen zijn aan zowel mannelijke als vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Tevens is de verwachting dat meisjes beter gehecht zijn aan vrouwelijke dan aan mannelijke pedagogisch medewerkers en dat jongens, hoewel minder goed dan meisjes, beter gehecht zijn aan mannelijke dan aan vrouwelijke pedagogisch medewerkers. 12

13 Vervolgens zal onderzocht worden wat de genderrol van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers is. Voortvloeiend uit het eerder beschreven onderzoek van Robinson en Canaday (1978) wordt verwacht dat de mannelijke pedagogisch medewerker een androgyne of een feminiene genderrol heeft en dat de vrouwelijke pedagogisch medewerker een feminiene genderrol heeft. Ten slotte zal worden onderzocht of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van een pedagogisch medewerker met jongens en meisjes samenhangt met de genderrol van de pedagogisch medewerker. Enerzijds wordt verwacht dat er een positief verband bestaat tussen een pedagogisch medewerker met een masculiene genderrol en de kwaliteit van hechting met jongens. Met andere woorden, hoe meer masculien een pedagogisch medewerker is, des te beter de gehechtheidsrelatie met jongens zal zijn. Anderzijds is de verwachting dat dit positieve verband ook bestaat tussen een pedagogisch medewerker met een feminiene genderrol en de kwaliteit van hechting met meisjes. Hoe meer feminien een pedagogisch medewerker is, hoe beter de gehechtheidsrelatie met meisjes zal zijn. Methode Participanten De deelnemers aan dit onderzoek waren 23 Nederlandse mannelijke pedagogisch medewerkers en hun directe vrouwelijke collega s (n = 46), die op dezelfde horizontale groep (2-4 jaar), verticale groep (0-4) of een peuterspeelzaal (2-4 jaar) werkzaam zijn. Daarnaast namen 23 jongens en 23 meisjes tussen de 33 en 38 maanden deel. De mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers zijn benaderd om deel te nemen aan het onderzoek via ESTRO, de moederorganisatie van verschillende kinderopvangorganisaties door heel Nederland, een oproep aan mannelijke pedagogisch medewerkers op de website 1 die verbonden is aan het onderzoek, een verzonden aan alle kinderopvangorganisaties in Nederland met minstens drie vestigingen die geregistreerd staan in het Landelijk Register Kinderopvang en benadering van het eigen netwerk van de verschillende onderzoekers. Deelnemende pedagogisch medewerkers moesten minimaal drie maanden werkzaam zijn op een groep bij een reguliere kinderopvang. Pedagogisch medewerkers in opleiding waren uitgesloten van het onderzoek. De mannelijke pedagogisch medewerkers kregen voorafgaand aan hun deelname een toestemmingsformulier toegestuurd, waarin tevens informatie over het doel en de procedure 1 Zie mannenindekinderopvang.nl 13

14 van het onderzoek en de vertrouwelijkheid van persoonlijke gegevens is opgenomen. Hierna werden de mannelijke pedagogisch medewerkers telefonisch om toestemming voor deelname gevraagd. In overleg met hun locatiemanager nodigden de mannelijke pedagogisch medewerkers hun directe vrouwelijke collega uit deel te nemen aan het onderzoek. Deze vrouwelijke pedagogisch medewerkers ontvingen eveneens het toestemmingsformulier. Wanneer de vrouwelijke collega geen toestemming gaf voor deelname, werd de groep uitgesloten van het onderzoek. Uiteindelijk namen 46 pedagogisch medewerkers deel aan dit onderzoek. Er werd geen beloning verstrekt voor deelname aan het onderzoek. Deelnemende pedagogisch medewerkers werd gevraagd zowel de jongen als het meisje van de groep, met de leeftijd die het dichtst bij de 36 maanden lag, te selecteren. Middels een actief toestemmingsformulier werden de ouders van de geselecteerde kinderen gevraagd toestemming te verlenen voor deelname van hun kind aan het onderzoek. Doordat tijdens het onderzoek bleek dat er niet op elke groep twee kinderen geselecteerd konden worden die voldeden aan alle gestelde criteria, deden er uiteindelijk 36 kinderen in de leeftijd van maanden mee aan het onderzoek (M = 36.2, SD = 1.4). Meetinstrumenten Attachment Q-Sort. De kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen de pedagogisch medewerker en het kind werd gemeten met de Attachment Q-Sort (AQS) (Waters, 1987). De AQS bestaat uit 90 items (Vaughn & Waters, 1990) met gedragsbeschrijvingen die onder andere betrekking hebben op gehechtheid. Oorspronkelijk was de AQS bedoeld om het kind gedrag te observeren wanneer het kind in interactie is met zijn of haar moeder (Waters, 1995), maar onder andere Ahnert (2006) en de Schipper, Tavecchio en van IJzendoorn (2007) hebben voor hun onderzoek naar de kwaliteit van gehechtheidsrelaties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen in de kinderopvang ook gebruik gemaakt van de AQS. Voor de huidige studie is het woord moeder op de kaartjes vervangen door het woord pedagogisch medewerker. Scores tot.33 houden in dat een kind onveilig gehecht is aan de pedagogisch medewerker, scores vanaf.33 houden in dat een kind veilig gehecht is aan de pedagogisch medewerker (Ahnert, 2006). Bem Sex Role Inventory. De genderrol van de pedagogisch medewerkers is gemeten met de verkorte Bem Sex Role Inventory (BSRI), welke 20 persoonlijkheidseigenschappen bevat: 10 daarvan zijn stereotiep feminien (bv. aanhankelijk en zachtaardig) en 10 daarvan zijn stereotiep masculien (bv. ambitieus en zelfstandig). De pedagogisch medewerker heeft op een 7-punts schaal aangegeven in hoeverre een eigenschap zijn/haar persoonlijkheid omschrijft (Bem, 1981). 14

15 Hoewel er voor het interpreteren van de BSRI-scores aanbevolen wordt om de median split te gebruiken, is er voor dit onderzoek gekozen voor het gebruik van de t-ratio. Oorspronkelijk werden de scores op de BSRI berekend met de t-ratio, waarbij gebruik werd gemaakt van gestandaardiseerde scores. Deze gestandaardiseerde scores waren gebaseerd op een normgroep, die in 1978 gevormd is door 816 studenten van Stanford University (Bem, 1981). Voor het gebruik van de median split wordt gebruik gemaakt van de mediaanscore van de eigen onderzoeksgroep. Aangezien de verwachting is dat de pedagogisch medewerkers hoog zullen scoren op feminiene persoonlijkheidseigenschappen en hierdoor de mediaanscore feminien zal zijn, kan dit de onderzoeksresultaten beïnvloeden. Hierdoor is besloten om voor het interpreteren van de scores op de BSRI gebruik te maken van de t-ratio. Procedure De pedagogisch medewerker kreeg voorafgaand aan het onderzoek, buiten het gehooren gezichtsveld van het kind, een korte uitleg over de observatie. Hierdoor kon de observator direct bij binnenkomst beginnen. Iedere relatie werd minstens twee en een half uur geobserveerd. De observaties duurden twee dagen en per dag werden er twee observaties uitgevoerd. Er werd hierbij gevarieerd in sekse van de pedagogisch medewerker en het kind. Op beide dagen werd de pedagogisch medewerker gevraagd tegelijkertijd een spel te spelen met de geobserveerde jongen en het geobserveerde meisje. Er werden hiervoor twee behendigheidsspellen geselecteerd: dier op dier (HABA ) en ezeltje strek je (Hasbro ) ). Het spel dier op dier bestaat uit kleine houten dierenfiguren die op elkaar gestapeld dienen te worden. Het doel van het spel ezeltje strek je is om verschillende voorwerpen aan het zadel van een ezel te hangen, waarbij de ezel springt wanneer er te veel druk op het zadel wordt gegeven. De spellen werden geselecteerd om de kinderen in een onbekende situatie, met een spanningselement, te brengen. De moeilijkheidsgraad van de beide spellen gaf pedagogisch medewerkers de mogelijkheid om de kinderen te ondersteunen en uit te dagen. De pedagogisch medewerkers speelden ieder een ander spel, de kinderen speelden beide spellen. De spellen werden aselect toegewezen aan de pedagogisch medewerkers, waarbij mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers ongeveer even vaak dier op dier als ezeltje strek je speelden (negen mannen en acht vrouwen speelden dier op dier en tien mannen en negen vrouwen speelden ezeltje strek je). Ieder spel werd ingeleid met een korte instructie van de observator en duurde ongeveer 15 minuten. Direct na iedere observatie sorteerde de observator de 90 AQS kaartjes. Met behulp van het programma QSTAT werd de correlatie berekend tussen de hechtingsscore van de 15

16 geobserveerde pedagogisch medewerker en het kind en de hechtingsscore van het hypothetisch ideaal gehechte kind. Een aantal maanden na de observaties voor de AQS kregen de pedagogisch medewerkers de BSRI, een online vragenlijst, toegestuurd. Op dat moment konden niet alle deelnemers meer bereikt worden, waardoor de onderzoeksgroep voor het meten van de genderrol uiteindelijk bestond uit 13 mannelijke pedagogisch medewerkers en hun directe collega s (n = 26). In een exploratieve analyse werd bekeken of er een verschil bestond in de kwaliteit van de gehechtheidsrelaties tussen pedagogisch medewerkers met kinderen van pedagogisch medewerkers die de BSRI hadden ingevuld en van pedagogisch medewerkers die de BSRI niet hadden ingevuld. Er bleek, gemeten met een onafhankelijke T-toets, geen significant verschil gevonden te kunnen worden tussen de gehechtheidsscore van mannelijke pedagogisch medewerkers met jongens waarbij de mannen de BSRI wel hadden ingevuld (M =.57, SD =.17) en de gehechtheidsscore van mannelijke pedagogisch medewerkers met jongens waarbij de mannen de BSRI niet hadden ingevuld (M =.44, SD =.18) met de voorwaarden (t(18) = -1.59, p =.13). Ook werd er geen significant verschil gevonden tussen de gehechtheidsscore van mannelijke pedagogisch medewerkers met meisjes waarbij de mannen de BSRI wel hadden ingevuld (M =.51, SD =.20) en de gehechtheidsscore van mannelijke pedagogisch medewerkers met meisjes waarbij de mannen de BSRI niet hadden ingevuld (M =.45, SD =.13), met de voorwaarden (t(21) = -.86, p =.40). Tevens werd er geen significant verschil gevonden tussen de gehechtheidsscore van vrouwelijke pedagogisch medewerkers met jongens waarbij de vrouwen de BSRI wel hadden ingevuld (M =.47, SD =.13) en de gehechtheidsscore van vrouwelijke pedagogisch medewerkers met jongens waarbij de vrouwen de BSRI niet hadden ingevuld (M =.40, SD =.12), met de voorwaarden (t(18) = , p =.26). Er werd een trendeffect gevonden voor het verschil tussen de gehechtheidsscore van vrouwelijke pedagogisch medewerkers met meisjes waarbij de vrouwen de BSRI wel hadden ingevuld (M =.53, SD =.16) en de gehechtheidsscore van vrouwelijke pedagogisch medewerkers met meisjes waarbij de vrouwen de BSRI niet hadden ingevuld (M =.40, SD =.13), met de voorwaarden (t(20) = -2.00, p =.06). Statistische Analyse In dit onderzoek werd bekeken of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van een pedagogisch medewerker met jongens en meisjes samenhangt met de genderrol van de pedagogisch medewerker. Om te onderzoeken of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens en meisjes met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers verschilt, werd gebruik gemaakt van een repeated measures ANOVA, waarbij de sekse van het kind en van 16

17 de pedagogisch medewerkers werden ingevoerd als de within-factoren, met de gehechtheidsscore als afhankelijke variabele. Om de genderrol van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers te bepalen werd gebruik gemaakt van een onafhankelijke T-toets. Afsluitend werd met behulp van Spearman correlaties onderzocht of er een samenhang bestaat tussen de genderrol van pedagogisch medewerkers en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens en meisjes. Doordat de onderzoeksgroep klein was, zijn niet enkel de significante resultaten, maar ook de trendeffecten besproken. Gehechtheidsrelaties Resultaten In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de gemiddelde gehechtheidsscores van de pedagogisch medewerkers met de kinderen en van de repeated measures ANOVA. De repeated measures ANOVA werd uitgevoerd met 18 complete groepen, wat resulteerde in een onderzoeksgroep van 18 mannelijke en 18 vrouwelijke pedagogisch medewerkers met 36 kinderen. In totaal waren 15 jongens veilig gehecht aan mannelijke pedagogisch medewerkers en 3 jongens onveilig gehecht. Daarbij waren 16 meisjes veilig gehecht aan mannelijke pedagogisch medewerkers en 2 meisjes waren onveilig gehecht. Voor vrouwelijke pedagogisch medewerkers geldt dat 15 jongens veilig waren gehecht en 3 jongens onveilig gehecht. Afsluitend waren 15 meisjes veilig gehecht aan vrouwelijke pedagogisch medewerkers en 3 meisjes waren onveilig gehecht. Tabel 1 Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Gehechtheidsscores tussen Pedagogisch Medewerkers en Kinderen en een Repeated Measures Anova. Repeated Measures Anova Mannen Vrouwen Pedagogisch Kinderen Interactie medewerkers M (SD) M (SD) F(η 2 ρ) F(η 2 ρ) F(η 2 ρ) Jongens.53 (. 18).45 (.13) 3.76(.18) 0.15(.01) 1.43(.08) Meisjes.50 (.18).48 (.16) p = <.10. Een repeated measures ANOVA liet zien dat er geen significante hoofdeffecten zijn gevonden voor de sekse van het kind op de gehechtheidsrelatie met pedagogisch medewerkers. Dit houdt in dat jongens en meisjes niet verschillend gehecht zijn aan pedagogisch medewerkers. Wel was er sprake van een trendeffect voor de sekse van de pedagogisch medewerkers, waarbij mannelijke pedagogisch medewerkers een betere hechting hadden met zowel jongens als met meisjes dan vrouwelijke pedagogisch medewerkers, F(1,17) = 3.76, p =.07. Tevens 17

18 werd er geen significant interactie-effect gevonden voor de gehechtheidsrelatie van jongens en meisjes en de sekse van de pedagogisch medewerker, wat inhoudt dat het effect van de sekse van de pedagogisch medewerker op de gehechtheidsrelatie gelijk is voor jongens en meisjes. Deze bevinding komt niet overeen met de verwachting dat meisjes een significant betere gehechtheidsrelatie zouden hebben met vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Uit de beschrijvende statistiek bleek afsluitend dat kinderen een hogere gehechtheidsscore behaalden met mannelijke pedagogisch medewerkers dan met vrouwelijke, waarbij de jongens een hogere hechtingsscore hadden met de mannen dan de meisjes. Hoewel de gehechtheidscore van kinderen met vrouwelijke pedagogisch medewerkers lager bleek dan die met mannelijke, hadden de meisjes wel een hogere hechtingsscore met de vrouwen dan de jongens. Genderrol In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van het aantal androgyne en feminiene pedagogisch medewerkers. Geen enkele pedagogisch medewerker bleek een masculiene genderrol te hebben. Tabel 2 Classificatie Androgyne en Feminiene Pedagogisch Medewerkers. Mannen Vrouwen (n = 13) (n = 13) Androgyne 11 5 Feminien 2 8 Door middel van een onafhankelijke T-toets is getoetst of mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers onderling van elkaar verschillen in hun genderrol. Er bleek een significant verschil te bestaan tussen de genderrol van mannelijke (M = 3.46, SD = 7.30) en vrouwelijke pedagogisch medewerkers (M = 13.00, SD = 12.78), waarbij mannelijke pedagogisch medewerkers vaker een androgyne genderrol hadden dan vrouwelijke pedagogisch medewerkers (t(24) = -2.34, p =.028). Invloed Gehechtheidsrelaties en Genderrol In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de correlaties tussen de gehechtheidsrelaties van pedagogisch medewerkers met kinderen en de genderrol van de pedagogisch medewerkers. 18

19 Tabel 3 Correlaties tussen de Gehechtheidsrelatie tussen Kinderen en Pedagogisch Medewerkers en de Genderrol van Pedagogisch Medewerkers. Mannen Vrouwen (n = 13) (n = 13) r r Gehechtheidsrelatie met jongens Gehechtheidsrelatie met meisjes.15.56* * De correlatie is significant bij tweezijdig toeten, p <.05. Resultaten van de Spearman s correlatie laten geen significante samenhang zien voor de gehechtheidsrelatie van jongens met de genderrol van mannelijke pedagogisch medewerkers (ρ(11) = -.13, p =.67) en van de gehechtheidsrelatie van meisjes met de genderrol van mannelijke pedagogisch medewerkers (ρ(11) =.15, p =.62). Ook werd er geen significante relatie gevonden tussen de gehechtheidsrelatie van jongens met de genderrol van vrouwelijke pedagogisch medewerkers (ρ(11) = -.04, p =.90). Enkel voor vrouwelijke pedagogisch medewerkers werd een positieve relatie gevonden tussen de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met een meisje en de feminiene genderrol van deze vrouwelijke pedagogisch medewerker (ρ(11) =.56, p <.05). Hoe feminiener de genderrol van de vrouwelijke pedagogisch medewerker was, des te beter de gehechtheidsrelatie met een meisje bleek te zijn. Deze bevinding komt deels overeen met de verwachting. Er werd echter ook verwacht dat er een samenhang zou bestaan tussen de gehechtheidsrelatie van een mannelijke pedagogisch medewerker en een jongen en de genderrol van deze mannelijke pedagogisch medewerker, maar deze samenhang is niet gevonden. In een exploratieve analyse werd onderzocht of jongens en meisjes verschillende gehechtheidsrelaties hebben met androgyne en feminiene pedagogisch medewerkers, ongeacht hun sekse. Met een onafhankelijke T-toets werd geen verschil gevonden voor jongens met androgyne pedagogisch medewerkers (M =.54, SD =.17) en feminiene pedagogisch medewerkers (M =.49, SD =.13), (t(24) =.64, p =.53). Ook meisjes hebben geen verschillende gehechtheidsrelatie met androgyne pedagogisch medewerkers (M =.48, SD =.18) en feminiene pedagogisch medewerkers (M =.59, SD =.16), (t(24) = -1.50, p =.14). Vervolgens werden de 25% meest feminiene (n = 6, 1 man) en 25% meest androgyne pedagogisch medewerkers (n = 6, 1 vrouw) geselecteerd om te onderzoeken of een extreem hoge mate van femininiteit van invloed zou kunnen zijn op de gehechtheidsrelatie van 19

20 jongens en meisjes. Omdat de mate van androgynie inhoudt dat er evenveel masculiene als feminiene persoonlijkheidseigenschappen aanwezig zijn, wordt niet gesproken van extreme androgynie. Een onafhankelijke T-toets wees uit dat voor jongens geen verschil werd gevonden tussen de gehechtheidsrelatie met extreem feminiene pedagogisch medewerkers (M =.47, SD =.11) en androgyne pedagogisch medewerkers (M =.54, SD =.17), (t(10) =.62, p =.55). Meisjes echter hadden een significant betere gehechtheidsrelatie met feminiene pedagogisch medewerkers (M =.63, SD =.12) dan met androgyne pedagogisch medewerkers (M =.45, SD =.08), (t(10) = -2.89, p =.02). Gezien de zeer kleine onderzoeksgroep moeten bovenstaande resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Toch kan hieruit voorzichtig de conclusie getrokken worden dat een hoge mate van femininiteit van positieve invloed is op de gehechtheidsrelatie van meisjes met vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Conclusies en Discussie Samengevat kan gesteld worden dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens en meisjes met mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers niet significant verschilde. Wel was er sprake van een trendeffect voor de sekse van de pedagogisch medewerkers, waarbij mannelijke pedagogisch medewerkers een betere hechting hadden met kinderen dan vrouwelijke. Verder is gebleken dat mannelijke pedagogisch medewerkers vaker een androgyne genderrol hadden en vrouwelijke pedagogisch medewerkers vaker een feminiene genderrol. Geen enkele pedagogisch medewerker bleek masculien te zijn. Afsluitend is er enkel voor de samenhang tussen de gehechtheidsrelatie van een meisje met een vrouwelijke pedagogisch medewerker en een feminiene genderrol van de vrouwelijke pedagogisch medewerker een significante correlatie gevonden. Voor een mannelijke pedagogisch medewerker is een dergelijke samenhang niet gevonden. Deze bovenstaand beschreven resultaten komen niet overeen met de resultaten uit het onderzoek van Ahnert (2006), waarin werd beschreven dat meisjes gemiddeld een veilige gehechtheidsrelatie hebben met pedagogisch medewerkers en jongens gemiddeld een onveilige. Ook komen de huidige resultaten niet overeen met het onderzoek van Aigner et al. (2012), waaruit bleek dat pedagogisch medewerkers een betere relatie met meisjes rapporteren dan met jongens, waarbij vermoed wordt dat de perceptie van de relatie van invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie (Howes & Spieker, 2008). Een mogelijke verklaring voor deze verschillende resultaten zou kunnen zijn dat de aanwezigheid van een mannelijke pedagogisch medewerker op de groep, zoals in de huidige studie, van 20

21 positieve invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens met vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Onderzoek van Aigner et al. (2012) toonde aan dat jongens in gemixte groepen meer nabijheid en contactgedrag laten zien naar mannelijke pedagogisch medewerkers dan naar vrouwelijke pedagogisch medewerkers, vooral om te genieten van fysiek contact en om affectie te delen. Aangezien de bevindingen van Ahnert (2006) gebaseerd zijn op een onderzoeksgroep van enkel vrouwelijke pedagogisch medewerkers en de bevindingen van Aigner et al. (2012) gebaseerd zijn op slechts een gering aantal mannen, zou het zo kunnen zijn dat de gehechtheidsrelatie tussen een vrouwelijke pedagogisch medewerker en een jongens verbetert naarmate de jongen minder in interactie is met de vrouwelijke pedagogisch medewerker dan met de mannelijke. Tevens laat onderzoek van Aigner et al. (2012) zien dat jongens in gemixte groepen meer extravert en beweeglijk zijn. Vrouwelijke pedagogisch medewerkers zouden dit gedrag niet als jongensgedrag kunnen herkennen, waardoor zij dit gedrag als lastig bestempelen en de jongens op een geïrriteerde manier op hun gedrag aanspreken (Tavecchio & van Polanen, 2013). De veronderstelling is dat jongens daardoor hun extraverte en beweeglijke gedrag in een gemixte groep meer op mannelijke pedagogisch medewerkers richten dan op vrouwelijke, wat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met mannelijke pedagogisch medewerkers kan bevorderen. Tevens kan er dan ook verondersteld worden dat jongens rustiger gedrag, zoals het zich laten troosten, zullen richten op de vrouwelijke pedagogisch medewerkers wat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met vrouwelijke pedagogisch medewerkers bevordert. Tevens zou een verklaring kunnen zijn dat mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers in samenwerking met elkaar naar elkaar toe groeien wat betreft hun interactieen zorgstijl, wat van invloed zou kunnen zijn op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens en meisjes. Huijbregts (2009) concludeert bijvoorbeeld in haar proefschrift over culturele verscheidenheid in de kinderopvang dat opvoedingsideeën continu worden gevormd in interactie met de dagelijkse opvoedingservaringen in verschillende contexten en in interactie met andere volwassenen zoals hier de collega s of de grotere culturele gemeenschap. (p ). Hoewel het proefschrift van Huijbregts (2009) gaat over de verscheidenheid in culturen, zou het ook zo kunnen zijn dat mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers elkaar onderling beïnvloeden. Op die manier zou de interactie- en zorgstijl van mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers die samen werkzaam zijn op dezelfde groep kunnen verschillen van de interactie- en zorgstijl van vrouwelijke pedagogisch medewerkers die enkel met andere vrouwen werkzaam zijn op een groep. De interactie- en zorgstijl van pedagogisch medewerkers op een gemixte groep kan doordat zij 21

22 van elkaar leren, meer genderneutraal zijn, wat aan kan sluiten op zowel het gedrag van jongens als op het gedrag van meisjes. De interactie- en zorgstijl van vrouwelijke pedagogisch medewerkers die werkzaam zijn op een vrouwengroep kan daarentegen zeer feminien zijn, doordat deze vrouwen elkaar versterken in hun feminiene persoonlijkheidseigenschappen, wat nadelig kan zijn voor de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met jongens. In een vervolgonderzoek zal een controle groep bestaande uit enkel vrouwelijke pedagogisch medewerkers opgenomen moeten worden om deze veronderstelling, gebaseerd op het proefschrift van Huijbregts (2009), te kunnen toetsen. De resultaten uit het huidige onderzoek komen daarentegen wel deels overeen met het onderzoek van Ahnert et al. (2006), waarin werd beschreven dat meisjes beter dan jongens gehecht zijn aan vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Ahnert et al. (2006) namen in hun onderzoek echter niet de genderrol van de pedagogisch medewerker mee. Wanneer deze genderrol in het huidige onderzoek wel wordt meegenomen, blijkt dat hoe meer feminien een vrouwelijke pedagogisch medewerker is, hoe beter haar gehechtheidsrelatie met een meisje is. Aangezien de vrouwelijke pedagogisch medewerkers vaker een feminiene genderrol hebben en de pedagogisch medewerker in de kinderopvang overwegend de vrouwelijke sekse heeft, is dit resultaat, zoals verwacht, een positief gegeven voor de meisjes in de kinderopvang. Een mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige bevindingen uit enerzijds de statistische analyse dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van een meisjes met een vrouwelijke pedagogisch medewerker samenhangt met de feminiene genderrol van deze vrouwelijke pedagogisch medewerker en anderzijds de beschrijvende statistiek dat mannelijke pedagogisch medewerkers een hogere gehechtheidsscore blijken te hebben met zowel jongens als meisjes, is de bevinding uit de exploratieve data dat een hoge mate van femininiteit van positieve invloed is op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van meisjes met vrouwelijke pedagogisch medewerkers. Het zou zo kunnen zijn dat dit ook geldt voor de samenhang tussen de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie van jongens met mannelijke pedagogisch medewerkers en de masculiene genderrol van deze pedagogisch medewerkers. Dit zou, gezien de resultaten uit huidig onderzoek, betekenen dat zowel jongens als meisjes zich in basis veilig kunnen hechten aan masculiene, androgyne en feminiene mannelijke en vrouwelijke pedagogisch medewerkers, maar dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie aanzienlijk verbetert op het moment dat een pedagogisch medewerker zeer masculien of zeer feminien is. Aangezien de mannelijke pedagogisch medewerkers vaker de androgyne genderrol bleken te bezitten en de veronderstelling is dat zij in hun werk in de kinderopvang overwegend hun feminiene persoonlijkheidseigenschappen inzetten, kan dit verklaren waarom zowel jongens 22

Mind-Mindedness in de Kinderopvang

Mind-Mindedness in de Kinderopvang FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education Mind-Mindedness in de Kinderopvang De Relatie tussen Mind-Mindedness van Pedagogisch Medewerkers

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Mannen in de Kinderopvang

Mannen in de Kinderopvang Mannen in de Kinderopvang Interacties en Sekseverschillen in de Relatie van Mannelijke en Vrouwelijke Pedagogisch Medewerkers met Driejarigen Jongens en Meisjes in de Kinderopvang Masterscriptie Orthopedagogiek

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive

Nadere informatie

Geslacht van Pedagogisch Medewerkers en de Invloed op de Gedragsbeoordeling en Relatie. met Jongens en Meisjes in de Buitenschoolse Opvang

Geslacht van Pedagogisch Medewerkers en de Invloed op de Gedragsbeoordeling en Relatie. met Jongens en Meisjes in de Buitenschoolse Opvang Running head: Geslacht van Pedagogisch Medewerkers en de Invloed op de Gedragsbeoordeling en Relatie met Jongens en Meisjes in de Buitenschoolse Opvang Elske van der Heijden Universiteit van Amsterdam,

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

SAMENHANG TUSSEN ZINGEVING, RESILIENCY EN PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK BIJ ADOLESCENTEN

SAMENHANG TUSSEN ZINGEVING, RESILIENCY EN PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK BIJ ADOLESCENTEN De Samenhang tussen Zingeving, Resiliency en Psychosociale Problematiek bij Adolescenten The Relationship between Meaning, Resiliency and Psychosocial Problems in Adolescents Jan C. Oosterwijk Arjan Oosterwijk

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid

Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid Samenvatting Samenvatting Dagelijkse activiteiten van ouder wordende echtparen: veranderingen bij achteruitgang van de gezondheid In de komende jaren zullen meer echtgenoten samen oud worden en zelfstandig

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 (SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen REACTIEVE AGRESSIE Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve Agressie Pien S. Martens Open Universiteit Heerlen Naam student: Pien Sophie Martens Studentnummer: 850945172

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiviteit van Angstcommunicaties 1 (In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiveness

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

16. Statistische analyse Meldpunt

16. Statistische analyse Meldpunt 16. Statistische analyse Meldpunt Statistische analyse Meldpunt Inleiding In de periode 19 juli 2010 tot en met 16 maart 2012 ontving de commissie zevenhonderdeenenveertig meldingen van seksueel misbruik.

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs The Relationship between Existential Fulfilment, Emotional Stability and Burnout

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children 1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving Relationships between Attachment and Well-being among the Elderly: The mediational Roles of Mindfulness

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en Identificatie met de Organisatie op Status en Zelfwaardering. The Civil Servant

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 322 Kinderopvang Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

SECUNDAIRE TRAUMATISCHE STRESS BIJ DE BELGISCHE POLITIE

SECUNDAIRE TRAUMATISCHE STRESS BIJ DE BELGISCHE POLITIE SECUNDAIRE TRAUMATISCHE STRESS BIJ DE BELGISCHE POLITIE 1 SECUNDAIRE TRAUMATISCHE STRESS BIJ DE BELGISCHE POLITIE SECONDARY TRAUMATIC STRESS AT THE BELGIAN POLICE Maarten Ceulemans Eerste begeleider Dr.

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking Kenmerken van ADHD en de Theory of Mind 1 De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking The Influence of Characteristics of ADHD on Theory

Nadere informatie

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Are Premorbid Neuroticism-related Personality Traits a

Nadere informatie

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Betreft Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang - resultaten

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1. Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden

Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1. Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden Running head: INVLOED VAN GENDERROL EN WAARDEN OP FAALANGST 1 Zelf- en Ander-Gerefereerde Faalangst: De Invloed van Genderrol Oriëntatie, Waarden en Sekse Self- and Other-Referenced anxiety: The Influence

Nadere informatie

Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en. Emotionele Werkstressoren

Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en. Emotionele Werkstressoren WERKBEVLOGENHEID BIJ WETHOUDERS 1 Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en Emotionele Werkstressoren Work Engagement of Municipal Executive Councillors:

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1 De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress en Energie bij Moeders The Effect of MBSR-training on Mindfulness, Perceived Stress

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition :

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : The Differences between Men and Women Karine Garcia Eerste begeleider:

Nadere informatie

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole

Nadere informatie

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Respondent: Johan den Doppelaar Email: info@123test.nl Geslacht: man Leeftijd: 37 Opleidingsniveau: hbo Vergelijkingsgroep: Nederlandse beroepsbevolking

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

De kunst bevlogen te blijven

De kunst bevlogen te blijven De kunst bevlogen te blijven De rol van persoonlijke hulpbronnen in het welbevinden van jonge veterinaire professionals Nederlandstalige samenvatting Het psychisch welzijn van dierenartsen en andere zorgprofessionals

Nadere informatie

MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie

MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1 Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie Mental Resilience buffers Teacher Stressreactivity: An ESM-study Tanya

Nadere informatie

Rekenen en meisjes ELLEKE KETELAARS 28 MEI 2015

Rekenen en meisjes ELLEKE KETELAARS 28 MEI 2015 Rekenen en meisjes ELLEKE KETELAARS 28 MEI 2015 Programma Overtuigingen ten aanzien van de verschillen tussen jongens en meisjes op het gebied van rekenen Wat zegt het onderzoek? Wat is de rol van de docent?

Nadere informatie

Inspectierapport BSO Okidoki (BSO) Lange Kavel LS EMMER-COMPASCUUM Registratienummer

Inspectierapport BSO Okidoki (BSO) Lange Kavel LS EMMER-COMPASCUUM Registratienummer Inspectierapport BSO Okidoki (BSO) Lange Kavel 50 7881LS EMMER-COMPASCUUM Registratienummer 229993370 Toezichthouder: GGD Drenthe In opdracht van gemeente: EMMEN Datum inspectie: 03-12-2014 Type onderzoek

Nadere informatie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1 30 Veiligheid en welbevinden Kees (8) en Lennart (7) zitten in de klimboom. Kees geeft Lennart een speels duwtje en Lennart geeft een duwtje terug. Ze lachen allebei. Maar toch kijkt Lennart even om naar

Nadere informatie

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress

Nadere informatie