Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB"

Transcriptie

1 Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB 2001? Bachelor thesis Tilburg University Faculty of Economics and Business Administration Naam: H.D.J. Schouten ANR nummer: s Telefoonnummer: Adres: Lieve Vrouwenplein 11a te Tilburg Studierichting: Fiscale Economie Examencommissie: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken Mr. N.C.G. Gubbels Datum: December 2010

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding Pagina 3 Hoofdstuk 2: Geschiedenis, voorlopers van bron resultaat uit overige werkzaamheden 2.1 Inleiding Pagina Geschiedenis tot en met 1964 Pagina Wet op de inkomstenbelasting 1964 Pagina Wet inkomstenbelasting 2001 Pagina Samenvatting Pagina 7 Hoofdstuk 3: Resultaat uit overige werkzaamheden. Bronvereisten en toerekeningregels. 3.1 Inleiding Pagina Arbeidsvereiste Pagina Deelname economisch verkeer Pagina Voordeel beogen/ voordeel verwachten Pagina Samenvatting Pagina 16 Hoofdstuk 4: Resultaat uit overige werkzaamheden met betrekking tot de familiesfeer 4.1 Inleiding Pagina Arresten toegerekend aan de familiesfeer Pagina Arresten toegerekend aan resultaat uit overige werkzaamheden Pagina Uitspraak Hoge Raad over wederzijdse hulp en bijstand en het persoonsverbonden budget Pagina Samenvatting Pagina 22 Hoofdstuk 5: Conclusie Pagina Samenvatting Pagina Toelichting op voorbeelden familiesfeer Pagina Slot conclusie Pagina 26 Literatuurlijst Pagina 28 2

3 Hoofdstuk 1 Inleiding Activiteiten kunnen zich op allerlei momenten, locaties en tussen verschillende personen afspelen. Zo kan er gedacht worden aan een dienst, waarbij mevrouw A schoonmaakster is en werkt in het huis van mevrouw B. Mevrouw B betaalt mevrouw A voor haar diensten. De enige relatie die er tussen deze twee vrouwen bestaat, is dat de een voor de ander werkt. In dit voorbeeld is het duidelijk dat mevrouw A in dienstbetrekking is bij mevrouw B en deelneemt aan het economische verkeer. Ze zal dan ook over haar inkomen wat ze genereert belasting moeten betalen (op grond van art Wet IB 2001). Wanneer deze handelingen zich echter in de familiesfeer afspelen, wordt het een lastiger verhaal. Wat als mevrouw A dochter is van mevrouw B en mevrouw B haar dochter eens in de zoveel tijd iets geeft voor de dingen die haar dochter voor haar doet? Spelen deze werkzaamheden zich dan af in de het economisch verkeer of niet? Buiten het economisch verkeer vallen in elk geval de gebruikelijke huishoudelijke activiteiten die belastingplichtigen voor elkaar verrichten in gezinsverband of in de vriendenkring. Dat is niet in de laatste plaats het geval omdat tegenover dat soort activiteiten vrijwel nimmer een vergoeding staat. Als familieleden echter wel voor hun werkzaamheden binnen de familiesfeer worden beloond, dan wordt er veel sneller aangenomen dat daarmee buiten de familiesfeer wordt getreden en dat belastingheffing een feit is 1. Wat er precies onder de familiesfeer valt is niet opgenomen in de wet. Dit heeft ervoor gezorgd dat er geen duidelijke grens bestaat tussen het belasten of onbelast laten van de voordelen in de familiesfeer. Hierdoor is er over dit onderwerp veel jurisprudentie te vinden. Vergoedingen voor werkzaamheden binnen de familiesfeer kunnen belast zijn op grond van art van de Wet IB 2001, dit betreft het resultaat uit overige werkzaamheden. Resultaat uit overige werkzaamheden is het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit één of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Art Wet IB 2001 is gebaseerd op het bronnenstelsel. Ook in de Wet Inkomstenbelasting 2001 speelt het bronbegrip nog een rol, ondanks dat de Wet IB 2001 het boxenstelsel kent 2. Vooral in box 1 komt het bronnenstelsel nog duidelijk naar voren 3. Wanneer een belastingplichtige een voordeel heeft, kan deze niet enkel en alleen op deze grond worden belast in de wet IB Eerst zal er vastgesteld moeten worden of er sprake is van een bron van inkomen. Vervolgens wordt vastgesteld tot welke inkomenscategorie deze bron thuis hoort. Resultaat uit overige werkzaamheden wordt ook wel eens gekwalificeerd als restcategorie of prullenbak van box 1 4 Dit komt doordat er pas naar resultaat uit overige werkzaamheden gekeken mag worden nadat er is vastgesteld dat 1 A-G Overgaauw, VN 2006/40.9, 20 juni 2006, nr L.G.M. Stevens, 2001, p L.W. Sillevis et al, 2009, p R.M. Freudenthal, 2002, p. 6. 3

4 er geen sprake is van winst uit de onderneming of loon (gebaseerd op de rangorde regeling in art Wet IB 2001). Een aantal voorbeelden om duidelijk te maken waar vooral het probleem van deze grens ligt: Meneer X geeft zijn neef een vergoeding voor het bijhouden van zijn tuin. Vader laat zijn aangifte door zijn zoon invullen, hiervoor krijgt zoon betaald door vader. Dit bedrag had vader anders aan een derde moeten geven die voor hem zijn aangifte had ingevuld. Wordt de zoon nu belast voor zijn ontvangsten of niet? Om meer duidelijkheid te krijgen over de grens van resultaat uit overige werkzaamheden is voor dit onderzoek de volgende probleemstelling naar voren gekomen: Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB 2001? Resultaat uit overige werkzaamheden is opgenomen in art e.v. Wet IB Deze regeling bestaat uit een aantal uiteenlopende deelgebieden; inkomsten uit onder andere arbeid enerzijds en de terbeschikkingstellingregeling van art. 3.91, eerste lid, onderdeel a en b en art. 3.92, eerste lid, onderdeel a en b Wet IB 2001 anderzijds. 5 Daarnaast zijn er nog twee aparte regelingen opgenomen die een uitbreiding geven aan het begrip werkzaamheid te weten de opwaarderingreserve zoals omschreven in art. 3.92a Wet IB 2001 en de met een werkzaamheid verband houdende lucratieve belang van art 3.92b Wet IB In dit onderzoek wordt alleen aandacht besteed aan voordelen uit arbeid met betrekking tot resultaat uit overige werkzaamheden en worden de terbeschikkingstellingregelingen en bijzondere regelingen buiten beschouwing gelaten. De opbouw van het onderzoek is als volgt; In Hoofdstuk 2 wordt er kort aandacht besteed aan de herkomst van resultaat uit overige werkzaamheden. In Hoofdstuk 3 wordt vervolgens een uitvoerige analyse gegeven van de bronvereisten die aan resultaat overige werkzaamheden ten grondslag liggen. In Hoofdstuk 4 worden verschillende arresten besproken met betrekking tot de familiesfeer. Hieruit zullen de belangrijkste criteria uit de jurisprudentie besproken worden, waarna er in Hoofdstuk 5 een aanbevelingen en een conclusie wordt gegeven op de probleemstelling. 5 R.M. Freudenthal, 2002, p. 1. 4

5 Hoofdstuk 2 Ontstaan bron resultaat uit overige werkzaamheden 2.1 Inleiding Aan het ontstaan van resultaat uit overige werkzaamheden die we uit Wet IB 2001 kennen is een lange geschiedenis voorafgegaan. Om beter te begrijpen waarom art 3.90 Wet IB 2001 in de wet is opgenomen wordt in dit hoofdstuk de geschiedenis van deze bron van inkomen besproken. Allereerst wordt in grote lijnen ingegaan op de geschiedenis tot en met 1964 met betrekking tot resultaat uit overige werkzaamheden. Daarna zal de Wet inkomstenbelasting 1964 besproken worden en vervolgens de huidige wet, Wet op de Inkomstenbelasting Geschiedenis tot en met 1964 Al in 1893 was er een soortgelijke belasting van resultaat uit overige werkzaamheden, namelijk de Wet op de belasting van bedrijfs- en andere inkomsten 1893 (bedrijfsbelasting) 6. In deze wet was in art. 3 vastgelegd dat bepaalde voordelen uit tijdelijke of voor eens verrichte werkzaamheid, van welken aard dan ook belast werden. De toevoeging van welken aard ook komt in zekere mate nu nog terug in de wet, zodat duidelijk is dat in het inkomensbegrip niet de vorm van het voordeel doorslaggevend is, maar het behalen ervan door middel van arbeid 7. De voorlopers van art wet IB 2001 hebben als kenmerk dat deze in de praktijk steeds een brede werking en een flexibele en dynamische invulling hebben gekend. In de Wet IB 1914 was de bepaling, die betrekking had op het resultaat uit overige werkzaamheden, ondergebracht in art. 7. Hierin was het volgende voor zover van belang bepaald: De opbrengst van onderneming en arbeid omvat de niet onder art. 6 vallende voordeelen, die als winst, honorarium, traktement, salaris, arbeidsloon, vrije woning, aandeel in winst of overwinst, vacatie- of presentiegeld of onder welken naam en in welken vorm ook, verkregen uit bedrijf of beroep (ambt, waardigheid, bediening en betrekking daaronder begrepen) en uit handelingen, werkzaamheden en diensten van elken aard. De opbrengsten uit speculatie vielen niet onder dit begrip. Onder speculatie werden vervolgens niet de winsten verstaan die grotendeels het gevolg waren van de arbeid van de belastingplichtige 8, waardoor 6 R.M. Freudenthal, 2002, p R.M. Freudenthal, 2002, p R.M. Freudenthal, 2002, p. 9. 5

6 deze dus wel werden belast. Op deze manier lag bij speculatie de nadruk vooral op het wegen van goede en kwade kansen, terwijl bij de opbrengst uit arbeid de verrichtte arbeid een belangrijke rol speelt. In het Besluit inkomstenbelasting 1941 is art. 28 daarvan de voorloper op resultaat uit overige werkzaamheden. Deze bron heeft een ruim toepassingbereik. Dit komt vooral door de opname van onder andere uit lid 2. Ook werkzaamheden van niet-incidentele aard, maar toch onvoldoende structureel om er een onderneming voor aanwezig te achten, vielen onder dit artikel Wet inkomstenbelasting 1964 Door de jaren heen is dezelfde soort bepaling steeds mee genomen in de wet. In de wet inkomstenbelasting 1964 is de voorganger van resultaat uit overige werkzaamheden opgenomen in art. 22, lid 1, onderdeel b van de Wet IB Dit artikel luidde als volgt; Lid 1: Inkomsten uit arbeid zijn alle niet als winst uit onderneming aan te merken voordelen die worden genoten: a. als loon uit diensbetrekking; b. uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en diensten, waaronder begrepen onderverhuring en het houden van kostgangers, alsmede het produktief maken of vervreemden van een auteursrecht of een octrooi door de auteur of de uitvinder zelf. Onderdeel b wordt ook wel inkomsten uit andere arbeid genoemd. Dit artikel komt nog min of meer overeen met de betekenis van het huidige art in de Wet IB Wet inkomstenbelasting 2001 De huidige wet, art Wet IB 2001, luidt als volgt: Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden is het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren verminderd met de terbeschikkingstellingsvrijstelling. De terbeschikkingstellingvrijstelling is in de wet opgenomen met ingang van 1 januari Deze blijft hier verder onbesproken aangezien de vrijstelling enkel van toepassing is in het geval er sprake is van ter beschikkingstelling in de zin van art 3.91 (m.u.v. lid 1 onderdeel c) of 3.92 Wet IB R.M. Freudenthal, 2002, p

7 Hoewel de tekst afwijkt, is art. 22, eerste lid, onderdeel b Wet IB 1964 vrijwel ongewijzigd overgenomen in de Wet IB Het was de bedoeling van de wetgever om aan te sluiten bij het bestaande begrip andere arbeid uit de Wet IB Dit begrip is door de jaren heen in de jurisprudentie ingevuld 10. Volgens het MvT moet onder een werkzaamheid worden verstaan het verrichten van enige vorm van arbeid in het economische verkeer, die is gericht op het behalen van een geldelijk voordeel en niet is aan te merken als winst uit onderneming of als loon uit dienstbetrekking 11. Voorbeelden hiervoor zijn alphahulpen, overblijfmoeders of gastouders 12. De overeenkomst tussen deze groep is dat ze allen enige vorm van arbeid verrichten in het economische verkeer, waarbij ze een geldelijk voordeel beogen die ze naar maatschappelijke opvattingen ook redelijkerwijs kunnen verwachten Samenvatting Er is een lange geschiedenis aan de bron resultaat uit overige werkzaamheden voorafgegaan. De eerste wet waarin deze bron van inkomen werd omschreven, werd al in 1893 gepubliceerd. Hierna zijn er verschillende wettelijke regelingen geweest die betrekking hadden op verdiensten uit andere arbeid. Art. 22 onderdeel b Wet IB 1964 is zo goed als ongewijzigd overgenomen in de huidige wet, de wet IB Het begrip had onder de Wet IB 64 een ruime werking en dit is onder de Wet IB 2001 zo gebleven. De invulling van het begrip is door de jaren heen gegeven door de jurisprudentie en door de min of meer ongewijzigde overname in de Wet IB 2001 blijft deze jurisprudentie van belang. In de wet zijn transacties binnen de gezinssfeer niet opgenomen. Dit zal nader onderzocht worden aan de hand van de jurisprudentie. 10 MvT, Tweede Kamer 1998/99, nr , p MvT, Tweede Kamer 1998/99, nr , p O.a. HR 26 januari 2007, BNB 2007/ Brief staatssecretaris van 8 april 2008, VN 2008/

8 Hoofdstuk 3 Bronvereisten en afbakening 3.1 Inleiding Zoals al in de inleiding beschreven staat, omschrijft art Wet IB 2001 het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden als het gezamenlijk bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Om een voordeel te kunnen belasten, moet deze aan verschillende bronvereisten voldoen. Uit de jurisprudentie zijn de volgende bronvereisten naar voren gekomen met betrekking tot resultaat uit overige werkzaamheden: a. Er moet sprake zijn van arbeid b. Waarmee in het economisch verkeer c. Voordeel wordt beoogd d. Welk voordeel ook redelijkerwijs voorzienbaar is e. En niet aan te merken is als winst uit de onderneming f. En evenmin valt onder de inkomsten uit arbeid in diensbetrekking 14 De laatste twee bronvereisten hangen meer samen met de rangorderegeling van art Wet IB 2001 dan dat deze echt als bronvereisten gekenmerkt kunnen worden. Wanneer een voordeel onder winst uit de onderneming valt of als loon is aan te merken, kan deze door de rangorderegeling niet meer belast worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Omdat deze laatste twee eisen betrekking hebben op de rangorderegeling zal er verder in dit hoofdstuk geen aandacht meer aan besteed worden. De andere vier eisen worden nader toegelicht in dit hoofdstuk. In paragraaf 2 zal de eerste bronvereiste aan bod komen, namelijk het begrip arbeid. In paragraaf 3 zal deelname in het economisch verkeer nader worden toegelicht, gevolgd in paragraaf 4 met de twee criteria; voordeel beogen / voordeel (redelijkerwijs) verwachten. In paragraaf 5 is de samenvatting van het hoofdstuk te vinden. 14 O.a, L.W. Sillevis et al, 2009, p

9 3.2 Arbeidsvereiste Het eerste bronvereiste van resultaat uit overige werkzaamheden is het arbeidsvereiste. Op grond van art Wet IB 2001 wordt als resultaat uit een werkzaamheid aangemerkt; het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam, en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid. Wat er vervolgens onder een werkzaamheid valt, is niet in de wet terug te vinden. Hoeveelheid van de verrichte arbeid. In de literatuur staat dat er tenminste enige arbeid verricht moet zijn die tot het resultaat heeft geleid 15. De hoeveelheid inspanning voor arbeid is niet bekend, er staat nergens hoeveel uren werk er verzet moet worden om te kunnen spreken van het arbeidsvereiste. Zo blijkt een kleine handeling in het ene geval buiten de heffing te vallen, terwijl bij een andere casus net zo n kleine handeling wel leidt tot resultaat uit overige werkzaamheid. De volgende casussen laten deze verschillende uitspraken zien. In BNB 1962/ was er sprake van de volgende casus; De belanghebbende maakt gebruikt van een koopoptie op enige panden waarvan hij wist dat hij deze met zekerheid kon doorverkopen met winst. Gezien de eenvoud en de beperktheid van de door de belanghebbende verrichte rechtshandelingen los van de uitoefening van een bedrijf of beroep - is hier geen sprake van arbeid in de zin van art. 28, eerste lid Wet IB 1964, noch van daden van vermogensbeheer, aldus de Hoge Raad. In andere casussen is een kleine handeling juist wel aan te merken als arbeid. Zo is in BNB 1953/ besloten dat het schrijven van een brief onder omstandigheden onder het arbeidsvereiste kan vallen. Evenals het omwisselen van een vliegticket 18. In het tipgeldarrest BNB 1982/ wordt door de Hoge Raad besloten dat het geven van een zakelijke tip aan een zakenrelatie ook genoeg is om onder het arbeidsvereiste te vallen en dat daarmee deelgenomen wordt aan het economisch verkeer. De Hoge Raad besloot hier dat het bij het verrichten van arbeid niet gaat om de hoeveelheid van de verrichte arbeid, maar meer om de aard van de handeling. Een verband tussen arbeid en voordeel. Er zal een toerekenbaar verband moeten bestaan tussen het verrichte werk en het verworven voordeel 20. Hier maakt het niet uit of arbeid door de belastingplichtige 15 O.a. HR 30 januari 1953, BNB 1953/116 en HR 30 september 1998, BNB 1999/ Hof Arnhem 6 maart 1962, BNB 1962/ HR 30 januari 1953, BNB 1953/ HR 30 september 1998, BNB 1999/ HR 23 december 1981, BNB 1982/155, noot Van Brunschot. 20 HR 25 november 1987, BNB 1988/101, noot Hoogendoorn, punt 2. 9

10 zelf of door een derde wordt verricht om onder het arbeidsvereiste te vallen 21. Art Wet IB 2001 spreekt ook van een resultaat uit een werkzaamheid en van voordelen behaald met een werkzaamheid. Mocht dit verband niet aanwezig zijn, dan zal het behaalde voordeel uit de transactie niet worden belast 22. Of dit verband bestaat, tussen de verrichte werkzaamheid en het voordeel, is niet altijd even duidelijk. Vooral doordat de ene keer een bepaalde hoeveelheid arbeid wel aan het bronvereiste voldeed en de andere keer diezelfde inspanning juist niet tot het bronvereiste leidde (zie de voorbeelden van de arresten hierboven). Verdeling van het arbeidsvereiste. Van Dijck heeft, met betrekking tot arbeid, een driedeling gemaakt. 23. De arbeid kan onder een van deze drie categorieën worden gerangschikt: - Werkzaamheden. Handelingen die betrekking hebben op een goed. Hier wordt het creëren van meerwaarde van het goed onder verstaan. Dit wordt gezien als deelname aan het economische verkeer. Er gekeken of andere handelingen die verricht zijn het normale vermogensbeheer te buiten gaan Bij werkzaamheden kan gedacht worden aan BNB 1959/221 24, die allen betrekking hebben op het kopen van bouwterreinen, het laten (af)bouwen van opstallen en het verkopen van die opstallen. - Diensten. Handelingen die ten opzichte van derden verricht worden. Volgens Van Dijck kan arbeid die voor een dienst nodig is zeer miniem zijn. Hierbij kan gedacht worden aan het eerder al genoemde voorbeeld van het schrijven van een brief. Bij deze handeling was het schrijven al genoeg om voor arbeid aangemerkt te worden Niet speculatieve vermogenstransacties met een voorzienbaar voordeel. Het gaat hierbij om de aan- en verkoop van een goed, de hoeveelheid arbeid is niet bepaald. Men is belastbaar voor het voordeel op grond van de wetenschap van het voorzienbare voordeel. Bij deze vorm van arbeid zal het aankomen op de deskundigheid, ervaringen en relaties van een belastingplichtige. 21 HR 3 oktober 1990, BNB 1990/ HR 6 juni 2001, BNB 2001/ J.E.A.M. van Dijck, WFR 1976/ HR 29 april 1959, BNB 1959/ HR 30 januari 1953, BNB 1953/

11 Volgens Freudenthal 26 kan er door deze driedeling een beter overzicht gevormd worden van de onoverzienbare jurisprudentie op dit gebied. Er kleeft volgens hem wel een nadeel aan deze driedeling. Door de verdeling wordt er gesuggereerd dat er een scherp onderscheid bestaat tussen deze drie categorieën. Dit onderscheid is echter in de praktijk niet altijd aanwezig, omdat ook mengvormen tussen deze categorieën denkbaar zijn. Arbeid is ook in twee andere categorieën in te delen, volgens Freudenthal namelijk in kwalitatieve en kwantitatieve zin 27. Het kwantitatieve element van arbeid drukt de hoeveelheid handelingen uit, of de mate van inspanning die geleverd moet worden om het resultaat tot het arbeidsvereiste te rekenen. De kwaliteit van de arbeid drukt de mate uit van deskundigheid, ervaring en relaties die met de handelingen samenhangt. Op deze manier komt de belastingplichtige in een bijzondere positie terecht, die het mogelijk maakt om een voordeel te behalen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld makelaars die winst maken bij onroerend zaak transacties. Volgens Freudenthal zijn beide soorten arbeid complementen van elkaar. Wanneer de mate van arbeid in kwalitatief opzicht hoogwaardiger is, is de kwantiteit die vereist is beperkter om tot het bron resultaat uit overige werkzaamheden te vallen. Andersom zal kwalitatief laagwaardige arbeid gekoppeld moeten zijn aan kwantitatieve grote hoeveelheid arbeid. De jurisprudentie is zeer feitelijk, maar hieruit blijkt wel dat aan het arbeidscriterium snel voldaan wordt. Het is dus een ruim criterium. Belangrijk is wel dat er een verband moet bestaan tussen arbeid en het verkregen voordeel. Of deze arbeid door de belastingplichtige zelf of door een door de belastingplichtige ingeschakelde derde wordt verricht, is niet van belang. 3.3 Deelname economisch verkeer Het tweede bronvereiste is deelname aan het economische verkeer. Dit bronvereiste is opgenomen om de activiteiten in de privésfeer buiten het inkomensbegrip te houden 28. De privésfeer vormt dan een verzamelterm voor de familiesfeer, de gezinssfeer (term van de Hoge Raad), de vriendschappelijke sfeer, de spelsfeer, de hobbysfeer en de persoonlijke sfeer (term van de Hoge Raad) 29. De bronvragen zijn er om een onderscheid te maken tussen de functionele en de niet-functionele sfeer. De niet-functionele sfeer bestaat uit de privésfeer. Is er sprake van de functionele sfeer en een positief voordeel, dan is voldaan aan de bronvereisten met betrekking tot resultaat uit overige werkzaamheden. 26 R.M. Freudenthal, 2002, p R.M. Freudenthal, 2002, p R.E.C.M. Niessen, WFR 1997/ L.W. Sillevis & M.L.M. van Kempen, 2010, Hoofdstuk

12 De belastingplichtige zal buiten zijn persoonlijke sfeer moeten treden om onder resultaat uit overige werkzaamheden te vallen 30. Dat wil zeggen dat er bij een transactie sprake moet zijn van een tegenprestatie jegens een derde partij. Van Dijck 31 verdedigt dat bij een tegenprestatie jegens een derde, deelname aan het economisch verkeer vereist is. Dat zou echter betekenen dat voordelen die behaald worden door middel van bijvoorbeeld diefstal of verduistering niet belast zouden kunnen worden. Uit de jurisprudentie 32 is gebleken dat bij deze handelingen (o.a. diefstal en verduistering) wel degelijk sprake is van deelname aan het economische verkeer. Het, op deze manier, behaalde voordeel wordt toegeëigend in relatie tot derden, waardoor deze handelingen zich niet beperken tot de privésfeer van de belastingplichtige. Deelname aan het economische verkeer is de scheiding tussen de functionele sfeer en de gezinsfeer en de hobby- spelsfeer. Om een beter beeld te geven van deze scheiding is de situatie vastgelegd in het hierna volgende schema 33. In de jurisprudentie zijn verschillende uitdrukkingen te vinden met betrekking tot het economische verkeer. Zo staat er de ene keer dat er sprake moet zijn van arbeid die moet zijn gericht op deelneming aan het economische verkeer 34, en soms wordt ook melding gemaakt van het verrichten van arbeid of diensten in het economische verkeer 35. Tussen deze uitspraken bestaan theoretisch inhoudelijke verschillen. Dat een werkzaamheid is gericht op deelname aan het economische verkeer wil immers niet zeggen dat die deelname er ook is gekomen. De eerste uitspraak is dan ook een stuk ruimer dan de tweede. Of de Hoge Raad dit verschil ook werkelijk heeft bedoeld, is niet duidelijk. Volgens Freudenthal wordt echter feitelijke deelname aan het economische verkeer uiteindelijk vereist E.J.W. Heithuis et al, Inkomstenbelasting, p J.E.A.M. van Dijck, WFR 1976/ HR 24 juni 1992, BNB 1993/18 en College inkomstenbelasting, M. J. Hoogeveen, 10 oktober HR 14 januari 1981, BNB 1981/99 (noot A. Hartman). 35 HR 9 december 1987, BNB 1988/ R.M. Freudenthal, 2002, p

13 Deelname aan het economische verkeer is voor de probleemstelling een belangrijk criterium, het maakt namelijk het onderscheid tussen de functionele sfeer en de privésfeer. De familiesfeer is al hetgeen dat niet tot het economische verkeer wordt gerekend 37. Een vast omlijnde omschrijving van deelname aan het economische verkeer is nooit door de Hoge Raad gegeven, dit heeft ervoor gezorgd dat de jurisprudentie de doorslag gevende rol hierin moet geven. In hoofdstuk 4 zal hier verder op ingegaan worden. 3.4 Voordeel beogen / voordeel verwachten Om sprake te laten zijn van resultaat uit overige werkzaamheden zal er in beginsel ook aan deze twee criteria voldaan moeten worden, namelijk voordeel beogen en voordeel redelijkerwijs kunnen verwachten. Als de belastingplichtige zelf het oogmerk heeft om voordeel te behalen, is er aan het voordeel beogen - criterium voldaan. Wanneer dit objectief ook voor de belastingplichtige te verwachten is, dan is ook aan het tweede criterium voldaan. In de jurisprudentie worden vaak beide eisen in één adem genoemd, maar geeft in de meeste gevallen de redelijke verwachting de doorslag 38. Voor de begrippen voordeel beogen/voordeel verwachten zijn er drie arresten van belang. Namelijk het medisch proefpersoonarrest 39, bami en nasirecepten arrest 40 en de piramidespelen arresten 41. Deze arresten zullen kort worden besproken met de uitleg van de Hoge Raad erbij. In het medisch proefpersonenarrest heeft de belanghebbende zich beschikbaar gesteld voor het ondergaan van bepaalde medische proeven, waarvoor hij of zij een beloning heeft ontvangen. De belanghebbende heeft hiermee diensten in het economische verkeer verricht, aldus de Hoge Raad, bestaande uit het beschikbaar stellen van zijn lichaam voor het ondergaan van de proeven. Voordelen uit niet in dienstbetrekking verrichte diensten worden, indien zij niet als winst uit onderneming zijn aan te merken, aangemerkt als inkomen uit arbeid in de zin van artikel 22, eerst lid aanhef en letter b, Wet IB 1964, zonder dat daarvoor handelingen behoeven te zijn verricht. Dat niet enig voordeel werd beoogd of kon worden verwacht, is daarvoor evenmin van belang. Na het bami en nasirecepten arrest leek het duidelijk hoe er met voordeel beogen/voordeel verwachten omgegaan moest worden. In het bami- en nasirecepten arrest was de casus als volgt; Voor het 37 Conclusie van 20 juni 2006, VN 2006/40.9, A-G Overgaauw. 38 R.M. Freudenthal, 2002, p HR 3 oktober 1990, BNB 1990/ HR 14 april 1993, BNB 1993/ O.a. HR 1 februari 2002, BNB 2002 / 127, 128 en

14 ontwikkelen van een recept ontvangt de winnaar een prijs. Deze prijs is te beschouwen, volgens Het Hof, als een opbrengst van de arbeid door belanghebbende verricht bij het ontwikkelen en de verkoop van de recepten. Deze arbeid is in het economische verkeer verricht. Dat hiermee de vraag of het voordeel beoogd of redelijkerwijs te verwachten was, is niet relevant. Door mee te doen aan deze actie doet de deelnemer mee in het economische verkeer. De Hoge Raad stemt hiermee in. Uit deze arresten volgt dat het voordeelcriterium pas ter sprake komt als het niet duidelijk is of er sprake is van deelname aan het economisch verkeer. Mocht er wel deelname aan het economisch verkeer zijn, dan hoeft er niet meer naar het voordeelcriterium gekeken te worden. De piramidespelenarresten brachten hier een wijziging in aan. In de piramidespelen speelt het volgende; In BNB 2002/ heeft de belanghebbende geen enkel voordeel genoten aan het deelnemen aan het piramidespel en voert de betaalde inleg op als aftrekpost. Volgens de Hoge Raad is de aard van het piramidespel zo dat er redelijkerwijs geen voordeel verwacht kan worden. Hierdoor is er geen sprake aan deelname aan het economisch verkeer. In BNB 2002/ wordt het deelnemen aan een piramidespel gezien als een speculatief resultaat. Het hangt er namelijk vanaf of een deelnemer andere personen voor deelname aan het spel zal weten te interesseren alsmede of een door hem geïntroduceerde potentiële deelnemer zich bereid zal verklaren om daadwerkelijk aan het spel deel te nemen en zijn inleg voldoet. Dit hangt in zodanige mate af van onvoorspelbare factoren dat de Hoge Raad een eventueel gunstig resultaat speculatief noemt. Hieruit kan afgeleid worden dat de inkomsten van diegene die zich hoog in de piramide hebben gevestigd wel als deelname aan het economisch verkeer worden aangemerkt maar dat diegene die onderaan de piramide hangen redelijkerwijs geen voordeel meer kunnen verwachten en niet in de belasting worden betrokken. Deze laatste kunnen de kosten dan ook niet in aftrek brengen. Het voordeelcriterium is dus alleen van belang als er sprake is van een werkzaamheid in het economisch verkeer, waarbij twijfel mogelijk is over de positieve uitkomst van deze activiteit. Onder bepaalde omstandigheden, namelijk een gerealiseerd positief voordeel, dat in het economische verkeer tot stand is gekomen, waarvoor arbeid werd verricht, komt aan de eis van het beogen van voordeel geen betekenis meer toe. Hier is dus een verschil te constateren tussen het voordeel beogen en het voordeel verwachten criterium. Wanneer er redelijkerwijs geen voordeel kan worden verwacht, is volgens de rechtspraak geen sprake van een bron en bevinden de resultaten zich niet in de belaste sfeer. 42 HR 1 februari 2002, BNB 2002/ HR 1 februari 2002, BNB 2002/

15 Zie hiervoor het genoten voordeel uit een naar zijn aard voorzien verliesgevende transactie, zoals bij de piramidespelen het geval was 44. Dit geldt ook voor de volgende casus. De Rechtbank Breda heeft op 24 september te maken met een casus waarbij een vrouw in de jaren 2005 tot en met 2008 Herbalife producten distribueerde. Ter zake van de distributie van de producten van Herbalife kan omzet worden behaald door het eigenhandig distribueren van producten, alsmede door het verkrijgen van een deel van de omzet van de sub- distributeurs. Echter had mevrouw in deze periode geen sub- distributeurs. De vraag is of de activiteiten voor Herbalife voor de vrouw in 2007 een bron van inkomen vormen. Op de vraag of het deelname aan het economisch verkeer betreft en dat mevrouw voordeel beoogt is tussen partijen niet in geschil. Het twistpunt zit hem in de objectieve winstverwachting. Volgens de inspecteur leert de praktijk dat enkel degenen die vrij hoog in de organisatie zitten en veel sub- distributeurs hebben in staat zijn om een positief voordeel te behalen. In dit geval had mevrouw geen sub- distributeurs en kan volgens de inspecteur er dus objectief gezien geen voordeel worden verwacht. In het licht hiervan en gelet op het feit dat met uitzondering van een gering positief resultaat in 2005 de resultaten uit de activiteiten van de vrouw in de jaren 2006 tot en met 2008 negatief zijn, is het volgens de Rechtbank niet aannemelijk dat er in 2007 bij de vrouw een objectieve winstverwachting bestond. Dat zij zelf een positieve opbrengst van de activiteiten verwachtte en daardoor gemotiveerd was om met gedrevenheid aan de zaak te werken, maakt dit niet anders. Ook in deze casus speelt het voordeel verwachten een rol ondanks het feit dat er sprake was van deelname aan het economisch verkeer. Als het vergeleken wordt met het piramidespelen arrest vertonen beiden casussen een gelaagde structuur binnen een organisatie. Ook in beiden gevallen is de kans erg klein dat er een voordeel behaald kan worden als de belastingplichtige zich onderaan de organisatie bevindt. Echter in dit geval is het geen kansspel, maar een echte organisatie waarbij het niet gaat om leden te werven maar om producten te verkopen. Volgens de Rechtbank is het echter niet aannemelijk geworden dat er in 2007 bij de vrouw een objectieve winstverwachting bestond, dit terwijl zij in 2007 wel een positief inkomen heeft gehad. Het is dus de vraag of dit ook niet in andere jaren positief zou kunnen worden, ook al is dat in de andere jaren niet het geval geweest. De belastingplichtige heeft dit kennelijk niet voldoende aannemelijk kunnen maken, waardoor de activiteit niet als resultaat uit overige werkzaamheden kan worden gekwalificeerd. 44 O.a. HR 1 februari 2002, BNB 2002 / 127, 128 en Rechtbank Breda, 24 september

16 3.5 Samenvatting Voor belastingheffing op basis van art Wet IB 2001 is vereist dat aan de bronvereisten worden voldaan. Deze bronvereisten zijn het verrichten van arbeid, deelname aan het economische verkeer, het beogen van voordeel en het redelijkerwijs kunnen verwachten van voordeel. Er is alleen sprake van resultaat uit overige werkzaamheden indien aan de bronvereisten is voldaan en dat het voordeel geen winst uit onderneming vormt en evenmin voortvloeit uit een dienstbetrekking. De jurisprudentie is zeer feitelijk maar hieruit blijkt wel dat aan het arbeidscriterium snel voldaan wordt. Het is een ruim criterium. Zo kan een geringe handeling, zoals het geven van een zakelijke tip, hier al onder vallen. Belangrijk is wel dat er een verband moet bestaan tussen arbeid en het verkregen voordeel. Of deze arbeid door de belastingplichtige zelf of door een door de belastingplichtige ingeschakelde derde wordt verricht is niet van belang. Deelname aan het economisch verkeer is het tweede bronvereiste voor resultaat uit overige werkzaamheden. Dit bronvereiste maakt een onderscheid tussen de functionele en de niet-functionele sfeer. Op deze manier worden verliesgevende hobbyactiviteiten buiten de heffing gehouden en kunnen deze ook niet worden afgetrokken. Dit is relevant voor de probleemstelling en zal nader worden toegelicht en uitgewerkt in hoofdstuk 4. De bronvereisten, voordeel beogen en voordeel verwachten, worden vaak in één adem genoemd. Maar het zijn in beginsel twee los van elkaar staande criteria. Vaak is het voordeel verwachten criterium doorslaggevend. De vraag of er sprake is aan voordeel beogen/ voordeel verwachten speelt in beginsel geen rol indien er sprake is van deelname aan het economische verkeer en er een positief inkomen is. Hier zijn echter een aantal uitzonderingen op, zoals de piramidespelenarresten en de casus van Rechtbank Breda van 24 september 2010, waaruit blijkt dat wanneer er geen objectieve winstverwachting is, er geen sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.90 Wet IB

17 Hoofdstuk 4 Resultaat uit overige werkzaamheden met betrekking tot de familiesfeer 4.1 Inleiding Uit het bovenstaande blijkt dat het niet duidelijk is waar de grens precies ligt bij voordelen die behaald worden binnen de familiesfeer. Er is veel jurisprudentie over dit onderwerp te vinden. Om een antwoord te kunnen formuleren op de hoofdvraag, wordt er in dit hoofdstuk voornamelijk aandacht besteed aan uitspraken die betrekking hebben op resultaat uit overige werkzaamheden in combinatie met de familiesfeer. Het belangrijkste bronvereiste is in dit geval deelname in het economische verkeer, omdat bij deze vraag het verschil wordt gemaakt tussen de functionele sfeer en de niet-functionele sfeer. In dit hoofdstuk worden eerst de arresten waarbij een voordeel aan de familiesfeer kan worden toegerekend en die niet als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt, behandeld. Daarna wordt gekeken naar de voordelen die tot resultaat uit overige werkzaamheden worden gerekend binnen de familiesfeer. Waarna vervolgens de belangrijkste criteria worden genoemd op basis waarvan de grens tussen de familiesfeer en belaste sfeer kan worden vastgesteld. 4.2 Arresten, toegerekend aan de familiesfeer Wat er aan de familiesfeer toegerekend kan worden, is al hetgeen wat niet tot het economische verkeer behoort. Een vastomlijnde omschrijving heeft de Hoge Raad echter nooit gegeven 46. De jurisprudentie is hier dus van belang. Uit oudere jurisprudentie komt met betrekking tot de familiesfeer het klassieke voorbeeld van zelf mesten van een varken en het telen van groente en aardappelen voor eigen gebruik naar voren. Ook het voordeel dat voortvloeit uit samenwoning met iemand anders valt buiten het inkomensbegrip 47. Evenmin mochten minderjarige inwonende kinderen die tegenover de door de ouders verstrekte kost en inwoning hun loon afdroegen als kostengangers worden beschouwd 48. Ook wanneer een 24-jarige thuiswonende studente haar ouders in de huishouding helpt, terwijl die ouders haar in haar levensonderhoud voorzien, plaatst het hof dit buiten het economische verkeer 49. In BNB 1986/39 50 werd een aan multiple sclerose lijdende man door zijn echtgenote, die gekwalificeerd verpleegster is, verpleegd en verzorgd. Daarvoor betaalt hij haar krachtens overeenkomst 1250,- gulden per maand. Deze uitgaven wilde hij als ziektekosten aangemerkt zien. De Hoge Raad wees dat af en er 46 Conclusie van 20 juni 2006, V-N 2006/40.9, A-G Overgaauw. 47 Ontleend aan A.C. Rijkers, NTFR 2007/ Ontleend aan A.C. Rijkers, NTFR 2007/ Hof 's-gravenhage 11 oktober 1972, BNB 1973/ HR 4 december 1985, BNB 1986/39. 17

18 volgde een uitspraak van het hof. Het hof heeft terecht geoordeeld dat de belanghebbende echtgenote niet aan het economische verkeer heeft deelgenomen, zodat door belanghebbende aan haar betaalde bedragen niet kunnen worden gerangschikt onder de als buitengewone lasten aan te merken uitgaven ter zake van ziekte. In BNB 1975/ werd de dienst niet gratis verricht maar tegen betaling. Een moeder betaalde haar elfjarige zoontje een bedrag voor het rondbrengen van kranten en folders in haar krantenwijk. Zo n kind zal die taak volgens het hof in de regel uitsluitend vervullen op grond van de bestaande familie -en gezinsrelatie omdat zijn moeder hem dat in de uitoefening van haar ouderlijke gezag heeft opgedragen. Daarom werd de arbeid van het kind in de persoonlijke sfeer verricht. BNB 1978/ betrof twee zwagers, een timmerman en een metselaar, die samen een blok van twee huizen onder één dak bouwden. Het hof had geoordeeld dat zij op grond van hun familierelatie hadden samengewerkt. De Hoge Raad besliste vervolgens dat onder die omstandigheden de arbeid van de timmerman aan de woning van zijn zwager niet was gericht op de deelneming aan het economische verkeer. Daarom was de hulp van de zwager bij de bouw van de woning van de timmerman niet te rekenen tot zijn inkomsten uit arbeid. Freudenthal 53 merkt in dit verband op dat het geheel niet declareren van enig geldbedrag en het geheel achterwege laten van de vastlegging van jurisprudentie afdwingbare verplichtingen essentiële kenmerken lijken te zijn van in de privésfeer liggende werkzaamheden. Het gratis over en weer diensten verlenen binnen de familiesfeer leidt niet tot deelname aan het economische verkeer. Uit deze jurisprudentie is af te leiden dat handelingen aan de familiesfeer zijn toe te rekenen indien; - Bij deze handelingen geen geldtransactie plaatsvindt - Een nauwe familierelatie bestaat tussen personen - Deze handelingen alleen verzorgende activiteiten bedragen 51 Hof 's-gravenhage 8 januari 1975, BNB 1975/ HR 19 april 1978, nr , BNB 1978/ R.M. Freudenthal, 2002, p

19 4.3 Arresten, toegerekend aan resultaat uit overige werkzaamheden De rechter ziet eerder deelneming aan het economisch verkeer aanwezig zodra er geld over de tafel gaat. Hiervan is sprake in BNB 1961/18 54, waarin een met haar zus en broer samenwonende vrouw de huishouding verzorgde waartegenover de broer en de zus de kosten van de huishouding geheel voor hun rekening namen. Deze verstrekking werden gedaan ter beloning en werden belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Er werd met name overwogen dat er op de vrouw geen wettelijke of morele verplichting rustte tot verzorging van de gemeenschappelijke huishouding. In Noot P. den Boer zegt hij: het gezin is een zuiver feitelijke situatie die het gevolg kan zijn van verscheidene beweegredenen. En deze beweegredenen kunnen m.i. wel verband houden met een eventuele verplichting tot ondersteuning. In zulk een geval is er naar mijn mening voor de ondersteunende wel een morele verplichting naar vermogen bij te dragen in de huishoudelijke (of andere passende) werkzaamheden. Op deze grond is P. den Boer geneigd het gehele onderhavige arrest, ondanks de wat zwaarwichtige opbouw, te zien als een feitelijke beslissing dat de onderhavige belastingplichtige haar voordelen genoot als andere opbrengst van arbeid. BNB 1964/ is een arrest waarin een meerderjarige vrouw van haar moeder en zus met wie zij samenwoonde vaste bedragen ontving voor de verzorging van de huishouding. Zij werden als belastbare tegenprestatie voor verrichte huishoudelijke arbeid aangemerkt en niet gezien als uitvloeisel van de familierelatie en het leven in gezinsverband. In het hoogleraararrest BNB 1981/ is er een samenhang tussen aftrekbare kosten enerzijds en een belastbare arbeidsvergoeding anderzijds. De echtgenote van een hoogleraar verrichtte thuis werkzaamheden voor hem zoals het bijwerken van losbladige boeken, telefonisch afspraken maken met studenten voor het afleggen van tentamens, betalen van rekeningen en andere financiële zaken, samenhangend met diens beroep en (bijkomstig) typewerk. Daarvoor betaalde de hoogleraar haar ƒ 200 per maand door overmaking op haar eigen rekening. Het Hof oordeelt dat er moet worden aangenomen dat de echtgenote de werkzaamheden heeft verricht op grond van de huwelijksverhouding. De Hoge Raad stelt echter dat er gehandeld is in het economisch verkeer. De Hoge Raad herformuleert dat werkzaamheden, ook al zijn zij tegen beloning verricht, pas zijn aan te merken als verricht in het economische verkeer voor zover zij het kader van de onder echtgenoten gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. 54 HR 7 december 1960, BNB 1961/ HR 1 juli 1964, BNB 1964/271 (noot P. den Boer). 56 HR 16 september 1981, BNB 1981/296 (noot H.J. Hofstra). 19

20 BNB 2001/ Een zoon verrichtte voor zijn ouders aanzienlijke werkzaamheden aan door hen verhuurde woningen en genoot daarvoor een beloning. De Hoge Raad beslist ook nu dat werkzaamheden pas dan zijn verricht in het economische verkeer indien zij het kader van de in familieverband gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. Uit de feiten uit het arrest blijkt dat dit het geval is. Voordelen met betrekking tot de familiesfeer, maar die wel aan te merken zijn als resultaat uit overige werkzaamheden, hebben met elkaar gemeen dat er vaak sprake is van een geldelijke transactie. In BNB 1981/296 herformuleert de Hoge Raad het begrip werkzaamheden in het economische verkeer. Werkzaamheden worden pas aangemerkt als deelname aan het economische verkeer voor zover zij het kader van de onder echtgenoten gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. In BNB 2001/34 herhaalt de Hoge Raad deze uitspraak en maakt deze ruimer. Hier luidt de uitspraak van de Hoge Raad als volgt; werkzaamheden zijn pas verricht in het economische verkeer indien zij het kader van de in familieverband gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. Op deze manier maakt de Hoge Raad een scheiding tussen het wel of niet belasten van inkomsten uit de familiesfeer. 4.4 Uitspraak Hoge Raad over wederzijdse hulp en bijstand en het persoonsverbonden budget In de jurisprudentie over persoonsgebonden budgetten is te zien dat het economische verkeer inbreekt op de persoonlijke sfeer. De jurisprudentie op dit gebied laat een verschuiving zien van het door de Hoge Raad ontwikkelde bronconcept. Deze verschuiving is te zien in casus VN 2006/ In deze zaak liet de zorgbehoeftige het haar toekomende persoonsgebonden budget (PGB), als bedoeld in art. 44, lid 1, onderdeel b, AWBZ, uitbetalen aan haar echtgenoot met wie zij een zorgovereenkomst had gesloten. De echtgenoot nam de lichamelijke verzorging van zijn echtgenote en de huishoudelijke taken op zich. De rechtbank nam aan dat een PGB is bedoeld ter financiering van zorg die de normale zorg te boven gaat en dat de echtgenoot dus gehandeld heeft in het economische verkeer. Dit is naar mijn mening geen goede constatering. De echtgenoot heeft zich bezig gehouden met verzorgende en huishoudelijke taken die in mijns inziens niet de gebruikelijke wederzijdse hulp en 57 HR 22 november 2000, BNB 2001/ VN 2006/27.10, Rechtbank. 's-gravenhage 28 oktober

21 bijstand te buiten gaan. Dit standpunt wordt ook door L.W. Sillevis & M.L.M. van Kempen ingenomen 59. Een PGB heeft immers niets te maken met familierechtelijke begrippen omtrent wederzijds verschuldigde bijstand in de familiesfeer. De Hoge Raad brengt hier een verschuiving van het bronbegrip in werking. In de conclusie van A-G Overgaauw 60 is volgens hem geen reden af te wijken van de lijn die door de Hoge Raad in de voorafgaande jurisprudentie is uiteengezet. In deze casus verzorgt een moeder haar verstandelijk gehandicapte, in 1982 geboren, zoon. Aan haar echtgenoot wettelijk vertegenwoordiger van de zoon is in 2001 door het zorgkantoor een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend voor de inkoop van zorg voor de zoon. Het zorgkantoor heeft aan die echtgenoot van belanghebbende ter zake van de door de moeder verleende zorg ruim door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) doen uitbetalen. Dit voerde tot de rechtsvraag of het door de moeder ontvangen bedrag voor de heffing van inkomstenbelasting onbelast hoorde te blijven omdat zij in de familiesfeer handelde dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden diende te worden belast omdat zij handelde in het economisch verkeer. Opvallend is dat zij in de visie van velen in het economisch verkeer handelde. Zowel Hof Amsterdam, Rechtbank Den Haag, de advocaat-generaal en de redactie van Vakstudienieuws oordeelden tot belastbaarheid. De Hoge Raad heeft zich hier in zijn arrest van 8 juni 2008 bij aangesloten. In BNB 2001/34 61 had de Hoge Raad besloten dat de inkomsten die tot het economische verkeer te rekenen zijn in het kader van de in familieverband gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. In VN 2006/ stelt de advocaat-generaal Overgaauw dat de aard van de werkzaamheden en de aard van de relatie op zichzelf niet dwingt tot de conclusie dat daarmee de tussen ouders en (gehandicapt) kind gebruikelijk hulp en bijstand wordt te buiten gegaan. Hij voegt daaraan toe dat ook de omstandigheid dat het zorgkantoor deze hulp kennelijk als kwalitatief verantwoord aanmerkt, daar niet toe leidt. Ook het feit dat de benodigde hulp ook bij derden kan worden ingekocht, is in zijn ogen irrelevant. Bovendien overweegt hij, in lijn met eerdere jurisprudentie, dat de grens tussen het economisch verkeer en de familiesfeer ook niet zou worden overschreden als de zoon uit eigen middelen een vergoeding zou hebben betaald 63. Zo zal de uitoefening van typische zorgtaken tussen echtgenoten en tussen ouders en minderjarige kinderen in beginsel niet de gebruikelijke hulp en bijstand te buiten gaan. Ook niet als daar onderling een beloning voor is overgekomen en wordt betaald. Anderzijds vindt huishoudelijke hulp 59 L.W. Sillevis & M.L.M. van Kempen, 2010, Hoofdstuk Conclusie van 20 juni 2006, VN 2006/40.9, A-G Overgaauw. 61 HR 22 november 2000, BNB 2001/ Conclusie van 20 juni 2006, VN 2006/40.9, A-G Overgaauw. 63 Conclusie van 20 juni 2006, VN 2006/40.9, A-G Overgaauw. 21

22 tussen broers en zussen of kinderen aan ouders, als daarvoor een beloning is overeen gekomen en wordt betaald, wel in het economische verkeer plaats. Nu de vergoeding echter door een derde, dat wil zeggen uit daarvoor aangeboorde bronnen buiten de familiesfeer, in casus de SVB namens het zorgkantoor, wordt verstrekt, wordt wel buiten de familiesfeer getreden en is volgens de A-G aldus sprake van deelname door belanghebbende aan het economische verkeer. Dit is een naar mijn mening een opmerkelijke gedachtegang aangezien de moeder in geen enkel opzicht handelt ten opzichte van de SVB. Die bank betaalde slechts namens het gehandicapte kind. De moeder handelt hier uitsluitend ten opzichte van het kind. Ze handelt als moeder, ze treedt hiervoor niet buiten de gezinssfeer. De uitkering zou op grond daarvan onbelast moeten zijn. De Hoge Raad komt echter tot de conclusie dat de vergoeding die moeder ontvangt wel belast is ( BNB 2007/246). Het door een verzekerde op grond van de regeling 'inkopen' van zorg gebeurt volgens de Hoge Raad in het economische verkeer. Daarbij is het niet van belang wie de zorg levert. In dit geval is het echter wel aannemelijk te noemen dat moeder voor het bedrag belast moet worden, omdat het bedrag anders tot twee keer toe de belastingheffing ontloopt. Het bedrag wordt bij de zoon vrijgesteld van de heffing, maar zodra dit bedrag aan zijn moeder wordt betaald, of aan een derden, moet het wel in de heffing betrokken worden om draagkrachtvermeerdering te voorkomen. Op grond van het draagkrachtbeginsel is het besluit van de Hoge Raad in de lijn met de wet. Hieruit is af te leiden dat als er sprake is van deelname in het economische verkeer doordat er een geldstroom is die buiten de familiesfeer komt, de fiscale familiesfeer wordt verlaten en de geldstroom belast is. Met BNB 2007/246 is daarom het bronbegrip verruimd ten gunste van het bereik van de norm deelname aan het economische verkeer. 4.5 Samenvatting Het blijft ook, na de jurisprudentie te hebben geraadpleegd, lastig te bepalen waar nu precies de grens ligt van de familiesfeer bij deelname aan het economische verkeer. Aan welke kenmerken deelname aan het economische verkeer moet voldoen is geen vastomlijnde definitie gegeven door de Hoge Raad. In de jurisprudentie is te vinden dat bij de volgende kenmerken van handelingen er geen sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. - Bij deze handelingen geen geldtransactie plaatsvindt - Een nauwe familie relatie bestaat tussen personen, in dit geval tussen moeder en kind - Deze handelingen alleen verzorgende activiteiten betreffen 22

De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer

De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer Bachelor Thesis De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer Naam : M.J. Meeuws Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : s268899 Datum : mei 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden Gemeente Achtkarspelen Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Dienst Werk en Inkomen De Wâlden November 2011 1 Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen; gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal September 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur en wetgevingsproces Ongehuwde samenlevers en vermogensregime Ongehuwden en alimentatie Pensioen

Nadere informatie

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Naam Jurgen Grein Studierichting Administratienummer Datum Examencommissie Begeleider Fiscale economie 925474 November 2012 Drs.

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR126459_1. Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

CVDR. Nr. CVDR126459_1. Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 CVDR Officiële uitgave van Achtkarspelen. Nr. CVDR126459_1 22 januari 2019 Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 Gemeente Achtkarspelen Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Dienst Werk en Inkomen De

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 1 december 2014, houdende de bekendmaking van de beleidsregels over het onthouden van goedkeuring aan een zorgovereenkomst wegens strijd

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481 ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 12-01-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 96/00527 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

TOELICHTING TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WWB

TOELICHTING TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WWB TOELICHTING TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WWB Algemene toelichting De Wwb kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De normen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 2 De fiscale partnerregeling

Nadere informatie

Toeslagenverordening WWB ISD BOL 2012

Toeslagenverordening WWB ISD BOL 2012 Toeslagenverordening WWB ISD BOL 2012 De raad van de gemeente Onderbanken; Gezien het advies van de Commissie WAS van 22 mei 2012; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Onderbanken d.d.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI0347

ECLI:NL:CRVB:2009:BI0347 ECLI:NL:CRVB:2009:BI0347 Instantie Datum uitspraak 26-03-2009 Datum publicatie 15-04-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-3570 AKW + 06-3571

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken. Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,

Nadere informatie

Conclusie. Wetsverwijzingen Successiewet , geldigheid: BNB 1996/87 FED 1995/908 FED 1996/634 WFR 1995/1928 V-N 1995/4496, 15

Conclusie. Wetsverwijzingen Successiewet , geldigheid: BNB 1996/87 FED 1995/908 FED 1996/634 WFR 1995/1928 V-N 1995/4496, 15 ECLI:NL:PHR:1995:AA3111 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-12-1995 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 30403 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1995:AA3111 Rechtsgebieden

Nadere informatie

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie? Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie? december 2012 mr D.H.P. Cornelese De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer:

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer: Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Naam: Lennart van der Heijde Administratienummer: 344625 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19 november 2012 Examencommissie :

Nadere informatie

Den Haag, \ 2 JUNI Kenmerk:

Den Haag, \ 2 JUNI Kenmerk: V, Den Haag, \ 2 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000099232 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/01717) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 22 maart 2018, nr. 17/00186,

Nadere informatie

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Onderbanken d.d. 19 februari 2013;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Onderbanken d.d. 19 februari 2013; CVDR Officiële uitgave van Onderbanken. Nr. CVDR327860_1 8 mei 2018 Toeslagenverordening WWB ISD BOL 2013 De raad van de gemeente Onderbanken; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Onderbanken

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting winst 1 programma Ondernemerschap Ondernemer versus onderneming Urencriterium Ongebruikelijke samenwerking Inleiding fiscale winstbepaling Goedkoopmansgebruik 1 Bronnenstelsel De inkomstenbelasting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHARL:2017:634 ECLI:NL:GHARL:2017:634 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/01571 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden Gemeente Achtkarspelen Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Dienst Werk en Inkomen De Wâlden Januari 2015 1 Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen; gelet op het

Nadere informatie

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009.

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009. Nummer: 7a. De Raad van de gemeente Boxmeer; gezien het advies van de Adviescommissie sociale

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES)

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) 2010/555; Op de voordracht van de Staatssecretaris

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4117

ECLI:NL:RBDHA:2016:4117 ECLI:NL:RBDHA:2016:4117 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-04-2016 Datum publicatie 06-07-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 9639 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur;

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur; Belastingkamer nr. 3840/82. UITSPRAAK HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Tweede Meervoudige Belastingkamer; Gezien het op 6 augustus 1982 ter griffie ingekomen beroepschrift van X te Z, belanghebbende, ingediend

Nadere informatie

Notitie. Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Betreft: Bos en Lommerplein

Notitie. Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Betreft: Bos en Lommerplein Notitie Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Mr. R.W. Polak parlementair advocaat Mr. D.A. Hofland advocaat / belastingadviseur Mr R.J. Bondrager

Nadere informatie

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 De raad van de gemeente Apeldoorn; gelezen het voorstel van het college d.d.., nr...; gelet op artikel 8, eerste

Nadere informatie

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand.

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand. De raad van de gemeente Sint Anthonis; overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN BEMIDDELING Beoordeling Belastingdienst nr. 9051625886 21 03 2016

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN BEMIDDELING Beoordeling Belastingdienst nr. 9051625886 21 03 2016 De Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) heeft aan de Belastingdienst een model bemiddelingsovereenkomst voorgelegd, met het verzoek te beoordelen of er voor de bij deze overeenkomst

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers; STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 850 24 november 2008 Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 12 november 2008, nr. 5557004/08, houdende bepalingen

Nadere informatie

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012 VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012 De raad van de gemeente Geldermalsen, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2012, nummer

Nadere informatie

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011.

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011. Nummer: 6g. De Raad van de gemeente Boxmeer; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Nummer: Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). De Gemeenteraad van Haaksbergen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere, Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling Bestuursrecht, belastingkamer locatie Leeuwarden procedurenummer: AWB LEE 13/970 uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 17 september 2013 als bedoeld

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374 ECLI:NL:RBZWB:2016:6374 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 12-10-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer 5227448 OV VERZ 16-6479 en 5353430 OV VERZ 16-8301 Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM 2012. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2012;

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM 2012. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2012; TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM 2012 De raad van de gemeente Doetinchem; gezien het advies van de sociale raad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28

Nadere informatie

Feiten. Standpunt inspecteur

Feiten. Standpunt inspecteur Forse stijging van de pensioengrondslag in zicht van pensioeningangsdatum maakt pensioenregeling niet onzuiver! Pensioenpremie niet ingehouden op het loon toch aftrekbaar! Het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ « t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014. P: 2/7 8 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000092206 ** **va ^G^^7ms^T(l,(ro,nUm'n5r 18/M91S) te8w fle A Z nr- 16/00543, inzake Mteaïl V8n 20 maart 2018, «**«

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

Nadere informatie

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

De raad van de gemeente Schiermonnikoog, De raad van de gemeente Schiermonnikoog, Gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

Nadere informatie

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU 1 2 Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in 2013. De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU richtlijnen, met nogal dwingende instructies. De stroom

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. );

gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. ); 2013, no. < no. > De Raad der gemeente Stein; gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. ); gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Het nieuwe loonbegrip

Het nieuwe loonbegrip Het nieuwe loonbegrip onder de werkkostenregeling Naam: Patrick Mus Studierichting: Fiscale Economie ANR-nummer: 650181 Datum: april 2012 Examencommissie: Mr. E. Alink Prof. Dr. A.C. Rijkers Inhoudsopgave

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,

De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert, De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert, gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 augustus 2011; gehoord de commissie Samenlevingszaken en Bestuur d.d. 13 september 2011; gelet op

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Toeslagenverordening WWB II gemeente Hellevoetsluis.Nummer:

Toeslagenverordening WWB II gemeente Hellevoetsluis.Nummer: CVDR Officiële uitgave van Hellevoetsluis. Nr. CVDR227775_1 7 november 2017 Toeslagenverordening WWB 2012 - II gemeente Hellevoetsluis.Nummer: Nummer: 13-09-12/11 De raad der gemeente Hellevoetsluis; gehoord

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-04-2016 Datum publicatie 16-06-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 315 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Verordening tegenprestatie Participatiewet BMWE 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet BMWE 2015 Nummer 10.1-01.2015 Verordening tegenprestatie Participatiewet BMWE 2015 De raad van de gemeente Eemsmond; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 december 2014, gezien

Nadere informatie

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Peel en Maas

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Peel en Maas DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders Gezien de behandeling in de gezamenlijke raadsvergadering van 7 december 2009 Gelet op het bepaalde

Nadere informatie

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014, Agendanummer: 14 Vergadering: 27 januari 2015 De raad van de gemeente Winsum; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014, gezien de adviezen van de stichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 459 Wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 2 Klacht Verzoekster klaagt erover, dat de gemeente Delft na 24 jaar de relatie met haar heeft beëindigd, zonder haar op een of andere wijze te compenseren

Nadere informatie

Toelichting bij de verordening. Algemeen

Toelichting bij de verordening. Algemeen Toelichting bij de verordening Algemeen Het Rijk heeft per 1 januari jl. de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) samengevoegd tot een nieuwe Wet werk en bijstand. Net zoals

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken.

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Bachelor Thesis Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Student: Marleen van Son Studierichting: Fiscale Economie ANR: 855069 Datum: november 2011 Examencommissie: prof.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_57 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Algemene toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Oldebroek

Algemene toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Oldebroek Algemene toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Oldebroek De WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De normen

Nadere informatie

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.2146 Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit bronnen Brief staatssecretaris van Financiën aan Tweede Kamer d.d. 5.11.2010 nr. 22, behorende bij kamerstuk 32130

Nadere informatie

Echtscheiding en eigen woning

Echtscheiding en eigen woning Echtscheiding en eigen woning 25 april 2013 Echtscheiding is aan de orde van de dag. Ruim 36 % van alle huwelijken eindigt door echtscheiding. Onder ondernemers ligt dat percentage nog wat hoger. Bij een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, niet-winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3 De

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen tussenkomst De Belastingdienst heeft, in samenwerking met

Nadere informatie

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek ECLI:NL:RBZWB:2015:3188 Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum

Nadere informatie

Toelichting behorende bij de Toeslagenverordening WWB 2010 (vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2010, nr. 21, reg.nr.

Toelichting behorende bij de Toeslagenverordening WWB 2010 (vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2010, nr. 21, reg.nr. Toelichting behorende bij de Toeslagenverordening WWB 2010 (vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2010, nr. 21, reg.nr. INT-10-00248) Algemene toelichting Op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) dient

Nadere informatie

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Achtkarspelen Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Achtkarspelen Januari 2015 1 Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen; gezien het voorstel van

Nadere informatie

Vereniging voor Arbeidsrecht

Vereniging voor Arbeidsrecht Vereniging voor Arbeidsrecht 7 maart 2013 Prof. dr. R.M. Beltzer 1 2 Een uitstervend ras? Te behandelen! 1. Het probleem: de krimpende markt en concurrentie 2. Iedereen een arbeidsovereenkomst? De elementen

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, anders dan winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen 1 Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014 . De Raad van de gemeente Heeze-Leende; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014 gelet op Artikel 149 Gemeentewet besluit vast te stellen:.

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo 2013. Zorg thuis

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo 2013. Zorg thuis Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo 2013 Zorg thuis Ontvangt u zorg thuis zoals verpleging of begeleiding? Dit heet Zorg zonder Verblijf. Heeft u hulp bij het huishouden of een voorziening of hulpmiddel,

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, J A N 2014 Kenmerk: DGB 2014-20 X Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 4 december 2013, nr. 12/04836, op een beroepschrift van H i H n N M te «(Duitsland)

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm CVDR Officiële uitgave van Wageningen. Nr. CVDR145375_1 9 januari 2018 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Considerans De raad van de gemeente Wageningen; gelezen het voorstel van het college van

Nadere informatie

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE Het college is bevoegd een uitkeringsgerechtigde te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt

Nadere informatie