Rapportage onderzoek van aanbevelingen IMG inzake MGGZ

Transcriptie

1 Rapportage onderzoek van aanbevelingen IMG inzake MGGZ Inleiding. 1. Op verzoek van het ministerie van defensie heeft de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg (IMG) een individuele klacht van een voormalige militair over de hem verleende nazorg onderzocht. In zijn rapport heeft de IMG zich niet beperkt tot de individuele klacht maar ook algemene aanbevelingen ten aanzien van de zorgverlening door de afdeling militaire psychiatrie van het Centraal Militair Hospitaal en in beperkte mate de Koninklijke Landmacht en het Veteraneninstituut gedaan. 2. De Minister van Defensie (mindef) kan zich om meerdere redenen niet vinden in deze algemene aanbevelingen en heeft de Minister van VWS (minvws) verzocht de algemene aanbevelingen op het gebied van de MGGZ (Militair Geestelijke Gezondheidszorg) in het rapport van de IMG te bezien mede in het licht van de herstructurering van de MGGZ. 3. De minvws heeft per brief d.d. 15 januari de mindef toegezegd dat de IGZ een kort vooronderzoek doet ten aanzien van de vraag in hoeverre de door de IMG geconstateerde problemen op het gebied van de MGGZ voorkomen kunnen worden met de volledige implementatie en herstructurering van de MGGZ. Op basis van deze eerste bevindingen wordt gekeken wat de beste vervolgstappen zijn. Eind februari zal de minvws de mindef de bevindingen van de IGZ doen toekomen. Analyse van de vraagstelling 4. De volgende vragen doen zich voor: a. Welke zijn de algemene aanbevelingen van het rapport van de IMG? b. Hoe is de MGGZ na de herstructurering georganiseerd? c. In welke fase bevindt zich de herstructurering en wanneer is de herstructurering volledig geïmplementeerd? d. Is het te verwachten dat de aanbevelingen van de IMG met de herstructurering van de MGGZ gerealiseerd kunnen worden, zodat de geconstateerde problemen op het gebied van de MGGZ in de toekomst voorkomen kunnen worden? Aanpak 5. Er is voor de volgende aanpak gekozen: a. bestudering van documenten betrekking hebbend op de werkwijze en rapportage van de IMG en documenten betrekking hebbend op de herstructurering van de MGGZ; b. gesprek met Commodore-vliegerarts A.J. van Leusden, directeur Dienst Militaire Gezondheidszorg en de kolonel arts C. IJzerman, directeur MGGZ. Beschikbare informatie 6. De volgende informatie is beschikbaar gesteld. a. Brief van Minister van Defensie aan Minister van VWS, met verzoek om een onderzoek. b. Reglement klachtenbehandeling Inspectie Militaire Gezondheidszorg. c. Reglement meldingen Inspectie Militaire Gezondheidszorg. d. Rapport van onderzoek inzake een ingediende klacht m.b.t. de zorg, d.d. 25 oktober e. Aanbiedingsnota behorend bij advies over aanvullende maatregelen die het huidige veteranenbeleid verder kunnen verbeteren, beter bekend als rapport De Veer. f. Aanwijzing HMA/018, d.d. 15 april 2004, Geneeskundige Nazorgvragenlijst, van de Hoogste Medische Autoriteit van het Ministerie van Defensie. g. Aanwijzing HMA/004, d.d. 27 mei 2004, Psychiatrische Crisishulp aan Militairen. h. Rapport Bijzondere missie: Geestelijke Gezondheidszorg voor militairen en veteranen, d.d. 1 juni 2005, beter bekend als rapport Gersons. i. Nota Veteranenzorg, d.d 30 mei j. Kamerbrieven van de Staatsecretaris van defensie, d.d. 3 november 2005, onderwerp Moties veteranenzorg.

2 k. CDS (Chef Defensie Staf) aanwijzing A-126, d.d. 15 december 2005, onderwerp Personeelszorg na terugkeer van uitzendingen. l. Kamervragen van de Vaste Commissie voor Defensie en antwoorden, d.d. 16 januari 2006, onderwerp Antwoord op vragen over de relatie tussen leeftijd militairen en het PTSS. m. (Definitief) Reorganisatieplan (RP) Militaire Geestelijke GezondheidsZorg (MGGZ), d.d. 27 oktober 2006; inclusief bijlagen A t/m E; exclusief bijlage F, Communicatieplan. n. Startnotitie Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ), P/ , van Staatsecretaris van Defensie, d.d. 6 februari Korte samenvatting van de beschikbare informatie 7. Per informatiebron volgt hierna een voor de vraagstelling relevante samenvatting. Ad. a: verzoek van de mindef aan de minvws. Zie inleiding. Ad b: Reglement klachtenbehandeling. Artikel 1 Begripsomschrijving: artikel 1a klacht: Een kenbaar gemaakt ongenoegen met betrekking tot door (een medewerker van een militaire gezondheidszorginstelling verleende zorg, met het oogmerk hierover een oordeel te verkrijgen ; artikel 1 d, klachtenbehandeling, lid 3: Het doen van onderzoek naar de zorgverlening waarop de klacht betrekking heeft, resulterend in een onderbouwd oordeel hierover en eventueel aanbevelingen ter verbetering ; Artikel 2 Doelstelling: artikel 2b: het bevorderen van de kwaliteit van de militaire gezondheidszorg door signalering van tekortkomingen en advisering inzake het wegnemen daarvan ; Artikel 10: Op basis van het onderzoek stelt de IMG een rapport op, bestaande uit: a. een beschrijving van de klacht; b. een beschrijving van het onderzoek; c. een verslag van bevindingen; d. een beschouwing van de bevindingen en een oordeel; e. eventuele aanbevelingen. Artikel 20: Indien daartoe aanleiding bestaat kan de IMG gemotiveerd afwijken van het in dit reglement gestelde. 8. Ad c: Reglement meldingen. Artikel 1 begripsomschrijving: artikel 1a melding: Een, zonder het beogen van individuele klachtenbehandeling, afgegeven signaal betreffende tekortschieten van door (een medewerker van) een militaire gezondheidszorginstelling verleende zorg ; artikel 1d, meldingsonderzoek, lid 2: Het doen van onderzoek naar het gemelde, resulterend in een onderbouwd oordeel hierover en eventuele aanbevelingen ter verbetering. Artikel 2 Doelstelling: Het meldingsonderzoek heeft tot doel: Het bevorderen van de kwaliteit van de militaire gezondheidszorg door signalering van tekortkomingen en advisering inzake het wegnemen daarvan. Artikel 10:

3 Op basis van het onderzoek stelt de IMG een rapport op, bestaande uit: a. een korte beschrijving van de melding; b. een beschrijving van het onderzoek; c. een verslag van bevindingen; d. een beschouwing van bevindingen en een oordeel; e. eventuele aanbevelingen. Artikel 20: Indien daartoe aanleiding bestaat kan de IMG afwijken van het in dit reglement gestelde. 9.Ad d: Rapport van onderzoek van de IMG. Het rapport is zoals gebruikelijk opgebouwd uit de volgende hoofdstukken: een inleiding, onderzoek, bevindingen, beschouwing, conclusies en aanbevelingen. Het onderzoek vindt plaats op verzoek van de Hoofddirecteur Personeel (HDP). In zijn brief van 8 maart 2006 verzoekt hij de IMG 2 klaagschriften in behandeling te nemen. En hem daarover te rapporteren. Overleg tussen de IMG en HDP in het kader van opdrachtverheldering leidt tot het volgende; De IMG is een onafhankelijke toezichthouder die een klachtenprocedure kent. Deze procedure is vastgelegd in een reglement. De IMG zal zich bij zijn werk houden aan de interne werkwijzen en procedures, met inbegrip van de termijnen. Bovendien is het vertrekpunt van een onderzoek van de IMG de vraag of er verantwoorde zorg is geleverd en niet zozeer een specifieke vraag zoals in het klaagschrift is geformuleerd. De IMG zal, zodra de omvang van het door de IMG in te stellen onderzoek duidelijk is, deze omvang communiceren met de Directeur Juridische Dienstverlening, zodat hij voor de definitieve beantwoording van het klaagschrift hiermee rekening kan houden. Na een vooronderzoek besluit de IMG het onderzoek te beperken tot één van de twee klaagschriften en zal het onderzoek uit de volgende delen bestaan: - Onderzoek naar de primaire opvang en zorg. De kwaliteit van de zorg gedurende periode van de eerste schokkende ervaringen in 1995 tot en met de ontslagprocedure eindigende in ontslag in Onderzoek naar de psychiatrische zorg aan klager als veteraan. De kwaliteit van de zorg gedurende de psychiatrische behandeling in het Centraal Militair Hospitaal vanaf Onderzoek naar de klachtenbehandeling van het Veteraneninstituut. De wijze van klachtbehandeling door het veteraneninstituut in Conform de afspraken wordt de Directeur Juridische Dienstverlening en de Hoofddirecteur Personeel geïnformeerd over de omvang van het onderzoek. In de hoofdstuk Bevindingen en beschouwingen wordt uitgebreid aandacht besteed aan de drie bovengenoemde delen. De conclusies en aanbevelingen volgen uit de voorgaande hoofdstukken en hebben betrekking op de reeds eerder genoemde drie deelonderzoeken. Kort samengevat wordt geconcludeerd dat: a. De eerste lijns zorginstanties hebben te afwachtend en inadequaat gereageerd op de ernstige psychosociale problemen. b. De afdeling psychiatrie van het Centraal Militair Hospitaal schiet ernstig tekort in de hulpverlening. c. Het veteraneninstituut heeft ten onrechte de ingediende klacht niet behandeld. 10. Ad e: Aanbiedingsnota behorend bij rapport De Veer. Rapport de Veer is het vervolg op de in 1990 verschenen nota Zorg voor veteranen in samenhang, hoofdlijnen van het veteranenbeleid, het fundament van het huidige veteranenbeleid.

4 De aanbiedingsnota bevat een samenvatting van het rapport De Veer. De Veer heeft de 1 e lijns en 2 e lijns militair curatief-somatische en militair geestelijke gezondheidszorg beschreven, knelpunten in kaart gebracht en daarop afgestemde verbetervoorstellen gedaan. Ten behoeve van de actief dienende militairen beveelt hij o.a. aan een éénduidige zorgvisie te ontwikkelen voor de geestelijke gezondheidszorg, een duidelijke echelonnering in de geestelijke gezondheidszorg aan te brengen, daar waar nodig en mogelijk de militaire geestelijke gezondheidszorg af te stemmen op de civiele geestelijke gezondheidszorg en de afdeling Militaire Psychiatrie van het Centraal Militair Hospitaal als het centrale punt in de tweede lijns militaire psychiatrie te positioneren. Hij pleit voor één Defensie GGZ-organisatie. Ten behoeve van de veteranen (uitgezonden en gewezen militair)-zorg onderkent De Veer de volgende knelpunten: defensie beschikt niet over een sluitend registratiesysteem voor militair personeel dat de dienst heeft verlaten, ook geen veteranenadministratie, de loketfunctie voor veteranenzorg ligt bij het Veteraneninstituut, een niet-defensie organisatie, terwijl defensie wel verantwoordelijk is voor de zorg, daar veteranen gebruikmaken van verschillende zorginstellingen, hulpverleners en begeleiders dienen zij in voorkomend geval een beroep te doen op verschillende klachten-organisaties, wetenschappelijk onderzoek vindt versnipperd plaats, de financiering van de veteranenzorg is niet inzichtelijk. De Veer beveelt verbetervoorstellen aan, zoals het creëren van één frontoffice, het invoeren van een registratiesysteem, bij dienstverlaten betere informatievoorziening naar de huisarts, concentratie van wetenschappelijk onderzoek. 11. Ad f: HMA aanwijzing geneeskundige vragenlijst. Deze vragenlijst wordt aan iedere uitgezonden militair 6 maanden na terugkomst aangeboden. Met als doel vast te stellen of er individuele behoefte is aan geneeskundige zorg en om algemene conclusies te kunnen trekken over de effecten van de missie. 12. Ad g: HMA aanwijzing psychiatrische crisishulp aan militairen. Regelt de invoering van een protocol crisishulp militairen en legt daarmee ook een relatie met de civiele GGZ. 13. Ad h: Rapport Gersons. Dit rapport bestaat uit 3 deelrapporten. Het eerste deelrapport bestaat uit een beschrijving van het functioneren van de huidige militaire GGZ, afgezet tegen de civiele GGZ. In het tweede deelrapport wordt de visie op de militaire GGZ uiteengezet. In het derde deelrapport wordt deze visie vertaald in een organisatieblauwdruk. Uitgangspunt is dat militaire GGZ primair beschouwd moet worden als bedrijfsgerichte GGZ. Verwijzing naar de civiele GGZ vindt plaats wanneer de militaire GGZ in kwalitatieve en/of kwantitatieve zin niet in staat is kwalitatief goede zorg te garanderen. Ook veteranen komen in aanmerking om door de militaire GGZ behandeld te worden. Voorgesteld wordt de militaire GGZ als volgt te organiseren. Één organisatie, centraal in de defensieorganisatie ondergebracht, met één algemeen directeur, en drie inhoudelijke zorglijnen, te weten de zorglijn GGZ voor kazernes en bases, de zorglijn GGZ rond uitzending en de zorglijn GGZ voor veteranen. Voor elk van de zorglijnen is één persoon verantwoordelijk, een adjunct directeur. De algemeen directeur is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de kwantiteit van de drie zorglijnen, de adjunct-directeuren zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de plannen voor de zorglijnen en voor het laten uitvoeren van de plannen door de zorgteams. Kennis ten behoeve van de zorglijnen wordt gegenereerd vanuit één kennisinstituut. Het rapport is een logisch vervolg op het eerder genoemde rapport De Veer. 14. Ad i: Nota veteranenzorg, d.d. 30 mei In deze nota heeft de Minister van Defensie zijn beleid met betrekking tot de uitgezonden militair en de veteranen vastgelegd. In deze nota komt het rapport Gersons uitvoerig aan de orde en onderschrijft de minister de conclusies en aanbevelingen daarvan.

5 Gesteld wordt vervolgens dat defensie neemt de herinrichting van de militaire GGZ voortvarend ter hand waarbij de aanbevelingen van prof. Gersons in beginsel leidraad zijn. Direct na de zomer zal een formeel reorganisatietraject in gang worden gezet. Het voornemen is reeds in 2006 te komen tot één samengevoegde organisatie voor de militaire GGZ. 15. Ad j: Kamervragen Moties veteranenzorg. Naast voornamelijk financiële en arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen stelt de staatsecretaris van defensie o.a., onder verwijzing naar zijn nota veteranenzorg, dat de militaire GGZ ook voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (gewezen militairen) wordt opengesteld. 16. Ad k: CDS-aanwijzing Personeelszorg na terugkeer van uitzending. In deze aanwijzing worden groepsgewijze activiteiten en individuele nazorg in het kader van uitzendingen geregeld. Voorts bevat het aanwijzingen de uitgezonden militair die de actieve dienst verlaat te informeren over eventuele steun- en zorgverlening na het verlaten van de actieve dienst door defensie en/of het Veteraneninstituut. 17. Ad l: Kamervragen en antwoorden over de relatie leeftijd militairen en PTSS. In dit document wordt het onderwerp wetenschappelijk onderzoek van Vermetten behandeld. Zijn onderzoek is gestart in april 2005, heeft een lange doorlooptijd en heeft tot doel achtergronden te vinden voor de ontwikkeling van PTSS en andere uitzendgerelateerde stoornissen.naast leeftijd wordt in het onderzoek ook naar andere indicatoren gekeken van biologische en psychologische aard die de diagnose PTSS ondersteunen of kunnen voorspellen. 18.Ad m: Reorganisatieplan MGGZ. Betreft het uitvoeringsplan van de in het rapport Gersons voorgestelde MGGZ organisatie. De MGGZ bestaat uit een commandogroep met de directeur, een aantal organisatie-elementen die gegroepeerd worden rondom de directeur, waaronder het kenniscentrum en de wetenschappelijke onderzoeksgroep, en vier regionale centra van waaruit de zorg wordt verleend. Het geheel is gepositioneerd onder de Bedrijfsgroep Gezondheidszorg, een paarse organisatie met hoofdvestiging in Utrecht. Gepland is dat 1 januari 2007 de organisatie volledig met personeel is gevuld en dat de organisatie per 1 juli 2007 volledig operationeel is. 19. Ad n: Startnotitie MGGZ. Betreft een notitie van de Staatsecretaris van defensie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de stand van zaken ontwikkeling van een MGGZ. Enkele van belangzijnde passages: De MGGZ functioneert als een tweedelijns zorginstelling, de reguliere zorg richt zich op ambulante, klinische en dagklinische zorg voor actief dienende militairen en veteranen, er zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met civiele instellingen die zich richten op de (na)zorg voor uitgezonden militairen en veteranen zoals het veteraneninstituut, het BNMO servicecentrum, de Stichting Centrum 45 en het Sinaï Centrum. Verder worden afspraken gemaakt met de Stichting Impact, het COGIS en het Trimbos Instituut. De onderzoeksgroep werkt nauw samen met het UMCU en heeft nauwe contacten met de onderzoeksgroep van het Departement Klinische Psychologie van de Faculteit Sociale wetenschappen in Utrecht Deze notitie bevestigt dat de MGGZ in het eerste kwartaal van 2007 volledig operationeel zal worden. Tot slot wordt opgemerkt dat de Stas voornemens is om maatregelen te nemen om meer proactief veteranen met psychische problemen na uitzendingen te traceren.

6 Gesprek IGZ en Defensie d.d. 6 februari Op 6 februari 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van IGZ en Defensie. Van IGZ zijde namen deel de heren Van Wijngaarden en van Ankum, van defensiezijde de heren Commodore vliegerarts Van Leusden en de kolonel arts IJzerman. Het gesprek heeft zich toegespitst op het implementatiepad van de herstructurering van de MGGZ. Aan de orde zijn gekomen de personele vulling van de MGGZ, de formalisering van de contacten met civiele GGZ instanties en de doelstelling ervan. Speciale aandacht is besteed aan de categorie oude veteranen. 21. M.b.t. het implementatiepad wordt verwezen naar het reorganisatieplan MGGZ en de Startnotitie MGGZ, eerder toegelicht in de punten 18 en 19. Conform de planning was per 1 januari 2007 de organisatie volledig met personeel gevuld. De drie genoemde zorglijnen zijn operationeel. Er zijn gesprekken gaande met civiele GGZ organisaties, die werkzaam zijn op hetzelfde terrein, zoals Centrum 45 en Sinai Centrum. Er zijn convenanten in de maak met als doel gemeenschappelijke intake-, diagnostiek- en behandelprotocollen te hanteren. Een onderdeel daarvan is de keuze welke organisatie in voorkomend geval de behandeling van een cliënt op zich neemt en wat de inhoud van die behandeling zal zijn. Voorts zijn er afspraken gemaakt over periodiek overleg en casuïstiekbespreking. Naar verwachting worden de convenanten in de eerste helft van 2007 geformaliseerd. 22. De MGGZ is bezig een kwaliteitssysteem te ontwikkelen op basis van het HKZ-model. 23. Registratie van jonge veteranen, recent gewezen militairen en militairen in werkelijke dienst, vindt plaats. Een registratiesysteem voor oude veteranen, gewezen militairen die in het verre verleden hebben deelgenomen aan acties zoals Libanon, is vrijwel gereed. Naar verwachting kan de eerste vulling ervan in het voorjaar van 2007 plaatsvinden. Het geheel is omgeven door een communicatienetwerk in de vorm van boodschappen, nieuwsbrieven, e.d. In het Veteraneninstituut is een centraal meldpunt ingericht. 24. M.b.t. de materiele aspecten van de zieke veteraan is contact gelegd met het ABP. Daar wordt op dit moment beleid ontworpen. 25. Zoals gebruikelijk evalueert defensie de geherstructureerde MGGZ 1 jaar na datum realisatie. Dit zal dus in voorjaar 2008 plaats moeten vinden. 26. Van belang is dat de mindef een Raad instelt die er vooral op toeziet dat de civiel- militaire samenwerking zich uitend in een civiel-militair zorgsysteem, uitgevoerd wordt conform opdracht. Naar verwachting zal de voorzitter van die Raad van buiten defensie worden aangetrokken. Beantwoording van de vragen 27. Aan de hand van bovenvermelde informatie komt de inspectie tot de volgende bevindingen: a. Welke zijn de algemene conclusies en aanbevelingen van het rapport van de IMG? De volgende algemene conclusies zijn geconstateerd: de eerste lijns zorginstanties hebben te afwachtend en inadequaat gereageerd op ernstige psychosociale problemen; de afdeling psychiatrie van het Centraal Militair Hospitaal schiet ernstig tekort in de hulpverlening. Op basis hiervan zijn de volgende aanbevelingen gedaan: Als militairen ziek zijn, inclusief psychiatrische aandoeningen waaronder begrepen verslavingen, dient de zorg vooral gericht te zijn op genezing en reïntegratie van de militaire patiënt.

7 Er dient een studie verricht te worden naar de mogelijkheden om te bezien hoe de eerstelijnsverzorging van de koninklijke landmacht pro-actiever en outreachender kan worden georganiseerd. De behandelingsattitude van de afdeling psychiatrie van het CMH is toe aan een redesign. De terughoudendheid om dubbelpathologie (verslaving plus andere psychiatrische aandoeningen) te behandelen moeten worden overwonnen. De afdeling psychiatrie dient de wil te ontwikkelen om outreachender te werken. Bezien moet worden of een versterking met sociaal psychiatrisch verpleegkundigen naast de broodnodige mentaliteitsverandering hier soelaas kan bieden. b. Hoe is de MGGZ na de herstructurering georganiseerd? Na de herstructurering is één organisatie MGGZ ontstaan onder een eenhoofdige leiding. De MGGZ voert de inhoudelijke werkzaamheden uit langs drie inhoudelijke zorglijnen, te weten GGZ voor kazernes en bases, GGZ rond uitzending en GGZ voor veteranen. Voor elk van die zorglijnen is één persoon verantwoordelijk, die inhoudelijk deskundig is. Tevens zal intensief inhoudelijk worden samengewerkt met civiele GGZ organisaties, die met gelijksoortige problematiek in aanraking komt. Dit uit zich in het ontwerpen en gezamenlijk hanteren van indicatie- en behandelprotocollen. c. In welke fase bevindt zich de herstructurering en wanneer is de herstructurering volledig geïmplementeerd? Per 1 januari 2007 waren alle functies van de MGGZ gevuld. In de eerste helft van 2007 worden de drie zorglijnen verder ontwikkeld en wordt inhoud gegeven aan de civiel-militaire samenwerking. Naar verwachting is de MGGZ op 1 juli 2007 volledig operationeel. De implementatie verloopt volgens planning. d. Is het te verwachten dat de aanbevelingen met de op handen zijnde herstructurering van de MGGZ gerealiseerd kunnen worden zodat de geconstateerde problemen op het gebied van de MGGZ in de toekomst voorkomen kunnen worden? Met de operationeelstelling van het MGGZ is enerzijds een traject afgesloten van studie en besluitvorming. Wat is ontworpen ziet er solide uit, is ontworpen door professioneel-inhoudelijk deskundigen, heeft duidelijk relaties met het civiele GGZ-veld, wordt eenhoofdig inhoudelijk aangestuurd, wordt gedragen door de GGZ uitvoerders en de ambtelijke en politieke leiding en heeft daarmee alle kans van slagen. Anderzijds moeten we constateren dat de echte uitdaging nu pas begint, het losweken van deelorgansaties van hun (moeder) krijgsmachtdelen en bereid zijn zich op de core-bussines te richten, in een veld (GGZ) waar van huis uit nogal wat inhoudelijk verschillende opvattingen leven. Krachtige sturing is vereist. Met de verdere ontwikkeling van de zorglijn GGZ voor kazernes en bases en de reeds jaren geleden ingezette ontwikkeling van de positie van de militaire onderdeelsarts op kazernes en bases, die verantwoordlijk is voor de integrale eerste lijns gezondheidszorg, waarvan 1 e lijns GGZ een deel is, is een goede basis ontstaan waardoor problemen die door de IMG zijn geconstateerd voorkomen kunnen worden. Versterking van de civiel-militaire samenwerking zal een positief effect hebben op de kwaliteit van de 2 e lijns GGZ van het CMH, waardoor er een gerede kans is dat de door de IMG geconstateerde problemen op de afdeling psychiatrie van het CMH tot het verleden zullen behoren. Conclusie De IGZ is van mening dat met het voorliggend MGGZ model, na volledige implementatie en operationeelstelling de verwachting gerechtvaardigd is dat de door de IMG geconstateerde problemen tot het verleden zullen behoren.