Algemeen Bestuur Regio Rivierenland Agenda 10 december 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Algemeen Bestuur Regio Rivierenland Agenda 10 december 2014"

Transcriptie

1 Algemeen Bestuur Regio Rivierenland Agenda 10 december 2014 Woensdag 10 december 2014 om uur tot uur vergadert het Algemeen Bestuur van de Regio Rivierenland in het gemeentehuis van West Maas en Waal, Dijkstraat 11 in Beneden- Leeuwen. De agenda is: 1. Opening 2. Vaststelling van de agenda 3. Vaststelling van de besluitenlijst van de vergadering van 19 november 2014 (wordt nagezonden) 4. Mededelingen Voorstellen ter besluitvorming 5. Hamerstukken Concern 5 a - CAR / UWO wijzigingen CD 5 b - inkoop- en aanbestedingsbeleid Avri 5 c - verlenging proef inzameling kleine afvalstromen en verlenging overeenkomst met verenigingen mbt papierinzameling 6. Ter bespreking/discussie Concern 6 a - opheffing Programmaraden en mandatering P&S 6 b - speerpunten en projecten CgD 6 c - inzet reserves dienst Contractgestuurde Dienstverlening Avri 6 d - textiel inzameling in minicontainers papier 6 e - Avri begroting 2015 inclusief meerjarenbegroting f - tarieventabel 2015 en afvalstoffenheffingsverordening 6 g - Overname uitvoerende taken integraal beheer openbare ruimten (IBOR) Tiel door AVRI 7. Rondvraag 8. Sluiting

2 Regio Rivierëńiűnd Regio Rivierenland Concept besluitenlijst van de vergadering van het Algemeen Bestuur van 19 november 2014 in hotel De Twee Linden te Beneden Leeuwen Aanwezig: dhr. Van Schelven (voorzitter Regio), mw. Van Wamel (secretaris Regio), dhr. Beenakker (Tiel), dhr. Zondag (Zaltbommel), dhr. Veerhoek (Neder Betuwe), dhr. Prick (Maasdriel), dhr. Steenkamp (West Maas en Waal), dhr. Van Oorschot (Culemborg), mw. Van Ruijven (Lingewaal) en dhr. Van Meygaarden (Geldermalsen) Tevens aanwezig: dhr. Sheikkariem (directeur Contractgestuurde Dienstverlening a.i.), dhr. De Vries (directeur AVRĪ) en Mw Van Wijk (concernondersteuning) Afwezig: dhr. De Boer (Buren), dhr. Verwoert (Neerijnen) en mw. De Vries (wordt vervangen door dhr. Van Meygaarden) Volgnr. Onderwerp Besluit/Conclusie 1 Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. De heren Verwoert en De Boer zijn verhinderd maar hebben (via de mail) een standpunt op de voorstellen bij de voorzitter kenbaar gemaakt. 2 Vaststelling van de agenda De agenda wordt onveranderd vastgesteld. 3 Vaststelling besluitenlijst De besluitenlijst van de vergadering van 8 oktober 2014 vergadering 8 oktober 2014 wordt onveranderd vastgesteld. 4 Mededelingen Op tafel ligt een notitie met onderstaande mededelingen: Basismobiliteit Regionaal standpunt samenwerkingsovereenkomst In de adviesgroep regiotaxi van 13 oktober jl. heeft wethouder Bel aangegeven dat de regio op dit moment nog niet kan instemmen met ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst Basismobiliteit met de provincie. Er is meer zicht nodig op de regionale alternatieven en varianten voor samenwerking en de daarmee samenhangende financiële risico's. Gedeputeerde Bieze wil de regio tot 1 april 2015 de tijd geven om tot ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst met de provincie te komen. De huidige concept overeenkomst is daarvoor uitgangspunt namens de provincie. Om voor die tijd tot besluitvorming te kunnen komen zijn er diverse overleggen ingepland, waarbij de provincie aansluit: a. Stuurgroep basismobiliteit 24 november 2014 b. Ambtelijke projectgroep 26 november 2014 c. Overleg wethouders regiotaxi en verkeer 10 december 2014 Met de portefeuillehouders zal bovendien worden bepaald hoe de gemeenteraden zullen worden geïnformeerd en betrokken. Voorstellen daarvoor zijn ambtelijk in voorbereiding met de gemeenten. De planning richt zich op besluitvorming over de samenwerking in het AB van 11 maart Stand van zaken startnotitie Basismobiliteit Een concept startnotitie is in voorbereiding. Deze startnotitie maakt inzichtelijk welke stappen en randvoorwaarden (de besluitmomenten, de planning en de capaciteit en middelen) regionaal noodzakelijk zijn om vanaf 1 januari 2017 tot regionale aanbesteding van een vorm van regiotaxi over te kunnen gaan (onafhankelijk van wel of geen samenwerking met de provincie). In tegenstelling tot de eerdere aankondiging (zie ook de planning van de diverse overleggen hierboven) zal vaststelling van de startnotitie door DB in januari kunnen plaatsvinden. PS verkiezinqsdebat Op initiatief van de GSO, KSB en de zes regio's in de provincie Gelderland zal er in maart 2015 een verkiezingsbijeen 1

3 Volgnr. Onderwerp komst voor Provinciale Staten worden georganiseerd. De organisatie c.q. het initiatief ligt in eerste instantie bij de GSO-steden. Participatie en support vanuit de vijf KSBsteden en zes regio's wordt echter zeer op prijs gesteld. Het doel van de bijeenkomst is om in dialoog met de PS-leden helder de ambities van de steden en regio's voor de nieuwe contracten over het voetlicht te brengen. De drie portefeuillehouders KSB, GSO en Regiocontract in Regio Rivierenland hebben aangegeven te willen participeren in de organisatie en uitvoering van deze bijeenkomst. De kosten hiervoor zijn per partner geraamd op C 2.000,-. Breedband Vanavond vindt een bestuurlijke werkconferentie plaats in het Regiokantoor over Breedband in Rivierenland. De wethouders Economische Zaken worden geïnformeerd over de resultaten van de quick scan "Aansluitingen breedband Regio Rivierenland". Hierin komen de financiële, technische en juridische haalbaarheid aan de orde voor de aanleg van een regionaal glasvezelnet. De heer Maarten Hillenaar houdt een presentatie en de onderzoeksresultaten worden aangeboden aan gedeputeerde de heer Van Dijk. Na vertoning van een trailer (korte film) licht dhr. Zondag de essentie van het project toe. Dit is een regiobrede uitrol naar alle voordeuren. Na uitwerking van de financiële, technische en met name de juridische aspecten zal na verwachting het project rond april 2015 tot uitvoering kunnen komen. Nevenfuncties Op tafel ligt een overzicht van de nevenfuncties van de bestuursleden van Regio Rivierenland. Wat betreft eventuele belangenverstrengeling geeft het Reglement van Orde van het AB een verplichting tot stemmen aan (artikelen 18 en 20), tenzij een lid overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet, zich moet onthouden van stemmen (o.a. bij aangelegenheden die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaan of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken). Ingekomen stukken - Brief ondernemingsraad van 31 oktober 2014, waarin vertrouwen en steun wordt uitgesproken over het traject tot op heden voor het veranderingsproces voor de organisatie - Brief VNO NCW van 11 november 2014, over de mogelijkheden van participatie in de nieuwe structuur. Deze brief wordt door het Regiokantoor beantwoord en verder besproken in de Speerpuntberaden. Het Algemeen Bestuur neemt beide brieven voor kennisge ving aan. Voorstellen ter bespreking /discussie 5a Besluitvorming raadsvoorstel 2e lezing bestuursstructuur Mededeling: Namens de raad van Zaltbommel zullen de heren Koos de Looff en Frits van der Schans deel gaan nemen aan de Regionale Agendacommissie. De plaatsvervangers zijn de heren Hans Waaijenberg en Jaco Melse. Het Algemeen Bestuur neemt kennis van de door de raden genomen besluiten over de voorgenomen wijze van samenwerking tussen de raden en stemt in met de reactie op inhoudelijke punten die zijn aangedragen door enkele raden. Het Algemeen Bestuur stelt de wijze van samenwerken tussen de raden zoals die op 25 juni 2014 als voornemen via de colleges aan de raden is voorgelegd definitief vast en besluit de raden hierover schriftelijk te informeren. Het Algemeen Bestuur spreekt haar waardering uit aan de 2

4 Volgnr. Onderwerp Besluit/Conclusie leden van de stuurgroep evaluatie bestuursstructuur, de gemeentesecretarissen, griffiers en alle anderen die zich hebben ingespannen om dit besluitvormingsproces tot een goed einde te brengen. Het Algemeen Bestuur is van mening dat de nieuwe structuur en het nieuwe Dagelijks Bestuur met inhoudelijke portefeuillehouders voldoende waarborgen biedt om strategisch aan de slag te gaan. Ten aanzien van de communicatie over dit besluit vindt na afloop van deze vergadering een persgesprek plaats. Daarnaast wordt door het Regiokantoor een persbericht verzonden. Dit persbericht wordt ook op de website geplaatst. De raadsreden worden volgende week via de digitale nieuwsbrief geïnformeerd. Daarin wordt ook melding gemaakt van de samenstelling en portefeuilleverdeling van het nieuwe Dagelijks Bestuur. 5b Stemverhoudingen Het Algemeen Bestuur neemt kennis van de inwoneraantallen per gemeente per 1 januari Op grond van deze aantallen stelt het Algemeen Bestuur de stemverhouding in het Algemeen Bestuur voor de bestuursperiode van vast. Vanuit het Algemeen Bestuur wordt de vraag gesteld hoeveel inwoners nodig zijn om 1 stem te krijgen. De secretaris zegt toe deze vraag schriftelijk te beantwoorden (bijlage). 5c Zienswijze Avri Service Level Agreement (SLA) Belasting Samenwerking Rivierenland Het Algemeen Bestuur stemt in met de Service Level Agreement die de afspraken beschrijft tussen BSR en haar deelnemers, voor zo ver deze betrekking hebben op Afvalinzameling. 6 Rondvraag Bij de bespreking van de gemeentelijke begroting komen de belastingen voor de inwoners ter sprake. Het tarief Avri maakt hier onderdeel van uit maar is op het moment van bespreking in november nog niet bekend. Dhr. Steenkamp informeert of de hoogte van het tarief eerder beschikbaar kan komen. Dhr. Veerhoek deelt mee dat het nieuwe tarief in de decembervergadering door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld. De reden hiervoor is dat Avri rekening wil houden met ultieme marktomstandigheden. Het tarief Avri ligt voor raadsleden gevoelig. Zij worden er door de inwoners op aangesproken. Dhr. Beenakker stelt als oplossing voor om de portefeuillehouders goed te informeren zodat zij de raad kunnen informeren. Mw. Van Ruijven deelt mee dat er vanuit het college vragen zijn gesteld over de nieuwe structuur. De tijdelijke programmaraden zijn op 11 november voor het laatst bijeen geweest. Het is alle bestuurders niet duidelijk hoe het nu verder gaat. Spreekster vraagt aandacht hiervoor bij het Dagelijks Bestuur om dit goed te ondersteunen en begeleiden. De voorzitter antwoordt dat aan het Algemeen Bestuur in de decembervergadering een voorstel wordt voorgelegd waarin wordt beschreven op welke inhoudelijke onderwerpen wordt samengewerkt in speerpunten, projecten, stuur- en projectgroepen. Dhr. Zondag voegt hieraan toe dat de stuurgroep voor de transities de behoefte heeft uitgesproken om elkaar te blijven zien. Daarvoor wordt voor de portefeuillehouders een startnotitie opgesteld. Daarna zal het startdocument aan de raden ter besluitvorming worden voorgelegd. 3

5 Volgnr. Onderwerp Besluit/Conclusie De lobby en branding van de regio is al eerder in deze vergadering aan de orde geweest. Dhr. Van Oorschot informeert of hieraan op korte termijn een vervolg wordt gegeven. Spreker zou hier graag bij betrokken worden. De voorzitter antwoordt dat het nieuwe Dagelijks Bestuur eind november de hei op gaat. Daar komt het thema lobby en branding ook aan de orde. Spreker zegt toe in de decembervergadering hierop terug te komen. 7 Sluiting Dhr. Prick is voor de laatste keer aanwezig in het Algemeen Bestuur. Morgen neemt hij afscheid als burgemeester van Maasdriel. De voorzitter dankt dhr. Prick voor zijn inzet en betrokkenheid bij de regionale samenwerking en overhandigd hem een presentje. Besloten deel van de vergadering 8 Oplossen frictiekosten Het Algemeen Bestuur neemt kennis van de actuele stand van zaken van de in de begroting geraamde frictiekosten als gevolg van de ontvlechting van GGD Rivierenland en de overgang van de milieuactiviteiten. Sterk Bestuur in Gelderland Het Algemeen Bestuur besluit met een reactie aan de adviescommissie Sterk Bestuur te reageren op de recente berichten en uitlatingen in het dagblad De Gelderlander over de samenwerking in Regio Rivierenland. Een afschrift van deze reactie (brief) wordt tevens gezonden naar alle colleges en raden. AvW 26 november

6 Regio Rivierenland MEMO Aan Fax.nr./ Van Doorkiesnummer Datum Betreft Aantal pagina's Leden van het Algemeen Bestuur Ilona van Wamel I Marjan Kievit november 2014 Stemverhouding in het AB (incl. deze) Toelichting: Op 19 november 2014 heeft het AB in zijn vergadering de stemverhouding vastgesteld voor deze bestuursperiode ( ). Dit is gebeurd op basis van de door het CBS openbaar gemaakte bevolkingscijfers van 1 januari 2014, afgerond op honderdtallen. Deze systematiek is geregeld in artikel 9 van de gemeenschappelijke regeling. Algemeen Inwoners per Afgerond op Stemverdeling AB Regio bestuurslid uit honderdtallen Rivierenland Gemeenten Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel Neder-Betuwe Neerijnen Tiel Zaltbommel West Maas en Waal Voorzitter Berekenwiĵze Er is uitgegaan van een totaal van 100 stemmen in het AB. Aan de voorzitter is 1 stem toebedeeld. De overige 99 stemmen zijn vervolgens verdeeld naar rato van de actuele bevolkingscijfers. De Regio heeft op de peildatum, na afronding, inwoners. Iedere stem vertegenwoordigt dus 2395 inwoners ( : 99 = 2395). Bijvoorbeeld de gemeente Tiel heeft met inwoners heeft recht op 17 stemmen in het AB (41700 : 2395 : 17,41). De gemeente Neerijnen heeft met inwoners recht op 5 stemmen in het AB (12000 : 2395 = 5,01). J.S. de Jongplein 2 - Postbus AC Tiel t. (0344) f. (0344) IBAN NL55 BNGH E: info@reqiorivierenland.nl - www, reqiori vieren la nd.n

7 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) betreft uitwerking cao (1) algemeen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 bijlage(n) 1 datum 2 oktober 2014 Samenvatting In deze ledenbrief staat een overzicht van de uitwerking van de cao Wijzigingen van de CAR-UWO die in 2014 en 2015 ingaan, inclusief de uitwerking van de salarismaatregelen, staan in twee aparte ledenbrieven die tegelijk met deze ledenbrief zijn verzonden. Deze ledenbrief volgt de opbouw van het principeakkoord voor de cao : Paragraaf 1 Werkgelegenheid en werkervaring Paragraaf 2 Vergroten werkzekerheid Paragraaf 3 Transparante gemeentelijke arbeidsmarkt Paragraaf 4 Cao van de Toekomst Paragraaf 5 Studieafspraken Paragraaf 6 Overige afspraken Paragraaf 7 Loonparagraaf en looptijd VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel CVA@VNG.NL

8 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) betreft uitwerking cao (1) algemeen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr: 14/068 CvA/LOGA 14/03 bijlage(n) 1 datum 2 oktober 2014 Geacht college en gemeenteraad, Inleiding Deze brief gaat over de uitwerking van de Cao Gemeenten De uitwerking van de Cao Gemeenten staat naast deze ledenbrief in twee andere ledenbrieven. De drie ledenbrieven vormen samen één pakket: Uitwerking cao (1) Algemeen (deze ledenbrief) Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten Uitwerking cao (3) Uitwerking salarismaatregelen De VNG en de vakbonden hebben op 15 juli 2014 een principeakkoord gesloten. Ze hebben dit akkoord september 2014 bekrachtigd. Daarmee is het akkoord definitief. Het principeakkoord vindt u bij de VNG-brief van 18 juli 2014 (ECWGO/U ; Lbr. 14/056). Deze ledenbrief behandelt de cao-afspraken volgens deze indeling: Paragraaf 1 Werkgelegenheid en werkervaring Paragraaf 2 Vergroten werkzekerheid Paragraaf 3 Transparante gemeentelijke arbeidsmarkt Paragraaf 4 Cao van de Toekomst Paragraaf 5 Studieafspraken

9 Paragraaf 6 Overige afspraken Paragraaf 7 Loonparagraaf en looptijd Het LOGA werkt sommige van de afspraken later uit. Waar dat het geval is, vermelden wij dat in deze brief. Over deze afspraken volgen later nog andere ledenbrieven. 1. Werkgelegenheid en werkervaring Kansen voor jongeren en ouderen Partijen hebben de ambitie dat gedurende de looptijd van deze cao ( ) er 1500 jongeren instromen bij gemeenten. Het gaat hierbij om jongeren van 35 jaar of jonger. Gemeenten bieden arbeidsplaatsen aan op basis van een tijdelijke aanstelling met uitzicht op een vaste aanstelling. Ter ondersteuning van deze ambitie heeft het LOGA het volgende afgesproken: - Het LOGA verzoekt het A+O fonds Gemeenten om de voortgang te meten. - Partijen hebben samen een sectorplan ingediend bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Onderdeel van dit sectorplan is dat gemeenten subsidie kunnen aanvragen voor de gedeeltelijke financiering van totaal 250 arbeidsplaatsen voor jongeren onder de 27 jaar die minimaal 6 maanden werkloos zijn. Het ministerie besluit in het vierde kwartaal van 2014 over het sectorplan en de bijhorende subsidies. Het LOGA zal gemeenten op de hoogte houden van de voortgang. - Het A+O fonds Gemeenten continueert op verzoek van het LOGA de stage- en traineeregeling gedurende de looptijd van deze cao ( ). Meer informatie over de stage- en traineeregeling vindt u op - Het LOGA adviseert gemeenten om de mogelijkheden van een generatiepact te benutten. In een generatiepact biedt een gemeente oudere medewerkers de mogelijkheid om minder te werken met gedeeltelijk behoud van salaris, om zo ruimte te maken voor jongere medewerkers. Een voorbeeld van een generatiepact is 80% werken, 90% salarisdoorbetaling, 100% pensioenopbouw. - Het A+O fonds zal vanaf 15 oktober voorbeelden van generatiepacten bij gemeenten plaatsen op Werkervaringsplaatsen en stages De CAR-UWO wordt aangepast zodat werkervaringsplaatsen mogelijk worden gemaakt en de regels voor stages worden vastgelegd. Deze aanpassing staat in Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten. Kansen voor mensen met een beperking Ter stimulering van de werkgelegenheid en als uitvloeisel van de afspraken in het Sociaal Akkoord 2013 over de Participatiewet zullen in de sector Gemeenten per 1 januari banen gerealiseerd zijn voor mensen met een arbeidsbeperking. Hierna worden jaarlijks 525 Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

10 banen voor deze groep gerealiseerd. Dit zijn extra banen: het genoemde aantal komt dus bovenop dat van de mensen met een beperking die al in dienst zijn bij gemeenten. Werkloze jongeren met een Wajong-uitkering en mensen op de wachtlijst voor een plaats binnen een SWbedrijf krijgen hierbij prioriteit. Ter stimulering van mogelijkheden binnen gemeentelijke organisaties hebben partijen afgesproken pilots te houden met functiecreatie met hulp van het sectorfonds SBCM (het sectorfonds voor de sociale werkvoorziening) en het A+O fonds Gemeenten. Meer informatie hierover vindt u op de website van het A+O fonds: Behoud werkgelegenheid voor lager opgeleiden in de sector Partijen spreken uit dat het in het belang van de sector is om de werkgelegenheid voor laag opgeleiden te behouden. Partijen vinden het van belang, dat bij uitbesteding van taken de gemeente een zorgvuldige afweging maakt tussen kwaliteit, kosten en de sociale gevolgen voor het personeel. Onder uitbesteding verstaan partijen o.a. externe verzelfstandiging, privatisering en aanbesteding. Partijen adviseren gemeenten om bij de adviesaanvraag conform artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden uitdrukkelijk deze aspecten mee te nemen, zodat werknemers invloed uit kunnen oefenen op het definitieve besluit. Gemeenten zullen bij inkoop en aanbestedingen social return als voorwaarde stellen. Op deze manier wordt social return ingezet als arbeidsmarktinstrument om arbeidsplaatsen, leerbanen en stageplaatsen beschikbaar te stellen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Partijen roepen gemeenten op om bij inkoop en aanbestedingen de regels van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag te hanteren. Gemeenten die nog niet zijn aangesloten, worden gestimuleerd dit alsnog te doen. De modelverordening Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de VNG biedt gemeenten een handreiking voor sociale voorwaarden bij inkoop en aanbestedingen. De code verantwoordelijk marktgedrag vindt u op de volgende website: De modelverordening Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de VNG vindt u op 2. Vergroten werkzekerheid Ketenbepalingen anti-draaideurbepaling De regels voor ketens van tijdelijke aanstellingen elkaar opvolgende tijdelijke aanstellingen veranderen per 1 juli De aanpassing van de CAR-UWO inclusief overgangsrecht staat in de ledenbrief Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten. Op verzoek van het LOGA monitort het A+O fonds Gemeenten de effecten van deze wijziging. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

11 Flexibiliteit en inzetbaarheid Het LOGA vindt dat er een balans moet zijn tussen flexibiliteit en inzetbaarheid en heeft daar het volgende over afgesproken: - Het LOGA vindt dat inhuur van tijdelijk personeel geschikt kan zijn om fluctuaties op te vangen, en vindt het niet wenselijk dat gemeenten voor structureel werk arbeidsrelaties aangaan die niet geregeld zijn in de CAR-UWO. - Het LOGA doet onderzoek naar omvang, noodzaak en vormen van flexibiliteit bij gemeenten. Het LOGA levert dit onderzoek uiterlijk 1 juli 2015 op. - De onderzoeksresultaten kunnen leiden tot maatregelen in een volgend arbeidsvoorwaardenakkoord. - Het LOGA adviseert gemeenten om medewerkers aan te stellen in regionale pools, omdat hiermee zowel flexibiliteit als zekerheid worden bevorderd. Werkloosheidswet (WW) Het LOGA voert de afspraken over WW in het Sociaal Akkoord van 2013 uit. De partijen in het LOGA maken gedurende de looptijd van de cao nadere afspraken om invulling te geven aan de afspraken in het Sociaal Akkoord voor de sector gemeenten. Het LOGA betrekt hierbij het aanstaande SER-advies over deze afspraken, de transitievergoeding in de Wet Werk en Zekerheid, en de bestaande bovenwettelijke WW in de CAR-UWO. Omdat nog niet bekend is wanneer de SER haar advies geeft, is hiervoor nog geen tijdplanning. Het LOGA houdt gemeenten op de hoogte van de voortgang. 3. Transparante gemeentelijke arbeidsmarkt en loopbaankansen Het LOGA wil bevorderen dat er een betere doorstroom komt van medewerkers in de gemeentesector en dat het gemeentepersoneel een evenwichtige leeftijdsopbouw heeft. Het LOGA heeft daarover het volgende afgesproken: - Het A+O fonds Gemeenten lanceert uiterlijk 1 juli 2015 een web-omgeving met de vacatures van alle regionale vacaturesites, de mogelijkheid voor medewerkers om een profiel te plaatsen en een overzicht van loopbaaninstrumenten. Het A+O-fonds is begonnen met het opzetten van deze web-omgeving. - Gemeenten moeten ervoor zorgen dat elke medewerker die dat wil en kan, binnen 5 jaar een kwalificatie heeft op minimaal MBO-2 niveau (het niveau van een startkwalificatie), zo nodig met een EVC (erkennen van competenties)-traject. Het A+O-fonds meet de voortgang met de personeelsmonitor. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

12 4. Cao van de Toekomst Individueel keuzebudget Vanaf 1 januari 2016 geldt voor medewerkers bij gemeenten een individueel keuzebudget (IKB). Het IKB is voor elke gemeente hetzelfde. Bronnen voor het IKB zijn: - vakantie-uitkering zoals bepaald in artikel 6:3 CAR; - eindejaarsuitkering zoals bepaald in artikel 3:6 CAR 1 ; - levensloopbudget (1,5%) zoals bepaald in artikel 6a:7 lid 1 CAR 2 ; - bovenwettelijk vakantieverloftegoed van 14,4 uur zoals voortvloeit uit artikel 6:2 lid 1 CAR (158,4 uur vakantieverlof min 144 uur wettelijk vakantieverlof). Op het moment dat het IKB in werking treedt, vervallen de arbeidsvoorwaarden die de bronnen van het IKB vormen als zelfstandige arbeidsvoorwaarde. De werknemer krijgt de volgende keuzemogelijkheden: a. verlof; b. uitbetaling; c. reservering d. de-reservering e. levensloopverlof voor rechthebbenden; f. inkoop extra pensioen; g. (onbelaste) opleiding/training; h. premie aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het IKB wordt opgenomen in een nieuw keuzemodel arbeidsvoorwaarden. Gemeenten kunnen besluiten dat naast het IKB ook andere arbeidsvoorwaarden in dit keuzemodel als bron ingezet worden. Ook kan lokaal besloten worden om andere keuzemogelijkheden toe te voegen. Het bestaande hoofdstuk 4a vervalt als apart hoofdstuk en wordt geïntegreerd in de nieuwe teksten. Het LOGA begint in het vierde kwartaal van 2014 een projectgroep die samen met gemeenten een uitvoeringsplan maakt. Uitgangspunt hierbij zijn de afspraken in bijlage 3 bij het principeakkoord. Nieuw beloningshoofdstuk Vanaf 1 januari 2016 geldt een nieuw beloningshoofdstuk. De doelen van het nieuwe beloningshoofdstuk zijn vereenvoudiging, harmonisering en modernisering. Het nieuwe hoofdstuk 1 De hoogte van de eindejaarsuitkering is 6% van het salaris met een minimum van bij een volledig dienstverband. 2 Het levensloopbudget is 1,5% van het salaris met een bodem van 400 bij een volledige dienstverband. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

13 komt in de plaats van het huidige hoofdstuk 3 in de CAR-UWO. Bij de invoering van het nieuwe hoofdstuk 3 geldt overgangsrecht voor personeel dat op 31 december 2015 in dienst was. Het nieuwe hoofdstuk 3 sluit aanvullende lokale bepalingen uit. Nu heeft elke gemeente nog een eigen bezoldigingsregeling. Met de inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk 3 moeten de bestaande lokale bezoldigingsregelingen worden ingetrokken. Het voorgaande wil niet zeggen dat de in die bezoldigingsregeling opgenomen beleidsregels voor het beloningsbeleid tot het verleden gaan behoren. Daarbij kan gedacht worden aan lokale regels over de overgang van een medewerker van een aanloopschaal naar de functionele schaal, of afspraken rond het toekennen van een functioneringstoelage. Voor zover nog van belang en toepassing worden deze regels en afspraken op een andere wijze lokaal vastgelegd. Gemeenten die na invoering van hoofdstuk 3 nog arbeidsvoorwaarden kennen die vallen onder de zogenaamde kan-bepalingen in het nieuwe hoofdstuk 3 (zoals een inconveniëntentoelage of een vergoeding woon-werkverkeer) moeten deze regels in een andere regeling zetten. Het invoeren van het nieuwe hoofdstuk 3 is een ingrijpende verandering voor zowel medewerkers als werkgevers. Daarom is voorzien in een ruime invoeringstermijn van meer dan een jaar. Deze tijd is nodig voor het aanpassen van de salarisadministratie en de voorbereiding van het overgangsrecht. Zoals gezegd heeft de invoering van het nieuwe hoofdstuk niet als doel om te bezuinigen. Invoering van gelijke arbeidsvoorwaarden zal echter onvermijdelijk tot gevolg hebben dat in sommige gemeenten individuele werknemers er op achteruitgaan als er geen aanvullende afspraken worden gemaakt. Over het overgangsrecht zijn daarom door partijen de volgende afspraken gemaakt: 1. Garantietoelagen en afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan worden gecontinueerd onder de voorwaarden waaronder ze zijn afgesproken 2. Het brandweerpersoneel bij de veiligheidsregio s worden uitgezonderd van het nieuwe beloningshoofdstuk met uitzondering van het IKB, tenzij in het overleg van de Brandweerkamer met de vakbonden anders wordt besloten. 3. Lokale financiële arbeidsvoorwaarden 3 die op al het personeel binnen een gemeente worden toegepast op 31 december 2015 en die zijn opgenomen in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling, vervallen voor het personeel dat vanaf 1 januari 2016 in dienst komt. Voor het zittende personeel wordt deze omgezet in een vast bedrag: de toeslag overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 1. 3 Bruto blijft bruto, netto blijft netto. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

14 4. Voor alle overige financiële arbeidsvoorwaarden 4 die in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling zijn opgenomen (en dus bij de invoering van hoofdstuk 3 nog bestaan) en die per 1 januari 2016 vervallen of dan in hoogte wijzigen, wordt op basis van het refertejaar 2014 (roosters, overwerk, en alle andere relevante factoren) voor elke medewerker bepaald a. hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de bij overgang geldende regels voor toeslagen/vergoedingen b. hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de nieuwe systematiek. c. Het verschil is de toeslag overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel Als 2014 geen representatief jaar is door langdurige ziekte (langer dan 2 maanden), langdurig onbetaald verlof, extreem veel overwerk of andere redenen wordt in onderling overleg een ander representatief refertetijdvak vastgesteld. 6. Deel 1 en deel 2 worden bij elkaar opgeteld. Dit is de toelage overgangsrecht H3 5. Dit bedrag stijgt niet mee met de loonontwikkelingen. 7. Er zijn geen anticumulatiebepalingen. 8. Deze toelage overgangsrecht H3 is een vast jaarbedrag dat een keer per jaar wordt uitbetaald in de maand december. 9. De toelage overgangsrecht H3 moet minimaal 120 euro op jaarbasis zijn. Indien deze toelage lager is wordt deze afgekocht in eenmalig bedrag ter waarde van 5 jaar. 10. Als een dienstverband in de loop van een kalenderjaar eindigt, dan wordt de toelage overgangsrecht H3 naar rato uitgekeerd. 11. Als een dienstverband in omvang verkleind wordt, dan daalt de toelage overgangsrecht H3 naar rato. 12. Vergroten van aanstellingsomvang heeft geen effect. 13. Lokaal mogen aanvullende afspraken over afkoop, uitruil of betaling in termijnen gemaakt worden. 14. Er is apart overgangsrecht voor personeel van gemeenten die op 31 december 2015 een lokale regeling hebben met bepalingen over de ambtsjubileumgratificatie die positief afwijken van het nieuwe artikel 3:19. Medewerkers die binnen vijf jaar van verval van de lokale regeling (dus uiterlijk 31 december 2020) recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie op basis van de lokale regeling die op 31 december 2015 verviel. Het gaat hierbij om de datum van het ambtsjubileum en de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie. De gemeente legt dit recht vast bij de overgang naar het nieuwe hoofdstuk 3. 4 Bruto blijft bruto, netto blijft netto. 5 Deze toelage valt onder het nieuwe artikel 3:15 CAR. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

15 Als de wijziging van het begrip bezoldiging in salaris en salaristoelagen leidt tot nadeel door wijziging in de grondslagen zowel binnen als buiten de CAR-UWO, lossen de partijen dit op zodat dit effect zich niet zal voordoen. Partijen onderzoeken in 2020 of het mogelijk is om tot een centrale afspraak over afkoop te komen. De tekst van het nieuwe hoofdstuk 3 staat in bijlage 1 bij deze ledenbrief. De tekst wordt 1 januari 2016 van kracht. Vóór 1 januari 2016 onderzoekt het LOGA of de wijziging van hoofdstuk 3 ertoe leidt dat verwijzingen, formuleringen en begrippen in andere hoofdstukken moeten worden aangepast. Modernisering CAR-UWO De werkgroep Modernisering CAR-UWO heeft in opdracht van het LOGA een ontwerp gemaakt voor een modernisering van de CAR-UWO. Het gaat hierbij om een logische nieuwe indeling van de hoofdstukken en artikelen en om modern taalgebruik. Het LOGA richt een paritaire werkgroep in die het ontwerp gaat vertalen naar een nieuwe CAR-UWO. Het LOGA levert de nieuwe indeling uiterlijk 1 juli 2016 op. 5. Studieafspraken Onderzoek naar ervaringen Van Werk naar Werk trajecten Het LOGA doet een studie naar de effectiviteit van de Van-Werk-Naar-Werk trajecten (CAR-UWO hoofdstuk 10d). Onderwerp van de studie is onder andere de plaats van tijdelijk of projectmatig werk in de re-integratie van boventallige medewerkers. Uitgangspunt hierbij is dat bij re-integratie werk en zekerheid in balans zijn. Het LOGA rondt het onderzoek uiterlijk 1 juli 2015 af. Onderzoek bewust belonen Het LOGA onderzoekt welke vormen van flexibele beloning toegepast kunnen worden in de gemeentelijke sector. Het LOGA wil komen tot een toekomstbestendig beloningssysteem dat tegemoet komt aan de wensen van medewerkers en dat leidinggevenden meer mogelijkheden geeft om te sturen op resultaten en ontwikkeling. Randvoorwaarden voor flexibele beloning moeten zijn: objectieve beslissingen, transparant beleid en uniforme uitgangspunten. De uitgangspunten voor het onderzoek staan in bijlage 5 bij het principeakkoord. Het LOGA levert het onderzoek 1 juli 2016 op. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

16 6. Overige afspraken Vakantie en verlof bij ziekte Het LOGA brengt de regels voor vakantieopbouw en opname bij ziekte in lijn met Europese regelgeving. Dit betekent een aanpassing van een deel van hoofdstuk 6 van de CAR-UWO. De wijziging staat in de ledenbrief Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten. HR21 Het LOGA gaat zich ervoor inzetten dat in 2016 de meerderheid van de gemeenten zich heeft aangesloten bij HR21, het functiewaarderingssysteem voor de sector gemeenten. Vakbondsverlof Het vakbondsverlof geldt vanaf 1 januari 2015 expliciet voor vakbondsconsulenten en arbeidsvoorwaardenadviseurs. De aanpassing van het artikel over vakbondsverlof in de CAR- UWO staat in de ledenbrief Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten. Ziektekostencontract De CAR-UWO geeft medewerkers recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten als zij zich verzekeren onder het collectieve zorgverzekeringscontract met IZA of Zilveren Kruis Achmea (CAR-UWO artikel 7:24a). De VNG gaat IZA en Achmea de opdracht geven om voor afloop van het huidige collectieve zorgverzekeringscontract te onderzoeken hoe werkgevers en medewerkers denken over deze voorwaarde voor de tegemoetkoming in de ziektekosten. Wijziging artikel 10d:33 lid 3 CAR Volgens het huidige CAR-UWO artikel 10d:33 lid 3 stopt de bovenwettelijke WW op het moment dat een (oud-)medewerker 62 jaar en 9 maanden wordt. Toen het LOGA dit artikel vaststelde werd een medewerker geacht vanaf 62 jaar en 9 maanden van het keuzepensioen te leven. Deze inkomensbasis is deels weggevallen door de verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd. Het LOGA wijzigt artikel 10d:33 lid 3: vanaf 15 juli 2014 vervalt het recht op bovenwettelijke WW op de AOW-leeftijd. De wijziging van artikel 10d:33 lid 3 staat in de ledenbrief Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten. 7. Loonparagraaf en looptijd De cao loopt tot 1 januari De salarissen worden per 1 oktober 2014 verhoogd met 1% De salarissen worden per 1 april 2015 verhoogd met 50. In oktober wordt een eenmalige uitkering gedaan van 350, de peildatum hiervoor is 15 juli Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

17 De uitwerking van de salarisafspraken staat in de ledenbrief Uitwerking cao (3) Uitwerking salarismaatregelen. Rechtskrachtbepaling Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn gemeenten gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO-bepalingen. De CAR en de UWO zijn geen CAO in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het college verplicht, respectievelijk bevoegd, voor gemeenteambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 107e Gemeentewet heeft de raad deze bevoegdheid voor de griffie. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. Sinds 1 januari 2014 dient dit te geschieden door vermelding in een elektronisch en algemeen toegankelijk gemeenteblad, overeenkomstig de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden. Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Mw. mr. S. Pijpstra secretaris Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. Betreft uitwerking cao (1) algemeen Datum 2 oktober /10

18 1 Bijlage 1 bij ledenbrief Op 1 januari 2016 wordt hoofdstuk 3 van de CAR-UWO in zijn geheel vervangen door een nieuw hoofdstuk. In deze bijlage staat het nieuwe hoofdstuk3 en de bijhorende begripsomschrijvingen in artikel 1:1. HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1:1 Salaris : maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur. Salaristoelagen: daartoe worden gerekend de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniententoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend en die tot 1 januari 2016 tot de bezoldiging werden gerekend. Functieschaal: de salarisschaal die bij een functie hoort; Periodiek: het maandbedrag in een salarisschaal; Salarisschaal: Overwerk: Achterblijvende partner: Functie: een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk; werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht boven de feitelijke arbeidsduur. weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1. Noot: De begrippen functioneringstoelage en waarnemingstoelage worden in dit hoofdstuk gedefinieerd (artikelen 3:8 en 3:10) en kunnen in artikel 1:1 CAR worden geschrapt. Het begrip betrekking in artikel 1:1 CAR wordt vervangen door het begrip functie. HOOFDSTUK 3 1 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN 1 Algemene bepalingen Artikel 3:1 Functies en functiewaardering 1. Het college stelt de functies vast die door ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie kunnen worden bekleed. 2. Elke functie wordt beschreven op basis van een functiewaarderingssysteem. 3. Voor elke functie stelt het college een functieschaal vast op basis van een functiewaarderingssysteem. Artikel 3:2 Recht op Salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen 1. Zolang zijn aanstelling duurt heeft een ambtenaar recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen overeenkomstig dit hoofdstuk. Dit recht bestaat niet over de tijd dat de ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat arbeid te verrichten. 2. De uitbetaling van het salaris, de vergoedingen, de toelagen en de uitkeringen vindt plaats per maand, tenzij in deze regeling anders is bepaald. 1 De artikelen van hoofdstuk 3 moeten nog van een toelichting worden voorzien. Een aantal artikelen is al van een toelichting voorzien op basis van het LOGA-overleg. Verder zal de hele CAR-UWO nog moeten worden doorgenomen en aangepast op verwijzingen naar bepalingen in dit hoofdstuk. De bepalingen over het IKB worden in paragraaf 5 aan dit hoofdstuk toegevoegd.

19 2 2 Salaris Artikel 3:3 Vaststelling salaris 1. Het college stelt het salaris van een ambtenaar vast aan de hand van zijn functieschaal, op grond van zijn ervaring, geschiktheid en bekwaamheid. Het salaris wordt vastgesteld met aanduiding van een periodiek in de functieschaal. 2. Als een ambtenaar in een functie wordt benoemd zonder dat hij reeds voldoet aan alle daarvoor geldende eisen ten aanzien van opleiding, ervaring en bekwaamheid, kan zijn salaris overeenkomstig de eerst lagere salarisschaal dan de functieschaal worden vastgesteld. Artikel 3:4 Salarisverhoging 1. Aan een ambtenaar wordt een salarisverhoging naar de volgende periodiek toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de ambtenaar functioneert voldoende; b. de ambtenaar heeft het maximum van de functieschaal nog niet bereikt; c. er zijn twaalf maanden verstreken sinds zijn aanstelling of zijn laatste periodieke salarisverhoging. 2. Het college kan aan toekenning van een periodieke salarisverhoging aanvullende voorwaarden stellen. 3. Het college kan een ambtenaar een extra periodieke salarisverhoging toekennen. 4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, kan het college voor de ambtenaren of voor groepen ambtenaren een vaste verhogingsdatum vaststellen. Artikel 3:5 Verlaging salarisschaal 1. Zonder voorafgaand ontslag kan voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris, tenzij hiervoor in deze regeling, of andere wet- en regelgeving, een grond aanwezig is. 2. In afwijking van het eerste lid kan een ambtenaar met zijn instemming worden herplaatst in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een overeenkomstige aanpassing van het salaris. 3. In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van artikel 7:16, tweede lid, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris met een overeenkomstige aanpassing van het salaris. 4. In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van hoofdstuk 10d, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris en een mogelijk overeenkomstige aanpassing van het salaris, voor zover geregeld in een sociaal plan of sociaal statuut. Toelichting: Deze mogelijkheid van salarisverlaging zonder voorafgaand ontslag, was tot 1 januari 2016 beperkt tot medewerkers van 55 jaar of ouder. Dit hield verband met het feit dat in artikel 3:5 van het pensioenreglement is geregeld dat na demotie de pensioenopbouw voor deze groep blijft gebaseerd op de oude (hogere) inschaling. Partijen in het LOGA zijn overeengekomen dat de leeftijdsgrens in deze CAR-bepaling dient te worden geschrapt, maar dat medewerkers van 55 jaar en ouder van deze voorziening in het pensioenreglement gebruik kunnen maken, voor zover dit past binnen het leeftijdsbewust personeelsbeleid van de werkgever. Artikel 3.5 Pensioenreglement: Pensioengevend inkomen na demotie. Als de deelnemer in verband met demotie na het bereiken van de leeftijd van 55 jaar bij dezelfde of een andere aangesloten werkgever een nieuwe dienstverhouding aanvaardt met een lager salaris, geldt het inkomen vóór het aanvaarden van het

20 3 lagere salaris als zijn pensioengevend inkomen. Dit inkomen wordt steeds per 1 januari aangepast aan de wijziging van de salarissen in de betreffende sector. Demotie moet berusten op een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere collectieve regeling van arbeidsvoorwaarden. Artikel 3:6 Inpassing in hogere schaal De ambtenaar die door promotie naar een hogere salarisschaal overgaat, heeft vanaf de dag dat de promotie ingaat recht op een hoger salaris. Artikel 3:7 Uitloopschaal Doorgroei in een uitloopschaal is mogelijk wanneer dit op 31 december 2015 in een lokale regeling was vastgelegd. De uitloopschaal is één schaal hoger dan de functieschaal. In de lokale regeling worden voorwaarden en regels gesteld die van toepassing zijn op de instroom in- en het doorlopen van de uitloopschaal. 3 Salaristoelagen Artikel 3:8 Functioneringstoelage 1. Het college kan aan een ambtenaar die meerdere jaren zeer goed of uitstekend heeft gefunctioneerd en/of bijzondere prestaties heeft geleverd, en die het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen. 2. De toelage wordt voor maximaal een jaar toegekend. Bij het voortduren van de gronden waarop de toelage is toegekend, kan deze opnieuw worden toegekend. 3. De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris. Toelichting: Dit artikel regelt de toelage op grond van meerdere jaren uitstekend functioneren en/of het leveren van bijzondere prestaties, wanneer de ambtenaar het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt. Deze toelage heeft altijd een tijdelijk karakter. Er is sprake van een koppeling tussen het maximumsalaris en de wijze waarop de functie wordt uitgeoefend. Komt deze koppeling te vervallen (bijvoorbeeld in het geval waarin de functie als gevolg van herwaardering hoger wordt gewaardeerd), dan vervalt ook de functioneringstoelage. Artikel 3:8 moet worden gezien in samenhang met artikel 3:20. Samen vormen deze artikelen het kader waarbinnen het college vorm kan geven aan een stelsel van variabele beloning, door het extra belonen van bijzondere prestaties, uitstekend functioneren en/of flexibele (projectmatige) inzet van medewerkers. Dit in tegenstelling tot het toekennen van extra periodieken (art. 3:4 lid 3) dat een structureel karakter heeft, met als beoogd gevolg dat de medewerker sneller het maximum van de salarisschaal bereikt. Het nadeel van vaste toelagen is dat ze een blijvend beslag op de loonsom leggen en dat de prikkel die er vanuit gaat na verloop van tijd minder wordt, of zelfs helemaal verdwijnt. In de artikelen 3:8 en 3:20 gaat het dan ook nadrukkelijk om het toekennen van tijdelijke en incidentele beloningselementen, die overigens wel meerdere keren opeenvolgend kunnen worden toegekend. Artikel 3:9 Arbeidsmarkttoelage 1. Het college kan aan een ambtenaar een arbeidsmarkttoelage toekennen om hem in dienst te kunnen nemen of te behouden, als schaarste op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft en er in het betreffende vakgebied sprake is van een ernstig tekort aan personeel 2. De toelage wordt toegekend voor een periode die van tevoren is vastgesteld, met een maximum van 3 jaar. 3. De maandelijkse toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris.

21 4 Artikel 3:10 Waarnemingstoelage 1. Indien een ambtenaar wordt aangewezen om een functie waar te nemen met een hogere functieschaal, wordt hem voor de periode van waarneming een waarnemingstoelage toegekend. Deze bepaling geldt niet als de waarneming deel uitmaakt van de eigen functie. 2. Bij volledige waarneming van de functie is het bedrag van de toelage gelijk aan het verschil tussen het salaris dat de ambtenaar geniet en het salaris dat hij zou genieten als hij bij de start van de waarneming in de hogere schaal zou zijn ingedeeld. 3. Bij gedeeltelijke waarneming wordt de toelage naar evenredigheid toegekend. Artikel 3:11 Toelage onregelmatige dienst 1. De ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor werktijden (artikel 4:3) heeft recht op een toelage die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon tot het maximum van salarisschaal 6 gedurende de volgende tijdvakken van de week: maandag tot en met vrijdag tussen en uur en tussen uur en uur: 20% maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en uur en tussen en uur: 40% zaterdag tussen 0.00 en uur: 40% zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5 derde lid tussen 0.00 en uur: 65% 2. De ambtenaar heeft geen recht op een toelage, als hij in een week slechts op één aaneengesloten periode van ten hoogste 3 uur in een van de in lid 1 genoemde tijdvakken heeft gewerkt. 3. Over de uren waarover een toelage onregelmatige dienst wordt uitbetaald, kan niet tegelijkertijd een overwerkvergoeding (artikel 3:16) worden uitbetaald. Artikel 3:12 Buitendagvenstertoelage 1. De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door het college is aangewezen om te werken buiten het dagvenster (artikel 4:2, tweede lid), heeft recht op een buitendagvenstertoelage. 2. De buitendagvenstertoelage bedraagt: 50% van het uurloon van de ambtenaar over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 00:00 uur en vrijdag 24:00 uur; 75% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zaterdag; 100% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, derde lid. 3. De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een buitendagvenstertoelage Artikel 3:13 Toelage beschikbaarheidsdienst 1. De ambtenaar die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, ontvangt een toelage. 2. De toelage bedraagt 5% van het uurloon voor de uren op maandag tot en met vrijdag en 10% van het uurloon voor de uren op zaterdag, zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5 derde lid. 3. Het uurloon, is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 7. Artikel 3:14 Inconveniëntentoelage Het college kan aan een ambtenaar een inconveniëntentoelage toekennen, indien er sprake is van niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid.

22 5 Artikel 3:15 Garantietoelage. Het college kan aan een ambtenaar die wordt geconfronteerd met een lager salaris en of salaristoelagen, een garantietoelage toekennen. Toelichting: Het College kan een ambtenaar die buiten zijn schuld of toedoen wordt geconfronteerd met een salarisverlaging een garantietoelage toekennen. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarbij de medewerker als gevolg van een herwaardering van diens functie of bij herplaatsing in andere functie (reorganisatie), een lager betaalde functie aanvaardt. Artikel 3:16 Afbouwtoelage 1. De ambtenaar van wie buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst, en/of de inconveniëntentoelage blijvend wordt verlaagd of beëindigd, heeft recht op een afbouwtoelage indien hij de toelage(n) zonder onderbreking van tenminste twee maanden gedurende tenminste drie jaren heeft genoten én met de verlaging of beëindiging van de toelage(n) een bedrag is gemoeid van tenminste 3% van zijn salaris. 2. Het eerste lid is niet van toepassing: op ambtenaren op wie het FLO-overgangsrecht (hoofdstuk 9a, 9b, 9c of 9d) van toepassing is, of indien voor de ambtenaar voorzieningen zijn getroffen in een sociaal plan. 3. De looptijd van de afbouwtoelage is maximaal drie jaar. De afbouwtoelage bedraagt in het eerste jaar 75%, in het tweede jaar 50% en in het derde jaar 25% van het af te bouwen bedrag. 4. Indien de hoogte van de af te bouwen toelage(n) aan wisselingen onderhevig was, wordt de afbouwtoelage vastgesteld op het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden. 5. Indien het salaris van de ambtenaar wordt verhoogd doordat hij een functie aanvaardt waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, wordt de afbouwtoelage verrekend met de salarisverhoging. 4. Overige vergoedingen en uitkeringen Artikel 3:17 BHV-vergoeding 1. De ambtenaar die door het college is aangewezen om tevens werkzaam te zijn als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet ontvangt een vergoeding indien hij de taken in verband met bedrijfshulpverlening in voldoende omvang verricht. 2. De vergoeding bedraagt 220,00 per jaar. Artikel 3:18 Overwerkvergoeding 1. De ambtenaar die overwerk verricht en valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden (artikel 4:4) of in dienstrooster bij de brandweer werkt (artikel 4:8), heeft recht op een overwerkvergoeding. Over de uren waarover een overwerkvergoeding wordt uitbetaald, kan niet tegelijk een toelage onregelmatige dienst (artikel 3:9) worden uitbetaald. 2. De overwerkvergoeding bestaat uit: a. verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk, b. het bedrag over het aantal volle uren overwerk ter hoogte van het volgende percentage van het uurloon van de ambtenaar: 100% voor overwerk op een zondag of feestdag (artikel 4:5) tussen 0 en 24 uur; 75% voor overwerk op een zaterdag tussen 0 en 24 uur;

23 6 75% voor overwerk op een maandag of de dag volgend op een feestdag tussen 0 en 6 uur; 50% voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0 en 6 uur; 50% voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag donderdag of vrijdag tussen 20 en 24 uur; 25% voor overwerk op maandag dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur. 3. Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst dit toelaten wordt het verlof verleend op een tijdstip dat de ambtenaar wenst. 4. Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het derde lid, dan bestaat de vergoeding uitsluitend uit een bedrag, dat bestaat uit het uurloon, en een percentage van het uurloon conform het tweede lid onder b. 5. De ambtenaar op wie de bijzondere regeling van de werktijden van toepassing is en die tijdens beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, ontvangt over de gewerkte tijd een overwerkvergoeding. 6. De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een overwerkvergoeding. Artikel 3:19 Ambtsjubileum 1. Een ambtenaar ontvangt éénmalig een jubileumtoelage zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is. Onder overheidsdienst wordt verstaan de tijd die hij in dienst is geweest bij een bij het ABP aangesloten werkgever. 2. Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris over de maand van jubileren, plus de vakantietoelage berekend over deze maand en de in deze maand toegekende salaristoelagen. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris over de maand van jubileren, plus de vakantietoelage en de toegekende salaristoelagen. 3. Een ambtenaar aan wie volledig ontslag wordt verleend op grond van: artikel 8:3; artikel 8:4, of artikel 8:11, en die binnen vijf jaar na de datum van ontslag, maar voor het bereiken van de AOWgerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad op een jubileumtoelage, ontvangt een evenredig deel van de toelage. In dat geval wordt de laatste maand vóór de datum van ingang van het ontslag als de maatgevende maand aangemerkt. Artikel 3:20 Beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties Het college kan aan een ambtenaar of een groep ambtenaren eenmalig een geldbedrag toekennen voor uitstekend functioneren en/of geleverde bijzondere prestaties. Toelichting: Desgewenst kan het geldbedrag in meerdere termijnen worden uitgekeerd. Artikel 3:21 Reis- en verblijfkostenvergoeding Een ambtenaar heeft recht op vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen die hij heeft gemaakt in het belang van de dienst. Bij gebruik van het openbaar vervoer is de vergoeding op basis van het 2e klasse tarief. Artikel 3:22 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer Het college kan een ambtenaar een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer toekennen.

24 7 Artikel 3:23 Overlijdensuitkering 1. Het recht op salaris vermeerderd met de toegekende salaristoelagen eindigt de dag na het overlijden van de ambtenaar. 2. Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen een overlijdensuitkering, die bestaat uit: a. driemaal het laatst genoten salaris vermeerderd met het individueel keuzebudget en de toegekende salaristoelagen; b. het resterende deel van het individueel keuzebudget over de periode van 1 januari tot en met de dag van overlijden. 3. Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het voorgaande lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was. Artikel 3:24 Uitkering bij overlijden in en door de dienst 1. Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de achterblijvende partner een uitkering verstrekt. Indien de overledene geen partner nalaat, wordt de uitkering verstrekt aan de minderjarige kinderen. 2. De uitkering bedraagt één jaarsalaris, vermeerderd met de toegekende salaristoelagen, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden plus het resterende deel van het individueel keuzebudget. 3. Indien het college een verzekering heeft afgesloten die tot uitkering komt als de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor het college zich heeft verzekerd, met een minimum ter grootte van de in het vorige lid genoemde uitkering. 4. Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het eerste lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was. Artikel 3:25 Recht op tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering (niet van toepassing op medewerkers van de gemeenten Amsterdam en Den Haag) 1. De ambtenaar, die een aanvullende verzekering Extra Zorg 3 of Extra Zorg 4 bij IZA Zorgverzekeraar NV, of Mijn Keuze 3 of Mijn Keuze 4 bij Zilveren Kruis Achmea heeft, heeft recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten. 2. De tegemoetkoming in de ziektekosten wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december uitbetaald. 3. Bij indiensttreding op of na 1 januari van een kalenderjaar heeft de ambtenaar naar evenredigheid recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten. Artikel 3:26 Hoogte tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering (niet van toepassing op medewerkers van de gemeenten Amsterdam en Den Haag) 1. De tegemoetkoming in de ziektekosten is 168,= per jaar. 2. De tegemoetkoming in de ziektekosten is 296,= per jaar als het salaris van de ambtenaar lager is dan of gelijk is aan het bedrag dat hoort bij de hoogste periodiek van schaal De ambtenaar die gedurende het jaar in dienst treedt of ontslagen wordt ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten naar rato van de tijd dat hij in dienst is geweest. 4. De peildatum voor de vergelijking van het tweede lid is de maand december. Voor de ambtenaar die gedurende het jaar uit dienst treedt is de peildatum voor de vergelijking van het tweede lid de laatste maand dat de ambtenaar in dienst is geweest. 5. IKB Deze artikelen volgen zodra de uitwerking van het IKB gereed is.

25 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) betreft cao (2) car-uwo teksten uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 bijlage(n) 2 datum 2 oktober 2014 Samenvatting Deze ledenbrief gaat over de wijzigingen in de CAR-UWO die volgen uit het principeakkoord over de cao Een overzicht van de uitwerking van alle afspraken in het principeakkoord en de uitwerking van de salarismaatregelen staan in twee andere brieven, die tegelijk met deze brief zijn verstuurd. In deze ledenbrief staan de wijzigingen in de CAR-UWO die volgen uit de afspraken over: 1. Stage- en werkervaringsplaatsen 2. Opeenvolgende aanstellingen 3. Opbouw en opname van verlof tijdens ziekte 4. Vakbondsverlof 5. Einde na-wettelijke uitkering De wijzigingen in de CAR-UWO staan in bijlagen 1 en 2. VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel CVA@VNG.NL

26 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) betreft cao (2) car-uwo teksten uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 bijlage(n) 2 datum 2 oktober 2014 Geacht college en gemeenteraad, Deze brief gaat over de uitwerking van de Cao Gemeenten De uitwerking van de Cao Gemeenten staat naast deze LOGA-brief in twee andere LOGA-brieven. De drie LOGA-brieven vormen samen één pakket: Uitwerking cao (1) Algemeen Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten (deze LOGA-brief) Uitwerking cao (3) Uitwerking salarismaatregelen In deze LOGA-brief worden de nieuwe of gewijzigde teksten in de CAR-UWO met de bijbehorende toelichting gepresenteerd en wordt aangegeven met ingang van welke datum deze bepalingen in werking treden. In deze brief staan wijzigingen van de bepalingen over: 1. Stage- en werkervaringsplaatsen 2. Opeenvolgende aanstellingen 3. Opbouw en opname van verlof tijdens ziekte 4. Vakbondsverlof 5. Einde na-wettelijke uitkering

27 De wijzigingen in de CAR-UWO staan in bijlagen 1 en Stage- en werkervaringsplaatsen. Gemeenten willen jongeren en werkzoekenden kansen geven om werkervaring op te doen, om zo hun positie op de arbeidsmarkt te versterken. De CAR-UWO wordt zodanig aangepast dat gemeenten een heldere en eenduidige rechtsgrond hebben op basis waarvan zij jongeren en werkzoekenden een stage- of werkervaringsplaats kunnen aanbieden, zonder dat dit leidt tot niet beoogde rechtspositionele gevolgen. Het gaat hierbij om jongeren en werkzoekenden die nog een opleiding volgen of die hun opleiding al hebben afgerond, en voor wie bij de gemeente geen plek is voor een volwaardige aanstelling. Daartoe worden met ingang van 1 januari 2015 aan hoofdstuk 1 twee nieuwe CAR-artikelen (1:2a en 1:2b) toegevoegd onder gelijktijdige intrekking van de artikelen 1:2:2 en 1:2:3 UWO. 2. Opeenvolgende aanstellingen 1 De in de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) gewijzigde (keten)bepalingen over de contractuele gevolgen van opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten worden met ingang van 1 juli 2015 ook in een gewijzigd artikel 2:4 CAR opgenomen. Daarmee is de CAR-UWO op dit onderdeel in lijn met het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast bevat het nieuwe lid 4 van artikel 2:4 CAR een anti-draaideur bepaling, waardoor de gemeentelijke rechtspositieregeling ook op dit punt overeenstemt met zowel de desbetreffende bepalingen in het BW als met recente jurisprudentie. Tegelijkertijd wordt het overgangsrecht in artikel 2:6 CAR aangepast. Door deze wijzigingen zal vanaf 1 juli 2015 een keten van elkaar opvolgende dienstverbanden met een tussenliggende periode van niet meer dan 6 maanden, na de derde verlenging óf het overschrijden van een termijn van 2 jaar van rechtswege worden omgezet in een vast dienstverband. Omdat de nieuwe maximale aanstellingsduur van 2 jaar per 1 juli 2015 gelijk is aan de huidige maximale aanstellingsduur voor aanstellingen bij wijze van proef, wordt deze laatste niet meer afzonderlijk geregeld in artikel 2:4 CAR. Dit betekent niet dat aanstellingen bij wijze van proef tot het verleden gaan behoren. Ook na 1 juli 2015 kan de proefneming als grondslag (en intentie) voor de tijdelijke aanstelling worden gehanteerd. De anti-draaideur bepaling in lid 4 van artikel 2:4 CAR is het sluitstuk van de gewijzigde 1 Hoewel de bepalingen m.b.t. dit onderwerp pas met ingang van 1 juli 2015 in werking treden is dit onderwerp met het oog op het daarmee verbonden overgangsrecht al in deze brief opgenomen. Betreft cao (2) car-uwo teksten Datum 2 oktober /05

28 regelgeving over opeenvolgende dienstverbanden. Lid 4 regelt dat de arbeidsrechtelijke gevolgen van opeenvolgende dienstverbanden die een medewerker heeft met verschillende werkgevers (zoals uitzendbureaus, payroll bedrijven of detacheringsbureaus), waarbij deze medewerker binnen dezelfde organisatie feitelijk (in hoofdzaak) dezelfde werkzaamheden blijft verrichten, voor rekening komen van de (opvolgende) werkgever bij overschrijding van de in lid 2 of lid 3 genoemde grenzen. Lid 4 van artikel 2:4 CAR heeft geen betrekking op de situatie waarin een ambtenaar bij gemeente A uit dienst gaat om vervolgens bij gemeente B in dienst te treden. Met het nieuwe artikel 2:4 CAR is het mogelijk om een medewerker op basis van één aanstelling voor een langere periode dan 24 maanden aan te stellen. In de toelichting bij artikel 2:4 CAR hebben LOGA-partijen geregeld dat deze mogelijkheid gebruik kan worden bij zodanig unieke werkzaamheden, dat van de gemeente in redelijkheid niet verwacht kan worden dat ze de daarvoor benodigde kennis en kunde op een structurele basis in huis heeft. 3. Opbouw en opname van verlof tijdens ziekte Om de regels in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving en de daaruit voortgekomen jurisprudentie 2, is afgesproken dat er voor het opbouwen en opnemen van verlofuren in de CAR-UWO geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de situatie waarin de medewerker ziek of niet-ziek is. Verder zijn er voor de opgebouwde verlofuren afspraken over een vervaltermijn voor het wettelijk verlof en een verjaringstermijn voor het bovenwettelijk verlof. Het wettelijk verlof is 144 uur per kalenderjaar. Het bovenwettelijk verlof is dat deel van het jaarlijks toegekende verlof dat het wettelijk verlof overstijgt (artikel 6:2 lid 1 CAR). Het bovenwettelijk verlof betreft in ieder geval de in de CAR geregelde 14,4 uur per kalenderjaar, alsmede de op gemeentelijk niveau geregelde verlofdagen. Daartoe zijn de artikelen 6:2 CAR en 6:2:3 UWO gewijzigd en worden twee nieuwe CAR-artikelen (6:2a en 6:2b) ingevoegd. Vanwege de gewijzigde regels rond opbouw en opname van verlof, is het van belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen het vervallen en verjaren van verlofrechten. Bij verval komt het recht op verlof onherroepelijk te vervallen door het verstrijken van een termijn. Bij verjaring komt het verlof in beginsel ook te vervallen na het verstrijken van de termijn, maar kan dit door van een verklaring van de rechthebbende medewerker worden gestuit. Het gevolg van stuiten is dat een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen en de medewerker zijn aanspraak op het verlof behoudt. Dit laatste wil overigens niet zeggen dat hij er ook altijd over kan beschikken zoals geregeld in artikel 6:2:6 lid 3 UWO. De nieuwe bepalingen gaan in op 1 januari Tot dat moment dient uitvoering te worden 2 Hierbij wordt met name verwezen naar artikel 7 van de Europese arbeidstijdenrichtlijn (2003/88/EG) en de uitspraken van het Europese Hof van Justitie van 20 januari 2009 (Schultz Hoff C-350/06 en Stringer C520/06) Betreft cao (2) car-uwo teksten Datum 2 oktober /05

29 gegeven aan het beleid dat de gemeente de afgelopen jaren heeft gevoerd op grond van zowel de CAR-UWO, als de Europese Arbeidstijdenrichtlijn en de daarop gebaseerde uitspraken van het Europese Hof van Justitie en de nationale rechters Vakbondsverlof Ter verduidelijking van de regels voor tot het toekennen van vakbondsverlof is lid 3 van artikel 6:4:2 UWO aangepast: nu wordt daarin ook de vakbondsconsulent en de arbeidsvoorwaardenadviseur genoemd. Deze functionarissen moeten daartoe door de betreffende vakbond zijn aangewezen. Arbeidsvoorwaardenadviseurs kunnen ook bij andere organisaties dan waar hij in dienst is, worden ingezet. Er wordt op gewezen dat in lid 8 van artikel 6:4:2 UWO is geregeld dat het college nadere regels kan stellen voor het toekennen van verlof. 5. Einde na-wettelijke uitkering Door de geleidelijke verhoging van AOW-leeftijd en de daarmee corresponderende wijziging van het Pensioenreglement, is met ingang van 15 juli 2014 de leeftijdsbepaling (62 jaar en 9 maanden) in lid 3 van artikel 10d:33 CAR vervangen door AOW-gerechtigde leeftijd. De gewijzigde bepaling is van toepassing op (ex-)ambtenaren die op 15 juli 2014 in dienst zijn van de werkgever, of in het genot zijn van een WW of nawettelijke uitkering op grond van hoofdstuk 10d van de CAR-UWO. Werkgevers die medewerkers van wie kon worden voorzien dat ze onder het oude regime in dit AOW-gat zouden vallen financieel hebben gecompenseerd, maar die door deze wijziging van de CAR nu toch aanspraak kunnen maken op een langere uitkeringsduur, mogen deze compensatie in mindering brengen op de alsnog uit te betalen bovenwettelijke uitkering aan de betrokken (ex)medewerker. Rechtskrachtbepaling. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn gemeenten gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt 3 Zie voor meer informatie de handreiking die de VNG in maart 2011 heeft uitgebracht : %20ziekte_%2031_3_2011.pdf Betreft cao (2) car-uwo teksten Datum 2 oktober /05

30 dat eveneens voor de zogenoemde UWO-bepalingen. De CAR en de UWO zijn geen CAO in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het college verplicht, respectievelijk bevoegd, voor gemeenteambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 107e Gemeentewet heeft de raad deze bevoegdheid voor de griffie. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. Sinds 1 januari 2014 dient dit te geschieden door vermelding in een elektronisch en algemeen toegankelijk gemeenteblad, overeenkomstig de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden. Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Mw. mr. S. Pijpstra secretaris Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. Betreft cao (2) car-uwo teksten Datum 2 oktober /05

31 Bijlage 1 bij U CAR-wijzigingen A Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Stageplaats Artikel 1:2a 1. Het college kan een student in het kader van opleiding, studie of onderzoek een stageplaats aanbieden op basis van een stage-overeenkomst. 2. Op de stage-overeenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4a, 5a, 6, 6a, 7,10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B, 2:4. 3. De stage-overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, waarbij de duur afhankelijk is van de leerdoelen van de stagiair. 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in samenspraak met de stagiair en onderwijsinstelling, waarbij het leerproces van de stagiair centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding. 5. Aan de stagiair kan een onkostenvergoeding worden betaald. 6. De stagiair is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. Werkervaringsplaats Artikel 1:2b 1. Het college kan degene die daarom verzoekt een werkervaringsplaats aanbieden op basis van een werkervaringsovereenkomst. 2. Op de werkervaringsovereenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4a, 5a, 6, 6a, 7,10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B en 2:4. 3. De werkervaringsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, voor een periode van maximaal 6 maanden. De werkervaringsovereenkomst kan eenmalig worden verlengd met een periode van maximaal 6 maanden. 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in overleg met de medewerker, waarbij het leerproces van de medewerker centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding. 5. Aan de medewerker wordt een onkostenvergoeding betaald. 6. De medewerker is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. B Met ingang van 1 januari 2015 wordt de toelichting bij de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Artikel 1:2a en 1:2b De werkervaringsplaats is bedoeld voor personen die op eigen initiatief werkervaring willen opdoen. De stageplaats is bedoeld voor personen die in het kader van een opleiding/onderwijs praktijkervaring op willen doen. Er is in dat geval sprake van een driehoeksrelatie tussen stage verlener, stagiaire en opleidingsinstituut.

32 Bij een werkervaringsplaats (wep) staan het leerproces en het opdoen van ervaring centraal en niet het verdienen van geld 1. Dit neemt niet weg dat er wel een redelijke onkostenvergoeding kan worden betaald 2. Wat een redelijke onkostenvergoeding is voor stagiaires en wep-ers wordt lokaal in overleg met het bevoegde medezeggenschapsorgaan vastgesteld. Een sterke gezagsverhouding kan bij een eventuele gerechtelijke procedure wijzen op het bestaan op een arbeidsovereenkomst. Het is echter onmogelijk om als wep-er niet in een zekere gezagsverhouding tot je leidinggevende te staan. In de praktijk komt het erop neer dat de wep-er een zekere keuze moet hebben in de werkzaamheden die hij/zij verricht, om zodoende invloed te hebben op het eigen leerproces. Ook bij het opnemen van vrije dagen e.d. moet de wep-er een zekere mate van vrijheid hebben. In de artikelen 1:2a en 1:2b worden een aantal artikelen en hoofdstukken van de CAR-UWO van toepassing uitgesloten. Voor zover het de bedoeling is om ook (onderdelen) van lokale regelingen uit te sluiten van toepassing op stagiaires en wep-ers, moet dat in die lokale regeling worden geregeld. Zowel de stagiaire als de wep-er zijn geen ambtenaar in de zin van artikel 1:1. C Met ingang van 1 juli worden de artikelen 2:4 en 2:6 gewijzigd en komen als volgt te luiden. Duur van de aanstelling Artikel 2:4 1. De aanstelling geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd. 2. Vanaf de dag dat een reeks van twee of drie tijdelijke aanstellingen, die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste 6 maanden, een periode van 24 maanden overschrijdt (de tussenpozen inbegrepen), geldt de laatste aanstelling met ingang van die dag als vaste aanstelling. 3. Vanaf de dag dat meer dan drie tijdelijke aanstellingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 6 maanden, geldt de laatste aanstelling als vaste aanstelling. 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen en arbeidsovereenkomsten tussen een ambtenaar en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid of geschiktheid van de ambtenaar, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. 1 CRvB 17 juli 1990, RSV 1990/ CRvB 23 juni 1992, RSV 1992/ Indien de invoeringsdatum van de betreffende bepalingen in de WWZ wordt gewijzigd, verschuift de ingangsdatum van deze bepalingen in de CAR naar de zelfde datum.

33 Overgangsrecht Artikel 2:6 Op aanstellingen die op 1 juli 2015 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:4 (oud), wordt artikel 2:4 (nieuw) pas van toepassing indien een volgende aanstelling wordt aangegaan binnen een periode van ten hoogste zes maanden na het einde van de laatste aanstelling. D Met ingang van 1 juli 2015 worden de toelichtingen bij de artikelen 2:4 en 2:6 gewijzigd en komen ze als volgt te luiden: Artikel 2:4 In het eerste lid van dit artikel wordt de basis gelegd voor een vaste of tijdelijke aanstelling. De tijdelijke aanstelling kan voor bepaalde of onbepaalde tijd plaatsvinden. In tegenstelling tot de situatie van voor 1 juli 2001 is er geen limitatieve opsomming van aanstellingsgronden meer. Iedere grond mag gebruikt worden. Alleen bij een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd móet een aanstellingsgrond genoemd worden (zie artikel 2:4:1). Het niet langer aanwezig zijn van de aanstellingsgrond is de reden dat uit die aanstelling voor onbepaalde tijd ontslag verleend kan worden (zie ook artikel 8:12). Bij een tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd is het niet nodig om een aanstellingsgrond te noemen. Het verstrijken van de termijn van aanstelling is de reden van beëindiging van die aanstelling (zie artikel 8:12). In dit artikel worden voorts de maximale termijnen voor tijdelijke aanstellingen bepaald, alsmede het maximum aantal tijdelijke aanstellingen dat mag worden gegeven alvorens een tijdelijke aanstelling van rechtswege wordt omgezet in een vaste aanstelling. Hierbij is aangesloten bij de wijzigingen in het BW als gevolg van het van kracht worden van de betreffende bepalingen in de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 (stb.2014,216) Met de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 2:4 per 1 juli 2015, waarin de materiele normen van de Wet Werk en Zekerheid zijn verwerkt, is het oude lid 4 komen te vervallen waarin de aanstelling bij wijze van proef was geregeld. De reden daarvan is dat met de wijziging van artikel 2:4 de maximale aanstellingsduur voor (opeenvolgende) aanstellingen voor bepaalde tijd is vastgesteld op 24 maanden. Dit maximum gold tot 1 juli 2015 voor de aanstelling bij wijze van proef, maar heeft sindsdien zijn betekenis verloren. Onder het huidige artikel 2:4 kunnen nieuwe medewerkers nog steeds op proef worden aangesteld. Een aanstelling voor bepaalde tijd kan de 24 maanden overschrijden voor een eenmalig project waarvoor unieke werkzaamheden moeten worden verricht en waarvoor van de gemeente redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat deze de kennis in huis heeft.

34 Artikel 2:6 Indien op of na 1 juli 2015 een nieuwe aanstelling van kracht wordt met een tussenpoos ten opzichte van de voorgaande aanstelling van 6 maanden of korter, telt de voorgaande aanstelling mee in de keten volgens het nieuwe artikel 2:4. Het oude artikel 2:4 (inclusief de tussenpoos van 3 maanden) blijft van toepassing op aanstellingen die zijn ingegaan voor 1 juli E Met ingang van 1 januari 2015 wordt artikel 6:2 gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 6:2 1. De vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt ten minste 158,4 uur per kalenderjaar. Hiervan is 144 uur per kalenderjaar wettelijk verlof. 2. Voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kan de ambtenaar verzoeken in het daaropvolgende kalenderjaar de arbeidsduur per jaar te mogen overschrijden met - bij een volledige betrekking - een maximum van 50,4 uren en deze uren om te zetten in vakantie als bedoeld in het eerste lid. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum. 3. Het college wijst een verzoek als bedoeld in het vorige lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. F Met ingang van 1 januari worden de artikelen 6:2a en 6:2b toegevoegd en komen ze als volgt te luiden. Vervaltermijn wettelijk verlof Artikel 6:2a 1. Indien in een kalenderjaar het wettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, vervalt dit verlof 12 maanden na het einde van dat kalenderjaar, tenzij de ambtenaar tot aan dat tijdstip om medische redenen redelijkerwijs niet in staat is geweest om dit vakantieverlof op te nemen, of dit vanwege dienstbelang niet mogelijk is geweest. 2. Een ambtenaar kan een verzoek indienen om zijn wettelijk verlof gedeeltelijk in te zetten voor een langere verlofperiode. Het college kan daarbij de in lid 1 genoemde termijn verlengen. Verjaringstermijn bovenwettelijk verlof Artikel 6:2b Indien in een kalenderjaar het bovenwettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, verjaart dit verlof 60 maanden na het einde van dat kalenderjaar. G Met ingang van 1 januari 2015 wordt de toelichting op artikel 6:2 gewijzigd en komt het als volgt te luiden: Aan de toelichting op artikel 6:2 lid 1 wordt toegevoegd: Op grond van artikel 7 van de Europese Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeid, hebben werknemers jaarlijks recht op ten minste

35 4 weken vakantie met behoud van salaris, dat wil zeggen viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Dat betekent dat bij een 36-urige werkweek het wettelijk verlof 144 uur bedraagt. H Met ingang van 1 januari 2015 worden de toelichtingen op artikelen 6:2a en 6:2b toegevoegd. Ze komen als volgt te luiden: Artikel 6:2a Lid 1 Het wettelijk verlof is primair bedoeld ter recuperatie in het jaar waarin het wordt opgebouwd. Niettemin zullen er situaties zijn waarin het wettelijk verlof in enig jaar niet geheel kan worden opgenomen. Daarom geldt een vervaltermijn van 12 maanden. Als een ambtenaar te ziek is om verlof op te nemen, bijvoorbeeld omdat hij in een ziekenhuis moet verblijven, geldt deze termijn niet. Vanzelfsprekend zal in onderling overleg tussen college en ambtenaar na herstel een plan worden gemaakt hoe om te gaan met het resterende wettelijk verlof. Lid 2 Als een ambtenaar een langere verlofperiode wil opnemen, bijvoorbeeld voor een loopbaanverlof (sabbatical) en daarvoor ook wettelijk verlof wil inzetten, kan hij het college vragen om af te zien van de vervaltermijn. Het college en de ambtenaar maken in onderling overleg hierover afspraken op basis van een onderbouwd schriftelijk verzoek van de ambtenaar. Artikel 6:2b Het totale saldo verlofuren waarover de ambtenaar op 31 december 2014 beschikt, wordt beschouwd als bovenwettelijk verlof. I Met ingang van 15 juli 2014 wordt artikel 10d:33 lid 3 gewijzigd en komt het als volgt te luiden: Artikel 10d:33 lid 3 Vanaf 15 juli 2014 eindigt de na-wettelijke uitkering op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt heeft. J Met ingang van 15 juli 2014 wordt de toelichting op artikel 10d:33 lid 3 gewijzigd en komt het als volgt te luiden: De wijziging van lid 3 waarbij de beëindiging van de na-wettelijke uitkering wordt gekoppeld aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is in werking getreden op15 juli De gewijzigde bepaling heeft betrekking op de ambtenaar die op 15 juli 2014 bij de werkgever in dienst is, of de ex-ambtenaar die op die datum als gevolg van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:5, 8:6 of 8:8 CAR in het genot is van een WW- of na-wettelijke uitkering.

36 Bijlage 2 bij U CAR-UWO wijzigingen A Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Stageplaats Artikel 1:2a 1. Het college kan een student in het kader van opleiding, studie of onderzoek een stageplaats aanbieden op basis van een stage-overeenkomst. 2. Op de stage-overeenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4a, 5a, 6, 6a, 7,10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B, 2:4. 3. De stage-overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, waarbij de duur afhankelijk is van de leerdoelen van de stagiair. 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in samenspraak met de stagiair en onderwijsinstelling, waarbij het leerproces van de stagiair centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding. 5. Aan de stagiair kan een onkostenvergoeding worden betaald. 6. De stagiair is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. Werkervaringsplaats Artikel 1:2b 1. Het college kan degene die daarom verzoekt een werkervaringsplaats aanbieden op basis van een werkervaringsovereenkomst. 2. Op de werkervaringsovereenkomst is de CAR-UWO van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4a, 5a, 6, 6a, 7,10d en 17 en artikelen 2:1A, 2:1B en 2:4. 3. De werkervaringsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, voor een periode van maximaal 6 maanden. De werkervaringsovereenkomst kan eenmalig worden verlengd met een periode van maximaal 6 maanden. 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in overleg met de medewerker, waarbij het leerproces van de medewerker centraal staat. Het college zorgt voor adequate begeleiding. 5. Aan de medewerker wordt een onkostenvergoeding betaald. 6. De medewerker is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. B Met ingang van 1 januari 2015 wordt de toelichting bij de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd, deze komt als volgt te luiden: Artikel 1:2a en 1:2b De werkervaringsplaats is bedoeld voor personen die op eigen initiatief werkervaring willen opdoen. De stageplaats is bedoeld voor personen die in het kader van een opleiding/onderwijs praktijkervaring op willen doen. Er is in dat geval sprake van een driehoeksrelatie tussen stage verlener, stagiaire en opleidingsinstituut.

37 Bij een werkervaringsplaats (wep) staan het leerproces en het opdoen van ervaring centraal en niet het verdienen van geld 1. Dit neemt niet weg dat er wel een redelijke onkostenvergoeding kan worden betaald 2. Wat een redelijke onkostenvergoeding is voor stagiaires en wep-ers wordt lokaal in overleg met het bevoegde medezeggenschapsorgaan vastgesteld. Een sterke gezagsverhouding kan bij een eventuele gerechtelijke procedure wijzen op het bestaan op een arbeidsovereenkomst. Het is echter onmogelijk om als wep-er niet in een zekere gezagsverhouding tot je leidinggevende te staan. In de praktijk komt het erop neer dat de wep-er een zekere keuze moet hebben in de werkzaamheden die hij/zij verricht, om zodoende invloed te hebben op het eigen leerproces. Ook bij het opnemen van vrije dagen e.d. moet de wep-er een zekere mate van vrijheid hebben. In de artikelen 1:2a en 1:2b worden een aantal artikelen en hoofdstukken van de CAR-UWO van toepassing uitgesloten. Voor zover het de bedoeling is om ook (onderdelen) van lokale regelingen uit te sluiten van toepassing op stagiaires en wep-ers, moet dat in die lokale regeling worden geregeld. Zowel de stagiaire als de wep-er zijn geen ambtenaar in de zin van artikel 1:1 C D Met ingang van 1 januari 2015 komen de artikelen 1:2:2 en 1:2:3 te vervallen. Met ingang van 1 juli worden de artikelen 2:4 en 2:6 gewijzigd en komen als volgt te luiden: Duur van de aanstelling Artikel 2:4 1. De aanstelling geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd. 2. Vanaf de dag dat een reeks van twee of drie tijdelijke aanstellingen, die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste 6 maanden, een periode van 24 maanden overschrijdt (de tussenpozen inbegrepen), geldt de laatste aanstelling met ingang van die dag als vaste aanstelling. 3. Vanaf de dag dat meer dan drie tijdelijke aanstellingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 6 maanden, geldt de laatste aanstelling als vaste aanstelling. 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen en arbeidsovereenkomsten tussen een ambtenaar en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid of geschiktheid van de ambtenaar, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. 1 CRvB 17 juli 1990, RSV 1990/ CRvB 23 juni 1992, RSV 1992/ Indien de invoeringsdatum van de betreffende bepalingen in de WWZ wordt gewijzigd, verschuift de ingangsdatum van deze bepalingen in de CAR naar de zelfde datum.

38 Overgangsrecht Artikel 2:6 Op aanstellingen die op 1 juli 2015 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:4 (oud), wordt artikel 2:4 (nieuw) pas van toepassing indien een volgende aanstelling wordt aangegaan binnen een periode van ten hoogste zes maanden na het einde van de laatste aanstelling. E Met ingang van 1 juli 2015 worden de toelichtingen bij de artikelen 2:4 en 2:6 gewijzigd en komen ze als volgt te luiden: Artikel 2:4 In het eerste lid van dit artikel wordt de basis gelegd voor een vaste of tijdelijke aanstelling. De tijdelijke aanstelling kan voor bepaalde of onbepaalde tijd plaatsvinden. In tegenstelling tot de situatie van voor 1 juli 2001 is er geen limitatieve opsomming van aanstellingsgronden meer. Iedere grond mag gebruikt worden. Alleen bij een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd móet een aanstellingsgrond genoemd worden (zie artikel 2:4:1). Het niet langer aanwezig zijn van de aanstellingsgrond is de reden dat uit die aanstelling voor onbepaalde tijd ontslag verleend kan worden (zie ook artikel 8:12). Bij een tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd is het niet nodig om een aanstellingsgrond te noemen. Het verstrijken van de termijn van aanstelling is de reden van beëindiging van die aanstelling (zie artikel 8:12). In dit artikel worden voorts de maximale termijnen voor tijdelijke aanstellingen bepaald, alsmede het maximum aantal tijdelijke aanstellingen dat mag worden gegeven alvorens een tijdelijke aanstelling van rechtswege wordt omgezet in een vaste aanstelling. Hierbij is aangesloten bij de wijzigingen in het BW als gevolg van het van kracht worden van de betreffende bepalingen in de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 (stb.2014,216) Met de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 2:4 per 1 juli 2015, waarin de materiele normen van de Wet Werk en Zekerheid zijn verwerkt, is het oude lid 4 komen te vervallen waarin de aanstelling bij wijze van proef was geregeld. De reden daarvan is dat met de wijziging van artikel 2:4 de maximale aanstellingsduur voor (opeenvolgende) aanstellingen voor bepaalde tijd is vastgesteld op 24 maanden. Dit maximum gold tot 1 juli 2015 voor de aanstelling bij wijze van proef, maar heeft sindsdien zijn betekenis verloren. Onder het huidige artikel 2:4 kunnen nieuwe medewerkers nog steeds op proef worden aangesteld. Een aanstelling voor bepaalde tijd kan de 24 maanden overschrijden voor een eenmalig project waarvoor unieke werkzaamheden moeten worden verricht en waarvoor van de gemeente redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat deze de kennis in huis heeft.

39 Artikel 2:6 Indien op of na 1 juli 2015 een nieuwe aanstelling van kracht wordt met een tussenpoos ten opzichte van de voorgaande aanstelling van 6 maanden of korter, telt de voorgaande aanstelling mee in de keten volgens het nieuwe artikel 2:4. Het oude artikel 2:4 (inclusief de tussenpoos van 3 maanden) blijft van toepassing op aanstellingen die zijn ingegaan voor 1 juli F Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 6:2 en 6:2:3 gewijzigd en komen ze als volgt te luiden: Artikel 6:2 1. De vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt ten minste 158,4 uur per kalenderjaar. Hiervan is 144 uur per kalenderjaar wettelijk verlof. 2. Voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kan de ambtenaar verzoeken in het daaropvolgende kalenderjaar de arbeidsduur per jaar te mogen overschrijden met - bij een volledige betrekking - een maximum van 50,4 uren en deze uren om te zetten in vakantie als bedoeld in het eerste lid. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum. 3. Het college wijst een verzoek als bedoeld in het vorige lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Vakantieopbouw tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid en andere redenen van afwezigheid Artikel 6:2:3 1. De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen heeft recht op vakantie naar rato van de tijd dat hij zijn betrekking vervult. 2. Voor de ambtenaar die door oorzaken anders dan die bedoeld in het eerste lid, niet gedurende het volle kalenderjaar zijn betrekking vervult, wordt de duur van de vakantie naar evenredigheid verminderd behoudens het bepaalde in het derde lid. 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 6:1:1, eerste lid, wordt een vermindering, bedoeld in het tweede lid, niet toegepast: a. gedurende afwezigheid wegens zwangerschap en bevalling; b. gedurende afwezigheid wegens ziekte 4. Indien aan de ambtenaar op zijn verzoek vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij wegens ziekte geheel of gedeeltelijk zijn arbeid niet kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren dat hij op die dag zou werken als hij niet ziek zou zijn geweest. 5. Voor vakantie-uren waarop de ambtenaar aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het uurloon van de ambtenaar voor elk niet verleend vakantie-uur. G Met ingang van 1 januari worden de artikelen 6:2a en 6:2b toegevoegd en komen ze als volgt te luiden: Vervaltermijn wettelijk verlof Artikel 6:2a 1. Indien in een kalenderjaar het wettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, vervalt dit verlof 12 maanden na het einde van dat kalenderjaar, tenzij de ambtenaar tot

40 aan dat tijdstip om medische redenen redelijkerwijs niet in staat is geweest om dit vakantieverlof op te nemen, of dit vanwege dienstbelang niet mogelijk is geweest. 2. Een ambtenaar kan een verzoek indienen om zijn wettelijk verlof gedeeltelijk in te zetten voor een langere verlofperiode. Het college kan daarbij de in lid 1 genoemde termijn verlengen. Verjaringstermijn bovenwettelijk verlof Artikel 6:2b Indien in een kalenderjaar het bovenwettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, verjaart dit verlof 60 maanden na het einde van dat kalenderjaar. H Met ingang van 1 januari 2015 worden de toelichtingen op de artikelen 6:2 en 6:2:3 gewijzigd en komen ze als volgt te luiden: Aan de toelichting op artikel 6:2 lid 1 wordt toegevoegd: Op grond van artikel 7 van de Europese Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeid, hebben werknemers jaarlijks recht op ten minste 4 weken vakantie met behoud van salaris, dat wil zeggen viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Dat betekent dat bij een 36-urige werkweek het wettelijk verlof 144 uur bedraagt. Artikel 6:2:3 komt als volgt te luiden: Artikel 6:2:3 Lid 1 Dit lid geeft in algemene zin aan dat de opbouw wordt verminderd naar rato van afwezigheid. Lid 3 Afwezigheid leidt niet in alle gevallen tot vermindering van vakantie-opbouw. Dat geldt voor afwezigheid wegens bevallings- en zwangerschapsverlof en afwezigheid wegens ziekte. Dat vloeit voort de uit Europese richtlijn 2003/88/EG. De richtlijn beperkt zich tot het wettelijk verlof. In de CAR wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen wettelijk en bovenwettelijk verlof. Lid 4 De ambtenaar kan ook tijdens ziekte vakantieverlof opnemen. De vakantie mag zijn herstel niet belemmeren; bij twijfel kan de bedrijfsarts hierover een advies geven, een en ander zoals veelal zal zijn geregeld in het Protocol als bedoeld in artikel 7:9 lid 4 CAR. De opgenomen vakantie wordt in mindering gebracht van het verlofsaldo. Op grond van artikel 6:1 wordt gedurende de vakantie de bezoldiging doorbetaald zonder de korting die eventueel al geldt gezien de duur van de ziekte. In het geval waarin de ambtenaar in het kader van een medische behandeling of therapie elders moet verblijven wordt geen vakantieverlof afgeschreven.

41 Lid 5 Voor vakantie-uren die niet zijn opgenomen bij ontslag krijgt de ambtenaar een vergoeding. Het uurloon bedraagt De toelichting op artikel 6:2b wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden 1/156 van het voor deeltijders naar een volledige dienstbetrekking herrekend salaris van de ambtenaar per maand (artikel 1:1, eerste lid, sub o van de CAR). Het salaris is het bedrag van de schaal dat op de ambtenaar van toepassing is op het moment dat het ontslag wordt verleend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag (zie artikel 3:1, tweede lid onder b CAR). I Met ingang van 1 januari 2015 worden de toelichtingen op de artikelen 6:2a en 6:2b toegevoegd en komen ze als volgt te luiden. Artikel 6:2a Lid 1 Het wettelijk verlof is primair bedoeld ter recuperatie in het jaar waarin het wordt opgebouwd. Niettemin zullen er situaties zijn waarin het wettelijk verlof in enig jaar niet geheel kan worden opgenomen. Daarom geldt een vervaltermijn van 12 maanden. Als een ambtenaar te ziek is om verlof op te nemen, bijvoorbeeld omdat hij in een ziekenhuis moet verblijven, geldt deze termijn niet. Vanzelfsprekend zal in onderling overleg tussen college en ambtenaar na herstel een plan worden gemaakt hoe om te gaan met het resterende wettelijk verlof. Lid 2 Als een ambtenaar een langere verlofperiode wil opnemen, bijvoorbeeld voor een loopbaanverlof (sabbatical) en daarvoor ook wettelijk verlof wil inzetten, kan hij het college vragen om af te zien van de vervaltermijn. Het college en de ambtenaar maken in onderling overleg hierover afspraken op basis van een onderbouwd schriftelijk verzoek van de ambtenaar. Artikel 6:2b Het totale saldo verlofuren waarover de ambtenaar op 31 december 2014 beschikt, wordt beschouwd als bovenwettelijk verlof. J Met ingang van 1 januari 2015 wordt artikel 6:4:2 lid 3 gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 6:4:2 lid 3 1. Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt door het college aan de ambtenaar met een volledige betrekking buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend : a. om, indien hij daartoe door een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in het eerste lid, onder a of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen - om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het gemeentelijk apparaat, welke ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, het geheel voor ten hoogste 216 uren per kalenderjaar; - als vakbondsconsulent, voor ten hoogste 50 uur per jaar voor een organisatie met minder dan 400 medewerkers en ten hoogste 100 voor een organisatie met meer dan 400 medewerkers;

42 - als arbeidsvoorwaardenadviseur voor ten hoogste 50 uur per jaar voor een organisatie met minder dan 400 medewerkers en ten hoogste 100 uur voor een organisatie met meer dan 400 medewerkers met dien verstande dat per vakcentrale per organisatie verlof wordt toegekend aan maximaal een arbeidsvoorwaardenadviseur b. voor het - op uitnodiging van een vereniging van ambtenaren - als cursist deelnemen aan een cursus welke door of ten behoeve van de leden van die vereniging van ambtenaren wordt gegeven, alles te samen voor ten hoogste 43,2 uren per twee kalenderjaren. K Met ingang van 1 januari 2015 wordt de toelichting bij artikel 6:2:4 lid 3 gewijzigd en komt als volgt te luiden: Vakbondsconsulenten zijn ambtenaren die daartoe zijn aangewezen door een vakvereniging en die binnen de gemeente medewerkers bijstaan in individuele aangelegenheden. Arbeidsvoorwaardenadviseurs zijn ambtenaren die daartoe zijn aangewezen door een vakvereniging en onder andere GO-leden adviseren binnen de eigen of een andere organisatie in de regio, conform artikel 12:2:7 lid 3. L Met ingang van 15 juli 2014 wordt artikel 10d:33 lid 3 gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 10d:33 lid 3 Vanaf 15 juli 2014 eindigt de na-wettelijke uitkering op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt heeft. M Met ingang van 15 juli 2014 wordt de toelichting op artikel 10d:33 lid 3 gewijzigd en komt als volgt te luiden: De wijziging van lid 3 waarbij de beëindiging van de na-wettelijke uitkering wordt gekoppeld aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is in werking getreden op15 juli De gewijzigde bepaling heeft betrekking op de ambtenaar die op 15 juli 2014 bij de werkgever in dienst is, of de ex-ambtenaar die op die datum als gevolg van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:5, 8:6 of 8:8 CAR in het genot is van een WW- of na-wettelijke uitkering.

43 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/070 CvA/LOGA 14/05 bijlage(n) 15 datum 2 oktober 2014 Samenvatting Met deze brief informeren wij u over de wijzigingen van de gemeentelijke salarisbedragen en de eenmalige uitkeringen die voortvloeien uit de Cao sector Gemeenten In de cao gemeenten zijn afspraken gemaakt over de invoering van een nieuwe salarisstructuur. Deze salarisstructuur is per 1 april 1996 ingevoerd. Vanaf 1 april 1996 moeten alle nieuwe medewerkers bij de gemeente zijn aangesteld in de nieuwe salarisstructuur. In de bijlage bij deze brief hebben wij ter informatie een schema opgenomen. Als in uw gemeente er nog medewerkers zijn in de oude salarisstructuur, kunt u controleren of dat klopt. VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel CVA@VNG.NL

44 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/070 CvA/LOGA 14/05 bijlage(n) 15 datum 2 oktober 2014 Geacht college en gemeenteraad, 1. Inleiding Deze brief gaat over de uitwerking van de Cao Gemeenten De uitwerking van de Cao Gemeenten staat naast deze ledenbrief in twee andere ledenbrieven. De drie ledenbrieven vormen samen één pakket: Uitwerking cao (1) Algemeen Uitwerking cao (2) CAR-UWO teksten Uitwerking cao (3) Uitwerking salarismaatregelen (deze ledenbrief) Met deze brief informeren wij u over salarismaatregelen die voortvloeien uit de Cao Gemeenten die loopt van 1 januari 2013 tot en met 31 december Deze brief bevat uitleg over twee salarismaatregelen: eenmalige uitkering (paragraaf 2), en wijzigingen van de gemeentelijke salarisbedragen (paragraaf 3) In paragraaf 4 gaan wij in op de gevolgen van de salarismaatregelen op uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid. In paragraaf 5 gaan wij in op de bepalingen rondom het

45 minimumloon en de gevolgen voor de vakantietoelage. Bijzondere personeelscategorieën komen aan de orde in paragraaf 6, waarna u geïnformeerd wordt over de inwerkingtreding, de rechtskracht en een overzicht van de bijlagen in de paragrafen 7, 8 en Eenmalige uitkering Het akkoord bevat een eenmalige uitkering in oktober 2014 van 350 bruto. Technische uitwerking Doelgroep Alle medewerkers die op 15 juli 2014 een aanstelling of arbeidsovereenkomst hebben op grond van de CAR-UWO, hebben recht op de eenmalige uitkering. De leden van de vrijwillige brandweer hebben geen recht op de eenmalige uitkering. In artikel 19:24 CAR is bepaald dat de vrijwillige brandweer de LOGA afspraken voor salaris volgt voor zover dit de algemene salarismutatie betreft. Een eenmalige uitkering is geen algemene salarismutatie. De eenmalige uitkering heeft geen invloed op de hoogte van bovenwettelijke uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid (uitkeringen op grond van hoofdstuk 9, 9a, 9b, 9c, 10, 10a, 10d, 11 en 11a van de CAR; zie ook paragraaf 4). Ten slotte vallen buitengewone ambtenaren burgerlijke stand niet onder de CAR-UWO. De eenmalige uitkering is daarom niet automatisch op hen van toepassing, zie verder paragraaf 5. Peilmoment Het peilmoment voor de eenmalige uitkering is 15 juli Een medewerker die op die datum in dienst was, heeft recht op de eenmalige uitkering. Grondslag Voor deeltijders en voor medewerkers die een arbeidsduur hebben van meer dan 36 uur per week (gebruik van artikel 2:7a CAR) geldt een bedrag naar rato van het dienstverband op de peildatum. Ook zieke medewerkers hebben recht op de eenmalige uitkering. Dit geldt ook voor medewerkers die met (gedeeltelijk) betaald of (gedeeltelijk) onbetaald verlof zijn. De eenmalige uitkering wordt niet gekort. Dit betekent dus dat medewerkers die onder het FLO-overgangsrecht vallen en in de periode van gedeeltelijk betaald verlof of onbezoldigd volledig verlof zitten recht hebben op de eenmalige uitkering. De betaling van deze eenmalige uitkeringen gebeurt rechtstreeks vanuit de werkgever aan de medewerker. Loyalis heeft daarin geen rol. De eenmalige uitkeringen worden niet verwerkt in de maatwerkpercentages werkgeversbijdragen levensloop omdat ze niet vallen onder de term oude bezoldiging in het FLO-overgangsrecht. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

46 Oproepkrachten in de kunsteducatie Speciale aandacht is er voor oproepkrachten in de kunsteducatie. Voor oproepkrachten is het aantal gewerkte uren in juli 2014, rekening houdend met de minimumurengarantie van 15 uur per maand, de maatstaf voor de deeltijdfactor. Dit betekent dat als een oproepkracht in juli uur gewerkt heeft, hij 20/156 ontvangt van de eenmalige uitkering; en dat als een oproepkracht in juli uur gewerkt heeft, hij 15/156 van de eenmalige uitkering ontvangt. Doorwerking in salarisafhankelijke uitkeringen De eenmalige uitkering werkt niet door in salarisafhankelijke uitkeringen zoals de eindejaarsuitkering, de werkgeversbijdrage levensloop en de vakantietoelage. Het salaris en de bezoldiging van de medewerker wijzigen met de eenmalige uitkeringen immers niet. Uitbetalingsmoment De eenmalige uitkering dient bij de reguliere salarisbetaling van oktober 2014 uitbetaald te worden en anders zo spoedig mogelijk bij de volgende reguliere salarisbetaling. Uitbetalen bij een volgende reguliere salarisbetaling kan nodig zijn als de salarisverwerker de mutaties niet meer kan verwerken in de systemen. Pensioen Op grond van artikel 3.2 van het ABP Pensioenreglement behoort de eenmalige uitkering tot de pensioengrondslag. De pensioengrondslag voor 2014 wordt niet met terugwerkende kracht herberekend. De eenmalige uitkering wordt dus meegenomen bij het bepalen van de pensioengrondslag voor Wijzigingen van de gemeentelijke salarisbedragen Per 1 oktober 2014 worden de salarissen met 1% verhoogd. Uitgangspunt voor verhoging van de gemeentelijke salarisbedragen per 1 oktober 2014 zijn de bedragen die gelden sinds 1 april 2012 (zie LOGA brief van 29 juni 2012, U ). In de bijlagen vindt u de verschillende salaristabellen die vanaf 1 oktober 2014 gelden. Per 1 april 2015 worden de salarissen met 50 euro verhoogd. Uitgangspunt voor de verhoging van de gemeentelijke salarisbedragen per 1 april 2015 zijn de bedragen die gelden vanaf 1 oktober In de bijlagen vindt u daarom eveneens de verschillende salaristabellen die vanaf 1 april 2015 gelden. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

47 Uitbetalingsmoment De nieuwe salaristabellen dienen bij de reguliere salarisbetaling van oktober 2014 respectievelijk april 2015 toegepast te worden en anders zo spoedig mogelijk bij de volgende reguliere salarisbetaling, waarbij dan een nabetaling plaatsvindt. Onderwijzend personeel in de kunsteducatie Voor onderwijzend personeel in de kunsteducatie geldt een afwijkend salarisgebouw Daarom zijn in bijlagen 9 en 10 salaristabellen toegevoegd met de salarissen voor het onderwijzend personeel in de kunsteducatie per 1 oktober 2014 en 1 april Gemeenten zijn gebonden aan de in de tabellen opgenomen bedragen. Vrijwillige brandweer De vrijwillige brandweer heeft gezien het bepaalde in artikel 19:24 CAR recht op de algemene salarismutaties zoals die in het LOGA worden afgesproken. Daarom worden alle vergoedingen per 1 oktober 2014 met 1% verhoogd en per 1 april 2015 met 1,4%. In het akkoord is namelijk opgenomen dat voor de vrijwillige brandweer de salarisverhoging van 50 euro per 1 april 2015 een stijging van de vergoedingen met 1,4% betekent. Medewerkers in de oude salarisindeling In de cao gemeenten zijn afspraken gemaakt over de invoering van een nieuwe salarisstructuur. Deze salarisstructuur is per 1 april 1996 ingevoerd. In december 1995 bent u per ledenbrief (Lbr 95/259 CVA/LOGA 95/32 ARZ/509414) geïnformeerd over de overgang naar deze salarisstructuur en de overgang van medewerkers van de oude structuur naar de nieuwe. Vanaf 1 april 1996 moeten alle nieuwe medewerkers bij de gemeente zijn aangesteld in de nieuwe salarisstructuur. In de bijlage bij deze brief hebben wij ter informatie een schema opgenomen. Als in uw gemeente er nog medewerkers zijn in de oude salarisstructuur, kunt u controleren of dat klopt. Wij willen u verzoeken om voor de medewerkers die bij uw gemeente nog in de oude salarisstructuur zijn ingeschaald te controleren of dit overeenkomstig de afspraken is en zo niet, de afspraken alsnog toe te passen. Omdat het om een relatief beperkte groep medewerkers gaat, ontvangen wij graag van die gemeenten waar dit van toepassing is een overzicht van het aantal medewerkers dat per 1 januari 2015 nog in de oude salarisstructuur is ingeschaald en de uiterlijke datum van einde dienstverband (pensioendatum). U kunt deze gegevens mailen naar secr_ecwgo@vng.nl onder vermelding van. informatie oude salarisstructuur. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

48 4. De invloed van de salarismaatregelen op uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid De eenmalige uitkering heeft geen invloed op de hoogte van bovenwettelijke uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid (uitkeringen op grond van hoofdstuk 9, 9a, 9b, 9c, 10, 10a, 10d, 11 en 11a van de CAR). Dit betekent dat uitvoerders van bijvoorbeeld de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering deze eenmalige uitkeringen voor die medewerkers niet in hun berekeningen moeten meenemen. Zou dat wel het geval zijn, dan zouden de eenmalige uitkeringen namelijk een structurele component worden. Dat is niet de bedoeling. Indexering bovenwettelijk werkloosheidsuitkeringen De structurele salarisstijgingen van 1% per 1 oktober 2014 en 50 euro per 1 april 2015 werken wel door naar de reeds ingegane uitkeringen op grond van hoofdstuk 9, 9a, 9b, 9c, 10, 10a, 10d, 11 en 11a van de CAR volgens de in de desbetreffende hoofdstukken beschreven indexatiesystematiek. Hieronder wordt apart ingegaan op de indexeringssystematiek van bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen op grond van hoofdstuk 10a en 10d CAR. Indexering bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen op grond van hoofdstuk 10a CAR Bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen op grond van hoofdstuk 10a CAR worden per 1 januari en 1 juli van een jaar geïndexeerd. Voor deze indexeringsdata is aangesloten bij de data van indexering van de uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet. Deze vindt plaats op 1 januari en 1 juli van elk jaar. Daardoor lopen de indexeringen van de bovenwettelijke uitkeringen voor de gemeentelijke sector niet per definitie gelijk met de data van de in cao s afgesproken salariswijzigingen in de gemeentelijke sector. De indexering is gebaseerd op de loonstijging in de zes maanden voorafgaand aan de indexering. De eerstvolgende indexering is per 1 januari 2015 en het percentage bedraagt dan 1%. De indexering daarna is per 1 juli 2015 en bedraagt dan dus 50 euro. Aangezien de Cao loopt tot eind 2015 kan nu al gezegd worden dat het indexeringspercentage per 1 januari % is. Het LOGA verzoekt gemeenten om deze indexatiepercentages voor de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering op grond van hoofdstuk 10a CAR door te geven aan de organisatie die hoofdstuk 10a CAR voor hen uitvoert. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat alle uitvoerders de indexering op gelijke wijze toepassen. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

49 Indexering bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen op grond van hoofdstuk 10d CAR Uitkeringen op grond van hoofdstuk 10d CAR worden geïndexeerd met de generieke salarisverhoging in de gemeentelijke sector (zie artikel 10d:2, onderdeel b CAR). Dit betekent dat ex-medewerkers met een uitkering op grond van hoofdstuk 10d CAR vanaf 1 oktober 2014 een maandelijkse uitkering krijgen die 1% hoger ligt en dat de uitkering per 1 april 2015 met 50 euro stijgt. 5. Minimumloon en minimum vakantietoelage De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) geldt in principe niet voor gemeentelijke werkgevers. In de cao gemeenten is echter afgesproken dat als het schaalbedrag dat hoort bij de inschaling van de medewerker onder het voor de medewerker geldend wettelijk minimumloon ligt, de medewerker het voor hem geldende minimumloon ontvangt overeenkomstig de bepalingen in de Wet Minimumloon (WML). Voor medewerkers jonger dan 23 jaar is dit het wettelijk minimumjeugdloon dat afhankelijk is van hun leeftijd. Over dit bedrag ontvangt hij dan ook zijn vakantietoelage, waardoor altijd de wettelijke minimumvakantietoelage wordt uitbetaald. Deze afspraak zal ook aangegeven worden in een voetnoot bij de salaristabellen. Het minimumloon wordt tweemaal per jaar vastgesteld. Op 1 januari 2014 wordt zowel het minimumloon als het minimum jeugdloon voor het jaar 2014 vastgesteld. Vervolgens wordt door de overheid een nieuwe calculatie gemaakt waardoor op 1 juli 2014 het loon weer wordt bijgesteld. Het meest recente minimum(jeugd)loon kunt u vinden op 6. Overige groepen Indexering VUT- en FPU De Cao sector Gemeenten heeft geen directe invloed op de uitkeringen van personen die een VUT- of FPU-uitkering genieten. De VUT- en FPU-regeling kennen namelijk een indexatiesystematiek die erop neerkomt dat de uitkeringen elk jaar op 1 januari geïndexeerd worden overeenkomstig de gemiddelde salarismutatie bij de overheid. Ook invaliditeits- en ouderdomspensioenen volgen deze systematiek. Politieke ambtsdragers De salarisontwikkelingen van politieke ambtsdragers in de gemeenten volgen de afspraken die worden gemaakt voor de medewerkers in de sector Rijk. De Cao sector Gemeenten is dus niet van invloed op de salarissen van de politieke ambtsdragers. Buitengewone ambtenaren burgerlijke stand Ten slotte vallen buitengewone ambtenaren burgerlijke stand niet onder de CAR-UWO. De in Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

50 deze brief besproken salarismaatregelen zijn daarom niet automatisch op hen van toepassing. Als de gemeente de voorbeeldrechtspositieregeling voor de BABS integraal heeft overgenomen dan werken de structurele salarismutaties op grond van artikel 3 van deze regeling ook door in de aan hen uitbetaalde vergoedingen. Zij hebben geen recht op de eenmalige uitkering. 7. Inwerkingtreding De gewijzigde CAR-artikelen over de verschillende maatregelen treden op verschillende data in werking: De salarismutatie van 1% per 1 oktober 2014 treedt in werking met ingang van 1 oktober De salarismutatie van 50 euro per 1 april 2015 treedt in werking met ingang van 1 april Rechtskracht Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn gemeenten gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO-bepalingen. De CAR en de UWO zijn geen CAO in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het college verplicht, respectievelijk bevoegd, voor gemeenteambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 107e Gemeentewet heeft de raad deze bevoegdheid voor de griffie. De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. Sinds 1 januari 2014 dient dit te geschieden door vermelding in een elektronisch en algemeen toegankelijk gemeenteblad, overeenkomstig de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

51 9. Bijlagen In de bijlagen vindt u achtereenvolgens de volgende tabellen: Bijlage 1 CAR-tekst met toelichting per 1 oktober 2014 Bijlage 2 CAR-tekst met toelichting per 1 april 2015 Bijlage 3 Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 oktober 2014, nieuwe structuur Bijlage 4 Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 oktober 2014, oude structuur Bijlage 5 Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 april 2015, nieuwe structuur Bijlage 6 Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 april 2015, oude structuur Bijlage 7 Inpassingtabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen per 1 oktober 2014 Bijlage 8 Inpassingtabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen per 1 april 2015 Bijlage 9 Salarisschalen kunsteducatie per 1 oktober 2014 Bijlage 10 Salarisschalen kunsteducatie per 1 april 2015 Bijlage 11 Vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 oktober 2014 Bijlage 12 Vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 april 2015 Bijlage 13 Gebruteerde vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 oktober 2014 Bijlage 14 Gebruteerde vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 april 2015 Bijlage 15 Overgang oude salarisstructuur naar nieuwe salarisstructuur Rechtskrachtbepaling. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA zijn gemeenten gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO-bepalingen. De CAR en de UWO zijn geen CAO in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel 125 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het college verplicht, respectievelijk bevoegd, voor gemeenteambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 107e Gemeentewet heeft de raad deze bevoegdheid voor de griffie. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

52 De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbindend voorschrift. Artikel 139 Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. Sinds 1 januari 2014 dient dit te geschieden door vermelding in een elektronisch en algemeen toegankelijk gemeenteblad, overeenkomstig de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden. Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Mw. mr. S. Pijpstra secretaris Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. Betreft uitwerking cao (3) salarismaatregelen Datum 2 oktober /09

53 Bijlage 1 bij U CAR-tekst met toelichting per 1 oktober 2014 A Bijlage 1, Salarisverhoging, wordt als volgt aangevuld: Met ingang van 1 oktober worden de schaalbedragen verhoogd met 1%. Degenen die op 15 juli 2014 in dienst zijn van de gemeente krijgen in die maand een eenmalige uitkering van 350 bruto bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt niet door naar de pensioenen en de uitkeringen in verband met ontslag en werkloosheid, zowel wat betreft opbouw als indexatie.

54 Bijlage 2 bij U CAR-tekst met toelichting per 1 april 2015 A Bijlage 1, Salarisverhoging, wordt als volgt aangevuld: Met ingang van 1 april 2015 worden de schaalbedragen verhoogd met 50 euro.

55 Bijlage 3 bij U CAR: bijlage IIa Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 oktober 2014, nieuwe structuur* schaal periodiek schaal periodiek 10A 11 11A * Als het schaalbedrag onder het voor de medewerker geldende minimumloon ligt, heeft de medewerker recht op het voor hem geldende minimumloon overeenkomstig de bepalingen in de WML.

56 Bijlage 5 bij U CAR: bijlage IIa Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 april 2015, nieuwe structuur* schaal periodiek schaal periodiek 10A 11 11A * Als het schaalbedrag onder het voor de medewerker geldende minimumloon ligt, heeft de medewerker recht op het voor hem geldende minimumloon overeenkomstig de bepalingen in de WML.

57 Inpassingtabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen per 1 oktober 2014 Bijlage 7 bij U Regelnummer Garantieschalen

58 Inpassingtabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen per 1 april 2015 Bijlage 8 bij U Regelnummer Garantieschalen

59 Aan : Het Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 5a Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : CAR / UWO wijzigingen Voorstel De volgende 3 circulaires van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) vast te stellen en deze in werking te laten treden met ingang van de per circulaire vermelde datum. De drie ledenbrieven samen vormen één pakket omtrent de uitwerking van de cao. De circulaire van 2 oktober 2014 ECWGO/U betreffende de uitwerking cao (1) algemeen overeenkomstig de bijlagen; De circulaire van 2 oktober 2014 ECWGO/U betreffende de uitwerking cao (2) car-uwo teksten overeenkomstig de bijlagen; De circulaire van 2 oktober 2014 ECWGO/U betreffende de uitwerking cao (3) salarismaatregelen overeenkomstig de van toepassing zijnde bijlagen; Inleiding Op 4 december 2013 heeft u voor het laatst de wijzigingen in de CAR-UWO (Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling Uit WerkingsOvereenkomst) vastgesteld. Alle LOGA-circulaires met wijzigingen in de CAR-UWO sinds die datum worden hierbij aan u voorgelegd om formeel vast te stellen. Beoogd effect Een voor Regio Rivierenland rechtsgeldige en actuele CAR-UWO. Argumenten 1.1 Wijzigingen in de CAR-UWO krijgen pas rechtskracht op het moment dat ze door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld. De CAR- UWO heeft niet de status van een CAO, omdat het LOGA geen verordenende bevoegdheid heeft. Een wijziging werkt dan ook niet rechtstreeks door in de arbeidsvoorwaardenregeling van Regio Rivierenland. Het Algemeen Bestuur is bevoegd om de nieuwe bepalingen in de arbeidsvoorwaardenregeling vast te stellen, zodat ze formeel rechtsgeldig zijn. 1.2 Voorgesteld wordt om de wijzigingen onverkort over te nemen, Omdat in het LOGA volledige overeenstemming is bereikt over de wijzigingen, stellen wij voor de wijzigingen in de arbeidsvoorwaardenregelingen zoals opgenomen in de circulaires onverkort over te nemen. 1.3 voornoemde wijzigingen behoeven geen instemming van de ondernemingsraad (WOR artikel 27, lid3). Kanttekeningen Er zijn geen kanttekeningen te benoemen bij het vast stellen van de wijzigingen Communicatie GO, OR en personeel worden geïnformeerd. Daarnaast zullen de circulaires op de juiste wijze openbaar gemaakt worden. Financiën Salariskosten gaan omhoog, per oktober 2014 met 1% en per maart 2015 met 50 bruto per maand (op basis van 36 uur). Uitvoering De regelingen die mogelijk voortkomen uit de wijzigingen, zullen ter instemming/advies voorgelegd worden aan het betreffende medezeggenschapsorgaan. Bijlagen De 3 circulaires van het LOGA van 2 oktober 2014 inclusief bijbehorende bijlagen Deze bijlagen zijn niet bijgevoegd maar zijn digitaal beschikbaar op onze website en treft u aan bij de vergaderstukken van het Algemeen Bestuur van december 2014.

60 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 5b Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Inkoop- en aanbestedingsbeleid Voorstel Nieuw Inkoop- aanbestedingsbeleid voor Regio Rivierenland vast te stellen en het oude inkoopbeleid van 2006 in te trekken. Inleiding In de vergadering van februari 2006 is door het DB het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Regio Rivierenland vastgesteld. Door de Aanbestedingswet 2012 en de gids proportionaliteit die daaraan gekoppeld is zitten er bepalingen in die niet meer passen binnen het wettelijk kader. Als gevolg daarvan is binnen alle gemeenten van regio Rivierenland en voor de organisatie Regio Rivierenland het hele inkoop- en aanbestedingsbeleid herzien. Het vaststellen van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid dient op basis van de Wgr te geschieden door het Algemeen Bestuur. Het AB is het hoogste regionale orgaan en bewaakt de integraliteit en het totaaloverzicht Van de regionale samenwerking. Zij richt zich volledig op beleid. Het AB bewaakt de strategische koers van de samenwerking en stelt de algehele regionale begroting vast. Dit betekent dat zij zorg draagt voor en (in een besluit) vastlegt de interne regels (protocol) en de leveringsvoorwaarden voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie en de Aanbestedingswet Beoogd effect 1. Voor de organisatie vastleggen welk beleid van toepassing is bij inkopen en aanbesteden. 2. het oude inkoop- en aanbestedingsbeleid wat niet meer aansluit op het wettelijk kader intrekken. 3. Voldoen aan de verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Argumenten 1. Het levert een bijdrage aan de professionalisering van de inkoop van de organisatie. 2. Het is een verplichting vanuit een wettelijk kader. Kanttekeningen Het is wenselijk dat het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Regio Rivierenland in lijn ligt met het beleid van haar aandeelhouders, de gemeenten. Om die reden is met het aanbieden van het nieuwe inkoop- en aanbestedingsbeleid gewacht tot er een goed beeld was van de inhoud van dit beleid binnen de gemeenten in deze regio zodat het daarop afgestemd kon worden. Communicatie Aan de werkoverleggen van de directies van de dienstonderdelen Avri en Regiokantoor is het beleid aangeboden. Vervolgens zijn de opmerkingen besproken in het Regio-MT. De uitkomsten daarvan zijn verwerkt in het aangeboden stuk. Op Intranet zal het nieuwe inkoop- en aanbestedingsbeleid worden gepubliceerd en kort worden toegelicht. Zoals in het inkoop- en aanbestedingsbeleid verwoord staat zal het nieuwe beleid ook op Internet gepubliceerd worden ten behoeve van de (markt)partijen met wie we zaken doen. Financiën - Uitvoering Het is de verantwoordelijkheid van de budgethouders om zich te houden aan het Inkoop- en aanbestedingsbeleid. Bijlagen Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

61 INKOOP- EN AANBESTEDINGSBELEID Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

62 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelstellingen 3. Begripsomschrijving 4. Wettelijk kader 5. Uitgangspunten 6. Procedure voorschrift 7. Risicoverdeling 8. Verbintenissen 9. Beleidsafwijkingen 10. Informatie en evaluatie Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

63 1. INLEIDING Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur en is van toepassing op de verwerving door de gemeenschappelijke regeling van alle goederen, diensten en werken. Het beleid is openbaar en wordt gepubliceerd op de website ( De uitvoering van het beleid wordt operationeel ondersteund door een inkoophandboek. Het inkoophandboek wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur en is niet openbaar om reden dat dit de interne beschrijving is hoe Regio Rivierenland de externe markt benaderd. Regio Rivierenland onderschrijft binnen het totaalproces van de bedrijfsvoering het belang van een professioneel ingericht en uitgevoerd inkoop- en aanbestedingsbeleid. De uitstraling van professioneel ingerichte inkoopprocessen naar de eigen organisatie, het bedrijfsleven en de burgers speelt een essentiële rol in het ontwikkelen en vasthouden van vertrouwen in de wijze waarop gemeenschapsgeld wordt besteed. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid draagt hiermee bij aan een integere uitvoering van uit te besteden overheidstaken. Regio Rivierenland is aan haar gemeenten, alsmede inwonende burgers, maar ook aan zichzelf, verplicht de besteding van gemeenschapsgelden zo transparant, objectief, efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren. De inkoop- en aanbestedingsprocessen zullen professioneel uitgevoerd moeten worden om aan deze verplichting te voldoen. Het zijn echter niet alleen de mogelijke financiële voordelen waarom de inkoopprocessen professioneel zouden moeten worden ingericht, maar zeer zeker ook de kwalitatieve aspecten van de inkoop. De kwaliteit van de inkoop vertaalt zich uiteraard in de kwaliteit van de producten, diensten en werken zelf, maar ook in de beheersing van doorloop- en levertijden, het voorkomen van onverwachte budgetoverschrijdingen, het voorkomen van toekomstige problemen, de integriteit van de organisatie met haar betrokken functionarissen, de directe milieuzorg en het sociaal ondernemen welke samenhangen met de inkoop. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is van toepassing op: - alle inkopen en aanbestedingen van leveringen, diensten en werken waarbij Regio Rivierenland opdrachtgever wordt; - alle inkopen en aanbestedingen van leveringen, diensten en werken welke door derden, in opdracht van Regio Rivierenland, worden uitgevoerd. Naast het eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid is Regio Rivierenland boven het bedrag van de Europese drempel gehouden de Europese wetgeving op het gebied van inkopen en aanbesteden na te leven. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is voor het eerst vastgesteld in Anno 2014 wordt het beleid opnieuw geactualiseerd waarbij rekening is gehouden met: - Het inkoop- en aanbestedingsbeleid van deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling Regio Rivierenland; - de Aanbestedingswet 2012, welke per 1 april 2013 van kracht is; - de, op 18 maart 2013 door meerdere gemeenten ondertekende, samenwerkingsovereenkomst inkoop- en aanbestedingsbeleid Rivierenland. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

64 2. DOELSTELLING De doelstelling van het inkoop- en aanbestedingsbeleid is kaders vast te leggen voor het professioneel en verantwoord verwerven van bedrijfsmatig benodigde producten, diensten en werken op een gewenst kwaliteitsniveau tegen de laagst mogelijke integrale kosten. Professioneel betekent dat de resultaten van de inkoopprocessen worden getoetst aan (jaarlijks) vastgestelde meetbare doelen inzake doelmatigheid, rechtmatigheid, duurzaamheid, sociaal inkopen en lokaal/regionaal inkopen. Verantwoord impliceert dat de inkoopprocessen planmatig worden uitgevoerd binnen de uitgangspunten op het gebied van ethiek, integriteit, (regionale) samenwerking met derden en risicomanagement. Het gewenste kwaliteitsniveau wordt bepaald door de functionele behoefte, het (strategisch) belang voor de bedrijfsvoering en de (on)mogelijkheden van de inkoopmarkt. Bij kwaliteit gaat het niet alleen om de kwaliteit van het product, dienst of werk, maar ook om de kwaliteit van direct daarmee samenhangende zaken, zoals milieuzorg, service, logistiek, informatie, garantie, voorwaarden, duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen. De laagst mogelijke integrale kosten houdt in dat alle kosten over de gehele levenscyclus die verband houden met de keuze voor een product, dienst of werk worden meegenomen in de financiële afweging. Laagst mogelijk impliceert dat het effectieve resultaat van individuele inkoop en aanbestedingsactiviteiten mede wordt bepaald door de mate waarin invulling wordt gegeven aan bedrijfsmatige randvoorwaarden op het gebied van personeel, systemen, werkwijzen en procedures. 3. BEGRIPSOMSCHRIJVING Onder het inkoop- en aanbestedingsbeleid vallen in beginsel alle handelingen waar een externe factuur uit voortkomt. Regio Rivierenland ontvangt facturen indien een externe partij, uitsluitend na schriftelijke opdrachtverstrekking (het aangaan van een verplichting), een prestatie heeft verricht. Zo n prestatie kan betrekking hebben op de levering van goederen, het verrichten van diensten of het uitvoeren van werken. De begrippen inkoop en aanbesteding kunnen door elkaar worden gebruikt. Het begrip inkoop wordt vaker gebruikt bij leveringen en diensten, het begrip aanbesteding wordt vaker gebruikt bij werken. Alle handelingen waar een interne factuur uit voorkomt vallen niet onder het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Regio Rivierenland ontvangt dergelijke facturen ingeval er sprake is van (quasi)-inbesteding. Van inbesteding is sprake als Regio Rivierenland een opdracht plaatst bij een eigen dienstonderdeel. Van quasiinbesteding is sprake als Regio Rivierenland een opdracht plaatst bij een organisatie waarmee Regio Rivierenland nauw is gelieerd. Het onderscheid in leveringen, diensten en werken is essentieel in de uitvoering van het beleid, zowel onder als boven het Europese drempelbedrag. Voor leveringen, diensten en werken worden de volgende definities gehanteerd: Leveringen: een overeenkomst onder bezwarende titel voor aankoop, leasing, huur of huurkoop van een product. De bezwarende titel wil zeggen dat de opdrachtnemer en opdrachtgever over en weer een prestatie leveren (respectievelijk de feitelijke prestatie en de betaling). Producten worden gedefinieerd als alle roerende zaken, waar de opdrachtgever eigendom over verwerft. Bijkomende Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

65 werkzaamheden bij afleveren, aanbrengen of installeren van de producten worden als onderdeel van het product beschouwd. Diensten: Werken: een overeenkomst onder bezwarende titel voor het verrichten van diensten. Onder diensten worden alle prestaties begrepen die niet onder leveringen of werken vallen. het realiseren van producten van bouw- dan wel wegenbouwkundige werken, die er toe bestemd zijn een economische of technische functie te vervullen. Onder werken wordt verstaan de aanleg, het groot onderhoud en het wijzigen van civiel-, groen-, cultuurtechnische en (wegen)bouwkundige voorzieningen in de openbare ruimte. Regulier terugkerend onderhoud aan groenvoorzieningen en kleine reparaties aan (wegen)bouwkundige werken vallen niet onder de definitie van werken maar onder diensten. Teneinde misvattingen van de begrippen te voorkomen bevat de wet- en regelgeving een gedetailleerde opsomming van de inhoud van de begrippen. 4. WETTELIJK KADER Het naleven van wet- en regelgeving is een verplichting en geen keuze. Het naleven van de regels is expliciet als kader opgenomen om uitdrukking te geven aan de verplichting op het naleven van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Specifiek zijn de volgende kaders van belang : 1. Naleven van wet- en regelgeving Door de Europese Unie is een richtlijn vastgesteld (EG-Richtlijn 2004/18) voor de verstrekking van overheidsopdrachten. Deze richtlijn is opgenomen in de Aanbestedingwet 2012, welke met ingang van 1 april 2013 van toepassing is. De Aanbestedingswet 2012 bevat procedureregels voor het uitvoeren van inkopen en aanbestedingen. De wet is niet vrijblijvend maar moeten worden toegepast door Regio Rivierenland bij opdrachten voor Werken, Leveringen en Diensten als de waarde van de opdracht het Europese drempelbedrag overschrijdt. 2. Naleven van transparantie, objectiviteit, non-discriminatie, proportionaliteit en zorgvuldigheid De basisprincipes van de Europese wetgeving zijn ook van toepassing op de verstrekking van overheidsopdrachten met een opdrachtwaarde beneden het Europese drempelbedrag. Transparantie betekent dat het proces van inkopen en aanbesteden voor alle betrokkenen helder en eenduidig moeten zijn (doch niet altijd openbaar) en derhalve verantwoord moeten kunnen worden. Objectiviteit wil zeggen dat het proces van inkopen en aanbesteden gebaseerd is op verifieerbare feiten en het gebruik van onafhankelijke (beoordelings)methodieken. Non-discriminatie betekent dat alle betrokkenen beschikken over gelijke informatie en dat ere gelijke kansen moeten worden geboden aan alle betrokkenen. Proportionaliteit betekent dat voorwaarden en eisen welke door Regio Rivierenland worden gesteld in een redelijke verhouding moeten staan met de aard en omvang van de, in te kopen, leveringen, diensten en werken. De zorgvuldigheid in de uitvoering van inkoop en aanbestedingsactiviteiten dient maximaal te worden geborgd teneinde (juridische) conflicten te voorkomen. Zorgvuldigheid vereist dat het opleggen van de algemene inkoopvoorwaarden onderdeel vormt van de offerte aanvraag en de overeenkomst, dat opdrachten uitsluitend schriftelijk worden verstrekt en dat de uitvoering van een overeenkomst pas kan aanvangen nadat hiertoe schriftelijk opdracht is verstrekt. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

66 Zorgvuldigheid in bedrijfsvoering impliceert dat bij iedere inkoop en aanbestedingstraject bewust moet worden overwogen of de ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de potentiële opdrachtnemer voorwaardelijk is voor de gunning van de opdracht. 5. UITGANGSPUNTEN Beleidsuitgangspunten leggen een relatie tussen de normen en waarden die Regio Rivierenland wil uitdragen en de economische uitgangspunten enerzijds en het inkoop- en aanbestedingsbeleid anderzijds. Het normen- en waardepatroon van Regio Rivierenland is gebonden aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Economische uitgangspunten zijn gebaseerd op gemaakte keuzes van Regio Rivierenland. Specifiek voor het inkoop- en aanbestedingsbeleid zijn een aantal algemene beleidsuitgangspunten van belang : 1. Nastreven van begrotingkaders De begroting van Regio Rivierenland is financieel kaderstellend voor alle inkopen en aanbestedingen. Het is niet toegestaan een inkoopprocedure te starten zonder de beschikbaarheid van een goedgekeurd budget en/of het budget te gebruiken voor een ander doel. Leidend voor de start van een inkoopprocedure is niet de beschikbaarheid van een budget, maar de bedrijfsmatige noodzaak tot uitvoering van een levering, dienst of werk. In alle gevallen dienen de voorschriften uit de geldende budgethoudersregeling te worden gevolgd in de uitvoering van het beleid. 2. Nastreven van verlichting administratieve lasten Het verminderen van de administratieve lasten binnen de inkoop- en aanbestedingstrajecten betekent dat in iedere fase van het proces alleen die informatie moet worden gevraagd welke benodigd is voor de voortgang en/of besluitvorming. De vragen moeten betrekking hebben op de inhoudelijke kern van de aanbesteding, niet op de randverschijnselen. Het nastreven van vermindering van de administratieve lasten impliceert tevens dat uitsluitend offertes worden aangevraagd bij partijen welke een gelijke kans hebben de opdracht daadwerkelijk te verkrijgen. Het aanvragen van offertes met als uitsluitend doel te voldoen aan de interne procedures brengt de integriteit van Regio Rivierenland in diskrediet en is niet toegestaan. Het nastreven van vermindering van administratieve lasten betekent ook dat, in samenwerking/overleg met de betrokken eigen diensten, actief moet worden gezocht naar mogelijkheden de inkoopadministratie bij zowel de opdrachtnemers als Regio Rivierenland te optimaliseren (reductie van het aantal opdrachten, leveranciers, facturen etc.). 3. Nastreven van balans in beoordeling van prijs en kwaliteit Regio Rivierenland streeft naar een optimale afweging van de prijs/kwaliteit verhouding bij de beoordeling van inschrijvingen waarbij de afweging past in de inkoopstrategie. Een optimale afweging impliceert dat de kwalitatieve criteria doorslaggevend kunnen zijn in de selectie van de marktpartij. Op marktsegementen waar de kwaliteit geen onderscheidende factor tussen marktpartijen is, is de beoogde kwaliteit onderdeel van het programma van eisen. 4. Nastreven van risico beheersing Regio Rivierenland streeft als opdrachtgever naar een zo maximaal mogelijke beperking van het financiële inkooprisico. Vermindering van het risico richt zich op situaties waarin Regio Rivierenland de rol van voorfinancier speelt, op situaties waarin Regio Rivierenland aansprakelijk kan worden gesteld voor de juiste en Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

67 volledige betaling van belastingen en premies door de opdrachtnemer, op situaties van dreigende surseance van betaling of faillissement. 5. Nastreven van regionale inkoopsamenwerking Regio Rivierenland streeft op regionaal niveau naar inkoopsamenwerking met haar gemeenten alsmede andere publiekrechtelijke instanties, indien de samenwerking voor Regio Rivierenland op enige wijze kwalitatieve en/of financiële voordelen brengt. 6. Nastreven van integriteit Het integriteitbeleid van Regio Rivierenland is van toepassing op alle betrokken medewerkers. Kernpunt is dat medewerkers een puur zakelijke relatie onderhouden met (potentiële) leveranciers, dienstverleners en aannemers. Functiescheiding in het inkoopproces is daarom geborgd in de toewijzing van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functionarissen binnen het inkoopproces (budgethouders, adviseurs, inkoopbureau, medewerkers). Opdrachtnemers dienen integer en betrouwbaar te zijn en zich niet bezig te houden met criminele activiteiten. Binnen inkoop- en aanbestedingstrajecten met een opdrachtwaarde waarbij de meervoudige aanbestedingsprocedure, de openbare- of of de Europese aanbestedingsprocedure wordt gevolgd, worden potentiële opdrachtnemers gevraagd eigen verklaringen hieromtrent te ondertekenen. Bij gunning kan worden gevraagd om nadere bewijsstukken aan te leveren. Regio Rivierenland zal bij ernstige twijfel over de integriteit en/of betrouwbaarheid van een opdrachtnemer een BIBOB onderzoek laten uitvoeren. 7. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot lokaal/regionaal inkopen Regio Rivierenland wil de kansen van lokale en/of regionale ondernemers op het verwerven van opdrachten maximaliseren binnen de wettelijk toegestane kaders. Regio Rivierenland zal hiertoe in Europese en nationale aanbestedingsprocedures overwogen rekening houden met de mogelijkheden van de lokale en/of regionale markt. Regio Rivierenland zal in onderhandse procedures, daar waar de markt hiertoe de mogelijkheid biedt, één of meerdere lokale en/of regionale ondernemer(s) direct uitnodigen tot deelname aan de procedure. 8. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot social return Regio Rivierenland onderschrijft het belang van social return bij inkopen en aanbesteden als instrument om het bedrijfsleven te stimuleren in de bedrijfsvoering actief mee te werken aan het creëren van arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en stageplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bij de invulling van social return wordt gestreefd naar maatwerk. Dit maatwerk heeft betrekking op: o de manier waarop er invulling wordt gegeven aan social return (de vorm); o de match tussen SROI kandidaten en de opdracht/opdrachtgever; o de zwaarte van de SROI eisen ten opzichte van de omvang en aard van de opdracht. Regio Rivierenland zal in onderhandse procedures, daar waar de markt hiertoe de mogelijkheid biedt, één of meerdere ondernemer(s) die aantoonbaar invulling geven aan sociaal maatschappelijk ondernemen direct uitnodigen tot deelname aan de procedure. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

68 Bedrijven zullen worden uitgenodigd én ondersteund om creatief/innovatief invulling te geven aan SROI. Social return wordt - daar waar mogelijk/wenselijk bij inkoop en aanbestedingstrajecten: o opgenomen in de gunningcriteria en/of o als contracteis 9. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot duurzaamheid Regio Rivierenland streeft, binnen de financiële begroting kaders, naar het realiseren van duurzaamheiddoelen om daarmee de markt voor duurzame producten en methodieken te stimuleren. Regio Rivierenland volgt hierbij de definitie van het begrip duurzaamheid zoals vastgesteld door Agentschap.nl in opdracht van de rijksoverheid. Voor opdrachten met een geraamde opdrachtwaarde boven ,-: o worden alle duurzaamheideisen (van Agentschap.nl) standaard opgenomen in het bestek; o wordt duurzaamheid - daar waar mogelijk/wenselijk - opgenomen in de gunningcriteria bij inkoop- en aanbestedingstrajecten. 6. PROCEDURE VOORSCHRIFT Het proces van Inkopen en aanbesteden wordt uitgevoerd conform voorgeschreven procedures. De keuze van de procedure is niet vrij maar wordt bepaald door de categorie (leveringen, diensten, werken) en de raming van het bedrag voor de opdracht: Bedrag raming opdracht (excl. BTW) Leveringen en Diensten Procedure Minimum aantal offertes Maximum aantal offertes Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Europese Nationaal openbaar Bij inschrijving n.v.t. drempel * > Europese drempel* Europees Bij inschrijving n.v.t. Bedrag raming opdracht (excl. BTW) Werken Procedure Minimum aantal offertes Maximum aantal offertes Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Europese Openbaar Bij inschrijving n.v.t. drempel* > Europese drempel* Europees Bij inschrijving n.v.t. * De Europese drempelbedragen worden tweejaarlijks aangepast. Wijzigingen in de drempelbedragen worden zonder voorafgaande goedkeuring doorgevoerd. De actuele drempelbedragen zijn vastgelegd in bijlage A. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

69 De hoogte van de drempelbedragen voor onderhandse of openbare procedures is gebaseerd op de regelgeving uit de Gids Proportionaliteit. Het gebruik van een afwijkende procedure onder de Europese drempel kan uitsluitend als dit kan worden gemotiveerd op objectieve gronden. De motivatie moet worden opgenomen in het aanbestedingsdocument. Het bedrag van de raming dient vakkundig en op realistische en actuele gronden bepaald te worden. De raming betreft de totale looptijd van de opdracht en omvat alle kosten gerelateerd aan de uitvoering van de opdracht. De rechtmatige keuze van de procedure wordt bepaald door het werkelijke bedrag van de overeenkomst. Bij grensgevallen in de keuze van de categorie wordt geadviseerd de procedure van de hogere categorie te volgen. Ingeval van twijfel over het bedrag van de raming en/of de keuze van de procedure en/of de haalbaarheid van het minimum aantal offertes, dient advies te worden gevraagd bij de inkoopadviseur. De Aanbestedingswet 2012 maakt in de categorie "diensten" een onderscheid in A- en B-diensten op basis van groepscategoriën. Voor A-diensten gelden onverkort de Europese richtlijnen. Voor B-diensten met een opdrachtwaarde boven de Europese drempel geldt een verlicht aanbestedingsregime d.w.z. de aanbesteding kan worden uitgevoerd volgens een onderhandse procedure en alleen de gunning moet worden gepubliceerd. De definitie van B-diensten ligt vast in het wettelijk kader. De voorgeschreven procedures onderscheiden zich door de manier waarop de marktpartijen worden gevraagd deel te nemen aan een inkoop- of aanbestedingstraject : Enkelvoudig onderhands : procedure waarin Regio Rivierenland 1 marktpartij uitnodigt om een offerte uit te brengen. Meervoudig onderhands : procedure waarin Regio Rivierenland meerdere marktpartijen uitnodigt om een offerte uit te brengen. Openbare procedure : procedure waarin de aanbesteding nationaal wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen. Europese procedure : procedure waarin de aanbesteding Europees wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen. Zowel de openbare als de Europese procedure kennen een tweetal varianten, de openbare variant en de niet-openbare variant. De hiervoor genoemde procedures zijn de meest gangbare procedures. In uitzonderingsgevallen kan worden uitgeweken naar minder gangbare, maar volgens de wettelijke richtlijnen geaccepteerde, procedures (b.v. concurrentiegerichte dialoog) en aanbestedingsvormen (bestuurlijk aanbesteden). 7. RISICOVERDELING Aanbestedingsreglementen zijn primair bedoeld ter praktische ondersteuning van inkopen en aanbesteden voor zowel Regio Rivierenland als externe partijen. De aanbesteding van alle werken, ongeacht de voorgeschreven procedure, vindt plaats volgens het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW2012) of een nieuwere versie hiervan. De aanbesteding van leveringen en diensten volgens de Europese procedure vindt plaats volgens de regelgeving uit de Aanbestedingswet In beginsel worden daar waar niets vooraf geregeld is de VNG Inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten gehanteerd. Inkoopvoorwaarden zijn primair bedoeld om de verantwoordelijkheden van Regio Rivierenland en de externe partijen te reguleren. De toepasselijkheid van de algemene inkoopvoorwaarden is verplicht voor alle inkopen en aanbestedingen, Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

70 ongeacht de voorgeschreven procedure. Daar waar algemene voorwaarden bestaan die paritair zijn opgesteld, worden deze toegepast. 8. VERBINTENISSEN Regio Rivierenland gaat uitsluitend schriftelijke inkoop verbintenissen aan waarop de inkoopvoorwaarden van de VNG van toepassing zijn. De inkoopverbintenis kent 2 varianten, de opdrachtbrief en de overeenkomst. De opdrachtbrief is voorgeschreven in enkelvoudige of meervoudige onderhandse procedures. De overeenkomst is voorgeschreven in openbare en Europese procedures. De opdrachtbrief wordt eenzijdig door Regio Rivierenland ondertekend. De overeenkomst wordt door alle partijen ondertekend. Ondertekening van opdrachtbrieven en overeenkomsten kan uitsluitend plaatsvinden door daartoe, volgens de geldende mandaatregeling, bevoegde functionarissen. 9. BELEIDSAFWIJKINGEN Afwijkingen van het beleid moeten vooraf beargumenteerd ter goedkeuring worden voorgelegd aan het MT van het betreffende dienstonderdeel van Regio Rivierenland. De argumenten kunnen betrekking hebben op markttechnische, beleidsmatige, procedurele en/of bedrijfseconomische aspecten. Voor het verkrijgen van de goedkeuring geldt als richtlijn dat er procesmatig voldoende tijd en budget gereserveerd dient te worden voor de uitvoering van de juiste inkoop- of aanbestedingsprocedure. Tijd- en/of budgetgebrek is derhalve in het algemeen geen reden om af te wijken van het beleid. Het MT is bevoegd afwijkingen van het inkoop- en aanbestedingsbeleid goed te keuren mits de afwijking niet strijdig is met wettelijke kaders. Een besluit tot afwijking kan enkel genomen worden na een schriftelijk advies van het team Inkoopbureau. Indien Regio Rivierenland deelneemt aan een aanbesteding waarbij een andere partij penvoerder is dan wordt het beleid van die partij gevolgd, tenzij deze strijdig is met de wet- en regelgeving waar Regio Rivierenland aan gebonden is. Hiertoe is geen besluit tot afwijken van het eigen beleid nodig. 10. INFORMATIE EN EVALUATIE Het functioneren van het inkoop- en aanbestedingsbeleid, proces, procedures, werkwijzen en (administratieve) organisatie wordt gevolgd aan de hand van overeenkomsten, rechtmatigheids onderzoeken, budgetbewaking. evaluaties van inkopen en aanbestedingen volgens de Europese en openbare procedure, en eventuele inkoop- en aanbestedingsrapportages. De management informatie in deze stelt de verantwoordelijken in staat correctieve maatregelen te nemen. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt regulier eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Door organisatorische, regionale en/of landelijke ontwikkelingen en/of door ontwikkelingen in de marktsituaties kan het noodzakelijk zijn het beleid tussentijds te actualiseren. In die gevallen zal het beleid met toelichting op de wijziging ter vaststelling worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Bijlagen: A. Drempelbedragen Europees aanbesteden Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

71 Bijlage A Drempelbedragen Europees aanbesteden Voor de periode gelden de navolgende drempelbedragen : Drempelbedrag in Euro excl. BTW Leveringen ,- Diensten ,- Werken ,- Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

72 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 5b (nagezonden voorstel) Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Inkoop- en aanbestedingsbeleid Voorstel 1. Het Inkoop- aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland vast te stellen; 2. Het Inkoop- en aanbestedingsbeleid voor Regio Rivierenland zoals vastgesteld in februari 2006 in te trekken; 3. Besluiten om voor gezamenlijke aanbestedingen het Inkoopbeleid van Regio Rivierenland te volgen. Inleiding In februari 2006 is het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Regio Rivierenland vastgesteld. Door de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit die daaraan gekoppeld is, is aanpassing noodzakelijk om te kunnen opereren binnen het vernieuwde wettelijk kader. Als gevolg daarvan is binnen alle gemeenten van regio Rivierenland en voor de eigen organisatie Regio Rivierenland het hele inkoop- en aanbestedingsbeleid herzien. Het vaststellen van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid dient te geschieden door het Algemeen Bestuur. De nieuwe regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie en de Aanbestedingswet De belangrijkste aanvullende wijzigingen zijn: 1) Aansluiten op het gewijzigde beleid van de in Regio Rivierenland gelegen gemeenten. 2) Vergroten kansen lokale ondernemers. 3) Social return opgenomen. 4) Regelen van afwijkingsbevoegdheid per dienstonderdeel na advies van de Inkoopadviseur. Beoogd effect Vastleggen van geactualiseerd beleid dat van toepassing is bij inkopen en aanbesteden. Argumenten 1. Het vaststellen van nieuw beleid levert een bijdrage aan de professionalisering van de inkoop van de organisatie. Met de vaststelling van het nieuwe beleid is wordt aangesloten bij de actualiteit wat betreft de relevante nationale en Europese wetgeving en wordt ook inhoudelijk een update uitgevoerd. 2. Het oude beleid komt te vervallen. Het nieuwe beleid komt in de plaats van het beleid uit Het vervalt op het moment dat het nieuwe beleidskader van kracht wordt. 3. Eén aanbestedingsbeleid voor gezamenlijke aanbestedingen Gemeenten hebben ieder hun eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid. Door te besluiten het inkoopen aanbestedingsbeleid van Regio Rivierenland te gebruiken bij gezamenlijke trajecten, voorkomen we dat de marktpartijen moeten gaan vergelijken welke beleidsregels en voorwaarden er van toepassing zijn. Dit verlangt een onevenredig inspanning van de marktpartijen, waar de gids proportionaliteit juist beoogd de administratieve lasten voor ondernemers te verlagen. Aanvullend voorkomt dit tussen de gemeenten discussie over de procedurele zaken van een aanbestedingstraject. Kanttekeningen Het is wenselijk dat het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Regio Rivierenland in lijn ligt met het beleid van haar deelnemers, de gemeenten. Om die reden is met dit voorstel gewacht tot er een goed beeld was van de inhoud van dit beleid binnen de gemeenten in deze regio zodat het daarop afgestemd kon worden. Communicatie Het nieuwe beleid is tot stand gekomen na interne afstemming en overleg binnen de organisatie van Regio Rivierenland. Op Intranet zal het nieuwe inkoop- en aanbestedingsbeleid worden gepubliceerd en kort worden toegelicht. Het nieuwe beleid wordt ook op Internet gepubliceerd ten behoeve van de (markt)partijen met wie we zaken doen.

73 Financiën Niet van toepassing Uitvoering Het is de verantwoordelijkheid van de budgethouders om zich te houden aan het Inkoop- en aanbestedingsbeleid. Bijlagen Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

74 INKOOP- EN AANBESTEDINGSBELEID Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

75 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelstellingen 3. Begripsomschrijving 4. Wettelijk kader 5. Uitgangspunten 6. Procedure voorschrift 7. Risicoverdeling 8. Verbintenissen 9. Beleidsafwijkingen 10. Informatie en evaluatie Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

76 1. INLEIDING Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur en is van toepassing op de verwerving door de gemeenschappelijke regeling van alle goederen, diensten en werken. Het beleid is openbaar en wordt gepubliceerd op de website ( De uitvoering van het beleid wordt operationeel ondersteund door een inkoophandboek. Het inkoophandboek wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur en is niet openbaar om reden dat dit de interne beschrijving is hoe Regio Rivierenland de externe markt benaderd. Regio Rivierenland onderschrijft binnen het totaalproces van de bedrijfsvoering het belang van een professioneel ingericht en uitgevoerd inkoop- en aanbestedingsbeleid. De uitstraling van professioneel ingerichte inkoopprocessen naar de eigen organisatie, het bedrijfsleven en de burgers speelt een essentiële rol in het ontwikkelen en vasthouden van vertrouwen in de wijze waarop gemeenschapsgeld wordt besteed. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid draagt hiermee bij aan een integere uitvoering van uit te besteden overheidstaken. Regio Rivierenland is aan haar gemeenten, alsmede inwonende burgers, maar ook aan zichzelf, verplicht de besteding van gemeenschapsgelden zo transparant, objectief, efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren. De inkoop- en aanbestedingsprocessen zullen professioneel uitgevoerd moeten worden om aan deze verplichting te voldoen. Het zijn echter niet alleen de mogelijke financiële voordelen waarom de inkoopprocessen professioneel zouden moeten worden ingericht, maar zeer zeker ook de kwalitatieve aspecten van de inkoop. De kwaliteit van de inkoop vertaalt zich uiteraard in de kwaliteit van de producten, diensten en werken zelf, maar ook in de beheersing van doorloop- en levertijden, het voorkomen van onverwachte budgetoverschrijdingen, het voorkomen van toekomstige problemen, de integriteit van de organisatie met haar betrokken functionarissen, de directe milieuzorg en het sociaal ondernemen welke samenhangen met de inkoop. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is van toepassing op: - alle inkopen en aanbestedingen van leveringen, diensten en werken waarbij Regio Rivierenland opdrachtgever wordt; - alle inkopen en aanbestedingen van leveringen, diensten en werken welke door derden, in opdracht van Regio Rivierenland, worden uitgevoerd. Naast het eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid is Regio Rivierenland boven het bedrag van de Europese drempel gehouden de Europese wetgeving op het gebied van inkopen en aanbesteden na te leven. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is voor het eerst vastgesteld in Anno 2014 wordt het beleid opnieuw geactualiseerd waarbij rekening is gehouden met: - Het inkoop- en aanbestedingsbeleid van deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling Regio Rivierenland; - de Aanbestedingswet 2012, welke per 1 april 2013 van kracht is; - de, op 18 maart 2013 door meerdere gemeenten ondertekende, samenwerkingsovereenkomst inkoop- en aanbestedingsbeleid Rivierenland. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

77 2. DOELSTELLING De doelstelling van het inkoop- en aanbestedingsbeleid is kaders vast te leggen voor het professioneel en verantwoord verwerven van bedrijfsmatig benodigde producten, diensten en werken op een gewenst kwaliteitsniveau tegen de laagst mogelijke integrale kosten. Professioneel betekent dat de resultaten van de inkoopprocessen worden getoetst aan (jaarlijks) vastgestelde meetbare doelen inzake doelmatigheid, rechtmatigheid, duurzaamheid, sociaal inkopen en lokaal/regionaal inkopen. Verantwoord impliceert dat de inkoopprocessen planmatig worden uitgevoerd binnen de uitgangspunten op het gebied van ethiek, integriteit, (regionale) samenwerking met derden en risicomanagement. Het gewenste kwaliteitsniveau wordt bepaald door de functionele behoefte, het (strategisch) belang voor de bedrijfsvoering en de (on)mogelijkheden van de inkoopmarkt. Bij kwaliteit gaat het niet alleen om de kwaliteit van het product, dienst of werk, maar ook om de kwaliteit van direct daarmee samenhangende zaken, zoals milieuzorg, service, logistiek, informatie, garantie, voorwaarden, duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen. De laagst mogelijke integrale kosten houdt in dat alle kosten over de gehele levenscyclus die verband houden met de keuze voor een product, dienst of werk worden meegenomen in de financiële afweging. Laagst mogelijk impliceert dat het effectieve resultaat van individuele inkoop en aanbestedingsactiviteiten mede wordt bepaald door de mate waarin invulling wordt gegeven aan bedrijfsmatige randvoorwaarden op het gebied van personeel, systemen, werkwijzen en procedures. 3. BEGRIPSOMSCHRIJVING Onder het inkoop- en aanbestedingsbeleid vallen in beginsel alle handelingen waar een externe factuur uit voortkomt. Regio Rivierenland ontvangt facturen indien een externe partij, uitsluitend na schriftelijke opdrachtverstrekking (het aangaan van een verplichting), een prestatie heeft verricht. Zo n prestatie kan betrekking hebben op de levering van goederen, het verrichten van diensten of het uitvoeren van werken. De begrippen inkoop en aanbesteding kunnen door elkaar worden gebruikt. Het begrip inkoop wordt vaker gebruikt bij leveringen en diensten, het begrip aanbesteding wordt vaker gebruikt bij werken. Alle handelingen waar een interne factuur uit voorkomt vallen niet onder het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Regio Rivierenland ontvangt dergelijke facturen ingeval er sprake is van (quasi)-inbesteding. Van inbesteding is sprake als Regio Rivierenland een opdracht plaatst bij een eigen dienstonderdeel. Van quasiinbesteding is sprake als Regio Rivierenland een opdracht plaatst bij een organisatie waarmee Regio Rivierenland nauw is gelieerd. Het onderscheid in leveringen, diensten en werken is essentieel in de uitvoering van het beleid, zowel onder als boven het Europese drempelbedrag. Voor leveringen, diensten en werken worden de volgende definities gehanteerd: Leveringen: een overeenkomst onder bezwarende titel voor aankoop, leasing, huur of huurkoop van een product. De bezwarende titel wil zeggen dat de opdrachtnemer en opdrachtgever over en weer een prestatie leveren (respectievelijk de feitelijke prestatie en de betaling). Producten worden gedefinieerd als alle roerende zaken, waar de opdrachtgever eigendom over verwerft. Bijkomende werkzaamheden bij afleveren, aanbrengen of installeren van de producten worden als onderdeel van het product beschouwd. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

78 Diensten: Werken: een overeenkomst onder bezwarende titel voor het verrichten van diensten. Onder diensten worden alle prestaties begrepen die niet onder leveringen of werken vallen. het realiseren van producten van bouw- dan wel wegenbouwkundige werken, die er toe bestemd zijn een economische of technische functie te vervullen. Onder werken wordt verstaan de aanleg, het groot onderhoud en het wijzigen van civiel-, groen-, cultuurtechnische en (wegen)bouwkundige voorzieningen in de openbare ruimte. Regulier terugkerend onderhoud aan groenvoorzieningen en kleine reparaties aan (wegen)bouwkundige werken vallen niet onder de definitie van werken maar onder diensten. Teneinde misvattingen van de begrippen te voorkomen bevat de wet- en regelgeving een gedetailleerde opsomming van de inhoud van de begrippen. 4. WETTELIJK KADER Het naleven van wet- en regelgeving is een verplichting en geen keuze. Het naleven van de regels is expliciet als kader opgenomen om uitdrukking te geven aan de verplichting op het naleven van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Specifiek zijn de volgende kaders van belang : 1. Naleven van wet- en regelgeving Door de Europese Unie is een richtlijn vastgesteld (EG-Richtlijn 2004/18) voor de verstrekking van overheidsopdrachten. Deze richtlijn is opgenomen in de Aanbestedingwet 2012, welke met ingang van 1 april 2013 van toepassing is. De Aanbestedingswet 2012 bevat procedureregels voor het uitvoeren van inkopen en aanbestedingen. De wet is niet vrijblijvend maar moeten worden toegepast door Regio Rivierenland bij opdrachten voor Werken, Leveringen en Diensten als de waarde van de opdracht het Europese drempelbedrag overschrijdt. 2. Naleven van transparantie, objectiviteit, non-discriminatie, proportionaliteit en zorgvuldigheid De basisprincipes van de Europese wetgeving zijn ook van toepassing op de verstrekking van overheidsopdrachten met een opdrachtwaarde beneden het Europese drempelbedrag. Transparantie betekent dat het proces van inkopen en aanbesteden voor alle betrokkenen helder en eenduidig moeten zijn (doch niet altijd openbaar) en derhalve verantwoord moeten kunnen worden. Objectiviteit wil zeggen dat het proces van inkopen en aanbesteden gebaseerd is op verifieerbare feiten en het gebruik van onafhankelijke (beoordelings)methodieken. Non-discriminatie betekent dat alle betrokkenen beschikken over gelijke informatie en dat ere gelijke kansen moeten worden geboden aan alle betrokkenen. Proportionaliteit betekent dat voorwaarden en eisen welke door Regio Rivierenland worden gesteld in een redelijke verhouding moeten staan met de aard en omvang van de, in te kopen, leveringen, diensten en werken. De zorgvuldigheid in de uitvoering van inkoop en aanbestedingsactiviteiten dient maximaal te worden geborgd teneinde (juridische) conflicten te voorkomen. Zorgvuldigheid vereist dat het opleggen van de algemene inkoopvoorwaarden onderdeel vormt van de offerte aanvraag en de overeenkomst, dat opdrachten uitsluitend schriftelijk worden verstrekt en dat de uitvoering van een overeenkomst pas kan aanvangen nadat hiertoe schriftelijk opdracht is verstrekt. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

79 Zorgvuldigheid in bedrijfsvoering impliceert dat bij iedere inkoop en aanbestedingstraject bewust moet worden overwogen of de ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de potentiële opdrachtnemer voorwaardelijk is voor de gunning van de opdracht. 5. UITGANGSPUNTEN Beleidsuitgangspunten leggen een relatie tussen de normen en waarden die Regio Rivierenland wil uitdragen en de economische uitgangspunten enerzijds en het inkoop- en aanbestedingsbeleid anderzijds. Het normen- en waardepatroon van Regio Rivierenland is gebonden aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Economische uitgangspunten zijn gebaseerd op gemaakte keuzes van Regio Rivierenland. Specifiek voor het inkoop- en aanbestedingsbeleid zijn een aantal algemene beleidsuitgangspunten van belang : 1. Nastreven van begrotingkaders De begroting van Regio Rivierenland is financieel kaderstellend voor alle inkopen en aanbestedingen. Het is niet toegestaan een inkoopprocedure te starten zonder de beschikbaarheid van een goedgekeurd budget en/of het budget te gebruiken voor een ander doel. Leidend voor de start van een inkoopprocedure is niet de beschikbaarheid van een budget, maar de bedrijfsmatige noodzaak tot uitvoering van een levering, dienst of werk. In alle gevallen dienen de voorschriften uit de geldende budgethoudersregeling te worden gevolgd in de uitvoering van het beleid. 2. Nastreven van verlichting administratieve lasten Het verminderen van de administratieve lasten binnen de inkoop- en aanbestedingstrajecten betekent dat in iedere fase van het proces alleen die informatie moet worden gevraagd welke benodigd is voor de voortgang en/of besluitvorming. De vragen moeten betrekking hebben op de inhoudelijke kern van de aanbesteding, niet op de randverschijnselen. Het nastreven van vermindering van de administratieve lasten impliceert tevens dat uitsluitend offertes worden aangevraagd bij partijen welke een gelijke kans hebben de opdracht daadwerkelijk te verkrijgen. Het aanvragen van offertes met als uitsluitend doel te voldoen aan de interne procedures brengt de integriteit van Regio Rivierenland in diskrediet en is niet toegestaan. Het nastreven van vermindering van administratieve lasten betekent ook dat, in samenwerking/overleg met de betrokken eigen diensten, actief moet worden gezocht naar mogelijkheden de inkoopadministratie bij zowel de opdrachtnemers als Regio Rivierenland te optimaliseren (reductie van het aantal opdrachten, leveranciers, facturen etc.). 3. Nastreven van balans in beoordeling van prijs en kwaliteit Regio Rivierenland streeft naar een optimale afweging van de prijs/kwaliteit verhouding bij de beoordeling van inschrijvingen waarbij de afweging past in de inkoopstrategie. Een optimale afweging impliceert dat de kwalitatieve criteria doorslaggevend kunnen zijn in de selectie van de marktpartij. Op marktsegementen waar de kwaliteit geen onderscheidende factor tussen marktpartijen is, is de beoogde kwaliteit onderdeel van het programma van eisen. 4. Nastreven van risico beheersing Regio Rivierenland streeft als opdrachtgever naar een zo maximaal mogelijke beperking van het financiële inkooprisico. Vermindering van het risico richt zich op situaties waarin Regio Rivierenland de rol van voorfinancier speelt, op situaties waarin Regio Rivierenland aansprakelijk kan worden gesteld voor de juiste en Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

80 volledige betaling van belastingen en premies door de opdrachtnemer, op situaties van dreigende surseance van betaling of faillissement. 5. Nastreven van regionale inkoopsamenwerking Regio Rivierenland streeft op regionaal niveau naar inkoopsamenwerking met haar gemeenten alsmede andere publiekrechtelijke instanties, indien de samenwerking voor Regio Rivierenland op enige wijze kwalitatieve en/of financiële voordelen brengt. 6. Nastreven van integriteit Het integriteitbeleid van Regio Rivierenland is van toepassing op alle betrokken medewerkers. Kernpunt is dat medewerkers een puur zakelijke relatie onderhouden met (potentiële) leveranciers, dienstverleners en aannemers. Functiescheiding in het inkoopproces is daarom geborgd in de toewijzing van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functionarissen binnen het inkoopproces (budgethouders, adviseurs, inkoopbureau, medewerkers). Opdrachtnemers dienen integer en betrouwbaar te zijn en zich niet bezig te houden met criminele activiteiten. Binnen inkoop- en aanbestedingstrajecten met een opdrachtwaarde waarbij de meervoudige aanbestedingsprocedure, de openbare- of of de Europese aanbestedingsprocedure wordt gevolgd, worden potentiële opdrachtnemers gevraagd eigen verklaringen hieromtrent te ondertekenen. Bij gunning kan worden gevraagd om nadere bewijsstukken aan te leveren. Regio Rivierenland zal bij ernstige twijfel over de integriteit en/of betrouwbaarheid van een opdrachtnemer een BIBOB onderzoek laten uitvoeren. 7. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot lokaal/regionaal inkopen Regio Rivierenland wil de kansen van lokale en/of regionale ondernemers op het verwerven van opdrachten maximaliseren binnen de wettelijk toegestane kaders. Regio Rivierenland zal hiertoe in Europese en nationale aanbestedingsprocedures overwogen rekening houden met de mogelijkheden van de lokale en/of regionale markt. Regio Rivierenland zal in onderhandse procedures, daar waar de markt hiertoe de mogelijkheid biedt, één of meerdere lokale en/of regionale ondernemer(s) direct uitnodigen tot deelname aan de procedure. 8. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot social return Regio Rivierenland onderschrijft het belang van social return bij inkopen en aanbesteden als instrument om het bedrijfsleven te stimuleren in de bedrijfsvoering actief mee te werken aan het creëren van arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en stageplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bij de invulling van social return wordt gestreefd naar maatwerk. Dit maatwerk heeft betrekking op: o de manier waarop er invulling wordt gegeven aan social return (de vorm); o de match tussen SROI kandidaten en de opdracht/opdrachtgever; o de zwaarte van de SROI eisen ten opzichte van de omvang en aard van de opdracht. Regio Rivierenland zal in onderhandse procedures, daar waar de markt hiertoe de mogelijkheid biedt, één of meerdere ondernemer(s) die aantoonbaar invulling geven aan sociaal maatschappelijk ondernemen direct uitnodigen tot deelname aan de procedure. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

81 Bedrijven zullen worden uitgenodigd én ondersteund om creatief/innovatief invulling te geven aan SROI. Social return wordt - daar waar mogelijk/wenselijk bij inkoop en aanbestedingstrajecten: o opgenomen in de gunningcriteria en/of o als contracteis 9. Nastreven van bestuurlijke beleidsdoelen met betrekking tot duurzaamheid Regio Rivierenland streeft, binnen de financiële begroting kaders, naar het realiseren van duurzaamheiddoelen om daarmee de markt voor duurzame producten en methodieken te stimuleren. Regio Rivierenland volgt hierbij de definitie van het begrip duurzaamheid zoals vastgesteld door Agentschap.nl in opdracht van de rijksoverheid. Voor opdrachten met een geraamde opdrachtwaarde boven ,-: o worden alle duurzaamheideisen (van Agentschap.nl) standaard opgenomen in het bestek; o wordt duurzaamheid - daar waar mogelijk/wenselijk - opgenomen in de gunningcriteria bij inkoop- en aanbestedingstrajecten. 6. PROCEDURE VOORSCHRIFT Het proces van Inkopen en aanbesteden wordt uitgevoerd conform voorgeschreven procedures. De keuze van de procedure is niet vrij maar wordt bepaald door de categorie (leveringen, diensten, werken) en de raming van het bedrag voor de opdracht: Bedrag raming opdracht (excl. BTW) Leveringen en Diensten Procedure Minimum aantal offertes Maximum aantal offertes Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Europese Nationaal openbaar Bij inschrijving n.v.t. drempel * > Europese drempel* Europees Bij inschrijving n.v.t. Bedrag raming opdracht (excl. BTW) Werken Procedure Minimum aantal offertes Maximum aantal offertes Enkelvoudig onderhands Meervoudig onderhands Europese Openbaar Bij inschrijving n.v.t. drempel* > Europese drempel* Europees Bij inschrijving n.v.t. * De Europese drempelbedragen worden tweejaarlijks aangepast. Wijzigingen in de drempelbedragen worden zonder voorafgaande goedkeuring doorgevoerd. De actuele drempelbedragen zijn vastgelegd in bijlage A. Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

82 De hoogte van de drempelbedragen voor onderhandse of openbare procedures is gebaseerd op de regelgeving uit de Gids Proportionaliteit. Het gebruik van een afwijkende procedure onder de Europese drempel kan uitsluitend als dit kan worden gemotiveerd op objectieve gronden. De motivatie moet worden opgenomen in het aanbestedingsdocument. Het bedrag van de raming dient vakkundig en op realistische en actuele gronden bepaald te worden. De raming betreft de totale looptijd van de opdracht en omvat alle kosten gerelateerd aan de uitvoering van de opdracht. De rechtmatige keuze van de procedure wordt bepaald door het werkelijke bedrag van de overeenkomst. Bij grensgevallen in de keuze van de categorie wordt geadviseerd de procedure van de hogere categorie te volgen. Ingeval van twijfel over het bedrag van de raming en/of de keuze van de procedure en/of de haalbaarheid van het minimum aantal offertes, dient advies te worden gevraagd bij de inkoopadviseur. De Aanbestedingswet 2012 maakt in de categorie "diensten" een onderscheid in A- en B-diensten op basis van groepscategoriën. Voor A-diensten gelden onverkort de Europese richtlijnen. Voor B-diensten met een opdrachtwaarde boven de Europese drempel geldt een verlicht aanbestedingsregime d.w.z. de aanbesteding kan worden uitgevoerd volgens een onderhandse procedure en alleen de gunning moet worden gepubliceerd. De definitie van B-diensten ligt vast in het wettelijk kader. De voorgeschreven procedures onderscheiden zich door de manier waarop de marktpartijen worden gevraagd deel te nemen aan een inkoop- of aanbestedingstraject : Enkelvoudig onderhands : procedure waarin Regio Rivierenland 1 marktpartij uitnodigt om een offerte uit te brengen. Meervoudig onderhands : procedure waarin Regio Rivierenland meerdere marktpartijen uitnodigt om een offerte uit te brengen. Openbare procedure : procedure waarin de aanbesteding nationaal wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen. Europese procedure : procedure waarin de aanbesteding Europees wordt aangekondigd en marktpartijen de vrijheid hebben een inschrijving in te dienen. Zowel de openbare als de Europese procedure kennen een tweetal varianten, de openbare variant en de niet-openbare variant. De hiervoor genoemde procedures zijn de meest gangbare procedures. In uitzonderingsgevallen kan worden uitgeweken naar minder gangbare, maar volgens de wettelijke richtlijnen geaccepteerde, procedures (b.v. concurrentiegerichte dialoog) en aanbestedingsvormen (bestuurlijk aanbesteden). 7. RISICOVERDELING Aanbestedingsreglementen zijn primair bedoeld ter praktische ondersteuning van inkopen en aanbesteden voor zowel Regio Rivierenland als externe partijen. De aanbesteding van alle werken, ongeacht de voorgeschreven procedure, vindt plaats volgens het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW2012) of een nieuwere versie hiervan. De aanbesteding van leveringen en diensten volgens de Europese procedure vindt plaats volgens de regelgeving uit de Aanbestedingswet In beginsel worden daar waar niets vooraf geregeld is de VNG Inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten gehanteerd. Inkoopvoorwaarden zijn primair bedoeld om de verantwoordelijkheden van Regio Rivierenland en de externe partijen te reguleren. De toepasselijkheid van de algemene inkoopvoorwaarden is verplicht voor alle inkopen en aanbestedingen, Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

83 ongeacht de voorgeschreven procedure. Daar waar algemene voorwaarden bestaan die paritair zijn opgesteld, worden deze toegepast. 8. VERBINTENISSEN Regio Rivierenland gaat uitsluitend schriftelijke inkoop verbintenissen aan waarop de inkoopvoorwaarden van de VNG van toepassing zijn. De inkoopverbintenis kent 2 varianten, de opdrachtbrief en de overeenkomst. De opdrachtbrief is voorgeschreven in enkelvoudige of meervoudige onderhandse procedures. De overeenkomst is voorgeschreven in openbare en Europese procedures. De opdrachtbrief wordt eenzijdig door Regio Rivierenland ondertekend. De overeenkomst wordt door alle partijen ondertekend. Ondertekening van opdrachtbrieven en overeenkomsten kan uitsluitend plaatsvinden door daartoe, volgens de geldende mandaatregeling, bevoegde functionarissen. 9. BELEIDSAFWIJKINGEN Afwijkingen van het beleid moeten vooraf beargumenteerd ter goedkeuring worden voorgelegd aan het MT van het betreffende dienstonderdeel van Regio Rivierenland. De argumenten kunnen betrekking hebben op markttechnische, beleidsmatige, procedurele en/of bedrijfseconomische aspecten. Voor het verkrijgen van de goedkeuring geldt als richtlijn dat er procesmatig voldoende tijd en budget gereserveerd dient te worden voor de uitvoering van de juiste inkoop- of aanbestedingsprocedure. Tijd- en/of budgetgebrek is derhalve in het algemeen geen reden om af te wijken van het beleid. Het MT is bevoegd afwijkingen van het inkoop- en aanbestedingsbeleid goed te keuren mits de afwijking niet strijdig is met wettelijke kaders. Een besluit tot afwijking kan enkel genomen worden na een schriftelijk advies van het team Inkoopbureau. Indien Regio Rivierenland deelneemt aan een aanbesteding waarbij een andere partij penvoerder is dan wordt het beleid van die partij gevolgd, tenzij deze strijdig is met de wet- en regelgeving waar Regio Rivierenland aan gebonden is. Hiertoe is geen besluit tot afwijken van het eigen beleid nodig. 10. INFORMATIE EN EVALUATIE Het functioneren van het inkoop- en aanbestedingsbeleid, proces, procedures, werkwijzen en (administratieve) organisatie wordt gevolgd aan de hand van overeenkomsten, rechtmatigheids onderzoeken, budgetbewaking. evaluaties van inkopen en aanbestedingen volgens de Europese en openbare procedure, en eventuele inkoop- en aanbestedingsrapportages. De management informatie in deze stelt de verantwoordelijken in staat correctieve maatregelen te nemen. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt regulier eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Door organisatorische, regionale en/of landelijke ontwikkelingen en/of door ontwikkelingen in de marktsituaties kan het noodzakelijk zijn het beleid tussentijds te actualiseren. In die gevallen zal het beleid met toelichting op de wijziging ter vaststelling worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Bijlagen: A. Drempelbedragen Europees aanbesteden Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

84 Bijlage A Drempelbedragen Europees aanbesteden Voor de periode gelden de navolgende drempelbedragen : Drempelbedrag in Euro excl. BTW Leveringen ,- Diensten ,- Werken ,- Inkoop- en aanbestedingsbeleid Regio Rivierenland

85 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 5c Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Verlenging proef Inzameling kleine afvalstromen en verlenging overeenkomst met verenigingen mbt papierinzameling Voorstel 1. De lopende proef "Inzameling kleine afvalstromen" onder huishoudens voort te zetten tot 1 juli De proef in 2015 verder te verlengen tot 31 december 2015, onder de voorwaarde dat in de eerste helft van 2015 wordt besloten tot Regiobrede invoering van inzameling kleine afvalstromen per 1 januari De lopende papier overeenkomst met de verenigingen te verlengen tot en met 31 december Inleiding In samenwerking met verenigingen zamelt Avri in Regio Rivierenland papier en textiel in. In het verleden zijn er keuzes geweest rondom de papierinzameling: 1. doorgaan met de huidige papierinzameling met verenigingen; 2. stoppen met samenwerking verenigingen en daarbij circa , besparen; 3. zoeken naar alternatieve samenwerking met verenigingen. In de vergadering van 14 september 2011 heeft het AB keuze 1 gemaakt: Er is toen besloten de samenwerking met verenigingen met één jaar te verlengen tot en met 31 december In de Programmaraad van 21 juni 2012 is vervolgens ingestemd met de verlenging van de huidige papier/textiel overeenkomst tot 31 december 2013 (inclusief indexering volgens CBS-index CAO lonen). In het AB van 20 september 2012 is dit voornemen bekrachtigd. Hierop heeft Avri van het AB de opdracht gekregen om te onderzoeken welke alternatieven er vanaf 2014 kunnen zijn voor de huidige samenwerking met verenigingen met als randvoorwaarden gelijkblijvende inkomsten en handhaven huidige inzameltijden voor verenigingen en kostenbesparing. Hiermee is keuze 3 in gang gezet. Uit de onderzochte alternatieven bleek de inzameling van kleine hergebruikstromen het meest geschikt als eventueel alternatief voor de huidige samenwerking met verenigingen. Met dit alternatief zou een proef kunnen worden uitgevoerd om ervaring op te doen met een alternatief afvalinzamelingsysteem gebaseerd op samenwerking met verenigingen. Het doel van de proef; onderzoeken of de inzameling van kleine hergebruikstromen een goed (binnen de randvoorwaarden) alternatief is voor de papierinzameling met verenigingen Op 13 februari 2013 heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met het uitvoeren van een proef. Deze proef bestond uit het inzamelen van kleine hergebruik stromen (textiel, batterijen, inktcartridges, plantaardige olie, kleine elektrische apparaten). Deze proef heeft plaatsgevonden van 1 juli 2013 tot 1 april 2014 onder huishoudens met deelname van 12 verenigingen. Op 12 maart 2014 heeft het AB besloten om deze proef te verlengen tot 31 december 2014 met het oog op een gedegen evaluatie. Op 18 september 2014 is de evaluatie besproken in een overleg met de Wethouders Milieu van de Regio. Daarnaast is de evaluatie besproken met alle papierverenigingen tijdens een bijeenkomst op 30 september Tijdens deze bijeenkomst is uitleg gegeven over de inzamelmethodiek van kleine afvalstromen en de randvoorwaarden bij een eventuele Regio brede invoering (gelijke tijdsbesteding en gelijkblijvende inkomsten). Door de jarenlange historie van de papierinzameling met de verenigingen bleek dat de verenigingen meer tijd nodig hadden voor ruggespraak met de achterban/bestuur om tot een standpunt/mening te komen over de inzameling van kleine afvalstromen als alternatief voor de papierinzameling. Hierdoor ontstaat vertraging: Het voorstel voor een eventuele structurele regiobrede invoering van de inzameling kleine afvalstromen zal niet eerder dan in het eerste kwartaal van 2015 ingediend kunnen worden. Beoogd effect 1. Blijvende samenwerking met 'papierverenigingen'

86 Argumenten 1.1 De verenigingen die deelnemen aan de proef met inzameling kleine afvalstromen zijn positief over verlenging van de proef Een inventarisatie onder de deelnemende verenigingen toont aan dat ze allen positief zijn over een verlenging van de proef en daaraan graag hun medewerking verlenen. 1.2 Duidelijkheid voor huishoudens die deelnemen aan de proef inzameling kleine afvalstromen. De evaluatie van de proef kan op dit moment nog niet worden afgerond. Hierdoor is definitieve besluitvorming nu niet mogelijk over de toekomst van de inzameling van kleine afvalstromen door verenigingen. We vinden duidelijkheid voor de deelnemende huishoudens van belang. Daarom continueren we deze vorm van inzameling vanwege de reële kans dat de proef verder verlengd zal kunnen worden Aanvullende besluitvorming in 2015 wordt overbodig. Indien het Algemeen Bestuur in 2015 besluit dat de inzameling van kleine afvalstromen een geschikt alternatief is voor de papierinzameling, dan zorgt dit voorwaardelijk geformuleerde besluit ervoor dat er op dat moment geen apart besluit meer nodig voor de verlenging van de nu lopende proef tot en met 31 december Huidige overeenkomst papierinzameling met vereniging loopt tot 31 december De huidige overeenkomst voor de verenigingen die papier in zamelen loopt tot 31 december Dus afgezien van de proef Inzameling Kleine Afvalstromen dient de overeenkomst verlengd te worden. Kanttekeningen Nu de evaluatie van de lopende proef nog niet kan worden afgerond, is op dit moment nog geen definitieve besluitvorming mogelijk over de proef. Communicatie Na goedkeuring van de verlenging van de inzameling van kleine afvalstromen worden de deelnemende verenigingen en huishoudens op de hoogte gebracht worden door de verspreiding van nieuwe inzamelkalenders. De verlenging van de papierovereenkomst voor alle 'papier verenigingen' wordt door middel van een brief gecommuniceerd. Financiën De uitvoeringskosten van elk half jaar verlenging van de proef met inzameling kleine afvalstromen met verenigingen bedragen naar schatting ,--. Bijlagen 1. Huidige papierovereenkomst 2. Overzicht papierverenigingen 3. Overzicht deelnemende verenigingen proef inzameling kleine afvalstromen Deze bijlagen zijn niet bijgevoegd. Deze bijlagen zijn digitaal beschikbaar op onze website en treft u aan bij de vergaderstukken van het Algemeen Bestuur van december 2014.

87 bijlage 2 Overzicht 'papierverenigingen'' Naam vereniging Gevestigd te Naam vereniging Gevestigd te Fanfare Prins Hendrik Aalst Aalst CBS Goudenstein Haaften Muz. Ver. K & V Maurik Maurik Muziekver. OBK. Brakel Brakel OBS Willem Alexander Haaften Ora et Labora Rijswijk NH. Gemeente Poederoyen Poederoyen Kerkvoogdij N.H. kerk Hellouw Hellouw Sportvereniging D.S.Z. Boven-Leeuwen V.V. Zuilichem Zuilichem N.H. Gemeente Opijnen Opijnen Muziekver. St. Lambertus Alphen Stichting Dorpshuis Asch Asch Prot. Gem. Varik/Heesselt Varik VV D.B.V. Maasbommel SDG Burens Orkest Buren OBS de Waerdenburght Waardenburg Harmonie Koning Willem III Beneden-Leeuwen Onderhoudsfonds Stefanuskerk Zoelen Ouderr. B.S. De Bogerd Rossum K.S.M. Concordia Culemborg S.V. Olympia Ochten Muziekver. Juliana Rossum Harmonie Kon. Wilhelmina Wamel James Fraser Ochten Korfbalver. Tiel '72 Tiel De Kwaekers Altforst Muziekvereniging Harmonie Ochten Hervormde Gemeente Drumpt Tiel Muziekver. Pr. WA Appeltern Speeltuinver. 't Huchtje Acquoy Stichting (Re-)Cycling Zaltbommel Muziekver. St. Barbara Dreumel Muziekver. Concordia Beesd Beesd O.B.S. De Daverhof Kerk Avezaath Corsoclub Maas en Waal Beneden-Leeuwen O.B.S. De Minzerie Enspijk Verenigingen Maasdriel Gemeente Maasdriel Jeugd/Muz. ver. Herwijnen Wilhelmina N.H. Gem. G'Malsen Oost Geldermalsen DES Hedel V.V. Heukelum Heukelum Restauratiefonds N.H. Gemeente Geldermalsen V.V. Jan van Arckel Ammerzoden St. Steun Dorpshuis Spijk Spijk Showcorps Pr. Marijke Geldermalsen O.B.K. Well Well Chr. Brassband Harp en Vuren Luit Muziekver. Voorwaarts Rumpt O.B.S. Pr. W. Alexander Echteld Muziekver. Pr. Juliana Eck en Wiel N.H. Gemeente Tricht Tricht Magnificatkerk Geref. Vrijgemaakt Tiel Oranje Nassau School Culemborg N.H. Gemeente Heerewaarden Heerewaarden Zwem-en Poloclub Zaltbommel Tennisvereniging Terweijde Culemborg Paardensportve. De Bommelerwaard Zuilichem RKTVC Tiel CVV Vriendenschaar Culemborg N.H. Jeugdwerk " De Wegwijzer" Bruchem Herv. Gemeente / SV Kesteren Kesteren EHBO afd. Tiel Tiel O.B.K./ De Volharding Kerkwijk Chr. Muziekvereniging Amicitia Dodewaard Stichting de Ark Tiel Muziekver. Concordia Nederhemert Christelijke Gereformeerde kerk Culemborg Scouting Phoenix Tiel Tiel C.B.S. De Regenboog Nieuwaal Ger. Kerk Vrijgemaakt Zaltbommel Zaltbommel N.H. Gemeente Asperen Asperen Muz.Ver. K & V Opheusden Opheusden KTSM Tiel MVV 58 Meteren De Schutse Opheusden Ger. Gemeente Tricht-Geldermalsen Tricht Harmonie Kunst na Arbeid Ingen Muziektheatergezelschap Elstars Tiel N.H. Gemeente Lienden Lienden KTVM Tiel N.H. Kerk Ommeren Ommeren Carnavalsver. De Blauwlappen Culemborg

88

89 bijlage 3 Deelnemende vereniging proef inzameling kleine afvalstromen Vereniging Amicitia Dodewaard NH G'malsen Oost/Rest. Fonds Olympia Korfbalver. Tiel '72 MVV'58 Geref. Vrijgem. Zaltbommel Harm. Kon. Willem 3 Verenigingen Maasdriel Harmonie Concordia NH Gem. Varik Heeselt Concordia Culemborg SDG Buren kern Dodewaard Geldermalsen Ochten Tiel West/Hertogenwijk/Kapel Avez. Meteren Z'Bommel centrum en Spellerwaard Beneden Leeuwen Kerkdriel/Velddriel/Hoenzadriel Beesd Varik-Heesselt Culemborg Terweyde Buren

90 bijlage I : overeenkomst met 'papierverenigingen' Overeenkomst voor inzet van verenigingen bij de inzameling van papier/karton en textiel in Regio Rivierenland Partijen: 1. Regio Rivierenland dienst Afvalverwijdering Rivierenland (AVRI), met toepassing van artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter de heer R. van Schelven. En 2. xxxxxxxl, gevestigd te xxxxx, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordig door De heer xxxx in zijn hoedanigheid van contactpersoon, hierna te noemen; inzamelaar. Komen hierbij het volgende overeen: Artikel 1 Begripsbepalingen In het kader van deze overeenkomst wordt verstaan onder: 1. oud papier en karton: oud papier en karton afkomstig van huishoudens in het verzorgingsgebied van AVRI volgens acceptatielijst (Bijlage III), 2. textiel: alle draagbare en niet-draagbare textiel afkomstig van huishoudens in het verzorgingsgebied van AVRI volgens acceptatielijst (Bijlage III), 3. inzamelgebied: de bij deze overeenkomst aangewezen gebied waar de inzamelaar in opdracht van AVRI oud papier/karton en textiel inzamelt, 4. inzamelaar: een vereniging, school, kerk of dergelijke organisatie met een duidelijk omschreven ideëel doel waarbij de op basis van deze overeenkomst verkregen vergoeding ingezet wordt voor dit doel, 5. inzamelbedrijf: dienstonderdeel AVRI van de Regio Rivierenland dat de inzamelwagen en chauffeur ter beschikking stelt, of derden die door AVRI hiervoor aangewezen zijn, vertegenwoordigd door de directeur, 6. handelaar: het bedrijf waaraan AVRI het ingezamelde oud papier/karton en textiel verkoopt, 7. veiligheidsmiddelen: veiligheidsinstructies, veiligheidsschoenen, handschoenen, veiligheidshesje. Artikel 2 Wijze van inzameling 1. De inzameling van oud papier/karton en textiel gebeurt huis-aan-huis middels mini containers door een maandelijkse rondgang, twaalf keer per jaar en op vaste dagen door vrijwilligers van de inzamelaar. Hierop uitgezonderd de

91 binnensteden van Culemborg, Zaltbommel en Tiel waar nog middels los papier ingezameld kan worden. 2. Het is niet toegestaan oud papier/karton en textiel afkomstig van kantoren, winkels, diensten of instellingen uit de HDO-sector (Handel, Diensten, Overheid) in dezelfde rondgang mee te nemen. 3. Hoogbouw aansluitingen zijn uitgesloten van inzameling door inzamelaars volgens artikel 1 lid 4 van deze overeenkomst. 4. De inzameling vindt plaats bij alle woonhuisaansluitingen in het gebied, zoals weergegeven in een routebeschrijving (bijgevoegd bij overeenkomst). AVRI en inzamelaar zullen jaarlijks het inzamelgebied op actualiteit toetsen. Een wijziging daarvan is alleen geldig indien zij schriftelijk is vastgelegd en door beide partijen is ondertekend. Een correctie op de vergoeding vindt alleen plaats indien er minimaal een wijziging van 50 aansluitingen is binnen een jaar. 5. Het inzamelen van oud papier/karton en textiel gebeurt met behulp van een kraak-/perswagen die door het inzamelbedrijf beschikbaar is gesteld. Ook de chauffeur van de kraak/perswagen wordt door het inzamelbedrijf beschikbaar gesteld. De inzamelaar stelt twee vrijwilligers per voertuig beschikbaar van minimaal 18 jaar die aantoonbaar kennis hebben genomen van de vereiste veiligheidsinstructies en voorzien zijn van veiligheidsmiddelen. 6. Mochten er op het afgesproken aanvangstijdstip en afgesproken verzamelpunt minder dan 2 vrijwilligers per voertuig van de inzamelaar aanwezig zijn, of indien personen jonger dan 18 jaar ingezet worden, dan kan er niet volgens de in lid 5 vereiste wijze worden ingezameld. AVRI zal ervoor zorgdragen dat het oud papier/karton en textiel zo snel als mogelijk wordt ingezameld. De daaruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de inzamelaar en worden in mindering gebracht op de inzamelvergoeding waarop de inzamelaar recht heeft. Zie verder artikel 9 tussentijdse beëindiging. 7. zie bijlage II verplichtingen inzamelaar 8. Het aanvangstijdstip van inzamelen door verenigingen zal op doordeweekse dagen plaatsvinden tussen en 18.45, de eindtijd is vastgesteld op uiterlijk voor vrijwilligers. Op de zaterdagen is de start tussen 7.30 en 9.00, hierbij is geen eindtijd vastgesteld. Artikel 3 Voorlichting en overleg 1. AVRI is verantwoordelijk voor algemene voorlichting over de inzameling van oud papier/karton en textiel. AVRI verstrekt elk huishouden een kalender met desbetreffende informatie en communiceert anderszins. 2. De inzamelaar is gerechtigd om aanvullende voorlichting te geven aan de bewoners van het inzamelgebied. Deze voorlichting moet vooraf ter afstemming en goedkeuring aan AVRI worden voorgelegd. 3. Indien door AVRI of de inzamelaar wordt geconstateerd dat het aangeboden oud papier/karton en textiel niet goed aangeboden wordt of niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet, zal in samenspraak worden bekeken hoe de voorlichting hieromtrent is te verbeteren.

92 4. Minimaal 1 keer per jaar zal er gezamenlijk overleg plaatsvinden tussen AVRI en de inzamelaars. Artikel 4 Aansprakelijkheid en ongevallen 1. AVRI heeft een ongevallenverzekering afgesloten voor alle vrijwilligers voor letsel welke direct of indirect het gevolg is van deelname aan de oud papier/karton en textiel inzameling. 2. De inzamelaar dient verzekerd te zijn tegen schade aan derden als gevolg van het handelen van haar leden of personen tijdens de inzameling van oud papier/karton en textiel. Artikel 5 Levering De inzamelaar verplicht zich tot het aanbieden aan AVRI van al het door hem ingezamelde oud papier/karton en textiel. Artikel 6 Kwaliteitseisen 1. Het vaststellen van de verontreiniginggraad van het oud papier/karton en textiel gebeurt door AVRI en de handelaar. De mate van verontreiniging is vastgelegd in het contract tussen AVRI en handelaar. 2. AVRI zal de huishoudens op haar grondgebied voorlichten aan de hand van de scheidingsregels oud papier/karton en textiel die als bijlage III onderdeel uitmaken van deze overeenkomst. 3. De inzamelaar streeft ernaar de vervuiling van het oud papier/karton en textiel, bestaande uit productvreemde vervuiling (anders dan de acceptatielijst zoals in bijlage III aangegeven), tot een minimum te beperken en meldt eventuele onregelmatigheden direct aan AVRI. 4. Aanpassing in de route kan plaatsvinden als dit voorvloeit uit veiligheidsredenen, beschikbaarheid middelen, overschrijding maximum inzameltijd en het in gebreke blijven van een vereniging. Artikel 7 Vergoeding 1. De inzamelaar ontvangt van AVRI een vergoeding van 7,67 + indexering zie lid 3 per aansluiting per 1 januari 2012 voor de inzameling van oud papier/karton en textiel. 2. De in lid 1 bedoelde vergoeding is vastgesteld op een vast tarief onafhankelijk van de ingezamelde hoeveelheid oud papier/karton en textiel. 3. Deze vergoeding zal jaarlijks, ingaande op , geïndexeerd worden volgens CBS-index CAO-lonen. 4. De hoogte van de vergoeding wordt door AVRI vastgesteld en kan, als gevolg van beleidswijzigingen, aan verandering onderhevig zijn. De huidige vergoeding geldt vanaf en eindigt op De betaling van de verschuldigde vergoeding vindt in beginsel plaats binnen 30 dagen na het einde van de kalendermaand waarover de vergoeding

93 verschuldigd is. De betaling geschiedt door overmaking op bank- of girorekeningnummer van de inzamelaar. 6. De inzamelaar ontvangt van AVRI eenmaal per jaar een overzicht van de aan huis aan huis ingezamelde kilogrammen. Artikel 8 Klachten en meldingen 1. De inzamelaar wijst een contactpersoon aan die verantwoordelijk is voor een goed verloop van de inzameling. Deze persoon is aanspreekpunt voor AVRI als het gaat om klachten of meldingen naar aanleiding van de inzameling. De inzamelaar is verantwoordelijk voor een adequate afhandeling. Tevens is deze contactpersoon verantwoordelijk voor de veiligheid van de vrijwilligers, kennisname van veiligheidsinstructies, minimale leeftijd van 18 jaar bewaken (veiligheidscoördinator). 2. De bij de inzameling betrokken personen dragen zorg voor een ordelijk en zorgvuldig verloop van de inzameling en voor het opruimen van vervuiling, ontstaan door verwaaiing van het oud papier en karton, in de directe omgeving van het inzamelvoertuig. 3. Er dient van elke inzamelaar een contactpersoon met (mobiele) telefoonnummer (en bij voorkeur adres) bekend te zijn. Artikel 9 Tussentijdse beëindiging Ieder van de partijen heeft het recht deze overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte te ontbinden, indien de andere partij: a. na schriftelijke aanmaning en ingebrekestelling nalatig blijft in nakoming van enige verplichting uit deze overeenkomst indien meer dan 1x per jaar voorkomt. b. (voorlopige) surséance van betaling wordt verleend c. haar faillissement is aangevraagd of in staat van faillissement wordt verklaard d. haar activiteiten staakt. e. bij wijzigingen van wet- of regelgeving die heroverweging noodzakelijk maakt (ARBO, veiligheid, verzekering). f. uit bedrijfsmatige overwegingen AVRI overgaat op andere inzamelvoertuigen- of middelen (bijv. ondergrondse inzameling, wijkcontainers) waarmee het niet meer mogelijk is om de droge componenten met de achterlader in te zamelen, kan na 2009 het beleid wijzigen. Artikel 10 Duur van de overeenkomst 1. De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 1 jaar, ingaande op en eindigende op De opzegtermijn voor beide partijen is vastgesteld op 3 maanden. Artikel 11 Geschillen 1. Partijen zullen zoveel mogelijk trachten geschillen in verband met of voortvloeiende uit deze overeenkomst in onderling overleg te regelen. Een geschil wordt geacht aanwezig te zijn, zodra AVRI of inzamelaar van mening is dat er een geschil bestaat en daarvan de wederpartij per aangetekend schrijven in kennis heeft gesteld.

94 2. Indien desalniettemin tussen partijen geen overeenstemming ten aanzien van een geschil kan worden bereikt, zal dit geschil voorgelegd worden aan de arrondissementsrechtbank te Arnhem. Artikel 12 Toepasselijk recht Deze overeenkomst en alle hieruit voortvloeiende overeenkomsten, garanties of verklaringen, leveringen of diensten tussen AVRI en inzamelaar zullen in alle opzichten onderworpen zijn aan het Nederlands Recht. Artikel 13 Bijlagen 1. Deze overeenkomst bevat een drietal bijlagen. 2. Bijlage I: gegevens van de inzamelaar vermeld. 3. Bijlage II: verplichtingen inzamelaar 4. Bijlage III: acceptatielijst papier/karton en textiel. De genoemde bijlagen maken onderdeel uit van deze overeenkomst en worden door beide partijen voor akkoord geparafeerd. Aldus opgemaakt in tweevoud en ondertekend op 1 november 2012 te Geldermalsen namens het dagelijks bestuur van de Regio Rivierenland, de voorzitter, R. van Schelven Namens; naam vereniging: naam : Bijlagen: I gegevens inzamelaar II verplichtingen inzamelaar III acceptatielijst oud papier en karton

95 Bijlage I Gegevens inzamelaar Naam inzamelaar: Correspondentieadres:. Postcode en plaats:. Bank- of gironummer:. Naam 1e contactpersoon:. Telefoonnummer 1e contactpersoon:. Naam 2e contactpersoon:. Telefoonnummer 2e contactpersoon:.. Inzamelgebied: Op bijgevoegd stratenlijst nader aangegeven De 1e maand dat de inzameling plaatsvindt: januari 2012 De inzameldag:.. Beginpunt van de inzameling: Aanvangstijdstip: Contactpersoon bij AVRI Ina Arisse Telefoonnummer: (0345)

96 Bijlage II verplichtingen inzamelaar.. volledig ingevuld en ondertekend contract naar AVRI.. wijzigingen van adres of contactpersonen meteen doorgeven aan AVRI.. aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van de inzamelaars afgesloten.. vrijwilligers dienen minimaal 18 jaar oud te zijn.. veiligheidsinstructies laten aftekenen door alle vrijwilligers.. op afgesproken tijdstip en locatie twee vrijwilligers per voertuig leveren.. tijdens inzameling veiligheidsmiddelen dragen.. geen bedrijfspapier laden.. aanwijzingen van de chauffeur altijd opvolgen.. 12x keer per jaar inzamelen op een vaste dag.. indien inzamelaar meer dan 1 keer niet in staat is voldoende vrijwilligers te leveren, zal hierover een gesprek plaatsvinden, indien dit dan binnen een tijdsbestek van 1 jaar nog een keer gebeurd zal de overeenkomst ontbonden worden met inachtneming van de opzegtermijn.

97 Bijlage III Acceptatielijst oud papier/ karton Wel bij het oud papier gaan o.a.: - Kranten - papieren zakken - reclamedrukwerk - telefoongidsen - tijdschriften - computervellen - cadeaupapier - schrijfpapier - papiersnippers (bijvoorbeeld ook goed versnipperde persoonlijke papieren, zoals bankafschriften e.d. - eierdozen - enveloppen (incl. vensterenveloppen) - faxpapier - golfkarton - kartonnen dozen - kartonnen en papieren verpakkingen (bijvoorbeeld doosjes van hagelslag, kartonnen sigarendoosjes, papieren (buiten-)verpakkingen van wasmiddelen, kartonnen verpakkingen van koekjes, papieren doosjes voor soep, pastaproducten, rijst e.d.) Niet bij het oud papier gaan o.a.: - drankenkartons voor zuivel en frisdranken - verpakkingen van vloeibare wasmiddelen en wasverzachter - ordners en ringbanden (metalen klem/plastic kaft) - geplastificeerd papier - sanitair papier (papieren zakdoekjes, wegwerpluiers, toiletpapier) - verontreinigde papieren (papier tussen vleeswaren, koffiefilters) - behang - vinyl - doorslagpapier - foto s - piepschuim - nat papier

98 Acceptatielijst textiel Wat valt er wel onder: Textiel is wel: Textiel zijn alle schone, draagbare en nietdraagbare textiele producten, zoals: Textiel is niet: vloerbedekking/tapijten kleding lakens dekens lappen stof gordijnen schoenen (per paar samengebonden) pluche speelgoed

99 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 6a Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Opheffing Programmaraden en Mandatering Voorstel 1. De Tijdelijke Programmaraden voor Fysieke Leefomgeving, voor Sociale Ontwikkeling en voor Economische Zaken op te heffen, door: 2. De Verordening op de Programmaraden Regio Rivierenland en het Instellingsbesluit Programmaraden in te trekken per 1 januari 2015, conform bijgevoegd intrekkingbesluit, en in verband hiermee, 3. Aan het Dagelijks Bestuur alle benodigde bevoegdheden te mandateren ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de programma's en projecten die onder het lopende Regiocontract (Prioritair Programma Stad en Regio van de provincie Gelderland) worden uitgevoerd. 4. Het Dagelijks Bestuur toe te staan ondermandaat te verlenen met betrekking tot de gemandateerde bevoegdheden als bedoeld onder 3. Inleiding Nu de toekomstige samenwerking tussen de colleges in Rivierenland uitgekristalliseerd is, dienen enkele formele stappen gezet te worden om de vernieuwde samenwerking vorm te geven. Besloten is afscheid te nemen van de (Tijdelijke) Programmaraden. Daartoe dient dit voorstel. Beoogd effect Formele opheffing van de Tijdelijke Programmaraden, om de weg vrij te maken voor de nieuwe wijze van samenwerking tussen de colleges van de deelnemers, zonder dat de voortgang van het lopende Regiocontract hierdoor bekneld raakt. Argumenten 1.De evaluatie van de bestuursstructuur die in 2010 werd ingevoerd, geeft aanleiding de (Tijdelijke) Programmaraden op te heffen. Zoals blijkt uit de AB-besluiten van 10 september en 19 november 2014 hebben de colleges en de raden ingestemd met de nieuwe wijze van samenwerking via drie Speerpuntberaden en Projectgroepen om te focussen op het realiseren van beleid. De huidige samenwerking via de (Tijdelijke) Programmaraden komt daarmee ten einde. 2.De formele regelingen rondom de Programmaraden worden ingetrokken. In 2011 heeft het AB de Programmaraden ingesteld en vormgegeven door het vaststelen van een Instellingsbesluit en een Verordening. Deze regelingen worden nu formeel ingetrokken per 1 januari Op dat moment vervallen alle bevoegdheden van de Programmaraden, inclusief alle aan de programmaraadvoorzitters en Stuurgroepen doorgemandateerde bevoegdheden. 3.. De projecten die vallen onder het Regiocontract kunnen opgestart worden of doorlopen. Een deel van het budget onder het lopende Regiocontract moet nog worden toebedeeld aan projecten. De bevoegdheid hiertoe ligt met de opheffing van de Programmaraden weer bij het AB. Nu de eindfase nadert, is het van belang dat er voortvarend kan worden gereageerd op nieuwe of aangepaste projectvoorstellen en dat daaraan middelen kunnen worden toegekend. Deze voortvarendheid wordt niet bereikt als het AB vanaf 2015 circa vier keer per jaar bijeen komt, zoals de bedoeling is. Als het AB deze bevoegdheid mandateert aan het DB kunnen de projecten vlot doorlopen. Bij een mandaatconstructie blijft de verantwoordelijkheid bij het AB liggen. Het DB dient uit eigen beweging inlichtingen te verschaffen aan het AB. Het mandaat blijft beperkt tot het lopende Regiocontract. Als er sprake is van een opvolger, zal in het AB een besluit genomen worden over de toedeling van middelen daaruit, tenzij het AB op dat moment tot mandatering besluit. 4. Ondermandaat is toegestaan. Het Dagelijks Bestuur krijgt de ruimte om de bevoegdheid onder te mandateren. Zodra de

100 Speerpuntberaden zijn ingericht en bekend is wie daarin zullen deelnemen, kan worden bepaald waar de bevoegdheid over de toedeling van Regiocontractmiddelen het best op zijn plaats is. Ook bij ondermandaat blijft de eindverantwoordelijkheid rusten bij het AB. Uiteraard dienen de houders van een ondermandaat inlichtingen te verschaffen over het gebruik van de bevoegdheid. Kanttekeningen Geen bijzonderheden. Communicatie Het besluit tot intrekking van de regelingen over de Programmaraden zal intern gecommuniceerd worden en formeel bekend worden gemaakt via de elektronische Gemeentebladen (GVOP) en worden opgenomen in de digitale regelingenbank (CVDR). Ook het mandaatbesluit zal intern en extern bekend gemaakt worden. Financiën Niet van toepassing. Uitvoering Besluiten van het Dagelijks Bestuur die met dit mandaat genomen worden, zullen worden geregistreerd, zodat hierover tijdens de AB-vergaderingen inlichtingen aan het AB zullen worden verschaft. Bijlagen Besluit tot intrekking van de Verordening op de Programmaraden Regio Rivierenland en het Instellingsbesluit Programmaraden

101 Bijlage: Besluit tot Intrekking van de Verordening op de Programmaraden Regio Rivierenland en het Instellingsbesluit Programmaraden (Intrekkingsbesluit Programmaraden) Het Algemeen Bestuur van de Regio Rivierenland gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van de Regio Rivierenland van 3 december 2014; overwegende dat de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten hebben besloten tot een andere wijze van samenwerking binnen Regio Rivierenland als gevolg waarvan de Programmaraden worden opgeheven; gelet op artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en artikel 3, tweede lid, van de Regeling Regio Rivierenland, besluit: Artikel I 1. De Verordening op de Programmaraden Regio Rivierenland in te trekken. 2. Het Instellingsbesluit Programmaraden in te trekken. Artikel II Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari Vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland van 10 december 2014 Het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland, secretaris voorzitter Ilona van Wamel-Geene Roland van Schelven

102 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 6b Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Speerpunten en Projecten Voorstel 1. De lijst met onderwerpen voor de Speerpunten (bijlage 1) en de overige Projecten (bijlage 2) vast te stellen als startpunt voor de nieuwe structuur. 2. De Stuurgroepen voor onderwerpen voor de Projecten (bijlage 4), in stand te laten totdat de startnotities voor deze onderwerpen zijn vastgesteld. 3. De Stuurgroepen Regiocontract (bijlage 5) in stand te laten tot uiterlijk 31 december 2015 dan wel tot de vaststelling van de meerjarenprogramma's voor de Speerpunten en de startnotities voor de Projecten waarin de werkwijze voor het Regiocontract wordt geregeld. Inleiding In het kader van de nieuwe werkwijze van Regio Rivierenland, die op 1 januari 2015 van start gaat, is een lijst opgesteld met onderwerpen per Speerpunt en onderwerpen die in een project zullen worden opgepakt. Deze lijst is op 11 november jl. besproken in de drie Tijdelijke Programmaraden. Daarnaast is er nog gelegenheid gegeven op de lijst te reageren. Op basis van de besprekingen in de Tijdelijke Programmaraden is de lijst aangepast en aangevuld. De inhoud werd grotendeels herkend als belangrijke lopende zaken die voortgezet moeten worden. In de nieuwe werkwijze wordt gewerkt met drie Speerpuntberaden en Projecten. Op dit moment zijn er voor diverse projecten of deelprogramma's Stuurgroepen ingesteld. Deze Stuurgroepen moeten in de nieuwe structuur worden gekoppeld aan meerjarenprogramma's (voor de Speerpunten) of door startnotities voor Projecten een plaats krijgen in de nieuwe werkwijze. Het is belangrijk dat de bestaande Stuurgroepen hun werk voorlopig kunnen voortzetten, deze tijdelijke oplossing geldt totdat er een structureel besluit genomen is. Beoogd effect De inhoudelijke onderwerpen waarop wordt samengewerkt te borgen en deze in de nieuwe werkwijze in te passen. Tevens wordt beoogd de overgang naar de nieuwe werkwijze soepel te laten verlopen. Argumenten 1.1. Nieuwe werkwijze via Speerpuntberaden en overige Projecten Met ingang van 2015 wordt gewerkt met de drie Speerpunten Logistieke Hotspot, Agribusiness en Recreatie en Toerisme waarmee de drie Speerpuntberaden aan de slag gaan. In de bijlagen wordt vastgelegd welke onderwerpen onder de Speerpunten zullen vallen. Onderwerpen die niet vallen onder een Speerpunt kunnen worden opgepakt door een projectgroep. De Regionale Agendacommissie zal advies uitbrengen over de meerjarenprogramma's voor de Speerpunten en die startnotities voor Projecten die aan de raden moeten worden voorgelegd. 1.2 De lijst met onderwerpen kan rekenen op bestuurlijk draagvlak. De Tijdelijke Programmaraden zijn betrokken bij het overzicht en hebben de inhoud bevestigd en aangevuld. De leden van de programmaraden gaven aan de inhoud van de voorgelegde lijst te herkennen en hebben accenten meegegeven en enkele onderwerpen toegevoegd. Daarmee heeft de lijst draagvlak bij de inhoudelijk betrokken bestuurders van de gemeenten. 2.1 Door de opheffing van de Programmaraden ligt de verantwoordelijkheid weer bij het AB. De huidige stuurgroepen zijn veelal in het leven geroepen als hulpconstructie voor de (Tijdelijke) Programmaraden. Voor de onderwerpen die vallen onder de drie Speerpunten zijn vanaf 1 januari 2015 de Speerpuntberaden aan zet om deze Stuurgroepen al dan niet te continueren. Tijdens de eerste vergadering van de Speerpuntberaden zal dit punt op de agenda staan. Daarom wordt daarvoor nu geen voorstel gedaan. Voor de projecten wordt het instellen van Stuurgroepen geregeld in de startdocumenten. Tot de vaststelling van de startdocumenten blijven met dit besluit van het Algemeen Bestuur de huidige Stuurgroepen bestaan voor de continuïteit. 3.1 De Stuurgroepen Regiocontract behouden hun inhoudelijke sturing op de projecten Binnen de kaders die vanuit de (Tijdelijke) Programmaraden zijn meegegeven, kunnen de Stuurgroepen voorlopig nog inhoud geven aan de uitvoering. Het mandaat hiervoor wordt nu door het Algemeen Bestuur gegeven tot uiterlijk 31 december Voor de besluitvorming over de toekenning van middelen uit het regiocontract is het Dagelijks Bestuur vanaf 1 januari 2015 via mandaat namens het Algemeen Bestuur bevoegd (zie voorstel 6a). De Stuurgroepen Regiocontract

103 kunnen het Dagelijks Bestuur hierover adviseren. 3.2 De Stuurgroepen Regiocontract moeten hun werkzaamheden voorlopig voort kunnen zetten Een groot aantal Stuurgroepen geeft inhoudelijk richting aan de uitvoering van projecten uit het Regiocontract. De realisatie van de projecten moet uiterlijk eind 2015 afgerond zijn. De voortgang wordt op deze wijze gewaarborgd. Tot dat moment blijven de huidige Stuurgroepen hun werkzaamheden verrichten. Kanttekeningen Naast de onderwerpen en Projecten in de bijlagen 1 en 2 zijn er nog twee aflopende projecten die doorlopen tot 1 januari Het gaat om het Regiocontract en Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL). Communicatie Dit besluit wordt binnen de organisatie bekend gemaakt en de leden van de Stuurgroepen worden op de hoogte gebracht van dit besluit. Financiën Er zijn geen financiële consequenties verbonden aan dit voorstel Uitvoering Geen bijzonderheden. Bijlagen -bijlage 1. overzicht met onderwerpen per Speerpunt -bijlage 2. overzicht met onderwerpen voor Projecten -bijlage 3. bestaande Stuurgroepen voor de Speerpunten -bijlage 4. bestaande Stuurgroepen voor de Projecten -bijlage 5. bestaande Stuurgroepen voor het Regiocontract

104 bijlage 1 Start 2015 Regio Rivierenland Speerpunten thema's uitvoeringsprojecten met lopende financiële of resultaatverplichtingen kansrijke uitvoeringsprojecten t.b.v. meerjarenprogramma's Speerpuntberaad Logistieke hotspot Speerpuntberaad recreatie en toerisme inrichten en verbinding nieuwe uitvoeringsorganisatie Logistiek Hotspot regionaal ontwikkelbedrijf bedrijventerreinenbeleid duurzaamheid bereikbaarheid werkgelegenheid samenwerking bedrijfsleven promotie & marketing basis Infrastructuur werkgelegenheid Uitvoering afsprakenkader bedrijventerreinen: 'warm bad' Uitvoering regionaal programma bedrijventerreinen: periodiek onderzoek grondprijzen handleiding duurzaamheidsladder herijking regionaal programma bedrijventereinen containerterminal lobby A15-corridor duurzame transport corridor Betuwe (DTB) Uitvoering regionale visie recreatie & toerisme en Regionaal Persectief Vrijetijdseconomie: vorm geven aanjaagteam opstellen uitvoeringsprogramma vorm geven structurele samenwerking met bedrijfsleven het levende land camperplaatsen wandelnetwerk circa 35 Regiocontractprojecten Verbeteren vestigingsklimaat Rivierenland: marketing en acquisitie Hotspot ontwikkelen 'transportcorridor Zuid Gelderland' ontwikkelen projecten met bedrijfsleven en Greenport Gelderland innovatietrajecten met Kamer van Koophandel optimalisatie bedrijventerreinenbeleid controltower administratief vliegveld railterminal realisatie Kenniscentrum Logistiek verder verbeteren afstemming onderwijsarbeidsmarkt realiseren brandstoftransitie realiseren dagattracties en overnachtingsmogeljkheden europese subsidie door samenwerking met grensregio's in 'das andere Holland' verstevigen samenwerking tussen RBT, speerpuntberaad en Provincie Gelderland betere afstemming onderwijs- arbeidsmarkt afstemming ruimtelijke ordening en recreatie en toerisme nauwere samenwerking met Greenport Gelderland afstemming met regiomarketing moderniseren wandel- fiets en vaarroutes Urban Art Gardens Pact van Loevestein(NHW)

105 Start 2015 Regio Rivierenland Speerpunten thema's uitvoeringsprojecten met lopende financiële of resultaatverplichtingen kansrijke uitvoeringsprojecten t.b.v. meerjarenprogramma's Speerpuntberaad agribusiness inrichten verbinding Greenport Gelderland en organisatie Regio Rivierenland marketing innovatie duurzaamheid ruimtegebruik agrologistiek werkgelegenheid verder ontwikkelen fruitcorso tot business to business event circa 50 regiocontractprojecten economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en duurzaam ruimtegebruik pacten verbinden aan gemeenten geef fruit de ruimte marketing en promotie regionale experimenten duurzaamheidsladder (VAB, Schaalvergroting) branchepool in de tuinbouwsector vrijkomende argrarische bebouwing

106 bijlage 2 Start 2015 Regio Rivierenland Projecten thema's uitvoeringsprojecten met lopende financiële of resultaatverplichtingen kansrijke uitvoeringsprojecten t.b.v. de startnotitie Wonen Sociale ontwikkeling Mobiliteit Breedband Basismobiliteit Sport Nieuw Regiocontract Detailhandel Kantoren woningbouwprogrammering betaalbaar en duurzaam langer thuis vergrijzing scheiden wonen en zorg langer thuis wonen verandering in de WMO/jeugd participatie in de samenleving gemiddeld laag opleidingsniveau Regio sociaal economische gezondheidverschillen (segv) Aansluiting arbeidsmarkt en scholing werkgelegenheidsbeleid afstemmen met speerpunten Bereikbaar Rivierenland, weg, water en spoor organisatie doelgroepenvervoer en vangnetfunctie openbaar vervoer nader te bepalen veranderend ruimtegebruik woningisolatie opplussen woningbehoefteonderzoek regionaal beleid wonen en zorg wonen en zorg woonladder werkgelegenheidsprojecten actieplan jeugdwerkeloosheid educatie en laaggeletterdheid transities Platform logistiek inrichten "werkzaak" (RIW) implementatie "werkbedrijf" regiocontractprojecten ontwikkeling stationsgebieden Rijnbrug Fiets verdeling BDU-gelden treinverbinding Tiel - Arnhem verkeersveiligheid ontwikkelteam Openbaar Vervoer decentralisatie regiotaxi integratie doelgroepenvervoer naar basismobiliteit huisvesting buitenlandsearbeidskrachten experimenten wonen en zorg verduurzamen woningvoorraad participatie experimenten scheiden wonen en zorg verbinding educatie-schoolverlatersarbeidsmarkt maatschappelijk vastgoed leefbaarheid branchepool in de tuinbouwsector benutten platform zelfredzaam en platform onderwijs en arbeidsmarkt rivierenland realiseren ambities voor spoor, openbaar vervoer, verkeersveiligheid, wegen en fietsvoorzieningen in samenwerking met provincie en andere stakeholders (lobby) breedbandverbindingen door de hele regio regionaal beheer basismobiliteit

107 bijlage 3 Overzicht stuurgroepen Speerpunt Stuurgroepen Leden van de stuurgroep Logistieke Hotspot Logistieke Hotspot Mw. van Rhee (gemeente Tiel) Dhr. Oorschot (gemeente Culemborg) Dhr. Keuken (gemeente Neder Betuwe) Dhr. Looman (Logistieke Hotspot Rivierenland) Dhr. Smaal (Logsitieke Hotspot Rivierenland) Dhr. Roeterdink (Provincie Gelderland) Logistieke Hotspot Regionaal Ontwikkelings Bedrijf (ROB) Dhr. Loooijen (gemeente Zaltbommel, voorzitter) Dhr. van Maanen (gemeente Geldermalsen) Mw. van Rhee (gemeente Tiel) Recreatie & Toerisme Stuurgroep recreatie en toerisme Dhr. Looijen (gemeente Zaltbommel, voorzitter) Dhr. Driessen (gemeente Tiel) Dhr. Gerritsen (gemeente Neder Betuwe) Dhr. van den Anker (gemeente Maasdriel) Dhr. Bos (gemeente West Maas en Waal) Dhr. van Alfen ( gemeente Buren) Dhr. de Bruin ( Regionaal Bureau voor Toerisme Rivierenland) Dhr. Kwakernaak (Uit rwaarde)

108 bijlage 4 Overzicht stuurgroepen Project Stuurgroepen Leden van de stuurgroep Wonen Wonen Dhr. Driessen (gemeente Tiel) Dhr. van Swam (gemeente West Maas en Waal) Dhr. Stolwijk (gemeente Culemborg) Dhr. van Meygaarden (gemeente Geldermalsen) Wonen/Sociale ontwikkeling Wonen en zorg Dhr. Driessen (gemeente Tiel) Dhr. Swam (gemeente West Maas en Waal) Sociale ontwikkeling WMO-Jeugd Dhr. Driessen (gemeente Tiel, voorzitter) Dhr. Neerbos (gemeente Neder- Betuwe) Dhr. Zondag (gemeente Zaltbommel) Dhr. Derksen (gemeente Zaltbommel) Mw. Oosterwijk (gemeente Tiel) Mw. van Swieten (gemeente Buren) Sociale ontwikkeling Woonladder Dhr. Driessen (gemeente Tiel) Dhr. Stolwijk (gemeente Culemborg) Mw. Hafmans (RIBW) Dhr. Maas (Iriszorg) Dhr. van Dam (SWR) Mw. van den Heuvel (gemeente Tiel) Mw. Oosterveld (GGD, secretaris) Sociale ontwikkeling Rivierenland gezond Mw. Blaauwhof (gemeente Maasdriel) Dhr. Bel (gemeente Lingewaal) Dhr. Driessen (gemeente Tiel) Dhr. Van Neerbos (gemeente Neder Betuwe) Mw. Klein (gemeente Buren) Mw. Pieters (GGD Gelderland Zuid) Mw. Ton (GGD Gelderland Zuid) Dhr. Gerard Molleman (GGD Gelderland Zuid) Sociale ontwikkeling/mobiliteit Basismobiliteit Dhr. Bel (gemeente Lingewaal) Dhr. Melissen (gemeente Tiel) Dhr. Kool (gemeente Neerijnen) Mobiliteit Treinverbinding Tiel - Arnhem Dhr. Melissen (gemeente Tiel) Dhr. Gerritsen (gemeente Neder- Betuwe) Mobiliteit Rijnbrug Dhr. Gerritsen (gemeente Neder- Betuwe) Dhr. Melissen (gemeente Tiel) Mobiliteit Fiets Dhr. Hol (gemeente West Maas en Waal) sport sport Dhr. Driessen (gemeente Tiel) regiobarometer regiobarometer Dhr. Van Ooschot (gemeente Culemborg) Mw. Van Rhee (gemeente Tiel) Dhr. Van Neerbos (gemeente Neder Betuwe)

109 bijlage 5 Overzicht stuurgroepen Regiocontract Stuurgroepen Duurzame energie 1. Programma duurzame energie 2. ketensamenwerking LNG/LBG Nieuwe Hollandse waterlinie 1. share 2. herstel kleine objecten Stationsomgevingen Natuur en Milieu Educatie Leden van de stuurgroep Dhr. van Meygaarden (gemeente Geldermalsen, voorzitter) Dhr. Balken (gemeente Zaltbommel) Dhr. Kool (gemeente Neerijnen) Dhr. Verspuij (gemeente Tiel) Dhr. van Balken (gemeente Zaltbommel) Dhr. Bel (gemeente Lingewaal) Dhr. van Oorschot (gemeente Culemborg) Dhr. van Meygaarden (gemeente Geldermalsen) Dhr. Looijen (gemeente Zaltbommel) Dhr. Stolwijk (gemeente Culemborg) Dhr. van Manen (gemeente Geldermalsen) Dhr. Melissen (gemeente Tiel, agendalid) Dhr. Verspuij (gemeente Tiel)

110 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 6c Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Inzet reserves dienst Contractgestuurde Dienstverlening Voorstel Een deel van de reserves binnen de Dienst Contractgestuurde Dienstverlening vrijmaken voor werkzaamheden binnen Team Onderzoek & Ontwikkeling Inleiding Per 1 oktober 2014 is binnen de Dienst Contractgestuurde Dienstverlening (CgD) het Team Onderzoek& Ontwikkeling (Team O&O) operationeel. Team O&O is op initiatief van het Dagelijks Bestuur opgericht. Doel van het Team O&O is om in opdracht onderzoek te doen naar nieuwe diensten en producten voor de gemeenten in onze Regio en deze waar nodig verder te ontwikkelen tot een operationeel eindproduct. Om aan deze opdracht invulling te geven signaleert het team in opdracht of autonoom - op lokaal, provinciaal, nationaal en Europees niveau trends en ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor de Regio en vertaalt deze naar kansen voor onze gemeenten. Team O&O werkt daarbij efficiënt en effectief, aan de hand van heldere projectvoorstellen c.q. business-cases, de voorliggende onderzoeks- en ontwikkelingsvragen (na opdrachtverlening) uit in kleine projectteams. In de afgelopen periode is reeds succesvol geëxperimenteerd met verschillende pilots. Een goed voorbeeld daarvan zijn de DUO-onderzoeken (gemeente Culemborg). Daarnaast zijn er een aantal taken, processen en producten die verder ontwikkeld kunnen worden. Zo zetten wij in op actuele ontwikkelingen binnen fraudebestrijding (JSF - Joint Social Fraude), ontwikkelen wij een inkooptool om de gemeenten te ondersteunen, zijn we actief bezig met versterking van de keten tussen Leerplicht, RMC en andere instanties, Haalbaarheidsstudie 'Traject op Maat', zetten wij in op beveiligingsbeleid, ontwikkelen wij een businesscase voor Sport, en zijn we bezig met initiatieven op het gebied van de administratieve organisatie (w.o financiële reserves bij WGR-en), incassoactiviteiten, Basismobiliteit, Regiobarometer en de Performance Scorecard. Beoogd effect Door het inzetten van de reserves worden er uitvoeringstaken in concept ontwikkeld, die daarna overgedragen worden naar gemeenten, aangewezen uitvoeringsorganisaties of waarvan de werkzaamheden door de uitvoeringsorganisatie van Contractgestuurde Dienstverlening uitgevoerd worden. Argumenten 1.1 Het Dagelijks Bestuur van Regio Rivierenland is positief over het oprichten van het Team O&O. Het Dagelijks Bestuur heeft kennisgenomen van de ontwikkelingen binnen Contractgestuurde Dienstverlening en de directeur de opdracht gegeven om dit verder uit te bouwen. 1.2 Binnen de Dienst Contractgestuurde Dienstverlening zijn voldoende reserves beschikbaar. Binnen de Dienst contractgestuurde Dienstverlening zijn voldoende reserves aanwezig en beschikbaar om invulling te geven aan het voorliggende verzoek. 1.3 Toekenning reserves aan Team O&O heeft geen gevolgen voor de uitvoering van de diensten en taken van CgD Door het toekennen van de reserves komen de, al dan niet toegezegde, diensten en taken die de Directie CgD uitvoert niet in geding of onder druk te staan. Kanttekeningen 1.1 Het is vanzelfsprekend dat niet alle pilots automatisch tot een bruikbaar resultaat zullen leiden. In de onderzoeksfase kan namelijk de conclusie getrokken worden dat de businesscase geen positief resultaat laat zien. De tot dan gedane investeringen zullen in die gevallen niet leiden tot een kostendekkend resultaat. Het is de taak van het team O&O om voor, ten minste het ingezette fonds, opdrachten (of omzet) te realiseren met nieuwe taken of producten. De taakstelling gaat over het geheel en de investering moet minimaal kostendekkend zijn.

111 Communicatie Nvt Financiën Voorgesteld wordt om vanuit de bedrijfsreserve Contractgestuurde Dienstverlening in totaal een bedrag van in te zetten voor pilots ten behoeve van de verschillende teams. Dat komt neer op gemiddeld per team. Het saldo van de bedrijfsreserve Contractgestuurde Dienstverlening is toereikend om hiervan in te zetten voor O&O-activiteiten. Deze middelen kunnen structureel ingezet worden onder de voorwaarde dat er een fonds wordt opgericht waar de opbrengsten in gestort worden. Hiermee creëren we een team dat in staat moet zijn om in eigen onderhoud te kunnen voorzien. Met het oog op steeds bedrijfsmatiger willen werken is dit een eerste stap om organisatie-overhead bedrijfseconomisch te verantwoorden. Uitvoering Na akkoord op dit voorstel zal binnen CgD de procedure worden gestart om een en ander financieel/technisch te regelen en uit te werken. Bijlagen -

112 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 6d Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Textielinzameling in minicontainers papier Voorstel 1. De inzameling van textiel in de minicontainer voor papier te beëindigen per 1 januari Hiertoe artikel 9, eerste lid van de Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014 te wijzigen conform bijgevoegd wijzigingsbesluit. Inleiding Tot 2002 zamelde Avri huis aan huis textiel in door middel van vergunningen aan charitatieve instellingen. Op 13 juni 2002 werd door het Algemeen Bestuur Regio Rivierenland het beleidsmodel herstructurering inzameling textiel vastgesteld. Het voorstel gaat uit van de regierol en uitvoering in handen van AVRI. De charitatieve inzamelaars hebben bij de inzameling dan geen rol meer. Hierop is besloten een proef te starten met de inzameling van textiel in samenwerking met verenigingen. In juli 2002 is dit project gestart. Op grond van de resultaten van dit project heeft Avri eind 2002 besloten om de nieuwe inzamelstructuur in het gehele verzorgingsgebied van AVRI toe te passen. Vanaf april 2003 is de gecombineerde inzameling van papier en textiel geïmplementeerd. Op 13 februari 2013 heeft het AB ingestemd met het uitvoeren van een proef: de inzameling van kleine hergebruikstromen door verenigingen als alternatief voor de inzameling van papier en textiel door verenigingen. Heroverweging mbt inzameling textiel Het textiel uit de minicontainers voor papier is van slechte kwaliteit vanwege het grote aantal handelingen en vanwege de vermenging met papier. De slechte kwaliteit van het textiel is aanleiding om de huidige wijze van inzameling te heroverwegen. Beoogd effect 1. Duurzaam hergebruik textiel 2. Beperking van verlies Argumenten 1.1 Vanuit oogpunt van duurzaamheid is het niet wenselijk dat 250 ton textiel verbrand wordt. Doordat het textiel uit de minicontainer voor papier niet meer geschikt is voor hergebruik dient dit ter verbranding aangeboden te worden. Hierdoor verdwijnt circa 250 ton textiel voor hergebruik in de verbrandingsoven. 1.2 Door de slechte kwaliteit van het textiel in minicontainer papier ontstaan kosten. Het textiel uit de mini container papier is van een dusdanig slechte kwaliteit dat er geen sprake meer is van een opbrengst maar van een verlies omdat het textiel tegen kostprijs moet worden verbrand. De kosten voor sortering en verbranding van het textiel uit de minicontainer papier bedragen ongeveer ,--. Dit is op basis van de 250 ton textiel die nu uit de minicontainer papier wordt gehaald. Indien dit textiel ingezameld wordt via de brengvoorzieningen textiel, levert deze 250 ton naar schatting ,-- op. Per saldo is dit een voordeel van Kanttekeningen 1.1 Naar verwachting is er tijdelijk sprake van een lagere dienstverlening textielinzameling. Door de textielinzameling door middel van de minicontainer voor papier stop te zetten per 1 januari 2015 vervalt de maandelijkse huis aan huis inzameling. Hierdoor ontstaat een lagere dienstverlening op het gebied van de textielinzameling gedurende Inwoners kunnen dan hun textiel inleveren bij brengvoorzieningen, kringloop en milieustraten. Het is van belang hierbij op te merken dat ruim 37 kleine kernen op dit moment niet beschikken over brengvoorzieningen textiel. Indien in 2015 besloten wordt tot een regiobrede inzameling van kleine afvalstromen (waaronder

113 textiel) samen met verenigingen dan is deze lagere dienstverlening van de inzameling slechts tijdelijk. Indien in 2015 niet besloten wordt tot een regiobrede invoering van de inzameling van kleine afvalstromen per 1 januari 2016, zal in overleg met de betreffende gemeenten uitbreiding van de textiel-brengvoorzieningen in de Regio overwogen worden. Ook voor 2015 zijn extra brengvoorzieningen textiel mogelijk op verzoek van gemeenten. Hier zijn wel kosten aan verbonden. Communicatie Na goedkeuring van voorliggend voorstel (om de inzameling van textiel in de minicontainer voor papier te beëindigen per 1 januari 2015) zullen de verenigingen en de inwoners van Regio Rivierenland op de hoogte gebracht worden via de website, nieuwsbrief en advertenties van Avri. De wijziging van de verordening zal bekend gemaakt worden in de GVOP (elektronische Gemeentebladen) en de regelingenbank via Financiën Het geschatte financiële voordeel van vanwege de gescheiden inzameling van papier en textiel zal zich vertalen in een positief effect op de Afvalstoffenheffing van 2,75 per inwoner per jaar. Dit effect is niet meegenomen in begroting van Indien in 2015 niet wordt besloten tot een regiobrede invoering van de inzameling van kleine afvalstromen door verenigingen per 1 januari 2016, kunnen kosten ontstaan voor eventuele uitbreiding van de brengvoorzieningen textiel in de kleine kernen waar deze voorziening nu niet is. Uitvoering De Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014 dient gewijzigd te worden. In artikel 9 van deze verordening wordt onder meer geregeld dat afzonderlijke categorieën huishoudelijke afval afzonderlijk aangeboden moeten worden. Overtreding van dit artikel is strafbaar gesteld. Er is een uitzondering opgenomen voor het aanbieden van papier en textiel. Het is wenselijk dit artikel te wijzigen met aanpassing van deze bepaling, ofwel: de uitzondering mbt papier en textiel moet worden opgeheven, opdat er handhavend kan worden opgetreden tegen foutieve (= gemengde) aanbiedingen. In overleg met gemeenten kunnen brengvoorzieningen textiel bijgeplaatst worden. Bijlagen Besluit tot wijziging van de Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014.

114 Bijlage Besluit tot wijziging van de Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014 Het Algemeen Bestuur van de Regio Rivierenland gelezen het voorstel brief van het Dagelijks Bestuur van de Regio Rivierenland van 3 december 2014; overwegende dat het wenselijk is het artikel omtrent de afzonderlijke aanbieding van categorieën afval aan te passen, gelet op artikel van de Wet milieubeheer en artikel 7, derde lid, van de Regeling Regio Rivierenland,. besluit: tot wijziging van de Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014: Artikel I Artikel 9, eerste lid, wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt: 1. Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen, zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Artikel II Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking daarvan. Vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland van 10 december 2014 Het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland. secretaris voorzitter Ilona van Wamel-Geene Roland van Schelven

115 Aan : Algemeen Bestuur Vergadering : 10 december 2014 Agendapunt : 6e Van : Dagelijks Bestuur Onderwerp : Avri begroting 2015 inclusief meerjarenbegroting Voorstel 1. De programmabegroting 2015 van Avri vast te stellen inclusief de meerjarenbegroting Inleiding In het strategisch bedrijfsplan van Avri zijn zeven strategische doelen vermeld. Een belangrijk strategisch doel betreft de verlaging van de grondslag van de afvalstoffenheffing met 20%. De haalbaarheid werd in de reinigingsbranche betwijfeld omdat geen enkel andere afvalbedrijf dergelijke ambitieuze doelstellingen hanteerde. In 2015 bedraagt de afvalstoffenheffing gemiddeld 180 (afgerond) per huishouden. Dat is 33% lager dan in 2010 (destijds 270). We zijn dan ook blij om in de begroting van 2015 vast te kunnen stellen dat deze doelstelling ruimschoots behaald gaat worden. Aan de vier jaar durende daling is ondertussen een einde gekomen, omdat de meeste mogelijkheden daarvoor (scherpere contracten restafval en grondstoffen, hogere afvalscheiding en verbetering bedrijfsefficiency) benut zijn. In 2015 stijgt de gemiddelde afvalstoffenheffing ten opzichte van 2014 met 8,- naar gemiddeld 180,-. Dit komt tot uitdrukking in het basistarief, dat stijgt van 109 naar 117 per huishouden. De stijging valt samen met een nieuwe Rijksbelasting op de verwerking van restafval ( 13 per ton restafval, ofwel 5,55 in het afvalstoffenheffingtarief). Een stijging van het tarief per 2015 lag in de lijn der verwachting, omdat vorig jaar een eenmalige gewenningskorting van 15,- is gegeven door het Algemeen Bestuur. Deze eenmalige korting kan in 2015 niet nogmaals uitgekeerd worden. Dat de daadwerkelijke stijging maar 8,- is in plaats van ruim 20 ( ,55), is onder meer te danken aan het feit dat de inwoners in 2014 hun afval nog beter hebben gescheiden dan dat we in de begroting van 2014 hadden aangenomen. Hierdoor maken we in 2014 en ook in de komende jaren minder kosten dan verwacht. Het verwachte financiële overschot van 2014 dat hier het resultaat van is, wordt teruggegeven aan de inwoners in 2015 via een verrekening in het tarief afvalstoffenheffing. Beoogd effect De regiogemeenten hebben jaarlijks inzicht in de te verwachten meerjarige inkomsten en uitgaven van Avri. Argumenten 1.1 Voor een correct onderbouwde afvalstoffenheffing voor de inwoners van Regio Rivierenland is een vastgestelde begroting vereist. 1.2 Het vaststellen van een geactualiseerde begroting verkleind de kans op grote tekorten of overschotten in de Voorziening Inzameling AVH. Een geactualiseerde begroting is gebaseerd op recente inzichten en resulteert in een accuraat onderbouwd tarief. Jaarlijks zijn er ontwikkelingen die van invloed zijn op de afvalmarkt omstandigheden en de bedrijfsvoering van Avri en daarmee op de begroting. Daarom wordt de vastgestelde programmabegroting op een later moment in het jaar geactualiseerd. Kanttekeningen 1.1 In de begroting is rekening gehouden met de overkomst van de buitendienst van gemeente Tiel per Dit is gebaseerd op het reeds genomen collegebesluit van gemeente Tiel. De gemeenteraad van gemeente Tiel heeft hierover nog geen besluit genomen. Indien de gemeenteraad anders beslist zullen de bijbehorende uitvoeringskosten uit deze begroting komen te vervallen.

116 Communicatie Over het vaststellen van de geactualiseerde begroting wordt niet afzonderlijk gecommuniceerd. In de communicatie over de tarieven van de afvalstoffenheffing wordt mogelijk wel verwezen naar de begroting. Financiën Uitvoeringsresultaat Het uitvoeringsresultaat van het basispakket over 2015 bedraagt Dit bedrag wordt veroorzaakt door een gering afrondingsverschil tussen opbrengstentarief (afvalstoffenheffing) en kostentarief. Meerjarenbegroting De kostengrondslag van de afvalstoffenheffing is met 8 gestegen ten opzichte van Deze stijging is reeds toegelicht in de inleiding van dit voorstel. De meerjarenbegroting laat een geleidelijke stijging van het tarief afvalstoffenheffing zien. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door autonome kostenstijgingen en anderzijds door dalende opbrengsten voor herbruikbare grondstoffen (m.n. papier en kunststof). Voor papier is de verwachte vergoeding afhankelijk van marktontwikkelingen. De vergoeding voor ingezamelde kunststofverpakkingen zal de komende jaren dalen als gevolg van de nieuwe Raamovereenkomst Verpakkingen (tussen Rijksoverheid, VNG en het verpakkende bedrijfsleven). De vergoeding daalt de komende jaren gemiddeld met per jaar, wat een stijging van het tarief afvalstoffenheffing met 2,50 per huisaansluiting tot gevolg heeft. Weerstandsvermogen In lijn met de besluitvorming door het Algemeen Bestuur streeft Avri naar een afbouw van het weerstandsvermogen naar het minimaal gewenste niveau ter dekking van de bedrijfsrisico's. In deze begroting bereikt zowel de Voorziening Inzameling AVH ( ) als de Algemene Bedrijfsreserve ( ) haar minimale risiconiveau ultimo Investeringen Er wordt in deze begroting voor het jaar 2015 een bedrag van aan investeringskredieten aangevraagd. Deze bestaan voor uit vervangingsinvesteringen en voor uit nieuwe investeringen. De kapitaallasten die voortkomen uit deze investeringen zijn in de meerjarenbegroting verwerkt. Uitvoering Na vaststelling door het AB worden de begrotingscijfers in de systemen van Avri verwerkt en komen in de managementinformatie terug. Verder richt Avri de uitvoering in op basis van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde financiële kaders van de begroting. Bijlagen 1. Avri begroting 2015 inclusief meerjarenbegroting

117 Begroting 2015 inclusief meerjarenbegroting t/m 2018

118 Inhoudsopgave Pagina Inleiding... 3 Leeswijzer Bestuurlijke notitie... 6 Meerjarenbegroting Dienstverlening inwoners 2. Kosten van het basispakket Opbrengsten afvalstoffenheffing Resultaat basispakket Dienstverlening gemeenten 5. Pluspakket gemeenten Dienstverlening bedrijven 6. Dienstverlening bedrijven Financiële consequenties 7. Reserves en voorzieningen Investeringen Beleidsbegroting & vaststelling 9. Beleidsparagrafen Vaststellingsbesluit Bijlagen Bijlage A: Productspecificatie basispakket 2015 Bijlage B: Verdeling overheadkosten Meerjarenbegroting Pagina 2 van 30

119 Inleiding Voor u ligt de begroting 2015 van Avri. De begroting van Avri wordt aan het einde van het jaar opgesteld, aangezien deze in sterke mate afhankelijk is van de marktprijzen op de afvalmarkt. Door de begroting in een later stadium op te stellen, worden de uitgangspunten op de meest actuele informatie gebaseerd. Hiermee wordt het risico op financiële verschillen en daarmee schommelingen van de tarieven verkleind. Er bestaat echter de wens van gemeenten om de hoogte van de afvalstoffenheffing mee te kunnen nemen in de gemeentelijke begroting, om tijdig de totale lastenontwikkeling van alle gemeentelijke belastingen voor haar inwoners te bepalen. Tevens is er de wens van gemeenten om het benodigde budget voor Beheer Openbare ruimte mee te kunnen nemen in de gemeentelijke begroting. Daarom zal Avri in 2015 (en de jaren daarna) de begroting reeds medio 2015 gereed hebben. Basispakket In het strategisch bedrijfsplan zijn zeven strategische doelen vermeld. Een belangrijk strategisch doel betreft de verlaging van de grondslag van de afvalstoffenheffing met 20%. Dit werd bij Avri en door de gemeentelijke ambtenaren als ambitieus beschouwd. De haalbaarheid werd in de reinigingsbranche betwijfeld omdat geen enkel andere afvalbedrijf dergelijke scherpe doelstellingen hanteerde. In 2015 loopt het strategisch bedrijfsplan af en bedraagt de afvalstoffenheffing gemiddeld 180 (afgerond) per huishouden. Dat is 33% lager dan in 2010 (destijds 270). We zijn dan ook blij om vast te kunnen stellen dat deze doelstelling ruimschoots behaald is. In 2015 bedraagt de gemiddelde afvalstoffenheffing ongeveer 180,-. Dit is een stijging van 8 ten opzichte van De stijging valt samen met een nieuwe Rijksbelasting op de verwerking van restafval ( 5,55). Ondanks enkele kostenstijgingen (zoals de genoemde verbrandingsheffing), zijn de kosten die Avri maakt voor de inzameling gedaald. Dit komt onder andere doordat inwoners hun afval beter zijn gaan scheiden. Dit levert extra grondstoffen op die geld waard zijn (inkomsten) en vermindert de hoeveelheid te verbranden afval (kosten). De kostendaling vertaalt zich in een verlaging van de afvalstoffenheffing. De inwoner ervaart feitelijk gezien echter een stijging. Dat is het gevolg van een eenmalige gewenningsbijdrage die het bestuur voor het tariefjaar 2014 heeft toegekend aan de inwoners. In de voorbereiding op het nieuwe tariefsysteem was niet elk bestuur van de tien deelnemende gemeentes ervan overtuigd dat inwoners gemiddeld de container maar 13 keer aanbieden (waar inwoners dat voorheen gemiddeld 22 keer per jaar deden). Om er zeker van te zijn dat verreweg de meeste inwoners in 2014 ook echt goedkoper uit zouden zijn dan in 2013, heeft het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland in 2013 besloten om een eenmalige gewenningsbijdrage toe te kennen, waarmee de afvalstoffenheffing eenmalig met 15 per huishouden kon worden verlaagd. Opmerkelijk is het feit dat we in 2015 voor het eerst in de historie van Avri zien, dat de opbrengsten van de grondstofstromen hoger zijn dan de verwerkingskosten van afvalstromen. Dit is het directe gevolg van de toegenomen scheiding van afval door de inwoners en is mede een gevolg van de toegenomen waarde van grondstoffen en de (ondanks de extra verbrandingsheffing) gedaalde kosten van de verwerking van afval. Het saldo van inkomsten en kosten uit de verwerking van ingezameld materiaal laat in 2015 voor het eerst een positief resultaat zien. Dit is illustratief voor de transitie van Avri als afvalbedrijf naar een grondstoffenbedrijf. Pluspakket Avri verandert niet alleen in een bedrijf dat zich richt op het in stand houden van grondstoffen, maar ook in een bedrijf dat zich richt op het in stand houden van de openbare ruimte. In 2012 heeft de gemeente Buren als eerste haar buitendienst overgedragen. In 2014 hebben de gemeenten Neerijnen en Neder Betuwe ook hun dienst Beheer Openbare Ruimte overgedragen aan Avri. De gemeente Tiel heeft in datzelfde jaar haar dienst Toezicht & Handhaving overgedragen. In 2015 draagt gemeente Tiel ook haar dienst Beheer Openbare Ruimte over aan Avri (besluit college Tiel). Daarmee wordt Avri een partij die de kennis en omvang ontwikkelt om het beheer van de openbare ruimte op een integrale, efficiënte en kwalitatief hoogwaardige wijze vorm te gaan geven. Op deze manier biedt Avri als uitvoeringsorganisatie meerwaarde voor haar gemeenten, want een goede instandhouding van de openbare ruimte sluit aan op de vraag en de beleving van de gebruikers. Het draagt ook bij aan het welbevinden van die gebruikers, aan de belevingswaarde van de buitenruimte en aan de waarde van het omringende vastgoed en vindt plaats tegen zo laag mogelijke kosten. Een goed beheer van de openbare ruimte biedt tevens kansen om inwoners meer te betrekken bij de ontwikkeling en het beheer van hun gemeente (burgerparticipatie) en herbergt mogelijkheden om mensen te activeren (arbeidsparticipatie). Dit laatste is een ontwikkeling waarbij Avri nog aan het begin staat, maar waar het zich de komende jaren meer op zal richten. Meerjarenbegroting Pagina 3 van 30

120 Overig Tijdens de bespreking van de begroting 2014 (december 2013) zijn vragen gesteld over kostenverdeling en sponsoring. Deze onderwerpen komen dan ook specifiek terug in deze begroting. Daarnaast hebben de gemeenteraden en het Algemeen Bestuur in 2014 een voorgenomen besluit genomen met betrekking tot de structuur van Regio Rivierenland. Onderdeel daarvan is de voorgenomen splitsing van beleid en uitvoering. Hoewel dit besluit nog genomen moet worden, betekent dit voor Avri dat we ons voorbereiden op een afsplitsing uit de GR Regio Rivierenland. De voorgenomen splitsing heeft consequenties voor de begroting van 2015 en voor de meerjaren begroting (kosten en besparingen). De exacte bepaling van de financiële consequenties moeten in overleg met het Regiokantoor nog nader worden bepaald. Meerjarenbegroting Pagina 4 van 30

121 Leeswijzer In hoofdstuk 1 van deze begroting is een bestuurlijke notitie opgenomen. Hierin zijn de kerncijfers en toelichtingen op een rij gezet en wordt ingegaan op de ontwikkeling van de afvalstoffenheffing, Voorziening inzameling AVH en Algemene Bedrijfsreserve. Daarna volgt vanaf hoofdstuk 2 de detailbegroting. De detailbegroting 2015 begint met de financiële begroting van de diensten die Avri levert; het basispakket voor de inwoners, het pluspakket voor deelnemende gemeenten en de diensten voor bedrijven. Per product wordt tevens de meerjarenbegroting t/m 2018 gepresenteerd en toegelicht. Voor het basispakket zijn achtereenvolgens de kosten, opbrengsten afvalstoffenheffing en het saldo hiervan in de hoofdstukken 2,3 en 4 toegelicht. In deze begroting zijn vergelijkende cijfers van het jaar 2014 opgenomen. Dit betreffen de cijfers van de gewijzigde begroting 2014 (vastgesteld door Algemeen Bestuur in dec. 2013). Hierdoor kan een goede tariefvergelijking met 2014 worden gemaakt. Hoofdstuk 2: De kosten van het basispakket. Dit zijn de uitvoeringskosten die Avri maakt om de dienstverlening te kunnen uitvoeren. Deze kosten vormen de basis voor de op te leggen afvalstoffenheffing. Hoofdstuk 3: De opbrengsten afvalstoffenheffing. Dit zijn de opbrengsten die van inwoners worden ontvangen ter dekking van de uitvoeringskosten van het basispakket. Hoofdstuk 4: Het resultaat van het basispakket. Wanneer kosten en opbrengsten van elkaar afwijken ontstaat een financieel resultaat. De Voorziening inzameling AVH wordt dan aangesproken. Hoofdstuk 5: Het pluspakket voor gemeenten. Dit zijn de activiteiten die Avri tegen kostprijs voor de deelnemende gemeenten uitvoert, zoals IBOR en handhaving. Hoofdstuk 6: Diensten voor bedrijven. Dit betreft de inzameling van bedrijfsafval en de verwerking ervan op locatie De Meersteeg. Activiteiten waar Avri financiële resultaten mee kan behalen. Hoofdstuk 7: Reserves en voorzieningen. Het overzicht van mutaties van reserves en voorzieningen inclusief toelichting en meerjarenperspectief. Hoofdstuk 8: Investeringen. Het overzicht van de aangevraagde investeringskredieten inclusief toelichting en meerjarenperspectief. Hoofdstuk 9: Het beleidsgedeelte van de begroting. Achtereenvolgens komen het weerstandsvermogen, het onderhoud van kapitaalgoederen, de financiering en de bedrijfsvoering aan bod. De voor gemeenten gebruikelijke beleidsparagraaf 'Lokale heffingen' is hierin niet opgenomen; deze is reeds verwerkt in hoofdstuk 3. De afvalstoffenheffing is een belangrijke parameter in de Avri begroting. Meerjarenbegroting Pagina 5 van 30

122 1. Bestuurlijke notitie 1.1 Inleiding In deze bestuurlijke notitie wordt expliciet ingegaan op de voorgestelde afvalstoffenheffing en de Voorziening inzameling AVH uit de voorliggende begroting De Voorziening inzameling AVH is een belangrijke parameter om de hoogte van de afvalstoffenheffing te beïnvloeden. Deze voorziening is ontstaan uit teveel betaalde afvalstoffenheffing en wordt meerjarig afgebouwd naar het minimale niveau ter dekking van de risico's ( 1,9 mln., factor 1,0). 1.2 Voorziening inzameling AVH In lijn met de besluitvorming door het AB streeft Avri naar een afbouw van de Voorziening Inzameling AVH naar het gewenste (minimum)niveau van In 2015 wordt een onttrekking uit de Voorziening inzameling AVH gedaan van 0,9 mln. ter verlaging van de kosten van het basispakket. Dit is het maximaal in te zetten bedrag uit de voorziening, rekening houdend met te betalen kosten voor de splitsing van de GR Regio Rivierenland (zie volgende alinea). Na inzet van 0,9 mln. in 2015, resteert in de voorziening uitsluitend nog saldo voor dekking van kosten voor de splitsing van de GR Regio Rivierenland per Dit betreft enerzijds de voorbereidende organisatie kosten en anderzijds de frictie vergoeding voor het Regiokantoor. De saldo ontwikkeling van de Voorziening inzameling AVH in de periode 2011 t/m 2018 is weergegeven in grafiek 1. De onderliggende mutaties zijn weergegeven in tabel 7 (par. 7.2). Grafiek 1: ontwikkeling Voorziening inzameling AVH Meerjarenbegroting Pagina 6 van 30

123 1.3 Afvalstoffenheffing Grondslag voor de afvalstoffenheffing vormen de kosten van het basispakket. De kosten zijn in 2015 met gemiddeld 8 gestegen naar 180. De stijging valt samen met een nieuwe Rijksbelasting op de verwerking van restafval ( 5,55). Ondanks enkele kostenstijgingen (zoals de genoemde verbrandingsheffing), zijn de kosten die Avri maakt voor de inzameling gedaald. Dit komt met name doordat inwoners hun afval beter zijn gaan scheiden. Dit levert extra grondstoffen op die geld waard zijn (inkomsten) en vermindert de hoeveelheid te verbranden afval (kosten). De kostendaling vertaalt zich normaal gesproken in een verdere verlaging van de afvalstoffenheffing. De inwoner ervaart feitelijk gezien echter een stijging. Dat is het gevolg van een eenmalige gewenningsbijdrage die het bestuur voor het tariefjaar 2014 heeft toegekend aan de inwoners. De extra korting kan in 2015 niet nogmaals uitgekeerd worden. In onderstaande grafiek 2 is het voorstel van Avri van vorig jaar inclusief het door het Algemeen Bestuur vastgestelde scenario A (eenmalige verlaging van het tarief met 15) visueel weergegeven. Dankzij de kostendalingen (onder andere door beter scheiden van de inwoners) blijft de stijging beperkt tot 8 en komt het gemiddelde tarief daarmee op 180 (zie grafiek 3). Grafiek 2: Tariefsontwikkeling bij het door Algemeen Bestuur gekozen basistarief 109 (begroting 2014, AB dec. 2013) Meerjarenbegroting Pagina 7 van 30

124 In grafiek 3 is de tariefontwikkeling van de gemiddelde afvalstoffenheffing t/m 2018 weergegeven, opgesplitst in een vast (basis) deel en een variabel deel (afhankelijk van het aantal aanbiedingen). In deze grafiek is weergegeven dat de stijging van de gemiddelde afvalstoffenheffing verwerkt is in het basistarief. Tot slot is de gemiddelde afvalstoffenheffing weergegeven zonder afsplitsing van Avri uit de GR Regio Rivierenland. 1.4 Algemene Bedrijfsreserve Grafiek 3: Tariefontwikkelingen t/m 2018 De Algemene Bedrijfsreserve (ABR) wordt jaarlijks gevoed door resultaten uit bedrijfsafval. Deze worden gebruikt voor inzet in het basispakket en organisatie ontwikkeling. In 2016 wordt de ABR voor aangewend ter dekking van een gedeelte van de frictievergoeding voor het Regiokantoor. Dan wordt (evenals bij de Voorziening Inzameling AVH) het minimale niveau bereikt. De ontwikkeling van de ABR in de periode 2011 t/m 2018 is weergegeven in grafiek 4. De onderliggende mutaties zijn weergegeven in tabel 7 (par. 7.2). Grafiek 4: ontwikkeling Algemene Bedrijfsreserve Meerjarenbegroting Pagina 8 van 30

ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03

ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft uitwerking cao 2013-2015 (1) algemeen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 bijlage(n)

Nadere informatie

weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1.

weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1. 1 Bijlage 1 bij ledenbrief 201401849 Op 1 januari 2016 wordt hoofdstuk 3 van de CAR-UWO in zijn geheel vervangen door een nieuw hoofdstuk. In deze bijlage staat het nieuwe hoofdstuk3 en de bijhorende begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Feitelijke informatie De drie circulaires van het LOGA betreffen een uitwerking van de nieuwe CAO voor het gemeentepersoneel.

Feitelijke informatie De drie circulaires van het LOGA betreffen een uitwerking van de nieuwe CAO voor het gemeentepersoneel. Zaaknummer: 00409457 Onderwerp: wijziging CAR-UWO vanwege nieuwe CAO 2013-2015 Collegevoorstel Inleiding Het College voor Arbeidszaken (CvA) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) maakt met

Nadere informatie

ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03

ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft uitwerking cao 2013-2015 (1) algemeen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201401849 Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 bijlage(n)

Nadere informatie

Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Waterland. Nr. 120876 17 december 2015 Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, overwegende

Nadere informatie

Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard

Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Krimpenerwaard. Nr. 7429 27 januari 2015 Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard 2015 Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 14A.00816. Datum: 28 oktober 2014. Team: Communcatie en Personeel

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 14A.00816. Datum: 28 oktober 2014. Team: Communcatie en Personeel VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 14A.00816 Datum: 28 oktober 2014 Team: Communcatie en Personeel Tekenstukken: Ja Bijlagen: 5 Afschrift aan: Salarisadministratie

Nadere informatie

HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN:

HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN: CVDR Officiële uitgave van Groningen. Nr. CVDR392185_1 21 november 2017 HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN: Gelet op de Algemene

Nadere informatie

ECWGO/U201600450 Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06

ECWGO/U201600450 Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 uw kenmerk bijlage(n) 1 betreft Aandachtspunten i.v.m. invoering nieuw hoofdstuk 3 CAR ons kenmerk ECWGO/U201600450

Nadere informatie

uw kenmerk onskenmerk ECWGO/U Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03

uw kenmerk onskenmerk ECWGO/U Lbr. 14/068 CvA/LOGA 14/03 L O G A College voor Arbeidszaken/ VNG ABVAKABO FNV Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad GEMEENTE I/ Landelijk Overleg Gemeentelijke Ar b e 1 dsvo o rwa arde n CNV Publieke zaak 3 OKT 7.īiU

Nadere informatie

ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04

ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft cao 2013-2015 (2) car-uwo teksten uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 bijlage(n)

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06

ECWGO/U Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 uw kenmerk bijlage(n) 1 betreft Aandachtspunten i.v.m. invoering nieuw hoofdstuk 3 CAR ons kenmerk ECWGO/U201600450

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr.15/054 LOGA/ECWGO 15/11

ECWGO/U Lbr.15/054 LOGA/ECWGO 15/11 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Overgangsrecht en toelichting hoofdstuk 3 Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201501194 Lbr.15/054

Nadere informatie

ECWGO/U201501192 Lbr. 15/057 CVA/ LOGA 15/11

ECWGO/U201501192 Lbr. 15/057 CVA/ LOGA 15/11 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft pensioenakkoord en salarismaatregelen 2015-2016 Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201501192 Lbr.

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 15/093 CvA/LOGA 15/15

ECWGO/U Lbr. 15/093 CvA/LOGA 15/15 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Tekst CARUWO in verband met herziening hoofdstuk 3 Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201501937 Lbr.

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Nr CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen. 17 april Officiële uitgave van de gemeente Gooise Meren

GEMEENTEBLAD. Nr CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen. 17 april Officiële uitgave van de gemeente Gooise Meren GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Gooise Meren Nr. 80263 17 april 2018 CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen A. De tekst in onderstaand hoofdstuk 1 wordt per 1 januari 2016 opgenomen bij

Nadere informatie

Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel; GEMEENTEBLAD Nr. 83245 10 september 2015 Officiële uitgave van gemeente Littenseradiel. Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel 2015 Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Openbaar. Eenmalige uitkeringen. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Bestuur & Middelen.

Openbaar. Eenmalige uitkeringen. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Bestuur & Middelen. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Eenmalige uitkeringen Programma Bestuur & Middelen BW-nummer Portefeuillehouder B. van Hees Samenvatting Door de afspraak in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden

Nadere informatie

ons kenmerk ECWGO/U201401852 Lbr. 14/070 CvA/LOGA 14/05

ons kenmerk ECWGO/U201401852 Lbr. 14/070 CvA/LOGA 14/05 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft uitwerking cao 2013-2015 (3) salarismaatregelen uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201401852 Lbr. 14/070 CvA/LOGA

Nadere informatie

ons kenmerk ECWGO/U201500965 Lbr: 15/046 CvA/LOGA 15/09

ons kenmerk ECWGO/U201500965 Lbr: 15/046 CvA/LOGA 15/09 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Nieuw hoofdstuk 3 CAR Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201500965 Lbr: 15/046 CvA/LOGA 15/09 bijlage(n)

Nadere informatie

ECWGO/U201600995 Lbr. 16/053 CvA/LOGA 16/14

ECWGO/U201600995 Lbr. 16/053 CvA/LOGA 16/14 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft IKB regeling Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201600995 Lbr. 16/053 CvA/LOGA 16/14 bijlage(n) 1

Nadere informatie

ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056

ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056 Inlichten instantie via e-mail Page 1 of 2 Cools, Luuk Van: namens Postbus Onderwerp: Lbr. 14/056 - Ledenbrief Ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten 2013-2015 Van: VNG [mailto:vng@vng.nl] Verzonden:

Nadere informatie

ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056

ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 uw kenmerk bijlage(n) 2 betreft ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten 2013-2015 ons kenmerk ECWGO/U201401198

Nadere informatie

Nota van B&W. onderwerp Nagekomen aanpassingen CAR/UWO als gevolg van IKB. Portefeuilehouder Adam Elzakalai

Nota van B&W. onderwerp Nagekomen aanpassingen CAR/UWO als gevolg van IKB. Portefeuilehouder Adam Elzakalai Nota van B&W onderwerp Nagekomen aanpassingen CAR/UWO als gevolg van IKB Portefeuilehouder Adam Elzakalai Collegevergadering 7 maart 2017 inlichtingen Hester van Dijk (+31235674855) Registratienummer 2017.0009677

Nadere informatie

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN Inhoudsopgave 1 Algemene bepalingen Artikel * Functies en functiewaardering 3:1 * Recht op Salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen 3:2 2 Salaris

Nadere informatie

VNG. VNG Ledenbrief Reparatie derde jaar WW(2) Downloaden. Lamars, Ronald. 18 december 2017

VNG. VNG Ledenbrief Reparatie derde jaar WW(2) Downloaden. Lamars, Ronald. 18 december 2017 Lamars, Ronald Van: VNG ^ng^ng.nl@mail79.suw91.mcdlv.ne^ namens VNG Verzonden: maandag 18 december 2017 16:53 Aan: Stadhuis Onderwerp: Lbr. 17/081 CvA/LOGA 17/17 - Reparatie derde jaar WW(2)

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr: 16/089 CvA/LOGA 16/20

ECWGO/U Lbr: 16/089 CvA/LOGA 16/20 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft aanpassing CAR-UWO aan nieuwe collectieve uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201601499 Lbr: 16/089 CvA/LOGA 16/20

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 16/008 CvA/LOGA 16/04

ECWGO/U Lbr. 16/008 CvA/LOGA 16/04 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Technische wijzigingen CARUWO uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201600266 Lbr. 16/008 CvA/LOGA 16/04 bijlage(n)

Nadere informatie

LOGA. Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden. College voor Afbeidszaken/VNG. FNV Overheid. CNV Overheid

LOGA. Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden. College voor Afbeidszaken/VNG. FNV Overheid. CNV Overheid LOGA College voor Afbeidszaken/VNG FNV Overheid CNV Overheid CMHF r Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Datum 18 december 2017 Ons kenmerk

Nadere informatie

Deze toelagen wordt gecontinueerd na invoering van hoofdstuk 3 per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 3:15.

Deze toelagen wordt gecontinueerd na invoering van hoofdstuk 3 per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 3:15. Overgangsrecht en toelichting 1. Garantietoelagen en afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan worden gecontinueerd onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend. 1a Bestaande garantietoelage

Nadere informatie

gelet op de overeenstemming die is bereikt in het Georganiseerd Overleg van 6 december 2018 over het aanvullend, flexibel beloningsbeleid,

gelet op de overeenstemming die is bereikt in het Georganiseerd Overleg van 6 december 2018 over het aanvullend, flexibel beloningsbeleid, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heumen, gelet op hoofdstuk 3 van de CAR/UWO, gelet op de overeenstemming die is bereikt in het Georganiseerd Overleg van 6 december 2018 over het aanvullend,

Nadere informatie

Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen

Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN 1 Algemene bepalingen Artikel 3:1 Functies en functiewaardering 1 Het college stelt de functies vast die door ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 16/039 CvA/LOGA 16/11

ECWGO/U Lbr. 16/039 CvA/LOGA 16/11 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 uw kenmerk bijlage(n) 2 betreft Revisie integrale toelichting bij de CARUWO Samenvatting ons kenmerk ECWGO/U201600848

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Leek. Nr. 125153 23 december 2015 Wijziging CAR Hoofdstuk 3 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek; gelezen het advies met registratienummer

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 16/061 CvA/LOGA 16/15

ECWGO/U Lbr. 16/061 CvA/LOGA 16/15 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201502099 Lbr. 16/061 CvA/LOGA

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 12 juli ECWGO/U Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 (070) College voor Arbeidszaken

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 12 juli ECWGO/U Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 (070) College voor Arbeidszaken Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad College voor Arbeidszaken Datum 12 juli 2017 Ons kenmerk ECWGO/U201700542 Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 1 Onderwerp Ledenraadpleging

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 12 juli ECWGO/U Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 (070) College voor Arbeidszaken

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 12 juli ECWGO/U Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 (070) College voor Arbeidszaken Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad College voor Arbeidszaken Datum 12 juli 2017 Ons kenmerk ECWGO/U201700542 Lbr: 17/039 CvA/LOGA 17/07 Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 1 Onderwerp Ledenraadpleging

Nadere informatie

Toelichting arbeidsvoorwaarden

Toelichting arbeidsvoorwaarden Toelichting arbeidsvoorwaarden Maart 2016 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding Pagina 3 2. Individueel Keuze Budget (IKB) Pagina 4 3. Functioneringstoelage / uitloopschalen / promotieronde (Cao wijziging) Pagina

Nadere informatie

T.a.v. het college en de raad 29 mei 2018

T.a.v. het college en de raad 29 mei 2018 LOGA )llege voor beidszaken/vng İVAKABO IV bliekc zaak Brief aan de leden Datum T.a.v. het college en de raad 29 mei 2018 Ons kenmerk TAZ/U201800181 LBR18/024 LOGA nr 18/03 Telefoon 070 03738393 Bijlage(n)

Nadere informatie

1/J1M1J1!0,11,1J!!!!!!Eli GPD 08.09.2015 0046

1/J1M1J1!0,11,1J!!!!!!Eli GPD 08.09.2015 0046 1/J1M1J1!0,11,1J!!!!!!Eli GPD 08.09.2015 0046 LOGA C c.11ege voor ArbeidszakenIVN G FNV Ove rtletd rhtid Brief aan de leden T.a.v. het cotlege en de raad Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden

Nadere informatie

Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente 's-hertogenbosch. Nr. 6726 13 januari 2017 Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling De arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren zijn vastgelegd in de gemeentelijke

Nadere informatie

VNG Ledenbrief Wijziging artikelen 1:2 lid 1 sub c, 10d:26 leden 2 en 3, 10c:31 lid 1 CAR

VNG Ledenbrief Wijziging artikelen 1:2 lid 1 sub c, 10d:26 leden 2 en 3, 10c:31 lid 1 CAR Hoogerbrug, Linda Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Lugt, Arjen van der maandag 4 juni 2018 08:56 OW-Info FW: Lbr. 18/024 - Wijziging artikelen 1:2 lid 1 sub c, 10d:26 leden 2 en 3, 10c:31 lid 1 CAR Graag

Nadere informatie

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN Inhoudsopgave 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN 1 Algemene bepalingen Artikel * Functies en functiewaardering 3:1 * Recht op Salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen 3:2 2 Salaris

Nadere informatie

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan:

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan: VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A.00173 Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan: Team: Communicatie & Personeel Salarisadministratie,

Nadere informatie

Cao gemeenten

Cao gemeenten Cao gemeenten 2013-2015 Preambule Gemeenten zijn zich aan het voorbereiden op een van de grootste decentralisatieopgaven van de afgelopen jaren: vanaf 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor

Nadere informatie

aanpassing CAR-UWO aan ECWGO/U november 2016 nieuwe collectieve LIN: 16/089 zoraverzekerina CvA/LOGA 16/20

aanpassing CAR-UWO aan ECWGO/U november 2016 nieuwe collectieve LIN: 16/089 zoraverzekerina CvA/LOGA 16/20 ,1,!!!!!1611,LIJI1J (LO GA 1dszaken./VNG Overheid CNV Overheid CMHF Brief aan de leden T.a.v. het college en della.: 14) GPD 25.11.2016 0124 Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden informatiecentrum

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN De toelichting aan het begin van het hoofdstuk luidt als volgt:

HOOFDSTUK 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN De toelichting aan het begin van het hoofdstuk luidt als volgt: GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Zaanstad. Nr. 798 5 januari 2016 Gewijzigd hoofdstuk 3 van de CAR-UWO (cao) Bijlage CAR teksten A. Aan artikel 1:1 worden de volgende begripsomschrijvingen toegevoegd

Nadere informatie

VNG Ledenbrief Wijzigingen CAR-UWO artikelen per 1 januari oktober 2017

VNG Ledenbrief Wijzigingen CAR-UWO artikelen per 1 januari oktober 2017 Van: VNG Aan: OW-Info Onderwerp: Lbr. 17/058 CvA/LOGA 17/11 - Wijzigingen CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018 Datum: dinsdag 10 oktober 2017 10:54:07 Bekijk deze nieuwsbrief in uw browser B VNG Ledenbrief

Nadere informatie

LOGA. üemeanhî tminen Team DIS

LOGA. üemeanhî tminen Team DIS 1 8. 0 2 4 6 6 1 LOGA (loŭeļŝ vc Arhoidszakeii/VNC; AHVAKABí I FNV üemeanhî tminen Team DIS JUNI 2018 Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden CNV Publieke zaak (MHI Brief aan de leden T.a.v.

Nadere informatie

LOGA. Landelijk Overleg Cemeentelijke Arbeidsvoorwaarden GPD 01.07, CMHF

LOGA. Landelijk Overleg Cemeentelijke Arbeidsvoorwaarden GPD 01.07, CMHF LOGA k ArbeidszakenIVNI:. FNV Overheb:1 (:NV Overheid CMHF GPD 01.07,2015 0001 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Landelijk Overleg Cemeentelijke Arbeidsvoorwaarden informatiecentrum tel.

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr. 16/007 CvA/LOGA 16/03

ECWGO/U Lbr. 16/007 CvA/LOGA 16/03 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Wet flexibel werken en Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201600259 Lbr.

Nadere informatie

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek CVDR Officiële uitgave van Leek. Nr. CVDR61670_2 1 juni 2016 Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek Burgemeester en wethouders van de gemeente Leek; gelet

Nadere informatie

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN Inhoudsopgave 3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN 1 Algemene bepalingen Artikel * Functies en functiewaardering 3:1 * Recht op Salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen 3:2 2 Salaris

Nadere informatie

Deze LOGA-brief gaat over de wijzigingen in de CAR-UWO die volgen uit het akkoord 1 mei januari 2019.

Deze LOGA-brief gaat over de wijzigingen in de CAR-UWO die volgen uit het akkoord 1 mei januari 2019. Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 9 oktober 2017 Ons kenmerk TAZ/U201700735 Lbr. 17/058 CvA/LOGA 17/11 Bijlage(n) 1 Onderwerp Wijzigingen CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018 Samenvatting

Nadere informatie

Gemeente Tynaarlo Uitvoeringsregeling beloningsbeleid gemeente Tynaarlo. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo

Gemeente Tynaarlo Uitvoeringsregeling beloningsbeleid gemeente Tynaarlo. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Tynaarlo. Nr. 49460 21 april 2016 Gemeente Tynaarlo Uitvoeringsregeling beloningsbeleid gemeente Tynaarlo Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Nadere informatie

uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U Lbr: 12/059 ECCvA/LOGA 12/09

uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U Lbr: 12/059 ECCvA/LOGA 12/09 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Uitwerking CAO Salarismaatregelen uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U201200956 Lbr: 12/059 ECCvA/LOGA 12/09 bijlage(n)

Nadere informatie

Uitwerking cao vaststellen salaristabellen en

Uitwerking cao vaststellen salaristabellen en Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Uitwerking cao 2017-2019 vaststellen salaristabellen 1-08-2017 en 1-1-2018 Programma Bestuur & Middelen Portefeuillehouder B. van Hees Samenvatting De gemeentelijke cao

Nadere informatie

Bezoldigingsregeling 2014 Krimpen aan den IJssel

Bezoldigingsregeling 2014 Krimpen aan den IJssel Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In aanvulling op de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) wordt in deze regeling verstaan onder:

Nadere informatie

In deze ledenbrief treft u een aantal wijzigingen aan van de CARUWO met als doel technische onvolkomenheden in de regeling te herstellen.

In deze ledenbrief treft u een aantal wijzigingen aan van de CARUWO met als doel technische onvolkomenheden in de regeling te herstellen. LOGA' College voor Arbeidszaken/VNG ABVAKABO FNV CNV Publieke zaak CMHF Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Datum 7 juni 2017 Ons kenmerk

Nadere informatie

Bijlage 2 Ketenbepaling en anti-draaideurbepaling Inwerkingtreding: gelijk met inwerkingtreding Wet Werk en Zekerheid (voorzien op 1 juli 2015)

Bijlage 2 Ketenbepaling en anti-draaideurbepaling Inwerkingtreding: gelijk met inwerkingtreding Wet Werk en Zekerheid (voorzien op 1 juli 2015) Bijlagen akkoord cao gemeenten 2013-2015 Bijlage 1 CAR wijzigingen werkervaringsplaatsen en stages Inwerkingtreding: 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de artikelen 1:2:2 en 1:2:3 UWO. Stageplaats

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom. Nr. 84 2 februari 2017 Wijziging CAR/UWO Werk en Inkomen Lekstroom ECWGO/U201600159 Het dagelijks

Nadere informatie

Aanpassing AGN aan nieuwe collectieve zorgverzekering

Aanpassing AGN aan nieuwe collectieve zorgverzekering Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Aanpassing AGN aan nieuwe collectieve zorgverzekering Programma Bestuur & Middelen Portefeuillehouder B. van Hees Samenvatting Vanaf 1 januari 2017 hebben gemeenten een

Nadere informatie

(070) 373 8021. Wijziging salarisbedragen, eindejaarsuitkering en levensloop Lbr. 08/31 CvA/LOGA 08/08. 17 maart 2008

(070) 373 8021. Wijziging salarisbedragen, eindejaarsuitkering en levensloop Lbr. 08/31 CvA/LOGA 08/08. 17 maart 2008 Brief aan de leden T.a.v. het college informatiecentrum tel. (070) 373 8021 uw kenmerk bijlage(n) 18 betreft Wijziging salarisbedragen, ons kenmerk ECCVA/U200800195 eindejaarsuitkering en levensloop Lbr.

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Leiderdorp Nr. 169917 7 augustus 2018 Beloningsbeleid Gemeente Leiderdorp 2016 Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp; gelet op

Nadere informatie

Wijziging in de AGN uitwerking van het arbeidsvoorwaardenakkoord redactionele onvolkomenheden hersteld

Wijziging in de AGN uitwerking van het arbeidsvoorwaardenakkoord redactionele onvolkomenheden hersteld Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Wijziging in de AGN uitwerking van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2013-2015 redactionele onvolkomenheden hersteld Programma Bestuur & Middelen BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Vergelijking hoofdstuk 3 CAR nieuw versus oud

Vergelijking hoofdstuk 3 CAR nieuw versus oud Vergelijking hoofdstuk 3 nieuw versus oud Verschil en actie 3:1 Functies en functiewaardering 3:1 en lokaal Bezoldiging (NB: in dit artikel wordt vooral verwezen naar de lokaal vast te stellen bezoldigingsverordening).

Nadere informatie

De wijzigingen in de CAR-UWO staan in bijlagen 1 en 2. VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel

De wijzigingen in de CAR-UWO staan in bijlagen 1 en 2. VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel CVDR Officiële uitgave van Waalwijk. Nr. CVDR356240_1 5 december 2017 Cao gemeenten 2013-2015 Cao Gemeenten 2013-2015 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. uw kenmerk

Nadere informatie

Principeakkoord Cao Gemeenten 1 januari januari 2021

Principeakkoord Cao Gemeenten 1 januari januari 2021 Principeakkoord Cao Gemeenten 1 januari 2019-1 januari 2021 Inleiding De VNG, FNV Overheid, CNV Overheid en CMHF hebben op 28 juni 2019 een principeakkoord voor de Cao Gemeenten gesloten. De nieuwe cao

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 26 juni TAZ/U / LOGA 19/06 Lbr 19/049

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 26 juni TAZ/U / LOGA 19/06 Lbr 19/049 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 26 juni 209 Ons kenmerk TAZ/U20900530/ LOGA 9/06 Lbr 9/049 Telefoon 070 373 8393 Onderwerp Nadere uitwerking Akkoord Reparatie FLO-overgangsrecht

Nadere informatie

1 7 FEB. 2015. 6 o. Beh. Ambt.: SJteetdat.: B.V.O.: ons kenmerk. ECWGO/U201500231 Lbr. 15/013 CvA/LOGA 15/04

1 7 FEB. 2015. 6 o. Beh. Ambt.: SJteetdat.: B.V.O.: ons kenmerk. ECWGO/U201500231 Lbr. 15/013 CvA/LOGA 15/04 College voor XtluuK/aken Y\< ï ABVAKABO 1 \ \ CNV Publieke zaak Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad 6 o Beh. Ambt.: SJteetdat.: B.V.O.: 1 7 FEB. 2015 LOGA Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden

Nadere informatie

In deze ledenbrief treft u een aantal wijzigingen aan van de CARUWO met als doel technische onvolkomenheden in de regeling te herstellen.

In deze ledenbrief treft u een aantal wijzigingen aan van de CARUWO met als doel technische onvolkomenheden in de regeling te herstellen. MPGPD20170608081 ZOCMS LOGA College voor Arbeidszaken/VNG ABVAKABO FNV GPD 08.06.2017 0043 Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden CNV Publieke zaak Brief aan de leden T.a.v. het college en

Nadere informatie

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000; De raad van de gemeente Menaldumadeel; overwegende dat VNG een voorbeeld bezoldigingsverordening heeft ontworpen als handreiking voor gemeenten die hun locale verordening willen aanpassen; dat het aanbeveling

Nadere informatie

Inlichten instantie via e-mail pagina 1 van 3

Inlichten instantie via e-mail pagina 1 van 3 Inlichten instantie via e-mail pagina 1 van 3 GEMEENTERAAD BRUMMEN ingekomen per e-mail: 05 sep 2012 Documentnummer: RD12.0265 Behandelaar: Kopie aan: ; DocOnd.: ledenbrief 12/080 Gerelateerd document:

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 22 november 2018 U Lbr. 18/073 LOGA 18/06

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 22 november 2018 U Lbr. 18/073 LOGA 18/06 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 22 november 208 Ons kenmerk TAZ/U2080056 Lbr. 8/073 LOGA 8/06 Telefoon 070 3738393 Bijlage(n) Onderwerp FLO-overgangsrecht: Opbouw en inzet levenslooptegoeden

Nadere informatie

Vfanu andf/ìbrllţ Wijziging CAR-artikel per 1

Vfanu andf/ìbrllţ Wijziging CAR-artikel per 1 Van: VNG Aan: Stadhuis Onderwerp: Lbr. 17/070 CvA/LOGA 17/14 - Wijziging CAR-artikel per 1 januari 2018 (2) Datum: dinsdag 21 november 2017 09:28:50 Bekijk deze nieuwsbrief in uw browser Vfanu andf/ìbrllţ

Nadere informatie

Lbr. 16/061 - Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel. Lbr. 16/061 - Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel

Lbr. 16/061 - Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel. Lbr. 16/061 - Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel From: VNG Sent: donderdag 14 juli 2016 15:44:34 To: Stadhuis Cc: Subject: Lbr. 16/061 - Toepassing hoofdstuk 3 CAR UWO op brandweerpersoneel View this email in your

Nadere informatie

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging 3 Salaris en vergoedingsregelingen Bezoldiging Artikel 3:1 1 Met inachtneming van artikel 1:2:1 wordt aan de ambtenaar binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging

Nadere informatie

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005. Gemeente Leeuwarderadeel Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadeel; gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Leeuwarderadeel; gehoord de Commissie voor Georganiseerd

Nadere informatie

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Overbetuwe. Nr. 26527 13 mei 2014 Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014 Ons kenmerk: 12BB00004 De burgemeester van de

Nadere informatie

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan:

NEE. Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan: VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van: L. van Dijk Tel nr: 8519 Nummer: 17A.00180 Datum: 14 februari 2017 Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift aan: Team: Communicatie & Personeel Salarisadministratie,

Nadere informatie

Artikel 5 Bepalen functieschaal In een aparte regeling wordt vastgelegd de wijze waarop de functies worden beschreven en gewaardeerd.

Artikel 5 Bepalen functieschaal In een aparte regeling wordt vastgelegd de wijze waarop de functies worden beschreven en gewaardeerd. Artikel 1 Begripsomschrijvingen De begripsomschrijvingen van de CAR-UWO zijn van toepassing. Verwijzingen naar de belangrijkste omschrijvingen zijn opgenomen in de regeling. Daarnaast gelden aanvullend

Nadere informatie

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling; CVDR Officiële uitgave van Geldermalsen. Nr. CVDR102747_1 8 mei 2018 BEZOLDIGINGSREGELING Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen, gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en op het bepaalde

Nadere informatie

ECCVA/U Lbr: 12/101 CvA/LOGA 12/14

ECCVA/U Lbr: 12/101 CvA/LOGA 12/14 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Aanstelling in algemene dienst Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U201201481 Lbr: 12/101 CvA/LOGA 12/14

Nadere informatie

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage Bijlage bij B&W-besluit d.d. 28 april 2015 (BD2015-005438) Wijziging garantieregeling Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) De tekst van en toelichting bij de hierna volgende bepalingen

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 22 november 2018 U Lbr. 18/075 LOGA 18/07

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 22 november 2018 U Lbr. 18/075 LOGA 18/07 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 22 november 2018 Ons kenmerk TAZ/U201801057 Lbr. 18/075 LOGA 18/07 Telefoon 0703738393 Bijlage(n) 1 Onderwerp FLO-overgangsrecht: Compensatieregeling

Nadere informatie

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE MIDDELBURG: SOLLICITATIECODE

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE MIDDELBURG: SOLLICITATIECODE GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Middelburg. Nr. 129501 28 september 2016 ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE MIDDELBURG: SOLLICITATIECODE Burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 9 oktober 2017 U Lbr. 17/057 CvA/LOGA 17/10 (070)

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 9 oktober 2017 U Lbr. 17/057 CvA/LOGA 17/10 (070) Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 9 oktober 2017 Ons kenmerk Lbr. 17/057 CvA/LOGA 17/10 Telefoon (070) 373 8456 Onderwerp Wijzigingen salarisbedragen, WML en IKB Cao Gemeenten 2017-2019

Nadere informatie

ons kenmerk ECCVA/U Lbr 13/030 LOGA/ECCVA 13/10

ons kenmerk ECCVA/U Lbr 13/030 LOGA/ECCVA 13/10 Van: VNG [mailto:vng@vng.nl] Verzonden: woensdag 27 maart 2013 14:08 Aan: Gemeente Brummen Onderwerp: Ledenbrief 13/030: wijziging CAR-UWO hoofdstuk 6a Gemeentelijke Levensloopregeling informatiecentrum

Nadere informatie

ALGEMEEN BESTUUR BAR-ORGANISATIE

ALGEMEEN BESTUUR BAR-ORGANISATIE ALGEMEEN BESTUUR BAR-ORGANISATIE Onderwerp: Wijzigingen CAR-UWO (Cao Gemeenten) periode januari augustus 2015 Inleiding De BAR-organisatie is aangesloten bij de CAR-UWO, de Cao voor gemeenten. Wij zijn

Nadere informatie

Argumentatie: 1a. Voor medewerkers met een arbeidsbeperking zijn aanvullende afspraken opgenomen in de CAR-UWO

Argumentatie: 1a. Voor medewerkers met een arbeidsbeperking zijn aanvullende afspraken opgenomen in de CAR-UWO VOORSTEL OPSCHRIFT Vergadering van 15 september 2015 Besluit nummer: 2015_BW_00697 Onderwerp: Wijziging arbeidsvoorwaarden - Besluitvormend Beknopte samenvatting: Het LOGA heeft afspraken gemaakt over

Nadere informatie

ECWGO/U Lbr:16/003 CvA/LOGA 16/02

ECWGO/U Lbr:16/003 CvA/LOGA 16/02 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Aanpassing verplaatsingskostenregeling verhuisplichtige ambtenaren uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201600078

Nadere informatie

CMgbo^ö/ M o^ e^o T_L. ECWGO/U201500231 Lbr. 15/013 CvA/LOGA 15/04

CMgbo^ö/ M o^ e^o T_L. ECWGO/U201500231 Lbr. 15/013 CvA/LOGA 15/04 CMgbo^ö/ M o^ e^o T_L LOGA College voor Arbeidszaken/VNG ABVAKABO FNV ' CNV Publieke zaak CMHF Aan de leden Landelijk Overleg Gemeentelijke Arb eids vo orwaarden InfürniiitiQcemruJii tal (070) 373 8393

Nadere informatie

Landelijk Overleg. Stuknummer: AI13.03608. College voor Arbeidszafam/VNG Jrief aan de ledeni Gemeentelijke T.a.v. het college en de raad.

Landelijk Overleg. Stuknummer: AI13.03608. College voor Arbeidszafam/VNG Jrief aan de ledeni Gemeentelijke T.a.v. het college en de raad. Landelijk Overleg College voor Arbeidszafam/VNG Jrief aan de ledeni Gemeentelijke T.a.v. het college en de raad. J ABVAKABO Arbeidsvoorwaarden FNV CNV Publieke zaak CMHF informatiecentrum tel. uw kenmerk

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden; Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden; overwegende dat met betrekking tot de beloningsmogelijkheden voor de medewerkers een regeling dient te worden vastgesteld, waarin een

Nadere informatie

Bijlage gemeente Houten: IS

Bijlage gemeente Houten: IS Bijlage gemeente Houten: IS18.00294 Burgemeester en wethouders van Houten; Gelet op artikel 160, eerste lid sub c van de Gemeentewet; Gelet op hoofdstuk 4, 4a en 6 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling

Nadere informatie

ECCVA/U Lbr: 13/009 CvA/LOGA 13/04

ECCVA/U Lbr: 13/009 CvA/LOGA 13/04 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 uw kenmerk bijlage(n) 2 betreft arbeidsvoorwaardennota 2013 e.v. - ledenraadpleging ons kenmerk ECCVA/U201300208 Lbr:

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 Burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis; gezien de instemming van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg; besluiten: vast te stellen de volgende: VERORDENING,

Nadere informatie

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren; Burgemeester en wethouders van Menaldumadeel; overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren; Besluit: vast te stellen de navolgende verordening: Verordening tot

Nadere informatie

22 april 2013 UWO. CvA/LOGA 13/11

22 april 2013 UWO. CvA/LOGA 13/11 College vooľ ArbekUzakiMi/VNG ABVAKABO FNV Aan de leden Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden CNV Publieke zaak CMHľ IA informatiecentrum tel. uw kenmerk bìjlage(n) (070) 373 8393 2 betreft

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Wijzigingen AGN i.v.m. wijziging zorgverzekering

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Wijzigingen AGN i.v.m. wijziging zorgverzekering Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Wijzigingen AGN i.v.m. wijziging zorgverzekering Programma / Programmanummer Bestuur & Middelen / 1042 BW-nummer Portefeuillehouder H. Kunst Samenvatting Op 1 januari

Nadere informatie