Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Rijksbegroting voor het jaar Hoofdstuk VI Departement van Justitie Nr.8 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld op 26 september 1978 De vaste Commissie voor Justitie 1 heeft op 27 juni 1978 met de Minister van Justitie mondeling overleg gevoerd over het in voorbereiding zijnde besluit tot wijziging van de voorschriften ter uitvoering van de Wet op de weerkorpsen (Stb. 1938, 247). Ten behoeve van onderstaand verslag van het mondeling overleg, waarbij de Minister zich had laten vergezellen van mr. J. J. Kroeskamp van de Directie Politie, voorzitter van de «Werkgroep bewaking en beveiliging door particuliere organisaties», had de commissie de beschikking gekregen over een notitie, waarin de hoofdlijnen van de voorgenomen wijzigingen staan vermeld. Deze notitie is als bijlage I bij het verslag gevoegd. Van de uitkomsten van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Een lid van de fractie van de V.V.D. zei met instemming kennisgenomen te hebben van de plannen om het onderwerp beveiliging door particuliere organisaties aan strengere voorschriften te onderwerpen. Dit lid voelde zich in het bijzonder aangesproken door het voornemen de beveiligingsorganisaties in de toekomst slechts voor een beperkte duur en voor een gelimiteerd territoir toe te laten. Aan de Minister legde deze woordvoerder nog de volgende vragen voor. Waarom zal het te benoemen adviescollege een tijdelijk karakter dragen? Zal dit adviescollege nog een rol vervullen bij de volledige heroverweging door de Minister van een afwijzende beschikking inzake de toelating? Kunnen de criteria, die bij de beslissing over de toelating van een particuliere beveiligingsorganisatie worden gehanteerd, nader worden gespecificeerd? ' Samenstelling: Abma (SGP), Geurtsen (VVD), voorzitter, Roethof (PvdA), ondervoorzitter, Haas-Berger (PvdA), Kappeyne van de Coppello (VVD), Stoffelen (PvdA), Van Dam (CDA), G. M. P. Cornelissen (CDA), Kosto (PvdA), Salomons (PvdA), Patijn (PvdA), Stemerdink (PvdA), Van den Broek (CDA), Evenhuis-van Essen (CDA), Lauxtermann (VVD), Wessel-Tuinstra (D'66), Dijkman (CDA), Faber (CDA), Beckers-de Bruijn (PPR), Nijpels (VVD) en Korte-van Hemel (CDA) Een lid van de fractie van de P.v.d.A. zou graag vernemen of het nog steeds in het voornemen ligt van de Minister om de Wet op de weerkorpsen te vervangen door een nieuwe wet. In dat verband was dit lid geïnteresseerd in de toekomstige positie van de Vrijwillige Bijzondere Landstorm en de Vrijwillige Burgerwachten. Zal de wijziging van het onderhavige uitvoeringsbesluit van de Wet op de weerkorpsen ook aanleiding geven de daarop gebaseerde uitvoeringsbeschikking te wijzigen? Bij de behandeling van de begroting over het onderdeel Politie hadden de fracties van de P.v.d.A. en de V.V.D. blijk gegeven van bezorgdheid over het optreden van de particuliere beveiligingsorganisaties, 3 vel Tweede Kamer, zitting ,15 300, hoofdstuk VI, nr.8

2 die niet zullen mogen gaan functioneren als een soort pseudo-politie. Onder verwijzing naar die gedachtenwisseling vroeg de P.v.d.A.-woordvoerder naar de omvang van het personeelsbestand waarover de particuliere beveiligingsorganisaties thans beschikken in verhouding tot de sterkte van de politie. Het hier sprekende lid zei nog eens te willen waarschuwen voor de situatie waarin de particuliere beveiligingsorganisaties een eventuele bestaande lacune bij het huidige functioneren van de politie, waaraan de zorg voor de openbare veiligheid voorbehouden moet blijven, zouden gaan opvullen. Hierop aansluitend vroeg deze spreker op welke wijze de uitoefening van de maatschappelijke controle op de beveiligingsdiensten gestalte zal krijgen. Is het de bedoeling de politie enige invloed toe te kennen ten aanzien van de selectie, opleidingsvereisten en dergelijke van de functionarissen van particuliere beveiligingsorganisaties? In hoeverre blijft bewapening van de particuliere beveiligingsdiensten mogelijk? Ter wille van een duidelijk onderscheid tussen politie en particuliere beveiligingsdiensten zal volgens de P.v.d.A.-woordvoerder hier toch de grootst mogelijke terughoudendheid moeten worden betracht. Ook de uniformen van het personeel van de particuliere beveiligingsorganisaties zullen bij het publiek niet de indruk mogen vestigen dat hier sprake zou zijn van pseudo-politie. Dit lid zei de indrukte hebben, dat op'jit moment veelvuldig de hand wordt gelicht met de bestaande voorschriften met betrekking tot de registratie van de beveiligingsorganisaties. Is die indruk juist en komt de voorgestelde wijziging daaraan tegemoet, in die zin dat in de toekomst wel een exact inzicht zal bestaan in aantal en omvang van de particuliere beveiligingsorganisaties? Zal de voorgestelde regeling de mogelijkheid bieden voor een betere controle op het functioneren van de particuliere beveiligingsorganisaties dan volgens de geldende voorschriften kan worden geëffectueerd? Spreker wees op het verschijnsel, dat particuliere beveiligingsdiensten zich schuldig maken aan ongeoorloofde inbreuk op de privacy. Houden de nieuwe voorschriften ook rekening met dat aspect? Het lid, sprekende namens de P.v.d.A.-fractie, sloot zich ten slotte aan bij de eerder van de zijde van de V.V.D.-f ractie gestelde vragen met betrekking tot het adviescollege. Evenals de voorgaande sprekers zei het lid, dat namens de fractie van het C.D.A. het woord voerde, het onderhavige overleg met de Minister zeer op prijs te stellen. Deze woordvoerster vroeg zich af of er geen aanleiding bestaat de benaming «Wet op de weerkorpsen» te vervangen door een andere formulering, die meer in overeenstemming is met de daaraan in de tegenwoordige tijd toe te kennen betekenis. Het woord «Weerkorpsen» wekt ten onrechte negatieve associaties, zo meende zij, terwijl hier toch een in beginsel positieve functie, die der beveiliging, wordt bedoeld. Het streven om het instituut van de particuliere beveiligingsorganisaties aan te passen aan de nu geldende omstandigheden met de mogelijkheid in te spelen op toekomstige ontwikkelingen, door onder andere het vereiste van toelating voor beperkte duur, had haar instemming. Uit het oogpunt van het verkrijgen van inzicht in de werkzaamheden van de particuliere beveiligingsorganisaties zal het volgens dit lid aanbeveling verdienen wanneer aan toelating ook het vereiste wordt gesteld van openbare verslaglegging door de organisaties. Ook dat zal ertoe kunnen bijdragen, dat de noodzakelijke scheiding tussen politie en particuliere beveiligingsdiensten, die zoals is gebleken veelal een positieve functie vervullen, zichtbaar blijft. Ingaande op de gestelde vragen deelde de Minister mee, dat het adviescollege vanwege wetstechnische redenen in eerste instantie een voorlopig, maar daarom naar hij hoopte niet minder bevredigend, karakter zal hebben. Voor de instelling van een permanent adviescollege is namelijk wijziging van de wet vereist. In overeenstemming met het door de «Werkgroep bewa- Tweede Kamer, zitting ,15 300, hoofdstuk VI, nr. 8 2

3 king en beveiliging door particuliere organisaties» uitgebrachte advies wordt op dit moment op ambtelijk niveau wetswijziging voorbereid. Gelet op de daarvoor vereiste tijd is in dit stadium gekozen voorde veel snellere procedure van aanpassing van de voorschriften ter uitvoering van de Wet op de weerkorpsen. Bij de toekomstige wijziging van de wet, die wellicht door een geheel nieuwe wet zal worden vervangen, zullen de positie van de Vrijwillige Bijzondere Landstorm en de Vrijwillige Burgerwachten alsmede de aanduiding van de wet zeker aan de orde kunnen komen. Het ligt in de bedoeling een nieuwe beschikking, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de onderhavige voorschriften, tot stand te brengen. De Minister zei met instemming kennis genomen te hebben van hetgeen namens de fractie van de P.v.d.A. naar voren was gebracht over de plaatsing van het probleem van particuliere beveiliging in de maatschappelijke context. Juist op grond van de overweging dat voorkomen moet worden, dat de particuliere beveiligingsorganisaties de taken van de politie gaan overnemen, is besloten in de thans geldende voorschriften wijziging aan te brengen. Daarbij tekende de Minister aan, dat de particuliere beveiligingsdiensten wel degelijk zullen kunnen voorzien in bepaalde behoeften, zoals het bewaken van particuliere gebouwen, waarvoor de huidige organisatie van de politie nu eenmaal niet is geëquipeerd. Particulieren kunnen de behoefte hebben aan grotere beveiliging dan ooit door het politieel apparaat zal kunnen worden geboden en het is de taak van de overheid de hiervoor geëigende voorschriften, waarbij aan het functioneren van de politie geen afbreuk wordt gedaan, te geven. In dat verband verwacht de Minister positief resultaat van de contacten tussen de particuliere beveiligingsdiensten enerzijds en de politie anderzijds. Bij de toetsing van de vereisten van bekwaamheid van het door deze diensten aan te trekken personeel acht de Minister ook een rol weggelegd voor het hoofd van de plaatselijke politie. De politie zal er voorts op kunnen toezien, dat het optreden van de particuliere beveiligingsorganisaties binnen de daarvoor aangelegde perken blijft en de Minister bij onregelmatigheden op de hoogte kunnen stellen. Op die wijze wordt ook een stuk van de gewenste maatschappelijke controle gerealiseerd. De particuliere beveiligingsdiensten zullen aan de voor wapenbezit geldende voorschriften, zoals het vereiste van vergunning, onderworpen blijven en in dat opzicht geen uitzonderingspositie innemen. De Minister bevestigde dat in de thans bestaande situatie als gevolg van onvolledige registratie geen exact inzicht bestaat in het aantal en in de omvang van de nu functionerende particuliere organisaties. Met de voorgestelde nieuwe regeling, die strikte toelatingscriteria bevat, wordt beoogd een effectievere controle uit te oefenen dan op basis van de nu geldende voorschriften mogelijk blijkt. Of dit inderdaad is te realiseren zal de praktijk moeten leren. De Minister zei vertrouwen te hebben dat in de toekomst ook uitwassen, zoals die zich hebben voorgedaan op het gebied van de verstoring van privacy van particuliere werknemers, met de nieuwe bepalingen zullen kunnen worden voorkomen. Naar aanleiding van de vraag over de verslaglegging verklaarde de Minister zich bereid te bezien of de met het toezicht op particuliere beveiligingsorganisaties belaste ambtelijke dienst zijn bevindingen zal kunnen publiceren in een jaarlijks uit te brengen openbaar verslag. Publieke verslaglegging door de beveiligingsorganisaties zelf leek de bewindsman, gelet op het particuliere karakter van de desbetreffende organisaties, minder wenselijk. Namens de Minister deelde de heer Kroeskamp mee, dat de cijfers met betrekking tot het personeelsbestand van de particuliere beveiligingsorganisaties nauwelijks wijziging hebben ondergaan sinds het eindrapport van de reeds genoemde werkgroep, in 1977, is uitgebracht. Het aantal particuliere nachtveiligheidsdiensten is enigszins teruggelopen, namelijk tot 56; het bij deze diensten werkzame aantal personeelsleden is iets toegenomen met het getal van 300 op een totaal van Voor het aantal bedrijfsbewakingsdiensten geldt eveneens dat de aanvankelijke sterke groei tot stilstand is geko- Tweede Kamer, zitting , 15300, hoofdstuk VI, nr. 8 3

4 men; uit steekproeven is gebleken, dat het personeelsbestand in die sector ten gevolge van bezuiniging zelfs in enige mate is teruggelopen. In de patticuliere beveiligingsorganisaties zijn op dit moment man werkzaam; bij de politie luidt het overeenkomstige cijfer ruim In de regel zijn de particuliere beveiligingsfunctionarissen niet bewapend. Een uitzondering geldt voor zover bij de particuliere beveiligingsorganisaties onbezoldigde ambtenaren zijn benoemd. In uitzonderingssituaties komt dit voor, zoals bij voorbeeld bij de spoorwegpolitie, de luchthavenpolitie op Schiphol en bij de DSM, waar de taken van de mijnpolitie zijn overgenomen, het geval is. Ook enkele particuliere bedrijven maken gebruik van onbezoldigde ambtenaren. Het is echter zeker niet de bedoeling hieraan uitbreiding te geven. In dat verband werd erop gewezen, dat het gebruik van andere wapens dan vuurwapens op particulier terrein wèl geoorloofd is. Wanneer de voorgenomen wijzigingen van kracht worden zal de politie zowel bij de eerste toelating als bij de verlenging van de toelating worden betrokken, in die zin dat het advies van de politie zal worden ingewonnen. Ook zal het oordeel van de politie worden gevraagd bij klachten over het optreden van de particuliere beveiligingsorganisaties. Verder ingaande op de controle door de politie maakt de heer Kroeskamp melding van de mogelijkheid om op grond van het door de particuliere organisaties uit te brengen verslag eventuele onregelmatigheden te signaleren. Ook het ingevolge de nieuwe voorschriften voor de beveiligingsfunctionarissen vereiste legitimatiebewijs stelt de politie in staat controle uit te oefenen. Op het punt van de niet-nakoming van de met betrekking tot de registratie bestaande voorschriften werd meegedeeld, dat naar men denkt op dit moment alle nachtveiligheidsdiensten, voor zover daarbij meer dan één werknemer in dienst is, zijn geregistreerd. Bij de bedrijfsveiligheidsdiensten is de situatie anders, mede omdat niet in alle gevallen duidelijk is wanneer er sprake is van een bewakingsdienst in de zin van de wet. Wel bestaat de indruk dat ook hier in toenemende mate aanmelding plaatsvindt. Volgens de Minister is het met het oog op de samenstelling van het voorlopige adviescollege, waarin voornamelijk ambtenaren zitting zullen hebben, minder geschikt om dit college een functie toe te kennen bij de heroverweging door de Minister van een afwijkende beschikking inzake de toelating. In antwoord op een nadere vraag van de P.v.d.A.-woordvoerder deelde de bewindsman mee, dat de Minister van Justitie de beslissing neemt over de benoeming tot onbezoldigd ambtenaar van personen die in dienst zijn bij particuliere organisaties of bedrijven. In dat verband noemde hij het voorbeeld van de jachtopziener, die ingevolge de benoeming opsporingsbevoegdheid krijgt. De bevoegdheid tot het doen van benoemingen als bedoeld vormt naar het oordeel van de Minister een bij uitstek geschikt middel om het wapengebruik bij particuliere beveiligingsdiensten binnen de perken te houden. In antwoord op de vraag van een lid van de fractie van de V.V.D. naar de eventueel bestaande normen voor rechtstreekse aansluiting van detectoren en andere alarminstallaties op de alarmcentrale van de politie werd door de heer Kroeskamp namens de Minister als volgt geantwoord: Detectoren en andere alarmsystemen vallen niet onder de geldende Wet op de weerkorpsen, hetgeen mede aanleiding is geweest voor meergenoemde werkgroep om de totstandkoming van een nieuwe wet te bepleiten. Als gevolg van de grote uitbreiding, die het aantal alarminstallaties heeft ondergaan en de gevarieerdheid van het op de detectoren op te vangen alarm, is een rechtstreekse aansluiting naar de politie in alle gevallen niet langer mogelijk. Dit heeft geleid tot een toenemend aantal particuliere alarmcentrales. Het «auto-dial systeem», waarbij de telefoon het bericht van een detector opvangt en het nummer van de politie draait, biedt nog wel de mogelijkheid van rechtstreeks contact met de politie. Gebleken is echter, dat er in het meren- deel van de gevallen sprake is van vals alarm, waarbij de politie onnodig uit- overige cijfers zijn opgenomen in bijlage il bij dit verslag. Tweede Kamerzitting ,15300, hoofdstuk VI, nr. 8 4

5 rukt. Om dit te vermijden is getracht in overleg met de PTT het op dit moment voor iedereen beschikbare systeem aan banden te leggen en wel door het accepteren van de aansluitingen te beperken tot die gevallen waarin de politie toestemming verleent. Met dit zelfde doel onnodige alarmeringen en de daarmee gepaard gaande overlast te voorkomen is een gesprek gevoerd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de mogelijkheid het geluidalarm te regelen bij politieverordening. Voorschriften met betrekking tot de normering van rechtstreekse aansluiting van alarminstallaties naar de politie zijn wel in voorbereiding. Het betreft hier echter een technisch ingewikkelde zaak, waarover, zo werd meegedeeld, ter gelegenheid van het mondeling overleg met de vaste commissie geen nadere gegevens kunnen worden verstrekt. De voorzitter van de commissie, Geurtsen De waarnemend griffier van de commissie, Vrins Tweede Kamer, zitting , 15300, hoofdstuk VI, nr. 8 5

6 Bijlage I NOTITIE VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE TEN BEHOEVE VAN HET VER- SLAG VAN HET OP 27 JUN11978 MET DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE GEVOERDE OVERLEG De vraag naar beveiliging van particulieren door particulieren is de afgelopen jaren aanzienlijk gegroeid. Op deze vraag is gereageerd met sterke groei van bestaande beveiligingsorganisaties, maar ook met oprichting van een groot aantal nieuwe particuliere organisaties. Beide groepen maken bij hun werk gebruik van middelen (electronische apparatuur, voertuigen e.d.) die bij het tot stand komen van de thans geldende voorschriften inzake de toelating van particuliere bewakingsdiensten niet of nauwelijks bekend waren. De ontwikkeling van met name de particuliere alarmcentrales en de particuliere geld- en waardetransportbedrijven is van recente datum. Beide vallen onder het bereik van artikel 1 van de Wet op de weerkorpsen. Immers, ook zij voldoen aan de daar gegeven omschrijving «iedere organisatie van particulieren, welke gericht is op of voorbereidt tot het in onderling verband verrichten van of deelnemen aan hetgeen tot de taak behoort van weermacht of politie in de handhaving van de uit- en inwendige veiligheid en van de openbare orde en rust». Het uitvoeringsbesluit van deze wet, het Koninklijk besluit van 2 juli 1938 (Stb. 247), bevat behalve bepalingen over weerkorpsen in meer eigenlijke zin (landstorm, burgerwachten) ook een paragraaf (paragraaf 5), tot dusver getiteld «Particuliere bewakingsdiensten». Die bestrijkt de particuliere nachtveiligheidsdiensten en de particuliere bedrijfsbewakingsdiensten; voorts een niet-gespecificeerde categorie «andere particuliere bewakingsdiensten». Een nieuw besluit zal ook de particuliere alarmcentrales en de particuliere geld- en waardetransportbedrijven een eigen plaats in de regeling moeten geven. Ten einde de ontwikkeling van nog weer nieuwere soorten van organisaties in elk geval te kunnen blijven opvangen en er de toelating van te kunnen blijven reguleren zal wederom een restpost opgenomen moeten worden, «overige particuliere beveiligingsorganisaties». Evenals de reeds eerder geregelde beveiligingsbedrijven en bedrijfsbeveiligingsdiensten vinden de twee nieuwe categorieën, namelijk de alarmcentrales en de transportbedrijven, hun taak met name in de feitelijke handhaving van de veiligheid van personen en goederen. Hierbij is, door stijging van de personeelskosten, steeds meer de behoefte ontstaan om alarmeringsapparatuur niet alleen als hulpmiddel bij personele bewaking te laten gebruiken, maar zelfs in de plaats van personele bewaking te laten treden. Voor alle hiervoor genoemde organisaties geldt dat zij werken met middelen en methoden die zich snel ontwikkelen. Voor een overheidstoezicht daarop moet daarom een bredere basis geschapen worden dan tot dusver bestaat. Het aantal gezichtspunten waaronder de aanvraag om toelating kan worden beoordeeld wordt uitgebreid. In de toekomst zullen beveiligingsorganisaties slechts voor een beperkte duur en voor een beperkt territoir worden toegelaten. Het ligt in mijn voornemen op korte termijn een, voorshands nog voorlopig en tijdelijk, adviescollege te benoemen, dat mij onder meer bij mijn toelatings- en intrekkingsbeleid terzijde kan staan. Tegen beslissingen inzake toelating staat tot dusver beroep op de Kroon open. Het ligt in mijn voornemen dit beroep te vervangen door beroep op de Afdeling rechtspraak van de Raad van State, optredend krachtens de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen. Daarbij is mede overwogen dat de artikelen 11 en 12 van de wet Arob voorzien in eventuele behandeling van het tot de Afdeling rechtspraak gerichte beroepschrift als bezwaarschrift; in dat geval zal volledige heroverweging van de afwijzende beschikking door mij kunnen plaatsvinden, waarna eventueel alsnog het oordeel van de Arob-rechter kan worden gevraagd. Tweede Kamer, zitting ,15 300, hoofdstuk VI, nr. 8 6

7 Tot verstrakking van het overheidstoezicht op de particuliere beveiligingsorganisaties, en tot precisering van de regeling door vermelding van de alarmcentrales en de geld- en waardetransportbedrijven, is geadviseerd door de «Werkgroep bewaking en beveiliging door particuliere organisaties». Deze werkgroep (voorzitter mr. J. J. Kroeskamp) werd in 1974 door mijn ambtsvoorganger ingesteld en heeft in 1975 een interimrapport, in 1977 haar eindrapport uitgebracht. Beide rapporten zijn indertijd openbaar gemaakt. Tweede Kamer, zitting ,15 300, hoofdstuk VI, nr. 8 7

8 Bijlage II Particuliere nachtveiligheidsdiensten naar grootte; personeelsbestand op 31 december 1977' Categorie Aantal Aantal personeelsleden diensten tijdelijk Totaal (12) 26 (24) 17 (15) 43 (39) (4) 36 (24) 16 (1) 52 (25) (16) 32 (133) 51 (111) 83 (244) (9) 354 (232) 173 (126) 527 (358) (11) 483 (496) 266 (291) 749 (787) (4) 449 (514) 109 (232) 558 (746) ,, ,2> > (1416) 40 (13) 1140 (1429) Totaal 56 (58) 3132 (2839) 847 (789) 3979 (3628) 1 Tussen haakjes de cijfers op 31 december Particuliere nachtveiligheidsdiensten naar grootte; percentsgewijze toe of afname van personeelsbestand op 31 december 1977 ten opzichte van 31 december 1974 Categorie Aantal Aantal personeelsleden diensten tijdelijk Totaal % + 8% + 13% + 10% % + 50% % + 108% % - 76% - 54% - 66% % + 53% + 37% + 47% % - 3% - 9% - 5% % - 13% - 53% - 25% > % + 24% % + 38% Totaal 3% + 10% 7% 10% Opleiding ten behoeve van bewakingspersoneel bij particuliere nachtveiligheidsdiensten; cijfers per 31 december 1977 Geen opleiding Wel opleiding Totaal Aantal bedrijven Verschillende soorten van opleiding ten behoeve van bewakingspersoneel bij particuliere nachtveiligheidsdiensten; cijfers per 31 december 1977 Soort opleiding Aantal diensten UBB/LOI-cursus 25 Opleiding in eigen bedrijf 18 EHBO-cursus 12 Brandweer-cursus 5 Cursus bewaking met honden 5 Cursus i.s.m. reguliere politie 1 Niet nader omschreven 2 Tweede Kamer, zitting , , hoofdstuk VI, nr. 8 8

9 Aantal particuliere nachtveiligheidsdiensten, ingedeeld naar soort bewakingswerkzaanv heden; cijfers per 31 december 1977 Aard van de werkzaamheden Aantal diensten In % van totaal Surveillance 49 88% Wijkbewaking 32 57% Postenbewaking 46 82% Bedrijfsbe waking 39 70% Winkelbewaking 21 38% Ordediensten 22 39% Installatie/onderhoud alarmeringsapparatuur 13 23% stil 13 23% - luid 13 23% optisch 9 16% Stilalarmcentrale 24 43% auto-dial 3 5% Geld- en waardetransport 12 21% Bewaking parkeerplaatsen 21 38% Diversen' 17 30% 1 Genoemd werden onder meer: bewaking bij grote evenementen (tentoonstellingen e.d.) scheepsbewaking bewaking van bouwobjecten, scholen, parken alarmopvolging (zg. uitrukservice") visitatie brandpreventie en brandbestrijding begeleiding overslag gevaarlijke stoffen Aantal particuliere nachtveiligheidsdiensten, ingedeeld naar in gebruik zijnde bewakings en beveiligingsuitrusting; cijfers per 31 december 1977 Gebruikte uitrusting Aantal diensten In % van totaal Centrale meldkamer 36 64% Mobilofoon 44 79% open net 18 32% gesloten net 36 64% Semafoon 22 39% Portofoon 40 71% Gesloten t.v.-circuit 10 18% Intercom 18 32% Automatische telefoonbeantwoorder 33 59% Telefoonautomaat ter controlering van controleronden 9 16% Controleklok met sleutels 45 80% Prikklok 38 68% Bedrijfsauto's 49 88% Honden 38 68% Diversen' 2 4% ' Genoemd werden: vliegtuig - boot paarden Tweede Kamer, zitting ,15300, hoofdstuk VI, nr. 8 9