Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid"

Transcriptie

1 Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid Een Levens Cyclus Duurzaamheids Analyse Onderzoek in het kader van de Mastersopleiding Milieu-Natuurwetenschappen Open Universiteit Nederland In opdracht van AGRITERRA-Nederland en CONVEAGRO-Peru Baukje Bruinsma November 2009

2

3 Afstudeercommissie L. Reijnders (voorzitter, 1 e begeleider Open Universiteit Nederland). W. Ivens (2 e begeleider Open Universiteit Nederland). P. Geluk (secretaris Open Universiteit Nederland). C. van Rij (AGRITERRA). M. Boonman (AGRITERRA). E. Gomez (CONVEAGRO).

4

5 Voorwoord. Deze scriptie was niet tot stand gekomen zonder de hulp van heel veel mensen. Hierbij wil ik Cees van Rij en Marly Boonman van AGRITERRA bedanken voor het leggen van de contacten met CONVEAGRO in Peru en de begeleiding vanuit Nederland. Federico Leon y Leon, Efrain Gomez Pereira, Maritza Manturano Castro, Wilson Bruno Zurita van CONVEAGRO- Peru in Lima wil ik bedanken voor het de begeleiding in Lima, het leggen van de vele contacten en het regelen van allerlei andere zaken. Enrique Vasquez da Silva, Honorio Espejo Merlin, Erick Marcelo Omate Romero en Mili Ruiz Ramirez van CONVEAGRO-Pucallpa voor de begeleiding in Pucallpa en het begeleiden bij de veldbezoeken in Pucallpa. Esther Chavez van CONVEAGRO-Tarapoto voor de begeleiding in Tarapoto. Verder heel veel dank aan Lucas Reijnders en Wilfried Ivens voor de begeleiding vanuit de Open Universiteit Nederland en de snelle reacties op de stukken. Heel veel dank aan alle oliepalm- en jatrophaproducenten, de organisaties van oliepalmboeren, overheidsorganisaties en overige niet- gouvernementele organisaties waarbij ik een interview mocht afnemen. Verder wil ik Martijn Veen van de Nederlandse Ontwikkelings Organisatie in Peru (SNV- Peru) bedanken voor de hulp en informatie in Tarapoto. Dank aan Lluella van Turnhout en Marlies van Santen voor het doorlezen van de Nederlandse versie van het rapport en Galo Medina en Marcelo Tito Lliulli voor het verbeteren van de Spaanse versie. Speciaal nog dank aan Lluella voor het weekendje dat ik bij haar kon onderduiken om ongestoord te kunnen werken. Verder dank aan Esther Teunissen voor het maken van de voorpagina en de tips bij het lay-outen. Tot slot natuurlijk dank aan Marcelo, Wara, Lupi en Pacha voor het feit dat ik zonder problemen naar Peru kon gaan en de steun en het geduld bij het afronden van het rapport eenmaal weer terug in Nederland. 3

6

7 Inhoudsopgave. Voorwoord... 3 Inhoudsopgave... 5 Samenvatting Abstract Achtergrond informatie Inleiding Focus van het onderzoek en probleemstelling Doel van het onderzoek Vraagstelling Afbakening Leeswijzer Methode van onderzoek Theoretisch kader Duurzaamheid Economische aspecten Ecologische aspecten Sociaal-culturele aspecten Onderzoeksopzet Werkwijze Onderzoeksgebied Amazonegebied Departement Ucayali Departement San Martin Verloop van het onderzoek Huidige productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha en verwachtingen voor de toekomst Inleiding Oliepalm (Elaeis guineensis) Kenmerken van oliepalm Productie areaal Oliepalmproducenten Palmolie-extractie bedrijven Biodiesel productie bedrijven Jatropha (Jatropha curcas) Kenmerken Huidige productie areaal en jatropha producenten Olie-extractie en biodieselproductie uit jatropha Overheidsbeleid met betrekking tot de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha en overheidsorganisaties Verwachtingen voor de toekomstige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha De verwachte vraag naar diesel en biodiesel Benodigd areaal palmolie en jatropha Potentiële gebieden voor oliepalm en jatropha Verwachte uitbreiding bij organisaties en bedrijven Levenscyclus van de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha Inleiding De levenscyclus van biodiesel uit palmolie Algemene gegevens over landbouwsysteem Teelt van oliepalm Olie extractie Biodieselproductie Kwaliteit van de biodiesel uit palmolie De levenscyclus van biodiesel uit jatropha Algemene gegevens De teelt van jatropha

8 Olie-extractie en biodiesel productie Biodiesel productie uit jatropha-olie Kwaliteit van biodiesel uit jatropha Impact van kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha voor duurzaamheid Inleiding Economische aspecten Inkomen en inkomensverdeling (lokale) Energiezekerheid Ecologische aspecten Energiebalans Uitstoot broeikasgassen Biodiversiteit Sociaal culturele aspecten Voedselzekerheid Grondeigendom Machtsrelaties en gender Discussie, conclusies en aanbevelingen Discussie Conclusies Aanbevelingen Referenties Overzicht bijlagen Bijlage 1. Bijlage 2a. Bijlage 2b. Bijlage 2c. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5 Bijlage 6. Bijlage 7. Bijlage 8. Bijlage 9. Bijlage 10. Bijlage 11. Bijlage 12. Bijlage 13. Bijlage 14. Lijst met afkortingen en begrippen. Vragenlijst voor oliepalm en jatrophaproducenten. Vragenlijst voor olie-extractie en biodieselverwerkende bedrijven. Vragenlijst voor andere organisaties. Lijst met geïnterviewde personen. Karakterisatiefactoren. Amazonegebied van Perú met departementen. Kaart van de gebruikscapaciteit van de gronden van Ucayali. Kaart van de gebruikscapaciteit van de gronden van San Martín. Financiële analyse teelt van oliepalm (1 hectare / 25 jaar). Financiële analyse teelt van jatropha (1 hectare / 25 jaar). Berekening van de Netto Contante Waarde. Energie-analyse en uitstoot van broeikasgassen van oliepalm. Energie-analyse en uitstoot van broeikasgassen van jatropha. Kaart met potentiële gebieden voor de teelt van oliepalm. Biodieselproductie uit palmolie en jatropha en impact voor duurzaamheid. 6

9 Samenvatting. Door het verbranden van fossiele brandstoffen, ontbossing en bepaalde industriële en agrarische activiteiten is de concentratie aan broeikasgassen in de aardatmosfeer de laatste decennia sterk gestegen. Hierdoor is in de vorige eeuw de gemiddelde temperatuur met 0,74 ºC gestegen en is de zeespiegel met 12 tot 22 cm gestegen. Geschat wordt dat de gemiddelde temperatuur op de aarde deze eeuw verder zal gaan stijgen met grote gevolgen voor de mens en het milieu. Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen is een van de redenen dat de interesse voor biobrandstoffen de laatste decennia sterk is toegenomen. Een andere reden voor de toegenomen interesse in biobrandstoffen is het vergroten van de energiezekerheid en het verminderen van de afhankelijkheid aan fossiele brandstoffen. Wereldwijd zijn er afspraken gemaakt om de klimaatverandering tegen te gaan. Door het beleid dat in verschillende landen gevoerd wordt met betrekking tot de (verplichte) bijmenging van biobrandstoffen met benzine en diesel wordt verwacht dat de productie van biobrandstoffen in de toekomst toe zal gaan nemen. In Peru wordt verwacht dat met name de biodieselproductie op basis van oliepalm (Elaeis guineensis) en jatropha (Jatropha curcas) in het Amazonegebied toe zal gaan nemen. De teelt van oliepalm en jatropha zou aan de ene kant kunnen leiden tot rurale ontwikkeling en armoedebestrijding. Aan de andere kant is de vraag of deze biodieselproductie wenselijk is gezien vanuit economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. Deze aspecten worden hier als de drie aspecten van duurzaamheid beschouwd. In deze studie zijn de gevolgen van de biodieselproductie uit oliepalm en jatropha, in het Amazone gebied van Peru, voor verschillende aspecten onderzocht. Deze betreffen de economische aspecten als inkomen, werkgelegenheid en lokale energiezekerheid, de ecologische aspecten als energiebalans, uitstoot broeikasgassen en biodiversiteit, en de sociaal-culturele aspecten als voedselzekerheid, grondeigendom, machtsrelaties en gender. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een literatuurstudie en een praktijkonderzoek. Hierbij is een Levens Cyclus Analyse (LCA) uitgevoerd waarbij gekeken is naar de eerste drie stappen in de keten namelijk de teelt van palmolie c.q. jatropha, de olie-extractie en de biodieselproductie. Er is onderzocht op welke wijze de productie van biodiesel uit palmolie en jatropaha momenteel plaats vindt. Het huidige areaal aan oliepalm is circa hectare waarvan 60% plaats vindt door middel van kleinschalige bedrijven en 40% door middel van een klein aantal grote bedrijven. De kleinschalige oliepalmproducenten zijn goed georganiseerd op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Er bevinden zich vijf olie-extractie bedrijven in het Amazonegebied van Peru, waarvan er vier worden gerund door de organisaties van kleine oliepalmproducenten. De biodieselproductie uit palmolie vindt nog maar op zeer kleine schaal plaats in Peru. Om in 2009 aan de mengverplichtingen van 2% biodiesel met fossiele diesel (B2) te voldoen wordt biodiesel geïmporteerd of geproduceerd uit de goedkopere gesubsidieerde sojaolie uit de Verenigde Staten. De teelt van jatropha bevindt zich nog in de onderzoeksfase waardoor de productie van biodiesel uit jatropha nog niet plaats vindt in Peru. De nationaal geproduceerde olie kan moeilijk concurreren met de goedkope gesubsidieerde geïmporteerde sojaolie uit de Verenigde Staten. De kansen voor nationale biodieselproductie zijn dan ook afhankelijk van bescherming daarvan tegen zulke sojaolie. Door middel van importheffingen zou de overheid de nationale olieproductie kunnen beschermen en stimuleren. Met name de nationale organisaties van oliepalm producenten kunnen een belangrijke rol spelen in de onderhandelingen hierover naar de overheid en andere organisaties. 7

10 Ten tweede is gekeken op welke wijze de biodieselproductie uit palmolie en jatropha zich zal gaan uitbreiden in de toekomst. Op basis van de interviews wordt de uitbreiding van het oliepalmareaal op de korte termijn (tot vijf jaar) geschat op hectare oliepalm waarvan 58% op kleine schaal zal plaats vinden. Uitbreiding hier zal gaan plaats vinden bij zowel bestaande als bij nieuwe bedrijven. Grond die hiervoor gebruikt wordt is hoofdzakelijk 3 jarig (laag) tot 15 jarig (hoog) secundair bos. De uitbreiding van de biodieselproductie uit jatropha is moeilijk te voorspellen omdat de teelt zich nog in de onderzoeksfase bevindt. In de derde plaats is de levenscyclus van de biodiesel productie uit palmolie en jatropha onderzocht. Voor zowel palmolie als jatropha zijn ieder twee varianten uitgewerkt waarvan één theoretische variant met gebruik van de aanbevolen hoeveelheid kunstmest en theoretische hoge opbrengsten en een praktijkvariant op basis van de interviews met de producenten waarbij deels gebruik wordt gemaakt van (kunst)meststoffen en deel organische meststoffen. De laatste variant heeft lagere opbrengsten per hectare per jaar. Tot slot is gekeken wat de impact van de biodieselproductie is op de verschillende duurzaamheidthema s. Hierbij is uitgegaan van twee scenario s namelijk scenario 1) omschakeling van een 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha en scenario 2) omschakeling van een 3-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha. Per thema is gekeken of de bijdrage aan de genoemde dimensies van duurzaamheid positief of negatief is variërend van zeer positief (+++), positief (++), matig positief (+), neutraal (0), matig negatief (-), negatief (--) tot zeer negatief (---). Inkomsten en werkgelegenheid. De rentabiliteit van oliepalm (rekening houdend met arbeidskosten) is zowel in variant 1 als variant 2, positief met een winst van respectievelijk Sol ($ 624) en Sol ($ 575) per hectare per jaar. Daarbij is uitgegaan van een oliepalmprijs van augustus 2009 namelijk Sol 278,4 ($ 96,00) voor 1 ton trossen verse vruchten. Voor het verkrijgen van een minimum inkomen, uit de teelt van oliepalm, is een areaal van 2,5 tot 3 hectare oliepalm nodig. De teelt van oliepalm heeft naast een positief effect op het inkomen van de producenten ook een positief effect op de werkgelegenheid in de regio. De Netto Contante Waarde is in het geval van beide varianten positief. Bijdrage aan het inkomen en werkgelegenheid is dan ook zeer positief (+++) voor zowel variant 1 als variant 2 uitgaande van de huidige prijs of hoger. De teelt van jatropha is bij een prijs van Sol 540 ($ 200) voor 1 ton droge zaden minder rendabel dan de teelt van oliepalm maar levert nog wel een positieve bijdrage aan het inkomen van kleine producenten. De winst (rekening houdend met arbeidskosten), is bij variant 1 ongeveer Sol 675 ($ 233) per hectare per jaar en bij variant 2 ongeveer Sol 242 ($ 83) per hectare per jaar. Voor het verkrijgen van een minimum inkomen is bij variant 1 ongeveer 7 hectare nodig en bij variant 2 ongeveer 19 hectare. Wanneer arbeidskosten niet worden meegenomen in de berekening dan is dit 1,5 tot 6 hectare. De Netto Contante Waarde (NCW) van jatropha is positief maar is lager dan die van oliepalm. Bijdrage aan het inkomen en werkgelegenheid is in geval van variant 1 positief (++) en in geval van variant 2 matig positief (+), uitgaande van de huidige prijs of hoger. Lokale energiezekerheid. Met een huidig areaal van hectare, waarvan slechts de helft in productie is, is het niet mogelijk om biodiesel te produceren zonder de voedselzekerheid aan te tasten. De biodiesel productie is thans zeer klein. De bijdrage aan de (lokale) energiezekerheid is dan ook bijna neutraal (0) voor beide varianten. Bij een verwachte toekomstige korte termijn uitbreiding van hectare oliepalm zou kunnen worden voldaan aan de nationale vraag naar B2 in 2009 en de lokale vraag naar B2 in 2009 en B5 in Met een totaal potentieel areaal van hectare voor oliepalm in de departementen Ucayali, San Martin en Loreto zou in de toekomst de gehele lokale vraag naar diesel 8

11 kunnen worden vervangen door biodiesel en een deel van de nationale vraag. Omdat bij variant 1 de opbrengst per hectare hoger is (114 liter per hectare) dan bij variant 2 (85 liter per hectare) is de bijdrage aan lokale energiezekerheid, in de toekomst, in het eerste geval zeer positief (+++) en in het tweede geval positief (++). Het areaal aan jatropha is momenteel te klein om noemenswaardig bij te dragen aan het voorzien in de vraag naar biodiesel. Bijdrage aan (lokale) energiezekerheid in huidige situatie is dan ook neutraal (0). Wat betreft de verwachting voor toekomst zijn er zowel in het departement Ucayali als San Martin mogelijkheden voor verdere uitbreiding jatropha. Deze uitbreiding zal pas plaats gaan vinden na validatie van het technische pakket. Bijdrage van jatropha voor de lokale energiezekerheid is voor variant 1 matig positief (+) en voor variant 2, door de veel lagere opbrengsten per hectare neutraal (0). Energiebalans. De energiebalans voor de productie van biodiesel uit palmolie is voor zowel variant 1 als 2 circa 1,2. Bij de teelt van jatropha is de energiebalans hoger en varieert van 4,3 bij variant 1 en 5,1 bij variant 2. Belangrijk is dat de energiebalans groter is dan één, met andere woorden dat de productie van biobrandstoffen niet meer fossiele energie kost dan de hoeveelheid energie die de biobrandstof oplevert. Voor zowel de productie van biodiesel uit palmolie als jatropha is de energiebalans hoger dan 1 zodat beide een positieve bijdrage leveren aan duurzaamheid. De productie van biodiesel uit jatropha is energetisch gezien veel gunstiger waardoor de bijdrage aan duurzaamheid voor beide varianten zeer positief (+++) is. In het geval van oliepalm is de bijdrage matig positief (+) voor beide varianten. Uitstoot van broeikasgassen. Bij omschakeling van een 15-jarig secundair bos, is de bepalende factor bij de uitstoot van broeikasgassen de verandering van landgebruik en de daardoor afnemende C-voorraad. Vergeleken bij een CO 2 -uitstoot van 1 kg diesel (3,2 kg CO 2 / kg) is de CO 2 -uitstoot van 1 kg biodiesel uit palmolie, met 2,61 voor variant 1 en 3,25 kg CO 2 / kg biodiesel voor variant 2, iets gunstiger of bijna gelijk aan die van diesel. De CO 2 -uitstoot van de productie van 1 kg biodiesel uit jatropha is, met 10,38 34,21 kg CO 2 / kg biodiesel, veel ongunstiger dan de CO 2 -uitstoot van 1 kg diesel. De uitstoot van Stikstofoxide (N 2 O) naar de lucht vindt plaats bij gebruik van stikstofmeststoffen. Bij de teelt van oliepalm vindt er bij variant 1 een extra uitstoot plaats van broeikasgassen van 0,1 0,5 kg CO 2 equivalenten per kg biodiesel. Bij variant 2 is dit 0,1 0,3 kg CO 2 equivalent per kg biodiesel. Bij de teelt van jatropha is de extra uitstoot van broeikasgassen door N 2 O is hier 0,1 0,3 kg CO 2 equivalent per kg biodiesel. Op basis van de gegevens over de CO 2 en N 2 O-uitstoot wordt de broeikasbalans van de teelt van oliepalm als matig negatief (+) tot neutraal (0) beoordeeld en de teelt van jatropha van negatief (- - ) tot zeer negatief (- - -) in het geval van omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha (scenario 1). Bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm (scenario 2) is er voor de varianten 1 en 2 een netto CO 2 -binding te zien van respectievelijk 0,96 1,54 kg CO 2 / kg biodiesel. In het geval van jatropha is de C-voorraad van het secundair bos iets groter dan de C-voorraad van jatropha waardoor er in totaal een CO 2 -uitstoot te zien is van 0,83 0,89 kg CO 2 / kg biodiesel. Zowel biodiesel uit oliepalm als jatropha zijn wat betreft de CO 2 -uitstoot gunstiger dan die van diesel (3,2 kg CO 2 / kg diesel). Ook als men rekening houdt met de emissie van N 2 O is het aannemelijk dat in dit geval de broeikasgasbalans voor zowel oliepalm als jatropha positief kan uitvallen waarbij bij oliepalm de balans zeer positief (+++) is en bij jatropha positief (+). 9

12 Biodiversiteit. Aangenomen mag worden dat de biodiversiteit van een secundair bos met name 15-jarig secundair bos groter is dan van een monocultuur oliepalm of monocultuur jatropha. Om deze redenen kan worden aangenomen dat bij omschakeling van 15-jarig secundair bos naar zowel monocultuur palmolie (variant 1 en 2) als jatropha (variant 1) de impact op biodiversiteit zeer negatief (- - -) is. Bij omschakeling van 15-jarig secundair bos naar jatropha in associatie met voedselgewassen is deze impact negatief (- -). Bij de omschakeling van een 3-jarig secundair bos naar oliepalm (variant 1 en 2) en jatropha in monocultuur (variant 1) is de impact op biodiversiteit negatief en bij de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen (variant 2) is de impact matig negatief (-) Voedselzekerheid. Bij gelijkblijvend areaal oliepalm zou de productie van biodiesel uit palmolie een negatief effect kunnen hebben op de beschikbaarheid van plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. De biodiesel productie is thans zeer klein waardoor de impact op voedselzekerheid momenteel bijna neutraal (0) is. Productie van biodiesel uit palmolie is dan ook alleen mogelijk bij uitbreiding van het al bestaande areaal oliepalm. Het potentiële areaal is hiervoor aanwezig en bestaat uit braakliggend secundair bos dat door het traditionele zwerflandbouwsysteem niet meer in gebruik is. Vaak betreft het arme en zure gronden waar over het algemeen geen voedselgewassen verbouwd worden. Voorzichtig zou gesteld kunnen worden dat de impact voor de voedselzekerheid door concurrentie van land met voedselgewassen matig negatief (-) is. Wel zou hier verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Momenteel vindt er nog geen biodieselproductie uit jatropha plaats waardoor in de huidige situatie de impact op voedselzekerheid neutraal (0) is. Bij eventuele uitbreiding van monocultuur jatropha (variant 1) treedt concurrentie op van land met voedselgewassen. Aangenomen wordt dat deze impact evenals bij oliepalm matig negatief is (-). In het geval van uitbreiding van de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen (variant 2) is de impact op voedselzekerheid matig positief (+) doordat met de uitbreiding van jatropha ook het areaal voedselgewassen uitbreidt. Toegang tot land. De hoge investeringskosten voor de oliepalmteelt dwingen producenten hun gronden te legaliseren. Organisaties van kleine oliepalmorganisaties en CONVEAGRO ondersteunen hierbij. Voor jatropha zijn de investeringskosten minder maar omdat het een permanent gewas betreft is het ook hierdoor noodzakelijk om de grond te legaliseren. Kleinschalige teelt van oliepalm en jatropha kan dus een positieve bijdrage leveren aan het formaliseren van landeigendomtitels (++). Wat betreft de positie van landlozen is er te weinig informatie om goede conclusies te trekken. Hier zou verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Macht en genderrelaties. Deelname aan de organisaties van oliepalmboeren geeft kleinschalige producenten de mogelijkheid mee te denken en te beslissen over lokaal, regionaal en nationaal beleid. Oliepalmteelt heeft een positieve bijdrage aan goede machtsrelaties (+ +). Wat betreft de positie van de vrouw is de bijdrage positief wanneer vrouwen actief worden gestimuleerd deel te nemen in de teelt en organisatie. De positie van de vrouwen kan ook slechter worden wanneer zij geen inzicht krijgen in de inkomsten en er sprake is van slecht financieel management. Bijdrage aan goede genderrelaties kan dus matig positief (+) of matig negatief (-) zijn. Momenteel zijn jatropha producenten nog niet georganiseerd waardoor de bijdrage aan goede machtsrelaties neutraal (0) is. Wat betreft genderrelaties kan de bijdrage, evenals bij oliepalm, matig positief (+) of matig negatief (-) zijn. 10

13 Samenvattend kan gesteld worden dat omschakeling van 3-jarig secundair bos naar kleinschalige productie van oliepalm of jatropha een positievere bijdrage aan duurzaamheid, zoals deze hier is gedefinieerd, levert dan de omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha. De reden hiervoor is dat bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm en jatropha er een netto C-binding plaats vindt waardoor de broeikasgas balans positief is. Deze positieve broeikasgas balans is groter in het geval van omschakeling naar oliepalm. Bij omschakeling van 15 jarig secundair bos naar oliepalm is de CO 2 -uitstoot van 1 kg biodiesel ongeveer even groot als die van 1 kg diesel is er dus wat betreft de uitstoot van broeikasgassen geen winst is. Bij omschakeling van 15- jarig secundair bos naar jatropha is de broeikasgas balans zelfs negatief. Wanneer de teelt van oliepalm wordt vergeleken met de teelt van jatropha is te zien dat de teelt van oliepalm een veel grotere positieve impact heeft op de verschillende aspecten van duurzaamheid dan de teelt van jatropha, waarbij de positieve impact bij variant 1 groter is. Dit komt door de hogere opbrengsten per hectare. Bij eventuele verbetering van de organische bemesting en daardoor hogere opbrengsten per hectare zou de positieve impact bij variant 2 hoger worden. Wat betreft de teelt van jatropha is de gunstige impact op de dimensies van duurzaamheid kleiner dan oliepalm. Dit heeft met name te maken met het feit dat jatropha lagere opbrengsten per hectare heeft en daardoor de milieubelasting per kg biodiesel groter wordt. Wel heeft de teelt van jatropha variant 2 een positievere impact op biodiversiteit en voedselzekerheid. 11

14

15 Abstract. By burning fossil fuels, deforestation and certain agricultural and industrial activities, the concentration of greenhouse gases in the atmosphere has increased dramatically in the recent decades. This has increased the average temperature by 0.74 º C and sea levels rose by 12 to 22 cm in the last century. Worldwide there are agreements made by countries to combat climate change. One of the measures is the mandatory blending of biofuels with petrol and diesel which has increased de production of biofuels, especially in developing countries. In Peru it is expected that especially the biodiesel production from palm oil (Elaeis guineensis) and jatropha (Jatropha curcas) in the Amazon will increase. In this study, the impact of biodiesel production from palm oil and jatropha in the Amazone of Peru has been considered for the different aspects of sustainability. These aspects are divided en; economical aspects like income and energy security; ecological aspects like energy balance, emissions of greenhouse gases and biodiversity; and socio-cultural aspects like food security, land ownership, power relations and gender. The study has been carried out by using a life cycle sustainability analysis. The results of the study are that conversion of 3-year secondary forest to small-scale production of oil palm and jatropha has a more positive contribution to the various aspects of sustainability compared to the conversion of a 15-year secondary forest. The reason is that in case of conversion of a 3-year secondary forest to oil palm or jatropha a net C-binding takes place resulting in a positive greenhouse gas balance. This positive greenhouse gas balance is higher in case of conversion to oil palm. Conversion of 15-year secondary forest to small-scale production of oil palm and jatropha results in a negative greenhouse gas balance which is more negative in case of jatropha. Comparing the cultivation of oil palm to the cultivation of Jatropha it can be seen that the cultivation of oil palm has a much more positive impact on the various aspects of sustainability than jatropha due to a higher production per hectare. 13

16

17 1. Achtergrond informatie Inleiding. Uitstoot broeikasgassen en klimaatverandering. Door het verbranden van fossiele brandstoffen, ontbossing en bepaalde industriële en agrarische activiteiten stijgt de concentratie aan broeikasgassen in de aardatmosfeer. De concentratie CO 2 in de atmosfeer is van 280 ppm (deeltjes per miljoen) in 1750 toegenomen naar 379 in 2005 (ITDG, 2007) en 387 ppm in 2009 en is hiermee de hoogste concentratie in de laatste 650 duizend jaren. Door de CO 2 -stijging is in de vorige eeuw de gemiddelde temperatuur met 0,74 ºC gestegen en is de zeespiegel met 12 tot 22 cm is gestegen. Geschat wordt dat de gemiddelde temperatuur op de aarde deze eeuw verder zal stijgen met ongeveer 1,4 tot 5,8 ºC in het jaar 2100 (ITDG, 2007). De klimaatverandering zal grote gevolgen hebben voor de mensheid en het milieu door het veroorzaken van extreme droogteperiodes en extreme regenbuien en een verdere stijging van de zeespiegel. Wereldwijd zijn er afspraken gemaakt om de klimaatverandering tegen te gaan. In 1992 werd in Rio de Janeiro het zogenoemde Raamverdrag klimaatverandering van de Verenigde Naties gesloten, meestal aangeduid als het Klimaatverdrag. De doelstelling van dit verdrag is: het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen (VROM, 2009). Het Kyoto-protocol werd in 1997 opgesteld als aanvulling op het Klimaatverdrag. Industrielanden verbinden zich in het Kyoto-protocol om de uitstoot van broeikasgassen in met gemiddeld 5% te verminderen ten opzichte van het niveau in In december 2009 beslissen wereldleiders over een nieuw klimaatakkoord dat het Kyoto-protocol dient te vervangen. Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen is een van de redenen dat de interesse voor biobrandstoffen de laatste decennia sterk is toegenomen. Een andere reden voor de toegenomen interesse in biobrandstoffen is het vergroten van de energiezekerheid en het verminderen van de afhankelijkheid aan fossiele brandstoffen. De verwachting is dat de wereldvraag naar energie alleen al de komende 25 jaar met maar liefst 60% zal stijgen (ITDG, 2007). Vanwege de voorziene sterke stijging van het energieverbruik wordt geschat dat de bewezen fossiele energievoorraden (olie, kolen en gas) binnen 150 jaar uitgeput zijn (Blok, 2006). Energiegebruik en energiebronnen. De totale primaire energievraag wereldwijd was in 2006 circa miljoen ton olie equivalenten (Mtoe) per jaar (IEA, 2008). Het grootste deel van deze primaire energievraag wordt geleverd door fossiele brandstoffen. Slechts 13 % van de wereld energievraag wordt geleverd door niet-fossiele en niet-nucleaire energiebronnen waarvan energie uit biomassa het grootste aandeel levert namelijk ongeveer 10 % (FAO, 2008). Zie figuur

18 Figuur 1.1. Wereldwijde primaire energievraag in de periode 1971 to Bron: FAO, Biobrandstoffen. Biobrandstof is een verzamelnaam voor verschillende soorten brandstoffen die gemaakt worden uit biomassa. Biobrandstoffen kunnen verdeeld worden in diverse soorten en types. Een algemene indeling kan gemaakt worden in primaire (traditionele) en secundaire (commerciële) biobrandstoffen. Primaire of traditionele biobrandstoffen, zoals brandhout en mest, worden voor gebruik niet bewerkt. In sommige landen, voornamelijk landen in ontwikkeling, bestaat 90% van de totale energieconsumptie uit traditionele biobrandstoffen. Secundaire of commerciële biobrandstoffen zijn biobrandstoffen die voor gebruik eerst bewerkt worden. Voorbeelden van secundaire biobrandstoffen zijn bio-ethanol, biodiesel of biogas. Verder kan er ook een onderverdeling gemaakt worden in vaste, vloeibare en gasvormige biobrandstoffen. Bio-ethanol en biodiesel behoren tot de vloeibare biobrandstoffen. Slechts 1,9 % van de energie, wereldwijd, die geleverd wordt door biomassa bestaat uit vloeibare biobrandstoffen. (FAO, 2008). De totale wereldproductie van bio-ethanol en biodiesel in het jaar 2007 was miljoen liter. Ongeveer 85% hiervan bestond uit bio-ethanol ( miljoen liter) dat voor 90% wordt geproduceerd in Brazilië en de Verenigde Staten. Het resterende deel biobrandstoffen is biodiesel ( miljoen liter) waarvan 60% in Europa wordt geproduceerd en dan voornamelijk in Frankrijk en Duitsland (FAO, 2008). Zie tabel 1.1. Tabel 1.1. Wereldproductie van bio-ethanol en biodiesel in Land Ethanol Biodiesel Totaal Miljoen liter Mtoe Miljoen liters Mtoe Miljoen liters Mtoe Brazilië , , ,60 Canada , , ,62 China , , ,09 India 400 0, , ,25 Indonesië 0 0, , ,30 Maleisië 0 0, , ,24 Verenigde , , ,80 Staten Europese Unie , , ,76 Anderen , , ,44 Wereld , , ,12 Bron: FAO,

19 Alhoewel de biodieselproductie in vergelijking met de productie van bio-ethanol nog steeds sterk achterblijft, is er de laatste jaren een sterke stijging te zien in de biodieselproductie. Tussen 2000 en 2005 is de productie van biodiesel verviervoudigd terwijl de productie van bio-ethanol in hetzelfde tijdsbestek is verdubbeld (ITDG, 2007). Zie figuur 1.2. Figuur 1.2. Wereldwijde productie van biodiesel van 1991 tot Bron: ITDG, De huidige biobrandstoffen uit suiker-, zetmeel of oliehoudende gewassen of restproducten, zoals bioethanol uit suikerbieten of maïs en biodiesel uit sojabonen, koolzaadolie en palmolie worden ook wel de eerste generatie biobrandstoffen genoemd. De verdere ontwikkeling van biobrandstoffen kan leiden tot tweede generatie biobrandstoffen die worden geproduceerd uit cellulose en hemicellulose bestanddelen, of te wel de houtachtige bestanddelen van de plant of boom. Over het algemeen zijn deze biobrandstoffen gebaseerd op een meer geavanceerde productietechnologie, zoals Fischer Tropisch (FT) en cellulose fermentatie. De technologieën om deze biobrandstoffen rendabel te maken zijn nog volop in ontwikkeling. De verwachting is dat deze tweede generatie biobrandstoffen pas na 2020 grootschalig op de markt zullen komen (Reijnders, 2008). Beleid ten aanzien van biobrandstoffen. Om te voldoen aan de doelstellingen van het Kyotoprotocol hebben vele landen beleid opgesteld met betrekking tot het aandeel duurzame energie en de productie van biobrandstoffen. Het Europese beleid ten aanzien van het gebruik van biobrandstoffen is vastgesteld op 8 mei 2003 in de EU-richtlijn 2003/30. Volgens deze richtlijn zouden biobrandstoffen in 2005 een aandeel van 2% van de nationaal gebruikte transportbrandstoffen moeten vervangen en vanaf ,74 %. In 2020 moet 10% van de totale behoefte aan brandstoffen in de vervoerssector gedekt worden door biobrandstoffen (VROM, 2009). In 2008 is het Europese parlement in Straatsburg overeengekomen om de voorgestelde 10 % doelstelling in 2020 te verlagen tot 4% in 2015 gevolgd door een herziening. Om de productie en het gebruik van bio-energie in de Verenigde Staten te stimuleren zijn er verschillende wetten vastgesteld als bijvoorbeeld de Energy Policy Act van 2005 en de Energy Independence and Security Act van 2007 die kwantitatieve doelstellingen hebben met betrekking tot de productie van duurzame brandstoffen. 17

20 De Braziliaanse overheid lanceerde in 1975 gedurende de eerste oliecrisis het nationale ethanol programma (ProAlcool) waarbij grootschalige ontwikkeling van de suiker en ethanolindustrie werd bevorderd. Het programma had als doel om de olie-importen te verminderen. Tijdens de tweede oliecrisis in 1979 werd een nog ambitieuzer programma opgezet met tal van subsidie mogelijkheden voor de ethanolproductie. Het idee was dat deze subsidies tijdelijk zouden zijn omdat men verwachte dat met de stijgende olieprijzen bio-ethanol op de langere termijn kon concurreren met benzine. Met de val van de olieprijzen in 1986 en de hoge suikerprijzen in 1989 werd de productie van ethanol aanzienlijk minder. In 1993 werd door de verplichte bijmenging van benzine met 22% bio-ethanol de productie van ethanol opnieuw gestimuleerd. De verplichte bijmenging is nog steeds van kracht. De biodieselproductie in Brazilië is daarentegen minder ver ontwikkeld. De biodieselwet van 2005 verplicht een bijmenging van 2% in 2008 en 5% in Onder het Social Fuel Seal programma krijgen biodiesel producenten die de grondstoffen bij kleine boeren kopen een belastingsvermindering. Door het in verschillende landen gevoerde beleid met betrekking tot de (verplichte) bijmenging van biobrandstoffen met benzine en diesel wordt verwacht dat de productie van biobrandstoffen in de toekomst toe zal gaan nemen. Verwacht wordt dat vooral het aandeel vloeibare biobrandstoffen wereldwijd zal stijgen van 1,9% in 2006 tot 3.0 a 3.5% in 2030 (FAO, 2008). Volgens voorspellingen zal twee derde deel van de toenemende biomassaproductie voor vloeibare biobrandstoffen de komende decennia plaats gaan vinden in landen in ontwikkeling (Randazzo & Sassi, 2007). Latijns Amerika heeft klimatologisch gezien gunstige omstandigheden voor de productie van biobrandstoffen. Door de toenemende vraag naar biobrandstoffen gaan steeds meer landen in Latijns Amerika hun areaal biobrandstoffen uitbreiden. Dit geldt ook voor Peru. Biobrandstoffen in Peru. Peru heeft een totale oppervlakte van ongeveer 1,3 miljoen km 2 waarvan 12% kuststreek, 28% berggebied en 60% tropisch bos. Peru heeft daardoor een grote diversiteit in ecosystemen, klimaatzones, flora en fauna. Peru heeft hierdoor een groot potentieel voor de productie van grondstoffen voor biobrandstoffen (Sanchez Albavera & Orrego, 2007). Zie figuur 3.1. Figuur 1.3. De drie ecologische zones binnen Peru met de departementen. 18

21 In Peru werd in 2005 circa 56% van de primaire energievraag geleverd door aardolie, 27% door biomassa en waterkracht en 17% door gas. Het aandeel biomassa bestaat voor een groot deel uit de traditionele brandstoffen als brandhout en mest. In het Amazonegebied is het percentage traditionele biobrandstoffen nog groter doordat het gebied slecht ontsloten is. Vele dorpen hebben nog geen toegang tot elektriciteit waardoor op grote schaal gebruik gemaakt wordt van brandhout en dieselmotoren met alle negatieve gevolgen vandien voor het milieu (Ocrospoma Ramirez, 2008). Het beleid van de Peruaanse overheid is er opgericht om een gelijkwaardige verdeling te krijgen tussen het gebruik van aardolie, gas en duurzame energiebronnen. Zie figuur 1.4. Figuur 1.4. Doelstelling van de Peruaanse overheid met betrekking tot duurzame energiebronnen. Bron: Sanches Albavera & Orrega Moyo, De transportsector in Peru is de grootste bron van vervuiling. Het wagenpark bestaat voornamelijk uit auto s die diesel consumeren. De vraag naar diesel op nationaal niveau is ongeveer drie keer zo groot als de vraag naar benzine. Het dieselgebruik was in het jaar 2006 circa 60 duizend vaten per dag. Verwacht wordt dat dit aantal in 2016 zal stijgen tot 86 duizend vaten per dag. Dit met name door het stijgende dieselgebruik in de transportsector maar ook omdat diesel belangrijk is voor de elektrificatie van de rurale sector. Door de steeds slechter wordende kwaliteit van de ruwe olie wordt er in Peru meer benzine geproduceerd dan diesel. Het gevolg is dat Peru diesel moet importeren om aan de vraag naar diesel te voldoen. Van het dieselgebruik in 2006 werd 25% geproduceerd van eigen aardolie, 48% geproduceerd van geïmporteerde ruwe aardolie en het restant geïmporteerd als diesel.het overschot aan geproduceerde benzine wordt geëxporteerd. De in Peru geproduceerde diesel heeft een zeer hoog zwavelgehalte namelijk deeltjes per miljoen (ppm). Om aan de milieunormen te voldoen moet dit zwavelgehalte verlaagd worden naar 50 ppm in 2010 (Sanches Albavera & Orrega Moyo, 2007). Het Peruaanse overheidsbeleid met betrekking tot de vloeibare biobrandstoffen is verplichte bijmenging van 2% biodiesel met diesel (B2) per 1 januari 2009 en in 2011 verplichte bijmenging van 5% biodiesel met diesel (B5). In 2010 zal de bijmenging van 7.8% ethanol verplicht worden (Ocrospoma Ramirez, 2008). Gewassen met de potentie voor de productie van biodiesel in Peru zijn palmolie (Elaeis guineensis), soya (Glycine max), zonnebloem (Helianthus annus) en diverse ander inheemse olieachtige planten als jatropha (Jatropha curcas), wonderboom (Ricinus comunis), sacha inchi (Plukenetia volubilis) en aguaje (Mauritia flexuosa) (Ocrospoma Ramirez, 2008). 19

22 De Nationale Peruaanse Landbouw Organisatie (Convencion Nacional del Agro Peruano (CONVEAGRO)) heeft als doelstelling om de levensomstandigheden van de rurale bevolking te verbeteren door middel van een duurzame rurale ontwikkeling. Diverse boerenorganisaties zijn lid van CONVEAGRO, waaronder producenten en niet-producenten van biobrandstoffen. Een van deze organisaties is de Nationale Confederatie van Palmolie Producenten (CONAPAL). CONAPAL heeft leden voornamelijk kleine producenten van palmolie met momenteel een totaal aan hectare aan palmolie in de departementen Loreto, San Martin, Huanucu en Ucayali van de Amazoneregio. CONAPAL wil de productie van palmolie uitbreiden tot hectare in Naast CONAPAL zijn er nog diverse andere organisaties aangesloten bij CONVEAGRO met initiatieven op het gebied van kleinschalige productie van biodiesel. Vanuit de overheid wordt de productie van jatropha (Jatropha curcas) gepromoot. CONVEAGRO wordt vanuit Nederland ondersteund door AGRITERRA. AGRITERRA is een agriagency, dat wil zeggen een organisatie voor internationale samenwerking die gedragen wordt door de maatschappelijke organisaties van het platteland en het landbouwbedrijfsleven. AGRITERRA heeft tot doel de internationale samenwerking tussen plattelandsledenorganisaties in Nederland en in landen in ontwikkeling te stimuleren Focus van het onderzoek en probleemstelling. Het nationale en internationale overheidsbeleid om, met het oog op het milieu, het aandeel biobrandstoffen te vergroten zal leiden tot een grotere vraag naar vloeibare biobrandstoffen als bioethanol en biodiesel. In Peru zal, door de hogere consumptie van diesel in vergelijking met benzine, met name de biodieselproductie toe gaan nemen door. Biodiesel productie vindt vooral plaats in het Amazonegebied. De oliegewassen met het grootste potentieel voor de productie van biodiesel in het Amazonegebied van Peru zijn oliepalm (Elaeis guineensis) en jatropha (Jatropha curcas). De oliepalm, ook wel Afrikaanse palm genoemd, komt van oorsprong uit Afrika. Oliepalm in Peru wordt momenteel voornamelijk verbouwd voor plantaardige oliën die verwerkt wordt in etenswaren en cosmetische producten. De laatste jaren wordt oliepalm in Maleisië en Indonesië ook op grote schaal verbouwd voor de productie van biodiesel. Oliepalm is wat betreft de biobrandstofopbrengst, met gemiddeld liter per hectare het meest productieve eerste generatie biobrandstofgewas (FAO, 2008). Het areaal palmolie ligt nu wereldwijd op ca. 10 miljoen hectare waarvan 4,3 miljoen hectare in Indonesië en 4 miljoen hectare in Maleisië. Wat betreft Zuid-Amerika wordt er in Colombia hectare verbouwd, in Ecuador hectare, in Venezuela hectare en in Brazilië hectare. Peru sluit het rijtje met circa hectare teelt van oliepalm (Gobierno Regional de San Martin, 2008). Jatropha, in Peru ook wel piñon blanco genoemd, is de laatste tijd sterk opgekomen als energiegewas. De plant staat er om bekend dat hij goed groeit op marginale gronden, bodemerosie voorkomt, gedegradeerde gronden hersteld en zonder irrigatie in gebieden met een jaarlijkse neerslag van 250 mm tot 3000 mm groeit. Verder wordt beschreven dat de plant gemakkelijk is aan te planten, snel groeit en weinig ziektes en plagen heeft. Daarbij produceert de plant al na een jaar zaden. De productie van zaden is sterk afhankelijk van de gebruikte input (waaronder meststoffen). De olie die uit de zaden komt, wordt momenteel al gebruikt voor het maken van zeep, kaarsen en cosmetische 20

23 producten en heeft tevens medicinale eigenschappen. De zaadkoek die als bijproduct vrijkomt, kan gebruikt worden als meststof. Momenteel worden er verschillende projecten uitgevoerd met betrekking tot de productie van jatropha als energiegewas zowel op grote schaal als door middel van kleinschalige plattelandsontwikkelingsprojecten (FAO, 2008; Achten et al., 2008). Een toename in de biodieselproductie aan de hand van een toename in de teelt van oliepalm en/ of jatropha zou een impuls kunnen betekenen voor de rurale sector van het Amazonegebied die voornamelijk bestaat uit kleine en middelgrote boeren. Dit is belangrijk omdat ongeveer 51% van de bevolking op het platteland in Peru in extreme armoede leeft. Dit in tegenstelling tot de steden waar dit percentage 10% is (Albavera & Orrega Moyo, 2007). De toename van de teelt van oliepalm en jatropha zou kunnen leiden tot werkgelegenheid en hogere inkomens en daardoor rurale ontwikkeling en armoedebestrijding. De vraag is echter of de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha duurzaam is bezien vanuit economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. Wat economische aspecten betreft zou een sterkere link tussen landbouw en energie kunnen leiden tot hogere prijzen voor landbouwproducten, hogere opbrengsten voor boeren en een hoger bruto nationaal product. Door deze link bestaat overigens wel het gevaar dat er prijsschommelingen ontstaan die een directe negatieve invloed hebben voor kleine producenten die beperkte financiële reserves bezitten om periodes met lage prijzen op te vangen.. De ontwikkeling van biobrandstoffen zou de toegang tot energie in rurale gebieden kunnen bevorderen (FAO, 2008). In Peru hebben mensen geen toegang hebben tot elektriciteit, waarvan in het Amazonegebied (ITDG, 2007). In het Amazonegebied wordt dan ook nog op grote schaal gebruik gemaakt van brandhout en dieselmotoren. Aan de andere kant zijn de productiekosten van biobrandstoffen tot nu toe hoger in vergelijking met de productiekosten voor fossiele brandstoffen waardoor de productie van biobrandstoffen alleen maar rendabel is door middel van de productie op grote schaal en met behulp van subsidies. Een sterke opmars van grote bedrijven zou kunnen leiden tot marginalisering van met name de kleine en middelgrote boeren (Dufey, 2006). Wat de ecologische aspecten betreft staat de vraag in hoeverre biobrandstoffen leiden tot een hogere of lagere uitstoot van broeikasgassen in vergelijking met conventionele transportbrandstoffen nog ter discussie (Reijnders, 2008). Biobrandstoffen maken deel uit van de korte koolstofcyclus waarbij de hoeveelheid CO 2 die vrijkomt bij het verbranden van de biobrandstoffen gelijk is aan de hoeveelheid CO 2 die de planten tijdens hun leven hebben opgenomen. Toch zijn ze niet klimaatneutraal omdat tijdens de productie en transport fossiele brandstoffen worden gebruikt en omdat de voorraden recent gevormd biogeen koolstof, zowel in de bodem als bovengronds, kunnen veranderen. De bijdrage aan emissiereductie hangt af van het gewas, de productiewijze en de locatie van productie waardoor het ook mogelijk is dat de biobrandstofproductie contraproductief is voor het tegengaan van klimaatverandering. Het Amazonegebied, waarvan wordt verwacht dat daar de meeste biodiesel productie plaats zal gaan vinden is een zeer kwetsbaar gebied met een heel hoge biodiversiteit. Het Amazonegebied van Peru bezit 67 ecosystemen van de 129 bestaande ecosystemen (Informatie van Larea, 2008). Een studie naar de effecten van de CO 2 -uitstoot door het omvormen van tropisch bos naar oliepalmplantages in Indonesië geeft aan dat het tussen de 75 en 93 jaar zou kosten om de CO 2 -uitstoot van de ontbossing te compenseren met de bespaarde CO 2 -uitstoot van de biobrandstoffen. Voor de omvorming van braakliggend grasland is de CO 2 -compensatie 10 jaar. Alhoewel het aantal soorten vasculaire planten (Pteridophytes) hoger is in oliepalmplantages, zijn andere bijzondere planten en bomensoorten hier veel minder vertegenwoordigd in vergelijking met een tropisch bos. Omschakeling van tropische bossen naar oliepalmplantages kunnen dus ten koste gaan van de biodiversiteit waardoor aan de ene 21

24 kant wordt voldaan aan het Kyotoprotocol maar aan de andere kant het Biodiversiteitsverdrag wordt overtreden (Danielsen et al., 2008). Een andere risico van de productie van biodiesel is dat de teelt kan leiden tot water-, lucht- en bodemverontreiniging door het gebruik van bestrijdingsmiddelen of de overmatige toepassing van kunstmest (Duffey, 2006). Wat sociaal-culturele aspecten betreft kunnen energiegewassen concurreren met voedselgewassen ten aanzien van land, water, arbeid en andere input. De toenemende productie van biobrandstoffen zou de doelstelling van de Verenigde Naties om de honger uit te roeien kunnen bemoeilijken. Momenteel hebben 850 miljoen mensen in de wereld niet voldoende voedsel. In Peru is dit thema nog gevoeliger omdat Peru circa 80% van de plantaardige oliën en vetten bestemd voor menselijk consumptie moet importeren (ITDG, 2007). Verdringing van voedselproductie door biobrandstofproductie kan leiden tot een verhoging van de voedselprijzen. Dit kan de toegang tot voedsel, met name voor de armere landloze bevolking, verminderen (Randazzo & Sassi, 2007). Een toename van de teelt van energiegewassen zou ook de lokale beschikbaarheid van voedsel kunnen verminderen en daarmee ook de inkomstenverdeling binnen het gezin en de positie van de vrouwen kunnen aantasten. Aan de andere kant zou de biobrandstoffenproductie kunnen leiden tot werkgelegenheid in rurale gebieden. Een toename in inkomen (met name de vrouwen) leidt vaak tot een toename van de voedselzekerheid. Uitbreiding van biobrandstoffenproductie leidt in veel gevallen tot een grotere competitie om land. Voor veel kleine en middelgrote bedrijfjes en herders, met zwakkere landposities en landrechten, zou dit kunnen leiden tot verplaatsing (FAO, 2008). Om de duurzaamheid van de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha te onderzoeken zal de gehele keten van zaad (productie) tot wiel (gebruik) moeten worden geanalyseerd. Verwacht wordt dat de duurzaamheid van biobrandstoffen vooral afhangt van het soort gewas, de productiewijze en de locatie van waar het verbouwd wordt. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de duurzaamheid van biodiesel uit palmolie en jatropha voornamelijk in Azië. (Achten et al., 2008; Prueksakorn & Gheewala, 2009; Reijnders & Huijbregts, 2006; Danielsen et al., 2008). Om de duurzaamheid van de biodieselproductie uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru goed in beeld te krijgen is locatiespecifiek onderzoek noodzakelijk Doel van het onderzoek. Het doel van het onderzoek is de impact van de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru voor de economische, ecologische en sociaal culturele duurzaamheidsaspecten in beeld te brengen. Dit met het oog op toekomstige toename van de biodieselproductie. De uitkomsten van het onderzoek zullen voor lokale landbouworganisaties als bijvoorbeeld CONVEAGRO en ledenorganisaties als input kunnen dienen voor het opstellen van beleid ten aanzien van een duurzame productie van biobrandstoffen. 22

25 1.4. Vraagstelling. Op basis van het voorgaande is de vraagstelling als volgt: Hoofdvraag Wat is de impact van de (kleinschalige) biodieselproductie uit oliepalm (Elaies guineensis) en jatropha (Jatropha curcas) in het Amazonegebied van Peru voor de duurzaamheid (economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten)? Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de volgende subvragen opgesteld. Subvraag 1: Op welke wijze vindt de productie van biodiesel uit palmolie en jatropaha momenteel plaats in het Amazonegebied van Peru? - Waar vindt de teelt van palmolie en / of jatropha plaats? - Wat is de productiewijze (grootschalig / kleinschalig)? - Waar en op welke wijze vindt de olie-extractie plaats? - Waar en op welke wijze vindt de biodieselproductie plaats? Subvraag 2: Op welke wijze zal de biodieselproductie uit palmolie en jatropha in de Amazone regio van Peru toenemen? - Wat is de (toekomstige) vraag naar biodiesel? - Zal er intensivering of uitbreiding van productie plaats vinden bij de bestaande bedrijven? - Zal er uitbreiding plaats gaan vinden door middel van nieuwe bedrijven? - Op welke gronden zal de uitbreiding plaats vinden (marginale gronden, tropisch oerwoud, grond die voorheen bestemd was voor voedselproductie)? Subvraag 3. Wat is de levenscyclus van de kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru? - Welke input wordt er gebruikt (fossiele brandstoffen/ meststoffen / bestrijdingsmiddelen)? - Wat is de opbrengst van de zaden en bijproducten? - Waar en op welke wijze vindt de olie-extractie plaats? - Welke input wordt er gebruikt bij de olie-extractie? - Wat is de olieopbrengst en de opbrengst van de bijproducten? - Waar en op welke wijze vindt de biodieselproductie plaats? - Welke input wordt er gebruikt bij de biodieselproductie? - Wat is de biodieselopbrengst en wat is de opbrengst van de bijproducten? Subvraag 4: Wat is de impact voor de duurzaamheid en dan vooral voor: - inkomen en inkomensverdeling - energiezekerheid - energiebalans - bijdrage aan de reductie van broeikasgassen - biodiversiteit - voedselzekerheid - toegang tot land - machts- en genderrelaties 23

26 1.5. Afbakening. Het onderzoek beperkt zich tot de biodieselproductie uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru. Als studiegebied is gekozen voor de departementen Ucayali en San Martin waar momenteel de meeste oliepalm en jatropha wordt verbouwd. De nadruk van het onderzoek ligt op de kleinschalige teelt van oliepalm en jatropha door middel van kleine producenten met een productie areaal van minder dan 20 hectare oliepalm en / of jatropha en waarbij de nadruk ligt op het gebruik van familiearbeid in het productieproces Leeswijzer. In hoofdstuk 2 is de methode van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 3 is de huidige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha beschreven, de belangrijkste actoren met betrekking tot de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha en de verwachtingen voor de toekomstige productie. Hoofdstuk 3 geeft een antwoord op de subvraag 1 en 2. In hoofdstuk 4 is de levenscyclus van de kleinschalige biodieselproductie uit palmolie en jatropha beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een antwoord op subvraag 3. In hoofdstuk 5 is op basis van de levenscyclus die is beschreven in hoofdstuk 4 gekeken naar de impact voor de duurzaamheid. Hier zullen de verschillende duurzaamheidthema s die beschreven zijn in subvraag 3 aan bod komen. Hoofdstuk 5 geeft een antwoord op subvraag 4. Hoofdstuk 6 bevat de discussie, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek en geeft een antwoord op de hoofdvraag. De gearceerde woorden in de tekst zijn opgenomen in de afkortingen en begrippenlijst in bijlage 1. 24

27 2. Methode van onderzoek Theoretisch kader. De centrale onderzoeksvraag is Wat is de impact van de (kleinschalige) productie van biodiesel uit palmolie (Elaies guineensis) en jatropha (Jatropha curcas) in het Amazonegebied van Peru voor de duurzaamheid (economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten)? Een begrip dat in dit hoofdstuk verder uitgewerkt wordt is het begrip duurzaamheid Duurzaamheid. Volgens Cörvers is Duurzaamheid de vertaling van sustainability (dat afgeleid is van het Latijnse woord sustenare : op- of omhooghouden), wat betekent dat iets tot in lengte van dagen kan voortduren. Duurzaamheid is een idee dat voortkomt uit het inzicht dat het zo niet langer kan voortduren, dat het wereldwijde proces waarin technologie, kapitaalgroei, productie en consumptie elkaar aan- en opjagen niet langdurig gedragen kan worden door de inherente inperking van de aarde dus wezenlijk onduurzaam is. Duurzaamheid suggereert ook een perspectief waarbinnen naar oplossingen kan worden gezocht. Hoewel het begrip duurzaamheid al eerder werd gebruikt kreeg het pas grote bekendheid door middel van het rapport Our Common Future beter bekend als het Brundtland rapport dat in 1987 is opgesteld door de World Commision on Environment and Development (WCED). Hierin werd het begrip duurzame ontwikkeling gedefinieerd als een ontwikkeling die tegemoet komt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheid voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen (Cörvers, 2004). De onlosmakelijke verbondenheid van duurzaamheid met ontwikkeling, evenals de gerichtheid op zowel het hier en nu als elders en later, maken duurzame ontwikkeling tot een multi-dimensioneel concept waarbij de volgende dimensies kunnen worden onderscheiden waarin duurzame ontwikkeling gestalte moet krijgen namelijk: sociaal culturele (People), economische (Profit) en ecologische (Planet) dimensie. Bij een duurzame ontwikkeling gaat het om een voortdurend zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende dimensies. Wanneer deze elkaar overlappen is er sprake van een duurzame ontwikkeling. Bij de ecologische dimensie gaat het om het zodanig beschermen en behouden van de natuurlijke omgeving dat de gebruiksfuncties die het milieu voor de mens vervult, blijvend voortbestaan. De kernopgave voor de ecologische dimensie van duurzame ontwikkeling is dan ook het vroegtijdig vaststellen van ecologische grenzen die door menselijke activiteiten overschreden dreigen te worden. In de economische dimensie maken arbeid, kapitaal en natuurlijke hulpbronnen het mogelijk goederen te produceren voor de menselijke behoeftebevrediging. De kernopgave voor de economische dimensie is het bevorderen van een rechtvaardige verdeling van natuurlijke hulpbronnen, zowel tussen het Noorden en het Zuiden als tussen de huidige generatie en toekomstige generaties. Bij de sociaal-culturele dimensie gaat het om menselijke behoeften, voorkeuren en belangen, culturen en de manier waarop samenlevingen georganiseerd zijn. De kernopgave voor de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling is: mensen als gelijkwaardig beschouwen, minimaal toegang verschaffen tot primaire bestaansmogelijkheden en sociale waarden (Cörvers, 2004). 25

28 In deze studie is aan het begrip duurzaamheid handen en voeten gegeven door binnen de drie dimensies People, Profit en Planet een aantal duurzaamheidthema s verder te onderzoeken. Binnen de economische dimensie is gekeken naar de bijdrage van de biodieselproductie voor het inkomen van de boeren en de (lokale) energiezekerheid. Binnen de ecologische dimensie is gekeken naar de energiebalans, de bijdrage aan de reductie van broeikasgassen en de gevolgen voor biodiversiteit. Binnen de sociaal- culturele dimensie is gekeken naar de impact voor de voedselzekerheid, toegang tot land en de positie van de vrouw. Zie figuur 2.1. Figuur 2.1. Drie dimensies van duurzame ontwikkeling en gerelateerde duurzaamheidsthema s van onderzoek. Sociaal-cultureel - Voedselzekerheid - Toegang tot land - Macht- en genderrelaties PEOPLE PLANET Ecologisch - Energiebalans - Uitstoot van broeikasgassen -Gevolgen voor biodiversiteit Economisch - Inkomen - Werkgelegenheid - (lokale) Energiezekerheid PROFIT Per duurzaamheidsthema is een kwalitatieve score toegekend of de bijdrage positief of negatief is variërend van zeer positief (+++), positief (++), matig positief (+), neutraal (0), matig negatief (-), negatief (--) tot zeer negatief (---) Economische aspecten. Inkomen en werkgelegenheid. De rentabiliteit van een gewas hangt af van de productiekosten en de opbrengst en de prijs die een producent ontvangt. Naar aanleiding van een analyse van de kosten, opbrengst en prijs is gekeken of de teelt van oliepalm en jatropha voor de productie van biodiesel rendabel is voor kleine en middelgrote producenten. Vaak wordt bij kleinschalige productie als input eigen arbeid gebruikt wat over het algemeen door de producenten niet door wordt berekend in de kosten. In deze studie zijn om deze reden twee berekeningen uitgevoerd, namelijk één met en één zonder arbeidskosten. Ook is gekeken naar wat de bijdrage is aan (lokale) werkgelegenheid. Energiezekerheid. Onderzocht is of de (toenemende) productie van biobrandstoffen bijdraagt aan de lokale energievoorziening en dus zorgt voor een vermindering van het gebruik van traditionele biobrandstoffen en fossiele brandstoffen. Worden de biobrandstoffen lokaal verwerkt en geconsumeerd of worden ze buiten de regio verwerkt en geconsumeerd? 26

29 Ecologische aspecten. Energiebalans. De energiebalans is de verhouding tussen de totale energie-output en energie-input. Belangrijk is dat de energiebalans groter is dan één, met andere woorden de productie van biobrandstoffen mag niet meer fossiele energie vragen dan de hoeveelheid biobrandstof dat het oplevert. De energiebalans van biodiesel is afhankelijk van het gewas, de productiemethode en de verwerkingstechniek. Reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Wat betreft de uitstoot van broeikasgassen is het belangrijkste broeikasgas, koolstofdioxide (CO 2 ) onderzocht. Voor de productie en het transport van biobrandstoffen worden vaak fossiele brandstoffen gebruikt waardoor CO 2 emissie optreedt. Daarnaast kan biobrandstof leiden tot veranderingen in de hoeveelheid organische koolstof in de bodem en in bovengrondse ecosystemen waardoor CO 2 uitstoot op treedt (Reijnders en Huijbregts, 2006). De broeikasgasemissie is uitgedrukt in CO 2 equivalenten of te wel kg CO 2. Bij toediening van stikstofmeststoffen komt er stikstofoxide (N 2 O) vrij. De uitstoot van N 2 O hangt samen met de hoeveelheid stikstofbemesting die wordt toegediend. Circa 1,5% tot 5% van de toegediende N wordt omgezet in N 2 O (Reijnders & Huijbregts, 2008). Stikstofoxide is een zeer sterk werkend broeikasgas met een CO 2 -equivalent van 310 (Blok, 2006). Methaan (CH 4 ) kan vrij komen bij anaerobe omzetting van afvalproducten. De CO 2 -equivalent van methaan is 23 (Blok, 2006). Gevolgen voor de biodiversiteit. Biodiversiteit is de variatie van lokale natuurlijke ecologische systemen van land en water en de variatie van levensvormen. Onderzocht is welke impact de (toenemende) productie van biobrandstoffen zal hebben op de biodiversiteit door bijvoorbeeld uitbreiding van de teelt van biobrandstoffen naar gronden die bestemd zijn voor natuur met een hoge biodiversiteit. Het betreft hier een kwalitatieve analyse waarbij gekeken is of de bijdrage positief, neutraal of negatief is Sociaal-culturele aspecten. Voedselzekerheid. De definitie van voedselzekerheid, vastgesteld in de World Food Summit in 1996, beschrijft voedselzekerheid als de situatie dat alle mensen, altijd toegang hebben (zowel economisch als fysiek) tot voldoende en veilig voedsel. Voedselzekerheid heeft meerdere aspecten namelijk: voedselprijzen en lokale beschikbaarheid van voedsel, toegang tot voedsel in samenhang met inkomensontwikkeling, voedselgebruik en voedselstabiliteit. Dit onderzoek beperkt zich tot de lokale beschikbaarheid van voedsel en toegang tot voedsel in samenhang met inkomensontwikkeling. Het betreft hier een kwalitatieve analyse waarbij gekeken is of de bijdrage positief, neutraal of negatief is. Toegang tot land. Uitbreiding van biobrandstoffenproductie leidt in veel gevallen tot een grotere competitie om land. Voor kleine en middelgrote boer(inn)en met zwakkere landposities en landrechten, zou dit kunnen leiden tot verplaatsing (FAO, 2008). Het betreft hier een kwalitatieve analyse waarbij gekeken is of de bijdrage positief, neutraal of negatief is. 27

30 Machtsrelaties en gender. Globaal zal gekeken worden wat de effecten zijn van de productie van biobrandstoffen voor de positie van kleine producenten in het algemeen en daar bij zal specifiek een indicatie worden gegeven wat de gevolgen zijn voor de positie van de vrouw. Het betreft hier een kwalitatieve analyse waarbij gekeken is of de bijdrage positief, neutraal of negatief is Onderzoeksopzet. Voor de uitvoering van het onderzoek is gekozen voor een combinatie van een literatuuronderzoek (bureaustudie) en een praktijkonderzoek. Voor het literatuuronderzoek zijn peer-reviewed wetenschappelijk artikelen geraadpleegd. Daarnaast zijn rapporten van diverse overheidsinstanties, milieuorganisaties, internationale niet gouvernementele organisaties (NGO s), boerenorganisaties en universiteiten geraadpleegd. Het praktijkonderzoek heeft gedurende twee maanden plaats gevonden in het Amazonegebied van Peru. Het onderzoeksgebied bestond uit de departementen Ucayali en San Martin omdat in deze departementen de meeste teelt van oliepalm en jatropha plaats vindt. Als methode is gekozen voor semi-gestructureerde interviews met boeren(inn)en, zijnde producenten van oliepalm en jatropha, bedrijfsleiders van olie-extractiebedrijven en bedrijfsleiders van biodieselproductie bedrijven met het idee om de hele keten van teelt tot biodieselproductie in beeld te krijgen. Tot slot hebben er in Lima, Pucallpa en Tarapoto interviews plaats gevonden met sleutelfiguren als bijvoorbeeld bestuursleden van landbouworganisaties, overheidsorganisaties, NGO s en universiteiten. De interviewlijsten zijn als bijlage 2a, 2b en 2c bijgevoegd. Omdat de selectie van producenten, bedrijven en organisaties voor de interviews vanuit Nederland moeilijk te plannen was, zijn deze ter plekke afgestemd met CONVEAGRO-Lima en de lokale afdelingen in Ucayali en San Martin Werkwijze. Voor het onderzoek naar de energiebalans en de uitstoot van broeikasgassen is gebruik gemaakt van de methode van de Levens Cyclus Duurzaamheids Analyse (LCA). De Levens Cyclus Analyse is een methode voor het in kaart brengen van de invloed van producten en menselijke activiteiten op het milieu. Bij de Levens Cyclus Duurzaamheids Analyse zijn ook sociale indicatoren toegevoegd. De globale levenscyclus van biodiesel en de begrenzing van het onderzoek is te zien in figuur 2.2. Figuur Globale levenscyclus van biodiesel en begrenzing van het onderzoek. Teelt van grondstoffen Olie-extractie Biodiesel productie Transport tot eindgebruiker Biodiesel gebruik Begrenzing van het onderzoek 28

31 De standaardprocedure ten aanzien van een levenscyclusanalyse is door de International Organization for Standardization (ISO) in een standaard procedure vastgelegd (ISO 14040). De procedure bestaat uit vier stappen of fasen (Blok, 2006): - Vaststelling van doel en reikwijdte - Inventarisatie - Effectbeoordeling - Interpretatie Vaststelling van doel en reikwijdte. Het onderzoek beperkt zich tot de eerste drie fasen van de keten namelijk: de teelt van grondstoffen, olie-extractie en biodieselproductie. Binnen deze fasen wordt gekeken naar het veranderend landgebruik, gebruik van fossiele brandstoffen, gebruik van materialen, transport van materialen. Als functionele eenheid is gekozen voor 1 hectare teelt van oliepalm cq. jatropha voor een periode van 25 jaar en 1 kg biodiesel van cq. palmolie en jatropha. Inventarisatie. In de inventarisatie zullen in de verschillende ketens de belangrijkste ingrepen opgespoord worden wat betreft effecten op duurzaamheid. Ingrepen zijn die handelingen die feitelijk gebeuren of nagelaten worden en die van belang zijn voor de duurzaamheid. De ingrepen worden gesorteerd naar het onderdeel van de keten, waar de ingreep optreedt. Daarna wordt bepaald tot welke effecten deze ingrepen leiden. Zie figuur 2.3. Figuur 2.3. Ingreeptabel voor de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha. Ingreep in het milieu Effecten Teelt - landbereiding - zaaien / planten - bemesten - onkruid bestrijding - bestr. van plagen en ziekte - oogsten Olie-extractie - sterilisatie - scheiden - persen - zuiveren Veranderend landgebruik Gebruik fossiele brandstoffen Gebruik kunstmest Gebruik van bestrijdingsmiddel en Gebruik van water Economische aspecten: - Inkomen /verdeling - Energiezekerheid Ecologische aspecten: - Uitstoot broeikasgassen - Emissies naar water, lucht en bodem - Biodiversiteit Productie van biodiesel - raffinage - verestering Transport naar eindgebruiker Behandeling van afvalwater Socioculturele aspecten: - Voedselzekerheid - Machtsrelaties (gender) - Toegang tot land Biodiesel gebruik 29

32 Effectbeoordeling. In effectbeoordeling staat de karakterisatie centraal waarbij ingrepen worden vermenigvuldigd met de bijbehorende karakterisatiefactoren. Daardoor ontstaat er per ingreep een beeld van de bijdrage aan één of meer effectcategorieën. Bij de effectbeoordeling kan gebruik gemaakt worden van software als bijvoorbeeld SIMAPRO en databases als bijvoorbeeld Ecoinvent. Omdat deze vrij kostbaar zijn is in dit onderzoek uitgegaan van gegevens die beschikbaar waren in de literatuur. De karakterisatiefactoren met literatuurverwijzing zijn weergegeven in bijlage 4. Interpretatie. De interpretatie omvat de analyse van het milieuprofiel waarbij kan worden gekeken welke ingrepen de grootste bijdrage hebben geleverd Onderzoeksgebied Amazonegebied. Het Amazonegebied in Peru beslaat ,57 km 2. Het Amazonegebied bestaat uit vijf departementen: Loreto, San Martin, Ucayali, Mardre de Dios, en Amazonas (zie tabel 2.1.) Een kaart van het Amazonegebied met departementen is te zien in bijlage 5. Tabel 2.1. Departementen van het Amazonegebied met oppervlakte. Departement Oppervlakte km 2 Percentage oppervlakte Peru Loreto ,70% Ucayali ,9 % San Martin ,01% Madre de Dios ,63% Amazonas ,05% Totaal ,36% Bron: Informatie van de regionale overheid van Ucayali, In totaal wonen er 3,6 miljoen mensen in het Amazonegebied, dit is 13% van het totaal aantal inwoners van Peru. Als studiegebied is gekozen voor de departementen Ucayali en San Martin waar momenteel de meeste oliepalm en jatropha wordt verbouwd Departement Ucayali. Het departement Ucayali heeft een oppervlakte van ,55 km 2 wat ongeveer 8% is van de oppervlakte van Peru. Het departement ligt in het centrale gedeelte van Peru in het Amazonegebied en wordt in het noorden begrensd door het departement Loreto, in het oosten door de departementen Huánuco, Pasco, Junin, in het zuiden door de departementen Cuzco en Madre de Dios en in het oosten door Brazilië. Het departement Ucayali bestaat uit 4 provincies en 15 districten. Volgens de volkstelling van 2007 is het totale inwonertal inwoners, ongeveer 1,6 % van het totale inwonersaantal in Peru. De hoofdstad van Ucayali is Pucallpa. 30

33 Het klimaat is warm en vochtig. De maandtemperatuur fluctueert tussen de 19,7 o C en 30,6 o C met een gemiddelde van 26,7 o C. De regenval is 2000 mm per jaar met een relatief droge periode tussen mei en augustus en een periode van hoge regenval tussen november en maart (Informatie van de regionale overheid van Ucayali, 2009). Circa 8,2 % van de grond is geschikt voor landbouw (eenjarige en/ of permanente gewassen), 6,8 % is geschikt voor veeteelt en de rest 85% is geschikt voor bosbouw of als beschermd natuurgebied. Zie tabel 2.2. In bijlage 6 is de kaart met de gebruikscapaciteit van de gronden van Ucayali weergegeven. Tabel 2.2. Gebruikscapaciteit van gronden in het departement Ucayali. Item Oppervlakte (Km 2 ) Eenjarige gewassen Permanente gewassen Grasland Bosbouw Beschermd gebied Totaal % 4, ,8 72,6 12,4 100 Bron: Informatie van de Regionale overheid van Ucayali, Landbouw is de belangrijkste economische activiteit en wordt voornamelijk beoefend langs de belangrijkste rivieren in het gebied en langs de weg Federico Basadre (Pucallpa- Tingo Maria). De belangrijkste gewassen die verbouwd worden zijn rijst, banaan en yucca. De landbouw karakteriseert zich door de lage productiviteit, intensief gebruik van arbeid en het gebruik van traditionele technologieën (zwerflandbouw) Departement San Martin. Het departement San Martin heeft een oppervlakte van km 2, ongeveer 4% van de totale oppervlakte van Peru. Het departement grenst in het noorden aan Amazonas en Loreto, in het zuiden aan Ancash en Huanuco en in het oosten aan Loreto en Ucayali en in het westen aan het departement Libertad. Het departement San Martin bestaat uit 10 provincies en 77 districten. De officiële hoofdstad is Moyobamba maar veel instanties en activiteiten vinden plaats de tweede stad van San Martin genaamd Tarapoto. Het inwoneraantal is (Regionale overheid van San Martin, 2007) Het klimaat is warm en vochtig. De temperatuur in de provincie Tarapoto varieert van 11 ºC tot 36 ºC met een gemiddelde van 24 ºC. De gemiddelde neerslag is mm per jaar. Slechts 11 % van de grond is geschikt voor landbouw, 1,86 % voor veeteelt. Het grootste deel van de gronden is alleen geschikt als beschermd gebied. De gebruikscapaciteit van de gronden is weergegeven in tabel 2.3. Een kaart is weergegeven in bijlage 7. Tabel 2.3. Gebruikscapaciteit van gronden in het departement San Martin. Item Oppervlakte (km 2 ) Eenjarige gewassen Permanente gewassen Grasland Bosbouw Beschermd gebied Totaal % Bron: Gobierno Regional de San Martin,

34 De belangrijkste gewassen die verbouwd worden zijn: rijst, maïs, druif, koffie, cacao, tabak en palmscheut. Ook voor San Martin geldt dat de landbouw wordt gekarakteriseerd door de lage productiviteit, intensief gebruik van arbeid en het gebruik van traditionele technologieën (zwerflandbouw) Verloop van het onderzoek. Het literatuuronderzoek is in de periode van februari tot juni 2009 in Nederland uitgevoerd. Tijdens deze periode ben ik een aantal keer in de Universiteit van Wageningen geweest voor wetenschappelijke artikelen en heb ik een aantal malen telefonisch en contact gehad met CONVEAGRO in Peru. Het praktijkonderzoek heeft plaats gevonden van juli tot en met augustus Gedurende het praktijkonderzoek in Peru ben ik anderhalve week in Lima geweest, drie weken in Pucallpa (Ucayali) en anderhalve week in Tarapoto (San Martin). Tijdens mijn verblijf in Lima heb ik in overleg met CONVEAGRO- Lima diverse sleutelfiguren in Lima geïnterviewd waaronder overheidsorganisaties, niet-gouvernementele organisaties en universiteiten. Het was vrij gemakkelijk om op de korte termijn afspraken te maken met de betreffende personen en organisaties om een interview af te nemen. In totaal heb ik dan ook 15 interviews in Lima kunnen afnemen. De lijst met geïnterviewde personen is in bijlage 3 toegevoegd. In Pucallpa heb ik in coördinatie met CONVEAGRO- Ucayali oliepalmproducenten van de Centrale Associatie van Oliepalmboeren van Campo Verde en Nueva Requena (ASCEPERU) en het Centrale Comité van Palmboeren van Ucayali (COCEPU) geïnterviewd. Daar CONVEAGRO- Ucayali niet over transportmogelijkheden beschikte was het interviewen van producenten een moeilijke onderneming. In de praktijk kwam het er op neer dat er een bepaald gebied werd bezocht (met taxi, driewieler of motor) en dat de producenten die aanwezig waren werden geïnterviewd. Uiteindelijk heb ik tien oliepalmproducenten te interviewen van de organisaties COCEPU en ASCEPERU. In Ucayali was het niet mogelijk om jatropha producenten te interviewen omdat het overgrote deel van de velden niet meer onderhouden wordt. Naast de oliepalmproducenten heb ik de managers van de olie-extractie fabriek Oleaginosas Amazonicas (OLAMSA), de olie-extractie fabriek Higuerilla SAC en de oliepalmkwekerij Oliepalm zaden van Nuevo Amanecer (SEMPALMA) kunnen interviewen. Tot slot heb ik interviews afgenomen met sleutelfiguren als de regionale overheid van Ucayali, ministerie van landbouw Ucayali, Onderzoeks Instituut van de Amazone van Peru (IIAP) en het Nationale Onderzoeks Instituut van de Amazone (INIA). In totaal heb ik in Ucayali 25 interviews kunnen afnemen. In Tarapoto (San Martin) heb ik in coördinatie met CONVEAGRO-San Martin vijf oliepalmboeren van de organisatie Palmtuin (JARPALMA) geïnterviewd. Daarnaast heb ik een interview afgenomen met de bedrijfsleider van de olie-extractie fabriek Oliepalm industrie van Loreto en San Martin (INDUPALSA). Wat betreft de teelt van jatropha heb ik een aantal initiatieven op het gebied van de teelt van jatropha bezocht en geïnterviewd. In totaal zijn dat vijf jatropha boeren en een particulier bedrijf. Ook in Tarapoto was transport een probleem waardoor uiteindelijk minder producenten zijn bezocht dan gepland. Verder heb ik sleutelfiguren als de regionale overheid, het ministerie van landbouw San Martin en het Nationale Onderzoeksinstituut van de Amazone in Tarapoto 32

35 geïnterviewd. In Tarapoto heb ik veel informatie kunnen krijgen door via de Stichting Nederlandse Vrijwilligers. Verder had ik het geluk dat, op het moment dat ik in Tarapoto, was de Nationale oliepalm Conferentie plaats vond en ik deze vergadering kon bijwonen. Afgevaardigden van alle oliepalmorganisaties waaronder de Nationale Confederatie van Oliepalmboeren en bedrijven van Peru (CONAPAL) en de Nationale Federatie van Oliepalmboeren van Peru (FENAPAL) en alle aangesloten leden organisaties waren hierbij aanwezig. In totaal heb ik 22 interviews afgenomen in San Martin. 33

36

37 3. Huidige productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha en verwachtingen voor de toekomst Inleiding. De oliegewassen met het grootste potentieel voor de productie van biodiesel in het Amazonegebied van Peru zijn oliepalm (Elaeis guineensis) en jatropha (Jatropha curcas). In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van 1) de huidige productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha, 2) de actoren die van belang voor de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha en 3) de verwachtingen voor toekomstige uitbreiding van oliepalm en jatropha. De informatie uit dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op de interviews met organisaties van oliepalmproducenten, overheidsorganisaties, universiteiten en niet-gouvernementele organisaties (NGO s) Oliepalm (Elaeis guineensis) Kenmerken van oliepalm. Oliepalm is een meerjarig gewas waarbij de vrucht meer olie opbrengt (gemiddeld kg / hectare per jaar) vergeleken met andere oliegewassen als kokosnoot met kg / ha per jaar, koolzaad met kg per hectare per jaar, zonnebloem met 700 kg per hectare per jaar en soja met een opbrengst van 400 kg per hectare per jaar (Ruphilius & Ahmad, 2007). De belangrijkste kenmerken van oliepalm zijn beschreven in tabel 3.1. Tabel 3.1. Kenmerken van Oliepalm. Omschrijving Wetenschappelijke naam Familie Levensduur Bodems Temperatuur Kenmerken Elaeis guineensis Palmacea 20 tot 30 jaar Diepe losse bodems met goede drainage. Oliepalm kan tegen zure bodems tot een ph 4. Gemiddelde maandtemperatuur tussen de 25 en 28 ºC. en mag niet lager zijn dan 21 o C. Regenval Hoogte Gemiddelde jaarlijkse regenval van 1500mm Hoogtes tot 500 m boven zee niveau Gebruik Bron: Ocrospoma Ramirez, Palmolie en daarvan gemaakte producten zijn verwerkt in een groot aantal producten zoals margarine, chocola, mayonaise, instant soep, chips, snacks, ijs, maar ook in middelen als zeep, tandpasta, cosmetica en wasmiddelen. 35

38 Productie areaal. Het totale areaal aan oliepalm in Peru is hectare waarvan hectare in productie, hectare in aanplant en hectare in kwekerij. De departementen met het grootste areaal aan oliepalm zijn de departementen Ucayali en San Martin. De oliepalmteelt vindt voor 60% plaats op kleine schaal door middel van kleine boeren met minder dan 20 hectare aan oliepalm en voor 40% op grote schaal door middel van grootschalige particuliere bedrijven. De teelt van oliepalm per departement met een onderverdeling in schaalgrootte is te zien in tabel 3.2. Tabel 3.2. Teelt van oliepalm (Elaeis guineensis) in het Amazonegebied van Peru. Departement / Organisatie Oliepalm in productie (ha) Oliepalm in aanplant (ha) Oliepalm in kwekerij (ha) Totale hoeveelheid Percentage (in %) Oliepalm (ha) Departament Ucayali Kleinschalige teelt % Grootschalige teelt % Totaal Ucayali % Departament San Martin Kleinschalige teelt % Grootschalige teelt % Totaal San Martin % Departament Hanuco Klieinschalige teelt % Grootschalige teelt % Totaal Huanuco % Departament Loreto Kleinschalige teelt % Grootschalige teelt % Totaal Loreto % Amazonegebied Kleinschalige teelt % Grootschalige teelt % Totaal Amazone % Bron: Samengesteld op basis van interviews met organisaties en bedrijven, juli/ augustus Oliepalmproducenten. De teelt van oliepalm in Peru vond voor het eerst plaats in 1969 met de oprichting van het overheidsbedrijf ENDEPALMA en heeft zich van daaruit verder uitgebreid. Sinds 1979 wordt oliepalm op grote schaal geteeld in het departement San Martin door middel van het particuliere bedrijf Palmas del Espino van de Romerogroep. In 2008 heeft dit bedrijf zich uitgebreid naar het departement Loreto onder de naam van Palmas de Shanusi. Naast de bedrijven van de Romerogroep zijn er een aantal kleinere particuliere bedrijven. Zie tabel

39 Tabel 3.3. Grootschalige teelt van oliepalm. Departement / Organisatie Oliepalm in productie (ha) Oliepalm in groei (ha) Oliepalm in kwekerij (ha) Totale hoeveelheid Oliepalm (ha) Departament Ucayali Diverse grootschalige particuliere bedrijven (Guadalupe, Biodiesel Ucayali, Agrocooler, Palmagro) (2) Totaal Ucayali Departament San Martin Prive bedrijf Palma de Espinas S.A. (Grupo Romero) (1) Totaal San Martin Departament Hanuco Totaal Huanuco Departament Loreto Prive bedrijf Palmas de Shanusi (grupo Romero) Totaal Loreto Totaal Amazone Bron: samengesteld uit interviews met bedrijven, juli/augustus Kleinschalige teelt van oliepalm is in 1986 gestart met 270 kleine boer(inn)en die met behulp van de regionale overheid van het departement Ucayali ieder 5 hectare aan oliepalm hebben geplant. In 1987 hebben zij zich verenigd in het Centrale Comité van Palmboeren van Ucayali (COCEPE). Naar aanleiding van deze ervaring is in 1996, in het departement Ucayali de Associatie van Palmboeren van Shambillo Aguatia (ASPASH) ontstaan en in 2000 in het departement San Martin de organisatie De PalmTuin (JARPALMA). In 2001 hebben de ex-arbeiders van het in 1993 geprivatiseerde overheidsbedrijf ENDEPALMA zich in de Centrale Associatie van Palmboeren van Tocache (ACEPAT) verenigd. In 2003 zijn boer(inn)en van het departement Huanuco met de teelt van oliepalm gestart en hebben zich verenigd in de organisatie Nuevo Amancer. Om de import van zaden en de kweek van oliepalm te bevorderen hebben zij de oliepalmkwekerij Oliepalmzaden van Nuevo Amanecer (SEMPALMA) opgericht. In 2008 hebben circa boeren van 18 basisorganisaties van de regio Campo Verde en Nueva Requena in het departement Ucayali zich georganiseerd in de Centrale Associatie van Oliepalmboeren van Campo Verde en Nueva Requena (ACEPERU) en zijn met behulp van de regionale overheid van Ucayali de kleinschalige teelt van oliepalm gestart. De organisaties met het aantal basis organisaties, leden en areaal oliepalm in productie, aanplant en kwekerij zijn te zien in tabel

40 Tabel 3.4. Kleinschalige oliepalmteelt in het Amazonegebied van Peru. Departement / Organisatie Aantal basis organ. Aantal leden Oliepalm in productie (ha) Oliepalm in aanplant (ha) Oliepalm in kwekerij (ha) Totale hoeveelheid Oliepalm (ha) Departament Ucayali Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU )(1) Centrale Associatie van Oliepalmboeren van Campo Verde en Nueva Requena (ACEPERU) (1) Associatie van Palmboeren van Shambillo Aguatia (ASPASH) (1) Totaal Ucayali Departament San Martin Centrale Associatie van Palmboeren van Tocache (ACEPAT) Jardines de Palma (JARPALMA) Fredepalma San Martin Totaal San Martin Departament Hanuco Asociacion Agropecuaria Nuevo Amanecer (1) Totaal Huanuco Departament Loreto Yurimaguas Maynas San Juan Pampa Hermosa Contamina Totaal Loreto Totaal Amazone Bron: Samengesteld door middel van interviews met organisaties, juli/ augustus Op nationaal niveau hebben de organisaties zich georganiseerd in de twee overkoepelende organisaties namelijk de Nationale Confederatie van Oliepalmboeren en Bedrijven van Peru (CONAPAL) die in 2002 is opgericht en de recent opgerichte Nationale Federatie van Oliepalmboeren van Peru (FENAPALMA). Op departementaal niveau zijn de organisaties georganiseerd in de departementale federaties (FEDAPALMA). De deelname van de verschillende organisaties en bedrijven binnen de nationale en federale overkoepelende organisaties is te zien in figuur

41 Figuur 3.1. Deelname van organisaties en bedrijven van oliepalmboeren binnen de nationale en departementale organisaties verdeeld over de vier departementen Ucayali, San Martin, Loreto en Huanucu. CONAPAL(1) FEDEPALMA Ucayali FEDEPALMA San Martin FEDEPALMA Loreto FEDEPALMA Huanucu 1. COCEPU/ OLAMSA 1. Basisorganisaties van FEDEPALMA San Martin 1. Basisorganisaties van FEDEPALMA Loreto 1. Nuevo Amanecer (SEMPALMA) 2. Diverse privebedrijven 2. Privebedrijf (Palma de Espinas) 2. Privebedrijf(Palma de Shanusi) 3. ACEPERU 3. ACEPAT / OLPESA 4. JARPALMA San Martin/ INDUPALSA 4. ASPASH / OLAPASA FENAPALMA (2) 3. JARPALMA Loreto/ INDUPALSA Bron: Samengesteld uit interviews met organisaties, juli/augustus (1) blauw is momenteel aangesloten bij CONAPAL (2) geel is momenteel aangesloten bij FENAPALMA Palmolie-extractie bedrijven. In Peru bevinden zich 5 palmolie-extractiebedrijven die zich allemaal in het Amazonegebied bevinden. Het grootste palmolie-extractiebedrijf en tevens biodiesel productie bedrijf is eigendom van het particuliere bedrijf Palmas de Espino met een productiecapaciteit van 30 ton trossen verse vruchten of te wel Racismo de la Fruta Fresca (RFF) per uur. Hierna volgt het bedrijf Oleaginosas Amazonicas (OLAMSA) die in 1996 met financiering van de Verenigde Naties in bedrijf is gesteld. OLAMSA wordt nu volledig zelfstandig gerund door COCEPE en heeft een productie capaciteit van 18 ton RFF per uur. OLAMSA is een naamloze vennootschap (NV) waarvan de meerderheid van de aandelen (53,68%) in handen is van de organisatie COCEPU. De rest van de aandelen is in handen van particulieren (waaronder ook kleine oliepalmproducenten). OLAMSA had in 2006 een winst van meer dan $ ,00. Voor de technische ondersteuning aan de oliepalmboeren heeft OLAMSA een technisch team van 7 personen. Daarnaast heeft OLAMSA een palmfonds waarbij er geen winst 39

42 wordt uitgekeerd aan de leden van COCEPU maar zij tegen een gereduceerde prijs oliepalmplanten kunnen aankopen. Dit met als doel het areaal oliepalm te vergroten. Verder is OLAMSA bezig met een rotatiefonds op te zetten waar producenten geld kunnen lenen voor inputs. OLAMSA heeft in totaal 30 personen in dienst (inclusief het technisch team). OLAMSA verwerkt jaarlijks ton trossen verse vruchten. Op basis van dit voorbeeld project zijn er door de Nationale Commissie voor ontwikkeling en het leven zonder drugs (DEVIDA) en de Verenigde Naties nieuwe projecten opgezet onder hetzelfde model als de olie-extractiefabriek Oleaginosas Ucayali (OLPASA) in Campo Verde (Ucayali), Oleaginosas del Peru (OLPESA) in Tocache (San Martin) en Oliepalm industrie van Loreto en San Martin (INDUPALSA) in Cayanarachi (San Martin). De Nationale Commissie voor ontwikkeling en het leven zonder drugs (DEVIDA) DEVIDA voert een integraal programma uit als alternatief voor de illegale cocateelt. Een van de alternatieve gewassen voor de illegale cocateelt is de teelt van grondstoffenvoor biodiesel als bijvoorbeeld oliepalm en of jatropha. DEVIDA wordt hierbij financieel ondersteund door de Verenigde Naties tegen Drugs en Delicten (ONUDD) en de Verenigde Naties voor project service (UNOPS). De olie-extractiefabriek INDUPALSA in Cayanarachi is sinds 2006 in werking en heeft een productiecapaciteit van 6 ton trossen verse vruchten per uur. INDUPALSA is ook een naamloze vennootschap waarvan de meerderheid van de aandelen (80%) in handen is van JARPALMA. De overige aandelen zijn in handen van OLAMSA (17%) en andere particulieren (3%). INDUPALSA had in 2008 een winst van $ dollar. JARPALMA keert de winst niet uit aan de leden maar gebruikt deze voor nieuwe investeringen als bijvoorbeeld de uitbreiding van de elektrificatie. INDUPALSA heeft 11 mensen in dienst, waaronder een technisch team van 5 personen. INDUPALSA verwerkt momenteel circa ton RFF per jaar. De overige twee palmolie-extractiebedrijven OLPASA en OLPESA die respectievelijk worden gerund door de organisaties ASPASH en ACEPAT hebben een capaciteit van 6 ton RFF per uur Biodiesel productie bedrijven. De productie van biodiesel uit palmolie vindt nog maar op zeer kleine schaal plaats in Peru. In Tocache (San Martin) heeft het bedrijf Palmas de Espino sinds 2008 een installatie voor de productie van biodiesel. In de nabijheid van Lima zijn drie biodieselproducerende bedrijven namelijk: Biodiesel Peru Internacional S.A.C., Grupo Herco en Pure Biofuels. De laatste drie bedrijven gebruiken als grondstof de goedkope geïmporteerde sojaolie uit de Verenigde Staten. De landbouwassociatie Nuevo Tiwinsa heeft geëxperimenteerd met de kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie op dorpsniveau onder begeleiding van ITDG en UNALM. Agrarische Universiteit La Molina (UNALM) en Soluciones Practicas (ITDG) UNALM heeft samen met de niet-gouvernementele organisatie ITDG 24 soorten inheemse oliegewassen van het Amazonegebied met theoretische potentie voor de productie van biodiesel geïnventariseerd. Daarna zijn er op laboratorium niveau experimenten uitgevoerd voor de kleinschalige productie van biodiesel met een selectief aantal soorten. Deze zijn in de praktijk uitgeprobeerd met 96 leden van de associatie van oliepalmproducenten Nuevo Tiwinsa in het departement Ucayali. Door de hoge kosten van methanol dat nodig is voor de productie van biodiesel is kleinschalige productie van biodiesel op dorpsniveau niet haalbaar gebleken. (ITDG, 2007) 40

43 3.3. Jatropha (Jatropha curcas) Kenmerken. Jatropha behoort tot de familie van de Euphorbicea. Jatroha is een grote struik die snel groeit en twee tot drie meter hoog kan worden. Onder speciale omstandigheden kan jatropha zelfs tot acht meter worden (Alfonso Baroli, 2008). De bladeren en zaden van jatropha bevatten 150 medicinale eigenschappen maar zijn in grote hoeveelheden giftig voor mens en dier. De olie wordt gewonnen uit de zaden en kan gebruikt worden voor biodiesel. De zaadkoek kan gebruikt worden als een organische meststof en eventueel na ontgiftiging voor diervoeding (Ocrospoma Ramirez, 2008). De belangrijkste kenmerken van jatropha zijn verder beschreven in tabel 3.6. Tabel 3.6. Kenmerken van jatropha. Omschrijving Kenmerken Wetenschappelijke naam Familie Levensduur Bodems Jatropha curcas Euphorbicea 45 tot 50 jaar Verdraagt arme zanderige bodems Temperatuur Regenval Hoogte Daglengte gevoeligheid Gebruik Komt voor in de tropen en subtropen. Verdraagt warmte maar kan ook tegen lage temperaturen. 900 tot 1200 mm per jaar. Kan tegen periodes van droogte Hoogte tussen 0 en 1800 meter boven zee niveau Is niet gevoelig voor daglengte Meststof, erfafscheiding, medicinale plant Bron: Ocrospoma Ramirez, 2008 ; Achten et al., Huidige productie areaal en jatropha producenten. Alhoewel jatropha een inheemse plant is in het Amazonegebied bevindt de grootschalige commerciële teelt van jatropha zich nog in de onderzoeksfase. Zowel in het departement Ucayali als in San Martin zijn er een aantal initiatieven op het gebied van de commerciële teelt van jatropha. In 2007 heeft het bedrijf Eneropex uit Duitsland voor hectare jatrophazaden van 14 verschillende ecotypes verdeeld aan kleine boer(inn)en in Ucayali. Door het gebrek aan technische begeleiding, de lage productie en lage prijzen bevindt het grootste deel van de percelen zich in zeer slechte staat. Verwacht wordt dat ongeveer 500 hectare van de 3000 hectare hersteld kan worden (IIAP/ SNV, 2008). SEMPALMA van de organisatie Nuevo Amanecer heeft 25 hectare jatropha aangeplant met behulp de Duitse organisatie DED maar wordt door de hoge onderhoudskosten en lage opbrengsten verder niet meer onderhouden. Het Nationaal Agrarisch Onderzoeks- en Trainings Instituut (INIA) en het Onderzoeks Instituut van de Peruaans Amazone (Instituto de Investigaciones de Amazonia Peruana (IIAP) doen op kleine schaal onderzoek naar jatropha. 41

44 Nationaal Agrarisch Onderzoeks en Trainings Instituut (INIA). INIA heeft als onderzoek- en tranininginstituut de doelstelling nieuwe technologieën te ontwikkelen en te promoten met betrekking tot landbouwproducten en daarmee optimaal gebruik te maken van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en de competitiviteit te vergroten rekening houdend met duurzaamheid, voedselzekerheid en sociale gelijkheid. INIA- Pucallpa heeft een projectvoorstel geschreven voor onderzoek naar oliepalm. INIA beschikt in Pucallpa over een onderzoeksperceel met oliepalm van 40 hectare. Daarnaast heeft ze kleine percelen van 0,5 hectare ieder met jatropha, wonderboom en katoen. INIA Tarapoto heeft ongeveer 3,5 hectare onderzoekspercelen op het gebied van jatropha. Daarnaast gaat INIA Tarapoto in samenwerking met de regionale overheid van San Martin in 10 provincies onderzoekspercelen op het gebied van jatropha opzetten van 2 hectare per provincie. Verder ondersteunt INIA Tarapoto particuliere initiatieven als bijvoorbeeld de Tello groep en maakt onderdeel uit van de promotiegroep biobrandstoffen in San Martin (PROBIOSAM). PROBIOSAM is een groep bestaande uit de regionale overheid van San Martin, Ministerie van landbouw, Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV-Peru) en de Tello groep die is opgezet om de jatrophateelt te promoten en ervaringen met de teelt onderling uit te wisselen. Onderzoeks Instituut van de Peruaanse Amazone (IIAP). Het IIAP is een onderzoeksinstituut dat zich gespecialiseerd heeft in duurzaam landgebruik van het Amazonegebied. Een van de programma s van het IIAP is het onderzoeksprogramma van de biodiversiteit van de Amazone. Het IIAP heeft in samenwerking met SNV-Peru de lijnstudie uitgevoerd naar de biobrandstoffen in de Amazone van Peru. Het IIAP heeft twee onderzoekspercelen van ieder een hectare met jatropha waarin onderzoek wordt gedaan naar verschillende doseringen organische bemestingen. Daarnaast heeft het IIAP in het dorp Santa Clara een onderzoeksperceel van 3 hectare. In het departement San Martin heeft de Duitse Ontwikkelingsorganisatie (DED) in totaal 80 hectare jatropha aangeplant met kleine boeren. De organisatie CEDISA heeft een project met de kleinschalige productie van 60 hectare jatropha verdeeld over drie dorpen (San Antonio, San Miquel en Solo) met in totaal 60 families (1 hectare per familie). De regionale overheid van San Martin heeft in iedere provincie een onderzoeksperceel met jatropha met een totaal van 12 hectare. Tot slot zijn er nog enkele particuliere initiatieven op het gebied van de teelt van Jatropha als bijvoorbeeld de Tellogroep. Het huidige productie areaal van jatropha en de producenten is weergegeven in tabel

45 Tabel 3.7. Productieareaal van jatropha in de Amazone. Departement / Organisatie Onderzoeksperc Kleinschalige Particuliere Jatropha in Totaal (ha) elen met jatropha (ha) productie van jatropha (ha) initiatieven van jatropha (ha) kwekerij Departament Ucayali ENEROPEX SEMPALMA IIAP 5 5 INIA 2 2 Totaal Ucayali Departament San Martin INIA CFC/DED CEDISA Regionale overheid van San Martin VWP Latino America Sac Onasur del Oriente 6 6 Tellogroep 8 8 Totaal San Martin Departament Hanuco Totaal Huanuco Departament Loreto Totaal Loreto Totaal Amazone Bron: samengesteld uit interviews met bedrijven, juli/augustus Olie-extractie en biodieselproductie uit jatropha. In Pucallpa (departement Ucayali) heeft het particuliere bedrijf Biohiquerol een olie-extractie installatie voor jatropha en wonderboomzaden. Omdat er geen productie van jatropha en wonderboom is, produceert het bedrijf olie en koek van de oliepalmpitten voor dierenvoeding. De oliepalmpitten zijn afkomstig van de olie-extractiefabriek OLAMSA. De verwerkingscapaciteit van het particulierbedrijf Biohiguerol is 10 ton palmpitten per dag. In het departement San Martin heeft de organisatie CFC/DED een olie-extractie installatie voor jatropha. De Tellogroep, die in totaal 8 hectare jatropha verbouwd, is van plan om op de korte termijn in Tarapoto (departement San Martin) een olieextractiefabriek en biodieselinstallatie te installeren voor de verwerking van jatrophazaden. 43

46 3.4. Overheidsbeleid met betrekking tot de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha en overheidsorganisaties. Het beleid met betrekking tot biobrandstoffen is op 15 juli 2003 vastgelegd in de wet ter promotie en commercialisatie van de biobrandstoffen. Op basis van deze wet zijn er twee verordeningen vastgesteld namelijk de verordening tot promotie van biobrandstoffen (D.S EM) en de verordening tot commercialisatie van biobrandstoffen (D.S EM). In de eerste verordening zijn de technische normen en de mengpercentages vastgesteld van de verschillende biobrandstoffen. In de tweede verordening is het tijdsschema vastgelegd voor verplichte bijmenging van fossiele brandstoffen met biodiesel en bio-ethanol. Het tijdsschema is als volgt: - verplichte bijmenging van 2% biodiesel met diesel (B2) per 1 januari 2009 en verplichte bijmenging van 5% biodiesel met diesel (B5) in verplichte bijmenging van 7.8% ethanol met benzine per januari 2010 (ITDG, 2007). Op nationaal niveau zijn er verschillende ministeries betrokken bij de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha namelijk het ministerie van landbouw (MINAG), het ministerie van mijnbouw en energie (MINEM), het ministerie van productie (PRODUCE) en het ministerie van milieu (MINAM) Het ministerie van mijnbouw en energie is door middel van de Algemene Richtlijn van Koolwaterstoffen bevoegd voor de registratie en autorisatie voor de handel in biobrandstoffen en/ of mengsels daarvan met benzine en diesel. Het ministerie van productie is verantwoordelijk voor de installatie en het functioneren de biobrandstof producerende installaties. Het ministerie van landbouw is bevoegd om potentiële gebieden en gewassen te identificeren voor de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen. Door middel van verordening AG zijn jatropha (Jatropha curcas) en wonderboom (Ricinus comunis) aangewezen als gewassen van nationaal belang. Het Nationale Plan voor de promotie en productie van oliepalm heeft als doel om in 2010 een totaal van hectare oliepalm te realiseren. Het plan wordt momenteel geactualiseerd met als doel om van 2011 tot 2020 het areaal aan oliepalm uit te breiden met hectare oliepalm (8.000 hectare per jaar). Het Ministerie van Milieu streeft op basis van de Algemene Milieuwet (no ) een duurzame ontwikkeling na en het behoud en bescherming van de natuurlijke rijkdommen. Om de coördinatie met betrekking tot de productie van biobrandstoffen tussen de verschillende ministeries te verbeteren is men bezig met het oprichten van een multisectorale commissie biobrandstoffen waarbij vertegenwoordigers van de verschillende ministeries betrokken zijn. In het kader hiervan hebben de vier ministeries MINAG, PRODUCE, MINEM en MINAM aan de Katholieke universiteit van Peru en de Zwitserse organisatie Swiss Contact opdracht gegeven tot het uitvoeren van een levencyclus analyse (LCA)van biobrandstoffen in Peru. Katholieke Universiteit van Peru en Swiss contact. De LCA s betreffen in het bijzonder de productie van biodiesel uit oliepalm in de Amazone, de productie van biodiesel uit jatropha in de Amazone en de kust, de productie van bio-ethanol uit suikerriet aan de kust en de productie van bio-ethanol uit sorghum aan de kust. De resultaten zullen eind december 2009 gereed zijn. In opdracht van de Nederlandse Ontwikkelings Organisatie in Peru (SNV-Peru) is een tweede studie in gang gezet waarbij specifiek naar de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha in het Amazonegebied wordt gekeken en waarbij uitgegaan wordt van vier scenario s namelijk: 1. kale ontboste gebieden; 2. laag secundair bos; 3. hoog secundair bos en 4. primair bos. De resultaten zullen oktober/ november 2009 beschikbaar zijn. 44

47 3.5. Verwachtingen voor de toekomstige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha De verwachte vraag naar diesel en biodiesel. De vraag naar diesel op nationaal niveau is ongeveer drie keer zo groot is als de vraag naar benzine. Voorspeld wordt dat de vraag naar diesel de komende jaren met gemiddeld 2,1% per jaar zal toenemen en dat de vraag naar benzine met 3,8 % per jaar zal afnemen. De verwachte vraag naar diesel tot het jaar 2016 in duizend vaten per dag is weergegeven in figuur 3.3. Figuur 3.3. Verwachte vraag naar diesel tot 2016 weergegeven in duizend vaten per dag. Bron: Sanches Albavera & Orrega Moyo, In tabel 3.8. is op basis van de verwachte vraag naar diesel en het beleid met betrekking tot biobrandstoffen, de verwachte vraag naar biodiesel tot het jaar 2016 weergegeven. De nationale vraag naar biodiesel, bij een verplichte bijmenging van diesel met 2% biodiesel (B2) in 2009 is 80,09 miljoen liter. Uitgaande van een verplichte bijmenging van diesel met 5% biodiesel (B5) in het jaar 2011 is de vraag naar biodiesel 214,73 miljoen liter. Zie tabel 3.8. Tabel 3.8. De nationale vraag naar biodiesel (in miljoen liter) tot het jaar Brandstof (miljoen liter) Diesel 3482,1 3540,1 3656,2 4004,4 4120,5 4294,6 4410,7 4584,8 4758,9 4875,0 4991,0 Biodieselsel (2%) 80,09 82,41 Biodiesel (5%) 214,73 220,53 229,24 237,94 243,75 249,55 Bron: Samengesteld op basis van data van Sanches Albavera & Orrega Moyo, Het verbruik van diesel in het Amazonegebied (departementen San Martin, Loreto en Ucayali) is 5% van het nationale verbruik (IIAP, SNV, 2008). Op basis hiervan is de lokale vraag naar biodiesel voor het Amazonegebied weergegeven in tabel 3.9. Bij een verplichte bijmenging van 2% (B2) in 2009 is de vraag naar biodiesel 4,01 miljoen liter. Bij een verplichte bijmenging van 5% in 2011 (B5) is de vraag naar biodiesel 10,74 miljoen liter in het jaar 2011 (IIAP, SNV, 2008). 45

48 Tabel 3.9. De lokale vraag in het Amazonegebied naar biodiesel ( in miljoen liter) tot Brandstof (miljoen liter) Diesel no 2 174,11 177,01 182,81 200,22 206,02 214,73 220,53 229,24 237,94 243,75 249,55 Biodiesel 4,01 4,12 (2%) Biodiesel 10,74 11,03 11,46 11,90 12,19 12,48 (5%) Bron: Samengesteld op basis van data van Sanches Albavera en Orrega Moyo, Benodigd areaal palmolie en jatropha. In paragraaf is de verwachte biodieselvraag in Peru en het Amazonegebied weergegeven. De opbrengst van palmolie varieert van 14 tot 20 ton trossen verse vruchten per hectare met een gemiddeld oliepercentage van 24 % (Lam & Mohamed, 2009). In deze studie wordt uitgegaan van een gemiddelde opbrengst van 17 ton trossen verse vruchten per hectare en een gemiddelde van kg ruwe olie per hectare per jaar. Bij de productie van 1 kg ruwe olie naar biodiesel treedt een verlies op van ongeveer 5%. Dit is verder niet meegenomen in de volgende berekeningen. Om aan de nationale vraag naar biodiesel te voldoen is in het geval van oliepalm een areaal van tot hectare oliepalm nodig voor de productie van B2 in 2009 en een areaal van hectare voor de productie van B5 in Om alle diesel op nationaal niveau te vervangen door biodiesel (B100) is een areaal oliepalm van tot hectare nodig in Voor het Amazonegebied is dit areaal bij verplichte bijmenging van 2% in 2009 en 5% in 2011 respectievelijk 843 hectare tot hectare in 2009 en hectare tot hectare in Voor 100% biodiesel (B100) in het Amazonegebied is een areaal van hectare nodig in Zie tabel Tabel Benodigde areaal oliepalmteelt om te voldoen aan de nationale en lokale vraag (Amazonegebied) biodiesel B2&B5 en B100 uitgaande van een gemiddelde opbrengst van 4080 kg per hectare per jaar. Jaar Nationale diesel consumptie in miljoen liter per jaar Consumptie van biodiesel 2% y 5% (in miljoen liter per jaar) Benodigd areaal voor nationale vraag B2 en B5 (in ha) Benodigd areaal voor nationale vraag B100 (in ha) Benodigd areaal voor San Martin, Loreto en Ucayali B2 en B5 (in ha) Benodigd areaal oliepalm in San Martin, Loreto en Ucayali voor B100 (in Bron: Samengesteld op basis van data van Sanches Albavera & Orrega Moyo, 2007, IIAP/SNV, ha) 46

49 In het geval van jatropha varieert de opbrengst tussen de 1,5 tot 7,5 ton droge zaden per hectare met een oliepercentage van gemiddeld 34,4 %. Het benodigde areaal jatropha om te voldoen aan de nationale vraag naar B2 en B5 is respectievelijk hectare in 2009 en in Bij 100% biodiesel is het benodigd areaal hectare in Om te voldoen aan de lokale vraag voor B2 en B5 is respectievelijk hectare in 2009 en hectare in 2011 nodig. In tabel is het benodigd areaal weergegeven bij een gemiddelde productie van 1500 kg jatropha olie per hectare per jaar. Tabel Benodigde areaal jatropha om te voldoen aan de nationale en lokale vraag (Amazonegebied) biodiesel B2&B5 en B100 uitgaande van een gemiddelde productie van 1500 kg jatropha olie per hectare per jaar. Jaar Nationale diesel consumptie in miljoen liter per jaar Consumptie van biodiesel 2% y 5% (in Benodigd gebied voor nationale vraag B2 en B5 (in ha) Benodigd gebied jatropha voor Areaal jatropha (ha) voor San Martin, Loreto en Ucayali 2% en Areaal jatropha voor San Martin, Loreto en Ucayali voor 100% biodiesel (in ha) miljoen liter per jaar) nationale vraag B100 (in ha) 5% biodiesel (in ha) Bron: Samengesteld op basis van data van IIAP/SNV, Potentiële gebieden voor oliepalm en jatropha. Zwerflandbouw is het overheersende landbouwsysteem in het Amazonegebied. Dit landbouwsysteem bestaat uit het kappen en branden van een stuk primair of secundair bos voor de teelt van gewassen waarna het perceel daarna voor een tijd braak wordt gelegd voor er weer opnieuw gewassen kunnen worden verbouwd. Bij dit traditionele landbouwsysteem verliest de bodem snel haar productiviteit door achteruitgang van de fysische, chemische en biologische bestanddelen van de bodem. De zwerflandbouw is een van de grootste oorzaken van de ontbossing in het Amazonegebied (Alegre & Arevalo, 2003). Door de migratie naar het Amazonegebied is meer dan 10 miljoen hectare land in landbouw genomen waarvan slechts 2 miljoen werkelijk in productie is. De rest is braakliggend land bedekt met secundair bos ook wel purma genoemd. Een andere oorzaak van de ontbossing is de illegale cocateelt die zich steeds dieper verplaatst in het Amazoneregenwoud. De ontbossing in de departementen San Martin, Ucayali en Loreto is momenteel meer dan 3 miljoen hectare met de grootste ontbossing in het departement San Martin. In tabel is de ontbossing per departement weergegeven. 47

50 Tabel ontbossing in de departementen Loreto, San Martin y Ucayali van het Amazonegebied. Departement Ontbossing (km 2 ) Totale oppervlakte (km 2 ) Percentage van totaal (%) San Martin ,1% Loreto ,6 % Ucayali ,4 % Bron: IIAP, SNV, Het IIAP en SNV hebben in hun basisstudie naar biobrandstoffen in de Amazone van Peru gebieden geïdentificeerd die geschikt zijn voor de verbouw van energieteelten waaronder oliepalm en jatropha. De criteria die zij hiervoor gebruikt hebben zijn: neerslag, hoogte, bodemtype, helling, etc. De gebieden met permanent bos, beschermde natuurgebieden en de gebieden die behoren tot inheemse volkeren zijn niet meegenomen. In overeenstemming met het beleid van de overheid behoren de geselecteerde gebieden tot de ontboste gebieden. Het potentiële areaal voor de teelt van oliepalm en/of jatropha in het departement Loreto is hectare. Voor Ucayali is dit potentieel hectare. In San Martin is het potentieel voor de teelt van jatropha hectare en voor de teelt van oliepalm hectare. Het oliepalm areaal is hier kleiner omdat oliepalm een hogere gemiddelde neerslag nodig heeft. Zie tabel Tabel Potentiële areaal voor de teelt van oliepalm en jatropha in het Amazonegebied van Peru. Gewas Potentieel areaal per departement (ha) Totaal potentieel (ha) Loreto Ucayali San Martin Jatropha Oliepalm Bron: IIAP, SNV, Potentiële gebieden voor de teelt van olieapalm in Peru zijn te zien in bijlage 13. Overigens staat de Peruaanse milieuorganisatie SPDA zeer kritisch ten aanzien van de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen in de ontboste gebieden van het Amazone-gebied. In haar publicatie Biobrandstoffen in Peru; elementen in het spel geeft zij aan dat de teelt van biobrandstoffen de ontbossing nog groter zou maken door verdringing van bos door biobrandstoffen. De mogelijkheden van de overheid om de gronden die gebruikt worden voor monocultuur te monitoren zijn schaars waardoor de druk op het Amazonegebied en haar diversiteit vergroot wordt (SPDA, 2009). Ook andere organisaties geven aan dat het grootste risico van de uitbreiding van de teelt van oliepalm ontbossing van het Amazonegebied is net als gebeurd is in Indonesië en Maleisië (CEPES, 2007) Verwachte uitbreiding bij organisaties en bedrijven. Aan de organisaties en bedrijven is gevraagd wat de verwachtingen zijn voor toekomstige uitbreiding van de teelt van oliepalm en jatropha. Wat betreft de kleinschalige teelt van oliepalm wordt er op de korte termijn een uitbreiding verwacht van in totaal hectare. De uitbreiding per organisatie is te zien in tabel

51 Tabel Verwachte uitbreiding van de productie van biodiesel uit palmolie in het Amazonegebied. Organisatie Verwachte Totaal (ha) uitbreiding (ha) Kleinschalige teelt ACEPERU COCEPU Jardines de Palmas Asociación Nuevo Amanecer Sub totaal kleinschalige teelt Grootschalige teelt Grupo Romero Subtotaal grootschalige teelt Totale uitbreiding Bron: Informatie op basis van interviews, juli/ augustus De uitbreiding betreft zowel nieuwe producenten als uitbreiding bij bestaande producenten. Uitbreiding zal met name plaats vinden in de percelen met hoog of laag secundair bos purma dat nu braak ligt. Hier wordt in hoofdstuk 4 verder op ingegaan. Kleinschalige oliepalmteelt wordt ondersteund door de regionale overheden van Ucayali en San Martin. Regionale overheid van Ucayali en San Martin. De regionale overheid van Ucayali voert sinds 2007, in samenwerking met het ministerie van landbouw, het project Stimulering van de oliepalmteelt in Neshuya en Aguaytia uit. Dit project heeft als doelstelling het areaal oliepalm uit te breiden met 3700 hectare met 740 families (5 hectare per familie). Dit door middel van de donatie van in totaal oliepalmplanten, het faciliteren van 740 krediet van sol ($ 6.000) per kredietaanvraag voor de benodigde input als meststoffen en bestrijdingsmiddelen en het verbeteren van de wegen. Om het productieareaal aan oliepalm te vergroten en de productiecapaciteit te verbeteren voert de regionale overheid van San Martin het regionale oliepalm plan uit. Door middel van dit plan wordt technische assistentie verleend aan oliepalmboeren. Het technisch team is gelegen bij de olieverwerkingsfabriek INDUPALSA. Wat betreft de grootschalige teelt van oliepalm wordt er een uitbreiding verwacht bij de Romerogroep van in totaal hectare waarvan hectare in het departement San Martin en hectare in het departement Loreto. Grond die hiervoor gebruikt wordt is primair of secundair bos dat volgens het grondgebruiksysteem onder de categorieën eenjarige gewassen, permanente gewassen of grasland valt. De teelt van jatropha bevindt zich nog in de onderzoeksfase waardoor het moeilijk te voorspellen is op welke wijze de teelt zich zal gaan uitbreiden. Wel wordt verwacht dat er na validatie van het technisch pakket het gewas zich zowel op grote schaal als op kleine schaal zal gaan uitbreiden. Uitbreiding op kleine schaal vindt al plaats door middel van de regionale overheid. 49

52 Regionale overheid van San Martin. Naast de promotie van oliepalm is de regionale overheid van San Martin sinds juli 2009 bezig met het uitvoeren van het project onderzoek en promotie van jatropha met als doelstelling om de teelt van jatropha te onderzoeken en verder te promoten. Doelstelling tot december 2009 is een uitbreiding van het areaal jatropha van 300 hectare in drie provincies. Verder wordt er in samenwerking met het Nationale Onderzoeks Instituut (INIA) per provincie een onderzoeksperceel geïnstalleerd van 1 a 2 hectare. De promotiegroep biobrandstoffen in San Martin (PROBIOSAM) is een groep bestaande uit de regionale overheid van San Martin, Ministerie van landbouw, Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV-Peru) en de Tello groep die is opgezet om de jatrophateelt te promoten en ervaringen met de teelt onderling uit te wisselen. Door de toename van het areaal oliepalm verwachten de meeste olie-extractie bedrijven een toename van de productiecapaciteit van de ruwe olie. Om deze reden heeft OLAMSA grond aangekocht vlakbij Pucallpa in het departement Ucayali voor de installatie van een raffinagefabriek en biodiesel productiefabriek. 50

53 4. Levenscyclus van de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha Inleiding. De globale levenscyclus van de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha is te zien in figuur 4.1. Het onderzoek heeft zich beperkt tot de eerste drie stappen in de keten namelijk de teelt van grondstoffen, de olie-extractie en de biodieselproductie. Figuur 4.1. De levenscyclus van biodiesel uit palmolie en Jatropha. Teelt van grondstoffen Olie-extractie biodiesel productie Transport tot eindgebruiker Biodiesel gebruik Begrenzing van het onderzoek Productie van biodiesel uit palmolie. Wat betreft de eerste stap in de keten, de teelt van grondstoffen, zijn vijftien oliepalm producenten geïnterviewd waarvan tien van het departement Ucayali (leden van de organisaties COCEPU en ACSEPERU) en vijf oliepalmproducenten van het departement San Martin (leden van de organisatie JARPALMA). Voor het verkrijgen van gegevens over de tweede stap in de keten, de extractie van palmolie, zijn de bedrijfsleiders van twee palmolie-extractie fabrieken geïnterviewd namelijk de bedrijfsleider van de olie extractie fabriek OLAMSA in Neshuya (departement Ucayali) en de bedrijfsleider van de olie-extractiefabriek INDUPALSA in Cayanarachi (departement San Martin). Voor het in kaart brengen van de derde stap in de keten, de productie van biodiesel, is een vertegenwoordiger van de Romerogroep in Lima geïnterviewd. Productie van biodiesel uit jatropha. Er zijn enkele recent opgestarte initiatieven met betrekking tot de teelt van jatropha. Om de levenscyclus van jatropha in beeld te krijgen zijn vijf kleinschalige jatropha producenten geïnterviewd van het project CEDISA en één particulier bedrijf namelijk de Telo groep. Wat betreft de olie-extractie en biodieselproductie van jatropha is uitgegaan literatuurgegevens. Dit omdat de werkelijke productie van biodiesel uit jatropha op zeer kleine schaal plaats vindt en er daardoor weinig gegevens beschikbaar zijn in Peru. 51

54 4.2. De levenscyclus van biodiesel uit palmolie Algemene gegevens over landbouwsysteem. Van de tien geïnterviewde oliepalmproducenten in Ucayali waren er negen man en één vrouw. Zij hebben gemiddeld 49,5 hectare land variërend van 15 hectare tot 200 hectare. Het gemiddelde areaal oliepalm is 12,4 hectare. De oliepalm die in het gebied wordt geteeld is ASD uit Costa Rica met een gemiddelde 4,8 hectare per bedrijf, Cirad afkomstig uit Afrika met een gemiddelde van 2,3 hectare per bedrijf en ASD (dwerggewas) uit Costa Rica met een gemiddelde van 5,3 hectare per bedrijf. Vijf oliepalm producenten hebben meer dan tien jaar ervaring met de teelt van oliepalm, drie oliepalmproducenten hebben tussen de vijf en tien jaar ervaring en twee oliepalmproducenten zijn recent gestart met de teelt van oliepalm. De motivatie om te starten met de teelt van oliepalm zijn de goede ervaringen met de rentabiliteit van oliepalm in de regio en de betrouwbare afzetmarkt door middel van de olie-extractiefabriek OLAMSA. Naast de teelt van oliepalm verbouwen de producenten gemiddeld 1,7 hectare voedselgewassen voor eigen consumptie als bijvoorbeeld yucca, banaan, maïs, rijst en fruit. Daarnaast worden kippen en eenden gehouden en in enkele gevallen vee. Acht van de tien oliepalmproducenten hebben secundair bos of te wel purma met een gemiddelde van 30,8 hectare per familie. Twee producenten hebben primair bos met een gemiddelde van 12,5 hectare. Zie verder tabel 4.1. Tabel 4.1. Landbouwsysteem van geïnterviewde oliepalmproducenten in Ucayali. Item Oliepalm producenten in Ucayali Totaal Gem (ha) (ha) Totale 200,0 100,0 15,0 20,0 50,0 20,0 18,0 22,0 20,0 30,0 495,0 49,5 oppervlakte (ha) Oliepalm 5,0 5,0 12,0 10,0 14,0 20,0 11,0 7,0 15,0 25,0 124,0 12,4 - ASD groot 0,0 0,0 8,0 5,0 8,0 5,0 5,0 7,0 0,0 10,0 48,0 4,8 - Cirad 0,0 0,0 4,0 5,0 6,0 5,0 3,0 0,0 0,0 0,0 23,0 2,3 - ASD dwerg 5,0 5,0 0,0 0,0 0,0 10,0 3,0 0,0 15,0 15,0 53,0 5,3 Yuca, 1,5 4,0 3,0 5,0 1,0 0,0 0,5 0,5 0,5 0,5 16,5 1,7 banaan, maïs, rijst, vruchten Suikerriet - 5, Grasland 60, , Secundair 128,5 71,0-5,0 11,0-6,5 9,5 10,5 4,5 246,5 30,8 bos (purma) Primair bos - 20, , ,0 12,5 Vee 80, , Kippen / 0,0 0,0 10,0 0,0 0,0 0,0 30,0 40,0 70,0 0,0 160,0 16,0 eenden Bron: Samengesteld op basis van interviews met producenten in Ucayali, juli/ augustus

55 Alle ondervraagde oliepalmboeren hebben legale landtitels. De gronden in het gebied zijn leemkleigronden en in enkele gevallen leem- zandgronden. De gronden hebben een hoog aluminium- en ijzergehalte en hebben een zuurgraad van gemiddeld ph 4,5. De terreinen zijn vlak en af en toe licht hellend. Acht van de tien geïnterviewde oliepalmproducenten woonden permanent op het bedrijf. Eén producent woonde in Pucallpa en één producent woonde in het dichtstbijzijnde dorp. Van de tien geïnterviewde oliepalmboeren werken in zes gevallen de vrouwen en kinderen mee op het bedrijf. Twee producenten vertelden dat de vrouw niet in het bedrijf meewerkte. Bij de andere twee gevallen woont het gezin in Pucallpa of in het dichts bij zijnde dorp. In alle gevallen wordt naast de gezinsarbeid ook nog gebruik gemaakt van loonarbeiders. Alle oliepalmproducenten zeggen het areaal oliepalm te willen uitbreiden. Vijf oliepalmproducenten hebben uitbreiding gepland op het areaal secundair bos dat zij beschikbaar hebben, in één geval op grasland en in drie gevallen zal er land moeten worden aangekocht. Problemen die worden ondervonden bij de teelt van oliepalm zijn: problemen met ziekten en plagen (vier producenten), slecht onderhoud van de wegen (vier producenten), gebrek aan kapitaal om te investeren (drie producenten), instabiele prijzen van de trossen verse vruchten (twee producenten), gebrek aan kennis (één producent), hoge prijzen van de kunstmest (één producent), laag rendement (één producent), gebrek aan hulp vanuit de overheid (één producent) en organisatorische problemen (één producent). Departement San Martin.. In het departement San Martin zijn vijf oliepalmproducenten geïnterviewd waarvan twee mannen en drie vrouwen. Zij hebben een gemiddelde landoppervlakte van 13,9 hectare variërend van 8 hectare tot 30 hectare. Het areaal oliepalm is gemiddeld 4,2 hectare en bestaat uit ASD dwerg uit Costa Rica. Alle producenten zijn in 2002, met behulp van een project van de Verenigde Naties, gestart met de teelt van oliepalm. De teelt van oliepalm was tot die tijd volkomen nieuw in de regio. Motivatie voor de boeren om te starten met de teelt van oliepalm waren de goede ervaringen in andere regio s met betrekking tot de rentabiliteit van het gewas. Naast verbouwen zij gemiddeld 0,6 hectare voedselgewassen voor eigen consumptie als yucca, banaan, rijst en fruit. Wat betreft dieren worden er kippen en eenden gehouden voor eigen gebruik. Vier oliepalmproducenten hebben secundair bos purma met een gemiddelde van 7,5 hectare. Geen van de oliepalmproducenten heeft primair bos. Zie verder tabel

56 Tabel 4.2. Landbouwsysteem van geïnterviewde oliepalmproducenten in San Martin. Item Oliepalmproducenten in San Martin Gemiddelde (ha) Totaal (ha) Totale oppervlakte 30,0 24,0 8,0 21,0 13,5 96,5 13,9 Oliepalm 7,5 2,5 5,0 3,5 2,5 21,0 4,2 - ASD (Costa Rica) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 - Cirad (Afrika) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 - ASD dwerg (Costa Rica 7,5 2,5 5,0 3,5 2,5 21,0 4,2 Yucca, banaan, maïs, 1,0 0,5 0,5 0,5 0,5 3,0 0,6 rijst, fruit Cacao Grasland - - 2, Secundair bos (purma) 5,0 21,0-3,0 8,5 37,5 7,5 Primair bos Rundvee Kippen / eenden Bron: Samengesteld op basis van interviews met producenten in San Martin, juli/ augustus Alle ondervraagde oliepalmproducenten hebben legale landtitels. De gronden zijn in alle gevallen leem- kleigronden. Het terrein is vlak en in enkele gevallen licht golvend. Vier van de vijf ondervraagde oliepalmproducenten wonen permanent op het bedrijf. Een oliepalmproducent woont in het dichtstbijzijnde dorp maar werkt dagelijks op het bedrijf. In alle vijf gevallen werkt het hele gezin in het bedrijf. Bij alle vijf ondervraagden worden er in tijden van drukte loonarbeiders gecontracteerd. Voor de toekomst zeggen alle oliepalmproducenten het areaal oliepalm uit te willen breiden. In vier gevallen zal dat op het perceel van secundair bos zijn. In een geval zal uitbreiding plaats vinden op grasland. Problemen die de producenten ondervinden bij de oliepalmteelt zijn slechte wegen (één producent) en transportproblemen (één producent) Teelt van oliepalm. Kwekerij. In het departement Ucayali worden drie type oliepalm verbouwd namelijk ASD (groot en dwerg) uit Costa Rica en Cirad uit Benin (Afrika). De zaden zijn hybride van de variëteit Tenera wat een kruising is tussen DURA X PISIFERA. De voorgekiemde zaden worden per vliegtuig vervoerd, eerst vanuit de plaats van herkomst Costa Rica (2.500 km) of Benin (7.500 km) en daarna vanuit Lima naar Pucallpa van het departement Ucayali of Tarapoto van het departement San Martin (900 km). Hierna worden de zaden over de weg vervoerd naar de kwekerij met een gemiddelde afstand van 30 km. De voorgekiemde zaden worden collectief met behulp van de organisaties van oliepalmproducenten verder opgekweekt in een kwekerij. Voorbeelden hiervan zijn de oliepalmkwekerij SEMPALMA van de organisatie Nuevo Amanecer, de oliepalmkwekerij bij de olie-extractiefabriek OLAMSA van de organisatie COCEPU en de collectieve oliepalmkwekerij van de organisatie JARPALMA. Het opkweken van oliepalm bestaat uit twee fasen. De voorgekiemde zaden worden eerst in zwarte polyethyleen zakjes van 20x16x 0,01 cm gezaaid en daarna overgeplant in grotere polyethyleen zakjes van 40 x 50 x 0,015 cm. Na 14 maanden zijn de planten klaar voor de definitieve aanplant naar het open veld. 54

57 De aanbevolen hoeveelheid bemesting gedurende de periode in de kwekerij is circa 118 gram stikstof (N), 101 gram fosfaat (P), 168 gram kalium (K) en 50 gram magnesium (Mg) per plant. (zie tabel 4.3.) Tabel 4.3. Aanbevolen hoeveelheid N, P, K, Mg in gram per plant tijdens opkweek. Leeftijd van plant Gram N:P:K:Mg Stikstof (N) (in Fosfaat (P) Kalium (K) Magnesium (maanden volgens de gram) (in gram) (in gram) (M) (in gram) formule 14:12:20: ,23 2,77 4,61 1, ,38 4,62 7,69 2, ,46 5,54 9,06 2, ,07 6,92 11,54 3, ,88 7,62 `12,69 3, ,69 8,31 13,85 4, ,77 9,23 15,38 4, ,12 10,38 17,31 5, ,46 11,54 19,23 5, ,15 13,85 23,08 6, ,15 13,85 23,08 6, ,15 13,85 23,08 6,92 Totaal (N, P, K, Mg) Bron: ASD, De belangrijkste ziekten die voorkomen in de oliepalmkwekerij zijn schimmelziektes. De belangrijkste plagen zijn: sprinkhanen, mijten, rupsen en ratten. Gemiddeld wordt er 0,07 gram fungicide en 0,07 ml insecticide per plant toegepast (respectievelijk 10,01 gram en 10,01 ml per hectare) gedurende het 14 maanden durende verblijf in de kwekerij (Informatie van SEMPALMA, 2009). In de kwekerij vindt irrigatie plaats door middel van besproeiing of door middel van druppel irrigatie. Voor de pomp wordt circa 0,05 liter diesel per plant (7,15 liter / hectare) gebruikt gedurende het totale verblijf in de kwekerij (Informatie van SEMPALMA, 2009). 55

58 Foto 1.Oliepalmkwekerij van SEMPALMA, Ucayali. Grondbewerking. Van de tien geïnterviewde oliepalmproducenten in Ucayali was het landgebruik voor de teelt van oliepalm in drie gevallen secundair bos of te wel purma, in drie gevallen illegale cocateelt, in drie gevallen voedselgewassen en in één geval grasland. Van de vijf geïnterviewde oliepalmproducenten in San Martin was het landgebruik voor de teelt van oliepalm in drie gevallen secundair bos of purma en in twee gevallen voedselgewassen. Bij de omschakeling van secundair bos of primair bos naar oliepalmplantage bestaat de grondbewerking uit de volgende stappen: verwijderen van de lage vegetatie ( rozo ), kappen van de hoge bomen met de bijl of motorzaag ( tumba ), in stukken hakken ( picacheo ) en verbranden ( quema ) van het niet-bruikbare hout. Veertien van de vijftien geïnterviewde boeren hebben dit systeem toegepast. In één geval werd het niet-bruikbare hout niet verbrand maar gestapeld (apile) waarna het langzaam verteert. In het laatste geval start de landbereiding één jaar van te voren. Door de negatieve effecten voor het milieu zal het branden in de toekomst verboden worden. Bij de geïnterviewde oliepalmproducenten werd er bij de grondbereiding geen machines gebruikt. Bij de omschakeling van grasland naar oliepalmplantage wordt om het gras de verdelgen gebruik gemaakt van een systemische herbicide (Clivoclean) met een gemiddelde van 2 liter per hectare. Systemische herbiciden worden door het blad opgenomen en eerst door de hele plant getransporteerd. Definitieve aanplant. De plantdichtheid van oliepalm is 143 planten per hectare in het geval van ASD groot en Cirad met een plantafstand van 9 meter tussen de planten (driehoek). In het geval van ASD dwerg is de dichtheid groter namelijk 188 planten per hectare met een plantafstand van 8,5 meter tussen de planten. 56

59 Als onderbeplanting wordt in de meeste gevallen Kudzo (P. Phaseoloides) gezaaid. Dit is een vlinderbloemige. Kudzo als onderbeplanting heeft als voordeel dat het de grond bedekt is zodat de groei van onkruid en erosie tegen wordt gegaan. Daarnaast bindt Kudzo stikstof uit de lucht en stelt dat beschikbaar voor de oliepalmbomen. Gemiddeld wordt er 2 kg Kudzozaad per hectare gebruikt. Foto 2. Kudzu (P.Phaseoloides) als onderbeplanting. Bemesting. De primaire en secundaire wortels van de oliepalm dienen voor de stevigheid en het opnemen van water en zitten op een diepte van enkele meters. De tertiaire en quartaire wortels dienen voor de opname van voedsel en zitten aan de oppervlakte. De meststof wordt dan ook rondom de plant uitgestrooid en daarna voorzichtig met een hark ingewerkt. De bemesting vindt twee keer per jaar plaats namelijk voor de regentijd in oktober en na de regentijd in april. De aanbevolen bemesting volgens het ministerie van landbouw is te zien in tabel 4.4. Tabel 4.4. Aanbevolen bemesting voor oliepalm (in gram per plant). Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 en 5 Jaar 6 Volwassen planten 1e 2e 1e 2e 1e 2e 1e 2e 1e 2e 1e 2e N (Urea) P (Rock fosfaat) K (Kalium chloride) Borax Dolomiet Totaal Bron: Ministerio de Agricultura de Peru, De werkelijk toegepaste bemesting verschilt nogal per oliepalmproducent en per gebied (zie tabel 4.5.). Over het algemeen past ongeveer de helft van de geïnterviewde oliepalmproducenten minder bemesting toe dan is aanbevolen. In één geval wordt er helemaal geen bemesting toegepast. In twee gevallen wachten de boeren nog op krediet om meststoffen aan te schaffen. 57

60 Steeds meer oliepalmproducenten maken gebruik van de lege omhulsels van de oliepalmvruchten die gratis vanuit de olie-extractie fabriek aan de boeren worden teruggeleverd met als doel de productie te verbeteren. De oliepalmproducenten betalen alleen de transportkosten. Tabel 4.5. Meststof gebruik per geïnterviewde oliepalmproducent (in gram per plant). Meststof gebruik per geinterviewde oliepalm producent (in gram per plant) Meststof Ucayali Tarapoto Gemiddeld N (urea) ,33 P (Rock fosfaat) ,67 K (Kalium chloride) ,67 Mg (Sulpomag) ,33 Borax ,33 Dolomiet ,33 Compost ,33 Schil van oliepalm ,33 Bron: Samengesteld op basis van interviews met boeren, juli/augustus Foto 3. De lege vruchtomhulsels van oliepalm als meststof. 58

61 Teeltmaatregelen. Oliepalm vraagt niet veel onderhoud. De belangrijkste teeltmaatregel is het onkruidvrij houden van de cirkel rondom de oliepalmboom en het schoonhouden van de paden. Dit wordt meestal handmatig gedaan en in een enkel geval met de cultivator. Een andere teeltmaatregel is het snoeien of te wel het verwijderen van de oude bladeren. De oude bladeren worden in een rij tussen de oliepalmbomen gestapeld waar ze langzaam verteren en uiteindelijk dienen als organische meststof. Bestrijding van ziekten en plagen. De belangrijkste ziekten en plagen in de oliepalmplantage zijn ziektes als stengelrot en hartrot en plagen als mieren en ratten. Ziekten en plagen worden zoveel mogelijk voorkomen door het creëren van een natuurlijk evenwicht met natuurlijke vijanden. Dit wordt gedaan door bepaalde planten en bloemen laten staan die natuurlijke vijanden aantrekken. Om dit natuurlijk evenwicht in stand te houden moeten er zo weinig mogelijk chemische bestrijdingsmiddelen toegepast worden. Vaak worden poppen van larven handmatig verwijderd of worden er biologische bestrijdingsmiddelen gebruikt als bijvoorbeeld Barbasco (Lonchocarpus urucu). Ook voor de bevruchting is het belangrijk dat er zo weinig mogelijk bestrijdingsmiddelen worden gebruikt zodat de populatie insecten die zorg dragen voor de bevruchting in stand blijven. Als er een ziekte of een plaag bij een plant wordt geconstateerd en het onontkoombaar is om fungicide of insecticiden te gebruikten dan worden deze alleen bij de betreffende plant en/of direct omliggende planten toegepast. Om een idee te krijgen van de hoeveelheid insecticiden en fungiciden die gebruikt worden, is aan de geïnterviewde oliepalmproducenten gevraagd welke middelen en hoeveel zij het laatste jaar hebben gebruikt binnen hun percelen. Dit is weergegeven in tabel 4.6. Tabel 4.6. Gebruikte insecticiden en fungiciden gedurende juli 2008 tot juni 2009 (in kg per hectare). Product (in Geïnterviewde oliepalmproducenten kg/ha) Ucayali San Martin Insecticides Dipterex Formidor SK mate 0,5 0,1 0,1 Furodan 1 0,33 Mirex / Tifom Farmate Barbasco 2 (biologische) Fungicides Fujione 0,05 Protexin (liters) Overige Klerat 0,2 0,2 Clivoclean Tamaron 2 Ciperemex 2 Bron: Samengesteld op basis van interviews met producenten, juli/ augustus,

62 De olie-extractiefabrieken beschikken over een technisch team dat de oliepalmproducenten technische ondersteuning biedt in het veld. Het beleid van OLAMSA en van INDUPALSA is er op gericht dat op het moment dat er problemen in het veld zijn het technisch team het probleem identificeert en indien noodzakelijk de chemische bestrijdingsmiddelen toedienen. Dit om te voorkomen dat er te veel en / of de verkeerde middelen worden gebruikt waardoor het natuurlijk evenwicht verstoord kan worden. Door het technisch team van JARPALMA in San Martin zijn het laatste jaar de volgende middelen gebruikt: Cipermex tegen Hartrot (24 liter per 20 boeren per 2,5 hectare), Mirex / Tifom tegen mieren (20 kg per 20 boeren per 2,5 hectare) en Protexin tegen schimmelziektes als stengelrot (12 liter per 20 boeren per 2,5 hectare) (informatie van INDUPALSA) Op basis van deze gegevens zal worden uitgegaan van 0,5 kg fungicide en 0,5 kg insecticide per hectare per producent per jaar. Bevruchting. Een oliepalmboom heeft zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. Zelfbestuiving wordt voorkomen doordat er een tijdsverschil zit in de rijping van de vrouwelijke en mannelijke bloemen van dezelfde plant. De mannelijke en vrouwelijke bloemen geven een anijsgeur af die kleine insecten (curculionidos) aantrekt. Deze insecten bezoeken zowel de mannelijke als vrouwelijke bloemen waardoor bevruchting met stuifmeel plaats vindt. Bij alle geïnterviewde oliepalmproducenten vond de bevruchting op natuurlijke wijze plaats. Bij grootschalige teelt van oliepalm wordt vaak kunstmatige bevruchting toegepast waarbij het stuifmeel handmatig op de vrouwelijke bloemen wordt aangebracht. Foto 4 en 5. Vrouwelijke en mannelijke bloeiwijze. Oogst. De eerste trossen verse vruchten kunnen in het vierde jaar na definitieve plant worden geoogst. De opbrengst in ton trossen verse vruchten per hectare is weergegeven in tabel

63 Tabel 4.7. Theoretische opbrengst oliepalm in ton trossen verse vruchten per hectare. Productie jaar Opbrengst (in ton verse vruchten per hectare) 4 e jaar 8 5 e jaar 13 6 e jaar 16 7 e jaar 18 8 e jaar 22 9 e 25 e jaar 25 Bron: Informatie van regionale overheid van Ucayali, De maximale theoretische opbrengst is na 9 jaar met circa 25 ton trossen verse vruchten per jaar per hectare. In werkelijkheid is de opbrengst bij de kleinschalige producenten lager en varieert van 14 tot 20 ton trossen verse vruchten per hectare met een gemiddelde van 17 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. De zaden hebben een gemiddeld oliepercentage van 24% wat een opbrengst oplevert van ongeveer 4000 liter ruwe olie per hectare. De oogst vindt het hele jaar door plaats. De oogst wordt handmatig uitgevoerd. De geoogste trossen verse vruchten worden met een paard of kruiwagen naar de weg gebracht. Het transport naar de fabriek wordt collectief geregeld en vindt een keer per week plaats. De gemiddelde afstand naar de fabriek is 30 km. Foto 6 en 7. De oogst en transport van oliepalm. 61

64 Olie extractie. Het olie-extractie proces. De grondstof die gebruikt wordt voor de productie van ruwe olie zijn de trossen verse vruchten (racimos de frutas frescas (RFF)). De oliepalm levert ruwe palmolie (24%), de lege vruchtomhulsels (19%) en palmkoek (29%) die bestaat uit palmpit (10%) en vezels (19%). Het proces van de extractie van ruwe palmolie bestaat uit de volgende deelprocessen: sterilisatie, scheiden van vruchten, persen en zuiveren. Sterilisatie. De trossen verse vruchten worden met stoom van 140 ºC gesteriliseerd. Als brandstof voor de ketel worden de vezels gebruikt die later in het proces vrijkomen. Foto 8. Vezels gebruikt voor de sterilisatie ketel. Scheiden van vruchten. Na de sterilisatie worden de vruchten van de omhulsels gescheiden. De lege omhulsels gaan weer terug naar de producenten als meststof. Persen. De overgebleven vruchten worden verdund met water en geperst waardoor ruwe olie en koek ontstaat. De koek wordt gescheiden in vezels en de noot. De vezels worden weer gebruikt als brandstof voor de sterilisatieketel. De noot bestaat uit de pit en de schil. Van de palmpit kan een hoogwaardige olie worden gemaakt. OLAMSA heeft tot nu toe de pit verkocht aan het bedrijf Biohiguerol die de pit verwerkt tot olie en koek voor veevoer. Op de korte termijn gaat OLAMSA de pit zelf verwerken tot een zeer hoogwaardige olie voor menselijke consumptie. De ruwe olie gaat naar de zuivering. Zuivering. De ruwe olie wordt gezuiverd waardoor de zuivere olie ontstaat en afvalwater. Het afvalwater wordt in het geval van OLAMSA via zuivering via oxidatieputten en een vetvangput geloosd op de rivier. Het proces en deelprocessen met input en output is weergegeven in figuur

65 Figuur 4.2. Proces van extractie van ruwe palmolie 100% Trossen verse vruchten Stoom (25%) Vezels Water (25%) Fossiele diesel Sterilisatie Scheiden van vruchten Persen (70%) Zuiveren Evaporatie (11%) Condens (25%) Koek Vezels (19%) Noot Afvalwater (42%) Palmpit verwerking Schil (6%) Ruwe olie (24% Pit (4%) Bron: Samengesteld op basis van interview met OLAMSA, Juli / augustus Input en ouput. Input. Voor het energiegebruik wordt uitgegaan van literatuur gegevens. Voor de stoom wordt een energiegebruik van MJ per ton ruwe olie gerekend en voor de elektriciteit is uitgegaan van 20 kwh per ton trossen verse vruchten (Lam & Mohamed, 2009). Voor de opwekking van elektriciteit wordt fossiele diesel gebruikt. Output. Het hoofdproduct van het olie-extractie proces is de ruwe olie (24%) dat gebruikt wordt voor bakolie, margarine, etc. OLAMSA zet de ruwe olie af in Lima op 850 km afstand. INDUPALSA zet de ruwe olie af in Piura op 750 km afstand. Voor de berekeningen wordt een gemiddelde genomen van 800 km. De ruwe olie wordt via de weg vervoerd in tankwagens met een capaciteit van 30 ton. Bij het olie-extractie proces komen de volgende bijproducten vrij: - Lege omhulsels van vruchten (19%) die gebruikt worden voor meststof in de oliepalm plantages. - Vezels van de zaadkoek (19%) die gebruikt wordt als brandstof in de sterilisatieketel. 63

66 - Noot (10%) bestaande uit de schil (6%) die wordt gebruikt als bodembedekker in de kwekerij en de palmpit (4%) die momenteel verkocht wordt als veevoer maar die in het geval van OLAMSA op de korte termijn zelf verwerkt zal worden als een hoogwaardige olie voor menselijke consumptie. Naast de bijproducten komen de volgende afvalstoffen vrij namelijk: - Afvalwater dat, voordat het op de rivier wordt geloosd, gereinigd wordt door middel van een oxidatieproces en een vetvangput. - Rook uit het sterilisatieproces dat gereinigd wordt door middel van filters Biodieselproductie. Het biodiesel productieproces. De ruwe olie wordt door middel van een fysisch proces geraffineerd. Hierna wordt door middel van verestering de geraffineerde ruwe olie met alcohol (methanol of ethanol) en een katalysator omgezet in biodiesel en glycerine. Maximum ester opbrengst is na 90 minuten reactietijd bij 50 o C (Lam & Mohamed, 2009). Het productieproces is weergegeven in figuur 4.3. Figuur 4.3. Het biodieselproductieproces. Elektriciteit Stoom Ruwe olie (100%) Methanol (18%) Raffinage Verestering Katalysator (1,5%) Biodiesel (95%) Glycerine (18%) Afvalwater (rest) Uit 1 liter geraffineerde ruwe olie ontstaat ongeveer 95% biodiesel. De scheikundige formule van het veresteringsproces is weergegeven in figuur 4.4. Figuur 4.4. Scheikundige formule van het de productie van biodiesel. 1 triglyceride + 3 alcohol <Katalysator > 3 biodiesel + 1 glycerol 64

67 Input en output. Input. Inputs die gebruikt worden in het productieproces zijn alcohol (18%) en een katalysator (1,5%). Als alcohol wordt methanol gebruikt dat uit Chili moet worden geïmporteerd (1000 km per tankauto). Als katalysator wordt Natrium Hydroxide (NAOH) gebruikt dat in Lima beschikbaar is. Andere inputs zijn elektriciteit (923,4 MJ per ton biodiesel) en stoom (1360 MJ per ton biodiesel) (Lam en Mohamed, 2009). Output. Hoofdproduct is biodiesel wat direct als B100 als brandstof gebruikt kan worden of dat als B2 en B5 gemengd kan worden met diesel in de olieraffinaderijen. Bijproduct is de glycerine wat gebruikt kan worden voor het maken van zepen of gebruikt wordt in de verf en vernis industrie. Doordat er de laatste jaren meer biodiesel wordt geproduceerd is er een overschot aan glycerine op de markt ontstaan met grote prijsschommelingen als gevolg (Rupilius & Ahamad, 2007). Afvalproduct is afvalwater dat voordat het geloosd wordt op het oppervlaktewater gezuiverd wordt door middel van oxidatieputten en vetvangputten Kwaliteit van de biodiesel uit palmolie. Meer dan 100 jaar geleden gebruikte Rudolph Diesel plantaardige olie als motorbrandstof. De voordelen van biodiesel bij gebruik ten opzichte van fossiele diesel, zoals deze in de literatuur zijn te vinden, zijn dat ze hernieuwbaar zijn, een hogere verbrandingsefficiency hebben, een lager zwavelgehalte hebben, een hoger CN-getal en hogere biologische afbreekbaarheid. Wat betreft de uitstoot van fijn stof (PM) wordt deze bij het gebruik van biodiesel met 75% tot 83% teruggedrongen in vergelijking met fossiele diesel. De NOx uitstoot neemt licht toe bij het gebruik van biodiesel. Het nadeel van biodiesel ten opzichte van fossiele diesel is de iets lagere energie-inhoud namelijk 31,4 MJ/kg (Lam & Mohamed, 2009). Het nadeel van het gebruik van plantaardige oliën als dieselbrandstof is de hoge viscositeit (Demirbas, 2009). De productie van biodiesel uit plantaardige oliën produceert een methylvetzuren die de viscositeit van de olie verlaagt. Kwaliteitsstandaard voor de productie van biodiesel worden voor Europa beschreven in EN14214 en voor de Verenigde Staten in ATSM D6751. Kwaliteit wordt bepaald door de vetzuursamenstelling en dan met name cetaangetal, troebelingspunt, kinetische viscositeit en oxidatie stabiliteit. Het Cetaangetal is de belangrijkste parameter. De C/Nwaarde is een maat voor vertraging bij de verbranding van de brandstof van de ontsteking. Diesel in de Verenigde Staten en Europa moeten voldoen aan minimum criteria waarbij ASTM een minimum C/N-waarde van 47 hanteert en EN een minimum van 51 (King, et al., 2009; Demirbas, 2009). Het C/N getal van palmolie is 60 (Rupilius & Ahmad, 2007). Een van de nadelen van biodiesel van palmolie is dat het een hoog koudfilterpunt (Cold Filter Plugging Point, CFPP) heeft. De CFPP van biodiesel van palmolie is 10 vergeleken bij -10 voor sojabiodiesel en -12 voor koolzaad biodiesel. Door middel van additieven en / of wijzigingen van het niveau van nonverzadiging van de biodiesel, kan de CFPP worden aangepast aan de klimatologische eisen van de meeste regio's (Rupilius & Ahmad, 2007). 65

68 4.3. De levenscyclus van biodiesel uit jatropha Algemene gegevens. In het departement San Martin zijn er een klein aantal initiatieven op het gebied van de teelt van jatropha. Geïnterviewd zijn vijf kleinschalige jatrophaproducenten die deelnemen in het jatropha project van de organisatie CEDISA en het particuliere bedrijf TELLO groep. De jatrophaproducenten die deelnemen aan het project van CEDISA zijn afkomstig uit drie dorpen namelijk San Antonio, San Miquel en Solo. De eerste twee dorpen zijn niet-inheemse dorpen, het laatste dorp is een inheems dorp. De vijf geïnterviewde jatropha producenten zijn afkomstig uit het inheemse dorp Solo De teelt van jatropha. Kwekerij. Er zijn twee manieren om jatropha te vermeerderen namelijk via vegetatieve vermeerdering of vermeerdering via zaden. Bij vermeerdering via zaden worden de zaden eerst opgekweekt in een kwekerij. Het substraat bestaat uit drie delen grond, één deel zand en één deel compost. De zaden worden voor ze gezaaid worden eerst voorgekiemd door ze 24 uur in water te leggen en daarna 24 uur in de schaduw te drogen. Na het voorkiemen worden de zaden in polyethyleen zakjes gezaaid. De planten blijven 15 tot 20 dagen in de kwekerij (Echeverría Trujillo, 2007). Grondbereiding. In het geval van de deelnemers aan het CEDISA project werd op de plaats waar momenteel jatropha in associatie met voedselgewassen wordt verbouwd voorheen voedselgewassen geteelt. Bij omschakeling van voedselgewassen naar jatropha (wel of niet in associatie met andere gewassen) bestaat de grondbewerking uit het verwijderen van de bestaande vegetatie, keren en losmaken van de grond, egaliseren en uitlijnen. De grondbereiding vindt handmatig plaats. In het geval van de omschakeling van secundair bos of primair bos naar bouwland vindt de grondbewerking plaats als beschreven onder oliepalm. Jatropha heeft een diepe hoofdwortel en vier zijwortels. De planten vermeerderd door vegetatieve vermeerdering hebben geen diepe hoofdwortel. Voordeel van vermeerdering door zaad is dat de diepe wortel de grond vasthoudt in het geval van aardverschuivingen. De zijwortels kunnen bodemerosie door wind en water voorkomen (Achten et al., 2008). Bij een goed wortelsysteem hersteld jatropha onder semi-aride omstandigheden marginale gronden (Jongschaap et al., 2007). 66

69 Definitieve aanplant. De beste tijd voor het overplanten is aan het begin van de regentijd. Foto 9 en 10. Jatropha in monocultuur en jatropha in associatie met voedselgewassen. Bij een monocultuur van jatropha worden de volgende afstanden tussen rijen en planten gebruikt namelijk: - 3 x 3 meter (1111 planten per hectare) - 3 x 2 meter (1666 planten per hectare) - 2,5 x 2,5 meter (1600 planten per hectare) - 2 x 2 meter (2500 planten per hectare) Bij de producenten van het CEDISA project is 1 hectare jatropha geplant in associatie met voedselgewassen en inheemse bomen. De afstand tussen de jatropha planten is 3 meter en de afstand tussen de eerste drie rijen is ook 3 meter. Hiertussen kunnen voedselgewassen als maïs, bonen en banaan worden verbouwd. Na drie rijen is er een strook van 9 meter waar inheemse bomen zijn geplant als bijvoorbeeld Capirona (Calycophyllum sp.) voor de productie van hout. Bij dit systeem zijn er 800 planten per hectare. Zie figuur

70 Figuur 4.4. Aanplant van jatropha bij deelnemers van het CEDISA project. 3 m 9 m 3 m X X X X X X X X X X X X X X X Voedselgewassen X X X X X X X X X X X X X X Voedselgewassen X X X X X X X X X X X X X X X INHEEMSE BOMEN (bijvoorbeeld Calycophyllum sp.) X X X X X X X X X X X X X X X Voedsel gewassen X X X X X X X X X X X X X X Voedselgewassen X X X X X X X X X X X X X X X X = Jatropha Bron: Interview met CEDISA, juli/augustus Bemesting. Hoewel jatropha tolerant is voor armere gronden is de productie aanzienlijk hoger bij een goede vruchtbaarheid van de grond. De aanbevolen bemesting van jatropha is weergegeven in tabel 4.8. Tabel 4.8 Aanbevolen bemesting voor de productie van 1 hectare jatropha. Activiteiten Eenheid Hoeveelheid Eerste jaar Urea Kg 44 Superfosfaat Kg 89 Kalium chloride Kg 34 Dolomiet Kg 71,5 2e tot 25e jaar Urea Kg 22 Superfosfaat Kg 111 Kalium chloride Kg 50 Dolomiet Kg 71,5 Bron: Interview met INIA, juli/augustus In geval van een organische bemesting wordt aanbevolen 5 20 ton per hectare toe te passen afhankelijk van de bodemvruchtbaarheid en de plantdichtheid waarbij 1 kg per plant bij de aanplant, 3 kg per plant na de snoei en 3 kg per plant aan het begin van de bloei (Echeverría Trujillo, 2007). De jatropha producenten van het CEDISA project hebben geen kunstmatige bemesting toegepast. De gewasresten van de voedselgewassen worden gebruikt als organische bemesting. 68

71 Teeltmaatregelen. De belangrijkste teeltmaatregel is de snoei. Normaal gesproken ontwikkelt de struik zich tot een hoofdtak met 2 of 4 zijtakken. Aangezien het rendement van de plant afhangt van de hoeveelheid zijtakken is het belangrijk om te snoeien waardoor de plant zich uiteindelijk ontwikkelt tot 24 tot 36 takken. Aan het eind van de takken worden de vruchten gevormd. De eerste snoei is bij een hoogte van 50cm (70 tot 120 dagen na het verplanten). De tweede snoei is twee maanden na de eerste snoei en de derde snoei is 60 dagen na de tweede snoei. Het is noodzakelijk om de struik niet hoger dan 2 meter te laten worden in verband met de oogst. Een andere teeltmaatregel is de onkruidbestrijding. Bij de producenten van het CEDISA project werd dit handmatig gedaan. Bij de Tello- groep werd een systemische herbicide gebruikt. Bestrijding van ziekten en plagen. Jatropha staat er om bekend dat het tolerant is voor ziekten en plagen. Helaas geldt dit niet wanneer het als monocultuur wordt verbouwd (Jongschaap, et al., 2007). De belangrijkste plagen zijn witte mijt (Poliphagotarsonemus latus) en mieren. Belangrijkste ziektes zijn schimmelziektes als bijvoorbeeld botrytis. Vooral de witte mijt heeft grote schade aangericht aan de percelen van het onderzoeksinstituut INIA en de percelen van het project van de DED. Bestrijding van ziekten en plagen vind bij de Tellogroep op biologische wijze plaats door middel van besproeiingen met schimmels (Hirsutella thompsonii) en zwavel. Verder zijn er bij het perceel van de Tello-groep 10 miljoen liefheersbeestjes los gelaten als natuurlijke vijanden. Aangeraden wordt om jatropha niet in associatie te verbouwen met yucca omdat deze tot dezelfde familie behoren. Bij de jatrophaproducenten van het CEDISA project waren nog geen problemen met ziekten en plagen. Bevruchting. De plant is eenhuizig, de bloeiwijze is eenslachtige. De verhouding tussen de mannelijke en vrouwelijke bloemen varieert van 13:1 tot 29:1, de verhouding neemt af met de leeftijd van de struik. Oogst. De oogst vindt plaats wanneer de vruchten zwart beginnen te worden. De rijping is op iedere tak niet overal gelijk dus het oogsten vindt het gehele jaar door plaats. Bij het oogsten moet rekening worden gehouden met de giftigheid van de plant. Aangeraden wordt om bij de oogst handschoenen te dragen. De opbrengst hangt af van regenval, bodemtype en bodemfertiliteit, genetische eigenschappen, leeftijd van de plant en management en varieert tussen de 1,5 tot 7,8 ton droge zaden per hectare (Achten et al., 2008). De gemiddelde olieopbrengst van de droge zaden is 34,4%. (Achten et al., 2008). Omgerekend is dit ongeveer 1500 kg per hectare Olie-extractie en biodiesel productie. Voor het olie-extractieproces kan beginnen moeten de jatropha zaden gedroogd worden in het zonlicht. Het proces van olie-extractie vindt over het algemeen plaats door middel van mechanische persing en filtratie. Als input wordt elektriciteit gebruikt. Gegevens over elektriciteit gebruik zijn gehaald uit een onderzoek van Preuksakorn en Gheewala, 2009 waarbij gerekend is met een 2 paardenkracht (hp) kraakmachine met een capaciteit van 100 tot 120 kg zaad per uur, een 5 hp pers met een capaciteit van 12,5 tot 20 kg olie per uur en een filtratiemachine met een capaciteit van ,4 kg olie per uur (Preuksakorn & Gheewala, 2008). 69

72 Producten die vrijkomen bij de olie-extractie zijn de jatropha-olie en de zaadkoek. De zaadkoek heeft een eiwit percentage van 58,1% van het gewicht en heeft een energiegehalte van 18,2 MJ per kg. In de koek zitten verschillende giftige stoffen (phorbolesters) waardoor het niet geschikt is voor veevoer. De koek kan wel gebruikt worden als een biologische insecticide en als meststof. Phorbolesters breken in zes dagen af. Tot slot kan de koek gebruikt worden voor brandstof voor bijvoorbeeld biogas. (Achten, et al., 2008; Alfonso Baroli, 2008) Biodiesel productie uit jatropha-olie. Evenals de palmolie wordt de jatropha-olie in biodiesel omgezet door middel van verestering. Zie voor het proces paragraaf Maximum ester opbrengst is na 90 minuten reactie tijd bij 60oC. Input. Aanbevolen inputs zijn 18% methanol en 1,0 % NaOH (Lam & Mohamed, 2009). Volgens een studie van Preuksakorn en Gheewala is voor 80 liter ruwe olie circa 3,95 kwh elektriciteit nodig (Preuksakorn & Gheewala, 2008). 1 liter olie geeft ongeveer 95% biodiesel. Output. Hoofdproduct is biodiesel dat direct als B100 als brandstof gebruikt kan worden of dat als B2 en B5 gemengd kan worden met diesel in de olieraffinaderijen. Bijproduct is de glycerine wat gebruikt kan worden voor het maken van zepen of gebruikt wordt in de verf en vernis industrie. Overige output is het afvalwater Kwaliteit van biodiesel uit jatropha. Het cetaangetal voor biodiesel uit jatropha ligt tussen de 50 en 57 en voldoet hiermee aan de kwaliteitscriteria. Het vertroebelingspunt van jatropha vetzuren ligt tussen de 4 en 8 o C dat te hoog is voor gebruik als B100 gedurende de winter in gematigde klimaten en hoogland. Als mengsel van B5 levert dit geen problemen op. De normen voor de viscositeit liggen voor ASTM tussen de 1,9 6,0 en voor EN tussen de 3,5 5,0 op 40 o C, De viscositeit van jatropha biodiesel valt onder deze normen (King et al, 2009). Vergeleken met biodiesel uit palmolie is het energiegehalte van biodiesel uit jatropha iets hoger namelijk 39,77 MJ/ kg (Lam & Mohamed, 2009). 70

73 5. Impact van kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha voor duurzaamheid Inleiding. In dit hoofdstuk is gekeken naar de impact van kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha voor de duurzaamheid. Dit op basis van de in hoofdstuk 4 beschreven levenscyclus. Als referentie is gekozen voor de teelt van 1 hectare oliepalm en / of jatropha en 1 kg biodiesel uit palmolie en / of jatropha. Uitgegaan is van een levensduur van een oliepalm plantage en jatropha plantage van 25 jaar. Voor de teelt van oliepalm is uitgegaan van twee varianten. Bij variant 1 is uitgegaan van de aanbevolen hoeveelheden kunstmest en de in de theorie beschreven opbrengsten van maximaal 25 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. Bij variant 2 wordt uitgegaan van de werkelijke situatie van de geïnterviewde oliepalmproducenten waarbij deels gebruik wordt gemaakt van kunstmest en deels van organische meststoffen. De behaalde opbrengsten zijn gemiddeld lager namelijk 17 ton trossen verse vruchten per hectare. Bij de teelt van jatropha is ook uitgegaan van twee varianten. Bij variant 1 wordt jatropha verbouwd in monocultuur, waarbij gebruik gemaakt wordt van de aanbevolen hoeveelheden kunstmest met opbrengsten van gemiddeld 5 ton droge zaden per hectare per jaar. Bij variant 2 wordt jatropha in associatie verbouwd met voedselgewassen en wordt er geen gebruik gemaakt van (kunst)meststoffen. De gemiddelde opbrengsten is 1,5 ton droge zaden per hectare per jaar. Bij de levenscyclusanalyse is de nadruk gelegd op de eerst drie stappen in de keten namelijk de teelt van de grondstoffen, de olie-extractie en de biodieselproductie. Per stap in de keten zijn de ingrepen geïdentificeerd die zijn beschreven in hoofdstuk 2. In de effectbeoordeling zijn de ingrepen vermenigvuldigd met de bijbehorende karakterisatiefactoren. De karakterisatiefactoren zijn gebaseerd op literatuurgegevens en zijn weergegeven in bijlage 4. Per ingreep is gekeken wat de effecten zijn voor duurzaamheid. De impact op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten zijn respectievelijk weergegeven in paragraaf 5.2, 5.3 en Economische aspecten Inkomen en inkomensverdeling. Oliepalm. In bijlage 8 tabel 1 is een uitgebreid overzicht gegeven van de rentabiliteit van 1 hectare oliepalm (143 planten per hectare) over 25 jaar voor variant 1. Omdat kleinschalige producenten vaak de arbeidskosten niet meenemen in productiekosten zijn de berekeningen op twee manieren uitgevoerd namelijk met berekening van arbeidskosten en zonder berekening van de arbeidskosten. Wat betreft de prijzen van de inputs als de prijs van de trossen verse vruchten is uitgegaan van het prijspeil van augustus Een samenvatting is te zien in tabel

74 Tabel 5.1: Rentabiliteit 1 hectare oliepalm met gebruik van kunstmest over 25 jaar (variant 1). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Prijs per eenheid Kosten en baten (inclusief Kosten en baten (exclusief arbeidskosten) arbeidskosten) (in sol) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) Kosten 1-3 jaar 6.216, , , ,55 Kosten 4-25 jaar , , , ,15 Totale kosten , , , ,70 Opbrengst 4 25 jaar ton 502,00 278, , , , ,00 Winst per hectare over 25 jaar Sol / $ , , , ,30 In tabel 5.1. is te zien dat de investeringskosten voor de teelt van oliepalm bij variant 1 (inclusief arbeidskosten) voor de eerste drie jaar sol ($2.144) zijn en voor de teelt exclusief arbeidskosten een investering nodig is van sol ($1.475,00). De winst van oliepalm (inclusief arbeidskosten) is sol ($ ) per hectare over 25 jaar. Per jaar is dit een winst van sol ($ 624). Bij een minimumloon van sol ($ 1634) per jaar zou 2,5 hectare oliepalm voldoende zijn om de producenten van een minimum inkomen te voorzien. Wanneer de arbeidskosten niet worden doorgerekend is de winst per jaar sol ($ 1.149) waarbij 1,5 hectare voldoende zou zijn om te voorzien in een minimum inkomen. In werkelijkheid gebruiken de producenten minder kunstmest en maken daarnaast gebruik van de lege omhulsels van de vruchten die gratis door de olie-extractie fabriek aan de producenten worden teruggeleverd met alleen betaling van de transportkosten. De opbrengsten zijn dan wel lager namelijk gemiddeld 17 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. In bijlage 8 tabel 2 is een uitgebreid overzicht gegeven van de rentabiliteit van 1 hectare oliepalm over 25 jaar bij variant 2. In tabel 5.2. is hiervan een samenvatting te zien Tabel 5.2: Rentabiliteit 1 hectare oliepalm met deels kunstmest en deels organische meststoffen over 25 jaar (variant 2). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Prijs eenheid per Kosten en baten (inclusief arbeidskosten) Kosten en baten (exclusief arbeidskosten) (sol) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) Kosten 1-3 jaar 5.862, , , ,69 Kosten 4-25 jaar , , , ,40 Totale kosten , , , ,09 Opbrengst 4 25 jaar Winst per hectare over 25 jaar ton , , , , , , , , ,91 In tabel 5.2. is te zien dat de winst (inclusief de arbeid) Sol ,73 ($14.365,77) over 25 jaar is. Dit betekent een winst van Sol ($ 575 ) per jaar. Voor het verkrijgen van een minimum inkomen is ongeveer 3 hectare nodig. Wanneer arbeidskosten, of te wel eigen arbeid, niet wordt meegerekend dan is de winst per jaar Sol ($ 1.100) waardoor 1,5 hectare oliepalm voldoende zou zijn voor een minimum inkomen. 72

75 Oliepalm geeft pas na het vierde jaar opbrengsten. De investering voor de eerst drie jaren is bij beide varianten rond de sol ($ 2.000) nodig inclusief berekening van arbeidskosten en rond de sol ($ 1.500) zonder berekening van de arbeidskosten. Omdat kleine producenten over het algemeen geen toegang hebben tot kapitaal is het noodzakelijk dat zij toegang krijgen tot krediet met een betalingsuitstel van vier jaar. De huidige aanwezige kredieten waarbij al na één jaar moet worden afbetaald zijn niet geschikt voor oliepalmproducenten. De rentabiliteit van de oliepalmteelt bij kleine boeren zou verhoogd kunnen worden door het verhogen van de opbrengsten en het verhogen van de prijs voor de trossen verse vruchten. Dit eerste kan door het verbeteren van de bemesting. Aangezien kunstmest duur is zou optimaal gebruik gemaakt kunnen worden van de lege omhulsels van de vruchten die nu op kleine schaal als organische meststof worden toegediend. Onderzoek zou moeten worden gedaan naar de bijdrage van deze organische meststof aan de nutriënten in de bodem. Bij verhoging van het gebruik van kunstmest zou het gezamenlijk inkopen van kunstmest de prijs per kg kunnen verlagen waardoor de productiekosten verlaagd worden. Bemesting op basis van een bodemanalyse kan onder- en overbemesting voorkomen. De rentabiliteit van oliepalm is sterk afhankelijk van de prijs die wordt betaald voor een ton trossen verse vruchten. Door middel van CONAPAL is op nationaal niveau een vaste prijs afgesproken voor een ton verse vruchten. Dit betekent dat alle olie-extractie fabrieken dezelfde prijs hanteren. Deze prijs is afhankelijk van de internationale prijs van ruwe olie en is daardoor onderhevig aan grote schommelingen. In 2006 was de prijs voor een ton trossen verse vruchten nog $ 160 (464 sol) (Dirección Regional Agraria de San Martin, 2007). Deze prijs is in augustus 2009 gezakt tot $ 96 (287 sol). De daling van de prijs heeft vooral grote gevolgen voor kleine boeren omdat zij minder financiële speelruimte hebben dan grote bedrijven. De minimum prijs die een oliepalmproducent moet ontvangen om geen verlies te draaien is 203 sol ($ 70,00). Een ander probleem dat vooral de olieextractiefabrieken ondervinden is de import van de goedkopere gesubsidieerde sojaolie uit Verenigde Staten waardoor de markt is voor de eigen geproduceerde nationale palmolie kleiner wordt en dus de prijs omlaag gaat. Biodiesel producenten in de Verenigde Staten krijgen een belastingsvoordeel van $ 1,00 per gallon (3,785 liter) geproduceerde biodiesel (Gubler, 2007). Overigens levert de oliepalmteelt niet alleen inkomsten op voor de oliepalmproducenten maar levert het ook werkgelegenheid op voor de regio. Alle producenten gaven aan in drukke tijden loonarbeiders in te huren. Verder wordt er werkgelegenheid gecreëerd door het transport en verwerking van de vruchten. Doordat variant 1 hogere opbrengsten heeft en daardoor meer arbeid nodig is bij de oogst is de positieve bijdrage aan de werkgelegenheid van variant 1 groter dan variant 2. Jatropha. In bijlage 9 tabel 1 is een uitgebreide financiële analyse te zien van de rentabiliteit van 1 hectare jatropha in monocultuur over 25 jaar (variant 1). Uitgegaan is van de aanbevolen kunstmest en een theoretische opbrengst van 5 ton droge zaden per jaar. Evenals bij de financiële analyse van oliepalm zijn twee berekeningen gemaakt namelijk inclusief arbeidskosten en exclusief arbeidskosten. In tabel 5.3. is een samenvatting van de rentabiliteit van jatropha in monocultuur te zien. 73

76 5.3. Rentabiliteit 1 hectare jatropha in monocultuur met gebruik van kunstmest over 25 jaar (variant 1). Hoeveel Prijs per Omschrijving Eenheid heid / 1 ha / 25 jaar eenheid (in sol) Kosten en baten (inclusief arbeidskosten) Kosten en baten (exclusief arbeidskosten) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) Kosten 1e jaar 2.355,47 812,23 815,47 281,19 Kosten 2-25 jaar , , , ,13 Totale kosten , , , ,33 Opbrengst ton 125,00 580, , , , ,00 Winst per hectare over 25 jaar , , , ,67 Jatropha heeft in tegenstelling tot oliepalm al na 1 jaar opbrengst. De investeringskosten voor het eerste jaar zijn sol ($ 812) inclusief arbeidskosten en 815 sol ($ 281) exclusief arbeidskosten. Vergeleken met oliepalm zijn de investeringskosten lager. Wat betreft de rentabiliteit is de winst over 25 jaar ongeveer sol ($ 5.822) inclusief arbeidskosten en ($ ) exclusief arbeidskosten. Per jaar levert dit een winst op van respectievelijk 675 sol ($ 233) inclusief arbeidskosten en sol ($ 765) exclusief arbeidskosten. Bij een minimumloon van sol ($ 1.634) per jaar zou respectievelijk 7 hectare en 2 hectare jatropha voldoende zijn om de producenten van een minimum inkomen te voorzien Jatropha kan ook in associatie verbouwd worden met voedselgewassen (variant 2). Het aantal planten per hectare wordt dan lager namelijk 800 planten. Als bemesting wordt gebruik gemaakt van plantenresten. De opbrengst is laag en wordt geschat op 1,5 ton droge zaden per hectare per jaar. De rentabiliteit van jatropha in associatie met voedselgewassen is weergegeven in bijlage 9 tabel 2. Een samenvatting is weergegeven in tabel 5.4. Ook hier is een berekening gemaakt inclusief en exclusief arbeidskosten Rentabiliteit van 1 hectare jatropha in associatie met voedselgewassen over 25 jaar (variant 2). Hoeveel Prijs per Kosten en baten (inclusief Kosten en baten (exclusief Omschrijving Eenheid heid / 1 ha / eenheid arbeidskosten) arbeidskosten) 25 jaar (in sol) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) Kosten 1e jaar 1.208,80 416,83 228,80 78,90 Kosten 2-25 jaar , , ,10 475,90 Totale kosten , , ,90 554,79 Opbrengst ton 37,50 580, , , , ,00 Winst (25 jaar) 6.057, , , ,21 In tabel 5.4. is te zien dat de investeringskosten voor het eerste jaar sol ($ 417) inclusief arbeidskosten zijn. Exclusief arbeidskosten zijn de investeringskosten 229 sol ($ 79). De winst over 25 jaar is ($2.089) inclusief arbeidskosten ($ 6.175) exclusief arbeidskosten. Per jaar betekent dit een winst van respectievelijk 242 ($ 83) en 806 sol ($ 278). Bij een minimum jaarlijks inkomen van 4680 sol ($ 1634) zou per jaar respectievelijk 19 hectare en 6 hectare jatropha nodig zijn om de producenten van een minimum inkomen te voorzien 74

77 Evenals oliepalm is de rentabiliteit van jatropha sterk afhankelijk van de prijs voor de droge zaden. In de berekeningen is uitgegaan van een prijs van $ 200,00 per ton droge zaden. Dit is de prijs die de Duitse Ontwikkelings Organisatie (DED) aan de boeren betaald die in de nabijheid van de olieextractiefabriek van de organisatie wonen. In werkelijkheid is er voor de boeren in Pucallpa en Tarapoto momenteel geen afzetmarkt voor jatrophazaden waardoor deze prijs in die regio s niet betaald wordt. De maximale prijs die hier voor een ton droge zaden wordt betaald is 290,00 sol ($100,00). De prijs die een jatropha producent moet behalen om geen verlies te draaien is 450,00 sol ($ 155,00) voor een ton droge zaden in het geval van variant 1. Een van de voorwaarden om de teelt van jatropha te stimuleren is het creëren van een lokale afzetmarkt voor de droge zaden. De organisaties van oliepalmboeren en hun olie-extractie fabrieken zouden hiervoor een voorbeeld kunnen zijn. Verder zou de rentabiliteit van jatropha verbeterd kunnen worden door de opbrengsten per hectare te verhogen en de productiekosten te verlagen. Dit zou gerealiseerd kunnen worden door het gebruik van een organische bemesting als bijvoorbeeld wormencompost. Wat betreft de bijdrage aan werkgelegenheid levert variant 1 een kleine positieve bijdrage doordat voor de oogst van jatropha veel mankracht nodig is. Wat betreft variant 2 is de bijdrage op de werkgelegenheid neutraal omdat de jatropha op zodanig kleinschalige manier wordt geteeld er geen externe arbeidskrachten nodig zijn. De Netto Contante Waarde (NCW) is een maatstaf voor het vergelijken van financiële voordelen. Een project is aantrekkelijk als de NCW positief is. De NCW wordt berekend door alle kosten over 25 jaar af te trekken van de opbrengsten over dezelfde periode en deze te delen door een disconteringsvoet. De Netto Contante waarde voor de teelt van oliepalm en jatropha voor beide varianten is te zien in bijlage 10. De NCW voor oliepalm variant 1 en 2 is respectievelijk ,98 en ,38 en de NCW voor jatropha variant 1 en 2 is respectievelijk 6.088,71 en 1.544,53. De NCW is in alle gevallen positief maar is het grootst is in het geval van oliepalm voor zowel variant 1 als 2. De NCW is het kleinst bij de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen (lokale) Energiezekerheid. Zoals al in hoofdstuk 3 is aangegeven vindt de productie van biodiesel uit palmolie nog maar op zeer kleine schaal plaats in Peru door één bedrijf. De productie van biodiesel uit jatropha vindt nog niet plaats. Om aan de mengverplichtingen van B2 te voldoen wordt als grondstof voor de productie van biodiesel goedkope gesubsidieerde sojaolie uit de Verenigde Staten geïmporteerd. De ruwe palmolie die in het Amazonegebied wordt geproduceerd wordt naar Lima vervoerd en daar verder verwerkt tot plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie en cosmetische producten. Peru is momenteel niet zelfvoorzienend in de productie van plantaardige oliën en vetten voor menselijk consumptie. In 2007 werd ongeveer 20% van de nationale vraag naar olie voor menselijk consumptie geïmporteerd (Informatie van SNI, 2009). Geschat wordt dat er in totaal hectare oliepalm nodig is om te voorzien in de nationale vraag naar plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Het beleid van de overheid is erop gericht om eerst te voorzien in de vraag van plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie en daarna over te gaan op de productie van biodiesel. Dit zal verder behandeld worden onder het thema voedselzekerheid in paragraaf

78 De energiebronnen die momenteel in het Amazonegebied worden gebruikt zijn traditionele biobrandstoffen als brandhout en fossiele brandstoffen als diesel, benzine en kerosine. Van de geïnterviewde producenten maakten alle producenten gebruik van brandhout voor het koken en kerosine of lampenolie voor de verlichting. Voor transport en machines maakten alle geïnterviewde producenten gebruik van fossiele brandstoffen als diesel en benzine. Zoals al weergegeven in hoofdstuk 3 is de lokale vraag naar biodiesel in het Amazonegebied bij verplichte bijmenging van 2% biodiesel met diesel (B2) ongeveer 4 miljoen liter. Bij verplichte bijmenging van 5% (B5) in 2011 is de vraag naar biodiesel ongeveer 11 miljoen liter. Om aan de biodieselvraag voor B2 in 2009 te voldoen is respectievelijk hectare oliepalm of hectare jatropha nodig. Om aan de biodieselvraag voor B5 in 2011 te voldoen is respectievelijk hectare oliepalm of hectare jatropha nodig. Om alle diesel in het Amazonegebied te vervangen door biodiesel is een areaal van hectare oliepalm nodig en hectare jatropha. Met een huidig areaal van hectare is het niet mogelijk om biodiesel te produceren zonder de voedselzekerheid aan te tasten. Bij een verwachte toekomstige korte termijn uitbreiding van hectare oliepalm zou kunnen worden voldaan aan de nationale vraag naar B2 in 2009 en de lokale vraag naar B2 in 2009 en B5 in Met een totaal potentieel areaal van hectare voor oliepalm in de departementen Ucayali, San Martin en Loreto zou in de toekomst de gehele lokale vraag naar diesel kunnen worden vervangen door biodiesel en een deel van de nationale vraag. Het areaal aan jatropha is momenteel te klein om bij te dragen aan de vraag naar biodiesel. Wat betreft de verwachting voor toekomst zijn er zowel in het departement Ucayali als San Martin mogelijkheden voor verdere uitbreiding jatropha. Om de productie van jatropha te stimuleren is het belangrijk dat het technisch pakket verder ontwikkeld wordt en er een lokale afzetmarkt komt voor de droge zaden. Het potentiële areaal voor jatropha in het Amazonegebied is met hectare groter dan het potentiële areaal voor oliepalm. Wel is de opbrengst per hectare van jatropha lager waardoor er per kg biodiesel een groter areaal nodig is. Indien de biodiesel voor lokaal gebruik zou worden aangewend, is het aan te bevelen dat de productie van biodiesel in het gebied zelf plaats vindt. De olie-extractiefabriek OLAMSA heeft plannen om op de korte termijn over te gaan op raffinage van ruwe palmolie en biodieselproductie. In San Martin heeft de Tello-groep plannen om in eerste instantie de ruwe palmolie van INDUPALSA te verwerken tot biodiesel en later over te gaan tot olie-extractie van de eigen geproduceerde jatropha zaden Ecologische aspecten. De energiebalans is de verhouding tussen de totale energie-output en energie-input. Het energieverbruik is per stap in de keten onderzocht en uitgedrukt in MJ. Wat betreft de uitstoot van broeikasgassen is de belangrijkste broeikasgassen koolstofdioxide (CO 2 ), stikstofoxide (N 2 O) en methaan (CH 4 ) onderzocht. De broeikasgassen zijn uitgedrukt in CO 2- equivalenten (kg CO 2 ). Tot slot is gekeken naar de effecten voor de biodiversiteit. 76

79 Energiebalans. Oliepalm. In bijlage 11 is een uitgebreid overzicht gegeven van het energiegebruik van de eerste drie stappen van de keten van de productie van biodiesel uit oliepalm. Bij de berekeningen is het energiegebruik van de fossiele brandstoffen en de materialen die gebruikt worden in iedere stap van de keten meegenomen. De karakterisatiefactoren zijn beschreven in bijlage 4. Evenals bij de economische analyse is uitgegaan van twee varianten namelijk variant 1 met de aanbevolen hoeveelheden kunstmest en maximale hypothetische opbrengsten en variant 2 bij deels gebruik van kunstmest en deels gebruik van organische meststoffen en lagere opbrengsten van gemiddeld 17 ton trossen verse vruchten per hectare. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.5. Tabel 5.5. Energiegebruik voor de productie van 1 hectare biodiesel uit oliepalm over 25 jaar voor variant 1 en 2. Omschrijving Oliepalm (variant 1) Oliepalm (variant 2) Enegiegebruik Per hectare Per kg biodiesel Per hectare Per kg biodiesel Teelt (MJ) ,46 1, ,18 0,80 Olie-extractie (MJ) ,84 15, ,08 15,75 Biodiesel productie (MJ) ,56 8, ,52 8,68 Totaal (MJ) ,86 25, ,78 25,23 Output Biodieselproductie (ton) 114,46 85,27 Glycerine (ton) 20,60 15,35 Totaal output (ton) 135,06 100,62 Het totale energiegebruik van de productie van biodiesel van 1 hectare oliepalm bij variant 1 is MJ waarvan MJ bij de teelt, MJ bij de olie-extractie en MJ bij de biodieselproductie. Bij variant 2 is het totale energieverbruik lager namelijk MJ waarvan MJ bij de teelt, MJ bij de olie-extractie en MJ bij de biodieselproductie. Het hoofdproduct is de biodiesel. Bijproducten zijn lege omhulsels, vezels en glycerine. Omdat de lege omhulsels weer gebruikt worden als meststof en de vezels worden gebruikt als brandstof in de sterilisatieketel wordt het energiegebruik verdeeld over de biodiesel en de glycerine. Over het algemeen is het beter om allocatie te doen op basis van prijzen (Reijnders, 2008) maar aangezien de prijs van zowel biodiesel maar vooral ook glycerine onderhevig zijn aan grote schommelingen is gekozen voor allocatie op basis van gewicht. In variant 1 is bij een totale opbrengst van 135 ton het energiegebruik per kg biodiesel 25,9 MJ. Bij variant 2 is bij een opbrengst van 101 ton het energiegebruik per kg biodiesel iets lager namelijk 25,3 MJ. In beide gevallen is het hoogste energieverbruik te zien bij de olie-extractie zie figuur

80 Figuur 5.1. Energiegebruik bij productie van biodiesel uit oliepalm (in MJ/ kg biodiesel) voor variant 1 en variant 2. 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 Oliepalm (theoretisch) ha / 25 jaar Oliepalm (werkelijk) ha / 25 jaar 5,00 0,00 Teelt Olieextractie Biodiesel productie Totaal Jatropha. In bijlage 12 is een uitgebreid overzicht gegeven van het energiegebruik van de productie van biodiesel uit jatropha en dan de eerste drie stappen van de keten voor variant 1 en variant 2. In tabel 5.6. is hiervan een samenvatting gegeven. Tabel 5.6. Energiegebruik voor de productie van biodiesel uit1 hectare jatropha in monocultuur over 25 jaar (variant 1) en in associatie met voedselgewassen (variant 2). Omschrijving Jatropha (theoretisch) Jatropha (werkelijk) Per hectare Per kg biodiesel Per hectare Per kg biodiesel Input Energiegebruik teelt (MJ) ,35 1,41 0,04 0,00 Energiegebruik olieextractie (MJ) ,85 1, ,94 1,02 Energiegebruik biodiesel productie (MJ) ,49 6, ,94 6,82 Totaal energiegebruik (MJ) ,69 9, ,92 7,84 Output Biodieselproductie (ton) 40,85 12,26 Glycerine (ton) 7,35 2,21 Totaal output (ton) 48,20 14,47 In de tabel is te zien dat het totale energieverbruik bij variant 1 circa MJ is waarvan MJ bij de teelt, bij de olie-extractie en MJ bij de biodieselproductie. Bij variant 2 is het totale energiegebruik MJ waarvan 0,04 MJ bij de teelt, MJ bij de olie-extractie en MJ bij de biodieselproductie. Bij opbrengsten van 48,2 ton en 14,5 ton biodiesel voor respectievelijk variant 1 en 2 is bij allocatie op basis van gewicht het energiegebruik per kg biodiesel jatropha voor variant 1 circa 9,24 MJ en bij variant 2 circa 7,84 MJ. 78

81 In figuur 5.2. is het energiegebruik per stap in de keten voor de twee varianten weergegeven. Hierbij valt op dat het energiegebruik in de teelt bij variant bijna 2 bijna 0 is en dat bij beide varianten het hoogste energieverbruik in de biodieselproductie zit. Zie figuur 5.2. Figuur 5.2. Energiegebruik bij productie van biodiesel uit jatropha (in MJ per kg biodiesel). 10,00 9,00 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 Jatropha (monocultuur) ha / 25 jaar Jatropha (associatie) ha / 25 jaar 3,00 2,00 1,00 0,00 Teelt Olie-extractie Biodieselproductie Totaal De energiebalans is de totale energie output / energie input. Het energiegehalte van biodiesel uit oliepalm en jatropha is respectievelijk 31,4 MJ / kg en 39,77 MJ / kg (Lam & Mohamed, 2009). Op basis van bovenstaande gegevens is de energiebalans voor de productie van biodiesel uit palmolie in variant 1 circa 31,4 / 25,9 = 1,2 en is de energiebalans van biodiesel uit oliepalm voor variant 2 circa 31,4 / 25,3 = 1,2. Voor de productie van biodiesel uit jatropha is de energiebalans hoger namelijk 39,77 / 9,24 = 4,3 voor variant 1 en 39,77 / 7,84 = 5,1 voor variant 2. Belangrijk is dat de energiebalans groter is dan één, met andere woorden de productie van biobrandstoffen mag niet meer fossiele energie vragen dan de hoeveelheid energie die de biobrandstof oplevert. Bij zowel de productie van biodiesel uit palmolie als de productie van biodiesel uit jatropha is de energiebalans positief waarbij de energiebalans voor biodiesel uit jatropha veel gunstiger is ten opzichte van biodiesel uit palmolie. Dit omdat de extractie van palmolie veel energie gebruikt. Bij de teelt van jatropha is de energiebalans in de situaties met gebruik van organische meststoffen iets gunstiger dan die in de situaties waar volledige kunstmestbemesting wordt toegepast. Dit komt vooral omdat voor de productie van kunstmest meer energie nodig is dan voor organische meststoffen Uitstoot broeikasgassen. Koolstofdioxide. In de analyse naar de uitstoot van broeikasgassen is op basis van de drie eerste stappen in de keten: teelt van grondstoffen, olie-extractie en biodieselproductie gekeken naar veranderend landgebruik en het gebruik van fossiele brandstoffen, materialen, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. De impact is weergegeven in CO 2 equivalenten of te wel kg CO 2 Oliepalm. Van de tien geïnterviewde oliepalmproducenten in Ucayali was het landgebruik voor de teelt van oliepalm in drie gevallen secundair bos oftewel purma, in drie gevallen de illegale teelt van coca, in drie gevallen voedselgewassen en in één geval grasland. Van de vijf geïnterviewde oliepalmproducenten in San Martin was het landgebruik voor de teelt van oliepalm in drie gevallen secundair bos en in twee gevallen voedselgewassen. 79

82 Uit een studie van INIA en ICRAFF is de C-voorraad van de verschillende landgebruiksystemen in Pucallpa (Ucayali) weergegeven. Dit betreft zowel de bovengrondse als ondergrondse C voorraad (Alegre & Arevalo, 2003). De C-voorraad van de verschillende landgebruiksystemen is weergegeven in bijlage 4. In tabel 5.7. is een samenvatting gegeven van verandering in C-voorraad en de daarmee samenhangende CO 2 -uitstoot of CO 2 -binding voor omschakeling van de verschillende landgebruiksystemen naar oliepalm. Tabel 5.7. Uitstoot broeikasgassen bij veranderend landgebruik naar oliepalm (1 hectare over 25 jaar). Omschakeling C- voorraad C- voorraad C - afname / C Uitstoot / binding landgebruiksysteem Oliepalmplantage (in toename (in ton broeikasgassen (in ton/ ha) ton C/ ha) C/ ha) (in ton CO 2/ ha) Primair bos 241,1 99,2-141,9 +520,3 Secundair bos (15 jaar) 172,3 99,2-73,1 +268,0 Secundair bos (3 jaar) 40,8 99,2 +58,4-214,1 Eenjarig voedsel gewas 31,0 99,2 +68,2-250,1 (maïs) Bron: Alegre & Arevalo, In tabel 5.7. is te zien dat bij de omschakeling van 15-jarig oud secundair bos naar oliepalm de afname van de C-voorraad 73,1 ton C per hectare is. Met een moleculair gewicht van C van 12 en van CO 2 van 44 wordt de CO 2 -uitstoot berekend in 73,1 ton x 44/12 = 268,0 ton CO 2 per hectare. Bij de omschakeling van secundair bos (3 jaar) naar oliepalm vindt er een toename in de C-voorraad plaats resulterend in een CO 2 -binding van 214,1 ton per hectare. In bijlage 11 is de CO 2 -uitstoot van de productie van biodiesel uit palmolie (variant 1 en 2) per stap in de keten weergegeven. Evenals in de energieanalyse is uitgegaan van een opbrengst van 114,5 ton biodiesel en 20,6 ton glycerine (totaal 135,1 ton) in variant 1 met volledig gebruik van kunstmest en 85,3 ton biodiesel en 15,4 ton glycerine (totaal 100,7 ton) voor variant 2 met deels gebruik van kunstmest en deel organische stoffen. De allocatie is gedaan op basis van gewicht. Een samenvatting is te zien in tabel 5.8. en 5.9. Hierbij is het veranderend landgebruik meegenomen uitgaande van twee situaties namelijk omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm (tabel 5.8) en omschakeling van een 3-jarig secundair bos naar oliepalm (tabel 5.9). 80

83 Tabel 5.8. CO2 uitstoot voor de productie van biodiesel uit oliepalm (1 ha) bij omschakeling van secundair bos (15 jaar) naar oliepalm. Omschrijving Oliepalm (theoretisch) Oliepalm (werkelijk) Per hectare per kg biodiesel per hectare per kg biodiesel CO 2 uitstoot / binding verandering landgebruik (kg CO 2) ,33 1, ,33 2,66 CO 2 uitstoot teelt (kg CO 2) ,99 0, ,67 0,05 CO 2 uitstoot olie-extractie (kg CO 2) 8.533,43 0, ,57 0,06 CO 2 uitstoot biodiesel productie (kg CO 2) ,61 0, ,10 0,48 Totaal CO 2 uitstoot (kg CO 2) ,36 2, ,67 3,25 Output Biodieselproductie (ton) 114,46 85,27 Glycerine (ton) 20,60 15,35 Totaal output (ton) 135,06 100,62 In tabel 5.8 is te zien dat de grootste CO 2 -uitstoot per kg biodiesel (circa 70%) veroorzaakt wordt door het veranderend landgebruik. Deze is relatief het hoogst bij variant 2 omdat de opbrengst per hectare lager is en daardoor de uitstoot per kg biodiesel relatief groter wordt. De teelt en olie-extractie vormen een relatief klein aandeel van de totale CO 2 uitstoot. Wanneer we de CO 2- uitstoot van 1 kg biodiesel vergelijken met de CO 2- uitstoot van 1 kg diesel (3,2 kg CO 2 ) dan is te zien dat door vervanging van diesel door biodiesel er in het geval van variant 1 een vermindering van de CO 2 -uitstoot optreed met 0,6 kg per kg biodiesel (67 ton CO 2 per hectare over 25 jaar), maar bij variant 2 de CO2-uitstoot iets groter wordt met 0,1 kg CO2 per kg biodiesel. Dit heeft net als al eerder genoemd is te maken met het feit dat bij variant 2 de opbrengsten lager zijn waardoor de CO 2 -uitstoot per kg biodiesel groter is. In tabel 5.9 is te zien dat bij omschakeling van 3-jarig secundair bos er een netto CO 2 -binding optreed van 1,0 kg CO 2 per kg biodiesel doordat de C-voorraad toeneemt door de oliepalmplantage. De CO 2 - binding is relatief het grootst bij variant 2 namelijk 1,5 kg CO 2 per kg biodiesel. Dit omdat door de lagere opbrengsten de CO 2 -binding per kg biodiesel relatief groter wordt. Wanneer de CO 2 -uitstoot vergeleken wordt met die van 1 kg diesel dan is te zien dat door vervanging van de diesel door de biodiesel er een vermindering van de CO 2 -uitstoot plaats vindt van 4,2 kg CO 2 per kg biodiesel bij variant 1 (480 ton CO 2 per hectare over 25 jaar) en 4,7 kg CO 2 per kg biodiesel bij variant 2 (401 ton CO 2 per hectare per 25 jaar). Met een prijs voor CO2 credits van 27 Euro per ton in 2007 (Gremer & Sauerborn, 2008) zou dit bij omschakeling van een 3 jarig secundair bos naar oliepalm in het geval van variant 1 Euro ,00 per hectare per 25 jaar opleveren en in het geval van variant 2 Euro ,00. Of zulke credits onder het regime van een nieuw klimaatverdrag beschikbaar zijn is overigens de vraag. Er wordt bezwaar tegen gemaakt door partijen die menen dat het huidige jonge secundaire bos beter kan doorgroeien 81

84 Tabel 5.9. CO 2 uitstoot voor de productie van biodiesel uit oliepalm (1 ha) bij omschakeling van secundair bos (3 jaar) naar oliepalm. Omschrijving Oliepalm (theoretisch) Oliepalm (werkelijk) Per hectare per kg biodiesel per hectare per kg biodiesel CO 2 uitstoot / binding verandering landgebruik (kg CO 2) ,33-1, ,33-2,13 CO 2 uitstoot teelt (kg CO 2) ,99 0, ,67 0,05 CO 2 uitstoot olie-extractie (kg CO 2) CO 2 uitstoot biodiesel productie (kg CO 2) Totaal CO 2 uitstoot /binding (kg CO 2) 8.533,43 0, ,57 0, ,61 0, ,10 0, ,3-0, ,0-1,54 Output 0,00 0,00 Biodieselproductie (ton) 114,46 85,27 Glycerine (ton) 20,60 15,35 Totaal output (ton) 135,06 100,62 Jatropha. In tabel 5.10 is op basis van de gegevens van INIA en ICRAFF de CO 2 uitstoot voor omschakeling van de verschillende landgebruiksystemen naar jatropha weergegeven. Zie tabel Tabel CO 2 - uitstoot bij omschakeling van verschillende landgebruiksystemen naar jatropha (1 hectare over 25 jaar). Omschakeling C- voorraad C- voorraad C - afname / C Uitstoot / binding landgebruiksysteem Jatropha (in ton C/ toename (in ton broeikasgassen (in (in ton/ ha) ha) C/ ha) ton CO2 / ha) Primair bos 241,1 40,0-201,1 +737,4 Secundair bos (15 jaar) 172,3 40,0-132,3 +485,1 Secundair bos (3 jaar) 40,8 40,0-0,8 +2,9 Eenjarig voedsel gewas 31 40,0 + 9,0-33,0 (maïs) Bron: Alegre & Arevalo, In de tabel is te zien dat bij omschakeling van primair bos en 15-jarig secundair bos er een afname van de C-voorraad te zien is en daardoor een CO 2 -uitstoot. Bij de omschakeling van 3-jarig secundair bos naar jatropha is de CO 2 -uitstoot klein. Bij omschakeling van voedselgewassen naar jatropha is er CO 2 -binding te zien. 82

85 In bijlage 12 is een uitgebreid overzicht gegeven van de CO 2 -uitstoot van de productie van biodiesel uit jatropha voor de twee varianten. In tabel 5.11 en 5.12 is hiervan een samenvatting te zien waarbij uitgegaan is van twee situaties namelijk omschakeling van 15-jarig secundair bos (tabel 5.11) en omschakeling van 3-jarig secundair bos naar jatropha (tabel 5.12) Tabel CO 2 -uitstoot voor de productie van biodiesel uit jatropha (1 ha) bij omschakeling van secundair bos (15 jaar) naar jatropha. Omschrijving Jatropha (theoretisch) Jatropha (werkelijk) CO 2 uitstoot / binding verandering landgebruik (kg CO 2) Per hectare per kg biodiesel per hectare per kg biodiesel ,00 10, ,00 33,52 CO 2 uitstoot teelt (kg CO 2) 3.885,71 0,08 36,67 0,00 CO 2 uitstoot olie-extractie (kg CO 2) 9.957,83 0, ,47 0,21 CO2 uitstoot biodiesel productie (kg CO 2) ,60 0, ,82 0,48 Totaal CO 2 uitstoot (Kg CO 2) ,15 10, ,97 34,21 Output Biodieselproductie (ton) 40,85 12,26 Glycerine (ton) 7,35 2,21 Totaal output (ton) 48,20 14,47 In tabel is te zien dat de CO 2 -uitstoot het grootst is door de verandering van het landgebruik waarbij het aandeel per kg biodiesel bij variant 2, door de lagere opbrengsten, het grootst is. De CO 2 - uitstoot in de eerste drie stappen van de keten is klein vergeleken bij de CO 2 -uitstoot door de verandering van het landgebruik maar is het grootst bij de biodiesel productie. Vergeleken bij de CO 2 - uitstoot van diesel (3,2 kg CO 2 per kg) is de CO 2 -uitstoot van biodiesel van jatropha vele malen groter dan die bij diesel. Dit is vooral te wijten aan de verandering in het landgebruik. Bij omschakeling van 3-jarig secundair bos in tabel is te zien dat de CO 2 -uitstoot door veranderend landgebruik zeer laag is. De grootste CO 2 -uitstoot treedt nu op tijdens de biodiesel productie. 83

86 Tabel CO 2 -uitstoot voor de productie van biodiesel uit jatropha (1 ha) bij omschakeling van secundair bos (3 jaar) naar jatropha. Omschrijving Jatropha (theoretisch) Jatropha (werkelijk) Per hectare per kg biodiesel per hectare per kg biodiesel CO 2 uitstoot / binding verandering landgebruik (kg 2.933,33 0, ,33 0,20 CO 2) CO2 uitstoot teelt (kg CO 2) 3.885,71 0,08 36,67 0,00 CO 2 uitstoot olie-extractie (kg CO 2) 9.957,83 0, ,47 0,21 CO 2 uitstoot biodiesel productie (kg CO 2) ,60 0, ,82 0,48 Totaal CO 2 uitstoot (kg CO 2) ,15 0, ,97 0,89 Output 0,00 0,00 Biodieselproductie (ton) 40,85 12,26 Glycerine (ton) 7,35 2,21 Totaal output (ton) 48,20 14,47 Vergeleken met de CO 2 -uitstoot van 1 kg diesel (3,2 kg CO 2 ) is bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar jatropha de CO 2 -uitstoot minder. In figuur 5.3. is een overzicht gegeven van de totale CO 2 - uitstoot van de productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha bij de verschillende varianten. Zie figuur 5.3. Figuur 5.3. CO 2 -uitstoot bij productie van biodiesel uit oliepalm en jatropha (kg CO 2 / kg biodiesel) bij verschillende varianten. 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00-5,00 CO2 uitstoot per kg Oliepalm (variant 1 /15 jarig bos) Oliepalm (variant 2 /15- jarig bos) Oliepalm (variant 1 / 3 jarig bos) Oliepalm (variant 2-3 jarig bos) Jatropha (variant 1/ 15 jarig bos Jatropha (variant 2 / 15 jarig bos Jatropha (variant 1 / 3 jarig bos) Jatropha (variant 2-3 jarig bos) Diesel 84

87 In figuur 5.3. is duidelijk te zien dat de omschakeling van 15-jarig secundair bos naar jatropha een zeer hoge CO 2 -uitstoot heeft per kg biodiesel. De meest gunstige situatie, waar ook C-binding is te zien, is bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm (variant 1 en 2). Of deze eventueel in aanmerking zou kunnen komen voor CO2 compensatie is in discussie in het kader van een nieuw wereldklimaatverdrag. Stikstofoxide (N 2 O) en methaan (CH 4 ). Wat betreft overige broeikasgas emissies zijn de uitstoot van stikstofoxide (N 2 O) en methaan (CH 4 ) van belang. De uitstoot van N 2 O hangt samen met de hoeveelheid stikstofbemesting die wordt toegediend. Circa 1,5 tot 5% van de toegediende N wordt omgezet in N 2 O (Reijnders & Huijbregts, 2008). In het geval van variant 1 wordt er 6,2 ton urea toegediend dat circa 2,8 ton N (Urea bevat 46% N) bevat waarvan 42 kg N (1,5%) tot 140 kg N (5%) om wordt gezet in N 2 O. Met een moleculair gewicht van N 2 O van 44 en N 2 van 28 is dit tussen de (44/28 x 42) 66 kg en (44/28 x 140) 220 kg N 2 O. N 2 O is een zeer sterk broeikasgas dat 296 keer sterker is dan CO 2 (Crutzen et al., 2008). Hierdoor treedt een extra CO 2 -uitstoot op van kg tot kg CO 2 per hectare over 25 jaar. De totale uitstoot van broeikasgassen zou bij een opbrengst van 135,06 ton biodiesel en glycerine per kg biodiesel toenemen met 0,1 tot 0,5 kg CO 2. In het geval van de teelt van oliepalm bij variant 2 is de urea-gift 2,5 ton dat 1,2 ton N bevat (46%). Hiervan wordt 18 tot 60 kg N (1,5 5 %) omgezet in 28,3 kg tot 94,3 kg N 2 O. Met een CO 2 equivalent van 296 neemt de uitstoot van broeikasgassen met gemiddeld kg kg CO 2 per hectare over 25 jaar toe. Met een opbrengst van 100,62 biodiesel en glycerine is dit 0,1 tot 0,3 kg CO 2 per kg biodiesel. Voor de jatropha is de N 2 O -uitstoot alleen van belang bij variant 1. Het urea gebruik per hectare over 25 jaar is 1,4 ton dat 644 kg N (46%) bevat. Van de totale N komt 1,5% tot 5% vrij als N 2 O. Bij een moleculair gewicht van N 2 O van 44 en N 2 van 28 is dit (44/28 x 9,7) 15,2 kg tot (44/28 x 32,2) 50,6 kg N 2 O. Dit staat gelijk aan kg CO 2 per hectare over 25 jaar en bij een opbrengst van biodiesel en glycerine van 48,20 ton geeft dit 0,1 tot 0,3 kg CO 2 per kg biodiesel. Voor de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen worden geen stikstof meststoffen toegepast zodat er geen N 2 O vrijkomt. Methaan (CH 4) komt vrij bij anaerobe omzetting van afvalstoffen en is van belang bij het afvalwater van de olie-extractie fabriek. Methaan heeft een CO 2 equivalent van 23. Onderzoek in Thailand geeft aan dat het afvalwater van de olie-extractie fabriek wanneer dit direct op het oppervlakte water wordt geloosd niet voldoet aan de normen (Plenanjai et al., 2004). De olie-extractie fabriek INDUPALSA heeft vier oxidatie putten en een vetvangput waar het afvalwater wordt behandeld voor het op het oppervlaktewater wordt geloosd. OLAMSA heeft vetvangputten. Er zijn verder geen metingen over de emissies vanuit de afvalwaterbehandeling, noch zijn er gegevens over de oxidixatiegraad van het oppervlaktewater. Daardoor kan de CH 4 emissie niet met zekerheid wordt vastgesteld Biodiversiteit. Onderzoek in Maleisië heeft aangetoond dat de biodiversiteit van een primair bos vele malen groter is dan van een monocultuur oliepalm. Omschakeling van een primair bos naar de teelt van oliepalm gaat dan ook ten koste van de biodiversiteit (Reijnders, 2008). Aangenomen mag worden dat dit ook geldt voor een monocultuur met jatropha. Over de biodiversiteit van een 15-jarig of 3 jarig- secundair bos in vergelijking met oliepalmteelt en / of jatropha is nog weinig bekend. 85

88 Aangenomen mag worden dat de omschakeling naar een monocultuur van oliepalm en monocultuur van jatropha ook hier een negatief effect heeft op de biodiversiteit waarbij het negatieve effect groter is bij omschakeling van 15- jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha omdat de biodiversiteit van een 15-jarig secundair bos groter is dan van een 3-jarig secundair bos. Verder is het negatieve effect groter bij lagere opbrengsten omdat hier voor de productie van 1 kg biodiesel meer land nodig is wat ten koste kan gaan van de biodiversiteit. Bij jatropha in associatie met voedselgewassen is dit effect minder maar ook hier zal de biodiversiteit lager zijn dan een 15-jarig secundair bos. De geïnterviewde oliepalm productenten gaven aan dat bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm een nieuw ecosysteem wordt gecreëerd dat vogels en insecten aantrekt. Doordat de kleinschalige oliepalmvelden niet aaneengesloten liggen maar worden begrensd door secundair bos, graslanden en in enkele gevallen primair bos zal de impact voor de biodiversiteit minder groot zijn dan de impact van een grootschalig oliepalmplantage met meer dan 3000 hectare aaneengesloten oliepalm. Een voorbeeld van de impact van grootschalige monocultuur oliepalm op de biodiversiteit is de toename van de hoeveelheid ratten door de afname van de populatie slangen (natuurlijke vijanden van ratten). Bij uitbreiding van de kleinschalige oliepalmteelt bestaat het gevaar dat een groot aantal kleine percelen aaneengesloten monocultuur oliepalm dezelfde effecten op de biodiversiteit zullen hebben als grootschalige oliepalmteelt. Om de biodiversiteit te behouden zijn er vanuit de overheid ingevolge artikel 26 van de nationale bosbouwwet landeigenaren verplicht 30% van hun terrein te reserveren als bos. In de praktijk wordt dit niet toegepast en ook niet gecontroleerd. Een aanbeveling zou zijn om het behoud en herstel van de natuurlijke bossen als apart programma naast de oliepalmteelt te stimuleren Sociaal culturele aspecten Voedselzekerheid. De huidige geproduceerde palmolie wordt gebruikt als plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Volgens de Nationale Vennootschap van industrie (SNI) was in het jaar 2007 de nationale vraag naar plantaardige oliën 225 duizend ton en de vraag naar vetten en margarines 93 duizend ton. De nationale productie voorziet in 81% van de vraag naar geraffineerde olie, voor 87% in de interne vraag naar vetten en voor 85% in de vraag naar margarines. De consumptie van plantaardige olie en vetten in Peru is met 11 kg per persoon per jaar laag vergeleken met een consumptie van plantaardige vetten en oliën in de Verenigde Staten van 51 kg, Europa 48 kg, Ecuador 23 kg, Venezuela 21 kg, Colombia 17 kg en Bolivia 12 kg per persoon per jaar (Informatie van SNI, 2009). Bij gelijkblijvend areaal oliepalm zou de productie van biodiesel uit palmolie een negatief effect kunnen hebben op de beschikbaarheid van plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Door schaarste op de markt zouden de prijzen van de plantaardige oliën en vetten kunnen gaan stijgen wat een negatief effect zou kunnen hebben op het besteedbare inkomen van in het bijzonder de armere bevolking. Dit negatieve effect is groter bij lagere opbrengsten. Het overheidsbeleid is er dan ook op gericht dat de productie van palmolie in de eerste plaats moet voorzien in de nationale vraag naar plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Zoals al eerder aangegeven is om te voorzien in de vraag naar plantaardige oliën en vetten voor menselijk gebruik in totaal hectare oliepalm nodig. 86

89 Productie van biodiesel uit palmolie is alleen mogelijk bij uitbreiding van het areaal aan oliepalm en /of jatropha. Jatropha olie is door de aanwezigheid van phorbolesters niet geschikt voor menselijke consumptie en kan daardoor alleen maar gebruikt worden voor de productie van biodiesel. Hierdoor treedt er in tegenstelling tot palmolie geen concurrentie op met de productie van plantaardige oliën en vetten voor menselijk gebruik. Het potentiële areaal voor de productie van oliepalm in het departement Ucayali en San Martin is respectievelijk en hectare. Het potentiële areaal voor de productie van jatropha is zelfs groter en is respectievelijk voor Ucayali hectare en voor San Martin hectare. Deze gebieden behoren tot de gebieden die nu al ontbost zijn. Dit areaal zou voldoende kunnen zijn om in de nationale vraag naar plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie te voorzien en tevens te voorzien in de nationale vraag naar biodiesel in het kader van verplichte bijmenging van B2 in 2009 en B5 in Een ander belangrijk aspect is dat voor de teelt van oliepalm evenals voor de teelt van jatropha land nodig is dat ook aangewend had kunnen worden voor de teelt van voedselgewassen. Zoals in hoofdstuk 1 al is aangegeven hebben 850 miljoen mensen in de wereld niet voldoende voedsel. De productie van biobrandstoffen, waaronder biodiesel, zou dit kunnen verslechteren door de competitie van biobrandstoffen met voedselgewassen om land, waardoor de prijzen van de basisproducten stijgen (CEPES, 2007). De belangrijkste voedselgewassen die in het departement Ucayali worden verbouwd zijn yucca, rijst, maïs, papaja en banaan. In San Martin zijn de belangrijkste voedselgewassen rijst, maïs, koffie, banaan en cacao (IIAP, SNV, 2008). Van de 10 miljoen hectare regenwoud dat gekapt is voor landbouw, is 2 miljoen werkelijk in productie. De rest is braakliggend land bedekt met secundair bos. Uitbreiding van oliepalm en jatropha in deze gebieden zou geen negatieve effecten hebben voor de voedselzekerheid omdat hier momenteel geen voedselgewassen groeien. Daarbij komt dat in het departement Ucayali, in de nabijheid van Pucallpa, de gronden gekenmerkt worden door rode bodems met een hoog ijzer en aluminium gehalte en een ph van 4,5. Op deze gronden is de teelt van voedselgewassen niet of alleen met heel veel inputs mogelijk. Oliepalm daarentegen groeit goed op deze bodems. Wat betreft jatropha kan dit gewas, in gebieden groeien met een lagere regenvalinterval waar zonder irrigatie ook geen voedselgewasssen verbouwd kunnen worden. Tijdens de interviews werd bovenstaande ook bevestigd. De geïnterviewde palmolieproducenten, zowel in het departement Ucayali als in San Martin, verbouwen maar een klein deel van hun land. In Ucayali bestond 63% van het totale areaal uit secundair bos. In San Martin was dit percentage 54%. Wat betreft de voedselproductie voor eigen gebruik verbouwden de producenten in het departement Ucayali gemiddeld 1,7 hectare voedselgewassen als bijvoorbeeld yucca, banaan, maïs, rijst en fruit voor eigen consumptie naast de oliepalm. In het departement San Martin was dit gemiddeld 0,6 hectare. Hetzelfde geldt voor de teelt van jatropha en associatie met voedselgewassen. De producenten gaven aan dat zij het belangrijk vonden om naast oliepalm hun eigen voedsel te produceren omdat het duur was om op de markt deze producten te kopen Grondeigendom. In Peru is de gebruikscapaciteit van de gronden onderverdeeld in éénjarige gewassen (A), permanente gewassen (B), grasland (P), beschermde gebieden (X) en bosbouw (F). Deze onderverdeling is gebaseerd op fysische en klimatologische omstandigheden. De gebruikscapaciteit van de gronden is vastgelegd in kaarten. Voor het departement Ucayali en San Martin zijn deze te zien in respectievelijk bijlage 6 en 7. 87

90 De gronden die geschikt zijn voor éénjarige voedselgewassen kunnen aangewend worden voor de teelt van eenjarige gewassen maar ook voor permanente gewassen, grasland, bosbouw en beschermd gebied, ongeacht de vegetatie op dat moment. Dit betekent dat primair bos in principe gekapt mag worden als de gebruikscapaciteit van de grond tot categorie A, B en P behoord. Gronden met een gebruikscapaciteit voor permanente gewassen kunnen vanwege fysische of klimatologische omstandigheden niet aangewend worden voor eenjarige gewassen maar wel voor grasland, bosbouw en beschermd gebied. Gebieden met een gebruikscapaciteit voor bosbouw of beschermd gebied mogen niet gebruikt worden voor de teelt van voedselgewassen, permanente gewassen of grasland. Voor deze laatstgenoemde gronden mogen geen eigendomstitels worden afgegeven en zijn dus in het bezit van de overheid. Wanneer een kleine boer(in) een stuk grond van 1 tot 3 hectare (categorie A, B en P) gedurende vijf jaar heeft verbouwd dan is het mogelijk om hier eigendomstitels voor te krijgen. Overige percelen moeten worden aangekocht. Voor grote bedrijven kunnen tot hectare eigendomstitels worden afgegeven als het een landbouwproject betreft en tot hectare als het een agro-industrieel project betreft. Volgens de wet moet circa 70% van de grond gebruikt worden voor de productie en 30 % moet aangewend worden als beschermd gebied. Bij grote bedrijven moet voor er toestemming wordt gegeven voor het project een studie naar de impact op het milieu worden uitgevoerd. Een van de grote problemen in Peru is dat een groot deel van voornamelijk kleine boeren geen geldige eigendomstitels hebben. Een reden hiervoor is dat de transactie voor het verkrijgen van een eigendomstitel tijd en geld kost. Voor de productie van oliepalm is het belangrijk dat boeren hun grond gelegaliseerd hebben in verband met de hoge investering die nodig is voor de teelt van oliepalm. Met name de organisaties van palmolieproducenten en de regionale kantoren van CONVEAGRO leveren een grote bijdrage aan het verkrijgen van eigendomstitels. Voor deelname aan projecten van de regionale overheden en het verkrijgen van krediet zijn eigendomstitels vaak noodzakelijk. Alle oliepalmproducenten die geïnterviewd zijn zowel van het departement Ucayali als van het departement San Martin hebben hun eigendomtitels gelegaliseerd. Bij het niet hebben van geldige eigendomstitels bestaat het gevaar dat de grond wordt verkocht aan grootschalige oliepalmbedrijven zoals op dit moment aan de orde is in het departement Loreto. Hier heeft de overheid toestemming gegeven voor de installatie van een oliepalmplantage van hectare wat voor een deel in het invloedsgebied ligt van kleine boeren die nog geen formele eigendomstitels hebben (Arevalo, 2009). In dit laatste geval is duidelijk sprake van verplaatsing van kleine boeren ten gevolge van grootschalige oliepalmteelt. Wat betreft de positie van landlozen geeft deze studie geen duidelijk antwoord omdat de informatie hierover niet voldoende is. Wel wordt er door de oliepalmboeren, in drukke tijden, loonarbeiders ingehuurd. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om families die geen land bezitten en daarom voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van loonarbeid. Met name oliepalmteelt creëert werkgelegenheid en zou in die zin positief kunnen zijn voor landlozen. Aan de andere kant zou vanuit de overheid, bij de promotie van oliepalmteelt of de teelt van jatropha, extra aandacht moeten worden besteed aan de positie van landlozen waardoor zij de mogelijkheid kunnen krijgen om een eigen stukje land te verbouwen. 88

91 Machtsrelaties en gender. Voor de oliepalmproducenten zijn de organisaties van oliepalmproducenten van groot belang. Dit met name voor het verkrijgen en opkweken van plantmateriaal en het creëren van een gezamenlijk afzetmarkt door middel van de olie-extractiefabrieken. Vanuit de olie-extractiefabrieken wordt het transport van de trossen verse vruchten georganiseerd. De trossen worden bij de fabriek gewogen en met aftrek van de transportkosten krijgen de producenten iedere twee weken via de bank uitbetaald. Door middel van de lokale, regionale en nationale organisaties is het voor de kleine producenten mogelijk om op nationaal niveau mee te denken over beleid t.a.v. de productie van oliepalm. In de ronde tafel gesprekken over oliepalm waren alle organisaties van kleinschalige oliepalmproducenten samen met andere actoren als het ministerie van landbouw, regionale overheden, financieringsinstanties, NGO s en andere actoren vertegenwoordigd. Met betrekking tot de productie, financiering en marketing van oliepalm en het versterken van de organisaties van oliepalmboeren is een concreet actieplan opgesteld. Belangrijke acties zijn het verkrijgen van krediet met een lange afbetalingstermijn, het onderhandelen over invoerbelasting met betrekking tot de goedkope gesubsidieerde sojaolie uit de Verenigde Staten, constructie en onderhoud van wegen, het opzetten van een onderzoekscentrum voor oliepalm en het verkrijgen van eigendomstitels. Van de door de organisaties geïnstalleerde olie-extractie fabrieken en kwekerijen is de meerderheid van de aandelen in handen van de organisaties zodat zij grote invloed hebben binnen deze bedrijven. Het doel van de bedrijven is niet in de eerste plaats gericht op behalen van winst maar is gericht op de dienstverlening naar kleinschalige oliepalmproducenten met betrekking tot het opkweken van plantmateriaal, transporteren en verwerken van de trossen verse vruchten en het verlenen van technische assistentie. In het departement San Martin was de deelname van vrouwen in de oliepalmteelt en in de organisatie JARPALMA groot. Bij aanvang van het project is de nadruk gelegd op het belang van deelname van de vrouwen in de oliepalmteelt en organisatie met als gevolg dat vrouwen hun eigen percelen oliepalm hebben en ook hun eigen inkomsten genereren. In het departement Ucayali was de situatie anders. Vrouwen en kinderen werken mee in de oliepalmplantage maar of zij ook volledig inzicht en toegang hebben tot de inkomsten is een vraag. Volgens de organisatie COCEPU zijn in een aantal gevallen mannen diep in de financiële problemen gekomen doordat zij niet goed om konden gaan met geld. Dit heeft directe negatieve gevolgen voor de vrouw en kinderen. De deelname van de vrouwen in de organisaties is in het departement Ucayali minder groot dan in het departement San Martin. Bij het afnemen van de interviews was dit overigens ook goed te merken. In Ucyali namen de mannen het woord bij de interviews en gingen de vrouwen vaak ergens anders zitten of gingen door met hun huishoudelijke activiteiten. In San Martin werden indien aanwezig zowel de man als vrouw bij het interview betrokken en bleek vaak dat de vrouwen het meeste inzicht had in de bedrijfsvoering. De organisatie COCEPU gaf aan meer bewustzijn te willen creëren over de importantie van de deelname van de vrouw binnen oliepalmteelt en de organisatie door middel van het organiseren van bijeenkomsten. Ook wil zij aandacht besteden aan training in financieel management. Wat verder in het departement Ucayali opviel is dat een aantal oliepalmproducenten, nadat de oliepalmplantage geregeld inkomsten oplevert, niet meer permanent op het bedrijf verblijven maar deels in de stad of het dichtstbijzijnde dorp wonen. In die gevallen was de deelname van de vrouw in het bedrijf nog kleiner. 89

92

93 6. Discussie, conclusies en aanbevelingen Discussie. De duurzaamheid van de productie van biobrandstoffen staat momenteel ter discussie. Aan de ene kant worden ze als een oplossing aangedragen voor het klimaatprobleem. Dit omdat biobrandstoffen deel uit maken van de korte koolstofcyclus waarbij de hoeveelheid CO 2 die vrijkomt bij het verbranden van de biobrandstoffen gelijk is aan de hoeveelheid CO 2 die de planten tijdens hun leven hebben opgenomen. Aan de andere kant zijn ze toch niet klimaatneutraal omdat tijdens de productie en transport fossiele brandstoffen worden gebruikt en door verandering in landgebruik de koolstofvoorraad kan veranderen wat weer bijdraagt aan de uitstoot van broeikasgassen. Daarbij komt dat grootschalige teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen een grote negatieve ecologische en sociaal-culturele impact kunnen hebben. Dit betekent dat met betrekking tot de massale promotie van biobrandstoffen voorzichtigheid geboden is. Het simpel vervangen van fossiele brandstoffen door biobrandstoffen is niet zonder meer de oplossing voor het wereldwijde energie- en klimaatprobleem. Eerst zou gekeken moeten worden op welke wijze het energiegebruik verminderd kan worden en / of op welke wijze de efficiëntie van de energiebronnen verbeterd kan worden. Dit vergt een verandering in gewoonten en technologie. Biobrandstoffen worden geproduceerd uit biomassa. Biomassa wordt door middel van fotosynthese onder invloed van de zon geproduceerd uit koolstofdioxide en water. Vergeleken met zonnecellen is biomassa een relatief inefficiënte manier om zonne-energie te oogsten. Het energiegehalte van biomassa vertegenwoordigt, ook in het geval van een zeer productief gewas als suikerriet, slechts één procent van de binnengekomen zonnestraling. De duurzaamheid van biobrandstoffen hangt heel erg af van het gewas, de productiewijze en de locatie. In deze studie is specifiek gekeken naar de bijdrage van biodiesel uit palmolie en jatropha in de twee departementen Ucayali en San Martin van het Amazonegebied van Peru. Voorzichtigheid is geboden met het extrapoleren van de onderzoeksresultaten naar andere gebieden en gewassen. Tijdens het praktijkonderzoek zijn slechts 15 oliepalmproducenten en 5 jatrophaproducenten geïnterviewd. Dit aantal is minder dan 1% van het totaal aantal oliepalmproducenten en jatrophaproducenten en om die reden niet representatief te noemen maar moet gezien worden als een aanzet voor verder onderzoek. Toch hebben de interviews een redelijk beeld gegeven van de kleinschalige oliepalm- en jatrophateelt in bovengenoemde departementen van het Amazonegebied van Peru. De productie van biodiesel uit jatropha bevindt zich in Peru nog in de onderzoeksfase. Dit betekent dat er nog maar een klein aantal initiatieven is met betrekking tot de teelt van jatropha. Deze initiatieven zijn nog maar recent opgestart waardoor er nog geen concrete resultaten zijn. Hierdoor was het noodzakelijk om deels uit te gaan van literatuurstudies. In deze studie is alleen gekeken naar de eerste drie stappen van de levenscyclus namelijk teelt van grondstoffen, extractie van de ruwe olie en de biodieselproductie. Transport naar eindgebruiker en gebruik zijn buiten deze studie gelaten. De mogelijke voor- en nadelen van het verbranden van biodiesel blijven zodoende buiten beschouwing. 91

94 6.2. Conclusies. In deze studie is onderzocht wat de impact is van de kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru voor de duurzaamheid. Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn een aantal subvragen onderzocht. Deze zijn als volgt: Op welke wijze vindt de productie van biodiesel uit palmolie en jatropaha momenteel plaats in het Amazonegebied van Peru? Het huidige areaal aan oliepalm is circa hectare waarvan 60% plaats vindt door middel van kleinschalige bedrijven van minder dan 20 hectare oliepalm en 40% door middel van een klein aantal grote bedrijven. De kleinschalige oliepalmproducenten zijn goed georganiseerd op lokaal, regionaal en nationaal niveau. De organisaties van oliepalmproducenten runnen hun eigen olie-extractiefabrieken, naamloze vennootschappen, waarvan de meerderheid van de aandelen in handen is van de organisaties. De biodieselproductie uit palmolie vindt nog maar op zeer kleine schaal plaats in Peru. Om aan de mengverplichtingen van B2 in 2009 te voldoen wordt biodiesel geïmporteerd of geproduceerd uit de goedkopere gesubsidieerde soja-olie uit de Verenigde Staten. De productie van biodiesel uit jatropha vindt nog niet plaats in Peru. De teelt van jatropha bevindt zich nog in de onderzoeksfase. Er zijn enkele kleinschalige initiatieven met betrekking tot de teelt van jatropha zowel in monocultuur als in associatie met voedselgewassen. Op welke wijze zal de biodieselproductie uit palmolie en jatropha in de Amazoneregio van Peru toenemen? De vraag naar biodiesel op nationaal niveau wordt geschat op 81 miljoen liter in 2009 en 215 miljoen liter in Wanneer daarin moet worden voorzien door middel van binnenlandse productie, dan is in het geval van oliepalm voor de productie van B2 in 2009 een areaal van tot hectare oliepalm nodig en voor de productie van B5 in 2011 een areaal van hectare. Dit bij een opbrengst van 14 tot 20 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar en een oliepercentage van 24%. Om alle diesel op nationaal niveau te vervangen door biodiesel (B100) is hectare oliepalm nodig in Voor het Amazonegebied is dit areaal bij verplichte bijmenging van B2 en B5 respectievelijk hectare in 2009 en hectare in Voor 100% biodiesel (B100) in het Amazonegebied is een areaal van hectare oliepalm nodig in In het geval van jatropha varieert de opbrengst tussen de 1,5 tot 7,5 ton droge zaden per hectare per jaar met een oliepercentage van gemiddeld 34,4%. Het benodigde areaal jatropha om te voldoen aan de nationale vraag naar B2 en B5 is respectievelijk hectare in 2009 en hectare in Bij 100% biodiesel is het benodigd areaal hectare in Om te voldoen aan de lokale vraag voor B2 en B5 is respectievelijk hectare in 2009 en hectare in 2011 nodig. 92

95 Potentiële gebieden die zijn geïdentificeerd voor de teelt van oliepalm en jatropha zijn hectare voor oliepalm en hectare voor jatropha in het departement Ucayali. Voor het departement San Martin is het potentiële areaal voor oliepalm hectare en voor jatropha hectare. Deze gebieden behoren tot de al ontboste gebieden van het Amazonegebied die nu bedekt zijn met secundair bos. De verwachte korte termijn uitbreiding van het oliepalmareaal wordt geschat op hectare oliepalm waarvan 58% op kleine schaal zal plaats vinden. Uitbreiding zal plaats vinden bij zowel bestaande bedrijven als bij nieuwe bedrijven. Grond die hiervoor gebruikt wordt is hoofdzakelijk secundair bos, zowel 3- jarig als 15-jarig, dat volgens het grondgebruiksysteem onder de categorieën eenjarige gewassen, permanente gewassen of grasland valt. De teelt van jatropha bevindt zich nog in de onderzoeksfase waardoor het moeilijk te voorspellen is op welke wijze de teelt zich zal gaan uitbreiden. Wel wordt verwacht dat er na validatie van het technisch pakket het gewas zich zowel op grote schaal als op kleine schaal zal gaan uitbreiden. Door de overheid wordt zowel de kleinschalige teelt van oliepalm als de kleinschalige teelt van jatropha ondersteund. Wat is de levenscyclus van de kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha in het Amazonegebied van Peru? In de studie is gekeken naar de eerste drie stappen van de levenscyclus namelijk de teelt van grondstoffen, de olie-extractie en de biodieselproductie. Teelt van grondstoffen. Bij de teelt van oliepalm wordt deels gebruik gemaakt van kunstmest en deels gebruik gemaakt van organische meststoffen. Voor de organische meststoffen worden nu nog op kleine schaal de lege omhulsels van de vruchten gebruikt die gratis door de olie-extractiefabrieken worden teruggeleverd aan de oliepalmproducenten. De behaalde opbrengsten bij dit teeltsysteem zijn gemiddeld 17 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de aanbevolen hoeveelheden kunstmeststoffen kan een theoretische opbrengst gehaald kan worden van 25 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. De teelt van jatropha vindt enerzijds plaats in monocultuur (1666 planten per hectare) met gebruik van kunstmest en anderzijds in associatie met voedselgewassen (800 planten per hectare) zonder gebruik van (kunst)meststoffen. In het eerste geval worden theoretische opbrengsten gehaald van 5 ton droge zaden per hectare per jaar. In het tweede geval zijn de geschatte opbrengsten 1,5 ton droge zaden per jaar. Olie-extractie. In Peru zijn vier olie-extractiefabrieken die gerund worden door de organisaties van kleine palmproducenten. De doelstelling van de olie-extractiefabrieken is niet in eerste instantie gericht op het maken van winst maar op het leveren van diensten aan de kleine oliepalmproducenten. Deze diensten bestaan uit het collectief organiseren van het transport van de trossen verse vruchten, het verwerken van de trossen verse vruchten tot ruwe olie, het terugleveren van de lege omhulsels van de verse vruchten als organische meststof, het collectief opkweken van plantenmateriaal, het verlenen van technische assistentie, het creëren van een palmfonds en in de toekomst zorgen voor krediet mogelijkheden voor boeren. De ruwe palmolie wordt in Lima of Piura afgezet als plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. 93

96 Olie-extractie van de zaden van jatropha vindt op kleine schaal plaats door middel van het project CFC/DED. In de overige gebieden is nog geen afzetmarkt voor de jatropha zaden. Biodieselproductie. De productie van biodiesel uit palmolie en jatropha ontstaat doordat door middel van een veresteringsproces de geraffineerde ruwe palm- of jatropha-olie met methanol en een katalysator wordt omgezet in biodiesel en glycerine. Biodieselproductie uit palmolie vindt nog maar op hele kleine schaal plaats. Biodieselproductie uit jatropha vindt nog niet plaats in Peru. Wat betreft de opbrengsten per hectare is de biodiesel productie uit palmolie voor variant 1 en 2 respectievelijk 114 liter en 85 liter biodiesel per hectare en de biodieselproductie uit jatropha voor variant 1 en 2 respectievelijk 41 en 14 liter biodiesel per hectare. Wat is de impact van de kleinschalige productie van biodiesel uit palmolie en jatropha voor de duurzaamheid zoals hier gedefinieerd? Op basis van de beschrijving van de levenscyclus zijn voor zowel oliepalm als voor jatropha ieder twee varianten onderzocht. Deze zijn: - Variant 1 (oliepalm): gebruik van de aanbevolen hoeveelheid kunstmest en theoretische opbrengsten van 25 ton trossen verse vruchten per hectare per jaar. - Variant 2 (oliepalm): werkelijk situatie met gebruik van deels kunstmest en deels organische meststoffen met een gemiddelde opbrengst van 17 ton verse vruchten per jaar. - Variant 1 (jatropha): jatropha in monocultuur (1666 planten per hectare) met gebruik van aanbevolen kunstmest. - Variant 2 (jatropha): jatropha in associatie met voedselgewassen (800 planten per hectare) met geen gebruik van (kunst)meststoffen. Verder is er uitgegaan van twee scenario s namelijk scenario 1.omschakeling van een 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha en scenario 2. omschakeling van een 3-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha. Per thema is gekeken of de bijdrage aan de in paragraaf 2.1. genoemde dimensies van duurzaamheid, zoals deze hier worden gehanteerd, positief of negatief is variërend van zeer positief (+++), positief (++), matig positief (+), neutraal (0), matig negatief (-), negatief (--) tot zeer negatief (-- -). In bijlage 14 in tabel 1 en 2 is een overzicht te zien van de impact van de productie van biodiesel uit palmolie of jatropha (variant 1 en 2) voor de verschillende duurzaamheidsthema s bij respectievelijk scenario 1 en 2. Inkomen en werkgelegenheid. De rentabiliteit van oliepalm (inclusief arbeidskosten) is zowel in variant 1 als variant 2, positief met een winst van respectievelijk Sol ($ 624) en Sol ($ 575) per hectare per jaar bij een prijs van Sol 278,40 ($ 96,00) voor een ton trossen verse vruchten. Voor het verkrijgen van een minimum inkomen, uit de teelt van oliepalm, is een areaal van 2,5 tot 3 hectare oliepalm nodig. De opbrengst is sterk afhankelijk van de prijs die voor een ton trossen verse vruchten wordt betaald. Deze prijs is afhankelijk van de internationale prijs van ruwe olie die sterk onderhevig is aan schommelingen. Lage prijzen van de trossen verse vruchten heeft directe negatieve effecten voor de, met name kleinschalige, oliepalmproducenten. De prijs schommelde de laatste jaren tussen de Sol 278,00 ($ 96,00) en Sol 464,00 ($ 160,00) per ton trossen verse vruchten. De minimale prijs die een oliepalmproducent moet ontvangen voor een ton trossen verse vruchten om geen verlies te draaien is 203,00 sol ($ 70,00). De teelt van oliepalm heeft naast een positief effect op het inkomen van de producenten ook een positief effect op de werkgelegenheid in de regio. 94

97 Daarbij is de NCW positief. Bijdrage aan het inkomen en werkgelegenheid is dan ook zeer positief (+++) voor zowel variant 1 als variant 2 uitgaande van de huidige prijs of hoger. Wanneer de prijs onder de Sol 203,000 ($70,00) per ton trossen verse vruchten duikt is het tegendeel het geval. Een zorgelijk punt is dat de lokale producenten van plantaardige olie niet goed kunnen concurreren met de geïmporteerde gesubsidieerde sojaolie uit de Verenigde Staten. Op dit punt dient een bevredigende regeling te worden getroffen voordat het zin heeft te beslissen over uitbreiding van de lokale oliepalmproductie De teelt van jatropha is minder rendabel dan de teelt van oliepalm maar levert nog wel een positieve bijdrage aan het inkomen van kleine producenten. De winst (inclusief arbeidskosten), is bij variant 1 ongeveer Sol 675,00 ($ 233,00) per hectare per jaar en bij variant 2 ongeveer Sol 242,00 ($ 83,00) per hectare per jaar bij een prijs van Sol 540,00 ($ 200,00) voor een ton droge zaden. Voor het verkrijgen van een minimum inkomen is bij variant 1 ongeveer 7 hectare nodig en bij variant 2 ongeveer 19 hectare. Wanneer arbeidskosten niet worden meegenomen in de berekening dan is dit 1,5 tot 6 hectare. Opgemerkt dient te worden dat bij variant 2 bij de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen de opbrengst van de voedselgewassen niet in de berekening is meegenomen. Het voordeel van de teelt van jatropha in vergelijking met oliepalm is dat deze minder investeringen nodig heeft en dat het al na één jaar opbrengsten heeft. Een nadeel van jatropha is dat er op dit moment in een groot aantal regio s nog geen afzetmarkt is voor jatropha zaden waardoor de producenten niet de prijs voor de droge zaden krijgen zoals in de berekeningen is aangenomen. De minimale prijs die voor variant 1 nodig is om geen verlies te draaien is Sol 450,00 ($ 155,00). De NCW is positief maar kleiner dan bij oliepalm waarbij de NCW het kleinst is bij variant 2. Om de teelt van jatropha te stimuleren is het noodzakelijk dat er evenals bij de teelt van oliepalm een zekere afzetmarkt aanwezig is, bij voorkeur in handen van de producenten zelf zoals dat bij de productie van oliepalm nu het geval is. Bijdrage aan het inkomen en werkgelegenheid is in geval van variant 1 positief (++) en in geval van variant 2 matig positief (+), uitgaande van de huidige prijs of hoger. Lokale energiezekerheid. De huidige productie van palmolie in Peru wordt gebruikt voor de productie van plantaardige oliën voor menselijk consumptie. Peru is hierin nog niet zelfvoorzienend waardoor 20% wordt geïmporteerd. Het overheidsbeleid is er op gericht om eerst te voldoen aan de vraag naar oliën voor menselijk consumptie en daarna pas over te gaan op de productie van biodiesel uit palmolie. Geschat wordt dat er in totaal hectare oliepalm nodig is om te voorzien in de nationale vraag naar plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Energiebronnen die momenteel in het Amazonegebied worden gebruikt zijn brandhout, kerosine, lampenolie, diesel en benzine. Biodiesel zou een deel van deze traditionele en fossiele energiebronnen kunnen vervangen. Met een huidig areaal van hectare, waarvan slechts de helft in productie is, is het niet mogelijk om biodiesel te produceren zonder de voedselzekerheid aan te tasten. Bijdrage aan de (lokale) energiezekerheid is dan ook neutraal (0) voor beide varianten. Bij een verwachte toekomstige korte termijn uitbreiding van hectare oliepalm zou kunnen worden voldaan aan de nationale vraag naar B2 in 2009 en de lokale vraag naar B2 in 2009 en B5 in Met een totaal potentieel areaal van hectare voor oliepalm in de departementen Ucayali, San Martin en Loreto zou, nadat eerst voorzien is in de productie van palmolie voor menselijke consumptie, in de toekomst de gehele lokale vraag naar diesel kunnen worden vervangen door biodiesel en een deel van de nationale vraag. Omdat bij variant 1 de opbrengst per hectare hoger is (114 ton per hectare over 25 jaar) dan bij variant 2 (85 ton per hectare over 25 jaar) is de bijdrage aan lokale energiezekerheid, in de toekomst, in het eerste geval zeer positief (+++) en in het tweede geval positief (++). 95

98 Het areaal aan jatropha is momenteel te klein om noemenswaardig bij te dragen aan het voorzien in de vraag naar biodiesel. Bijdrage aan (lokale) energiezekerheid in huidige situatie is dan ook neutraal (0). Wat betreft de verwachting voor toekomst zijn er zowel in het departement Ucayali als San Martin mogelijkheden voor verdere uitbreiding jatropha. Deze uitbreiding zal pas plaats gaan vinden na validatie van het technische pakket. Het potentiële areaal voor jatropha in het Amazonegebied is met hectare groter dan het potentiële areaal voor oliepalm. Wel is de opbrengst per hectare van jatropha lager, met 41 ton per hectare over 25 jaar voor variant 1 en 14 ton per hectare over 25 jaar voor variant 2, waardoor er per kg. biodiesel een groter areaal nodig is. Bijdrage van jatropha voor de lokale energiezekerheid is voor variant 1 matig positief (+) en voor variant 2, door de veel lagere opbrengsten per hectare, matig bijna neutraal (0). Energiebalans. De energiebalans voor de productie van biodiesel uit palmolie is voor zowel variant 1 als 2 circa 1,2. Bij de teelt van jatropha is de energiebalans hoger en varieert van 4,3 bij variant 1 en 5,1 bij variant 2. Bij de productie van biodiesel uit palmolie is het energiegebruik het hoogst in bij de olie- extractie. Bij de productie van biodiesel uit jatropha is het energiegebruik het hoogst bij de biodieselproductie. Belangrijk is dat de energiebalans groter is dan één, met andere woorden dat de productie van biobrandstoffen niet meer fossiele energie kost dan de hoeveelheid energie die de biobrandstof oplevert. Voor zowel de productie van biodiesel uit palmolie als jatropha is de energiebalans hoger dan 1 zodat beide een positieve bijdrage leveren aan duurzaamheid. De productie van biodiesel uit jatropha is energetische gezien veel gunstiger waardoor de bijdrage aan duurzaamheid voor beide varianten zeer positief (+++) is. In het geval van oliepalm is de bijdrage matig positief (+) voor beide varianten. Het gebruik van organische meststoffen heeft een kleine positieve bijdrage op de energiebalans omdat het maken van kunstmest veel energie verbruikt. De energiebalans van jatropha komt overeen met die van andere studies. De energiebalans van palmolie wijkt in die zin af dat deze lager is dan normaal wordt berekend. Dit is met name te danken aan het hoge energiegebruik in het olie-extractieproces wat veroorzaakt wordt door het verbranden van de vezels in de sterilisatieketel. Uitstoot van broeikasgassen. Bij de berekening van de uitstoot van broeikasgassen is van twee scenario s uitgegaan namelijk de omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha en de omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha. In het eerste geval, omschakeling van een 15-jarig secundair bos, is de bepalende factor bij de uitstoot van broeikasgassen de verandering van landgebruik en de daardoor afnemende C-voorraad. In het geval van oliepalm wordt bij variant 1 ongeveer 69% van de CO 2 -uitstoot per kg biodiesel veroorzaakt door de verandering van het landgebruik. Bij variant 2 is dit ongeveer 76%. Dit komt omdat bij lagere opbrengsten de CO 2 -uitstoot per kg relatief groter wordt. Wat betreft jatropha is in het geval van omschakeling van 15- jarig secundair bos naar jatropha de CO 2 -uitstoot door de verandering van het landgebruik nog groter namelijk 92% bij variant 1 en 98% bij variant 2. Vergeleken bij een CO 2 -uitstoot van 1 kg diesel (3,2 kg CO 2 / kg) is de CO 2 -uitstoot van 1 kg biodiesel uit palmolie, met 2,61 voor variant 1 en 3,25 kg CO 2 / kg biodiesel voor variant 2, iets gunstiger of bijna gelijk aan die van diesel. De CO 2 -uitstoot van de productie van 1 kg biodiesel uit jatropha is, met 10,38 34,21 kg CO 2 / kg biodiesel, veel ongunstiger dan de CO 2 -uitstoot van 1 kg diesel. De uitstoot van Stikstofoxide (N 2 O) naar de lucht vindt plaats bij gebruik van stikstofmeststoffen. Stikstofmeststoffen worden toegediend bij de teelt van oliepalm zowel bij variant 1 als bij variant 2. Bij variant 1 vindt een extra uitstoot plaats van broeikasgassen van 0,1 0,5 kg CO 2 equivalenten per kg biodiesel. Bij variant 2 is dit 0,1 0,3 kg CO 2 equivalent per kg biodiesel. Bij de teelt van jatropha variant 1 worden ook stikstof meststoffen toegediend. 96

99 De extra uitstoot van broeikasgassen door N 2 O is hier 0,1 0,3 kg CO 2 equivalent per kg biodiesel. De uitstoot van methaan (CH 4 ) is van belang bij het afvalwater van de olie-extractiefabriek. Bij de olieextractiefabriek van INDUPALSA zijn oxidatie en vetvangputten aanwezig en bij de olieextractiefabriek OLAMSA vetvangputten. Over de andere fabrieken is geen informatie beschikbaar. Op basis van de gegevens over de CO 2 en N 2 O-uitstoot wordt de broeikasbalans van de teelt van oliepalm als matig negatief (+) tot neutraal (0) beoordeeld en de teelt van jatropha van negatief (- - ) tot zeer negatief (- - -) in het geval van omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha (scenario 1). Bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm (scenario 2) is er voor de varianten 1 en 2 een netto CO 2 -binding te zien van respectievelijk 0,96 1,54 kg CO 2 / kg biodiesel. Dit komt omdat de C-voorraad van 3-jarig secundair bos kleiner is dan de C-voorraad van oliepalm. De netto CO 2 - binding is het grootst bij variant 2 omdat hier de opbrengst lager is en daardoor de CO 2 binding per kg biodiesel relatief groter is. In het geval van jatropha is de C-voorraad van het secundair bos iets groter dan de C-voorraad van jatropha waardoor er in totaal een CO 2 -uitstoot te zien is van 0,83 0,89 kg CO 2 / kg biodiesel. Zowel biodiesel uit oliepalm als jatropha zijn wat betreft de CO 2 -uitstoot gunstiger dan die van diesel (3,2 CO 2 / kg diesel). Dit is vergelijkbaar met de variant in de studies van Germer & Sauerborn (2008) en Danielsen et al. (2009), waarin palmolieplantages worden aangelegd op braak liggende Imperata graslanden. De netto CO 2 uitstoot of C-binding wordt vooral bepaald door de leeftijd van het secundair bos waarbij het omslagpunt bij palmolie bij een 7-jarig secundair bos ligt en bij jatropha bij een 3-jarig secundair bos ligt. Ook als men rekening houdt met de emissie van N 2 O en CH 4 is het aannemelijk dat in dit geval de broeikasgasbalans voor zowel oliepalm als jatropha positief kan uitvallen waarbij bij oliepalm de balans zeer positief (+++) is en bij jatropha positief (+). Biodiversiteit. De omschakeling van primair bos naar een monocultuur oliepalmplantage en / of monocultuur jatropha plantage heeft negatieve effecten voor de biodiversiteit. Over de effecten van omschakeling van secundair bos naar monocultuur oliepalm en jatropha is nog geen onderzoek gedaan. Aangenomen mag worden dat de biodiverisiteit van een secundair bos met name 15-jarig secundair bos groter is dan van een monocultuur oliepalm of monocultuur jatropha. Om deze redenen kan worden aangenomen dat bij omschakeling van 15-jarig secundair bos naar zowel monocultuur palmolie (variant 1 en 2) als jatropha (variant 1) de impact op biodiversiteit zeer negatief (- - -) is. Bij omschakeling van 15-jarig secundair bos naar jatropha in associatie met voedselgewassen is deze impact negatief (- -). Bij de omschakeling van een 3-jarig secundair bos naar oliepalm (variant 1 en 2) en jatropha in monocultuur (variant 1) is de impact op biodiversiteit negatief en bij de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen (variant 2) is de impact matig negatief (-). In vergelijking met een grootschalige teelt is de impact voor de biodiversiteit minder ingrijpend omdat er tussen de percelen nog altijd stukken primair of secundair bos liggen. Bij uitbreiding van de kleinschalige teelt bestaat het gevaar dat vele kleine aaneengesloten percelen hetzelfde effect op de biodiversiteit heeft als grootschalige teelt. Voedselzekerheid. Bij gelijkblijvend areaal oliepalm zou de productie van biodiesel uit palmolie een negatief effect kunnen hebben op de beschikbaarheid van plantaardige oliën en vetten voor menselijke consumptie. Door schaarste op de markt zouden de prijzen van de plantaardige oliën en vetten kunnen gaan stijgen wat een negatief effect zou kunnen hebben op het besteedbare inkomen van in het bijzonder de armere bevolking. 97

100 Het nationale beleid is er echter op gericht om eerst te voorzien in de nationale vraag naar olie voor menselijke consumptie en dan pas over te gaan naar de productie van biodiesel. Hierdoor vindt er momenteel nog maar op zeer kleine schaal productie van biodiesel plaats waardoor de impact op voedselzekerheid bijna neutraal (0) is. Productie van biodiesel uit palmolie is dan ook alleen mogelijk bij uitbreiding van het al bestaande areaal oliepalm. Het potentiële areaal is hiervoor aanwezig en bestaat uit braakliggend secundair bos dat door het traditionele zwerflandbouwsysteem niet meer in gebruik is. Vaak betreft het arme en zure gronden waar over het algemeen geen voedselgewassen verbouwd worden. Oliepalm heeft als voordeel dat het nog goed groeit op zure gronden in tegenstelling tot de meeste voedselgewassen. Voorzichtig zou gesteld kunnen worden dat de impact voor de voedselzekerheid door concurrentie van land met voedselgewassen matig negatief (-) is. Wel zou hier verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Momenteel vindt er nog geen biodieselproductie uit jatropha plaats waardoor in de huidige situatie de impact op voedselzekerheid neutraal (0) is. Jatropha olie kan door het voorkomen van verschillende giftige stoffen (phorbolesters) niet gebruikt worden voor veevoer of voor menselijke consumptie. Hierdoor treedt er bij uitbreiding geen negatief effect op wat betreft de beschikbare olie voor menselijke consumptie. Wel treedt er bij uitbreiding van monocultuur jatropha (variant 1) concurrentie op van land met voedselgewassen. Aangenomen wordt dat deze impact evenals bij oliepalm matig negatief is (-). In het geval van uitbreiding van de teelt van jatropha in associatie met voedselgewassen (variant 2) is de impact op voedselzekerheid matig positief (+) doordat met de uitbreiding van jatropha ook het areaal voedselgewassen uitbreidt. Overigens treffen de mogelijke negatieve effecten voor voedselzekerheid de lokale bevolking buiten de categorie producenten en hun families. Binnen het familiebedrijf verbouwen de oliepalm en jatropha producenten tussen de 0,5 tot 1,7 hectare voedselgewassen voor eigen gebruik. Hier vindt geen verdringing van voedselgewassen plaats door de oliepalm of jatropha. Toegang tot land. Een van de problemen in Peru is dat een groot deel van de kleine producenten geen formele eigendomstitels hebben. In principe kunnen boer(inn)en, op het moment dat zij gedurende 5 jaar een stuk land van 1 3 hectare verbouwen, deze laten legaliseren. De gebruikscapaciteit moet dan wel tot de categorie eenjarige gewassen, permanente gewassen en grasland horen. Het verkrijgen van eigendom titels kost echter tijd en geld. De hoge investeringskosten voor de oliepalm teelt dwingen producenten hun gronden te legaliseren. Organisaties van kleine oliepalmorganisaties en CONVEAGRO ondersteunen hierbij. Voor jatropha zijn de investeringskosten minder maar omdat het een permanent gewas betreft is het ook hierdoor noodzakelijk om de grond te legaliseren. Kleinschalige teelt van oliepalm en jatropha kan dus een positieve bijdrage leveren aan het formaliseren van landeigendomtitels (++). Wat betreft de positie van landlozen is er te weinig informatie om goede conclusies te trekken. Hier zou verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Uitbreiding van grootschalige oliepalmteelt kan verplaatsing van boeren tot gevolg hebben omdat boer(inn)en in het invloedsgebied van deze bedrijven vaak nog geen formele eigendomtitels hebben. Bij uitbreiding van de kleinschalige oliepalmteelt is deze verplaatsing van boeren niet aan de orde. Machts en genderrelaties. Deelname aan de organisaties van oliepalmboeren geeft kleinschalige producenten de mogelijkheid mee te denken en te beslissen over lokaal, regionaal en nationaal beleid. Oliepalmteelt heeft een positieve bijdrage aan goede machtsrelaties (+ +). 98

101 Wat betreft de positie van de vrouw is de bijdrage positief wanneer vrouwen actief worden gestimuleerd deel te nemen in de teelt en organisatie. De positie van de vrouwen kan ook slechter worden wanneer zij geen inzicht krijgen in de inkomsten en er sprake is van slecht financieel management. Bijdrage aan goede genderrelaties kan dus matig positief (+) of matig negatief (-) zijn. Momenteel zijn jatropha producenten nog niet georganiseerd waardoor de bijdrage aan goede machtsrelaties neutraal (0) is. Wat betreft genderrelaties kan de bijdrage, evenals bij oliepalm, matig positief (+) of matig negatief (-) zijn. In bijlage 14. tabel 1. en 2. is een overzicht gegeven van de bijdrage van de teelt van oliepalm en jatropha voor respectievelijk scenario 1 (omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha) en scenario 2 (omschakeling 3-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha) op de eerder gedefinieerde dimensies van duurzaamheid. Wanneer scenario 1 vergeleken wordt met scenario 2 is te zien dat de positieve impact op duurzaamheid groter is bij scenario 2. Met andere woorden omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha levert een positievere bijdrage aan duurzaamheid dan de omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha. De reden hiervoor is dat bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar oliepalm en jatropha er een netto C- binding te zien waardoor de broeikasgas balans positief is. Bij omschakeling van 15 jarig secundair bos naar oliepalm is de CO 2 -uitstoot van 1 kg biodiesel in vergelijking met die van 1 kg diesel bijna even groot is en er dus wat betreft de uitstoot van broeikasgassen geen winst is. Bij omschakeling van 15- jarig secundair bos naar jatropha is de broeikasgas balans zelfs negatief. Wanneer de teelt van oliepalm wordt vergeleken met de teelt van jatropha in beide scenario s is te zien dat de teelt van oliepalm een veel grotere positieve impact heeft op de dimensies van duurzaamheid dan de teelt van jatropha, waarbij de impact bij variant 1 groter is. Dit vanwege de hogere opbrengsten per hectare. Bij eventuele vervanging van de kunstmest door organische meststoffen en dus hogere opbrengsten bij variant 2 zou de positieve impact hier hoger worden. Wat betreft de teelt van jatropha is de gunstige impact op de dimensies van duurzaamheid kleiner dan oliepalm. Dit heeft met name te maken met het feit dat jatropha lagere opbrengsten per hectare heeft en daardoor de milieubelasting per kg biodiesel groter wordt. Wel heeft de teelt van jatropha variant 2 een positievere impact op biodiversiteit en voedselzekerheid Aanbevelingen. Op basis van de conclusies kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan. - Zonder de organisaties van kleine oliepalmproducenten was het voor kleine oliepalmproducenten niet mogelijk geweest om oliepalm op kleine schaal te telen. Door de organisaties is er een zekere afzetmarkt gecreëerd, transport van de trossen vruchten, een palmfonds en andere diensten die noodzakelijk zijn voor de oliepalm teelt. Door de organisaties hebben kleine producenten toegang tot het meedenken in beleid op lokaal, regionaal en nationaal niveau. De kleinschalige teelt van oliepalm, zoals deze momenteel plaats vindt in het Amazonegebied van Peru, biedt goede mogelijkheden om verder te promoten. 99

102 - Belangrijk is dat deze organisaties vanuit de overheid erkend en verder ondersteund worden. De organisaties van oliepalmproducenten en hun olie-extractiefabrieken zouden als voorbeeld kunnen dienen voor de jatrophaproducenten waar momenteel iedere vorm van organisatie ontbreekt. Ook zouden zij als voorbeeld kunnen dienen voor oliepalmproducenten in andere landen. - De nationaal geproduceerde palmolie kan moeilijk concurreren met de goedkope gesubsidieerde geïmporteerde sojaolie uit de Verenigde Staten. Door middel van importheffingen zou de overheid de nationale olieproductie kunnen beschermen en stimuleren. Met name de nationale organisaties van oliepalmproducenten kunnen een belangrijke rol spelen in de onderhandelingen hierover naar de overheid en andere organisaties. - De kleinschalige teelt van oliepalm is thans rendabel maar de rentabiliteit zou verbeterd kunnen worden door het gebruik van organische meststoffen in plaats van kunstmest. Onderzoek zou gedaan moeten worden naar de bijdrage van de lege omhulsels van de vruchten voor de bodemvruchtbaarheid. Verder zou er onderzoek gedaan moeten worden naar andere vormen van organische bemesting als bijvoorbeeld kompost. - De investering voor de teelt van 1 hectare oliepalm is zodanig hoog dat het voor kleine producenten niet mogelijk is oliepalm te planten zonder enige vorm van krediet en / of donatie van plantmateriaal. De mogelijkheden voor krediet met uitstel van afbetaling van vier jaar zou verder onderzocht moeten worden. De organisaties van oliepalmproducenten en olieextractiebedrijven zouden hier een grote rol in kunnen spelen. - De teelt van jatropha bevindt zich nog in de onderzoeksfase. Dit betekent voor producenten een zeker risico. Belangrijk is om zowel in onderzoekspercelen als bij boeren verder te gaan met het valideren van de teelt en te komen tot een realistisch technologisch pakket. Steun van onderzoeksinstellingen als INIA en IIAP is hierbij noodzakelijk. Verder moeten producenten zolang het technisch pakket nog niet uitontwikkeld is ondersteund worden met plantmateriaal en inputs zodat zij geen risico lopen. - Het is van belang dat er een zekere afzetmarkt komt voor de jatropha zaden zodat jatropha producenten tegen een goede prijs de droge zaden kunnen verkopen en het gewas rendabel wordt. - Biodiesel uit palmolie en jatropha zou bij uitbreiding kunnen bijdragen aan de lokale energiezekerheid en deels aan de nationale energiezekerheid. Wel is het voor de lokale energiezekerheid van belang dat de biodieselproductie plaats vindt in de regio zelf om overbodig transport te voorkomen. - Bij de productie van biodiesel uit palmolie zou onderzocht moeten worden hoe het energiegebruik in het olie-extractie proces verlaagd kan worden. - Uitbreiding van het areaal oliepalm en jatropha zou alleen plaats moeten vinden in de al ontboste gebieden van het Amazonegebied en dan met name in laag 3-jarig secundair bos. Bij de omschakeling van 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha is de uitstoot van broeikasgassen groter dan bij de omschakeling van een 3-jarig secundair bos. 100

103 - Het omslagpunt, waarbij de broeikasbalans neutraal is, is bij palmolie bij omschakeling van 7- jarig secundair bos en bij jatropha bij omschakeling van 3-jarig secundair bos. Bij omschakeling van 3-jarig secundair bos naar palmolie treedt er een netto C- binding op. Of deze eventueel in aanmerking zou kunnen komen voor CO 2 compensatie is in discussie in het kader van een nieuw wereldklimaatverdrag. Daarbij zal waarschijnlijk een punt van discussie zijn dat hergroei van bos tot een grotere vastlegging van C leidt dan een oliepalmplantage. - Verder onderzoek zou moeten worden verricht naar de gevolgen van omschakeling van zowel 3-jarig als 15-jarig secundair bos naar oliepalm of jatropha voor de biodiversiteit. Ook zou gekeken moeten worden op welke wijze de teelt oliepalm of jatropha gecombineerd zou kunnen worden met behoud en herstel van natuurlijke bossen. Dit omdat er vanuit de overheid verplicht gesteld is dat 30% van het totale areaal moet worden gereserveerd voor behoud en herstel van natuurlijke bossen. Controle hierop zou beter plaats moeten vinden. - Belangrijk is dat legalisatie van grondeigendomtitels verder wordt geformaliseerd, eventueel met ondersteuning van de producentenorganisaties. De overheid zou deze organisaties hier een duidelijke rol in kunnen geven. Aan de andere kant zou vanuit de overheid bij promotie van oliepalmteelt of de teelt van jatropha speciale aandacht besteed moeten worden aan landlozen en de mogelijkheden creëren dat zij toegang krijgen tot een eigen stuk grond. - Met betrekking tot het verbeteren van de positie van de vrouwen is het belangrijk dat vrouwen actief betrokken worden bij de teelt van oliepalm en jatropha en actief kunnen deelnemen in de producentenorganisaties. 101

104

105 Referenties. Achten, W.M.J., Verschot, L., Franken, Y.J., et al. (2008). Jatropha bio-diesel production and use. Biomass and Energy 32, Alegre, J. & Arevalo, J. (2003). Reservas de carbono según el uso de la tierra en dos sitios de la Amazonia de Peruana. Estudio Producción y sanidad animal 155, ISSN , Rome, Italy. Alfonso Bartoli, A.J., (2008). Manual del cultivo de pinon blanco en Honduras. La Lima, Cortes, Honduras. Arevalo Ruiz, C., (2009). Proyectos, agro y competividad en el contexto actual de la crisis financiera. Colegio de Ingenieros del Perú, Lima, Perú. ASD. (2006). Guia para el establecimiento y manejo de un vivero de palma aceitera. Costa Rica. Blok, K. (2006). Introduction to Energy Analysis. Amsterdam, Nederland. CEPES. (2007). Biocombustibles un tema que marece más atención. Revista Agraria 85, 6-7. Cörvers, R. (2004). Duurzame ontwikkeling: van concept tot strategie. In: Open Universiteit Nederland (ed) Milieuproblemen en duurzame ontwikkeling (deel 1). Open Universiteit Nederland, Heerlen. Crutzen, P.J., Mosier, A.R., Smith, K.A., Winiwarter, W. (2008). N 2 O release from agro-biofuel production negates global warming reduction by replacing fossil fuels. Atmos. Chem. Phys 8, Danielsen, F., Beukema, H., Burgess, N.D., et al. (2008). Biofuel plantations on forested lands. Double jeopardy for biodiversity and climate. Conservation biology, DOI: /j.: Demirbas, A. (2009). Progress and recent trends en biodiesel fuels. Energy conversion and management 50, Direccion Regional Agraria San Martin. (2007). Cadena productive de Palma aceitera en la region San Martin. Moyobamba, Perú. Dufey, A. (2006). Biofuels production, trade and sustainable development: emerging issues. IIED, London, United Kingdom. Echeverría Trujillo, R.G. (2007). Manejo del cultivo de Piñon Blanco en la región de San Martin. INIA, Tarapoto, Peru. Food and Agriculture Organización. (2008). The state of food and agriculture Biofuels: prospects, risks and opportunities, Rome, Italy. Gobierno Regjional de San Martin. (2008). Cadena productiva de la palma aceitera en la región de San Martin. Moyobamba, Perú. 103

106 Gobierno regional de San Martin. (2009). Plan Estratégico Sectorial Regional Agrario Tarapoto, Perú. Gremer, J. & Sauerborn, J. (2008). Estimation of the impacto of oil palm plantation establishment on greenhouse gas balance. Environment Development Sustainable, DOI /s Gubler, R. (2007). Subsidies and regulations keep de biodiesel market growing. Industrial Biotechnology, IIAP / SNV. (2008). Linea de base sobre biocombustibles en la Amazonía Peruana. Iquitos, Perú. ITDG. (2007). Opciones para la producción y uso del biodiesel en Peru. Lima, Peru. King, A. J., He, W., Cuevas, J. A., Freudenberger, M., Ramiaramanana, Graham, I. A. (2009). Potential of Jatropha curcas as a source of renewable oil and animal feed. Journal of Experimental Botany, DOI: /jxb/erp025. Lam, K.M. & Mohamed, A.R. (2009). Lifecycle assessment for the production of biodiesel, a casestudy in Malaysia for palmoil versus jatropha. Universiti Sains Malaysia, Pulau Pinang, Malaysia. Larrea, N. (2008). La Amazonía Peruana, Situación y perspectivas. Lima, Peru. Jongschaap, R. E. E., Corree, W. E., Bindraban, P. S., Brandenburg, W. A. (2007), Claims and Facuss on Jatropha Curcas L. Report 158, Wageningen, Nederland. Ministerio de Agricultura de Peru. (2006). Palma Aceitera, cadena productiva. Palma aceitera Boletin 1. Lima, Peru. Ocrospoma Ramirez, D.L. (2008). Situación y perspectivas de los biocombustibles en el Perú. ICCA, Lima, Peru. OECD/IEA. (2008). World Energy Outlook Paris, France: Resumen ejecutivo. Pleanjai Shabbir, S., Gheewaala, H., Garivait, S. (2004). Environmental evaluation of biodiesel from palm oil in a Life Cycle Perspectiv. The Joint Graduate School of Energy and Environment, Thailand. Prueksakorn, K. & Gheewala, S.H. ( 2008). Full Chain Energy Analysis of Biodiesel from Jatropha curcas L. in Thailand. Environmental Science & Technology 42 (9), Randazzo, M. & Sassi, M. (2007). Bioenergy and food security in developing countries perspective, Ecconomia e Diritto Agroalimentare, Italy. Reijnders, L. & Huijbregts, M.A.J. (2006). Palmoil and the emission of carbon-based greenhouse gases. Journal of cleaner production 16, Reijnders, L. & Huijbregts, M.A.J. (2008). Biogenic greenhouse gas emissions linked to the life cycles of biodiesel derived from European rapeseed and Brazilian soybeans. Journal of Cleaner Production, 16,

107 Reijnders, L. (2008).Transport biofuels a life cycle assessment approach. Perspectives in Agriculture, Veterinary Science, Nutrition and Natural Resources 3, 071. Rupilius, W., Ahmad, S. (2007). Palm oil and palm kernel oil as raw materials for basic oleochemicals and biodiesel. Eur. J. Lipid Sci. Technology DOI /ejlt Sanchez Albavera, F. & Orrego Moya, R. (2007). Tablero de Comando para la promoción de los biocombustibles en el Perú. CEPAL, Santiago de Chile. SPDA. (2009). Biocombustibles en el Perú: Elementos en juego. Cuestión de perspectiva 2, 05/09. VROM. (2009). Dossier Klimaatverandering, wetten en regels. Geraadpleegd op 24 mei 2009 op 105

108

109 Overzicht bijlagen. Bijlage 1. Bijlage 2a. Bijlage 2b. Bijlage 2c. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5 Bijlage 6. Bijlage 7. Bijlage 8. Bijlage 9. Bijlage 10. Bijlage 11. Bijlage 12. Bijlage 13 Lijst met afkortingen en begrippen. Vragenlijst voor oliepalm en jatrophaproducenten. Vragenlijst voor olie-extractie en biodieselverwerkende bedrijven. Vragenlijst voor andere organisaties. Lijst met geïnterviewde personen. Karakterisatiefactoren. Amazonegebied van Perú met departamenten. Kaart van de gebruikscapaciteit van de gronden van Ucayali. Kaart van de gebruikscapaciteit van de gronden van San Martín. Financiele analyse teelt van oliepalm (1 hectare / 25 jaar). Fiinanciele analyse teelt van jatropha (1 hectare / 25 jaar). Energie-analyse en uitstoot van broeikasgassen van oliepalm. Energie-analyse en uitstoot van broeikasgassen van jatropha. Kaart met potientiële gebieden voor de teelt van oliepalm. Biodieselproductie uit palmolie en jatropha en impact voor duurzaamheid.

110

111 Bijlage 1: Lijst met afkortingen en begrippen. Afkortingen. ACEPAT : Centrale Associatie van Palmboeren van Tocache (Asociacion Central de Palmicultores de Tocache) ACEPERU : Centrale Associatie van Oliepalmboeren van Campo Verde en Nueva Requena (Asociacion Central de Palmicultores de Campo Verde y Nueva Requena) AGRITERRA : Een Nederlandse Agri-agency die boeren organisaties in het Noorden en Zuiden ondersteund. ASD : Type oliepalm uit Costa Rica ASPASH : Associatie van Palmboeren van Shambillo Aguatia (Asociacion de Palmicultores de Shambillo Aguatia) CIRAD : Type oliepalm uit Afrika COCEPE : Centrale Comité van Palmboeren van Ucayali (Comite Central de Palmicultores de Ucayali). CONVEAGRO : Nationale Peruaanse Landbouw Organisatie (Convención Nacional del Agro de Peru) CONAPAL : Nationale Confederatie van Oliepalmboeren en bedrijven van Peru (Confederion National de Palmicultores y empresas). DED : Duitse Ontwikkelings Dienst (Organizacion Aleman de Desarrollo) DEVIDA : Nationale Commissie voor ontwikkeling en het leven zonder drugs (Comision Nacional para el Desarrollo y Vida sin Droga FEDEPALMA : Departementale federatie van Palmboeren (Federacion departemental de Palmicultores) FENEPALMA : Nationale Federatie van Oliepalmboeren van Peru (Federacion Nacional de Palmicultores en oliepalmbedrijven) IIAP : Onderzoeks Instituut van de Peruaanse Amazone (Instituto de Investigaciones de la Amazonía Peruana) INDUPALSA : Oliepalm industrie van Loreto en San Martin (Industria de Palma Aceitera de Loreto y San Martin INIA : Nationaal Agrarisch Onderzoeks en Trainigs Instituut (Instituto National de Investigacion e Extension Agraria) IPPC : ITDG : Practical Action Tecnology Challenging Poverty JARPALMA : Organisatie Tuin van Palmen (Los Jardines de Palma) LCA : Levens Cyclus Analyse MINAG : Ministerie van landbouw (Ministerio de Agricultura) MINAM : Ministerie van milieu (Ministerio de Medio Ambiente). MINEM : Ministerie van mijnbouw en energie (Ministerio de Energia y Minas) NGO : Niet gouvernementele organisatie NCW : Nettto Contante Waarde OLAMSA : Oleaginosas Amazonicas OLPESA : Oleaginosas del Peru OLPASA : Oleaginosas Ucayali ONNUDD : Kantoor van de Verenigde Naties tegen Drugs en Delicten (Oficina de Nationes Unidas contra Drugs y Delicto) PIBA : Onderzoeksprogramma Biodiversiteit in de Amazone (Programma de

112 PROBIOCOM PROBIOSAM RFF UNOPS Investigacion de la Biodiversidad Amazonía) : Programma ter promotie van het gebruik van biobrandstoffen (Programa de Promoción y Uso de Biocombustibles) : Promotiegroep biobrandstoffen San Martin (Promocion de biocombustibles en San Martin) : Trossen Verse Vruchten (Racimos de Frutas Frescas) : Kantoor van de Verenigde Naties voor Project Service (United Nations Office for Project Services) PRODUCE : Ministerie van productie (Ministerio de Produccion (Produce). PROINVERSION : SEMPALMA : Oliepalm zaden van Nuevo Amanecer (Semillas de Palma Aceitera Nuevo Amanecer) SNI : Nationale Vennootschap van industrie (Sociedad Nacional de Industrias) SNV : Nederlandse Ontwikkelings Organisatie SPDA : Peruaanse Samenleving van het recht op milieugebied (Sociedad Peruana de Derecho Ambiental) UNALM : Agrarische Universiteit La Molina (Universidad Agraria La Molina) Begrippen. Apile B2 B5 B100 CO 2 GEI hp Kudzo LCA mtoe Picacheo piñon blanco ppm Purma Rozo Tumba Quema piñon blanco vat (olie) : Stapelen : Mengsel van diesel met 2% biodiesel : Mengsel van diesel met 5% biodiesel : 100 % biodiesel : Koolstofdioxide : Gases de effecto invernadero : Horse Power (paardekracht) - 1 hp = 0,7457 kw : Vlinderbloeimige (P. Phaseoloides) : Levens Cyclus Analyse : Miljoen ton olie equivalenten (1 toe = x 10 9 Joule) : in kleine stukken hakken van houtachtig materiaal : Jatropha : Deeltjes per miljoen : Secondair bos : Verwijderen van lage vegetatie : Kappen van hoge bomen : Branden van een stuk grond : Jatropha : 158,97 liter

113 Bijlage 2a.: Vragenlijst producenten van oliepalm /jatropha. Naam geïnterviewde : Man/vrouw :.. Adres :.. Woonplaats : Departement : Organisatie : Naam interviewer :. Datum Interview :..

114 A. Algemene bedrijfsgegevens 1. Hoe groot is uw bedrijf in hectares?.. 2. Uit welke hoofdactiviteiten bestaat uw bedrijf (gewassen/ veehouderij / bosbouw / biobrandstoffenteelt), welke gewassen cq. dieren en met welk doel (eigen gebruik / commercialisatie)? Activiteiten Oppervlakte (ha) /aantallen Gewassen / dieren Doeleinden 3. Wat is de eigendomspositie van uw grond? O eigendom O pacht O anders :. 4. Wie nemen er deel aan het arbeidsproces en welke rol heeft een ieder? Omschrijving Man Vrouw Zonen Dochters Externe arbeidskracht en Aantal Rol binnen bedrijf

115 B. Teelt van palmolie cq. jatropha voor biobrandstoffen B1. Algemeen 5. Hoeveel hectare oliepalm / jatropha verbouwt u momenteel, welke variëteit wat is het aantal planten per hectare en wat is de levensduur van de aanplant? Variëteit Oppervlakte (hectare) Planten per hectare Levensduur 6. Wat is de grondsoort van het terrein waar u bovengenoemde biobrandstoffen verbouwt? 7. Wat is het hellingspercentage.. 8. Sinds wanneer verbouwt u oliepalm / jatropha en om welke reden bent u gestart met de teelt van oliepalm / jatropha? Wat was het grondgebruik voor de verbouw van oliepalm / jatropha?....

116 B.2. Inputs 10. Op welke wijze vindt de grondbewerking plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 11. Op welke wijze vindt het zaaien /planten plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 12. Op welke wijze vindt de bemesting plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal

117 13. Op welke wijze vindt de irrigatie plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 14. Op welke wijze vindt de onkruidbestrijding plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 15. Op welke wijze vindt de ziekte en ongedierte bestrijding plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal

118 16. Op welke wijze vindt het oogsten plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 17. Op welke wijze vindt de verwerking plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daarop volgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal 18. Op welke wijze en waar vindt de afzet plaats en welke inputs zijn hiervoor nodig, hoeveel en wat zijn de kosten (indien nodig met onderscheid tussen het eerste jaar en de daaropvolgende jaren)? Sub activiteit Jaar Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Totaal

119 B3. Outputs 19. Welke producten komen vrij bij de teelt van palmolie / jatropha, wat is de opbrengst per hectare in kg en geldeenheid (eventueel verdeeld over de verschillende jaren)? Product / bijproduct Jaar (1 20) Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Opbrengst per eenheid Totale opbrengst Totaal 20. In hoeverre worden fossiele brandstoffen en traditionele brandstoffen vervangen door de geproduceerde biodiesel en bij welke activiteiten? Activiteit Koken Verlichting Vervoer Fossiele en traditionele brandstoffen Soort Eenheid Hoeveelheid per jaar Biodiesel Soort Eenheid Hoeveelheid per jaar

120 B4. Problemen en kansen 21. Wat zijn de problemen die u ondervindt bij de teelt van biodiesel uit palmolie cq. jatropha (in volgorde van prioriteit)? Welke kansen ziet u voor de teelt van biodiesel uit palmolie cq. jatropha (in volgorde van prioriteit)?

121 C. Toekomstige teelt van biobrandstoffen 23. Wat zijn de verwachtingen voor verdere uitbreiding van de teelt van biobrandstoffen? O geen uitbreiding O uitbreiding binnen bestaand bedrijf O uitbreiding door aankoop terrein 24. Wat is de reden voor geen of wel uitbreiding van de teelt van biobrandstoffen? Indien uitbreiding zal plaats vinden op welke gronden zal deze plaats vinden en waarom is hiervoor gekozen? O grond nu bestemt voor voedselproductie O grond dat nu bestemd is voor natuur O marginale gronden Reden :. 26. Heeft u verder nog opmerkingen die van belang kunnen zijn voor het onderzoek?

122

123 Bijlage 2B. Vragenlijst biodieselverwerkende bedrijven. Naam geïnterviewde:. Man/vrouw :.. Adres :.. Woonplaats : Departement : Organisatie : Naam interviewer :. Datum Interview :..

124 A. Algemene gegevens 1. Welk jaar is uw bedrijf opgericht? 2. Wat zijn de hoofd en nevenactiviteiten van uw bedrijf en wat is de productiecapaciteit? Activiteiten Productiecapaciteit Doeleinden 3. Hoeveel personen werken er binnen het bedrijf? B. Olie-extractie 4. Welke grondstoffen worden er gebruikt voor de olie-extractie en waar komen deze vandaan? Grondstof Geschatte hoeveelheid Plaats van herkomst

125 5. Welke processtappen vinden er plaats van zaad tot olie-extractie? Processtappen Korte omschrijving 6. Welke inputs worden er per processtap gebruikt, wat is de hoeveelheid en wat zijn de kosten? Processtap 1. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 2. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 3. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten

126 Processtap 4. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 5. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten 7. Wat zijn de outputs van het olie-estractieproces, wat is de opbrengst in gewicht en geldeenheid? Product / bijproduct Eenheid (kg / l) Hoeveelheid per jaar (kg / l) Opbrengst per kg / l Totale opbrengst

127 C. Productie van biodiesel 8. Welke grondstoffen worden er gebruikt voor de productie van biodiesel en waar komen deze vandaan? Grondstof Geschatte hoeveelheid Plaats van herkomst 9. Welke processtappen vinden er plaats van olie tot biodiesel? Processtappen Korte omschrijving

128 10. Welke inputs worden er per processtap gebruikt, wat is de hoeveelheid en wat zijn de kosten? Processtap 1. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 2. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 3. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 4. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten Processtap 5. Input Eenheid Hoeveelheid/ hectare / jaar Kosten per eenheid Totale kosten

129 11. Wat zijn de outputs van het olie-estractieproces, wat is de opbrengst in gewicht en geldeenheid? Product / bijproduct Eenheid (kg / l) Hoeveelheid per jaar (kg / l) Opbrengst per kg / l Totale opbrengst D. Toekomstige productie 12. Wat zijn de problemen die u ondervindt bij de olie-extractie en de productie van biodiesel?

130 13. Welke kansen ziet u voor de olie-extractie en productie van biodiesel? Wat zijn de verwachtingen voor verdere productie-uitbreiding? Heeft u verder nog opmerkingen die van belang kunnen zijn voor het onderzoek?

131 Bijlage 2C. Vragenlijst andere organisaties. Naam :. Man / vrouw : Adres : Stad : Departament : Organisatie : Interviewer :.. Datum:.

132 1. Wat is de ervaring van uw organisatie met biobrandstoffen in Peru en wat zijn de projecten, activiteiten, onderzoeken en beleid met betrekking tot dit thema? Wat zijn de ervaringen van uw organisatie specifiek met de productie van oliepalm en jatropha voor biodiesel in de Amazone van peru? Op welke wijze vindt de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha in de Amazone van Peru plaats op dit moment? Op welke wijze vindt de olie-extractie en biodiesel productie van palmolie en jatropha plaats in de Amazone van Peru? Op welke wijze denkt u dat de productie van oliepalm en jatropha voor de productie van biodiesel gaat uitbreiden?

133 Wat denkt u dat de impact van de productie van biodiesel uit palmolie en jatropha en eventuele uitbreiding zal zijn voor: 6.1. het inkomen van de producenten en familie lokale energiezekerheid bijdrage aan de reductie van uitstoot van broeikasgassen Milieu verontreiniging (uitstoot naar lucht, bodem en water biodiversiteit......

134 6.6. voedselzekerheid werkgelegenheid gender relaties Heeft u ander opmerkingen die van belang zijn voor het onderzoek?

135 Bijlage 3. Lijst met geïnterviewde personen. LIMA Federico León y León Nationale Peruaanse Conventie van Voorzitter Landbouw (CONVEAGRO) - Lima Efraín Gómez Nationale Peruaanse Conventie van Directeur Landbouw (CONVEAGRO) - Lima Nelson Larrea Lora Agro Rural Adviseur Carlos Arévalo College van ingenieurs Onderzoeker, adviseur Eliza Canziani Peruaanse milieu Organisatie (SPDA) Bosbouw specialist Juan Luís Dammert Bello Peruaanse milieu Organisatie (SPDA) Socioloog Martijn Veen Servicio Holandés Adviseur Luís J. Paz Silva Onderminister van Industrie Adviseur Isabel Quispe Katholieke Universiteit van Peru Leerkracht Fernando Acosta Bedoya Coordinator Bioenergie van NGO Praktische oplossingen ( ITDG) Coordinator bioenergie Gustavo Vivanco Mackie Ministerie van milieu (MINAM) Adviseur van de vice minister Belmira Carrera La Torre Ministerie van landbouw (MINAG) Bosbouwspecialist Algemene directie van bosbouw en fauna Sandra Roncal Ministerie van landbouw (MINAG) Milieuspecialist Algemene miliuezaken. Roxana Orrego Moya Ministerie van landbouw (MINAG) Algemene directie competentie landbouw. Specialist in bioenergie Demetrio Manche Espinoza Álvaro Arrospide F PUCALLPA Ministerie van landbouw (MINAG) Algemene directie competentie landbouw. Industrias del Espino S.A. Romero groep Specialiste in oliepalmteelt Afdeling biobrandstoffen Enrique Vásquez Da Silva Nationale Peruaanse Conventie van Voorzitter Landbouw (CONVEAGRO) - Ucayali Reuner Fernández Centraal comité van Palmboeren in Voorzitter Ucayali (COCEPE) Honorio Espejo Merlín Nationale Confederatie van Palmboeren Bestuurslid (CONAPAL) Noel Tarzana Palmkwekerij Semillas de Palma Directeur Aceitera Nuevo Amanecer (SEMPALMA) Alberto Pastrana Palmkwekerij Semillas de Palma Techisch adviseur Aceitera Nuevo Amanecer (SEMPALMA) Isaac Huaman Pérez Ministerie van Landbouw in Pucallpa Project manager Oliepalm Miguel Sánchez Toledo Regionale overheid van Ucayali Assistent manager Diana Pérez Onderzoeks instituut van de Amazone in Adviseur Pucallpa (IIAP) Edeguardo Brumil Romero Nationaal Milieukundig Onderzoeks Directeur Instituut (INIA) Elina Camacho Nationaal Milieukundig Onderzoeks Instituut (INIA) Adviseur

136 Theo Raúl Suárez Asociatie voor het regenwoud (FUSEVE) Adviseur Gullia Resarresion Centrale Associatie van palmboeren van Campo Verde y Nueva Requena (ACEPERU) Victor Romero González Carlos Díaz Ingunza Segundo Vidal Saldanja Campo Theodoro Fransisco Sánchez Barrig Toribio Racho Fernández Gerben Walter Valencia Flores Centrale Associatie van palmboeren van Campo Verde y Nueva Requena (ACEPERU) Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Socio y palmicultor Lid en oliepalmproducent Lid en oliepalmproducent Néstor Torres Vigeroa Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Elisa Becerra Huaman Centraal comité van Palmboeren in Ucayali (COCEPU) Víctor López SAIS Tupac Amaru Lid en oliepalmproducent Roberto Parraca Biohiguerol SAC Manager George Alban Maldonado Olie-extractiefabriek OLAMSA Manager Pedro Seijas Cárdenas Olie-extractiefabriek OLAMSA Coordinator van het technisch departement Norberto Angulo García Olie-extractiefabriek (OLPESA) Algemeen manager TARAPOTO Esther Chávez Nationale Peruaanse Conventie van Manager Landbouw (CONVEAGRO) San Martin Percy Enrique Pacheco Diaz Olie-extractiefabriek (INDUPALSA) Algemeen manager Matilde Pulgar Tapia Verenigde Naties Coordinator Project Bajo Huallaga Marco Polo Arango Del Alquila Tello groep Adviseur Ronal Gabriel Echeverría Nationaal Milieukundig Instituut (INIA) Jatropha specialist Trujillo Carlos Sánchez Achine Regionale directie van landbouw van San Martín Coordinator van het jatropha project Félix Octavio Campos Flores Directie van promotie van landbouw van Coordinator de regionale overheid van San Martin Marisol Ramírez Directie van promotie van landbouw van Promotor oliepalmteelt de regionale overheid van San Martin Miquel Gronert Varquez Directie economische ontwikkeling van Assistent manager de regionale overheid van San Martin. Cecar Chávez NGO CEDISA Adviseur Quency Pinado Pezo NGO CEDISA Technicus Julton Topullima Salas Solas Jatropha producent Espíritu Topullima Pizango Solas Jatropha producent Santos Topullima Salas Solas Jatropha producent Flauver Tapullimo Songama Solas Jatropha producent Atilio González Vásquez Jardines de las Palmas Lid en oliepalmproducent Genith Delgado Lozano Jardines de las Palmas Lid en oliepalmproducent Susana Paima Jardines de las Palmas Lid en

137 oliepalmproducent Juan Javier Sinti Jardines de las Palmas Lid en oliepalmproducent Zenoria Huansi Ramero Jardines de las Palmas Lid en oliepalmproducent Wilson Alegría Upiachihua Jardines de las Palmas Lid en oliepalmproducent Pedro Paima Pezo Jardines de las Palmas Bestuurslid en oliepalmproducent

138

139 Bijlage 4. Karakterisatiefactoren. Tabel 1. C reserves in (ton/ha) in landbouwsystemen in Pucallpa, Peru. Landgebruiksysteem Boom Onder Bladerdak Wortel b Grond c Totaal begroeiing Foresta Primair bos (niet aangeraakt) 160,1 0,83 0,73 2,61 76,81 241,1 Primair bos (selectieve extractie) 120,3 0,69 1,83 3,48 47,03 173,3 Barbechos Secondair bos (15 jaar) 121,0 2,21 2,85 1,04 68,33 172,3 Secondair bos (3 jaar) 13,2 1,83 5,90 0,28 19,63 40,8 Cultivos Recent gebrand gebied 68, ,27 29,71 101,3 Eenjarig gewas (maïs) 4,5 1,24 2,12 0,81 22,36 31,0 Eenjarig gewas (yucca) 0,7 1,75 0,98 0,50 34,16 38,1 Tweejarig gewas (banaan) 6,2 8,08 1,99 0,84 39,16 56,2 Gras Gedegradeerd grasland 0 2,42 0,68 0,68 35,74 39,5 Plantages Hevea (30 jaar) 66,6 0,91 6,47 0,35 78,20 152,6 Oliepalmplantage 0 37,24 4,14 0,71 57,15 99,2 Bron: Alegre & Arevalo, J, 2003 Tabel 2. Energiegehalte / verbruik / CO2 uitstoot / Cumulatieve Energie Vraag (CED) van diverse processen en materialen. Omschrijving Karakterisatiefactoren Bron Energiegehalte diesel 36 MJ /liter Bron: Blok, 2006 Energiegehalte benzine 33 MJ / liter Bron: Blok, 2006 Energiegehalte elektriciteit 3,6 MJ / kwh Bron: Blok, 2006 Energiegehalte stoom 2,7 3,5 MJ / kg Bron: Blok, 2006 Energiegehalte jatropha schil 19,4 MJ/ kg Bron: Achten, e.a., 2008 Energiegehalte jatropha zaadkoek 18,2 MJ / kg Bron: Achten, e.a., 2008 CO2 uitstoot diesel 74 Kg / GJ (LHV) (3) Bron: Blok, 2006 CO2 uitstoot benzine 69 Kg / GJ (LHV) (3) Bron: Blok, 2006 CO2 uitstoot kerosine 72 Kg / GJ Bron: Blok, 2006 CO2 uitstoot olie 77 kg / GJ Bron: Blok, 2006 CO2 uitstoot aardgas 56 kg / GJ Bron: Blok, 2006 CO2 uitstoot methanol 786 kg CO2 / ton Bron: Lam & Mohamed, 2009 CO2 uitstoot NAOH 1,2 kg CO2 / kg Bron: Lam & Mohamed, 2009 Energiegebruik vervoer per vliegtuig 12 MJ/ton/km (500 km) / 8MJ/ton/km Bron: Blok, 2006 (6000 km) Energiegebruik vervoer schip 0,15 1,0 (binnenland) 0,05 0,3 Bron: Blok, 2006 (zee) Energiegebruik vervoer per bus 8 MJ / ton / km Bron: Blok, 2006 Energiegebruik vervoer vrachtwagen 2,8 MJ / ton / km (< 10 ton) / 0,8 MJ / Bron: Blok, 2006 ton / km (> 10 ton) CED polyethyleen 67,8 GJ / ton Bron: Blok, 2006 CED Urea 22,4 GJ / ton Bron: Blok, 2006

140 CED Fosformeststof 6,7 GJ / ton Bron: Blok, 2006 CED Kalium meststof 0,9 GJ / ton Bron: Blok, 2006 CED NPK meststof 11,2 GJ / ton Bron: Blok, 2006 Stikstof (N) 87,9 MJ/Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Fosfor (P) 26,4 MJ/ Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Kalium (K) 10,5 MJ / Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Moleculair gewicht van CO2 (g/mol) 44 Bron: Danielsen, e.a., 2008 Moleculair gewicht van C (g/mol) 12 Bron: Danielsen, e.a., 2008 Moleculair gewicht van biodiesel C reserves palmplantage 91 ton C / ha Bron: Danielsen, e.a., 2008 C reserves jatropha 40 ton C/ha GWP CO2 1 Bron: Blok, 2006 GWP methaan (CH4) 21 Bron: Blok, 2006 GWP stikstof oxide (N2O) 310 Bron: Blok, 2006 Natriumhydroxide (NaOH) 19,87 MJ/ kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Energiegehalte palmolie biodiesel 31,4 MJ / kg Bron: Lam & Mohamed, 2009 Energiegehalte jatrophabiodiesel 39,77 MJ/kg Bron: Lam & Mohamed, 2009 Jatropha Zaadkoek (als brandstof) 18,81 25,1 MJ / Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Jatropha Zaadkoek (als meststof) 6,22 MJ/Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Herbiciden 452,5 MJ/Kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Insecticiden / fungiciden 245,57 MJ / kg Bron: Lam & Mohamed, 2009 Methanol (MeOH) 38,08 MJ/kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Ruwe glycerine 25,6 MJ/kg Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Soortelijke dichtheid jatropha olie 0,92 Bron: Prueksakorn & Gheewala, 2008 Higher Heating Values (HHV) biodiesel MJ / kg Bron: Demirbas, 2009

141 Bijlage 5. Amazonegebied van Peru met de departementen.

142

143 Bijlage 6. Kaart van de gebruikscapaciteit van gronden van Ucayali.

144

145 Bijlage 7. Kaart van gebruikscapaciteit gronden van San Martin.

146

147 Bijlage 8. Financiële analyse teelt van oliepalm (1 hectare/ 25 jaar). Tabel 1. Rentabiliteit 1 hectare oliepalm met kunstmeststoffen (25 jaar) op basis van literatuurgegevens. Omschrijving Eerste drie jaar Uren Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Kosten /eenheid (in sol) Rentabiliteit (inclusief arbeidskosten) Rentabiliteit (exclusief arbeidskosten) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) - Landbereiding dagen 14 20,00 280,00 96, Overplanten dagen 14 20,00 280,00 96, Onderhoud dagen 69 20, ,00 475, Inputs - Plantmateriaal Planten , ,00 641, ,00 641,03 - Kudzu Kg 2 15,00 30,00 10,34 30,00 10,34 - Urea ton 0, ,00 440,20 151,79 440,20 151,79 - Rock fosfaat ton 0, ,00 360,00 124,14 360,00 124,14 - Kaliumchloride ton 0, ,00 750,00 258,62 750,00 258,62 - Borax ton 0, ,00 80,00 27,59 80,00 27,59 - Dolomiet ton 0, ,00 315,00 108,62 315,00 108,62 - Insecticide kg 1,5 54,00 81,00 27,93 81,00 27,93 - Fungicide kg 1,5 90,00 135,00 46,55 135,00 46,55 - Herbicide kg 1,5 30,00 45,00 15,52 45,00 15,52 Transport 0,00 0,00 0,00 0,00 - Plantmateriaal plant 143 1,00 143,00 49,31 143,00 49,31 - meststoffen 1,31 29,00 37,99 13,10 37,99 13,10 Kosten 1-3 jaar 6.216, , , ,55 Vier tot 25 jaar Uren - Onderhoud dagen , , , Oogst dagen , , , Transport lege vruchthulsels ton 0 29,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Transport overige meststoffen Benzine voor cultivator ton 19,61 29,00 568,69 196,10 568,69 196,10 liter 25 3,17 79,25 27,33 79,25 27,33 Transport trossen verse vruchten ton , , , , ,00 Urea ton 5, , , , , ,38 Rock fosfaat ton 5, , , , , ,62 Kaliumchloride ton 5, , , , , ,72 Magnesium ton ,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Borax ton 0, , ,00 882, ,00 882,76 Dolomiet ton 1, , ,00 817, ,00 817,24 Insecticide Kg 11,00 54,00 594,00 204,83 594,00 204,83 Fungicide Kg 11,00 90,00 990,00 341,38 990,00 341,38 Herbicide Kg 11,00 30,00 330,00 113,79 330,00 113,79 Kosten 4-25 jaar , , , ,15 Totale kosten 1, , , , ,70 Opbrengst ton 502,00 278, , , , ,00 Winst (25 jaar) , , , ,30

148 Tabel 2. Rentabiliteit van 1 hectare oliepalm met deels kunstmeststoffen en deels organische meststoffen (25 jaar) op basis van interviews (variant 2). Omschrijving Eerste drie jaar Uren Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Eenheid (sol) Rentabiliteit (inclusief arbeidskosten) Rentabiliteit (exclusief arbeidskosten) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) - Landbereiding dagen 14 20,00 280,00 96, Overplanten dagen 14 20,00 280,00 96, Onderhoud dagen 69 20, ,00 475, Inputs - Plantmateriaal Planten , ,00 641, ,00 641,03 - Kudzu Kg 2 15,00 30,00 10,34 30,00 10,34 - Urea ton 0, ,00 383,40 132,21 383,40 132,21 - Rock fosfaat ton 0, ,00 252,00 86,90 252,00 86,90 - Kaliumchloride ton 0, ,00 625,00 215,52 625,00 215,52 - Borax ton 0, ,00 160,00 55,17 160,00 55,17 - Dolomiet ton 0, ,00 105,00 36,21 105,00 36,21 - Insecticide kg 1,5 54,00 81,00 27,93 81,00 27,93 - Fungicide kg 1,5 90,00 135,00 46,55 135,00 46,55 - Herbicide kg 1,5 30,00 45,00 15,52 45,00 15,52 Transport 0,00 0,00 - Plantmateriaal plant 143 1,00 143,00 49,31 143,00 49,31 - meststoffen 1,31 29,00 37,99 13,10 37,99 13,10 - lege vruchtomhulsels ton 2,29 29,00 66,41 22,90 66,41 22,90 Kosten 1-3 jaar 5.862, , , ,69 Vier tot 25 jaar Uren - Onderhoud dagen , , , Oogst dagen , , , Transport lege vruchthulsels Transport overige meststoffen Benzine voor cultivator Transport trossen verse vruchten ton 16,78 29,00 486,62 167,80 486,62 167,80 ton 8 29,00 232,00 80,00 232,00 80,00 liter 25 3,17 79,25 27,33 79,25 27,33 ton , , , ,00 Urea ton 1, , ,20 959, ,20 959,72 Rock fosfaat ton 1, , ,00 624, ,00 624,83 Kaliumchloride ton 1, , , , , ,45 Magnesium ton 1, , ,00 543, ,00 543,10 Borax ton 0, ,00 960,00 331,03 960,00 331,03 Dolomiet ton 0, ,00 795,00 274,14 795,00 274,14 Insecticide Kg 12,50 54,00 675,00 232,76 675,00 232,76 Fungicide Kg 12,50 90, ,00 387, ,00 387,93 Herbicide Kg 12,50 30,00 375,00 129,31 375,00 129,31 Kosten 4-25 jaar , , , ,40 Totaal kosten , , , ,09 Opbrengst ton , , , , ,00 Winst (25 jaar) , , , ,91

149 Bijlage 9. Financiële analyse teelt van jatropha (1 hectare / 25 jaar). Tabel 1. Rentabiliteit 1 hectare jatroha in monocultuur met kunstmeststoffen (25 jaar) (variant 1). Omschrijving Eenheid Hoeveel heid / 1 ha / 25 jaar Eenheid (in sol) Rentabiliteit (inclusief arbeidskosten) Rentabiliteit (exclusief arbeidskosten) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) Eerste jaar Kwekerij Uren - Onderhoud dagen 6 20,00 120,00 41, Inputs 0,00 - Zaden kg 5 0,00 0,00 0, Kompost ton 1,7 80,00 136,00 46, ,90 Open veld Uren - Landbereiding dagen 14 20,00 280,00 96, Overplanten dagen 14 20,00 280,00 96, Onderhoud dagen 23 20,00 460,00 158, Oogst dagen 20 20,00 400,00 137, Inputs - Urea kg 44 1,42 62,48 21,54 62,48 21,54 - Superfosfaat kg 89 2,24 199,36 68,74 199,36 68,74 - Kalium chloride kg 34 2,5 85,00 29,31 85,00 29,31 - Dolomiet kg 71,5 1,5 107,25 36,98 107,25 36,98 - Herbicide kg ,00 20,69 60,00 20,69 - Fungicide kg 0, ,00 15,52 45,00 15,52 - Insecticide kg 0, ,00 9,31 27,00 9,31 - Benzine liter 7,5 3,17 23,78 8,20 23,78 8,20 Transport - meststoffen ton 1, ,10 19,00 55,10 19,00 - oogst ton 0, ,50 5,00 14,50 5,00 Kosten 1e jaar 2.355,47 812,23 815,47 281,19 Kosten 2e - 25e jaar Uren - Onderhoud dagen , , , Oogst dagen , , , Inputs - Urea Kg 528 1,42 749,76 258,54 749,76 258,54 - Superfosfaat Kg , , , , ,71 - Kalium chloride Kg , , , , ,48 - Dolomiet Kg , ,00 887, ,00 887,59 - Fungicide Kg ,00 372, ,00 372,41 - Insecticide Kg ,00 223,45 648,00 223,45 - Herbicide Kg ,00 496, ,00 496,55 - Benzine liter 180 3,17 570,60 196,76 570,60 196,76 Transport - meststoffen ton 6,24 29,00 180,96 62,40 180,96 62,40 - oogst ton 20 29,00 580,00 200,00 580,00 200,00 Kosten 2-25 jaar , , , ,89 Totale kosten , , , ,08 Opbrengst ton 125,00 580, , , , ,00 Winst (25 jaar) , , , ,92

150 Tabel 2. Rentabiliteit 1 hectare jatroha in associatie met voedselgewassen zonder ( kunstmeststoffen) over 25 jaar (variant 2). Omschrijving Eerste jaar Kwekerij Uren Eenheid Hoeveel heid / 1 ha / 25 jaar Eenheid (in sol) Rentabiliteit (inclusief arbeidskosten) Rentabiliteit (exclusief arbeidskosten) Totaal (sol) Totaal (in $) Totaal (sol) Totaal (in $) - Onderhoud dagen 6 20,00 120,00 41, Inputs 0,00 - Zaden kg 5 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 - Kompost ton 1,7 80,00 136,00 46,90 136,00 46,90 Open veld Uren - Landbereiding dagen 14 20,00 280,00 96, Overplanten dagen 7 20,00 140,00 48, Onderhoud dagen 12 20,00 240,00 82, Oogst dagen 10 20,00 200,00 68, Inputs Kompost ton 0 80,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Transport - meststoffen ton 3,2 29,00 92,80 32,00 92,80 32,00 - oogst ton 0,5 29,00 14,50 5,00 14,50 5,00 Kosten 1e jaar 1.208,80 416,83 228,80 78,90 Kosten 2e - 25e jaar Uren - Onderhoud dagen , , , Oogst dagen , , , Inputs Transport - oogst ton 37,5 29, ,50 375, ,50 375,00 Kosten 2-25 jaar , , ,60 490,90 Totale kosten , , ,40 569,79 Opbrengst ton 37,50 580, , , , ,00 Winst (25 jaar) 6.013, , , ,21

151 Bijlage 10. Berekening van de Netto Contante Waarde. Tabel 1. Berekening van de NCW van oliepalm (variant 1). Jaar B - C (1+r) i NCW ,06 1, , ,06 1, , ,06 1,26-958, ,62 1, , ,62 1, , ,62 1, , ,62 1, , ,62 1, , , , ,62 2, , ,62 2, , ,62 2,52 927, ,62 2,72 859, ,62 2,94 795, ,62 3,17 737, ,62 3,43 681, ,62 3,7 631, , , ,62 4,32 541, ,62 4,66 501, ,62 5,03 464, ,62 5,44 429, ,62 5,87 398, ,62 6,34 368, ,62 6,85 341,26 Totaal 13416,98 Tabel 2. Berekening van de NCW van oliepalm (variant 2). Jaar B - C (1+r) i NCW ,27 1, , ,27 1,17-931, ,27 1,26-865, ,16 1, , ,16 1, , ,16 1, , ,16 1, , ,16 1, , , , ,16 2, , ,16 2,33 927, ,16 2,52 857, ,16 2,72 794, ,16 2,94 734, ,16 3,17 681, ,16 3,43 629, ,16 3,7 583,83

152 , , ,16 4,32 500, ,16 4,66 463, ,16 5,03 429, ,16 5,44 397, ,16 5,87 368, ,16 6,34 340, ,16 6,85 315,35 Totaal 12283,38 Tabel 3. Berekening van de NCW van jatropha (variant 1). Jaar B - C (1+r) i NCW ,47 1, , ,61 1,17 725, ,61 1,26 673, ,61 1,36 623, ,61 1,47 577, ,61 1,59 533, ,61 1,71 496, ,61 1,85 458, , , ,61 2,16 392, ,61 2,33 364, ,61 2,52 336, ,61 2,72 311, ,61 2,94 288, ,61 3,17 267, ,61 3,43 247, ,61 3,7 229, , , ,61 4,32 196, ,61 4,66 182, ,61 5,03 168, ,61 5,44 155, ,61 5,87 144, ,61 6,34 133, ,61 6,85 123,88 Totaal 6088,71 Tabel 4. Berekening van de NCW van jatropha (variant 2). Jaar B - C (1+r) i NCW ,8 1, , ,35 1,17 233, ,35 1,26 216, ,35 1,36 200, ,35 1,47 185, ,35 1,59 171, ,35 1,71 159,85

153 8 273,35 1,85 147, , , ,35 2,16 126, ,35 2,33 117, ,35 2,52 108, ,35 2,72 100, ,35 2,94 92, ,35 3,17 86, ,35 3,43 79, ,35 3,7 73, , , ,35 4,32 63, ,35 4,66 58, ,35 5,03 54, ,35 5,44 50, ,35 5,87 46, ,35 6,34 43, ,35 6,85 39,91 Totaal 1544,53

154

155 Bijlage 11. Energieanalyse en uitstoot van broeikasgassen bij de productie van biodiesel uit palmolie (1 hectare (143 planten / ha) over 25 jaar). Variant 1 volledige kunstmestbemesting en theoretische opbrengsten. Tabel 1.1. Teelt (502 ton trossen verse vruchten). Omschrijving Kwekerij Transport lucht (Costa Rica/ Benin - Lima) Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte totaal (in MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ CO2 ujitstoot totaal (in kg) ton x kilometer 0,001 * ,00 40,00 0,07 2,88 Transport lucht (Lima - Pucallpa / Lima - ton x kilometer 0,001 * 900 8,00 7,20 0,07 0,52 Tarapoto) Transport land ton x kilometer 0,001 * 30 2,80 0,08 0,07 0,01 Diesel voor irrigatie liter 7,15 36,00 257,40 0,07 19,05 Polyethylene zakjes kg 2,00 67,80 135,60 0,08 10,44 N kg 0,12 87,90 10,37 0,06 0,58 P kg 0,10 26,40 2,67 0,06 0,15 K kg 0,17 10,50 1,76 0,06 0,10 Mg kg geen data 0,00 0,00 0,00 Insecticide liter 0,01 245,57 2,46 0,06 0,14 Fungicide kg 0,01 245,57 2,46 0,06 0,14 Oliepalmplantage 0,00 Transport lege vruchthulsels Transport overige meststoffen ton x kilometer 0 * 30 0,80 0,00 0,07 0,00 ton x Kilometer 20,74 * 30 2, ,16 0,07 128,92 Benzine voor cultivator liter 25,00 33,00 825,00 0,07 56,93 Urea ton 6, , ,00 0, ,65 Rock fosfaat ton 6, , ,00 0, ,01 Kaliumchloride ton 6,16 900, ,00 0,06 310,46 Borax ton 0,33 geen data 0,00 0,00 0,00 Dolomiet ton 1,79 geen data 0,00 0,00 0,00 Insecticide Kg 12,50 245, ,63 0,06 171,90 Fungicide Kg 12,50 245, ,63 0,06 171,90 Herbicide Kg 12,50 452, ,25 0,06 316,75 Totaal per hectare , ,51 Totaal per 1 kg biodiesel (2) 1,49 0,08 2. Output variant 1 = 114,46 ton biodiesel en 20,60 glycerine = 135,1 ton

156 Tabel 1.2. Olie-extractie (120,48 ton ruwe palmolie). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgassen (Kg CO2) Elektriciteit (generator op diesel) kwh / trossen verse vruchten 20x502 3, ,00 0,074/0, ,87 Stoom (25%) (1) ton / ruwe olie 120, , ,84 0,00 0,00 Transport trossen verse vruchten ton /Kilometer 502,00 * 30 0, ,00 0,07 891,55 Totaal per hectare , ,43 Totaal per 1 kg biodiesel (2) 15,75 0,06 1 Bron: Lam & Mohamed, 2009 / voor stoom voor 1 ton ruwe olie is MJ energie nodig 2. Output variant 1 = 114,46 ton biodiesel en 20,60 glycerine = 135,1 ton Tabel 1.3. biodieselproductie (114,46 ton biodiesel). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energie gehalte per eenheid (in MJ) Energie gehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgassen (Kg) Methanol (18%) ton methanol 20, , , / ton (2) ,60 Katalysator (1,5%) ton NaOH 1, , ,40 1,2 / kg (2) 2.064,00 Electriciteit (1) ton biodiesel 114,46 923, ,36 0,074/0, ,39 Stoom (1) ton biodiesel 114, , ,60 0, ,27 Transport ruwe olie van Amazone naar Lima (vrachtwagen) ton per km 120,48 x 800 0, ,20 0, ,83 Transport methanol ton / km 20,6 * , ,00 0, ,52 Totaal / hectare , ,61 Totaal / kg biodiesel (2) 8,68 0,48 1 Bron: Lam & Mohamed, Output variant 1 = 114,46 ton biodiesel en 20,60 glycerine = 135,1 ton

157 Variant 2. Werkelijke situatie (deels kunstmest / organische bemesting en werkelijke opbrengsten). Tabel 2.1. Teelt (374 ton trossen verse vruchten). Omschrijving Kwekerij Transport lucht (Costa Rica / Benin- Lima) Transport lucht (Lima - Pucallpa / Lima - Tarapoto) Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte totaal (in MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ CO2 uitstoot totaal (in kg) ton x kilometer 0,001 * ,00 40,00 0,07 2,88 ton x kilometer 0,001 * 900 8,00 7,20 0,07 0,52 Transport land ton x kilometer 0,001 * 30 2,80 0,08 0,07 0,01 Diesel voor irrigatie liter 7,15 36,00 257,40 0,07 19,05 Polyethylene zakjes kg 2,00 67,80 135,60 0,08 10,44 N kg 0,12 87,90 10,37 0,06 0,58 P kg 0,10 26,40 2,67 0,06 0,15 K kg 0,17 10,50 1,76 0,06 0,10 Mg kg geen data 0,00 0,00 0,00 Insecticide liter 0,01 245,57 2,46 0,06 0,14 Fungicide kg 0,01 245,57 2,46 0,06 0,14 Oliepalmplantage 0,00 Transport lege vruchthulsels Transport overige meststoffen ton x kilometer 19,07 * 30 0,80 457,68 0,07 33,87 ton x Kilometer 45,5 * 30 2, ,00 0,07 282,83 Benzine voor cultivator liter 25,00 33,00 825,00 0,07 56,93 Urea ton 2, , ,00 0, ,31 Rock fosfaat ton 1, , ,00 0,06 645,34 Kaliumchloride ton 2,12 900, ,00 0,06 106,85 Magnesium ton 1,19 geen data 0,00 0,06 0,00 Borax ton 0,14 geen data 0,00 0,00 0,00 Dolomiet ton 0,60 geen data 0,00 0,00 0,00 Insecticide Kg 12,50 245, ,63 0,06 171,90 Fungicide Kg 12,50 245, ,63 0,06 171,90 Herbicide Kg 12,50 452, ,25 0,06 316,75 Totaal per hectare ,19 Totaal per kg biodiesel (2) 0,80 0,05 2 Output variant 2 is 85,27 biodiesel + 15,35 glycerine = 100, Olie-extractie (89,76 ton ruwe olie). Omschrijving Elektriciteit (generator op diesel) Stoom (25%) (1) Transport trossen verse vruchten Eenheid kwh per ton trossen verse vruchten Ton per ton biodiesel Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgassen (Kg CO2) 20x374 3, ,00 0,074/ 0, ,35 89, , ,08 0,00 0,00 ton x Kilometer 374,00 * 30 0, ,00 0,07 664,22 Totaal per hectare , ,57 Totaal per kg biodiesel (2) 15,75 0,06 1 Bron: Lam & Mohamed, Output variant 2 is 85,27 biodiesel + 15,35 glycerine = 100,6

158 2.3. Biodiesel productie (85,27 ton biodiesel). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgassen (Kg) Methanol (18%) ton 15, , ,00 786/ton ,10 Katalysator (1,5%) ton 1, , ,60 1,2/kg 1.536,00 Electriciteit (1) ton/ ton biodiesel 85,27 923, ,32 0,074/0, ,53 ton / ton 85, , ,20 0, ,16 Stoom (1) biodiesel Transport ruwe olie naar Lima (vrachtwagen) ton per km 89,76 x 800 0, ,40 0, ,58 Transport methanol ton / km 15,35 * , ,00 0, ,72 Totaal / hectare , ,10 Totaal / kg biodiesel (2) 8,68 0,48 1 Bron: Lam & Mohamed, Output variant 2 is 85,27 biodiesel + 15,35 glycerine = 100,6

159 Bijlage 12. Energieanalyse en uitstoot van broeikasgassen bij de productie van biodiesel uit jatropha (1 hectare over 25 jaar). Variant 1 volledige kunstmestbemesting en theoretische opbrengsten (1666 planten / ha) Teelt (125 ton droge zaden). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte totaal (in MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ CO2 uitstoot totaal (in kg) Kwekerij Polyethylene zakjes kg 5,00 67,80 339,00 0,077 26,10 Kompost ton 1,70 0,00 0,00 0,000 0,00 Transport kompost ton x kilometer 1,7 x 30 2,80 142,80 0,074 10,57 Oliepalmplantage 0,00 Benzine voor cultivator liter 187,50 33, ,50 0, ,94 Urea ton 0, , ,80 0, ,52 Superfosfaat ton 2, , ,00 0, ,80 Kaliumchloride ton 1,23 900, ,00 0,056 61,99 Dolomiet ton 1,79 geen data 0,00 0,000 0,00 Insecticide Kg 12,50 245, ,63 0, ,90 Fungicide Kg 12,50 245, ,63 0, ,90 Herbicide Kg 50,00 452, ,00 0, ,00 Transport overige meststoffen ton x Kilometer 6,34 * 30 2,80 532,56 0,074 39,41 Totaal per hectare , ,71 Totaal per kg biodiesel (2) 1,58 0,09 2. Output = 40,85 ton biodiesel + 7,35 ton glycerine = 48,2 ton 1.2. Olie-extractie (43 ton ruwe olie). Omschrijving Elektriciteit 2hp cracking machine (110 kg zaad per uur) (1) Eenheid Kwh Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar (125000/ 110)x0,7457x2 Energie gehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgassen (Kg CO2) 3, ,23 0,074 / 0, ,55 Pers 5 hp (15 kg olie per uur) (1) Kwh 43000/15x0,7457x5 3, ,12 0,074/0, ,37 Filter 2 hp (157 kg olie / uur) 850 uur x 0,7457 x2 kw (1) Kwh (43000/157)*0,7457*2 3, ,50 0,074/0,35 310,91 Transport zaden ton x Kilometer 125,00 * 30 0, ,00 0, ,00 Totaal per hectare , ,83 Totaal per kg biodiesel (2) 1,14 0,23 1. Bron: Preuksakorn & Gheewala, Output = 40,85 ton biodiesel + 7,35 ton glycerine = 48,2 ton

160 1.3. Biodieselproductie (40,85 ton biodiesel). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalt e per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgasse n (Kg) Methanol (18%) ton 7, , ,00 0, ,80 Katalysator (1%) ton 0, , ,70 0,06 456,22 Electriciteit (3,95 kwh per 80 liter ruwe olie) (1) Kwh (43000x0,92)/80x 3,95 3, ,79 0,074/0, ,72 Transport ruwe olie van Amazone naar Lima (vrachtwagen) Transport methanol van Chili naar Lima ton per km 43 x 800 0, ,00 0, ,20 ton / km 8,17 * , ,00 0,07 483,66 Totaal per hectare , ,60 Totaal per kg biodiesel (2) 6,82 0,00 0,48 1. Bron: Preuksakorn & Gheewala, Output = 40,85 ton biodiesel + 7,35 ton glycerine = 48,2 ton

161 Variant 2. Associatie met voedselgewassen zonder kunstmestbemesting (800 planten / ha). Tabel 2.1. Teelt (37,5 ton droge zaden). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte totaal (in MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ CO2 uitstoot totaal (in kg) Kwekerij Polyethylene zakjes kg 5,00 67,80 339,00 0,077 26,10 Kompost ton 1,70 0,00 0,00 0,000 0,00 Transport kompost ton x kilometer 1,7 x 30 2,80 142,80 0,074 10,57 Oliepalmplantage 0,00 Totaal per hectare 481,80 36,67 Totaal per kg biodiesel (2) 0,04 0,00 2.Output = 12,26 ton biodiesel + 2,21 ton glycerine = 14,47 ton 2.2. Olie-extractie (12,9 ton olie). Omschrijving Elektriciteit 2hp cracking machine (110 kg zaad per uur) (1) Eenheid Kwh / zaad Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar (37500/ 110)x0,7457x2 Energie gehalte per eenheid (in MJ) Energiegehalte (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasga ssen (Kg CO2) 3, ,35 0,074 / 0,35 386,99 Pers 5 hp (15 kg olie per uur) (1) Kwh / olie 12900/15x0,7457x5 3, ,44 0,074/0, ,61 Filter 2 hp (157 kg olie / uur) 850 uur x 0,7457 x2 kw (1) Kwh / olie (12900/157)*0,7457*2 3,60 441,15 0,074/0,35 93,27 Transport zaden ton x Kilometer 37,5 * 30 0,80 900,00 0,074 66,60 Totaal per hectare , ,47 Totaal per kg biodiesel (2) 1,14 0,23 1. Bron: Preuksakorn & Gheewala, Output = 12,26 ton biodiesel + 2,21 ton glycerine = 14,47 ton 2.3. Biodieselproductie (12,26 ton biodiesel). Omschrijving Eenheid Hoeveelheid / 1 ha / 25 jaar Energiegehalt e per eenheid (in MJ) Energiegehalt e (MJ) CO2 uitstoot per eenheid (in Kg / MJ Uitstoot broeikasgas sen (Kg) Methanol (18%) ton 2, , ,00 0, ,88 Katalysator (1%) ton 0, , ,40 0,06 133,53 Electriciteit (3,95 kwh / 80 liter ruwe olie (1) Transport ruwe olie van Amazone naar Lima (vrachtwagen) Transport methanol van Chili naar Lima kwh / ruwe olie (12900x0,92)/ 80x3,95 3, ,54 0,074/0,35 446,02 ton per km 12,9 x 800 0, ,00 0, ,36 ton / km 2,45 * , ,00 0,07 145,04 Totaal per hectare , ,82 Totaal per kg biodiesel (2) 6,82 0,48 3. Bron: Preuksakorn & Gheewala, Output = 12,26 ton biodiesel + 2,21 ton glycerine = 14,47 ton

162

163 Bijlage 13. Kaart met potentiële gebieden voor de teelt van oliepalm

Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid.

Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid. Biodieselproductie uit palmolie en jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid. Een Levens Cyclus Duurzaamheids Analyse Auteur: Baukje Bruinsma November 2009 Samenvatting. Door het verbranden van fossiele

Nadere informatie

Biomassa: brood of brandstof?

Biomassa: brood of brandstof? RUG3 Biomassa: brood of brandstof? Centrum voor Energie en Milieukunde dr ir Sanderine Nonhebel Dia 1 RUG3 To set the date: * >Insert >Date and Time * At Fixed: fill the date in format mm-dd-yy * >Apply

Nadere informatie

Klimaatverandering en onze voedselzekerheid

Klimaatverandering en onze voedselzekerheid Klimaatverandering en onze voedselzekerheid Prof. Dr. Martin Kropff Rector Magnificus Wageningen University Vice-president Raad van Bestuur Wageningen UR Ons klimaat verandert Ons klimaat verandert Oplossingsrichtingen

Nadere informatie

Duurzame energie in Japan

Duurzame energie in Japan Duurzame energie in Japan Rob Stroeks (Project Officer, TWA Tokio) - 8-3-2004 Samenvatting Japan heeft van oudsher weinig natuurlijke energiebronnen. De daarmee samenhangende afhankelijkheid van buitenlandse

Nadere informatie

Perspectives and Key Arguments in the Food - Fuel Debate BIOFUELS

Perspectives and Key Arguments in the Food - Fuel Debate BIOFUELS Perspectives and Key Arguments in the Food - Fuel Debate BIOFUELS Master Thesis by Anouke de Jong VU supervisor B.J. Regeer Introductie Biobrandstoffen; brandstoffen gemaakt van biomassa 1 ste generatie

Nadere informatie

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces H 2 et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces Bij het ontstaan van de aarde, 4,6 miljard jaren geleden, was er geen atmosfeer. Enkele miljoenen jaren waren nodig voor de

Nadere informatie

Het onmogelijke mogelijk maken

Het onmogelijke mogelijk maken Het onmogelijke mogelijk maken Duurzame biobrandstoffen Titus Galema Inhoud Definitie/geschiedenis Duurzaamheid en criteria van Cramer Gota Verde in Honduras (beschrijving/aanpak/resultaten/geleerde lessen)

Nadere informatie

Nee, want de voorraden lopen juist terug in Indonesië.

Nee, want de voorraden lopen juist terug in Indonesië. Plusles Energiebronnen in Indonesië Module 2 Bronnen van energie Hoofdstuk 6 Energie, milieu en ruimte in Brazilië Indonesië is een groot eilandenrijk in Zuidoost-Azië. Het land bestaat uit meer dan 17.000

Nadere informatie

Klimaat & CO 2, Parijs, Polen Wereldwijde doelen, NL-doelen Energie in de gemeente Wierden Opties duurzame opwek:

Klimaat & CO 2, Parijs, Polen Wereldwijde doelen, NL-doelen Energie in de gemeente Wierden Opties duurzame opwek: Scenario s Jaap de Boer Energy Watch Klimaat & CO 2, Parijs, Polen Wereldwijde doelen, NL-doelen Energie in de gemeente Wierden Opties duurzame opwek: Twence Zon (particulier, bedrijven, zonneparken) Wind

Nadere informatie

economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen

economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen economische mogelijkheden sociale omgeving ecologisch kapitaal verborgen kansen REDD+ een campagne voor bewustwording van suriname over haar grootste kapitaal Wat is duurzaam gebruik van het bos: Duurzaam

Nadere informatie

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Het biobrandstoffen poster project

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Het biobrandstoffen poster project Afsluitende les Leerlingenhandleiding Het biobrandstoffen poster project Het biobrandstoffen poster project Biobrandstoffen; Duurzame ontwikkeling? Duurzame ontwikkeling is noodzakelijk voor het behoud

Nadere informatie

Nederland importland. Landgebruik en emissies van grondstofstromen

Nederland importland. Landgebruik en emissies van grondstofstromen Nederland importland Landgebruik en emissies van grondstofstromen Vraagstelling en invulling Welke materiaalstromen naar en via Nederland veroorzaken wereldwijd de grootste milieudruk? Klimaat, toxische

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/123. Amendement. Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/123. Amendement. Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie 4.9.2013 A7-0279/123 123 Overweging 1 (1) Krachtens artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van

Nadere informatie

E85 rijdende flexifuel auto uitstoot ten gevolge van de aanwezigheid van benzine in de brandstof.

E85 rijdende flexifuel auto uitstoot ten gevolge van de aanwezigheid van benzine in de brandstof. Energielabel auto Personenwagens moeten voorzien zijn van een zogenaamd energielabel. Deze maatregel is ingesteld om de consument de mogelijkheid te geven om op eenvoudige wijze het energieverbruik van

Nadere informatie

DE KLIMAATNOOT IN MALI

DE KLIMAATNOOT IN MALI DE KLIMAATNOOT IN MALI Valmont s duurzaamheids project i.s.m. Stichting Trees for Travel Duurzaamheid staat al meer dan 26 jaar bij Valmont centraal. Na het laten uitvoeren van een LCA (Levenscyclus Analyse)

Nadere informatie

Leerlingenhandleiding

Leerlingenhandleiding Leerlingenhandleiding Afsluitende module Het Biobrandstoffen Poster Project Ontwikkeld door dr. T. Klop Op alle lesmaterialen is de Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk delen 3.0 Nederland

Nadere informatie

Wetenschappelijke Feiten. over. Bos & Energie

Wetenschappelijke Feiten. over. Bos & Energie pagina 1/9 Wetenschappelijke Feiten Bron: over FAO (2008) Bos & Energie Samenvatting en details: GreenFacts Context - Het energieverbruik in de wereld zal in de komende jaren dramatisch toenemen. Terwijl

Nadere informatie

Presenta/e door Jan de Kraker - 5 mei 2014. Energie in Beweging

Presenta/e door Jan de Kraker - 5 mei 2014. Energie in Beweging Presenta/e door Jan de Kraker - 5 mei 2014 Energie in Beweging Wat is Well to Wheel Met Well to Wheel wordt het totale rendement van brandstoffen voor wegtransport uitgedrukt Well to Wheel maakt duidelijk

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De toenemende energievraag in de wereld, de uitputting en ongelijke verdeling van fossiele brandstoffen en de gevaren van klimaatverandering vormen de drijvende kracht achter de ontwikkeling

Nadere informatie

klimaatverandering en voedsel

klimaatverandering en voedsel klimaatverandering en voedsel Parijs; wat is er afgesproken en gaat het lukken? Wat betekent dit voor landbouw en voeding? Energie transitie als voorbeeld voor producent en consument Duurzaamheid als paradigma.

Nadere informatie

De fosfaatbalans Huidige ontwikkelingen en toekomstvisie Schuiling, R. e.a. InnovatieNetwerkrapport nr E, Utrecht, februari 2011.

De fosfaatbalans Huidige ontwikkelingen en toekomstvisie Schuiling, R. e.a. InnovatieNetwerkrapport nr E, Utrecht, februari 2011. Samenvatting 69 De fosfaatbalans Huidige ontwikkelingen en toekomstvisie Schuiling, R. e.a. InnovatieNetwerkrapport nr. 10.2.232E, Utrecht, februari 2011. Fosfaat is onmisbaar voor de landbouw en speelt

Nadere informatie

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu Beleggen in de toekomst de kansen van beleggen in klimaat en milieu Angst voor de gevolgen? Stijging van de zeespiegel Hollandse Delta, 6 miljoen Randstedelingen op de vlucht. Bedreiging van het Eco-systeem

Nadere informatie

Begrippen. Broeikasgas Gas in de atmosfeer dat de warmte van de aarde vasthoudt en zo bijdraagt aan het broeikaseffect.

Begrippen. Broeikasgas Gas in de atmosfeer dat de warmte van de aarde vasthoudt en zo bijdraagt aan het broeikaseffect. LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Informatieblad Begrippen Biobrandstof Brandstof die gemaakt wordt van biomassa. Als planten groeien, nemen ze CO 2 uit de lucht op. Bij verbranding van de biobrandstof komt

Nadere informatie

Marktontwikkelingen vloeibare biobrandstoffen

Marktontwikkelingen vloeibare biobrandstoffen Marktontwikkelingen vloeibare biobrandstoffen Inhoud 1. Productschap MVO 2. Producten en toepassingen 3. EU Stimuleringsbeleid biobrandstoffen 4. Productie- en exportcijfers 5. Prijsontwikkelingen 6. Vergroten

Nadere informatie

Bioethanol in den Niëderlanden

Bioethanol in den Niëderlanden Bioethanol in den Niëderlanden Nationale Ziele und Bioethanol für Mobilität Age van der Mei 13 december 2007 DUINN Age van der Mei. Dit werk is auteursrechtelijk beschermd. Niets uit dit stuk mag worden

Nadere informatie

BIORAFFINAGE ALGEN/ BIOBRANDSTOFFEN. Johan van Groenestijn

BIORAFFINAGE ALGEN/ BIOBRANDSTOFFEN. Johan van Groenestijn BIORAFFINAGE ALGEN/ BIOBRANDSTOFFEN Johan van Groenestijn johan.vangroenestijn@tno.nl Biobased Economy In de Biobased Economy wordt biomassa gebruikt voor de productie van energie, transportbrandstoffen,

Nadere informatie

KLIMAATNEUTRALE REINIGING. 100% reiniging, 100% emissieneutraal MILIEU & DUURZAAMHEID

KLIMAATNEUTRALE REINIGING. 100% reiniging, 100% emissieneutraal MILIEU & DUURZAAMHEID C0 2 KLIMAATNEUTRALE REINIGING 100% reiniging, 100% emissieneutraal MILIEU & DUURZAAMHEID IEDEREEN WIL HET. DUS WIJ DOEN HET! DIT IS UW VOORDEEL. Wij kunnen alles behalve produceren zonder emis sies. Maar

Nadere informatie

Vloeibare Biobrandstoffen

Vloeibare Biobrandstoffen pagina 1/11 Wetenschappelijke Feiten Bron: over FAO (2008) Vloeibare Biobrandstoffen Vooruitzichten, Risico s en Opportuniteiten Samenvatting en details: GreenFacts Context - De productie van vloeibare

Nadere informatie

Les Biomassa LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE. Werkblad. Les Biomassa Werkblad. Over biomassa. Generaties biobrandstoffen

Les Biomassa LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE. Werkblad. Les Biomassa Werkblad. Over biomassa. Generaties biobrandstoffen LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Les Biomassa Werkblad Les Biomassa Werkblad Niet windenergie, niet zonne- energie maar biomassa is de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in Nederland. Meer dan 50%

Nadere informatie

De Energieboerderij 10/21/2011. Inhoudsopgave. toont duurzaamheid aan! Bio-energie: oplossing bij reststromen? Waarom Energieboerderij?

De Energieboerderij 10/21/2011. Inhoudsopgave. toont duurzaamheid aan! Bio-energie: oplossing bij reststromen? Waarom Energieboerderij? Inhoudsopgave De Energieboerderij Jan Kamp Wageningen UR (PPO-AGV) toont duurzaamheid aan! Waarom Energieboerderij? Opzet project Resultaten 2008 en 2009 Strategieën voor verbetering Waarom Energieboerderij?

Nadere informatie

AquaPath Module 4 DUURZAME LEVENSSTIJLEN EN WATER

AquaPath Module 4 DUURZAME LEVENSSTIJLEN EN WATER AquaPath Module 4 DUURZAME LEVENSSTIJLEN EN WATER SAMENVATTING Weet je dat de meeste van onze dagelijkse activiteiten, inclusief voedsel, kleding en reizen, een hoog waterverbruik betekenen en daarmee

Nadere informatie

Duurzaamheid. Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018

Duurzaamheid. Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018 Duurzaamheid Openbare wijkraad vergadering 15 nov 2018 Duurzaamheid Duurzaamheid Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige

Nadere informatie

Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers

Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers Nationale Najaarsconferentie POP 3 Workshop Klimaatverandering en Landbouw Utrecht, 17 Nov. 2016 door Pier Vellinga Wetenschappelijk directeur Kennis

Nadere informatie

Biobrandstoffen: Hype of duurzame oplossing? Prof. Wim Soetaert

Biobrandstoffen: Hype of duurzame oplossing? Prof. Wim Soetaert Biobrandstoffen: Hype of duurzame oplossing? Prof. Wim Soetaert 1 Fossiele grondstoffen worden steeds duurder Petroleumprijs in dollar per vat Hernieuwbare grondstoffen: opbrengst per ha stijgt voortdurend

Nadere informatie

Organische stof: stof tot nadenken

Organische stof: stof tot nadenken Wereld Bodemdag Organische stof: stof tot nadenken Steven Sleutel Universiteit Gent Vakgroep Bodembeheer Bodem organische stof (BOS) O,H C S P N Landbouwgrond organische koolstof (OC) voorraad 0-30cm Bron:

Nadere informatie

Regionale voedselproductie en duurzaamheid. Jasper Scholten 24 september 2013

Regionale voedselproductie en duurzaamheid. Jasper Scholten 24 september 2013 Regionale voedselproductie en duurzaamheid Jasper Scholten 24 september 2013 Methodology and tools Sustainability performance LCA Sustainable nutrition Quiz Vraag 1: Heeft een aardbei die in de supermarkt

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, februari 2015 1 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,8 % Figuur 1 zon-elektriciteit

Nadere informatie

FOSSIELE BRANDSTOFFEN

FOSSIELE BRANDSTOFFEN FOSSIELE BRANDSTOFFEN De toekomst van fossiele energiebronnen W.J. Lenstra Inleiding Fossiele energiebronnen hebben sinds het begin van de industriele revolutie een doorslaggevende rol gespeeld in onze

Nadere informatie

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030 IP/3/661 Brussel, 12 mei 23 Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 23 In 23 zal het wereldenergieverbruik verdubbeld zijn; fossiele brandstoffen, voornamelijk

Nadere informatie

Opwarming aarde niet de schuld van het vee

Opwarming aarde niet de schuld van het vee focus juni 219 Opwarming aarde niet de schuld van het vee Europese landbouwhuisdieren hebben vrijwel geen aandeel in de opwarming van de aarde. Dat blijkt uit data van het Amerikaanse Carbon Dioxide Information

Nadere informatie

De club van Rome had toch gelijk!

De club van Rome had toch gelijk! De club van Rome had toch gelijk! Bernard Dam MECS, Chemical Engineering, Faculty of Applied Science, Delft University of Technology 11 november 2009 Delft University of Technology Challenge the future

Nadere informatie

Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 11

Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 11 Geogenie p. 76-83 Atlas p.... Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 5.. Amazoniië,, van werelldwiijjd bellang 1. De ecologie van het regenwoud Noteer met behulp van je atlas de jaarlijkse

Nadere informatie

Les Biomassa. Werkblad

Les Biomassa. Werkblad LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Les Biomassa Werkblad Les Biomassa Werkblad Niet windenergie, niet zonne-energie maar biomassa is de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in Nederland. Meer dan 50%

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2016, Vito, oktober 2017 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2016 bedraagt 6,4% Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Waarom doen we het ook alweer?

Waarom doen we het ook alweer? Apart inzamelen van gft-afval Als Vereniging Afvalbedrijven stimuleren we dat al het afval in Nederland op de juiste manier wordt verwerkt. Hierbij houden we rekening met het milieu en de kosten. De meest

Nadere informatie

14. De effecten van de beleidsopties

14. De effecten van de beleidsopties 14. De effecten van de beleidsopties Op basis van de resultaten van de effectstudies en de simulatiemodellen is in tabel 1 voor elk van de vier beleidsopties een overzicht uitgewerkt (cijfers bij benadering)

Nadere informatie

Voedselvoorziening in het tijdperk van verstedelijking

Voedselvoorziening in het tijdperk van verstedelijking Voedselvoorziening in het tijdperk van verstedelijking Prof.dr.ir. Han Wiskerke Wageningen Universiteit Leerstoelgroep Rurale Sociologie http://www.rso.wur.nl/uk/ http://ruralsociologywageningen.wordpress.com/

Nadere informatie

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË Overzicht 1 Hernieuwbare energiebronnen (hierna ook: HE) spelen een belangrijke rol in het kader van het Italiaanse energiesysteem. Ze worden uitvoerig gebruikt om elektriciteit

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2015, Vito, september 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2015 bedraagt 6,0 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Praktische opdracht Scheikunde Biomassa als brandstof

Praktische opdracht Scheikunde Biomassa als brandstof Praktische opdracht Scheikunde Biomassa als brandstof Praktische-opdracht door een scholier 694 woorden 13 april 2016 9 2 keer beoordeeld Vak Scheikunde Pagina 1 van 5 PO biomassa als brandstof (practicum

Nadere informatie

De rol van biomassa in de energietransitie Inleiding Debat 22 nov 2017

De rol van biomassa in de energietransitie Inleiding Debat 22 nov 2017 Jan Peter Nap Hanze Research Energy De rol van biomassa in de energietransitie Inleiding Debat 22 nov 2017 Energietransitie 2 Er staat veel op het spel Klimaatverandering - CO 2, opwarming, milieu, afspraken

Nadere informatie

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 Korte uitleg over de bijeenkomsten KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 (1) Organisatie: KIVI

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-I

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-I Actieve aarde Opgave 6 Platentektoniek nu en in de toekomst bron 11 Plaatbewegingen langs de westkust van Noord-Amerika Huidige situatie A Juan de Fuca B Noord- Amerikaanse San Andreas breuk Pacifische

Nadere informatie

BioWanze De nieuwe generatie

BioWanze De nieuwe generatie BioWanze De nieuwe generatie BioWanze in het kort De grootste producent van bio-ethanol in België met een jaarlijkse capaciteit van maximum 300.000 m³ bio-ethanol. Het nieuwe generatie proces verzekert

Nadere informatie

Uw wagenpark op biobrandstof laten rijden Een overzicht van de nieuwste mogelijkheden

Uw wagenpark op biobrandstof laten rijden Een overzicht van de nieuwste mogelijkheden Uw wagenpark op biobrandstof laten rijden Een overzicht van de nieuwste mogelijkheden Een inleiding op de Technical Guidance Koolstofkringloop Waar gaat deze folder over? Duurzame mobiliteit is een hot

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

Lucas Reijnders. Hoogleraar Milieukunde Universiteit van Amsterdam

Lucas Reijnders. Hoogleraar Milieukunde Universiteit van Amsterdam Lucas Reijnders Hoogleraar Milieukunde Universiteit van Amsterdam Ruimte voor duurzame energie L. Reijnders Duurzame energie & energieverbruik wereldwijd Zonne-energie: ~ 121300x 10 12 Watt Windenergie:

Nadere informatie

Duurzame biomassa. Een goede stap op weg naar een groene toekomst.

Duurzame biomassa. Een goede stap op weg naar een groene toekomst. Duurzame biomassa Een goede stap op weg naar een groene toekomst. Nuon Postbus 4190 9 DC Amsterdam, NL Spaklerweg 0 1096 BA Amsterdam, NL Tel: 0900-0808 www.nuon.nl Oktober 01 Het groene alternatief Biomassa

Nadere informatie

Visie van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) op biobrandstoffen

Visie van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) op biobrandstoffen Visie van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) op biobrandstoffen Inleiding Op 28 september 2005 spreekt de Vaste KamerCommisie LNV in een Rondetafelgesprek over ontwikkelingen in de agrarische sector

Nadere informatie

De staat van de visserij en aquacultuur in de wereld

De staat van de visserij en aquacultuur in de wereld AQUACULTUUR OVERZEE De staat van de visserij en aquacultuur in de wereld Door Raymon van Anrooy, FAO Visserij en Visteelt Departement, Rome De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO)

Nadere informatie

De beperkingen van biomassa

De beperkingen van biomassa De beperkingen van biomassa Martijn B. Katan VU University Amsterdam Department of Health Sciences martijnkatan Natuur en Milieu Federatie Groningen, Gasunie, 22 november 2017 2 Wat weet Katan van energie?

Nadere informatie

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN Referentiescenario De WETO-studie (World Energy, Technology and climate policy Outlook 2030) bevat een referentiescenario

Nadere informatie

Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa)

Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa) Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa) Lees ter voorbereiding onderstaande teksten. Het milieu De Europese Unie werkt aan de bescherming en verbetering van

Nadere informatie

Umsetzungsmaßnahmen CO 2 - Footprint aus Kundensicht/ Realisatie van CO 2 - Footprint uit visie van de klant

Umsetzungsmaßnahmen CO 2 - Footprint aus Kundensicht/ Realisatie van CO 2 - Footprint uit visie van de klant Umsetzungsmaßnahmen CO 2 - Footprint aus Kundensicht/ Realisatie van CO 2 - Footprint uit visie van de klant 1 Recordwaarde bij CO 2 Meting van NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration) op

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Onderzoek naar de milieu-impact van natuurlijk grassportvelden Dit rapport beschrijft de milieu-impact van natuurlijke grassportvelden en de mogelijkheden om deze milieu-impact

Nadere informatie

2019D06135 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2019D06135 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2019D06135 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan

Nadere informatie

Meer biomassa bijstoken?

Meer biomassa bijstoken? Meer biomassa bijstoken? Is duurzaam gecertificeerde biomassa macro gezien altijd duurzaam of speelt er meer? CE Delft sinds 1978 Onafhankelijk onderzoek en advies Milieu, economie, techniek en beleid

Nadere informatie

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf Hoeveel CO 2 bespaar je hiermee? 1 Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf; hoeveel CO2 bespaar je hiermee? Erfwerkzaamheden

Nadere informatie

Voedsel in de tank!? Een onderzoeksrapport voor Oxfam Novib

Voedsel in de tank!? Een onderzoeksrapport voor Oxfam Novib Voedsel in de tank!? Een onderzoeksrapport voor Oxfam Novib Voedsel in de tank!? Een onderzoeksrapport voor Oxfam Novib 20 november 2012 Jan Willem van Gelder Ilse Zeemeijer Joeri de Wilde Naritaweg 10

Nadere informatie

De opwarming van de aarde

De opwarming van de aarde De opwarming van de aarde De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen is een wereldwijd probleem. Verhoging van de zeespiegel en extreme weersomstandigheden zijn

Nadere informatie

Leerlingenhandleiding

Leerlingenhandleiding Leerlingenhandleiding Afsluitende module Alternatieve Brandstoffen - Chemie verdieping - Ontwikkeld door dr. T. Klop en ir. J.F. Jacobs Op alle lesmaterialen is de Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk

Nadere informatie

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Bio-energie is vandaag de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in

Nadere informatie

Is bio beter voor het klimaat?

Is bio beter voor het klimaat? Is bio beter voor het klimaat? 1/ Verslag congres in Clermont-Ferrand, 1-18 april 200congres in Clermont- Ferrand, 1-18 april 2008 Agriculture biologique et changement climatique Vraagstelling/thema van

Nadere informatie

Klimaatafspraken van Parijs betekenis voor de Nederlandse akkerbouw

Klimaatafspraken van Parijs betekenis voor de Nederlandse akkerbouw Klimaatafspraken van Parijs betekenis voor de Nederlandse akkerbouw NAV Jaarcongres Swifterbant 17 februari 2016 Inleiding door prof. Pier Vellinga Waddenacademie en Urgenda voorheen Wageningen UR, Vrije

Nadere informatie

Reactie visiedocument: Duurzame bio-economie 2030

Reactie visiedocument: Duurzame bio-economie 2030 Reactie visiedocument: Duurzame bio-economie 2030 Prof. dr. M.B. Katan, Prof. dr ir R. Rabbinge & Prof. dr. L.E.M. Vet Bijeenkomst Commissie Corbey / Utrecht, 16 januari 2015 1 Light use efficiency: terrestrial

Nadere informatie

PLANTAGELANDBOUW IN LATIJNS-AMERIKA

PLANTAGELANDBOUW IN LATIJNS-AMERIKA PLANTAGELANDBOUW IN LATIJNS-AMERIKA 0 Lesschema 1 WAT IS PLANTAGELANDBOUW? 1.1 Bestudeer de afbeeldingen en satellietbeelden van plantages 1.2 Input, proces en output 2 WAAR DOET MEN AAN PLANTAGELANDBOUW?

Nadere informatie

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0288(COD) 10.4.2013. van de Commissie vervoer en toerisme

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0288(COD) 10.4.2013. van de Commissie vervoer en toerisme EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie vervoer en toerisme 10.4.2013 2012/0288(COD) ONTWERPADVIES van de Commissie vervoer en toerisme aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Nadere informatie

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering

Nadere informatie

Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart. Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017

Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart. Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017 Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017 Achtergrond Verkennende studie uitgevoerd door STC-NESTRA en EICB in opdracht voor het

Nadere informatie

Samenvatting door Julian 1714 woorden 27 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. H3 2 t/m t/m 10

Samenvatting door Julian 1714 woorden 27 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. H3 2 t/m t/m 10 Samenvatting door Julian 1714 woorden 27 februari 2019 0 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand H3 2 t/m 4 + 8 t/m 10 2 Aarde: de ecologische kringloop Ecosysteem: een natuursysteem waarbinnen

Nadere informatie

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen Heleen de Coninck, 13 september 2011 Energieonderzoek Centrum Nederland Grootste energieonderzoekcentrum van Nederland Missing link tussen

Nadere informatie

Fosfaat en bio energie. Anton Haverkort

Fosfaat en bio energie. Anton Haverkort Fosfaat en bioenergie Anton Haverkort? BbE grondstoffen, visie RvB Randvoorwaarden Organisatie / integrale goederenstroom (value chain) Drivers: Olie schaarser/ duurder Mitigatie agenda Agrarische afvalstromen

Nadere informatie

het groenste papier ter wereld spaart bomen spaart energie spaart water

het groenste papier ter wereld spaart bomen spaart energie spaart water het groenste papier ter wereld spaart bomen spaart energie spaart water 100%eco & north river écht duurzaam produceren 100%eco 100% betrouwbaar - 100% transparant Ons doel is een kleurrijk voetspoor op

Nadere informatie

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen. Heleen de Coninck, 13 september 2011

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen. Heleen de Coninck, 13 september 2011 Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen Heleen de Coninck, 13 september 2011 Energieonderzoek Centrum Nederland Grootste energieonderzoekcentrum van Nederland Missing link tussen

Nadere informatie

Factsheet klimaatverandering

Factsheet klimaatverandering Factsheet klimaatverandering 1. Klimaatverandering - wereldwijd De aarde is sinds het eind van de negentiende eeuw opgewarmd met gemiddeld 0,9 graden (PBL, KNMI). Oorzaken van klimaatverandering - Het

Nadere informatie

Bodemvruchtbaarheid. fundament onder voedselproductie. René Schils

Bodemvruchtbaarheid. fundament onder voedselproductie. René Schils Bodemvruchtbaarheid fundament onder voedselproductie René Schils Bodemvruchtbaarheid fundament onder voedselproductie Wat is bodemvruchtbaarheid? Waarom is bodemvruchtbaarheid belangrijk? Wat zijn de actuele

Nadere informatie

A8-0392/349

A8-0392/349 11.1.2018 A8-0392/349 349 Marijana Petir, Albert Deß, Peter Jahr, Norbert Lins, Markus Pieper, Patricija Šulin, Jurek, Beata Gosiewska, Urszula Krupa, Ryszard Czarnecki, Bolesław G. Piecha Artikel 2 alinea

Nadere informatie

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto Bron 1: Elektrische auto s zijn duur en helpen vooralsnog niets. Zet liever in op zuinige auto s, zegt Guus Kroes. 1. De elektrische auto is in

Nadere informatie

Energie uit bintjes en bieten 1981 een doodlopende weg

Energie uit bintjes en bieten 1981 een doodlopende weg Energie uit bintjes en bieten 1981 een doodlopende weg Prof. dr ir R. Rabbinge Prov. Gelderland / Arnhem, 19 oktober 2015 1 Bio-fuel in historisch perspectief ethanol Energie uit Bieten en Bintjes, Chemisch

Nadere informatie

Samenvatting. - verlies van biodiversiteit, door ontbossing, vervuiling en monocultures;

Samenvatting. - verlies van biodiversiteit, door ontbossing, vervuiling en monocultures; 1. Inleiding 1.1 Dierlijke voedselproducten en milieu Dierlijke voedselproducten zoals, vlees, melk en eieren, zijn voor de meeste mensen een vast onderdeel van het menu. Deze producten leveren belangrijke

Nadere informatie

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Basisles Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Les Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Zonlicht dat de aarde bereikt, zorgt ervoor dat het aardoppervlak warm

Nadere informatie

30/01/2012. Wat denk jij over. Wat gebeurt er?

30/01/2012. Wat denk jij over. Wat gebeurt er? Kraak je energiekosten Wat denk jij over klimaat en energie 2 Flauwekul. Opwarming van de aarde Mijn probleem niet, maar die van de volgende generatie. Bekommerd! Ik wil mee m n steentje bijdragen zodat

Nadere informatie

Biobrandstoffen: een ernstige bedreiging voor voedselzekerheid

Biobrandstoffen: een ernstige bedreiging voor voedselzekerheid Biobrandstoffen: een ernstige bedreiging voor voedselzekerheid Biobrandstoffen staan wereldwijd volop in de aandacht door de combinatie van hoge olieprijzen, zorgen over energiezekerheid en angst voor

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Haalbaarheidsstudie - Bio-energie als duurzame oplossing voor het bereiken van energiedoelstellingen in de gemeente Ede 1. Introductie 1.1 Achtergrond Biomassa wordt over het algemeen

Nadere informatie

Ontwikkelen en Testen Carbon- en Water Footprint Module voor MasterLink (49)

Ontwikkelen en Testen Carbon- en Water Footprint Module voor MasterLink (49) Ontwikkelen en Testen Carbon- en Water Footprint Module voor MasterLink (49) Programma Precisie Landbouw Verplichtingennr: 1400007552 Agrifirm Plant Maart 2012 INHOUD INLEIDING... 3 1. CARBON FOOTPRINT...

Nadere informatie

20160210 Verslag avond over Voedsel en Voedsel zekerheid

20160210 Verslag avond over Voedsel en Voedsel zekerheid 20160210 Verslag avond over Voedsel en Voedsel zekerheid Marijke de Graaf, werkzaam bij ICCO houdt een lezing over Voedsel en Voedsel zekerheid OPrganisatie ZWO-groep wijkgemeente Eindhoven-Zuid. We beginnen

Nadere informatie

Verduurzaming van de veehouderij: urgentie vanuit mondiaal perspectief

Verduurzaming van de veehouderij: urgentie vanuit mondiaal perspectief Verduurzaming van de veehouderij: urgentie vanuit mondiaal perspectief Conferentie Keuzes voor landbouw en veehouderij Huidige mondiale impact van veehouderij Biodiversiteit, aandeel 30% in mondiaal verlies

Nadere informatie

28 november 2015. Onderzoek: Klimaattop Parijs

28 november 2015. Onderzoek: Klimaattop Parijs 28 november 2015 Onderzoek: Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 45.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek. De uitslag van de

Nadere informatie