Kinderopvang: wees maar (niet) bang

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kinderopvang: wees maar (niet) bang"

Transcriptie

1 Kinderopvang: wees maar (niet) bang De invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie Tessa Coene Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Orthopedagogiek November 2010 Eerste begeleider: Dr. Mirjana Majdandžić Tweede begeleider: Drs. Wieke de Vente Studentnummer:

2 Abstract The goal of this study was to investigate: A. Whether non-parental care moderates the development of negative reactivity at 4 months of age to behavior inhibition at 1 year of age. B. Whether anxious children and children of anxious parents receive less non-parental care than less anxious children and children of less anxious parents. In this study 134 children and both their parents participated. Parents filled in a questionnaire about the type and quantity of non-parental care. Negative reactivity and behavioral inhibition were assessed trough observations in a lab setting and at the child s home. Both parents rated the temperamentrelated fear of their child with the Infant Behavior Questionnaire. Anxiety of the parents was assessed with the Social Phobia and Anxiety Inventory. The results of this study showed that non-parental care had no influence on the development of anxiety from 4 months to 1 year of age. Furthermore, anxious children and children of anxious parents received non-parental care in the same amount as less anxious children and children of less anxious parents, although there were trends for children of anxious mothers, and children rated as more anxious by their mothers, to receive less non-parental care. Further investigation of the early influence of non-parental care on the development of anxiety is necessary using a longer time span and with also taking the quality of non-parental care into account. 2

3 Inleiding Angststoornissen, waaronder sociale angst, zijn één van de meest voorkomende stoornissen bij kinderen (Rapee & Sweeny, 2001). Gezien het chronische en vaak slepende beloop van sociale angststoornissen, is het van belang om vroege risicofactoren te identificeren die zorgen voor de ontwikkeling en instandhouding van deze angststoornis (Greco & Morris, 2002) en te onderzoeken op welke manier deze risicofactoren zorgen voor de ontwikkeling van sociale angst. Een van deze risicofactoren is gedragsinhibitie. Een andere factor waarvan de mogelijke rol bij de ontwikkeling van sociale angst nog minder duidelijk is, is kinderopvang. Dit onderzoek richtte zich op de invloed van deze twee factoren bij de angstontwikkeling van jonge kinderen. Eerst zal er in worden gegaan op gedragsinhibitie, kinderopvang komt daarna aan de orde. Gedragsinhibitie is een temperamentkenmerk of manier van reageren die sommige kinderen vertonen als ze geconfronteerd worden met nieuwe situaties of onbekende volwassenen of kinderen (Kagan, Reznick & Snidman, 1987). Kinderen die gedragsinhibitie vertonen reageren vermijdend, gespannen of extreem ingetogen en emotioneel op onbekende situaties (Kagan, Snidman & Arcus, 1998). Volgens Kagan et al. (1998) is gedragsinhibitie zichtbaar vanaf een leeftijd van ongeveer 9 maanden. Er zijn meerdere onderzoeken die de relatie tussen gedragsinhibitie op jonge leeftijd en angst op latere leeftijd hebben onderzocht (Chronis-Tuscano et al., 2009; Bohlin & Hagekull., 2009; Fox, Henderson, Rubin, Calkins & Schmidt, 2001; Kagan et al.,1987; Kagan et al., 1998; Sanson, Pedlow, Cann, Prior & Oberklaid, 1996). Ook zijn er een aantal meta-analyses en reviews gedaan (Degnan & Fox, 2007; Fox, Henderson, Marshal, Nichols & Ghera, 2005; Rubin, Coplan & Bowker, 2009). Alhoewel de uitkomsten van deze onderzoeken niet altijd een even sterk verband aantoonden, wijzen ze wel in dezelfde richting en kan er geconstateerd worden dat er sprake is van een zekere mate van continuïteit van gedragsinhibitie op jonge leeftijd tot het ontwikkelen van sociale angst op latere leeftijd. Er zijn onderzoeken die dit verband zelfs hebben aangetoond tot aan de adolescentie: In een onderzoek van Bohlin en Hagekull (2009) werd gevonden dat verlegenheid en gedragsinhibitie op 10 tot 15 maanden symptomen van sociale angst kon voorspellen op een leeftijd van 21 jaar. Chronis-Tuscano et al. (2009) vonden ook dat een stabiele hoge mate van gedragsinhibitie op jonge leeftijd het risico op het in de adolescentie krijgen van een klinische diagnose voor een sociale angststoornis met vier keer vergrootte. Gedragsinhibitie als temperamentfactor en voorspeller van angst op latere leeftijd is zoals eerder beschreven pas zichtbaar vanaf een leeftijd van ongeveer 9 maanden. De vraag 3

4 die naar voren komt is of angst niet op een nog jongere leeftijd te meten is, oftewel: is er nog een voorloper van gedragsinhibitie? In een onderzoek van Kagan et al. (1998) werd gevonden dat kinderen van 4 maanden oud die op een negatieve manier reageerden (zoals een hoge mate van motorische arousal en huilen) op nieuwe visuele of auditieve prikkels, een grotere kans hadden om gedragsinhibitie te gaan vertonen op 2-jarige leeftijd. Ook andere onderzoekers hebben deze relatie gevonden en tonen daarmee aan dat negatieve reactiviteit een voorspeller is van gedragsinhibitie (Sanson et al., 1996; Fox et al., 2001; Fox et al., 2005). Negatieve reactiviteit zou dus gezien kunnen worden als een voorspeller van gedragsinhibitie (Kagan et al., 1998), terwijl gedragsinhibitie op zijn beurt een risicofactor is voor het ontwikkelen van angst op latere leeftijd (Chronis-Tuscano, et al., 2009; Bohlin & Hagekull., 2009; Fox, Henderson, Rubin, Calkins & Schmidt, 2001; Kagan et al., 1987; Kagan et al., 1998; Sanson, Pedlow, Cann, Prior & Oberklaid, 1996). Om terug te komen op het zo vroeg mogelijk identificeren van risicofactoren, zou het goed zijn om al in het proces van de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie in te grijpen, om zo mogelijk latere sociale angst te kunnen voorkomen. Om invloed uit te kunnen oefenen op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie en eventuele latere sociale angst, is het van belang om te identificeren hoe deze ontwikkeling precies verloopt. Onderzoekers zijn het er over eens dat er bij de ontwikkeling van negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie naar angst op latere leeftijd sprake is van een multi-causaal proces, waarbij zowel biologische als omgevingsfactoren een rol spelen (Degnan& Fox, 2007; Fox et al., 2005; Rubin et al., 2009). Aan de andere kant zijn er ook beschermende factoren die ervoor zorgen dat sommige kinderen die op jonge leeftijd negatieve reactiviteit of gedragsinhibitie laten zien later geen sociale angst ontwikkelen (Degnan & Fox, 2007; Fox et al., 2005). Een meta-analyse van Degnan en Fox (2007) maakt de mogelijke rol van beschermende factoren duidelijk: zij vonden dat ondanks het aangetoonde verband tussen gedragsinhibitie op jonge leeftijd en angst op oudere leeftijd, ongeveer een derde van de kinderen op latere leeftijd minder of geen gedragsinhibitie meer lieten zien. Voor onderzoeken waarbij er gebruik gemaakt werd van een ongeselecteerde groep was dit percentage zelfs 50%. Negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie op jonge leeftijd zijn dus risicofactoren voor het ontwikkelen van latere gedragsinhibitie en angst, maar er zijn kennelijk ook factoren die ervoor zorgen dat deze ontwikkeling niet doorzet, waardoor negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie verdwijnen. Welke risicofactoren en beschermende factoren spelen een rol bij de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie en latere sociale angst? Voorbeelden van 4

5 biologische risicofactoren zijn een verhoogde activiteit van het limbisch systeem en een verminderde activiteit van de rechter frontale hemisfeer in vergelijking met de linker frontale hemisfeer (Kagan & Snidman, 1987). Dit patroon wijst erop dat het motivationele systeem geactiveerd wordt, wat ervoor zorgt dat mensen zich terugtrekken (Fox et al., 2005). Een risicofactor uit de omgeving van het kind die vaak in verband wordt gebracht met de ontwikkeling van negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie naar sociale angst, is de opvoeding (van der Bruggen, Stams & Bögels, 2008; Degnan & Fox, 2007; Fox et al., 2005; Rubin, Coplan & Bowker, 2009). Naast deze biologische en omgevings-risicofactoren zijn er ook beschermende factoren, zoals cognitieve processen in relatie tot het reguleren van emoties en opvoedingsgedrag van ouders (Degnan & Fox, 2007; Fox et al., 2005). Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat omgevingsfactoren (naast andere factoren) een risicofactor kunnen zijn, maar ook beschermend kunnen functioneren in relatie tot angst. Opvoeding is hier een voorbeeld van: bepaald opvoedingsgedrag zorgt voor een risico, terwijl ander opvoedingsgedrag zorgt voor bescherming in relatie tot het ontwikkelen van angst. Omgevingsfactoren kunnen mogelijk het verschil maken tussen het wel of niet ontwikkelen van latere sociale angst bij kinderen die op jonge leeftijd negatieve reactiviteit of gedragsinhibitie laten zien: ondanks het angstige temperament van het kind kunnen vroege omgevingsfactoren de ontwikkeling van angst moduleren (Degnan & Fox, 2007). Omgevingsfactoren zijn minder statische gegevens en op deze manier gemakkelijker te beïnvloeden dan biologische processen. Verder onderzoek naar de precieze werking van vroege omgevingsfactoren in relatie tot de ontwikkeling van angst is dus van belang. Bij jonge kinderen zijn de ouders de belangrijkste omgevingsfactor, waardoor het niet verwonderlijk is dat opvoeding wordt genoemd als een invloedrijke factor bij zowel de ontwikkeling van angst als het voorkómen ervan (van der Bruggen et al., 2008). Er zijn meerdere onderzoeken gedaan die een verband hebben aangetoond tussen opvoedingsgedrag en de ontwikkeling van angst bij jonge kinderen (Barret, Fox & Farrel, 2005; van der Bruggen et al., 2008; Greco & Morris, 2002; Hudson & Rapee, 2000; Hudson & Rapee, 2002; Moore, Whaley & Sigman, 2004; Rubin et al., 2009; Wood, McLeod, Sigman, Hwang & Chu, 2003). Een hoge mate van controle, minder warmte en een overbetrokken opvoedingsstijl komen naar voren als de belangrijkste opvoedfactoren in relatie tot het ontwikkelen van angst bij kinderen, maar dit effect is klein. In een recente meta-analyse (Mc Leod, Wood & Weisz, 2007) kwam ook het kleine effect van opvoeding op de ontwikkeling van angst naar voren: opvoeding zorgde maar voor 4% van de variantie in angst bij kinderen. McLeod et al. (2007) beschreven de resultaten van twee grote tweeling-onderzoeken om het kleine aandeel van 5

6 opvoeding te verklaren. Uit deze onderzoeken bleek dat een groot gedeelte van de variantie werd verklaard door genetische effecten (50%) en een aanzienlijk deel van de variantie (33%) door niet-gedeelde omgevingsfactoren (Eley et al., 2003; van Beijsterveld et al., 2004 in McLeod et al., 2007). Mogelijk heeft opvoeding alleen toch niet zo een grote invloed op angst, maar spelen andere factoren in de directe omgeving van jonge kinderen ook een (belangrijke) rol. Een andere omgevingsfactor die een belangrijke rol zou kunnen spelen bij de ontwikkeling van angst is kinderopvang. Kinderopvang is een relatief nieuwe omgevingsfactor waar een groot aantal jonge kinderen in Nederland een aanzienlijke tijd doorbrengt (Riksen-Walraven, 2000). In Nederland is het percentage werkende moeders lange tijd laag geweest in vergelijking met de rest van Europa, maar nu er in Nederland ook steeds meer moeders gaan werken, groeit het aantal kinderen dat naar kinderopvang gaat (Riksen-Walraven, 2000). Tussen 1990 en 2005 heeft er een verzevenvoudiging plaatsgevonden van het aantal kinderen dat hier gebruik van maakt (van IJzendoorn, Tavecchio & Riksen-Walraven, 2005) en deze groei zette door: van de ouders met minimaal 1 kind jonger dan 4 jaar maakte in % gebruik van formele kinderopvang, in 2008 was dit gestegen naar 50 % (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010). Riksen-Walraven (2000) stelt dat de term opvang in eerste instantie nog wel passend was toen een enkele moeder haar kind voor een aantal uur uitbesteedde, maar inmiddels de lading niet meer dekt. Ook Tavecchio (2002) lijkt de term opvang onvoldoende passend te vinden; hij noemt in zijn boek kinderopvang een onderdeel van de verbreding van het opvoedmilieu en de gehechtheidsrelatie (blz. 7) en de vermaatschappelijking van de opvoeding (blz. 11). Tevens bepleiten zowel Riksen-Walraven, Tavecchio als van IJzendoorn in een gezamenlijk geschreven boek dat kinderopvang gelijk staat aan kinderopvoeding (van IJzendoorn et al., 2005). Kinderopvang is dus duidelijk meer dan opvang alleen en heeft als tweede opvoedmilieu met grote waarschijnlijkheid ook invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De vraag rijst in welke mate het belangrijk is voor de ontwikkeling en in welke richting het de ontwikkeling van jonge kinderen beïnvloedt. Waar de (kleine) invloed van de opvoeding van ouders in relatie tot angst meerdere malen is onderzocht en aangetoond, is dit voor de relatie tussen kinderopvang en de ontwikkeling van angst in veel mindere mate het geval. Er is wel al langere tijd een discussie gaande over het effect van kinderopvang op de algehele ontwikkeling van kinderen. De belangrijkste vraag die hier steeds naar voren komt is: is kinderopvang schadelijk voor het 6

7 kind? (Riksen-Walraven, 2000; Tavecchio, 2002). Anders gezegd: is kinderopvang een beschermende factor of een risicofactor voor de ontwikkeling van het kind? De discussie over kinderopvang wordt gevoed door twee theoretische stromingen (Bohlin, Hagekull & Andersson, 2005). De theoretische basis voor een negatief effect komt voort uit de hechtingstheorie. Daarbij wordt gesteld dat het scheiden van de moeder en het kind op jonge leeftijd, zoals dat gebeurt bij kinderopvang, een risico vormt voor het ontwikkelen van een onveilige hechtingsrelatie. De theoretische basis voor een positief effect aan de andere kant, komt voort uit de sociale leertheorie. Kinderen hebben bij kinderopvang de ruimte om met leeftijdsgenoten om te leren gaan, wat gunstig kan zijn voor de sociale ontwikkeling (Bohlin et al., 2005; Tavecchio, 2002). Naast deze discussie op basis van theoretische gronden, is dezelfde discussie gaande op basis van uitkomsten voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek (NICHD, 2002). Het meest omvangrijke onderzoek dat zich richt op de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen, is het NICHD Early Child Care Research Network. Het is een in 1989 gestart (en nog steeds lopend) longitudinaal Amerikaans onderzoek waar ruim 1300 kinderen aan meedoen. Uitkomsten van dit onderzoek wijzen op zowel positieve als negatieve effecten van kinderopvang. Bij een tussenmeting uit 2002 en 2003 kwam naar voren dat hoe meer tijd kinderen in hun eerste 4,5 levensjaren doorbrachten in de kinderopvang, hoe meer externaliserend gedrag en conflicten met volwassenen deze kinderen lieten zien (NICHD, 2002; 2003). In ditzelfde onderzoek uit 2003 kwamen ook positieve effecten naar voren: kinderopvang met een hogere kwaliteit en kinderopvang in de vorm van een centrum (kinderdagverblijven) voorspelden betere voorschoolse vaardigheden en een betere taalvaardigheid op 4-jarige leeftijd. In een later onderzoek, waar de kinderen een leeftijd van ongeveer 12 jaar hadden, kwamen vergelijkbare resultaten naar voren (NICHD, 2007). Naast een vergrote kans op externaliserende problemen, voorspelde kwalitatief goede kinderopvang een grotere woordenschat. Concluderend kan men stellen dat er bij Amerikaans onderzoek positieve effecten werden van kinderopvang werden gevonden voor taalvaardigheden en (voor)schoolse vaardigheden, maar negatieve effecten voor de sociaalemotionele ontwikkeling. Zweedse onderzoeken daarentegen gaven andere resultaten. Zo is er een longitudinaal onderzoek gedaan waarbij er gekeken werd naar het effect van kinderopvang op de cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele competentie (Andersson, 1989; Andersson, 1992). In dit onderzoek werd gevonden dat kinderen op 8 jarige leeftijd beter functioneerden 7

8 op school en onafhankelijker, minder angstig en zelfverzekerder waren als zij voor hun eerste verjaardag in kinderopvang waren geplaatst. Op een leeftijd van 13 jaar waren de positieve effecten nog steeds zichtbaar: deze kinderen presteerden beter op school en kregen een positievere waardering op verschillende sociaal-emotionele gebieden, zoals gegeven door de leerkracht. Uit dit onderzoek blijkt juist de vroege ervaring van kinderopvang -namelijk in het eerste levensjaar- een beschermende rol te spelen. Daarnaast werd in een onderzoek van Bohlin, Hagekull en Andersson (2005) gevonden dat kinderen van 8 jaar die een groter aantal uren kinderopvang per week hadden ontvangen, zowel sociaal competenter waren op school als in de interactie met leeftijdsgenootjes in vergelijking met kinderen die minder aantal uren kinderopvang hadden ontvangen. Tot slot zijn er twee Nederlandse onderzoeken gedaan naar de invloed van kinderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen die van belang zijn om te noemen. In het eerste onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen het ontwikkelen van probleemgedrag en kinderopvang bij 1390 kinderen van 1 tot 3 jaar (Mesman, 2002 in Tavecchio 2002). De resultaten van dit onderzoek gaven weer dat er geen stijging was van externaliserend gedrag bij een toename van het aantal uren opvang per week. Voor internaliserend gedrag gold zelfs dat dit gedrag afnam naarmate het kind meer uren per week naar de opvang ging. Het tweede Nederlandse onderzoek waar 186 kinderen met een leeftijd van 6 tot 30 maanden aan meededen, wees op minder positieve effecten: Bij dit onderzoek beoordeelde de moeder of haar kind een moeilijk of een gemakkelijk temperament had en beoordeelde de leid(st)ers van de kinderopvang de mate van probleemgedrag en het welbevinden van het kind op de kinderopvang. Kinderen met een moeilijk temperament lieten meer internaliserend probleemgedrag zien en waren minder tevreden en gelukkig in de kinderopvang dan kinderen met een gemakkelijk temperament (de Schipper, Tavecchio, van IJzendoorn & van Zeijl, 2003). Bovenstaande onderzoeken geven geen eenduidige uitkomsten over de invloed van kinderopvang op de algehele ontwikkeling van kinderen. Een mogelijke oorzaak is het verschil in onderzoeksopzet. Sommige onderzoeken waren longitudinaal, anderen waren cross-sectioneel, wat heeft kunnen leiden tot een verschil in resultaten. Daarnaast zijn de manieren waarop kinderopvang gedefinieerd werd verschillend. In bepaalde onderzoeken gold alleen een formeel kinderdagverblijf als kinderopvang, terwijl in andere onderzoeken ook gastouders en oppasouders als kinderopvang bestempeld werden. Een belangrijk ander punt zijn de feitelijke verschillen in kinderopvang zoals deze zich tussen de verschillende landen voordoen. Verschillen kunnen voorkomen in de vorm van kinderopvang, maar ook in 8

9 de kwaliteit van kinderopvang. Zo is de kwaliteit van de kinderopvang in Zweden bijvoorbeeld relatief hoog in vergelijking met Nederland, andere Europese landen en de VS (Hwang & Broberg, 1992) Er zijn beduidend minder onderzoeken gedaan die kijken naar de specifieke relatie tussen kinderopvang en angst op jonge leeftijd, en over de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van angst is daardoor weinig bekend. Net zoals de vraag gesteld werd in relatie tot de algemene ontwikkeling van het kind, komt deze nu opnieuw naar voren: is kinderopvang een beschermende factor of een risicofactor voor kinderen die op jonge leeftijd angst laten zien? In het kader van de sociale leertheorie zou het zo kunnen zijn dat kinderen die kinderopvang ontvangen meer ervaring opdoen in het omgaan met mensen buiten de familieleden om en zo sociale vaardigheden aanleren, wat vermindering van de sociale angst tot gevolg heeft (Broberg, 1993, Fox et al., 2001). Aan de andere kant zou er voor de specifieke relatie tussen kinderopvang en negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie ook een negatief effect verwacht kunnen worden. Broberg (1993) beschreef dat als de neiging om angstig te reageren erg diep geworteld is bij een kind, je zou kunnen verwachten dat een kind helemaal niet verandert en met dezelfde terughoudendheid blijft reageren. Theoretische onderbouwing voor de beredenering van Broberg kan worden gevonden in een onderzoek van Kagen en Snidman (1991). Zij vonden dat geïnhibeerde kinderen biologisch gezien prikkelgevoeliger zijn dan niet- geïnhibeerde kinderen en vanuit deze prikkelgevoeligheid terughoudender en negatiever reageren. Kinderopvang kan over het algemeen worden gezien als een prikkelrijke omgeving, waardoor het terughoudende gedrag en de negatieve manier van reageren bij deze kinderen juist geactiveerd zou kunnen worden. Het zou ook zo kunnen zijn dat de ervaring met kinderopvang de angst niet alleen in stand houd, maar ook averechts werkt: Kinderen die negatieve reactiviteit of gedragsinhibitie laten zien en in de kinderopvang geplaatst worden kunnen op deze manier ook leren om angstige situaties te vermijden door zich terug te trekken uit sociale interacties. Het opdoen van ervaring in de kinderopvang zou dus ook, en juist voor kinderen met een angstig temperament, kunnen zorgen voor instandhouding van deze angst. In een longitudinaal onderzoek van Broberg, Lamb en Hwang (1990) werd gedeeltelijk bewijs gevonden voor dit negatieve effect van kinderopvang. Broberg et al. (1990) vonden dat het ontvangen van kinderopvang op een leeftijd van 16 maanden geen effect had op de ontwikkeling van gedragsinhibitie op een leeftijd van 28 maanden en 40 maanden. Zij vonden geen verschil in inhibitie tussen kinderen die exclusieve zorg van hun ouders ontvingen en kinderen die twee jaar kinderopvang hadden ontvangen. Wat Broberg et 9

10 al. (1990) wel vonden was dat kinderen die gedragsinhibitie vertoonden in eerste instantie meer moeite hadden met het wennen aan het kinderdagverblijf, maar dat dit later verdween. Toch noemden zij kinderopvang om deze reden een risicofactor. Het onderzoek van Fox et al. (2001) is het enige onderzoek dat de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie heeft onderzocht. De resultaten van dit onderzoek wezen juist uit dat kinderopvang een positief effect kan hebben op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie. Bij dit onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen twee groepen kinderen: Een groep kinderen die op zowel 4 maanden hoog scoorden op negatieve reactiviteit als op 24 maanden hoog scoorden op gedragsinhibitie ( continue groep) en een groep kinderen die negatieve reactiviteit lieten zien op 4 maanden, maar geen gedragsinhibitie op 24 maanden ( change groep). Van de 12 kinderen in de continue groep, gingen er maar 3 naar de kinderopvang terwijl er 9 kinderen exclusieve zorg van hun ouders ontvingen in de eerste 24 maanden van hun leven. Bij de 13 kinderen in de change groep anderzijds, gingen er 9 naar een vorm van kinderopvang en ontvingen er maar 4 exclusieve zorg van hun ouders. Kinderen die op 4 maanden negatieve reactiviteit lieten zien en naar kinderopvang gingen, hadden dus meer kans om op een leeftijd van 24 maanden geen gedragsinhibitie meer te laten zien, dan kinderen die de exclusieve zorg van hun ouders ontvingen. Fox et al. (2001) gaven na het vinden van dit positieve effect een aantal mogelijke verklaringen. De ervaring van kinderopvang zou invloed kunnen hebben op het fenotype van het temperament van het kind en dus zorgen voor een vermindering van angst. Anderzijds zou het ook vanuit de sociale leertheorie verklaard kunnen worden. Kinderen in de kinderopvang hebben meer mogelijkheden tot het omgaan met leeftijdsgenoten en kunnen niet altijd hun behoeftes meteen bevredigd krijgen, zoals kinderen die de exclusieve zorg van hun ouders ontvangen dit vaak wel krijgen: blootstelling aan verschillende kinderen en minder directe aandacht voor de reacties van het kind kunnen leiden tot meer zelfstandigheid en een vermindering van angst. Degnan en Fox (2007) dachten dat deze ervaring met andere kinderen juist van belang kan zijn voor kinderen die gedragsinhibitie vertonen. Als deze kinderen al vroeg ervaring opdoen in het omgaan met andere kinderen, kunnen zij sterkere sociale vaardigheden aanleren en zo minder angstig worden op latere leeftijd. Uit bovenstaande onderzoeken komen dus opnieuw geen eenduidige resultaten naar voren: het effect van kinderopvang op de ontwikkeling van angst wijst in verschillende richtingen. In het onderzoek van Broberg et al. (2000) werden geen effecten van kinderopvang in relatie tot angst gevonden, maar werd duidelijk dat angstige kinderen in 10

11 eerste instantie wel meer moeite hadden met het wennen aan kinderopvang. Het onderzoek waarbij specifiek is gekeken naar de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie wijst op een positief effect (Fox et al., 2001). Omdat dit echter het enige onderzoek is en er bij dit onderzoek gebruik gemaakt is van een kleine steekproef, moet het trekken van een conclusie met voorzichtigheid gedaan worden. Het effect van kinderopvang op de ontwikkeling van angst bij jonge kinderen is dus niet duidelijk. Daarnaast zijn bovenstaande onderzoeken in het buitenland gedaan en hoeven deze uitkomsten niet te gelden voor de Nederlandse situatie. Onderzoek naar de relatie tussen angst op jonge leeftijd en kinderopvang in de Nederlandse situatie is dus van belang. De eerste hoofdvraag voor dit onderzoek was dan ook: Wat is het effect van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit op een leeftijd van 4 maanden naar gedragsinhibitie op een leeftijd van 1 jaar? Deze vraag wordt in Figuur 1 schematisch weergegeven in de vorm van een moderatormodel. Bij dit onderzoek werd er een antwoord op deze vraag gezocht door negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie op twee manieren te meten: door middel van observaties en door middel van vragenlijsten. Door het afnemen van vragenlijsten werd feitelijk de perceptie van de ouders over temperament-gerelateerde angst van de kinderen op 4 maanden en 1 jaar gemeten. Om de leesbaarheid te vergroten wordt in de rest van de inleiding met negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie ook temperament-gerelateerde angst bedoeld, tenzij anders vermeld. Negatieve reactiviteit 4 maanden Gedragsinhibitie 1 jaar Kinderopvang Figuur 1 Moderatormodel van de relatie tussen negatieve reactiviteit op 4 maanden, gedragsinhibitie op 1 jaar en kinderopvang. Kinderopvang kan de angst van het kind echter pas beïnvloeden op het moment dat het kind daadwerkelijk kinderopvang ontvangt. Daarvóór kunnen verschillende factoren een rol spelen die de mate waarin kinderen opvang ontvangen beïnvloeden en op deze manier zorgen voor de ontwikkeling van negatieve reactiviteit en gedragsinhibitie in een bepaalde richting. Ten eerste kan het temperament van een kind op jonge leeftijd de keuze van de ouders beïnvloeden om een kind wel, niet of in een beperkte mate naar een vorm van kinderopvang te sturen. Fox en anderen (2001) vonden al dat kinderen die op een leeftijd van 4 maanden 11

12 negatieve reactiviteit lieten zien, minder snel in kinderopvang geplaatst werden dan kinderen die dit niet lieten zien. Ten tweede zouden persoonlijkheidskenmerken van de ouders ook invloed kunnen hebben op deze keuze (Degnan & Fox, 2007). Angstige ouders zouden hun (angstige) kind eerder thuis kunnen houden (NICHD, 1997) omdat zij bang zijn voor negatieve ervaringen voor hun kind. Angstige ouders die hun kind thuis houden en op deze manier de exclusieve zorg aan hun kind geven, kunnen de angst zelf ook in stand houden door hun opvoedingsgedrag. Aan de andere kant zouden ouders die niet angstig zijn hun (angstige) kind juist vaker naar een vorm van kinderopvang kunnen sturen en het zo blootstellen aan sociale interactie en het opdoen van sociale vaardigheden (Degnan & Fox, 2007). In dit kader is het ook nog interessant om te kijken wie de keuze voor het wel, niet of in bepaalde mate ontvangen van kinderopvang het meest beïnvloedt: de vader of de moeder? Naast het meten van het effect van kinderopvang, is het dus ook van belang om te kijken naar de factoren die zorgen voor het in een bepaalde mate ontvangen van kinderopvang. Hieruit komt de tweede hoofdvraag van dit onderzoek naar voren: Welke rol speelt de angst van zowel het kind, de vader, als de moeder op de mate van het ontvangen van kinderopvang op een leeftijd van 4 maanden en 1 jaar? Deze vraag wordt in Figuur 2 schematisch weergegeven. Aan dit onderzoek deden dus zowel vaders als moeder mee. Voor de angst van het kind op een leeftijd van 4 maanden en 1 jaar werden de percepties van de ouders over de angst van het kind in plaats van de daadwerkelijke angst van het kind gebruikt, omdat ouders beslissen of een kind wel, niet of in een bepaalde mate naar kinderopvang gaat. 4 maanden 1 jaar Angst vader / moeder Angst vader / moeder Kinderopvang Kinderopvang Angst kind Angst kind Figuur 2 De invloed van de angst van het kind en de angst van de ouder op de mate van het ontvangen van kinderopvang op een leeftijd van 4 maanden en 1 jaar. 12

13 Samengevat werd er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit op 4 maanden naar gedragsinhibitie op 1 jaar. Daarnaast werd er gekeken naar de invloed van zowel de angst van het kind als de angst van beide ouders op de mate van het ontvangen van kinderopvang. De beschreven onderzoeken die kijken naar de invloed van kinderopvang op de algemene ontwikkeling van kinderen geven geen eenduidige uitkomsten. Naar de specifieke invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van angst is maar weinig onderzoek gedaan. Het enige onderzoek dat de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie heeft onderzocht wijst op positieve effecten: kinderopvang komt naar voren als een beschermende factor in relatie tot angst op jonge leeftijd (Fox et al., 2001). De uitkomsten van het onderzoek van Fox et al. (2001) hebben tot een aantal verwachtingen geleid in relatie tot de twee hoofdvragen van dit onderzoek: Ten eerste werd verwacht dat het ontvangen van kinderopvang zou zorgen voor een vermindering van angst op een leeftijd van 4 maanden tot 1 jaar. Ten tweede werd verwacht dat angstige kinderen in mindere mate kinderopvang zullen ontvangen dan minder angstige kinderen. Als laatste werd verwacht dat kinderen van angstige ouders in mindere mate kinderopvang zullen ontvangen dan kinderen van minder angstige ouders. Methode Participanten De participanten van dit onderzoek waren ouders en kinderen die deelnamen aan het longitudinale onderzoek De sociale ontwikkeling van Baby tot Kleuter van de Universiteit van Amsterdam. De werving van de ouders vond plaats vóór de geboorte van het kind, via verloskundigenpraktijken en door het verspreiden van flyers. Daarnaast zijn er advertenties in verschillende bladen en op internetsites geplaatst. Er golden een aantal inclusiecriteria: de ouders moesten bij aanvang van het onderzoek in verwachting zijn van hun eerste kind in deze relatie en beide ouders moesten de Nederlandse of Engelse taal goed beheersen. De kinderen mochten niet te vroeg geboren zijn (niet eerder dan 36 weken), moesten minimaal een Apgarscore hebben van 8, een geboortegewicht van 2500 gram en er mochten geen ernstige neurologische afwijkingen zijn. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens van 134 kinderen en hun ouders. Omdat nog niet alle data van de observaties beschikbaar waren, is er bij de observaties 13

14 gebruik gemaakt van een onderdeel van de onderzoeksgroep: 55 kinderen en hun ouders. De demografische gegevens van deze groep verschilden niet significant van de gehele onderzoeksgroep (zie Tabel 1). Van de 134 moeders waren er 123 in Nederland geboren (91,8 %), van de 134 vaders waren er 129 in Nederland geboren (96,3 %). Overige geboortelanden waren Polen, Suriname, Canada, Curaçao, Japan, India, Turkije, Chili, Koeweit, Bulgarije, Taiwan, Tanzania en Israel. In Tabel 1 zijn de overige achtergrondgegevens van de ouders en de kinderen weergegeven. Hierbij is de leeftijd van de kinderen in maanden weergegeven en de leeftijd van ouders in jaren. De sociaal economische status van zowel vader als moeder wordt weergegeven door drie variabelen: opleidingsniveau, beroepsniveau en inkomen. Het opleidingsniveau van de ouders is gemeten op een 8-puntsschaal, waarbij 1 stond voor lagere school en 8 stond voor wetenschappelijk onderwijs. Beroepsniveau van de ouders is gemeten op een 11- puntsschaal, waarbij 1 stond voor loondienst waarbij geen opleiding vereist is en 11 stond voor loondienst waarbij een wetenschappelijke opleiding vereist is. Het inkomen van ouders tenslotte is gemeten op een 7-puntsschaal, waarbij 1 stond voor een inkomen van minder van 500 euro bruto per maand en 7 stond voor een inkomen van meer dan 5000 euro bruto per maand. Samengenomen wijzen de gegevens uit tabel 1 op een gemiddeld hoge sociaal economische status van de onderzoeksgroep. Tabel 1 Achtergrond gegevens participanten N M SD Min. Max. Leeftijd kind 4 maanden meting 127 4,20 0,36 3,50 5,50 Leeftijd kind 12 maanden meting ,30 1,30 11,47 12,60 Leeftijd moeder (4 maanden meting) ,50 4, Leeftijd vader (4 maanden meting) ,25 5, Opleiding moeder 129 7,04 1, Opleiding vader 133 6,56 1, Beroepsniveau moeder 134 8,66 2, Beroepsniveau vader 133 8,24 2, Inkomen moeder 126 4,02 1, Inkomen vader 127 4,65 1,

15 Procedure Bij het longitudinale onderzoek vonden op 5 momenten metingen plaats. Als eerste is er een screening en voormeting gedaan. Daarna vonden er metingen plaats op het moment dat het kind 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar oud was. Momenteel is men nog bezig met de metingen op 2,5 jarige leeftijd en zal er nog een meting plaatsvinden als het kind 4,5 jaar oud is. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de gegevens van de metingen op 4 maanden en op 1 jaar. De gegevens zijn verkregen op drie manieren: door middel van vragenlijsten, labbezoeken en huisbezoeken. Vaders en moeders werd gevraagd om afzonderlijk van elkaar een vragenlijst in te vullen over hun kind. In deze vragenlijst stonden onder andere vragen over het temperament van het kind en de opvang van het kind. Ook is er bij beide ouders tijdens de screening een vragenlijst afgenomen om de sociale angst van de ouders zelf te kunnen meten. Tevens werden zowel vader als moeder apart uitgenodigd om met hun kind naar het Onderzoekscentrum voor Ouder en Kind van de Universiteit van Amsterdam te komen. Tijdens deze labbezoeken werden verschillende taakjes met zowel moeder en kind, vader en kind als het kind alleen gedaan. Ten slotte vonden er huisbezoeken plaats, waarbij zowel het kind als beide ouders aanwezig waren. Hier werden naast de taakjes met alleen het kind, moeder met kind en vader met kind, ook taakjes met beide ouders en het kind samen gedaan. Maten Kinderopvang Kinderopvang op 4 maanden en op 1 jaar werd gemeten met een speciaal voor het longitudinale onderzoek ontworpen vragenlijst. In het deel Opvang van uw kind konden ouders per dagdeel van de week aangeven wie er voor het kind zorgde(n). Antwoordcategorieën waren: moeder, vader, kinderdagverblijf, oppas thuis, oppas buitenshuis of anders. Daarnaast werd ouders gevraagd om per dagdeel van de week aan te geven of het kind alleen of met andere kinderen samen werd opgevangen. Voor dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van de gegevens van de moeder. Dit is gedaan omdat de door moeders ingevulde vragenlijsten completer waren dan de door vaders ingevulde vragenlijsten. Kinderopvang werd gedefinieerd als opvang buitenshuis door niet-familieleden en met meerdere kinderen tegelijk. Kinderopvang werd vervolgens op twee manieren berekend: continu (hoeveelheid opvang) en dichotoom (wel of geen opvang).voor de continue maat van kinderopvang werd 15

16 het daadwerkelijke aantal dagdelen (0-10) per week dat het kind buitenshuis met meerdere kinderen werd opgevangen berekend op 4 maanden en op 1 jaar. Daarnaast werd het aantal dagdelen van 4 maanden en 1 jaar bij elkaar genomen en het gemiddelde aantal dagdelen over de periode 4 maanden tot 1 jaar berekend. Voor de dichotome maat van kinderopvang kreeg elk kind het label wel of geen kinderopvang. Dit label werd apart gegeven voor de 4 maanden meting en de 1-jaars meting. Kinderen die minimaal 2 dagdelen per week buitenshuis werden opgevangen met meerdere kinderen kregen het label wel kinderopvang. Kinderen die de exclusieve zorg van hun ouders ontvingen, kinderen die thuis opvang ontvingen en kinderen die minder dan 2 dagdelen per week buitenshuis opgevangen werden met meerdere kinderen, kregen het label geen kinderopvang. Het gemiddelde aantal dagdelen kinderopvang over de periode van 4 maanden tot 1 jaar is gebruikt om de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van negatieve reactiviteit naar gedragsinhibitie te berekenen (hoofdvraag 1). De continue en de dichotome maat van kinderopvang zijn gebruikt om de invloed van de angst van zowel het kind als de ouders op het aantal dagdelen ontvangen van kinderopvang en het wel of niet ontvangen van kinderopvang te berekenen (hoofdvraag 2). Negatieve reactiviteit Negatieve reactiviteit werd gemeten tijdens de 4 maanden meting door vier onbekende (sociale en niet-sociale) taken die tijdens het labbezoek werden aangeboden. De niet-sociale taken zijn afgeleid van een onderzoek van Kagan en Snidman (1991). Hieronder is de procedure van elke taak beschreven. De taken werden afgenomen tijdens het labbezoek met de moeder. Bij elke taak zat het kind in een wipstoeltje en stonden de ouder en de proefleidster buiten het zicht van het kind. Mobiels. Er werden drie mobiels met ballen met knipperende lichtjes erin aangeboden. Dit gebeurde in oplopende intensiteit. De eerste mobiel had 1 speeltje, de tweede 3, en de derde 7. Elke mobiel werd tweemaal 20 seconde aangeboden, met intervallen van 10 seconde. De volgende variabelen werden gescoord: motorische activiteit, overstrekken, protest, huilen en negatieve gezichtsuitdrukking. De interne consistentie van deze taak was goed, Cronbach s alpha = 0,78. Geur. Er werden drie geurstimuli aan het kind aangeboden. De eerste stimulus was een wattenstaafje met gedestilleerd water, de tweede stimulus was een wattenstaafje met een lage concentratie alcohol en de derde stimulus was een wattenstaafje met een hoge 16

17 concentratie alcohol. De volgende variabelen werden gescoord: motorische activiteit, overstrekken, protest, huilen en negatieve gezichtsuitdrukking. De Cronbach s alpha voor deze taak was 0,73. Geluid. De auditieve stimuli bestonden uit drie in luidheid oplopende tonen. Elke toon werd twee maal 10 seconde aangeboden, met een interval van 10 seconde. De eerste toon was 55 (+/-) db, de tweede 65 (+/-) db en de derde toon 75 (+/-) db. De tonen kwamen uit twee speakers die voor het kind op een kastje stonden. De volgende variabelen werden gescoord: motorische activiteit, overstrekken, protest, huilen en negatieve gezichtsuitdrukking. De interne consistentie van deze taak was opnieuw goed: Cronbach s alpha = 0,84. Vreemde. Het kind werd door een onbekend persoon aangesproken, opgepakt, ongeveer 15 seconde vastgehouden en weer teruggezet in het wipstoeltje. De volgende variabelen werden gescoord: motorische activiteit, overstrekken, protest, huilen en negatieve gezichtsuitdrukking. Voor de vreemde taak was Cronbach s alpha 0,78. De taken werden op video vastgelegd en op een later tijdstip gescoord. Elke taak werd verdeeld in tijdsintervallen, en binnen deze tijdsintervallen werden de variabelen gescoord. De variabelen werden gescoord op een schaal van intensiteit of het aantal keer voorkomen binnen een tijdsinterval. Voor motorische activiteit werd er bijvoorbeeld gescoord op een 3- puntsschaal, waarbij 1 voor geen motorische activiteit stond en 3 voor hoge motorische activiteit. Voor elk kind werd per taak de gemiddelde score van de variabelen over alle tijdsintervallen berekend. Vervolgens werden de scores samengevoegd tot een score voor de motorische variabelen en een score voor de emotionele variabelen voor elke taak. De gemiddelde scores voor de motorische en emotionele variabelen werden berekend zodat er per kind één motorische score en één emotionele score voor alle taken uitkwam. Als laatste werden deze twee samen genomen om zo een eindscore voor elk kind te komen. Het was niet mogelijk om een interbeoordelaar-betrouwbaarheidsanalyse te doen omdat alle data door één persoon gescoord is. De interne consistentie over alle taken is berekend om te kijken of de taken samen een goede maat vormen voor het meten van negatieve reactiviteit; met een Cronbach s alpha van 0,69 was dit het geval. Gedragsinhibitie Gedragsinhibitie werd gemeten tijdens de 1 jaarsmeting door middel van observaties in het lab en tijdens de huisbezoeken. Gedragsinhibitie werd gemeten door acht onbekende (sociale 17

18 en niet-sociale) taken tijdens het labbezoek en drie niet-sociale taken tijdens het huisbezoek. Een aantal taken (trein, vreemde, maskers en onbekend speelgoed) zijn afgeleidt van de Laboratory Temperament Assesment Battery (lab-tab; Goldsmith, Lemery, Longley & Prescott, 1995). Hieronder is de procedure van elke taak beschreven. De Trein-, Vreemde-, en Maskertaak zijn tijdens het labbezoek met de moeder afgenomen. De Truck- en Perceptuele gevoeligheidstaken zijn tijdens het labbezoek met de vader afgenomen. De Onbekend mechanisch speelgoedtaken zijn tijdens het huisbezoek afgenomen. Het kind zat in een kinderstoel en de proefleidster en de ouder stonden buiten het gezichtsveld van het kind, tenzij anders vermeld. Trein. Tijdens deze taak zat het kind in een kinderstoel aan tafel. Op de tafel werd een op afstand bestuurbare trein gezet die geluid maakte. De trein werd in drie trials heen een weer gereden over de tafel. De trein bleef bij elke trial 10 seconden vlak voor het kind stilstaan, zodat het kind de mogelijkheid had om de trein aan te raken. Na de laatste trial blies de trein stoom uit. De volgende variabelen werden gescoord: latentietijd tot aanraken, gezichtsuitdrukking van angst, lichaamsuitdrukking van angst, vluchtgedrag en vocale uitdrukking van angst. De interne consistentie van deze taak was goed, Cronbach s alpha = 0,86. Vreemde. Het kind werd door een onbekende man aangesproken, opgepakt, ongeveer 10 seconde vastgehouden en weer teruggezet in het kinderstoeltje. De volgende variabelen werden gescoord: tijd tot eerste angstreactie, gezichtsuitdrukking van angst, lichaamsuitdrukking van angst, vluchtgedrag en vocale uitdrukking van angst. De interne consistentie voor deze taak was ook goed, Cronbach s alpha = 0,81. Maskers. Bij deze taak kreeg het kind drie verschillende maskers (een oma, een tijger en een robot) te zien. Elk masker werd twee keer 10 seconden vertoond met tussenposes van 5 seconden. De volgende variabelen werden gescoord: tijd tot eerste angstreactie, gezichtsuitdrukking van angst, lichaamsuitdrukking van angst, vluchtgedrag en vocale uitdrukking van angst. De interne consistentie voor deze taak was zeer goed, Cronbach s alpha = 0,92. Truck. Bij deze taak kwam een voor het kind onbekende vrouw de kamer binnen terwijl het kind op de grond zat. De ouder zat aan tafel een tijdschrift te lezen en besteedde geen aandacht aan het kind. De vreemde zat 1 minuut stil, pakte vervolgens een speelgoedtruck en speelde hier 1 minuut mee. Na deze minuut nodigde de vreemde het kind uit om mee te spelen. Daarna speelde de vreemde nog 1 minuut -met of zonder het kind- door. De volgende variabelen werden gescoord: latentietijd tot aanraken, tijd tot eerste vocalisatie, 18

19 afstand tot ouder, duur nabijheid ouder, afstand tot vreemde, praten en spelen. Cronbach s alpha was 0,67 voor deze taak. Perceptuele gevoeligheid (ijs, citroen, spray en blender). Om de perceptuele gevoeligheid van het kind te meten werd de IJs, Citroen, Spray en Blender-taak afgenomen. Als eerste werd er gedurende 10 seconde een ijsblokje tegen de voet en gedurende 10 seconde tegen de nek van het kind aangehouden. Als tweede werd er tweemaal een lepel met verdund citroensap aangeboden. Vervolgens kreeg het kind nevel in zijn of haar gezicht gespoten, waarna het gezichtje weer drooggemaakt werd door de proefleidster. Als laatste werd er gedurende 30 seconde een blender voor het kind aangezet. De volgende variabelen werden gescoord: tijd tot eerste angstreactie, schrikreactie, gezichtsuitdrukking van angst, lichaamsuitdrukking van angst, vluchtgedrag en vocale uitdrukking van angst. De Cronbach s alpha voor deze taken waren respectievelijk 0,75; 0,78; 0,81 en 0,84. Onbekend mechanisch speelgoed (trilbeest, ziekenwagen en paard). Tijdens het huisbezoek werd een drietal onbekende speeltjes aan het kind aangeboden die opliepen in intensiteit. Het speeltje met een lage intensiteit was een rond trilbeest van plastic. Het speeltje met een gemiddelde intensiteit was een ziekenwagen die geluid maakte en het speeltje met een hoge intensiteit was een paardje dat kon lopen en hinniken. Terwijl het kind in een kinderstoel aan tafel zat werd elk speeltje drie keer aangeboden. De volgende variabelen werden gescoord: latentietijd tot aanraken, gezichtsuitdrukking van angst, lichaamsuitdrukking van angst, vluchtgedrag en vocale uitdrukking van angst. De interne consistentie voor deze taken was goed, Cronbach s alpha was 0,84 voor het trilbeest, 0,84 voor de ziekenwagen en 0,87 voor het paardje. Voor het scoren werd elk taakje verdeeld in tijdsintervallen en binnen deze tijdsintervallen werden de variabelen in relatie tot angst gescoord. De meeste variabelen werden gescoord op een schaal: voor vocale angst werd bijvoorbeeld gewerkt met een 5 puntsschaal, waarbij 1 stond voor geen vocalisatie die op angst duiden en 5 stond voor hoog intensiteit gehuil of geschreeuw. Daarnaast zijn er variabelen die met 0 (komt niet voor) of 1 (komt wel voor) gescoord werden. De scores binnen alle tijdsintervallen werden gemiddeld, om zo per taakje tot een gemiddelde score voor die variabele te komen. Vervolgens werd het gemiddelde berekend van alle variabelen per taakje en ten slotte werden alle gemiddelden gereduceerd tot één score voor elk kind. Deze score gaf de mate van gedragsinhibitie voor dat kind aan. Om te kijken of alle taken onderling goed genoeg samenhingen is ook hier de interne consistentie voor berekend; met een Cronbach s alpha van 0,74 was dit het geval. 19

20 De taken van de labbezoeken zijn gescoord door vier beoordelaars, de taken van de huisbezoeken zijn gescoord door drie beoordelaars. De beoordelaars scoorden 20% van alle taken dubbel, waardoor de interbeoordelaarbetrouwbaarheid (IBB) voor elke taak berekend kon worden. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 2. Opvallend is dat de taken Trein, Vreemde, Truck en Blender een relatief hoge IBB hebben, terwijl de taken Citroen, Spray, Trilbeest en Paard een relatief lage IBB hebben. Tabel 2 Inter-beoordelaar betrouwbaarheidsanalyse voor gedragsinhibitie M SD Min. Max. Trein 0,93 0,04 0,85 1,00 Vreemde 0,86 0,15 0,61 0,97 Maskers 0,77 0,19 0,41 1,00 Truck 0,84 0,29 0,20 1,00 Perceptuele gevoeligheid IJs 0,75 0,36 0,06 0,98 Citroen 0,67 0,38 0,00 0,96 Spray 0,63 0,36 0,08 0,99 Blender 0,95 0,05 0,90 0,99 Onbekend mechanisch speelgoed Trilbeest 0,69 0,32 0,00 0,92 Ziekenwagen 0,70 0,34 0,00 0,94 Paard 0,63 0,29 0,29 1,00 Temperament gerelateerde angst van het kind op 4 maanden en op 1 jaar De temperament gerelateerde angst van het kind op zowel 4 maanden als 1 jaar werd gemeten met een ouder-vragenlijst: de Infant Behavior Questionnaire-Revised (IBQ-R; Garstein & Rothbart, 2003). De IBQ-R is gebaseerd op de originele Infant Behavior Questionnaire (Rothbart, 1981) en is een meetinstrument om het temperament van een kind te onderzoeken in de leeftijd van 3 tot 12 maanden. Doordat ouders de vragenlijst invulden werd feitelijk de perceptie van de ouders over de angst van het kind gemeten. De IBQ-R meet het temperament van kinderen op 14 verschillende schalen (Activiteitsniveau, Frustratie bij beperkingen, Angst, Duur van oriëntatie, Lachen en glimlachen, Hoge intensiteit plezier, Lage intensiteit plezier, Troostbaarheid, Dalende reactiviteit, Aaibaarheid, Perceptuele sensitiviteit, Verdriet, Toenadering en Vocale reactiviteit). Om de percepties van de ouders 20

21 over de angst van het kind te meten, werd in dit onderzoek alleen de schaal Angst meegenomen in de berekeningen. Bij deze schaal wordt gemeten hoe stressvol een kind reageert of schrikt bij plotselinge veranderingen in stimulatie, onbekende objecten of personen en hoe geïnhibeerd een kind nieuwe dingen benadert. Deze schaal bestaat uit 15 vragen, waarbij ouders op een 7-puntsschaal aan kunnen geven hoe vaak bepaalde reacties bij hun kind voorkomen. Hierbij staat 1 voor nooit en 7 voor altijd. Een voorbeeld van een vraag is: Hoe vaak huilde uw kind wanneer hij/zij bij enkele vreemden in de buurt was. De interne consistentie voor de IBQ-R op 4 maanden was Cronbach s alpha 0,77 voor moeders en 0,78 voor vaders. Op 1 jaar werden hogere waarden gevonden, namelijk een Cronbach s alpha van 0,89 voor zowel moeders als vaders. De correlatie tussen de perceptie van vaders en moeders over de angst van hun kind was op 4 maanden r = 0,52; p < 0,01 en op 1 jaar r = 0,54; p < 0,01. De correlatie was hoog genoeg om de scores van de vaders en moeder samen te voegen tot een gemiddelde score per kind. Voor het beantwoorden van de eerste hoofdvraag is deze gemiddelde score van de IBQ- R gebruikt. Hierbij werd gekeken wat voor invloed kinderopvang had op de ontwikkeling van angst van het kind volgens de perceptie van de ouders. Voor het beantwoorden van de tweede hoofdvraag zijn de scores van de vaders en moeders apart meegenomen in de berekeningen, om zo te kunnen zien welke ouder de keuze voor de mate van kinderopvang in sterkere mate bepaalt: de vader of de moeder. Sociale angst ouder De sociale angst van zowel de vader als de moeder werd gemeten met de Dutch Short Social Phobia and Anxiety Inventory (short SPAI; de Vente, Majdandžić, Bögels & Voncken, in preparation). De short SPAI is afgeleid van de Nederlandse vertaling (SPAI-N; Scholing, Bögels & van Velzen, 1995) die weer is afgeleid van de originele Engelse versie (SPAI; Turner, Beidel, Dancu & Stanley, 1989). De short SPAI is een zelfrapportage instrument om de mate van sociale angst vast te stellen en geeft op deze manier een continue maat van sociale angst. De short SPAI bestaat uit 18 items, waarbij de ouder bij elk item op een 7- puntsschaal aan kan geven hoe vaak hij of zij zich angstig voelde in verschillende sociale situaties, waarbij 1 staat voor nooit en 7 voor altijd. Een voorbeeld van een vraag is: Ik voel me gespannen bij het houden van een toespraak voor publiek. De short SPAI is bij zowel vader als moeder afgenomen tijdens de voormeting en tijdens de 1-jaarsmeting. In dit onderzoek werden de resultaten van de voormeting gebruikt om de relatie tussen de angst van de ouder en de mate van het ontvangen van kinderopvang op 4 maanden en 1 jaar te 21

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders

Nieuwsbrief voor ouders Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Amsterdam, oktober 2012, jaargang 5, nr. 2 Universiteit van Amsterdam Beste ouders, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Angst in de zwangerschap: consequenties voor moeder en kind

Angst in de zwangerschap: consequenties voor moeder en kind Angst in de zwangerschap: consequenties voor moeder en kind Refereermiddag 13 september 2018 Just Wernand GENERATIES 2 Van verwachten tot ervaren: de transitie naar het ouderschap C Schuengel. A. Huizink,

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1 De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress en Energie bij Moeders The Effect of MBSR-training on Mindfulness, Perceived Stress

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

De Relatie tussen Extraversie, Uitdagend Opvoedingsgedrag van Ouders en Sociale Angst bij Jonge Kinderen: Een Mediatie-Analyse Iris Wijker

De Relatie tussen Extraversie, Uitdagend Opvoedingsgedrag van Ouders en Sociale Angst bij Jonge Kinderen: Een Mediatie-Analyse Iris Wijker De Relatie tussen Extraversie, Uitdagend Opvoedingsgedrag van Ouders en Sociale Angst bij Jonge Kinderen: Een Mediatie-Analyse Iris Wijker Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1. Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training

OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1. Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1 Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training Parenting and Child Anxiety and the Influence of a Preventative Training Judith

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Specificiteit van sociale angst bij baby s en de rol van aanleg

Specificiteit van sociale angst bij baby s en de rol van aanleg Specificiteit van sociale angst bij baby s en de rol van aanleg Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam S. Hack Begeleiding: drs. W. de

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

Gedragsproblemen bij kinderen: relatie met IVF, kinderopvang en stotteren

Gedragsproblemen bij kinderen: relatie met IVF, kinderopvang en stotteren Gedragsproblemen bij kinderen: relatie met IVF, kinderopvang en stotteren Toos C.E.M. van Beijsterveldt en Dorret I. Boomsma De onderzoekers van het Nederlands Tweelingen Register (NTR) verrichten wetenschappelijk

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication Citation for published version (APA): Metz, M. (2017). Coparenting and child anxiety General rights It

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Betekenis van vaderschap

Betekenis van vaderschap Betekenis van vaderschap Conferentie vader-empowerment G.O.Helberg Kinder-en Jeugdpsychiater Materiaal ontleed aan onderzoek: Prof. dr. Louis Tavecchio Afdeling POWL, Universiteit van Amsterdam Een paar

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy

Nadere informatie

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education Masterscriptie Orthopedagogiek Het verschil in opvoedingsgedrag tussen vaders en moeders en de

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Waar voelen kinderen zich meer op hun gemak: in kinderdagverblijven of in gastouderopvang? Ervaren kinderen en hun professionele opvoeders in de kinderopvang meer stress (hogere niveaus

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Werkstuk KLOP: Uitdagend gedrag als beschermende factor bij de ontwikkeling van angst

Werkstuk KLOP: Uitdagend gedrag als beschermende factor bij de ontwikkeling van angst Werkstuk KLOP: Uitdagend gedrag als beschermende factor bij de ontwikkeling van angst Masterscriptie klinische ontwikkelingspsychologie, Universiteit van Amsterdam 6 april 2010 Door: Student nr. 0266841

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten The relationship between depression symptoms, anxiety symptoms,

Nadere informatie

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children 1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-

Nadere informatie

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Jeugd 2010 4 K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator 1 Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij Kinderen: Affect als Moderator The Effect of Client-Centered Play Therapy on Internalizing Problems of Children: Affect

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Early Adolescent Temperament Questionnaire Revised (ouderversie) Original author: Ellis & Rothbart Translated by: Rothbart & Hartmann Date version:

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiviteit van Angstcommunicaties 1 (In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiveness

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking Kenmerken van ADHD en de Theory of Mind 1 De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking The Influence of Characteristics of ADHD on Theory

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Ziekteverzuim Moderation of the Big Five Personality Factors on

Nadere informatie

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Protocol Tweelingen maart 2015

Protocol Tweelingen maart 2015 Protocol Tweelingen maart 2015 Beleid van de school Om uiteindelijk te kunnen beslissen of de kinderen in dezelfde of verschillende klassen worden geplaatst, zijn ouders afhankelijk van de mogelijkheden

Nadere informatie