Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Invoeringswet Boeken 3-6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (vijfde gedeelte) (wijziging van titel 11 van Boek 3 en van de Boeken 5 en 6) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inleidende opmerkingen 1. Het onderhavige wetsontwerp bevat het vijfde gedeelte van de Invoeringswet betreffende de Boeken 3-6 nieuw B.W. In de eerste plaats zijn daarin in vervolg op het vierde gedeelte van de Invoeringswet betreffende wijziging van Boek 3 (nr ) de wijzigingen opgenomen in titel 11 van dat Boek, die in dat gedeelte nog geen plaats hadden gevonden, maar reeds werden aangekondigd in punt 5 van de Inleidende opmerkingen tot de memorie van toelichting daarbij. Deze wijzigingen - die de termijnen van extinctieve verjaring betreffen - geven gevolg aan de toezegging van regeringszijde, te vinden in het eindverslag van de Eerste Kamer betreffende Boek 3 bij de artikelen en c, blz In de tweede plaats bevat het onderhavige gedeelte van de Invoeringswet de wijzigingen die in de Boeken 5 en 6 nog voor de inwerkingtreding daarvan dienen te worden aangebracht. 2. Het overgrote deel van de wijzigingen in de Boeken 5 en 6 betreft aanpassingen van ondergeschikte aard, die bij het werk aan andere delen van de Invoeringswet wenselijk zijn gebleken of beogen tegemoet te komen aan de opmerkingen uit de Eerste Kamer, waaronder ook die welke zijn gemaakt over het taalgebruik in het nieuwe wetboek in het eindverslag betreffende Boek 3 onder Algemeen en bij de plenaire behandeling (Handelingen , blz. 578 e.v. en 585 e.v.; zie ook Van Zeben-DuPon, Parlementaire geschiedenis van Boek 3, blz. 37, en 54-55). Dit laatste heeft bij voorbeeld een belangrijke rol gespeeld bij de omwerking van de regeling van de gevonden zaken in titel 5.2, die wel een ander aanzien heeft gekregen, maar naar haar materiële inhoud weinig verandering heeft ondergaan. Ook uit literatuur en rechtspraak is op enkele plaatsen de wenselijkheid van wijzigingen naar voren gekomen; ook daaraan is - met de in dit stadium gebruikelijke terughoudendheid - gevolg gegeven, waar nodig na raadpleging van de betrokken kringen van de praktijk. Evenmin als bij vorige gedeelten van de Invoeringswet is evenwel verantwoording afgelegd van de redenen waarom een in de literatuur voorgestelde wijziging niet is. _ overgenomen. Openbaarmaking van het advies van de Raad van State blijft achterwege op grond van artikel 25, derde lid, onder b, van de Wet op 3. Na het voorgaande behoeven hier nog slechts enkele wijzigingen van de Raad van State. meer belangrijke aard te worden vermeld, ten dele voortgekomen uit de 11 vel Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 1

2 enkele punten die bij de parlementaire behandeling van de Vaststellingswetten betreffende de Boeken 5 en 6 nog waren open gelaten of waarop een wijziging bij de Invoeringswet was toegezegd. Wat Boek 5 betreft kan worden gewezen op de verwerking van artikel in artikel lid 2, waarmee zowel tegemoet wordt gekomen aan een desbetreffende opmerking uit de Eerste Kamer als een betere aansluiting met het huidige recht, zoals zich dit inmiddels heeft ontwikkeld, wordt verkregen. Wat Boek 6 betreft, verdient vooral aandacht het nieuwe artikel a betreffende schade door lichamelijk of geestelijk letsel, dat een leemte opvult die in dit boek was ontstaan doordat daarin niet een bepaling als het huidige artikel 1407 B.W. was opgenomen. Voorts kan worden gewezen op de invoeging van een nieuwe afdeling 6.3.4, die de materie bevat van de huidige artikelen 1416a-1416c B.W. betreffende misleidende reclame, ingevoegd bij de Wet van 6 juni 1980, Stb Een belangrijk punt dat bij de behandeling van de Vaststellingswet betreffende Boek 6 in de Tweede Kamer open gebleven was, nl. de materie van de incassobedingen, die ter sprake is gebracht naar aanleiding van de artikelen lid 2 en , is inmiddels elders geregeld, te weten in artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als voorgesteld in het eerste gedeelte van de Invoeringswet (nr ). BOEK 3 VERMOGENSRECHT IN HET ALGEMEEN TITEL 11 Rechtsvorderingen Artikelen aa. Bij de behandeling van de Vaststellingswet betreffende Boek 3 in de Eerste Kamer is bezwaar gemaakt tegen de lengte van de algemene termijn van twintig jaren die krachtens artikel voor de extinctieve verjaring geldt; men zie het eindverslag van de Eerste Kamer betreffende dit Boek bij de artikelen en c, blz Bij de discussie hierover is van regeringszijde toegezegd dat nog zal worden bezien of uitbreiding tot andere gevallen mogelijk is van de korte termijnen, die reeds te vinden zijn in de artikelen a en (in beginsel drie jaren). Naar aanleiding van deze toezegging zijn de artikelen in hun geheel opnieuw bezien. Daarbij is mede rekening gehouden met het overleg dat in dit verband heeft plaatsgevonden met personen uit de kring van het bedrijfsleven, het notariaat en de advocatuur. In de nieuwe opzet van deze artikelen is zowel getracht te komen tot een uitbreiding van de reeds opgenomen korte verjaringstermijnen tot alle gebieden waar zulks om praktische redenen wenselijk is als tot een grotere eenheid van stelsel. Wat dit laatste betreft is met name getracht de uiteenlopende termijnen van de artikelen , 12, 12a en 13 zoveel mogelijk gelijk te maken. Zoals hieronder nog aan de orde zal komen is daarbij tevens artikel lid 2, dat een bron van afwijkingen van de termijn van lid 1 van dat artikel bevatte, geschrapt. Gekozen is thans voor een oplossing waarin een verjaringstermijn van vijf jaren geldt zowel voor alle rechtsvorderingen tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst tot een geven of een doen en voor die betreffende verbintenissen die bij het jaar of een kortere termijn moeten worden betaald (artikelen en 12), als voor de rechtsvordering uit onverschuldigde betaling (artikel a), en voor die tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete (artikel ) alsook voor de rechtsvordering tot ontbinding of herstel van een tekortkoming dan wel Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 2

3 tot ongedaanmaking na ontbinding (artikel aa). Eenzelfde termijn kwam reeds voor in artikel a lid 2 en in artikel c lid 3 en is thans eveneens te vinden in het bij het onderhavige ontwerp voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel Er zij voorts op gewezen dat ook een termijn van vijfjaren, zij het ook met een afwijkend aanvangstijdstip, is opgenomen in de wet van 31 oktober 1924, Stb. 482, nopens de verjaring van geldvorderingen ten laste van het Rijk, de provinciën, de gemeenten en de waterschappen, veenschappen en veenpolders, die in het nieuwe stelsel in belangrijke mate overbodig zal worden. Bij deze opzet hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld. Enerzijds verdient een bekorting van de termijnen van extinctieve verjaring in beginsel aanbeveling. De mogelijkheid nog aangesproken te kunnen worden dwingt de schuldenaar zijn bewijsmateriaal (kwitanties, girostrookjes, bankafrekeningen, bewijsstukken van een eventuele wanprestatie of ontbinding enz.) te bewaren. Dit brengt kosten mee, die in de sfeer van bedrijf en beroep soms aanzienlijk kunnen oplopen. Ook kan het zijn dat de schuldenaar door het verstrijken van de tijd in bewijsnood raakt, omdat getuigen onvindbaar geworden zijn, hij stukken die derden onder zich hadden, niet meer kan opvragen, of ook omdat hij niet meer de mogelijkheid heeft tot nader onderzoek van hetgeen is voorgevallen. Bekorting van de verjaringstermijn stemt ook overeen met de eis van een vlot verlopend rechtsverkeer, waarin schuldeisers hun vorderingen binnen redelijke tijd moeten instellen, zulks mede met het oog op de belangen van de schuldenaar en de rechtszekerheid. Heeft de schuldeiser meer tijd nodig dan kan hij de verjaring stuiten, wat volgens artikel mogelijk is bij een enkele brief en waardoor de schuldenaar gewaarschuwd wordt, zodat hij zijn bewijsmateriaal e.d. kan vasthouden. Deze overwegingen hebben reeds geleid tot de verkorting van de verjaringstermijnen voor de gevallen van de artikelen a en Een soortgelijke tendentie is in de wetgeving van andere landen te vinden. Zo kennen Italië (artikel 2946) en Zwitserland (artikel 127 OR) een algemene verjaringstermijn van tien jaren. In Frankrijk geldt volgens artikel 189bis Code de Commerce, ingevoegd bij de Wet van 18 augustus 1948, een termijn van tien jaren voor alle verbintenissen, ontstaan tussen kooplieden. Hongarije kent sinds 1959 in par. 324 van het Burgerlijk Wetboek een algemene verjaringstermijn van vijfjaren, lopend vanaf de opeisbaarheid van de vordering. Het nieuwe ZGB van de DDR geeft in par. 474 een regeling die meebrengt dat alle vorderingen uit overeenkomst in twee jaren verjaren en alle vorderingen tot schadevergoeding, zo uit als buiten overeenkomst, in beginsel in vier jaren. In artikel 49 van de derde titel van het zevende boek van het ontwerp BW van de Canadese provincie Quebec, gepubliceerd in 1977, wordt de verjaringstermijn voor alle persoonlijke vorderingen gesteld op drie jaren, te rekenen vanaf het ontstaan van de rechtsvordering. Ook het ontwerp van de Raad van Europa, dat bij de voormelde discussie in de Eerste Kamer ter sprake kwam, ging uit van een algemene termijn van deze lengte. Anderzijds bestaat echter tegen een drastische bekorting van de termijn voor alle gevallen van extinctieve verjaring bezwaren. Vooreerst is een aantal gevallen aan te wijzen waar een bekorting tot minder wenselijke resultaten zou leiden. Zo is er geen reden waarom een vordering tot nakoming van een legaat eerder zou moeten verjaren dan die tot opeising van een nalatenschap, bedoeld in artikel b. Van vorderingen uit erfrecht in het algemeen kan worden gezegd dat het belang van een vlot rechtsverkeer daarbij geen grote rol speelt. Het kan bovendien gebeuren dat de gerechtigde pas na lange tijd van zijn rechten kennis krijgt. Ook kunnen persoonlijke verhoudingen een rol spelen, die het moeilijk maken een recht op nakoming van bij voorbeeld een legaat met voortvarendheid geldend te maken. Een belangrijk punt is voorts dat in het nieuwe wetboek aan de extinctieve verjaring van artikel tevens de verkrijgende verjaring door een Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 3

4 bezitter te kwader trouw uit hoofde van afdeling is gekoppeld. Met name als het om onroerende zaken gaat, ligt een termijn van minder dan twintig jaren voor een zodanige verjaring niet voor de hand. Hetzelfde geldt bij voorbeeld bij gestolen of verduisterde roerende zaken. Men denke aan het in de praktijk niet onbelangrijke geval van kunstdiefstallen. Het gaat niet aan dat bij voorbeeld een bekend schilderij dat wordt gestolen, na vijf of tien jaren weer veilig zou kunnen worden verhandeld. Ten slotte verdient aandacht dat moeilijk is vast te stellen in hoeverre een korte verjaringstermijn steeds tot redelijke resultaten zou leiden, ook voor rechtsvorderingen uit bronnen die thans in de praktijk geen grote rol spelen en die daarom ook des te moeilijker zijn te overzien. Gekozen is daarom voor een tussenstelsel. Voor de belangrijke groepen van rechtsvorderingen van de artikelen aa geldt de boven aangegeven termijn van vijf jaren, die ten opzichte van het huidige recht een aanzienlijke bekorting betekent zonder nochtans voor de praktijk al te knellend te worden. Buiten het terrein van die artikelen blijft de algemene termijn van twintig jaren gelden die trouwens ten opzichte van de huidige algemene termijn van dertig jaren eveneens een bekorting oplevert. Men denke daarbij, behalve aan de boven reeds aangestipte gevallen, bij voorbeeld ook aan rechtsvorderingen tot uitkering van het saldo na liquidatie van een rechtspersoon, rechtsvorderingen tot levering van het toegedeelde na verdeling van een gemeenschap, rechtsvorderingen tot teruggave van in vruchtgebruik gegeven goederen na het einde van het vruchtgebruik, en rechtsvorderingen tot opheffing van een onrechtmatige toestand in de gevallen dat het niet om nakoming van een overeenkomst gaat. Dat voor de gevallen van de artikelen aa steeds dezelfde termijn van vijfjaren is gekozen, is uiteraard in de eerste plaats overzichtelijkheidshalve geschied. Daarnaast kan worden opgemerkt dat het ook wenselijk is dat voor vorderingen tot nakoming van een overeenkomst en voor de andere hier bedoelde gevallen, met name ook die van de artikelen a, 13 en 13aa dezelfde termijn geldt. Vorderingen tot schadevergoeding en uit onverschuldigde betaling of tot ongedaanmaking na ontbinding kunnen soms moeilijk van een vordering tot nakoming van een overeenkomst worden onderscheiden. Te denken valt bij voorbeeld aan een vaststellingsovereenkomst, waarbij tegenover een prijsgave van bepaalde rechten, aan de wederpartij een zekere vergoeding wordt toegekend, aan een vergoeding door de rechter vastgesteld ter opheffing van nadeel als bedoeld in de artikelen c lid 2 en lid 2, of aan vergoeding als voorwaarde opgelegd bij een ontbinding of wijziging van een overeenkomst als bedoeld in artikel a lid 1. Ook kan het zijn dat in geval van wanprestatie partijen tot een schikking komen, waarbij, al of niet in samenhang met een ontbinding van de overeenkomst, bepaalde vergoedingen worden overeengekomen of wordt vastgesteld in hoeverre de overeenkomst ongedaan moet worden gemaakt. Doordat volgens de artikelen aa één zelfde termijn geldt, worden in deze gevallen die in het grensgebied van die artikelen liggen, afgrenzingsmoeilijkheden vermeden. Ook wordt vermeden dat in geval van wanprestatie, bij voorbeeld bestaande in levering van een zaak die niet aan de verbintenis beantwoordt, de vordering tot vervangende of aanvullende schadevergoeding aan een veel kortere termijn gebonden zou zijn dan de vordering tot ontbinding of tot levering van een vervangende zaak of tot herstel van het gebrek. Bij dit alles verdient voorts aantekening dat de voorgestelde regeling ook bijzondere regels in Boek 7 niet uitsluit. Zo wordt bij koop de gehele materie van de verjaring van rechtsvorderingen tegen de verkoper, de bevoegdheden tot buitengerechtelijke vernietiging en ontbinding daaronder begrepen, geregeld door artikel lid 2, als voorgesteld in wetsontwerp , dat een termijn van twee jaren bevat. Wat de oorspronkelijke artikelen en 12 betreft, geldt het volgende. Artikel bevatte geen gelukkige bepaling. Advocaten en deurwaarders behoren meer dan andere opdrachtnemers bereid en in staat te zijn om Tweede Kamer, zitting , 17541, nr. 3 4

5 hun toevertrouwde stukken voor de belanghebbenden en hun rechtsopvolgers te bewaren. Het keert in de nieuwe opzet dan ook niet terug. Artikel 12, aanhef en onder b-f, is opgegaan in het nieuwe artikel Daarmee is een weinig overzichtelijk en alleen historisch te verklaren samenstel van bijzondere verjaringsregels vervallen. Artikel , aanhef en onder a, keert in het nieuwe artikel 12 in aangepaste vorm terug. Nader zal nog worden bezien in hoeverre de termijnen van de artikelen 6 van het Wetboek van Koophandel en 14 van Boek 2 voor bekorting in aanmerking komen. Reeds nu wordt er de aandacht op gevestigd dat de daar bedoelde bewaarplicht niet alleen met het oog op verbintenissen als bedoeld in de artikelen is voorgeschreven. Artikel De nieuwe aanhef van het artikel houdt er rekening mee dat krachtens de artikelen in de voor de praktijk belangrijkste gevallen een kortere verjaringstermijn geldt. De twintigjarige termijn van artikel geldt alleen voor het overgebleven gebied en heeft in zoverre het karakter van een hoofdregel verloren. Artikel Na hetgeen bij de artikelen reeds over dit artikel is gezegd, verdient nog het volgende opmerking. Het artikel betreft de rechtsvordering tot nakoming van verbintenissen uit overeenkomst tot een geven of een doen. Daaronder vallen slechts de verbintenissen tot de primaire prestatie, niet die tot vervangende schadevergoeding, die door artikel worden bestreken. Evenmin zijn onder deze verbintenissen begrepen bij voorbeeld de vordering tot herstel van aan de prestatie klevende gebreken en die tot levering van een vervangende prestatie voor die welke wegens ondeugdelijkheid is geweigerd, waarvoor de bijzondere regel van artikel aa lid 1 geldt. In overeenstemming met artikel loopt de verjaring in beginsel vanaf de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Deze laatste term past bij verbintenissen beter dan de op alle verplichtingen tot een geven of een doen betrokken omschrijving van artikel , die overigens vrijwel overeenkomt met die van artikel Het voormelde aanvangstijdstip is evenwel niet voor alle gevallen redelijk. Er zijn immers gevallen waarin in de overeenkomst zelf al opgesloten ligt dat de opeising niet binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden. Men denke aan de verbintenis van de bewaarder tot teruggave van de zaak bij een bewaargeving voor onbepaalde tijd of aan de verbintenis van degene die van een ander voor onbepaalde tijd geld of een zaak heeft geleend, tot teruggave daarvan. In het algemeen zullen dergelijke verbintenissen niet snel door verjaring teniet gaan, omdat overeenkomsten van deze aard plegen te verplichten tot een periodieke betaling van bewaarloon of van rente over het geleende bedrag, waarin telkens een erkenning van het recht van de wederpartij zal zijn gelegen, die krachtens artikel stuitende werking heeft. Er zijn evenwel gevallen waarin een stuiting van deze aard niet mag worden verwacht. Men denke onder meer aan inbewaargeving om niet onder familieleden of vrienden, bij voorbeeld in verband met een langdurig verblijf in het buitenland of een oorlogssituatie, of aan renteloze leningen en voorschotten, die tussen familieleden worden verstrekt en dan vaak een slapend bestaan leiden totdat de nalatenschap van de uitlener openvalt en verrekening kan plaatsvinden met het aandeel van de erfgenaam die de lening ontving. Ook kan gedacht worden aan overeenkomsten tussen samenlevenden die zich bij voorbeeld verplichten bij te dragen in de kosten van de aankoop van de gemeenschappelijke woning, terwijl, zolang de samenleving duurt, geen reden wordt gezien om deze bijdrage daadwerkelijk te betalen of in te vorderen. Vergelijkbare situaties zijn denkbaar tussen rechtspersonen die deel uitmaken van een concern. Dit laatste behoeft er niet aan in de weg te staan dat ter zake van wellicht lange tijd tussen hen uitstaande vorderingen conflicten ontstaan, die het voor de schuldenaar aantrekkelijk maken om zich op verjaring te beroepen. Tweede Kamerzitting , , nr. 3 5

6 Met het oog op dit een en ander is in artikel lid 2 een bijzondere regel opgenomen voor het geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan overeenkonv sten als bewaarneming en bruik- of verbruikleen, die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Niet alle uit een zodanige overeenkomst voortvloeiende vorderingen vallen echter onder de gebezigde omschrijving, met name noch de periodiek, dat wil zeggen op bepaalde tijdstippen opeisbaar wordende tegenprestatie (bewaarloon, rente), noch de duurverplichting tot bewaring of het in acht nemen van voldoende zorg voor de zaak. Het gaat immers alleen om de gevallen waarin de verbintenis eerst na onbepaalde tijd nagekomen zal worden, zoals in voormelde voorbeelden de verbintenis tot teruggave van de in bewaring gegeven of geleende zaak of van de geleende geldsom. Dit kan zich ook voordoen, indien een aanvankelijk voor bepaalde tijd aangegane overeenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd of indien een uitstel voor onbepaalde tijd van de prestatie is overeengekomen. In al deze gevallen begint de in lid 1 bedoelde termijn van vijf jaren pas met de aanvang van de dag waartegen de schuldeiser aan de schuldenaar heeft medegedeeld tot opeising over te gaan. Zolang dit niet is geschied, begint derhalve de voormelde termijn niet te lopen. Dit laatste zou tot gevolg kunnen hebben dat rechtsvorderingen ter zake van verbintenissen als de onderhavige in het geheel niet voor verjaring vatbaar zouden zijn. Dit laatste is evenwel ongewenst. Zo zal men van een in een nalatenschap aangetroffen schuldbekentenis die van twintig of meer jaren geleden stamt, terwijl niet van enige erkenning van de schuld nadien blijkt, veilig moeten kunnen aannemen dat geen nakoming meer kan worden gevorderd. Met het oog op dit een en ander is in het tweede lid van artikel de bepaling toegevoegd dat de rechtsvordering tot nakoming van verbintenissen als de onderhavige in elk geval verjaart twintig jaren na de aanvang van de dag «waartegen opeising op zijn vroegst mogelijk was». Deze laatste woorden houden rekening met de mogelijkheid dat bij de overeenkomst de opeising was gebonden aan een bepaalde termijn of eerst na een bepaalde tijd mocht plaatsvinden, terwijl zij daarna voor onbepaalde tijd zou voortduren. Men vergelijke bij voorbeeld de artikelen en 4, en Ook is in lid 2 rekening gehouden met de mogelijkheid dat een verbintenis opeisbaar gemaakt kan worden door opzegging door de schuldeiser; men vergelijke de artikelen lid 2 en 477 lid 4 Rv., als voorgesteld in het eerste gedeelte van de Invoeringswet. Door middel van de woorden «zo nodig na opzegging door de schuldeiser» is tot uiting gebracht dat in dat geval eveneens de termijn van twintig jaar van toepassing is; zij loopt dan van de aanvang van de dag volgende op die waartegen met inachtneming van de overeengekomen termijn is opgezegd. Deze figuur sluit aan bij het huidige recht, waar men pleegt aan te nemen dat een vordering die door de schuldeiser op deze wijze opeisbaar gemaakt kan worden, voor de toepassing van artikel 2004 B.W. als opeisbaar moet worden beschouwd. Men zie Asser-Rutten I, blz. 458, alsook de memorie van antwoord betreffende Boek 3 bij artikel , waar voor de toepassing van dit laatste artikel hetzelfde wordt betoogd. Maar nu deze uitleg met de bewoordingen van artikel moeilijk te verenigen is, is het wenselijk voorgekomen om dit punt in de hier besproken bepaling duidelijker tot uiting te brengen. Ten slotte verdient nog aandacht dat artikel anders dan de artikelen a, 13 en 13aa - geen rekening houdt met de mogelijkheid dat de schuldeiser onbekend is met het ontstaan van de vordering of de persoon van de schuldenaar. Vooropgesteld moet worden dat dit geval zich hier minder gemakkelijk dan bij de artikelen a, 13 en 13aa kan voordoen. Wie een overeenkomst aangaat, kent zijn wederpartij, en pleegt ook te weten wanneer zijn recht op nakoming opeisbaar wordt. Er kunnen echter gevallen zijn, waarin dit laatste anders is, met name wanneer de opeisbaarheid afhankelijk is van een tijdsbepaling met onzeker tijdstip of Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 6

7 van een opschortende voorwaarde. Ook voor deze gevallen is echter van een bijzondere regel afgezien. In beginsel is het aan de schuldeiser om ervoor te zorgen, dat hij van de verschijning van dit tijdstip of van de vervulling voor de voorwaarde tijdig op de hoogte is. Schiet hij daarin tekort, dan gaat het niet aan de daaruit voortvloeiende rechtsonzekerheid ten laste van de schuldenaar te brengen in dier voege dat de rechtszekerheid die de verjaring beoogt te bevorderen, voor hem verloren gaat. Deze situatie verschilt van die waarop de artikelen a, 13 en 13aa betrekking hebben. Vooral bij de laatste twee artikelen gaat het bijna altijd om feiten - de schade en schadetoebrengende gebeurtenis, respectievelijk de tekortkoming - waarvan voor de hand ligt dat juist de schuldenaar ervan op de hoogte is, terwijl de schuldeiser zich moeilijk tegen onbekendheid daarmee kan wapenen. Bij artikel a denke men in dit verband aan onverschuldigde betaling aan een onbevoegde, terwijl de betaler pas later achter de onbevoegdheid komt, of aan een betaling uit hoofde van een overeenkomst, terwijl de ontvanger de nietigheid daarvan kende, maar de betaler niet. Wel zal de schuldeiser tegenover een beroep op verjaring als bedoeld in artikel soms een verweer kunnen ontlenen aan artikel onder f. De schuldenaar die «het bestaan van de schuld» opzettelijk voor de schuldeiser verborgen houdt, zal zich een beroep op verlenging van de verjaring moeten laten welgevallen. Het zelfde behoort te gelden in geval van het opzettelijk verborgen houden van de verschijning van het onzekere tijdstip of de vervulling van de voorwaarde, wanneer hij dit tijdstip of deze vervulling kent, maar de schuldeiser niet. Met het oog daarop wordt tevens een aanvulling van artikel onder f voorgesteld. Artikel Zoals bij de artikelen reeds is uiteengezet, bevat dit artikel nog slechts wat in het oorspronkelijke artikel aanhef en onder a te vinden was. De opsomming is enigszins aangepast, nu vorderingen tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen reeds krachtens artikel lid 1 in vijfjaren verjaren. Renten zijn uitdrukkelijk vermeld, omdat het om wettelijke rente kan gaan, huren en pachten, omdat ook van deze soms betoogd kan worden dat zij geheel of ten dele uit de wet voortvloeien (huurbescherming) en overigens omdat het hier voor de praktijk zeer belangrijke gevallen betreft. Onder lijfrenten vallen ook overbedelingsvorderingen in de vorm van een lijfrente toegekend bij de verdeling van een huwelijksgemeenschap bij voorbeeld ter zake van aan de andere echtgenoot toegescheiden pensioenrechten; men zie HR 27 november 1981, RvdW, 1981, nr Het artikel is niet van belang voor krachtens de wet verschuldigd levensonderhoud, dat blijkens artikel 402 lid 2 van Boek 1 in beginsel wekelijks, maandelijks of driemaandelijks moet worden voldaan. Artikel 403 van Boek 1, dat een vervaltermijn van vijfjaren bevat, brengt mee dat aan een verjaringstermijn op dit punt geen behoefte meer is. Gaat het om een rechtsvordering uit een overeenkomst betreffende levensonderhoud, dan is artikel lid 1 van toepassing. Gaat het om een veroordeling tot levensonderhoud bij rechterlijke uitspraak, dan geldt artikel c lid 3. In beide gevallen bedraagt de termijn - hier van verjaring - eveneens vijf jaren. Artikel a. De wijziging van de termijn van drie jaren in een van vijfjaren is bij de artikelen reeds toegelicht. Het tweede lid is overzichtelijkheidshalve overgebracht naar het nieuwe artikel aa. Artikel Ook hier is de wijziging van de termijn van drie jaren in die van vijf jaren reeds bij de artikelen toegelicht. Wat de schrapping van het tweede lid betreft, het is bij nader inzien niet wenselijk geacht de verjaring van de rechtsvordering ter zake van schadevergoeding of van een bedongen boete in verband te brengen met verjaring Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 7

8 of verval van het recht tot strafvordering. Blijkens de toelichting van Meijers, blz. 303, tweede alinea, was de koppeling die het oorspronkelijke lid 2 in dit opzicht bevatte en die wel tot verlenging, maar niet tot bekorting van de termijn kon leiden, ingegeven door de gedachte dat de benadeelde wellicht als gevoegde partij in het strafproces schadevergoeding zou willen vragen of wel afwachten welk bewijs de strafvordering hem verschaft. Dit een en ander levert echter onvoldoende grond voor een verlenging van de termijn op. Dat een benadeelde zich als partij in het strafproces voegt is in de praktijk zeldzaam. Ook is het niet in overeenstemming met de praktijk dat bij een schade van enige omvang het strafproces wordt afgewacht om het nodige bewijs in handen te krijgen. Dat in een enkel geval wel een voeging plaatsvindt of het in het strafproces te verwachten bewijsmateriaal een rol speelt, is geen reden om voor alle gevallen dat de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust tevens een strafbaar feit oplevert - hetgeen voor de schuldenaar ook niet steeds duidelijk hoeft te zijn - de regel van het oorspronkelijke lid 2 te laten gelden. Te bedenken valt daarbij dat een voeging in het strafproces krachtens artikel de verjaring zal stuiten en dat in elk geval - zo met het oog op het strafproces behoefte aan verlenging van de termijn bestaat - blijkens artikel op eenvoudige wijze tot stuiting van de verjaring kan worden overgegaan. Artikel aa. Dit artikel betreft in de eerste plaats de rechtsvordering tot ontbinding van een overeenkomst op grond van een tekortkoming, welke ontbinding wordt geregeld in de artikelen e.v. De rechtsvordering tot ontbinding komt ter sprake in artikel lid 2 en in artikel leden 2 en 3. De gevolgen van deze verjaring voor de bevoegdheid om buitengerechtelijk te ontbinden worden uitgewerkt in een nieuw artikel a, dat hieronder nog afzonderlijk zal worden besproken. Boven bij de artikelen aa werd reeds aangestipt dat het wenselijk is om voor de vordering tot schadevergoeding en die tot ontbinding dezelfde termijn te laten gelden, zodat alle gevolgen van de niet-nakoming van de overeenkomst in beginsel gelijk worden behandeld. Het eerste lid van het onderhavige artikel geeft daarom een soortgelijke regel als in artikel 13 voor de vordering tot schadevergoeding en tot betaling van een bedongen boete is opgenomen. De nieuwe regel geldt eveneens voor de rechtsvordering tot herstel van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Het gaat hier in wezen om een vordering tot nakoming, die zonder uitdrukkelijke regel dan ook onder algemene bepaling van artikel zou vallen. Men denke aan de vordering tot herstel of opheffing van een gebrek in een geleverde zaak of tot vervanging van die zaak dan wel tot opheffing van een rechtsgebrek, zoals wanneer een goed is geleverd dat niet aan de vervreemder toebehoorde, en waarvan niet uitgesloten is, dat hij de verkrijger daarvan alsnog tot rechthebbende kan maken. In dergelijke gevallen dient de rechtsvordering tot nakoming niet verloren te gaan, doordat vijfjaren sedert het opeisbaar worden van de rechtsvordering ter zake van de hoofdverbintenis zijn verstreken, met name niet indien de tekortkoming eerst geruime tijd na die opeisbaarheid is ontdekt. Het is daarom wenselijk geoordeeld om in het onderhavige artikel de hier bedoelde nakomingsvorderingen uit een oogpunt van verjaring op één lijn te stellen met de vorderingen wegens niet-nakoming (schadevergoeding, boete en ontbinding). Daartoe noopt bovendien de omstandigheid dat herstel van een tekortkoming als nakomingsvordering in de praktijk moeilijk kan zijn te onderscheiden van schadevergoeding anders dan in geld («herstel in natura»), die op grond van artikel kan worden toegekend, terwijl de verjaring van de daartoe strekkende rechtsvordering onder artikel valt. Het tweede lid van artikel 13aa is ontleend aan het oorspronkelijke artikel 12a lid 2. Nu een regel betreffende de verjaring van de rechtsvordering tot ontbinding is opgenomen, is het overzichtelijker voorgekomen om daar de regel betreffende verjaring van de rechtsvordering tot ongedaanmaking na de ontbinding onmiddellijk op te laten volgen. Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 8

9 I Artikel ab. Dit artikel komt overeen met het oorspronkelijke artikel a. Het belang van het artikel is toegenomen door de verkorting van de verjaringstermijn voor rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst in artikel , waardoor het vaker aan de orde zal kunnen komen. Het slot van het artikel is aangevuld met het oog op de rechtsvordering tot herstel van een tekortkoming, waarvan de verjaring in het vorige artikel is geregeld en waarvan de termijn later dan die van artikel aanvangt. Het is daarom duidelijker geacht beide rechtsvorderingen, die beide strekken tot het verkrijgen van nakoming, naast elkaar te noemen. Dit heeft tevens tot een kleine terminologische aanpassing van de aanhef van het artikel geleid, waar nu ook van «tekortkoming» wordt gesproken. Artikel In dit artikel is de aanhef op dezelfde wijze gewijzigd als die van artikel Ook hier komen in de thans voorgestelde tekst, met name die van het nieuwe artikel , zulke belangrijke uitzonderingen naar voren dat het wenselijk is in artikel tot uiting te brengen dat het slechts geldt voor de gevallen waarvoor geen afzonderlijke regel opgenomen is. Artikel b. Dit artikel is aangepast aan het vervallen van artikel lid 2, voorgesteld in het derde gedeelte van de Invoeringswet Boeken 3-6 nieuw BW (wijzigingen Boek 4) nr Artikel Het oorspronkelijke lid 1 kende slechts stuiting door een schriftelijke aanmaning. In een situatie waarin partijen met elkander in onderhandeling zijn of anderszins de verhouding tussen hen wellicht noopt tot terughoudendheid met het eisen van nakoming op korte termijn van een vordering die vooralsnog betwist wordt, kan echter een aanmaning een voor de schuldeiser minder passend middel zijn om zijn rechten veilig te stellen. Toegevoegd is daarom de mogelijkheid om de verjaring te stuiten door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Artikel Onder f is toegevoegd het geval dat de schuldenaar opzettelijk de opeisbaarheid van de schuld verborgen houdt, hetgeen van belang is als een opschortende voorwaarde of tijdsbepaling met onzeker tijdstip is overeengekomen. Men zie de laatste alinea van deze toelichting bij artikel Artikel b. Het nieuwe derde lid hangt samen met artikel , zoals thans voorgesteld. Hypotheken zijn veelal verbonden aan vorderingen waarop dat artikel van toepassing is. De opeisbaarheid van dergelijke vorderingen is vaak afhankelijk van omstandigheden, aangewezen bij een bij de vestiging van de hypotheek gemaakt beding, waarvan in de praktijk overigens vaak geen gebruik wordt gemaakt om tot invordering over te gaan. Tegen deze achtergrond zou de in artikel neergelegde verjaringstermijn bij door hypotheek verzekerde vorderingen voor de hypotheekhouder tot onaangename verrassingen kunnen leiden, nu volgens artikel b lid 1 verjaring van de rechtsvordering in beginsel tot verval van de hypotheek leidt. Met het oog daarop brengt lid 3 de verjaringstermijn voor deze gevallen thans op twintig jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de hypotheek aan de vordering werd verbonden. Daarbij kan het zowel gaan om de dag van de vestiging van de hypotheek ter verzekering van een reeds bestaande vordering als om de dag van het ontstaan van de vordering waarvoor krachtens artikel lid 1 reeds bij voorbaat hypotheek was gevestigd (bij voorbeeld een krediethypotheek). Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 9

10 BOEK 5 ZAKELIJKE RECHTEN TITEL 5.1 Eigendom in het algemeen Artikelen en In het eindverslag van de Eerste Kamer betreffende Boek 5, blz. 4, is de vraag aan de orde gesteld of artikel niet een iets te strakke grens trekt ten aanzien van beperkingen van de eigendom op grond van verordeningen door de lagere wetgever of van ongeschreven recht en of dit artikel niet beter kan opgaan in artikel lid 2. Van regeringszijde is toen geantwoord dat samenvoeging van de artikelen lid 2 en zal worden overwogen. In het onderhavige ontwerp heeft een zodanige samenvoeging inderdaad plaatsgevonden. In de eerste plaats heeft dit het voordeel van een minder uitvoerige wettekst. In de tweede plaats is ook een betere aansluiting verkregen bij wat in het huidige recht ter zake van de beperking van het gebruik door de eigenaar door de lagere wetgever en door ongeschreven recht wordt aangenomen. Vooropgesteld moet worden dat de voornaamste strekking van artikel was om tot uitdrukking te brengen dat de bevoegdheid van de eigenaar ter zake van het genot van de zaak exclusief van aard is, d.w.z. dat hij zich tegen het gebruik van anderen kan verzetten. In het huidige recht neemt men ditzelfde aan in dier voege dat men dit opgesloten pleegt te achten in de aanhef van artikel 625 BW. Men zie bijvoorbeeld Asser-Beekhuis II, blz. 13, onderaan. Om dit tot uiting te brengen is evenwel geen afzonderlijk artikel nodig, het kan ook worden gezegd - zoals in de thans voorgestelde tekst gebeurt - in de aanhef van artikel lid 2 («met uitsluiting van een ieder»). Wat de betekenis betreft, die artikel daarnaast had voor de grenzen van de verordenende bevoegdheid van de lagere wetgever, dient er in de eerste plaats aan te worden herinnerd, dat ten aanzien van deze verordenende bevoegdheid zowel in de toelichting van Meijers, blz. 380, als in de memorie van antwoord betreffende Boek 5, blz. 5-6, niet zonder nadruk het standpunt is gehuldigd dat het nieuwe wetboek hierin geen wijziging brengt en dat het burgerlijk wetboek ook niet de plaats zou zijn voor een nadere regeling op dit punt. Artikel is evenwel met dit uitgangspunt in zoverre moeilijk te verenigen dat het iedere mogelijkheid schijnt uitte sluiten om bij verordening aan eigenaren een verplichting op te leggen een zeker gebruik door de overheid van hun zaak te dulden, hoe onbetekenend dit gebruik ook voor de eigenaar zou zijn. Een zo strakke regel kent het huidige recht niet. Zo wordt thans algemeen geleerd, dat geen bezwaar bestaat tegen het opleggen van verplichtingen tot het dulden op muren of bouwwerken van straatnaambordjes, verkeersborden, rozetten voor elektrische leidingen van straatverlichting en tram, enz., zulks op het voetspoor van HR 16 juni 1930, NJ 1930, Men zie Oud, Gemeenterecht II, blz. 248, Asser-Beekhuis II, blz. 22 en Van Zundert, Overheidsbestuur en grondeigendom, 1980, blz Ook de artikelen 16 van de Belemmeringenwet Privaatrecht en 9 lid 3 van de Waterstaatswet 1900 veronderstellen, mede blijkens hun parlementaire geschiedenis, dat niet iedere bij verordening opgelegde verplichting om gebruik van de zaak door een ander te dulden ontoelaatbaar is. Het is niet wenselijk om thans met de in dit opzicht bestaande praktijk te breken. In verband daarmee keert de regel die artikel op dit punt bevatte, in de thans voorgestelde tekst niet terug. Ten einde de draad van het huidige recht ook overigens weer op te vatten is tevens de bepaling betreffende beperking van de eigendom aan het slot van artikel lid 2 iets anders ingekleed. Zij is thans ondergebracht in een afzonderlijke bijzin die met «mits» begint en zo beter overeenstemt met de in een soortgelijke bijzin Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 10

11 vervatte, overeenkomstige bepaling in artikel 625 BW, waarvan zij de voortzetting vormt. In hoeverre bij verordening bevoegdheden tot gebruik van de zaak aan een ander dan de eigenaar kunnen worden toegekend, blijft evenals onder het geldende recht aan de rechtspraak overgelaten. Intussen dient er wel op te worden gewezen, dat ook in het huidige recht de toekenning bij verordening van bevoegdheden tot gebruik van de zaak aan een ander dan de eigenaar, zeker als deze daardoor meer dan te verwaarlozen schade lijdt, in beginsel ongeoorloofd is. Een andere opvatting zou niet stroken met voorschriften als artikel 2 van de Belemmeringenwet Privaatrecht en de artikelen 9-12a van de Waterstaatswet 1900, die nu juist nodig geacht zijn omdat de verbindende kracht van verordeningen die aan de eigenaar gedoogplichten als daar bedoeld opleggen op zijn minst twijfelachtig geacht werd. Men zie ook de wetgeving, geciteerd door Van Zundert, Overheidsbestuur en grondeigendom, blz. 135, noot 407. Verder dient te worden bedacht dat een zodanige afsplitsing van eigenaarsbevoegdheden gemakkelijk op het terrein komt van het burgerlijk recht zelf, dat krachtens artikel 164 van de Grondwet (het codificatie-artikel) aan de lagere wetgever is onttrokken. In de literatuur is door Vegting (diss en preadvies Vereniging Administratief Recht 1947) op grond van dat artikel een stelsel verdedigd, dat overeenkomst vertoont met dat van het geschrapte artikel 5.1.3, maar in de literatuur slechts in minder extreme vorm aanhang heeft gevonden; men zie bij voorbeeld Oud, Gemeenterecht II, blz. 248, die erop wijst dat het verschil kan maken of de betreffende bevoegdheid in het algemeen belang wordt toegekend aan de overheid zelf of aan derden. Het bovenstaande is ook in overeenstemming met wat in Boek 5 aan detailbepalingen omtrent de begrenzing van eigendom is te vinden. Men zie de artikelen en Zij betreffen een reeks gevallen waarin nodig is geacht bepaalde bevoegheden ten aanzien van de zaak aan een ander dan de eigenaar toe te kennen of mogelijk te maken in dier voege dat die ander slechts dan geen schadevergoeding verschuldigd wordt als de eigenaar redelijkerwijze geen schade lijdt. Al deze bepalingen berusten op een afweging van de belangen van de betrokkenen over en weer door de burgerlijke wetgever. Een verordening die met deze bepalingen of met het stelsel dat daaruit kan worden afgeleid, onverenigbaar zou zijn, zou op verboden terrein komen. Men pleegt ook voor het huidige recht aan te nemen dat wat in het burgerlijk wetboek uitdrukkelijk regeling heeft gevonden, daardoor aan de lagere wetgever onttrokken is; zie Asser-Beekhuis II, blz. 21, onderaan. Er zij verder aan herinnerd dat artikel lid 2 zowel in de oorspronkelijke als in de thans voorgestelde redactie uitsluitend spreekt van beperkingen van het gebruik door de eigenaar. Ook hierin ligt een begrenzing opgesloten van de verordenende bevoegdheid van de lagere wetgever. Een verordening mag het gebruik van de eigenaar «beperken», maar hem dit niet ten aanzien van de zaak of een deel van de zaak geheel ontnemen. Aldus reeds HR 14 maart 1904, W 8050, sindsdien gevolgd door vele arresten en ook uitspraken van de Kroon; men zie het overzicht van Van Zundert, Overheidsbestuur en grondeigendom, 1980, blz In HR 14 mei 1976, NJ 1976, 550 wordt voorts niet uitgesloten geacht, dat ook een beperking die niet een algehele ontneming van het genot van de zaak of een deel daarvan vormt, toch zo ver gaat dat zij in strijd komt met artikel 625 BW. Ook deze rechtspraak blijft onder het nieuwe recht haar betekenis behouden. Boven werd reeds aangestipt, dat de thans voorgestelde wijzigingen ook betekenis hebben voor beperkingen op grond van ongeschreven recht. Reeds uit artikel («het onthouden van licht en lucht en het ontnemen van steun») blijkt dat eigenaren van buurerven een zeker gebruik van eikaars erf hebben te dulden. Dit ligt ook voor de hand. In het eindverslag van de Eerste Kamer is reeds het voorbeeld geciteerd van Hof 's-hertogenbosch 14 december 1965, NJ 1967, 92 betreffende afbraak van een huis in Tweede Kamer, zitting , 17541, nr. 3 11

12 de rij, waardoor de muur van het buurhuis tot buitenmuur werd, waarop die muur niet was berekend. Het geval van dergelijke huizen, waarvan de zijmuren ongeschikt als buitenmuur zijn, die van een gezamenlijk, doorlopend dak of balkon zijn voorzien, die gezamenlijk schoorsteenwerken, goten of regenpijpen hebben, enz., komt veel voor. Niet alle gevolgen van deze situatie kunnen in het burenrecht uitdrukkelijk worden geregeld of worden opgelost via mandeligheid of bijzondere rechtvaardigingsgronden. Van belang is ook dat de huidige erfdienstbaarheden door bestemming (artikel 747 BW) in het nieuwe wetboek niet terugkeren. Ook daardoor kunnen situaties ontstaan die men aan de hand van ongeschreven recht zal moeten oplossen; het gaat niet aan bij voorbaat uit te sluiten dat men (althans voor zekere tijd) van het erf van de buurman een zeker gebruik mag (blijven) maken. Ook hier zijn de reeds geciteerde artikelen en van belang. Afhankelijk van de omstandigheden zal uit het stelsel daarvan kunnen voortvloeien dat ook buiten de daar uitdrukkelijk geregelde gevallen de ene buur slechts van het erf van de andere gebruik mag maken, als hij de daardoor door die ander te lijden schade vergoedt. Men zie aldus reeds voor het huidige recht HR 9 maart 1973, NJ 1973, 464. Ook in HR 25 september 1981, RvdW 1981, 123, wordt aangenomen dat niet ieder gebruik, dat een ander tegen de wil van de eigenaar van een zaak maakt, als een inbreuk op diens eigendomsrecht kan worden beschouwd. TITEL 2 Eigendom van roerende zaken Artikel a. De in deze artikelen aangebrachte wijzigingen dienen om te beginnen met enige algemene opmerkingen te worden toegelicht. Bij deze wijzigingen heeft in de eerste plaats de bedoeling voorgezeten om de regeling welke op dit punt bij de Vaststellingswet werd gegeven een overzichtelijker aanzien te geven en makkelijker leesbaar te maken, zulks in overeenstemming met de uit de Eerste Kamer naar voren gekomen opmerkingen over het taalgebruik in het nieuwe wetboek. Naar aanleiding van deze opmerkingen is zowel in het eindverslag betreffende Boek 3 als bij de plenaire behandeling in de Eerste Kamer (Van Zeben-Du Pon, Parlementaire geschiedenis van Boek 3, blz. 37, en 54-55) toegezegd om dit punt bij de Invoeringswet nog aandacht te geven. In de tweede plaats is op enkele punten getracht beter aan te sluiten bij de eisen van de praktijk. Daarbij is het volgende van belang. De gemeenten plegen thans met de zorg te worden belast van grote hoeveelheden gevonden voorwerpen, die door vinders worden afgegeven en waarom in een grote meerderheid van gevallen noch de vinder noch de eigenaar zich meer bekommert. Het komt hoogst zelden voor dat een eigenaar na meer dan drie maanden nog komt opdagen. Daardoor neemt enerzijds het opslagprobleem toe, en anderzijds de zin van deze opslag met de daarbij behorende administratie af. In verband daarmee is in de Vaststellingswet artikel 5.2.8a opgenomen dat voor dit probleem een oplossing beoogde te geven door voor bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen groepen van niet-kostbare zaken verkoop door de burgemeester voor rekening van de gemeente na drie maanden mogelijk te maken. Dat artikel is echter zo opgezet dat dit als een afzonderlijke regeling geldt naast de algemene regeling van de voorgaande artikelen. Dit is evenwel in strijd met wat men in de praktijk verwachten mag. De hier bedoelde gang van zaken zal veeleer de normale zijn. In verband daarmee is de voormelde regel verwerkt in artikel 4, waarin thans niet alleen is aangegeven wanneer de vinder van de gevonden zaak eigenaar wordt, maar in de nieuwe leden 2 en 3 ook wanneer de gemeente bevoegd wordt daarover - kort gezegd - voor eigen rekening te beschikken. Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 12

13 Voorts is in artikel 4 bepaald dat de vinder na één jaar reeds eigenaar wordt en dat de gemeente over andere dan de voormelde niet-kostbare zaken reeds na één jaar voor eigen rekening mag beschikken. In dit verband moet worden bedacht dat de strekking van het vindersrecht tweeledig is. In de eerste plaats beoogt het te bevorderen dat de vinder, mede ter behartiging van zijn eigen belang, aangifte zal doen bij de gemeente en mededeling aan degene in wiens woning, gebouw of vervoermiddel de vondst werd gedaan, zulks opdat degene die de zaak verloren heeft, haar zoveel mogelijk zal kunnen terugvinden. In de tweede plaats beoogt het voor het geval de verliezer niet meer komt opdagen een oplossing te geven, welke mogelijk maakt dat de zaak binnen afzienbare tijd weer op regelmatige wijze in het rechtsverkeer kan worden gebracht of in gebruik genomen. Voor de bepaling van die tijd behoort er rekening mee te worden gehouden dat op grond van de huidige praktijk mag worden aangenomen, dat de eigenaar van een zaak, die deze verliest, in de regel na korte tijd de pogingen om haar terug te krijgen opgeeft, zodat een situatie ontstaat die met prijsgave van bezit èn eigendom van de zaak op zijn minst sterke gelijkenis vertoont. Deze gedachte heeft er in andere landen toe geleid om de vinder dan wel de overheid binnen een veel kortere tijd dan de in de artikelen e.v. aanvankelijk voorgeschreven termijn van drie jaren tot eigenaar dan wel tot verkoop bevoegd te maken. Zo kent het Duitse BGB in par. 973 een termijn van één jaar, evenals het Italiaanse artikel 929, terwijl de Israëlische Restoration of Lost Property Law van 1973 zelfs een termijn van vier maanden kent, zij het dat de verliezer gedurende één jaar na het verstrijken ervan het recht heeft de zaak tegen betaling van de waarde daarvan terug te vorderen. In artikel 4 leden 1 en 3 wordt thans een termijn van dezelfde orde van grootte, te weten één jaar, voorgesteld. Aangestipt werd reeds dat de termijn van artikel 4 lid 2, ontleend aan artikel 8a van de Vaststellingswet, op drie maanden is gehandhaafd. Dat in de in dit lid bedoelde gevallen deze kortere termijn geldt, vindt zijn verklaring in de reeds gesignaleerde massificatie van gevonden en in bewaring gegeven voorwerpen en de last die dit legt op de gemeenten en de personen en instellingen die daarmee krachtens artikel 8a onder c kunnen worden gelijkgesteld. De behoefte aan een snellere afwikkeling van vondsten, waardoor de kosten van opslag en administratie beperkt kunnen blijven, bestaat niet als tegenover het belang van de eigenaar slechts dat van de vinder staat, en levert een minder klemmend argument op, als het een kostbaar voorwerp betreft, waarbij het belang van de eigenaar groter zal zijn, en van de gemeente of andere bewaarder redelijkerwijs meer zal kunnen worden gevergd. Voorts is een bron van wijzigingen gelegen in het feit dat in het nieuwe artikel 8a een delegatie van ruimere strekking dan in de oorspronkelijke redactie is opgenomen, die een aantal bepalingen overbodig heeft gemaakt. Zo zullen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gegeven betreffende de in de artikelen 3-8 vervatte bevoegdheden van de gemeente. Daarin kan ook worden geregeld bij welke ambtenaar de aangifte van de vondst kan geschieden en welke mededelingen de gemeente eventueel aan de eigenaar of de vinder moet doen. Dit heeft geleid tot vereenvoudiging of schrapping van een aantal bepalingen. Ook is hier van belang de uitbreiding in artikel 8a onder c van de mogelijkheid om andere personen en instellingen voor wat betreft de afwikkeling van vondsten geheel of ten dele met de gemeente gelijk te stellen en vrij te stellen van de verplichting tot aangifte. In verband daarmee konden de bijzondere regels voor exploitanten van openbare vervoermiddelen vervallen, die in de oorspronkelijke artikelen 5 lid 4, 6 lid 1, tweede zin, en 8a lid 5 waren te vinden. Voor het overige zullen de aangebrachte wijzigingen bij de afzonderlijke artikelen worden besproken. Artikel In het eerste lid van dit artikel zijn thans alle eisen samengevat, waaraan een vinder moet voldoen, wil hij de rechten verkrijgen die Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 13

14 volgens de volgende bepalingen aan een vinder toekomen. In de oorspronkelijke tekst waren deze eisen verdeeld over de verschillende leden van artikel 3 en 5. Het is overzichtelijker voorgekomen om ze hier bijeen te brengen. De bepaling onder a was reeds in het oorspronkelijke artikel 3 lid 1 te vinden. De term «met bekwame spoed» geeft iets meer armslag dan het oorspronkelijke «ten spoedigste»; men zie over deze terminologie de memorie van antwoord betreffende Boek 3, blz. 43 (Van Zeben, Parlementaire geschiedenis van Boek 3, blz. 162, eerste alinea). Voorts is er de voorkeur aan gegeven om de oorspronkelijke woorden «de eigenaar, de verliezer of een ander die bevoegd is de zaak in ontvangst te nemen» te vervangen door: degene die hij als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd mocht beschouwen. Enerzijds is het niet de taak van de vinder uitputtend te onderzoeken of degene die zich als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd aandient, dit ook inderdaad is. Anderzijds moet hij niet van de zaak af zijn als hij de verliezer waarschuwt in een geval dat deze evident de zaak onrechtmatig onder zich had, zoals in het geval van een vluchtende inbreker die zijn buit kwijt raakt. De bepaling onder b stamt uit het oorspronkelijke artikel 5 lid 1, met dien verstande dat de toevoeging van een bij de woning of het gebouw behorend besloten erf op grond van de vaagheid daarvan is geschrapt. Nu de sanctie van de bepaling is dat het vindersrecht bij uitblijven van de mededeling niet ontstaat, dient de verplichting tot mededeling alleen te bestaan als over de redelijkheid daarvan geen twijfel mogelijk is. Dat neemt niet weg dat soms ook bij vondsten in een besloten ruimte die geen woning, gebouw of vervoermiddel is, de vinder vaak uit een oogpunt van behoorlijke zaakwaarneming degene die deze ruimte in gebruik of exploitatie heeft zal dienen te waarschuwen; men denke aan open zwembaden of sportvelden, bewaakte parken, kermisterreinen, circustenten, e.d. Maar voor een verplichting met een sanctie als voormeld lenen deze gevallen zich niet, reeds omdat de vraag of hier een mededeling in de gegeven omstandigheden mogelijk was zich veelal niet voor bewijs of voor nadere onderscheidingen leent. Wel geldt voor al deze gevallen artikel 5, dat thans geen verplichting maar uitsluitend een bevoegdheid van de vinder bevat. De bepaling onder c is overgenomen uit het oorspronkelijke artikel 3 lid 3, derde zin. De bevoegdheid om te vorderen is niet meer beperkt tot de gemeente waar de aangifte is gedaan of de zaak is gevonden. Het kan eveneens aanbeveling verdienen, dat de gemeente waar de zaak zich bevindt of de vinder woont, zich hiermee belast. Voor de coördinatie in geval verschillende gemeenten bij de zaak betrokken zijn, kunnen zo nodig bij de algemene maatregel van bestuur van artikel 8a onder a nadere regels worden gegeven. Het nieuwe tweede lid van artikel 3 bevat een uitwerking van hetgeen in lid 1 onder a en b is bepaald. Hoe de in de eerste zin bedoelde ambtenaar wordt aangewezen, zal in de in artikel 8a onder a bedoelde algemene maatregel van bestuur geregeld kunnen worden. Het derde lid komt overeen met de oorspronkelijke eerste zin van lid 3 met dien verstande dat niet nodig is geacht de betreffende bevoegdheid tot bepaalde gemeenten te beperken, nu krachtens het nieuwe artikel 8a onder c hiertoe bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld. De oorspronkelijke vierde zin is als tweede zin aan dit lid toegevoegd. Het vierde lid bevat de bepaling van de oorspronkelijke derde zin van lid 3 met dien verstande dat thans ook van een inbewaringgeving een bewijsstuk kan worden verlangd. Artikel Na hetgeen bij de artikelen a reeds is opgemerkt, behoeft dit artikel weinig toelichting meer. Het eerste lid stemt - behoudens de reeds besproken termijnverkorting - overeen met het oorspronkelijke eerste lid met dien verstande, dat de aanhef in verband met het nieuwe artikel 3 lid 1 kon worden vereenvoudigd. Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 14

15 In het tweede lid keert - zoals reeds besproken - in eenvoudiger vorm de regeling van het oorspronkelijke artikel 8a terug. Het derde lid bevat een nieuwe regel die voor alle gevallen geldt, dat de leden 1 en 2 niet van toepassing zijn, en aldus een lacune opvult, die zich in de Vaststellingswet met name voordeed ingeval de gemeente een kostbare zaak in bewaring had zonder dat de vinder aan zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen had voldaan. Het vierde lid bevat de regel van het oorspronkelijke tweede lid, evenwel met een aanvulling, die verband houdt met het feit dat de gemeente krachtens de leden 2 en 3 door het verstrijken van de termijn geen eigenaar wordt maar slechts - kort gezegd - over de zaak kan beschikken. Er is geen reden waarom de gemeente, zo zij na het verstrijken van de termijn de zaak nog ter beschikking van de eigenaar kan stellen, dit niet zou behoeven te doen. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de situatie dat de zaak, ook al bevindt zij zich vermoedelijk nog onder de gemeente, niet meer is te achterhalen, bij voorbeeld omdat zij na het verstrijken van de termijn is opgegaan in de grote massa voor verkoop in aanmerking komende voorwerpen. Met het oog hierop is in lid 4 de term «redelijkerwijs» ingevoegd. Artikel Het eerste en het vierde lid zijn geschrapt, achtereenvolgens in verband met artikel 3 lid 1 onder b en artikel 8a onder c. Het tweede en het derde lid zijn samengevoegd tot één bepaling die in dier voege is uitgebreid, dat de vinder thans zijn rechtspositie door afgifte van de zaak kan overdragen zowel aan de bewoner van de woning als aan de exploitant of gebruiker van elke andere al of niet overdekte ruimte waar de vondst is gedaan. Ervan uitgaande dat vinders in de regel van deze bevoegdheid gebruik zullen maken, maakt de bepaling mogelijk dat niet alleen de exploitanten van vervoermiddelen en gebouwen als winkels, bioscopen en theaters, maar ook bij voorbeeld die van zwembaden, speeltuinen, circussen en sportterreinen de daar gevonden voorwerpen, onverschillig of zij door eigen personeel of door anderen zijn gevonden, opzamelen ten einde daarvan als vinder periodiek aangifte te doen en ze eventueel aan de gemeente in bewaring te geven, zo er niet spoedig iemand om komt. Zo nodig kunnen met betrekking hiertoe krachtens artikel 8a onder c nadere regels worden gesteld. Een bepaling die uitdrukkelijk mogelijk maakt om de rechtspositie van de vinder ook aan anderen over te dragen is overbodig geacht. Ingevolge artikel is de vinder verplicht de eenmaal begonnen zaakwaarneming voort te zetten, voor zover dit redelijkerwijs van hem mag worden gevergd. Indien hij een geschikte persoon tot voortzetting bereid vindt, zal hij derhalve de afwikkeling aan deze mogen overlaten. Daarin kan een overdracht van zijn rechten besloten liggen, die deze persoon in staat stelt om, zo geen eigenaar komt opdagen, zelf eigenaar te worden; men zie de artikelen en Artikel De leden 1 en 2 van dit artikel zijn vereenvoudigd. Daarbij is tevens de maatstaf van lid 1, in aansluiting op die van artikel a, versoepeld, terwijl de laatste zin van dit lid is vervallen in verband met het nieuwe artikel 8a onder c. Men zie voor dit laatste bij de artikelen a. Dat de leden 1 en 2 - anders dan artikel 4 leden 2 en 3 - een uitdrukkelijke volgorde voorschrijven is noodzakelijk in verband met de regel van het vierde lid; de gemeente behoort bij de wijze waarop zij over de zaak beschikt de belangen van de eigenaar en bij kostbare zaken ook die van de vinder in het oog houden. De leden 3 en 4 zijn niet gewijzigd. Artikel 5.2.6a. Dit nieuwe artikel is ingevoegd met het oog op het geval dat de gevonden zaken in geld (munten of bankbiljetten) bestaan. Buiten twijfel is gesteld dat de gemeente aan welke dit geld in bewaring wordt Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 15

16 gegeven, dit niet als voorwerp behoeft te bewaren en aan de rechthebbende uit te keren, maar kan volstaan met uitkering van een gelijk bedrag, hetgeen mogelijk maakt dat het geld op de gebruikelijke wijze op een rekening bij een bank of andere giro-instelling wordt geplaatst. De redactie is ontleend aan die van artikel lid 2. Daaraan is toegevoegd dat de verplichting tot uitkering vervalt, zodra de burgemeester tot verkoop ten behoeve van de gemeente bevoegd geweest zou zijn, hetgeen het geval is, zodra een der termijnen van artikel 4 leden 2 en 3 of van artikel 8 is verstreken. Men lette erop, dat hieronder niet ook begrepen is de bevoegdheid tot verkoop krachtens artikel 6, welke verkoop immers niet geschiedt «ten behoeve van de gemeente»; hier treedt immers de opbrengst voor de verkochte zaak in de plaats, zodat deze toekomt aan wie rechthebbende op de zaak blijkt te zijn. Op deze opbrengst kan evenwel het onderhavige artikel wèl toepassing vinden. Door de indeplaatstreding is immers de gevonden zaak in geld komen te bestaan en behoeft de gemeente dus slechts aan de rechthebbende een gelijk bedrag uit te keren en vervalt die verplichting tot uitkering zodra de burgemeester bevoegd zou zijn geweest de zaak krachtens de artikelen 4 leden 2 en 3, of 8 ten behoeve van de gemeente te verkopen. Het artikel is niet van toepassing op het geval dat de vinder de zaak onder zich houdt. Wat hier geldt zal van de omstandigheden afhangen. Zo zal het voor de hand liggen dat een portemonnaie of portefeuille met een gering geldbedrag intact wordt bewaard, terwijl een behoorlijke zaakwaarneming kan meebrengen dat een groter bedrag ter beschikking van de rechthebbende bij een bank wordt gestort. Artikel Lid 1, eerste zin, is vereenvoudigd in aansluiting op de nieuwe redactie van artikel 3. Wat de vinder betreft, is ervan afgezien deze ieder recht op vergoeding van kosten te onthouden als hij istekort geschoten in zijn verplichting tot bewaring van onderhoud, thans opgenomen in artikel 3 lid 3, tweede zin. Is de zaak door zijn toedoen in waarde achteruitgegaan, dan zal hij schadevergoeding verschuldigd zijn, die de eigenaar met de verschuldigde kosten zal kunnen verrekenen. Ook is er geen reden om, indien de vinder kosten heeft gemaakt om de eigenaar op te sporen, die echter aanvankelijk niet achterhaald kon worden, deze kosten buiten de vergoeding te houden als de vinder vervolgens in de bewaring of het onderhoud is tekort geschoten. Aan het eerste lid is voorts een nieuwe derde zin toegevoegd die waarborgt dat geen zwevende verhoudingen ontstaan, doordat degene die de zaak opeist in gebreke blijft de verschuldigde kosten te voldoen. Men lette erop dat deze bepaling ertoe kan leiden dat de vinder of de gemeente reeds vóór het verstrijken van de termijnen van artikel 4 eigenaar wordt of, wat de gemeente betreft, de daar toegekende bevoegdheid kan uitoefenen. Aandacht verdient voorts dat artikel 7 blijkens de tweede alinea van de memorie van antwoord daarbij ook geldt voor het geval dat de vinder, na eigenaar geworden te zijn, een aan de gemeente in bewaring gegeven zaak opeist. Ook de nieuwe derde zin geldt derhalve mede voor dat geval. Artikel Dit artikel bevat niet langer een verplichting van de gemeente om de vinder aan te manen de zaak op te halen. De last die een zodanige verplichting op de gemeente zou leggen, moet niet worden onderschat. Nu de termijn van artikel 4 lid 1 van drie jaren is teruggebracht naar één jaar, mag van een vinder bovendien verwacht worden dat hij zich eigener beweging tijdig meldt om de zaak in ontvangst te nemen. Te bedenken valt dat het om zijn belang gaat en dat het bewijs van inbewaringgeving waarop artikel 3 lid 4 hem recht geeft, hem de nodige gegevens zal verschaffen om zich tijdig te melden. Artikel 5.2.8a. Dit artikel is bij de artikelen a reeds ter sprake gekomen. Het bevat in verschillende opzichten een ruimere delegatie dan Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 16

17 het oorspronkelijke artikel 8a. Blijkens het onder a bepaalde is nadere regeling mogelijk van de bevoegdheden die uit de artikelen 3-8 voor de gemeenten voortvloeien. De materie van het oorspronkelijke artikel 8a is vooral onder b te vinden. Volgens het bepaalde onder c is het voorts mogelijk om nadere regels te geven die ertoe leiden dat andere personen of instellingen geheel of gedeeltelijk en al dan niet onder bepaalde voorwaarden, worden vrijgesteld van de aangifteplicht bedoeld in artikel 3 lid 1 onder a of voor de afwikkeling van vondsten worden gelijkgesteld met gemeenten. Men denke behalve aan de in het oorspronkelijke laatste lid van artikel 8a vermelde openbare vervoerders ook aan warenhuizen, stadions, grote theaters. Onder d is voorts aangegeven dat de in dit verband te stellen regels mede bepaalde groepen van niet afgehaalde zaken voor de afwikkeling van vondsten met gevonden zaken gelijk kunnen stellen. Te denken valt met name aan zaken die voor korte tijd zijn toevertrouwd aan een vestiaire, portier of receptionist en die na een bepaalde termijn niet zijn afgehaald. Men vergelijke artikel 6 onder a van de Israëlische Restoration of Lost Property Law, , waar in dit verband een termijn van twee maanden wordt voorgeschreven. Artikel De regeling betreffende schatvinding die in dit artikel is vervat, is blijkens de memorie van antwoord blijven rusten in afwachting van een destijds voorgenomen wijziging van de Monumentenwet. Deze heeft intussen echter nog niet haar beslag gekregen. Daarom is het artikel - dat neerkomt op een handhaving van het zelden bekritiseerde huidige recht op dit punt - voorshands ongewijzigd gelaten, behoudens de toevoeging van een nieuw derde lid. Dit legt aan de ontdekker van de schat de verplichting op van zijn vondst aangifte bij de gemeente te doen en geeft de gemeente de bevoegdheid om bij uitblijven van de aangifte of bij onzekerheid aan wie de gevonden zaak toekomt, daarvan inbewaringgeving te vorderen totdat vaststaat wie rechthebbende is. Aldus wordt buiten twijfel gesteld dat de gemeente overeenkomstig artikel 3 lid 1 onder c kan ingrijpen, als niet zeker is dat de zaak inderdaad als een schat moet worden beschouwd. Op deze wijze kunnen de rechten van een wellicht eerst enige tijd later opduikende eigenaar worden beveiligd. De bevoegdheid kan ook worden gehanteerd als onduidelijk is in wiens roerende of onroerende zaak de schat is aangetroffen of wie precies als de ontdekker moet worden beschouwd. In zoverre vormt zij een uitbreiding van die van artikel 3 lid 1 onder c. Intussen heeft hetgeen in het voorlopig verslag van de vaste Commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer in 1961 bij dit artikel is aangetekend, nog geen beantwoording gevonden. Te dier zake kan thans het volgende worden opgemerkt. De eis die in het voorlopig verslag wordt aangeduid met de woorden «vetus depositio» is gehandhaafd en daarmee ook het verschil in behandeling tussen schatten en andere gevonden zaken. De afgrenzingsproblemen die men hiervan in theorie zou kunnen verwachten, blijken zich in de praktijk zelden voor te doen, hetgeen wel hieraan mag worden toegeschreven dat vondsten van zodanige importantie dat sprake kan zijn van een schat, geen voorwerpen uit meer recente tijden plegen te betreffen. In elk geval kan door de gemeente het nieuwe lid 3 worden gehanteerd totdat zekerheid omtrent de aard van de vondst is verkregen. Degene die er belang bij heeft zich op de regeling van het onderhavige artikel te beroepen - al naar de aard van het geval de vinder of degene in wiens zaak de schat is aangetroffen -, zal moeten bewijzen dat van een schat sprake is. Ook dit zal de praktijk zelden moeilijkheden opleveren. Doen deze zich wel voor, dan kan de gemeente ook daarin aanleiding zien gebruik te maken van de haar in lid 3 toegekende bevoegdheid. Een algemene publikatieplicht van de vinder of de gemeente zoals in het voorlopig verslag voorgesteld, is niet wenselijk geacht. Op welke wijze de Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 17

18 eigenaar moet worden opgespoord, kan na eventuele publikaties in de pers aan de gemeente worden overgelaten, eventueel aan de hand van nadere daartoe bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8a onder a vast te stellen regels. Te bedenken valt daarbij dat reeds uit de aard van de vondst kan voortvloeien dat publikatie, ten einde de eigenaar op te sporen, neerkomt op een geheel zinloos maken van kosten, terwijl in andere gevallen een publikatie overbodig kan zijn in verband met de aandacht die de vondst reeds in de pers heeft gekregen. Artikel De voorgestelde wijziging komt erop neer dat het oorspronkelijke lid 2 vervalt en dat de oorspronkelijke leden 3 en 4 worden tot leden 2 en 3. Het nieuwe lid 2 moest in deze opzet evenwel anders dan het oorspronkelijke lid 3 worden geredigeerd, omdat de aanhef daarvan bij het vervallen lid 2 aanhaakte. De wijziging is ingegeven door de complicaties waartoe het oorspronkelijke lid 2 leidde. Daarin werden immers zakenrechtelijke gevolgen toegekend aan de vraag of de met elkaar verbonden zaken niet zonder beschadiging van betekenis of onevenredig grote kosten of arbeid kunnen worden gescheiden en dit bovendien niet in het algemeen, doch alleen voor het geval dat de verbonden zaken ten tijde van de verbinding aan verschillende eigenaren toebehoorden. Deze genuanceerde regel stond bovendien op gespannen voet met artikel , waarvoor de vraag wat deel van een zaak uitmaakt de verkeersopvatting als hoofdregel wordt vooropgesteld, terwijl voorts in de memorie van antwoord bij dat artikel met klem stelling wordt genomen tegen figuren die mogelijk maken dat een zaak die naar verkeersopvatting een eenheid vormt, wordt ontleed in onderdelen waarop bij voorbeeld schuldeisers als op zelfstandige objecten verhaal kunnen nemen. Het vervallen van lid 2 laat overigens de mogelijkheid open dat de eigenaar die op deze wijze de eigendom van zijn zaak verliest of ziet opgaan in een aandeel in de nieuwe zaak, een recht op schadevergoeding verkrijgt opgrond van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking. Artikelen en 12. Evenals in artikel wordt hier thans van «verschillende eigenaren» gesproken. Men zie de suggestie uit de Eerste Kamer, opgenomen in het eindverslag bij deze artikelen, blz TITEL 3 Eigendom van onroerende zaken Artikel De redactie is aangepast aan die van artikel 576a BW, als vastgesteld bij de Wet van 11 maart 1981, Stb Artikel b. De wijziging van het tweede lid is een aanpassing van ondergeschikte aard aan de redactie van artikel a lid 2, als voorgesteld bij de Invoeringswet vierde gedeelte (wijziging van Boek 3). Ook het nieuwe lid 4 is aan het nieuwe artikel a ontleend en dat wel aan het derde lid van dat artikel. Ook het vonnis, bedoeld in artikel b, is eerst voor inschrijving vatbaar, nadat het in kracht van gewijsde is gegaan. Ook hier zijn derhalve een aantal bijzondere regels van processuele aard nodig geacht om te bereiken dat aan de bewaarder van de openbare registers een bewijsstuk kan worden overgelegd waaruit kan blijken, dat aan deze eis is voldaan; men zie artikel 46 van de ontwerp-kadasterwet (17496, stuk nr. 4). Voor de details van de regeling moge worden verwezen naar de memorie van toelichting op dit ontwerp bij dit laatste artikel en op het vierde gedeelte van de Invoeringswet bij de artikelen en a. Tweede Kamer, zitting , 17541, nr. 3 18

19 TITEL 4 Bevoegdheden en verplichtingen van eigenaars van naburige erven Artikel De aangebrachte correcties spreken voor zich. Artikel De correctie betreft een aanpassing van zuiver redactionele aard aan artikel Artikel Het als gevolg van een zetfout uitgevallen woord «niet» wordt hersteld. TITEL 5 Mandeligheid Artikel 5.5.1a. In het tweede lid is een taalkundige wijziging aangebracht, die uitsluit dat gelezen zou kunnen worden dat inschrijving mogelijk is als «het nut voor alle erven» is geëindigd, waaraan reeds voldaan zou zijn als het nut voor één erf geëindigd is, omdat het dan niet meer voor «alle» erven bestaat. Vereist wordt thans dat het nut voor elk van de erven geëindigd is. Artikel Het tweede lid, dat niet meer in een praktische behoefte voorziet is ingevolge een suggestie uit de Eerste Kamer (eindverslag blz. 13) geschrapt. Artikel Ingevolge een suggestie uit de Eerste Kamer (eindverslag blz. 13) is getracht het in lid 2 bepaalde een eenvoudiger en beter leesbare vorm te geven. TITEL 6 Erfdienstbaarheden Artikel Zoals reeds tot uiting kwam in artikel lid 1 kan een erfdienstbaarheid worden gevestigd om «op, boven of onder» het dienende erf een gebouw of werk van een ander te dulden. Artikel lid 1 dat alleen sprak van «op een der erven» was in zoverre te beperkt geredigeerd. De voorgestelde redactie heft deze onbedoelde beperking op. TITEL 7 Erfpacht Artikel De boedelrechter is vervangen door de kantonrechter. Tevens is een regel omtrent diens relatieve bevoegdheid opgenomen, die aansluit bij wat op dit punt is bepaald in titel 5.10; men zie bij voorbeeld artikel lid 6. Artikel De aangebrachte wijziging en aanvulling stemmen overeen met de wijziging en aanvulling, aangebracht in artikel bij het vierde gedeelte van de Invoeringswet (wijziging van Boek 3). Hier moge naar de memorie van toelichting betreffende dit laatste artikel worden verwezen. Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 19

20 Artikel Het tweede lid brengt thans tot uiting dat slechts de eis wordt gesteld van betekening aan hen die als beperkt gerechtigde of beslaglegger staan ingeschreven. De eigenaar behoeft dus niet na te gaan of het hypotheekrecht wellicht inmiddels op een ander is overgegaan, bij voorbeeld door cessie van of subrogatie in de vordering waaraan de hypotheek verbonden is. Het nieuwe vijfde lid bevat een soortgelijke bepaling als het nieuwe artikel b lid 4. Ook voor de inschrijving van het in artikel bedoelde vonnis is nodig dat het in kracht van gewijsde is gegaan; men zie artikel a lid 1. Artikel a. Op dezelfde wijze als in de artikelen , a en a dient tot uiting te worden gebracht dat het vonnis niet kan worden ingeschreven vóórdat het in kracht van gewijsde is gegaan. Zonder uitdrukkelijke bepaling zou op dit punt misverstand kunnen ontstaan, nu artikel lid 1 onder e deze eis niet voor de inschrijving van vonnissen in het algemeen stelt. TITEL 8 Opstal Artikel In de opsomming van het tweede lid is thans ook artikel a betreffende het recht van ondererfpacht opgenomen. Op dezelfde wijze als bij erfpacht behoefte aan deze figuur bestaat, heeft de praktijk ook behoefte aan de figuur van een recht van «onderopstal», hierin bestaande dat de opstaller op de onroerende zaak op zijn beurt ten behoeve van een ander een recht van opstal vestigt. Men denke aan een projectontwikkelaar die zelf een recht van opstal op een hoeveelheid grond heeft en nu delen daarvan aan anderen uitgeeft, die daarop dan krachtens eigen recht kunnen bouwen zonder dat de ontwikkelaar zijn recht ten aanzien van de grond verliest. TITEL 10 Appartementsrechten Artikel e.v. In alle opgesomde artikelen is de boedelrechter vervangen door de kantonrechter, hetgeen een terugkeer inhoudt tot de huidige artikelen 875a e.v. BW. Artikel De tweede zin is aangepast aan artikel 11 lid 5 van de ontwerp-kadasterwet volgens hetwelk de daar bedoelde Minister (thans de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) regels vaststelt omtrent de vereisten, waaraan tekeningen die deel uitmaken van ter inschrijving aangeboden stukken, moeten voldoen. Artikel De kadastrale aanduiding van appartementsrechten zal vastgesteld worden volgens regels, te stellen krachtens artikel 2 van de ontwerp-kadasterwet. De woorden waarvan thans schrapping wordt voorgesteld, dienen daarom te vervallen. Artikel a. De hier voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit die, voorgesteld ten aanzien van de artikelen en 10a. Artikel De redactie is vereenvoudigd ingevolge een suggestie uit de Eerste Kamer; men zie het eindverslag, blz. 16. (Artikel 876, eerste lid, BW als voorgesteld in wetsontwerp zal een overeenkomstige redactie krijgen.) Tweede Kamer, zitting , , nr. 3 20

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Invoeringswet Boeken 3-6 nieuw B.W. eerste gedeelte bevattende wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de

Nadere informatie

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Inleiding Nieuw verzekeringsrecht per 1 januari 2006 met nieuwe regeling voor verjaring Voor 1 januari

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 8 TWEEDE NOT VN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. van CARE FOR MEDIA. gevestigd te Gouda

ALGEMENE VOORWAARDEN. van CARE FOR MEDIA. gevestigd te Gouda ALGEMENE VOORWAARDEN van CARE FOR MEDIA gevestigd te Gouda Toepasselijkheid Artikel 1 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen tussen CARE FOR MEDIA (KVK-nummer 67683487).,

Nadere informatie

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.1. Beschikkingen Afdeling 4.1.1. De aanvraag Artikel 4:1 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk

Nadere informatie

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten.

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten. Algemene Voorwaarden LABEL ME Artikel 1: Definities In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.LABEL

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 Definities 1.1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.2. DIGI HR: DIGI HR. 1.3. Opdrachtgever:

Nadere informatie

4.1 Opdrachtnemer voert de werkzaamheden in het kader van de opdracht uit naar beste inzicht, deskundigheid en vermogen.

4.1 Opdrachtnemer voert de werkzaamheden in het kader van de opdracht uit naar beste inzicht, deskundigheid en vermogen. Artikel 1 Definities 1.1 In deze algemene voorwaarden worden de volgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Opdrachtnemer: Fysiotherapie van Huijkelom

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

ALGEMENE LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN VAN AAA VERTAALBUREAU LA FRANCE. te Andijk Generaal de Wetlaan 17

ALGEMENE LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN VAN AAA VERTAALBUREAU LA FRANCE. te Andijk Generaal de Wetlaan 17 ALGEMENE LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN VAN AAA VERTAALBUREAU LA FRANCE te Andijk Generaal de Wetlaan 17 Artikel 1 - Definities Artikel 2 - Algemeen Artikel 3 - Offertes, aanbiedingen Artikel 4 - Opdracht

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

Nota van toelichting

Nota van toelichting Nota van toelichting In het Algemeen Overleg van 11 november 2008 heb ik nadere regelgeving voor buitengerechtelijke incassokosten aangekondigd (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 144). Bij brief van

Nadere informatie

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010 mr. A.E. Krispijn 1 De nieuwe verjaringsregeling 39 (Wijzigingen van artikel 7:942 BW) 1. Inleiding Op 1 juli 2010 zijn de Wet deelgeschilprocedure bij letselen overlijdensschade ( Wet deelgeschilprocedure,

Nadere informatie

I. ALGEMENE BEPALINGEN... 1 II. DIENSTEN INZAKE TOT STAND KOMEN VAN OVEREENKOMSTEN... 2 III. OVERIGE VOORWAARDEN... 5

I. ALGEMENE BEPALINGEN... 1 II. DIENSTEN INZAKE TOT STAND KOMEN VAN OVEREENKOMSTEN... 2 III. OVERIGE VOORWAARDEN... 5 Algemene voorwaarden Schoeman consultants B.V. Per juli 2013 De algemene voorwaarden Schoeman consultants B.V. zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen tussen opdrachtnemer en opdrachtgever, behoudens

Nadere informatie

Algemene voorwaarden KMS Advocaten te Rotterdam. Artikel 1: Definities

Algemene voorwaarden KMS Advocaten te Rotterdam. Artikel 1: Definities Algemene voorwaarden KMS Advocaten te Rotterdam. Artikel 1: Definities 1.1 KMS Advocaten: de oprichter en de medewerkers van het kantoor 1.2 Cliënt: de opdrachtgever van KMS Advocaten 1.3 Honorarium: de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 110 Wet van 6 maart 2003 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van

Nadere informatie

Algemene voorwaarden TU Delft

Algemene voorwaarden TU Delft Algemene voorwaarden TU Delft ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR HET UITVOEREN VAN OPDRACHTEN DOOR DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Artikel 1: Begripsomschrijving In deze algemene voorwaarden voor opdrachten, verstrekt

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Van: Albij administratieve dienstverlening Iroko PM Dordrecht KvKnr hierna te noemen de opdrachtnemer.

ALGEMENE VOORWAARDEN. Van: Albij administratieve dienstverlening Iroko PM Dordrecht KvKnr hierna te noemen de opdrachtnemer. ALGEMENE VOORWAARDEN Van: Albij administratieve dienstverlening Iroko 97 3315 PM Dordrecht KvKnr. 51657023 hierna te noemen de opdrachtnemer. Artikel 1. Toepasselijkheid 1. Deze algemene voorwaarden zijn,

Nadere informatie

A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S

A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S ARTIKEL 1. DEFINITIES 1. Versluis: Scheepvaartbedrijf Versluis; de gebruiker van deze algemene voorwaarden, gevestigd

Nadere informatie

Artikel 1; Algemeen. Artikel 2; Prijzen en betalingen. Artikel 3; Aansprakelijkheid

Artikel 1; Algemeen. Artikel 2; Prijzen en betalingen. Artikel 3; Aansprakelijkheid Artikel 1; Algemeen 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van Mediation Nederland en op alle rechtsverhoudingen die daaruit voortvloeien. 1.2 Afwijkingen

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van:

Algemene voorwaarden van: Algemene voorwaarden van: Köhlen Consulting Bouwkundig Advies Glacisweg 34 F 6212 BP Maastricht Artikel 1 Werkingssfeer 1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle offertes en overeenkomsten

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Webdesign. Wordpress Budget Websites KvK nummer: 34344445 Voorsteven 68, 1034 SN Amsterdam. Artikel 1.

Algemene Voorwaarden Webdesign. Wordpress Budget Websites KvK nummer: 34344445 Voorsteven 68, 1034 SN Amsterdam. Artikel 1. Algemene Voorwaarden Webdesign Wordpress Budget Websites KvK nummer: 34344445 Voorsteven 68, 1034 SN Amsterdam Artikel 1. Algemeen 1.1 Onder deze Verkoop- en Leveringsvoorwaarden wordt verstaan: Opdrachtnemer:

Nadere informatie

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4790 Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73 van de programmawet (I) van 27 december 2006, gesteld door de Vrederechter van het

Nadere informatie

NOTA BESTUURSRECHTELIJKE GELDSCHULDEN

NOTA BESTUURSRECHTELIJKE GELDSCHULDEN Nota: Bestuursrechtelijke geldschulden Inhoud: Beleid over uitstel van betaling, voorschotverlening, vertragingsrente en Sector/afdeling: Samensteller: Deelprojectgroep bestuursrechtelijke geldschulden

Nadere informatie

1.1 Deze voorwaarden gelden voor iedere aanbieding en overeenkomst voor zover van deze voorwaarden niet door partijen uitdrukkelijk is afgeweken.

1.1 Deze voorwaarden gelden voor iedere aanbieding en overeenkomst voor zover van deze voorwaarden niet door partijen uitdrukkelijk is afgeweken. ALGEMENE VOORWAARDEN DIENSTVERLENING Visser & Verweij communicatie s Gravenhof 12 7201 DN Zutphen Bezoekadres: Waterstraat 5 7201 HM Zutphen 1. Toepasselijkheid van deze voorwaarden 1.1 Deze voorwaarden

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. Artikel 1: Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op en vormen één geheel met alle door Buskoop te sluiten overeenkomsten. 1.2 In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP

ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP ALGEMENE VOORWAARDEN RAYMAKERSVDBRUGGEN ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP 1. Gelding algemene voorwaarden 1.1 Deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden. E.D. Persad. Dit document bevat de Algemene Voorwaarden die op alle

Algemene Voorwaarden. E.D. Persad. Dit document bevat de Algemene Voorwaarden die op alle Algemene Voorwaarden E.D. Persad 2015 0 Dit document bevat de Algemene Voorwaarden die op alle zakelijke diensten van BEINGNESS van toepassing zijn. Daarnaast kent de dienst Lifecoaching specifieke voorwaarden.

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden. online marketing / development / consultancy

Algemene Voorwaarden. online marketing / development / consultancy 1. (hierna: ) Deze zijn van toepassing op iedere rechtsverhouding (zoals aanbiedingen, offertes en overeenkomsten) tussen G.F.A. de Smit, handelend onder de naam en opdrachtgever (hierna: Opdrachtgever

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET

Nadere informatie

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Biercontract.nl Graaf Wichmanlaan 62 1405 HC Bussum Handelsregisternummer: 57084033 BTW nummer 167606657B02 1. Definities 1. In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT Bij de aankoop van een woning blijkt achteraf nogal eens dat iets anders geleverd is dan op grond van de koopovereenkomst mocht worden verwacht. Er kan bijvoorbeeld sprake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 137 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het

Nadere informatie

DrupTek. Algemene Voorwaarden

DrupTek. Algemene Voorwaarden Algemene Voorwaarden 1. Definities. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Opdrachtgever: de wederpartij

Nadere informatie

Artikel 1. Definities

Artikel 1. Definities ALGEMENE BETALINGS- EN LEVERINGSVOORWAARDEN pagina 1/5 Artikel 1. Definities In deze Algemene betalings- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: De opdrachtnemer: Affectief Financieel Consult B.V.

Nadere informatie

Aldus opgesteld te Eindhoven op 6 aug 2015.

Aldus opgesteld te Eindhoven op 6 aug 2015. Algemene voorwaarden Artikel 1: Definities a. Opdrachtgever: elke natuurlijke- of rechtspersoon die aan Michaela Communicatie een opdracht verstrekt of een overeenkomst met Michaela Communicatie aangaat.

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Websitescanner Willibrorduslaan 81 KvK: hierna te noemen: gebruiker

Algemene Voorwaarden Websitescanner Willibrorduslaan 81 KvK: hierna te noemen: gebruiker Algemene Voorwaarden Websitescanner Willibrorduslaan 81 KvK: 70476748 hierna te noemen: gebruiker Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis

Nadere informatie

Karmerood Coaching Doelgericht onderweg naar morgen. Algemene voorwaarden. Artikel 1. Definities.

Karmerood Coaching Doelgericht onderweg naar morgen. Algemene voorwaarden. Artikel 1. Definities. Algemene voorwaarden Artikel 1. Definities. 1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder; gebruiker : Karmerood Coaching, gevestigd te Bussum en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Hilversum,onder

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Dockbite B.V.

Algemene Voorwaarden Dockbite B.V. Algemene Voorwaarden Dockbite B.V. Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. -

Nadere informatie

- Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt.

- Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt. Artikel 1: Definities - Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt. - Onder opdrachtnemer wordt, tenzij anders vermeld, verstaan: burojohanna.nl.

Nadere informatie

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27ste april 2005 tot wijziging van de Boeken 5 en

Nadere informatie

Algemene voorwaarden De Wijde Blik BV

Algemene voorwaarden De Wijde Blik BV Algemene voorwaarden De Wijde Blik BV Artikel 1: Definities a. Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt. b. Onder opdrachtnemer wordt, tenzij anders

Nadere informatie

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN Artikel 1 definities In deze algemene voorwaarden gelden de volgende definities: a) Opdracht: de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer op grond waarvan diensten

Nadere informatie

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam.

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam. 1 Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam. Artikel 1: Algemeen Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen,

Nadere informatie

Artikel 1: Definities Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt.

Artikel 1: Definities Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt. ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1: Definities Onder opdrachtgever wordt verstaan de partij die de opdracht voor de werkzaamheden heeft verstrekt. Onder opdrachtnemer wordt, tenzij anders vermeld, verstaan:.

Nadere informatie

Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen)

Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen) Boek 7 Burgerlijk Wetboek: 201-231 BW (algemene bepalingen) Boek 7 BW, titel 4: Algemeen e.v. Afdeling 1. Algemene bepalingen Artikel 201 1. Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder,

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Rotterdam Legal B.V. Artikel 1: Definities

Algemene voorwaarden Rotterdam Legal B.V. Artikel 1: Definities Algemene voorwaarden Rotterdam Legal B.V. Artikel 1: Definities 1.1 Rotterdam Legal B.V.: de besloten vennootschap Rotterdam Legal B.V. met als doel het beoefenen van de advocatuur. 1.2 Cliënt: de opdrachtgever

Nadere informatie

Administratiekantoor Bouw-Mouw

Administratiekantoor Bouw-Mouw ALGEMENE VOORWAARDEN Administratiekantoor Bouw-Mouw Zoomweg 55 8071 EH Nunspeet Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel 08147387 Artikel 1. Toepasselijkheid van deze voorwaarden 1. Deze voorwaarden gelden

Nadere informatie

-cliënt: degene die deelneemt aan advies-, trainings-, coaching-of begeleidingstraject, dat laatste als hij niet zelf de opdrachtgever is.

-cliënt: degene die deelneemt aan advies-, trainings-, coaching-of begeleidingstraject, dat laatste als hij niet zelf de opdrachtgever is. Algemene voorwaarden 2015 -Corewonders V.O.F. Artikel Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: -opdrachtnemer: Corewonders V.O.F. die deze algemene voorwaarden gebruikt voor het aanbieden

Nadere informatie

3. Afwijkingen van deze Algemene Voorwaarden zijn slechts mogelijk indien deze uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen.

3. Afwijkingen van deze Algemene Voorwaarden zijn slechts mogelijk indien deze uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen. Artikel 1. Definities In deze Algemene Voorwaarden wordt onder Opdrachtgever verstaan de wederpartij van Snel Een Professionele Website. Onder Snel Een Professionele Website wordt verstaan de opdrachtnemer

Nadere informatie

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder:

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: a. Spuitlijmconcurrent: de besloten

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

mr. Beutener en mr. Staal hebben ieder hun eigen algemene voorwaarden die zijn te raadplegen op de website www.beutenerstaal.nl.

mr. Beutener en mr. Staal hebben ieder hun eigen algemene voorwaarden die zijn te raadplegen op de website www.beutenerstaal.nl. Algemene voorwaarden van mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat Artikel 1 Algemeen Beutener Staal advocaten is een kantoorcombinatie, geen maatschap, tussen mr. M.B.W.G. Beutener, gevestigd in Deventer, en mr.

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Boco Installatie BV.

Algemene Voorwaarden Boco Installatie BV. Algemene Voorwaarden Boco Installatie BV. 1.Algemeen 1.1 Onder deze Verkoop- en Leveringsvoorwaarden wordt verstaan: Opdrachtgever: De contractuele wederpartij van de zelfstandig ondernemer. 1.2 Deze voorwaarden

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam

ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam Toepasselijkheid 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op en maken onlosmakelijk deel uit van iedere aanbieding, offerte en overeenkomst die betrekking heeft

Nadere informatie

Wetteksten Verzekeringsrecht

Wetteksten Verzekeringsrecht Wetteksten Verzekeringsrecht Titel 17. Verzekering Afdeling 1. Algemene bepalingen Artikel 925 1. Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie

Nadere informatie

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt.

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt. Artikel 1 - Toepasselijkheid Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden)

Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden) Algemene Voorwaarden NVVB als opdrachtnemer (zakelijke dienstverlening NVVB aan derden) 1 Algemeen 1.1 Onder deze verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan: Opdrachtnemer: De Nederlandse Vereniging

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-846 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Klacht ontvangen op : 21 september 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Algemene voorwaarden DSA Maritiem

Algemene voorwaarden DSA Maritiem Algemene voorwaarden DSA Maritiem ARTIKEL 1. DEFINITIES 1. DSA Maritiem; de gebruiker van deze algemene voorwaarden, gevestigd aan Emminkhuizen 23 in Zwijndrecht, ingeschreven in het Handelsregister onder

Nadere informatie

Contactpersoon: Sven Versluijs

Contactpersoon: Sven Versluijs Artikel 1 Algemeen 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen van Opdrachtnemer, op alle overeenkomsten die Opdrachtnemer sluit en op alle overeenkomsten die hiervan het gevolg kunnen

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Administratiekantoor Van Bavel m.i.v. 01-01-2017 Artikel 1. Toepasselijkheid. De voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst gesloten tussen Administratiekantoor Van Bavel

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden - Zomerperspectief

Algemene Voorwaarden - Zomerperspectief Algemene Voorwaarden - Zomerperspectief Artikel 1 Definities 1. Zomerperspectief, ingeschreven bij K.v.K. Gooi-, Eem- en Flevoland onder nummer 52501353 opdrachtnemer. 2. Contractant / opdrachtgever: iedere

Nadere informatie

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding Hoofdstuk 21 Verbintenis en rechtshandhaving 21.1 Inleiding In hoofdstuk 5 was het verschil tussen absolute en relatieve rechten aan de orde. Absolute rechten zijn rechten die tegenover iedereen werken.

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN RAYMAKERSVDBRUGGEN ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP

ALGEMENE VOORWAARDEN RAYMAKERSVDBRUGGEN ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP ALGEMENE VOORWAARDEN RAYMAKERSVDBRUGGEN ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP 1. Gelding algemene voorwaarden 1.1 Deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE 1-1-2010 Bij deze algemene voorwaarden horen: - Koopovereenkomst Grond voor eengezinshuizen, versie 1-1-2010 Definities

Nadere informatie

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding WIJZIGING VAN BOEK 6 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING IN VERBAND MET DE NORMERING VAN DE VERGOEDING VOOR KOSTEN TER VERKRIJGING VAN VOLDOENING BUITEN RECHTE Memorie

Nadere informatie

3. De toepasselijkheid van voorwaarden van opdrachtgever wordt uitdrukkelijk uitgesloten.

3. De toepasselijkheid van voorwaarden van opdrachtgever wordt uitdrukkelijk uitgesloten. ALGEMENE VOORWAARDEN Algemeen Artikel 1: 1. J&J Law is een samenwerkingsverband/kantoorcombinatie van zelfstandig werkzame advocaten die ieder voor eigen rekening en risico de rechtspraktijk uitoefenen.

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND BACKOFFICE

ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND BACKOFFICE Artikel 1 Definities 1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder: Allround Backoffice: de gebruiker van deze algemene voorwaarden, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder

Nadere informatie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie Algemene voorwaarden SpaaQ versie 1.0 2016 Artikel 1 Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Opdrachtgever: degene die, alleen of gezamenlijk en niet in de uitoefening van een beroep

Nadere informatie

In deze algemene voorwaarden worden de termen in de onderstaande betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

In deze algemene voorwaarden worden de termen in de onderstaande betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Eva regelt! B.V. Artikel 1. Definities In deze algemene voorwaarden worden de termen in de onderstaande betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Eva Opdrachtgever:

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Monuta: Monuta Uitvaartverzorging N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn;

Monuta: Monuta Uitvaartverzorging N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn; Aanvullende voorwaarden Monuta Draaiboek Deze Aanvullende voorwaarden Monuta Draaiboek zijn aanvullende voorwaarden op de algemene voorwaarden van Thuiswinkel. Artikel 1 Definities: Monuta: Monuta Uitvaartverzorging

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Verzijl Advies BV. Kvk: Deze algemene voorwaarden bestaat uit 5 pagina s en 13 artikelen

Algemene voorwaarden Verzijl Advies BV. Kvk: Deze algemene voorwaarden bestaat uit 5 pagina s en 13 artikelen Algemene voorwaarden Verzijl Advies BV. Kvk: 67088740 Deze algemene voorwaarden bestaat uit 5 pagina s en 13 artikelen Artikel 1: Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Opdrachtnemer:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden

Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden Felixx. Pensioen Consultants B.V. Leveringsvoorwaarden Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden Felixx. Pensioen Consultants B.V. Artikel 1 Definities In deze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden

Nadere informatie

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-80 d.d. 19 maart 2013 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel West-Brabant te Breda onder nummer 20144485 op 24 april 2012

ALGEMENE VOORWAARDEN Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel West-Brabant te Breda onder nummer 20144485 op 24 april 2012 ALGEMENE VOORWAARDEN Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel West-Brabant te Breda onder nummer 20144485 op 24 april 2012 Artikel 1: Toepasselijkheid van deze voorwaarden Deze voorwaarden gelden voor iedere

Nadere informatie

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V.

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. Voor het uitvoeren van Werving & Selectie opdrachten door Flexurance B.V., verder te noemen Flexurance in het kader van een overeenkomst

Nadere informatie

Versie 2013-04-25. Datum 24 november, 2014. Betreft Algemene Voorwaarden Mobile Agency. Pagina s 1 / 9

Versie 2013-04-25. Datum 24 november, 2014. Betreft Algemene Voorwaarden Mobile Agency. Pagina s 1 / 9 Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van, gevestigd te van der Heimstraat 50, 2582 SB, Den Haag. Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Den Haag. Versie 2013-04-25 1 / 9 Artikel 1 Definities

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Algemene Voorwaarden Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Artikel 1 Algemeen Artikel 2 Uitvoering van de overeenkomst Artikel 3 Betaling Artikel 4 Eigendomsvoorbehoud

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 12 DERDE NOTA

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Pagina 2 van 8

Inhoudsopgave. Pagina 2 van 8 Algemene voorwaarden 2013 Pagina 2 van 8 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Algemene voorwaarden... 3 Artikel 1. Algemene voorwaarden tvtweb... 3 Artikel 2. Offertes en oriënterende gesprekken... 3 Artikel

Nadere informatie

Algemene voorwaarden. Onze algemene voorwaarden en privacy policy zijn te downloaden op

Algemene voorwaarden. Onze algemene voorwaarden en privacy policy zijn te downloaden op 1/5 Algemene voorwaarden Van toepassing op de opdrachten aan: Entry Specialist in ondernemen, gevestigd te Leiden, Hierna te noemen opdrachtnemer A Algemeen In deze algemene voorwaarden wordt verstaan

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van Best-app

Algemene voorwaarden van Best-app Algemene voorwaarden van Best-app Artikel 1: definities a. Best-app is een commanditaire vennootschap die onder nummer 61730084 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Eindhoven.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Waarnemende Gouverneur van Curaçao,

A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Waarnemende Gouverneur van Curaçao, A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 15 de december 2011 tot aanvulling van titel 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake koop van onroerende zaken alsmede vaststelling

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Algemeen

ALGEMENE VOORWAARDEN. Algemeen ALGEMENE VOORWAARDEN Algemeen 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle offertes en overeenkomsten met Artishock events & marketing B.V.. Afwijkingen van deze voorwaarden zijn uitsluitend bindend,

Nadere informatie