Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeiing Brugge, seetie correctiorsele rechtbank. zestiende kamer (B16) Aangeboden op OPSCHORTING

Transcriptie

1 Vonnlsnummer/ Griffienummer / / 2015 Repertoriumnummer/ Europees 2015/ Datum van ultspraak 22 april 2015 Rolnummer nlet in strafzaken Notitienummer packet BG66.L KODF Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeiing Brugge, seetie correctiorsele rechtbank Vonnis zestiende kamer (B16) Aangeboden op OPSCHORTING

2 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 2 In de zaak ambtshalve vervolgd door het openbaar ministerie tegen: UzJLb L-, geboren te wonende te bijgestaan door meester M. De Mol loco meester L. Ockier, advocaat te Kortrljk test.'v, geboren te, wonende te bijgestaan door meester M. De Mol loco meester L. Ockier, advocaat te Kortrljk met maatschappelijke zetelte ; vertegenwoordigd door meester L. Kennes, advocaat te Kortrljk L.Ot-'-b, geboren te, wonende te vertegenwoordigd door meester L. Kennes, advocaat te Kortrljk Beklaagd om: Te_, op De eerste. tweede, derde en vierde Om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het mlsdrijf niet kon gepleegd worden, door giften, beloften, bedrelgingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben, om, hetzij door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen gesproken, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk,

3 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 3 prent of -zinnebeeld, aangeplakt, rondgedeeld of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld, hetfeit rechtstreeks ultgelokt te hebben; Blj inbreuk op artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordenlng, hetzij zonder voorafgaande vergunning, hetzij na verval, vernietiging, verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hierna vermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel a ( het verrichten van navolgend bouwwerk, met uitzondering van onderhoudswerken: het optrekken of plaatsen van een constructs) te hebben uitgevoerd, namelijk de plaatsing van een houten chalet. Met de omstandigheid in hoofde van derde en vlerde verdachte dat het hierboven omschreven misdrijf gepleegd werd door een Instrumenterende ambtenaar, vastgoedmakelaar of andere persoon die in de uitoefening van zijn beroep of activiteit onroerende goederen koopt, verkavelt, te koop of te huur zet, verkoopt of verhuurt, bouwt of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpt en/of opstelt of bij dergelijke verrichtingen als tussenpersoon optreedt, in de uitoefening van zijn beroep. Op het perceel weiland aldaar gelegen gekadastreerd als met een oppervlakte van 7a95ca, eigendom van en ingevolge akte van aankoop verleden op door notaris te *** Gezien de dagvaarding aan de beklaagden betekend; Gezien de stukken van de bundel; Gehoord het openbaar ministerie in zijn vordering; Gehoord de beklaagden in hun antwoorden en verdediging; De behandeling van de zaak en de debatten hadden plaats in openbare terechtzitting. OP STRAFGEBIED 1. De eerste en de tweede beklaagde zijn eigenaars van een perceel, gelegen te, kadastraal gekend als Het perceel is volgens het gewestplan - (K.B. 17 december 1979) gelegen in agrarisch gebied.

4 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 4 ^ **.'* *+*.'% v4...>m >! a II «^^ Ingevolge een anonieme klacht werd op 24 juli 2013 door de politiezone regio ter plaatse vastgesteld dat in opdracht van de eerste en de tweede beklaagde op het betrokken perceel zonder voorafgaandelijke stedenbouwkundige vergunning een houten chalet met een totale grondoppervlakte van 81,25 m2 werd opgetrokken nadat een oude (nietvergunde) chalet met totale grondoppervlakte van 55 m2 was afgebroken. Op 24 juli 2013 werd een stakingsbevel verleend. Gelet op de gegevens van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting is de tenlastelegging in hoofde van de eerste en de tweede beklaagde bewezen. De feiten worden door de eerste eh de tweede beklaagde overigens niet betwist. 2. De nieuwe chalet werd in opdracht van de bouwheren, de eerste en de tweede beklaagde, geplaatst door de ;, vennootschap die tot doel heeft de groot- en kleinhandel in bouwmaterialen en o.m. montage en installatie van schrijnwerk allerhande. Door de werd voorafgaandelijk niet nagegaan of er een stedenbouwkundige vergunning voor handen was. Gelet op de gegevens van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting Is de tenlastelegging in hoofde van de derde en de vierde beklaagde bewezen. Het feit dat het een heropbouw betreft van een bestaande (doch niet-vergunde) chalet/het schrijnwerk werd geplaatst op een reeds bestaande grondplaat doet geen afbreuk aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de derde en de vierde beklaagde, Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie vormt de goede trouw op zichzelf geen schulduitsluitingsgrond en volstaat deze op zichzelf ook niet om een onoverkomelijke dwaling op te leveren. Van een "man van het vak" mag overigens worden verwacht dat hij zich op accurate wijze informeert nopens het feit of de uit te voeren werken vergund zijn. De derde en de vierde beklaagde hebben gehandeld in strijd met wat een normaal zorgvuldige en vooruitziende persoon, geplaatst in dezelfde feitelijke omstandigheden, zou hebben gedaan. Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd. Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geidentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. Cumulatie in de vervolging en veroordeling van de rechtspersoon en de natuurlijke persoon is evenwel mogelijk indien de geidentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd.

5 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 5 ***,rnmw* ' n* m>i«i < I ' «*»»> w" ******* De feiten werden gepleegd voor rekening van de derde beklaagde; er is sprake van een eigen strafrechtelijke fout van de rechtspersoon, nl. door het gebrek aan zorg voor naleving van de stedenbouwkundige regels blnnen de rechtspersoon. De vierde beklaagde stond als afgevaardigd bestuurder in voor de dagelijkse werking van de rechtspersoon en besliste tot het plegen van de feiten. Het betreft wetens en willens gepleegde feiten, dit is bewust en met kennis van zaken en zonder dat het bestaan van een strafuitsluitende rechtvaardigingsgrond of verschoningsgrond werd aannemelijkgemaakt. De feiten zijn zowel de derde als de vierde beklaagde toerekenbaar en verwijtbaar. Gezien de vierde beklaagde de feiten wetens en willens pleegde, is er geen grond voor toepassing van de decumul van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid tussen de rechtspersoon en de natuurlijke persoon door wiens optreden de rechtspersoon handelde. 3. De eerste beklaagde is een thans 70-jarige rolstoelpatient. De tweede beklaagde is een thans 59-jarige vrouw. Beiden hebben een bianco strafverleden. ZiJ verkeren in de wettelijke voorwaarden om de gunst van de opschorting te bekomen. Gelet op hun sociale en financiele situatie, de financiele impact van het herstel en de aard van de inbreuk kan op de vraag tot opschorting worden ingegaan zoals hiernabepaald. De derde beklaagde werd opgericht bij notariele akte dd. 2 april 1970 en beschikt sinds de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999 nog steeds over een bianco strafverleden. De vierde beklaagde beschikt over een quasi bianco strafverleden en werd nog niet voor gelijkaardige feiten veroordeeld. Zij verkeren in de wettelijke voorwaarden om de gunst van de opschorting te bekomen. Verhoopt mag worden dat dit eenmalige feiten betreffen. Rekeninghoudende met deze overwegingen kan op de vraag tot opschorting worden ingegaan zoals hiernabepaald. 4. Bij brief aan het parket dd. 7 oktober 2013 heeft de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur met toepassing van artikel VCRO, bij het parket de herstelvordering ingeleid. Zij strekt tot het herstel in de oorspronkelijke toestand, wat volgens de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur impliceert: het afbreken van de nieuw gebouwde chalet. De herstelvordering wordt door de eerste en de tweede beklaagde niet betwist. Gelet op hun sociale en financiele toestand verzoeken zij de rechtbank een hersteltermijn van 12 maanden te voorzien. Om reden van redelijkheid en billijkheid kan hieraan worden tegemoetgekomen.

6 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 6 OM DEZE REDENEN: Gelet op de volgende artikelen door de Voorzitter aangeduld: 50, 66,100 van het Strafwetboek; 11, 12, 14, 31, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; 162,182,184,185,189,190,194,195 van het Wetboek van Strafvordering; 1,3,5, 6 en 13 Wet 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie; en de hiervoor vermelde artikelen. DE RECHTBANK, Recht doende op tegenspraak. Verklaart de feiten bewezen in hoofde van eerste beklaagde en gelast uit dien hoofde in hoofde van eerste beklaagde de OPSCHORTING van de uitspraak van de veroordeling gedurende een termijn van EEN JAAR. Verklaart de feiten bewezen in hoofde van tweede beklaagde en gelast uit dien hoofde In hoofde van tweede beklaagde de OPSCHORTING van de uitspraak van de veroordeling gedurende een termijn van EEN JAAR. Verklaart de feiten bewezen lastens derde beklaagde en gelast uit dien hoofde fastens derde beklaagde de OPSCHORTING van de uitspraak van de veroordeling gedurende een termijn van EEN JAAR. Verklaart de feiten bewezen in hoofde van vierde beklaagde en gelast uit dien hoofde in hoofde van vierde beklaagde de OPSCHORTING van de uitspraak van de veroordeling gedurende een termijn van EEN JAAR. Veroordeelt beklaagden solidair tot de kosten gevallen aan de zijde van het openbaar ministerie, tot heden In totaal begroot op de som van 156,08 euro. Legt de overige gedlngskosten ten belope van 135,45 euro ten laste van de Belgische Staat. Legt de beklaagden elk de vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken op van telkens EENENVIJFTIG EURO TWINTIG CENT (51,20 EURO) in uitvoering van art. 91 tweede lid van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950, houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals laatst gewijzigd door de artikelen 1 en 2 van het Koninklijk Besluit van 11 december 2001 betreffende de invoering van de euro in de regelgeving inzake justitie (geindexeerd zoals voorzien in artikel 148 van het K.B. van 28 december 1950 en de ministeriele omzendbrief nummer 131quater (ns) van 31 januari 2013) (artikel 18 en 19 van de Wet van 19 december 2014, houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1).

7 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen - afdeling Brugge -: BG66.L KODF - p. 7 I I t*m mmmmrnm» m i,. > Beveelt de eerste en de tweede beklaagde over te gaan tot het herstel van de plaats te kadastraal gekend als in de oorspronkelijke toestand binnen een termijn van 12 maanden vanaf de dag waarop dit vonnis in kracht van gewijsde zal treden, dit door het afbreken van de nieuw gebouwde chalet. Beveelt dat voor het geval dat de plaats niet in de oorspronkelijke toestand wordt hersteld binnen voormelde termijn de gewestelijk stedenbouwkundige inspecteur en/of het college van burgemeester en schepenen van de gemeente van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien, overeenkomstig hetgeen is bepaald In artlkel VCRO, Zegt voor recht dat op vordering van de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur door de veroordeelden een dwangsom zal worden verbeurd van 100 euro per persoon en per dag vertraging In de nakoming van dit bevel, te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn van 12 maanden vanaf de dag waarop dit vonnis in kracht van gewijsde zal treden. *** Alles wat voorafgaat werd, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in het Nederlands behandeld. Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op tweeentwintig april tweeduizend en vijftien door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank, samengesteld uit: I. Devisscher, alleen rechtsprekend rechter in de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Brugge; In aanwezigheid van R. Mortier, gerechtelijk stagiair bij het parket te Brugge, bij beslissing van 14 maart 2014 van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent aangeduid om met ingang van 1 april 2014, het ambt van openbaar ministerie bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen geheel uit te oefenen; Met bijstand van M. d'hoore, griffier. M. d'hoore /