Module C: Dierlijke productie

Transcriptie

1 Module C: Dierlijke productie Loopvogels MODULE C: DIERLIJKE PRODUCTIE MODULE C: DIERLIJKE PRODUCTIE Loopvogels Bedrijfsregistratie Dierenvoeder en drinkwater Dierengezondheid Bijlagen bij Loopvogels Loopvogels Alle bepalingen die verband houden met het houden van loopvogels (struisvogels, emoes, nandoes), zijn aangeduid met een code R ( Ratites ) en oplopend nummer. Voor reproductiebedrijven en de productie van broedeieren gelden tevens de specifieke voorwaarden uit het deel pluimvee, met uitzondering van de bepalingen betreffende de gezondheidskwalificaties die niet van toepassing zijn op loopvogels. De toelatingsvoorwaarden voor de pluimveebedrijven gelden ook voor loopvogels Bedrijfsregistratie Code Omschrijving vereiste Niveau R1 Indien u het hieronder beschreven aantal of meer dieren houdt, moet het A beslag geregistreerd zijn bij SANITEL en moet u over een beslagnummer beschikken (zie bijlage 8.4.3, R3): 4 struisvogels ouder dan 15 maanden 6 emoes, nandoes of casuarissen ouder dan 15 maanden R2 Een toelating is steeds nodig voor het houden van loopvogels (zie verder A welke toelating van toepassing is). R3 Vanaf 100 stuks fokpluimvee moeten de bedrijven beschikken over een zoötechnische erkenning, afgeleverd door de gewesten. Aan de zoötechnische erkenning is een nummer gekoppeld, bestaande uit BE gevolgd door 4 cijfers. A Voor Vlaanderen kan die aanvraag via internet on-line aangevraagd worden via > Landbouw en Visserij > Dier > Pluimvee & konijnen > Aanvraag erkenning vermeerderingsbedrijf. Voor Wallonië is dit terug te vinden op de site van SPW (Service Public de Wallonie, website: TrA1 Hou een register bij van de verplaatste dieren, onder de vorm van een verplaatsingsdocument (volgens het model in bijlage A14, ), dat moet opgemaakt worden bij elk vervoer. A Het verplaatsingsdocument bevat minstens de volgende gegevens : - Beslagnummer of beslagcode van de laadplaats, - Gegevens over het laden : de datum en het uur, - Geschatte transporttijd : meer of minder dan twaalf uur, - Inrichtingsnummer of beslagnummer of beslagcode van de losplaats, - Gegevens over het lossen : de datum en het uur, Over de toom pluimvee : soort, aantal dieren en uitkipdatum, Desgevallend het nummer van het gezondheidscertificaat dat de dieren vergezelt naar of vanuit het buitenland. 1

2 Module C: Dierlijke productie Loopvogels Het verplaatsingsdocument dient te worden opgemaakt in 3 exemplaren door de vervoerder voor het vervoer van pluimvee tussen bedrijven en naar het slachthuis, of door de pluimveehouder bij intracommunautair handelsverkeer. Eén exemplaar van het verplaatsingsdocument is bestemd voor de laadplaats, één voor de losplaats en één voor de vervoerder. De vervoerder is gedurende het transport op elk moment in het bezit van het overeenstemmend verplaatsingsdocument. Per toom die vervoerd wordt van eenzelfde laadplaats naar eenzelfde losplaats, wordt één enkel verplaatsingsdocument opgemaakt. TrA2 De vervoersgegevens (gegevens van het verplaatsingsdocument) moeten door de vervoerder of desgevallend de opdrachtgever binnen de 7 dagen geregistreerd worden in SANITEL. Indien de verplaatste dieren afkomstig zijn uit of vertrekken naar een andere EU-lidstaat (= intracommunautair handelsverkeer), is het de pluimveehouder ipv de vervoerder die het verplaatsingsdocument moet opmaken en de gegevens registreren in Sanitel. A De vervoerders en de veehouders mogen de registraties in SANITEL laten uitvoeren door DGZ of ARSIA. In dat geval dienen zij ten laatste binnen de zeven werkdagen na de dag van het transport een leesbare kopie van het volledig ingevulde verplaatsingsdocument over te maken aan DGZ of ARSIA. Deze voeren de registratie in SANITEL uit voor hun rekening binnen de zeven werkdagen na de dag van ontvangst van het document. Een registratie bij SANITEL (DGZ/ARSIA), beslagfiche met beslagnummer is pas noodzakelijk vanaf het moment dat het bij punt R1 aantallen loopvogels gehouden worden. Indien er minder dieren gehouden worden, worden deze beschouwd als hobbydieren waarvoor geen registratie vereist is en waarvoor men bijgevolg ook niet heffingsplichtig is aan het FAVV. De codes die voor deze activiteit gebruikt worden zijn de volgende: LOOPVOGELS BESTEMD VOOR DE VLEESPRODUCTIE Toelating bij het FAVV (via de LCE) Indien de dieren in België of in een andere lidstaat afgemest worden, is een toelating nodig. PLAATS ACTIVITEIT PRODUCT Registratie of Toelating Landbouwbedrijf (P 42) Houden (AC 28) Gebruikspluimvee type vlees (PR 183) (>=200) Toelating 10.2 Landbouwbedrijf (PL 42) OFWEL Houden (AC 28) Gebruikspluimvee type vlees bestemd voor uitvoer (PR 182) (>=200) Toelating 10.1 REPRODUCTIE 2

3 Module C: Dierlijke productie Loopvogels PLAATS ACTIVITEIT PRODUCT Registratie of Toelating Landbouwbedrij (PL 42) Houden (AC 28) Opfok vermeerderingspluimvee (PR 184) Toelating 10.1 Indien ook broedeieren geproduceerd worden, zijn bijkomende toelatingen nodig: PLAATS ACTIVITEIT PRODUCT Registratie of Toelating Landbouwbedrijf (PL 42) Houden (AC 28) Vermeerderingspluimvee in productie (PR 185) Toelating 10.1 De veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren, evenals de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee zijn vastgelegd in het KB van 17 juni Er is geen specifieke eis voor de identificatie van loopvogels op het bedrijf of tijdens het transport naar het slachthuis. De traceerbaarheid van het vlees moet steeds gegarandeerd worden, inclusief een link naar de levende dieren. Het slachthuis mag enkel loopvogels die eenduidig geïdentificeerd zijn aanvaarden voor de slachting. De operatoren kunnen hun traceerbaarheidssyteem zelf kiezen. Dit kan op individueel niveau of via een sectoraal systeem Voedselketeninformatie (VKI) R4 De voedselketeninformatie (VKI) moet 24u op voorhand aan het slachthuis bezorgd worden. A Zie in bijlage R1 (8.4.1) de minimaal aan het slachthuis te verstrekken informatie, zoals vermeld in de omzendbrief van het FAVV van 03/01/ De VKI-gegevens hebben o.a. betrekking op de gezondheidsstatus van de dieren en toegediende geneesmiddelen.. Indien er relevante informatie te melden is, dan moet tevens het daarvoor bestemde formulier ingevuld worden. Zie bijlage R2 (8.4.2). Deze documenten zijn eveneens terug te vinden op de website van het FAVV ( via Startpagina > Beroepssectoren > Dierlijke productie > Dierlijke producten > Vlees > Voedselketeninformatie (VKI) > pluimveesector). Het document op de website van het FAVV kan rechtstreeks op de pc ingevuld, bewaard en/of g d worden naar het betreffende slachthuis. Het is aan te bevelen de elektronische versie te gebruiken. Hierbij zijn bepaalde gegevens al voorgeprogrammeerd. Het is belangrijk dat de gevraagde informatie correct wordt doorgegeven middels deze VKI Dierenvoeder en drinkwater _omzendbrief_VKI_pluimvee_v2_zonderTC.pdf 3

4 Module C: Dierlijke productie Loopvogels Code Omschrijving vereiste Niveau R5 Loopvogels beschikken over voederbakken en drinkplaatsen, voldoende in B aantal en in grootte, opdat alle dieren tegelijkertijd kunnen eten en drinken. R6 Loopvogels krijgen van jongs af ruwvoer, vers groenvoer of voer dat voldoende B ruwvezel bevat. R7 Loopvogels hebben steeds toegang tot steengruis van aangepaste grootte. B De gemiddelde grootte van de steentjes mag niet groter zijn dan de grootte van de teennagel: kuikens krijgen dus fijner gruis dan volwassen vogels. De hoeveelheid steengruis wordt beperkt gedurende de eerste levensweken Dierengezondheid Zie ook het hoofdstuk dierenarts, geneesmiddelendepot en geneesmiddelenregister uit het algemeen gedeelte. Pseudovogelpest of Newcastle Disease is een wettelijk bestreden ziekte waarvoor een officiele bestrijding is vastgelegd Pseudovogelpest of Newcastledisease (NCD) Van toepassing indien meer dan 100 loopvogels gehouden worden. Code Omschrijving vereiste Niveau R8 De verantwoordelijke laat al het pluimvee vaccineren door de bedrijfsdierenarts A tegen Pseudovogelpest / Newcastle Disease (NCD). De vaccinaties gebeuren door de bedrijfsdierenarts volgens officiële schema s en methodes. De bedrijfsdierenarts vult het entschema in en plaatst hierbij zijn stempel en handtekening. De sanitair verantwoordelijke houdt het entschema bij. 4

5 Module C: Dierlijke productie Loopvogels 8.4. Bijlagen bij Loopvogels Bijlage R1 Omzendbrief FAVV betreffende de VKI: minimaal aan het slachthuis te melden gegevens Bijlage R2 VKI document ander slachtpluimvee en invulinstructies Bijlage R3 Registratieformulier 5

6 Module C: Dierlijke productie Bijlage R Bijlage R1 Bijlage 1: door de houder van pluimvee minimaal te verstrekken informatie. Verordening (EG) nr. 853/ de status van het bedrijf van herkomst of de regionale gezondheidsstatus van de dieren Minimale gegevens. Wat dient gemeld te worden? Niets. De informatie over deze status zal via de toepassing beltrace ter beschikking worden gesteld van de exploitant van het slachthuis Verwijzing naar het modelfor-mulier (cfr. bijlagen 2 en 3). / 2. de gezondheidsstatus van de dieren Zie punt 4. / 3. de toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of andere behandelingen die de dieren binnen een relevante periode hebben ondergaan, tezamen met de data van toediening of behandeling en wachttijden, wanneer er een wachttijd is 4. de aanwezigheid van ziekten die de veiligheid van het vlees in het gedrang kunnen brengen Wat dient gemeld te worden? Vermelding van de namen van: - alle toegediende geneesmiddelen, en - alle voederadditieven met een verplichte wachttijd (met name de gemedicineerde diervoeders) + de data of periodes van toediening + de duur van de wachttijden (uitgedrukt in dagen). Over welke periode dienen de gegevens te handelen? De periode van de 6 laatste weken voor de slachting. Wat dient gemeld te worden? 1. De bij de ter slachting aangeboden dieren vastgestelde ziektetekens en aandoeningen. Bijvoorbeeld: - algemene ziektetekens - ademhalingsstoornissen - bewegingsstoornissen - huidletsels - spijsverteringsstoornissen - productieverlies (minder leg, vertraagde groei, ) - sterfte op het bedrijf. 2. Indien gekend: vermelding van diagnoses en/of ziekteverwekkers (bv. gekend op basis van de analyses uitgevoerd in het kader van een zoönotische monitoring). Deel 2 Deel 2 Wanneer dienen ziekte- en sterfgevallen gemeld te worden? 6

7 Module C: Dierlijke productie Bijlage R1 Voor wat betreft de ziektetekenen en sterfgevallen dient het advies ingewonnen te worden van de dierenarts die belast is met de epidemiologische bewaking. Deze kan in het raam van deze bewaking en omwille van zijn kennis over de historiek van het bedrijf, een richtinggevend advies uitbrengen over de noodzaak om al of niet melding te maken van de ziekte/sterfgevallen. Over welke periode dient deze informatie te handelen? De periode van de 6 laatste weken voor de slachting. 5. indien relevant voor de bescherming van de volksgezondheid, de resultaten van de analyses van de bij de dieren genomen monsters of van andere voor het diagnosticeren van ziekten die de veiligheid van vlees in het gedrang brengen, genomen monsters, met inbegrip van monsters die in het kader van de bewaking en de bestrijding van zoönoses en residuen worden genomen 6. de relevante verslagen van slachthuizen over de Wat dient gemeld te worden? De conclusies van laboratoriumonderzoeken (bv. uitgevoerd in het kader van monitoringprogramma s of diergeneeskundige onderzoeken) naar ziekteverwekkers, chemische stoffen en contaminanten (bv. dioxine, cadmium). De bedrijfsdierenarts kan een richtinggevend advies geven over de noodzaak om al dan niet melding te maken van de analyseresultaten. Welke ziekteverwekkers zijn relevant? Hieronder volgt een niet-limitatieve lijst van ziekteverwekkers die overdraagbaar zijn naar de mens: Salmonella : zoönotisch pathogene stammen, inzonderheid enteritidis en typhimurium ; E Coli ; Pasteurella multocida ; Clostridium perfringens ; Mycoplasma sp ; Staphylococcus aureus; NB: in het kader van de melding van voedselketen-informatie aan het slachthuis, is het niet verplicht al de hierboven vermelde ziekteverwekkers te laten opsporen. In geval testen werden uitgevoerd, dienen de conclusies wel aan het slachthuis te worden meegedeeld. Wat dient gemeld te worden? Niets Deel 2 / 7

8 Module C: Dierlijke productie Bijlage R1 resultaten van eerdere ante-mortem- en postmortemkeuringen van dieren van hetzelfde bedrijf van herkomst, met name verslagen van de officiële dierenarts 7. de productiegegevens, wanneer die ziekten aan het licht kunnen brengen 8. naam en adres van de dierenarts die normaliter het bedrijf van herkomst diensten verleent De terugkoppeling van de keuringsresultaten zal gebeuren via Beltrace. Meteen zullen de slachthuizen de keuringsresultaten van eerder geslachte loten pluimvee van dezelfde houderij ook langs die weg kunnen raadplegen. Wat dient gemeld te worden? Niets Wat dient gemeld te worden? Niets De contactgegevens van de dierenarts belast met de epidemiologische bewaking zijn immers (via de officiële dierenarts) te raadplegen via de SANITELtoepassing. / / 9. / 1. De contactgegevens van de pluimveehouderij: Verplicht: - naam en telefoonnummer van de verantwoordelijke - adres van het beslag - beslagnummer. Indien mogelijk: (of faxnummer) van de verantwoordelijke. 2. Het aantal dieren (bij benadering) dat naar het slachthuis wordt verzonden. 3. De geplande datum waarop de dieren naar het slachthuis zullen worden gestuurd. 4. Dichtheid > 33kg/m 2 (braadkip) 5. Belplume: ofwel het eigenlijke certificaat Belplume ofwel het equivalent document IKB Kip voor pluimvee uit Nederland. Deel 1 Deel 2 Deel 2 Deel 2 Deel 2 8

9 Bijlage R Bijlage R2 9

10 Bijlage R2 10

11 Bijlage R2 11

12 Bijlage R Bijlage R3 12

13 Bijlage R3 13

14 Bijlage R3 14

15 Bijlage R3 15

16 Bijlage R3 16

17 Bijlage R3 17

18 Bijlage R3 18