Uitwerkingsplan School Lindewijk V A S T G E S T E L D

Transcriptie

1 Uitwerkingsplan School Lindewijk V A S T G E S T E L D

2

3 Uitwerkingsplan School Lindewijk V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 11 mei 2010 Projectnummer

4

5 T o e l i c h t i n g toe

6

7 I n h o u d s o p g a v e 1 I n l eidi n g 5 2 B e s c h r i j v i n g v a n h e t p l a n g e b i ed 7 3 P r o g r a m m a v a n e i s en Provinciaal beleid Streekplan Fryslân Gemeentelijk beleid De Oostflankvisie Structuurplan Weststellingwerf Welstandsnota 11 4 P l a n o logische ra n d v o o r w a a r d en Water Ecologie Archeologie Bodem Geluidhinder Wegverkeerslawaai Spoorwegverkeerslawaai Externe veiligheid Luchtkwaliteit Bedrijven en (milieu)hinder 26 5 P l a n b e s ch r i j v i n g 27 6 J u r i d i s ch e o p z e t Uitwerkingsplan Juridische vormgeving Toelichting op de bestemmingen 30 7 E c o n o m i s ch e u i tvoerbaar h eid toe

8

9 1 I n l e i d i n g Bij de entree van het in ontwikkeling zijnde nieuwe woongebied Lindewijk in Wolvega is de bouw van een nieuwe basisschool voorzien met bijbehorende parkeervoorzieningen en inrichting van het (openbaar) gebied in de directe omgeving. Dit uitwerkingsplan is erop gericht om de bouw van deze nieuwe school planologisch mogelijk te maken. AANLEIDING Het plangebied ligt ten zuiden van de Lycklamaweg ter hoogte van de entree van de nieuwbouwwijk Lindewijk. Hier geldt het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk zoals dat op 10 september 2001 is vastgesteld door de Raad en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 februari De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd voor Woongebied (uit te werken ex artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening). Voor wat betreft de functie past de uitgewerkte visie op het gebied binnen de uitwerkingsmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Op grond van de uit te werken bestemming Woongebied is ook een uitwerking voor maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs toegestaan. HERZIENING PLANGEBIED F i g u u r 1. L i g g i n g v a n h e t p l a n g e b i e d Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie uiteengezet. In hoofdstuk 3 is een samenvatting van het voor dit uitwerkingsplan van toepassing zijnde provinciaal en gemeentelijk beleid opgenomen. De planologische randvoorwaarden voor dit uitwerkingsplan zijn in hoofdstuk 4 uiteengezet. In hoofdstuk 5 betreft de beschrijving van het plan. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische toelichting van het uitwerkingsplan opgenomen. Hoofdstuk 7 en 8 bespreken respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. LEESWIJZER toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

10

11 2 B e s c h r i j v i n g v a n h e t p l a n g e b i e d Het plangebied vormt op dit moment de belangrijkste entree van het nieuwe woongebied Lindewijk. Bij de entree van de wijk liggen een kerk en een Rooms- Katholieke school. Een achter deze school gesitueerd agrarisch bedrijf zal ten behoeve van de toekomstige invulling van het gebied verdwijnen. Dit perceel is inmiddels aangekocht door de gemeente om de nieuwe invulling te kunnen realiseren. De bestaande ontsluitingsweg van de Lindewijk, de Grote Vuurvlinder, loopt met een bocht in oostelijke richting vanaf de entree aan de Lycklamaweg langs de oostkant van het plangebied. Aan de westkant van het plangebied bevindt zich de achter de Rooms-Katholieke Kerk gelegen begraafplaats. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het uitbreidingsplan Lindewijk, een nieuwbouwlocatie voor 650 woningen die in een aantal fasen zijn en worden gebouwd. Dit plan bevindt zich momenteel in de uitvoeringsfase. De bestaande school aan de Lycklamaweg behoort niet tot het plangebied. In eerste instantie is getracht om ook voor deze school te komen tot nieuwbouw die integraal onderdeel van de in het gebied te realiseren maatschappelijke voorzieningen zou worden. Deze plannen vinden echter geen doorgang. Wel is bij de situering van de nieuwe school rekening gehouden met de al aanwezige school. De aanwezige groene uitstraling wordt bepaald door de bomen rond de bestaande kerk en school en door de groene rand rond de begraafplaats. Bij de uitwerking van de inrichting van het gebied rond de school zal worden bepaald hoe dit groene beeld wordt voortgezet rond de nieuw te bouwen school. De bestaande waterhuishouding bestaat uit enkele slootjes met een afwateringsfunctie voor agrarische percelen en voor de woningen langs de Lycklamaweg. Door de aanleg van de Lindewijk verandert dit beeld in de toekomst echter volledig. Bij de aanleg van een nieuwe waterhuishouding voor de Lindewijk is rekening gehouden met een invulling van het plangebied waarop dit plan betrekking heeft. Het plangebied ligt ongeveer 130 m ten oosten van de spoorweg Zwolle - Leeuwarden. Het centrum van Wolvega ligt ten westen van deze spoorweg. De belangrijkste voorzieningen (gemeentehuis, winkels en dergelijke) van Wolvega zijn hier gevestigd toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

12

13 3 P r o g r a m m a v a n e i s e n 3. 1 P r o v i n c i a a l b e l e i d S t r e e k p l a n F r y s l â n Op 13 december 2006 is door Provinciale Staten het Streekplan Fryslân 2007 vastgesteld. Hierin is het provinciaal beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie voor de periode tot en met 2015 opgenomen. Dit beleid is op basis van de visie 'een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit' opgesteld. Meer bepaald betekent dit dat er tussen de steden en het platteland van Fryslân een wederzijds afhankelijk verband bestaat. In het streekplan is Wolvega aangeduid als 'regionaal centrum'. In de indeling van het streekplan zijn dit de middelgrote dorpen met onder andere belangrijke voorzieningen voor de regio. Deze dorpen zijn dan ook een belangrijke verbinding tussen de kleine dorpen in hun omgeving en de stedelijke gebieden. Samen vormen deze 'regionale centra' de regionale voorzieningenstructuur van het platteland. Wolvega ligt in het streekplan in het gebied Zuidoost-Fryslân. In het streekplan merkt de provincie op dat Zuidoost-Fryslân een aantrekkelijk gebied is om te wonen. Het behouden en versterken van onder andere Wolvega als regionaal centrum is belangrijk voor de regio. In haar beleid zet de provincie in op een sterke plaats van de 'regionale centra' voor een levendig en leefbaar platteland. De aanleg van het nieuwe woongebied Lindewijk en de bouw van de voorzieningen zoals die in het voorliggende uitwerkingsplan zijn voorzien dragen hier sterk aan bij G e m e e n t e l i j k b e l e i d D e O o s t f l a n k v i s i e Door de gemeenteraad is op 18 oktober 1999 De Oostflankvisie vastgesteld. De gemeente zet hierin haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied ten oosten van Wolvega voor de periode tot 2025 uiteen. Uitgangspunt van de toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

14 ze visie is dat Wolvega een aantrekkelijk en groen dorp blijft om te wonen in een fraaie omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling van wonen en werken mogelijk is, maar onder de voorwaarde dat deze ontwikkelingen bijdragen aan een aantrekkelijk gebied om in te wonen en het versterken van groene waarden. In de visie merkt de gemeente op dat zij in Wolvega meer woningen wil bouwen dan op basis van de eigen behoefte noodzakelijk is. Dit in verband met een evenwichtige samenstelling van de inwoners en het behouden van voorzieningen. Dit betekent dat de gemeente inzet op het bieden van ruimte voor verschillende vormen van wonen, die een duidelijke aanvulling zijn op en verbreding zijn van de bestaande woningvoorraad in Wolvega en de directe omgeving. F i g u u r 2. S t r a t e g i s c h e v i s i e D e O o s t f l a n k toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

15 Het gebied tussen Wolvega en de A32 is in de visie aangeduid als 'schakelzone', een belangrijke ontwikkelingszone voor nieuwe stedelijke functies in een groene en waterrijke omgeving. In de visie biedt de gemeente in dit gebied mogelijkheden om woningen in verschillende woonsferen te bouwen in een omgeving met voldoende voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Het plangebied ligt in deze 'schakelzone'. In de visie is het plangebied nader aangeduid als 'uitbreidingsrichting wonen met groen'. In figuur 2 is de strategische visie De Oostflank weergegeven S t r u c t u u r p l a n W e s t s t e l l i n g w e r f In 2002 is door de gemeenteraad het Structuurplan Weststellingwerf vastgesteld. Hierin zet de gemeente haar overkoepelende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Weststellingwerf voor de periode tot 2015 uiteen. De visie zoals die in de Oostflankvisie is uiteengezet is in het structuurplan opgenomen. In het structuurplan merkt de gemeente op dat Wolvega een duidelijke regionale functie heeft. De nadruk van de ontwikkeling van wonen, werken en de voorzieningenstructuur ligt dan ook op Wolvega. Het streven van het beleid is onder andere gericht op: - een duurzame ontwikkeling met kwaliteit; - het voortzetten van de dorpsvernieuwing, met het verbeteren van de openbare ruimte en versterken van de groenstructuren; - het ontwikkelen van het als De Oostflank aangeduide gebied vanuit het bestaande bebouwde gebied; - het afronden van een veilige interne wegenstructuur op basis van de uitgangspunten van Duurzaam Veilig Verkeer. De bouw van de voorzieningen, gericht op de directe omgeving, zoals die in het voorliggende uitwerkingsplan zijn voorzien, past binnen het streven van het beleid wat betreft de (bereikbaarheid van) voorzieningen zoals dat in het structuurplan is opgenomen W e l s t a n d s n o t a In 2004 is door de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. Hierin is het welstandsbeleid van de gemeente opgenomen. Het welstandsbeleid is er op gericht om architectonische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn aan te duiden en te overwegen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door het gebiedsgerichte beleid wil de gemeente het behoud van deze waarden waarborgen toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

16 In de welstandsnota worden verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Het plangebied is aangeduid als (her)ontwikkelingslocatie. In de welstandsnota zijn zogenoemde 'gebiedsgerichte welstandscriteria' onderscheiden. Voor (her)ontwikkelingslocaties zijn in de welstandsnota geen 'gebiedsgerichte welstandscriteria' opgenomen. Hiervoor is een uitgewerkt stedenbouwkundig plan voor nodig. In de tot op dit moment opgestelde beeldkwaliteitplannen voor het woongebied Lindewijk zijn geen '(gebiedsgerichte) welstandscriteria' voor de bouw van de voorzieningen zoals die in het voorliggende uitwerkingsplan zijn voorzien opgenomen. In aanvulling op de welstandsnota zal door de gemeenteraad een afzonderlijk beeldkwaliteitplan voor het plangebied worden vastgesteld toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

17 4 P l a n o l o g i s c h e r a n d v o o r w a a r d e n 4. 1 W a t e r In onder andere de Europese Kaderrichtlijn Water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. WET- EN REGELGEVING In de nota Anders omgaan met water is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Ook in het Bro is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht geboden moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit geldt niet voor een uitwerkingsplan, maar er is bij deze uitwerking wel aandacht besteed aan dit aspect. Het plan voorziet in de toename van verhard oppervlak door de realisering van een school met bijbehorende verharding zoals een schoolplein en parkeerplaatsen. Wetterskip Fryslân hanteert de eis dat voor elke toename van het verhard oppervlak een compensatie van 10% in de vorm van oppervlaktewater binnen hetzelfde plangebied moet plaatsvinden. Het voorliggende plan maakt deel uit van de realisatie van een nieuwe woonwijk, de Lindewijk. In het kader van de Lindewijk is voorzien in voldoende water voor compensatie van alle nieuwe ontwikkelingen. Een compensatie binnen het onderhavige plangebied is dan ook niet noodzakelijk. Wat betreft het aspect water mag het plan uitvoerbaar worden geacht toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

18 4. 2 E c o l o g i e WET- EN REGELGEVING De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde 'nee, tenzij-principe'. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen. ONDERZOEK In december 2002 is door BügelHajema Adviseurs een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de ecologische waarden in het gebied ten oosten van Wolvega waar De Oostflankvisie op van toepassing is. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport Onderzoek flora en fauna Oostflank Wolvega met plannummer Dit onderzoek is verouderd. Ook is er in het rapport geen informatie in het bijzonder voor het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan opgenomen. Om meer inzicht te verkrijgen in de ecologische waarden in en in de omgeving van het plangebied is in juli 2009 door BügelHajema Adviseurs hiernaar een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het aanvullende ecologisch onderzoek zijn opgenomen in het rapport Advies Natuurwaarden Wolvega, school Lindewijk (rapportnummer ). Op basis van het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken. G e b i e d s b e s ch er m i n g Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op voldoende afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door bebouwing en infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn geen negatieve effecten te verwachten. Voor deze activiteit toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

19 is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. De activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur niet in strijd met het Streekplan Fryslân. Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Friesland om deze visie te bevestigen. S o o r tb e s ch e r m i n g Ten aanzien van de soortenbescherming zijn vijf aspecten (van belang in de verdere procedure) in acht genomen: - nadere inventarisatie; - niet bedreigde waarden; - bescherming vogels; - vrijgestelde soorten; - ontheffingen. Van alle soorten is voldoende beeld verkregen op basis van het veldbezoek en de overige gegevens. Nader onderzoek is niet nodig. NADERE INVENTARISATIE Van de volgende soortengroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden in het plangebied: - vleermuizen; - reptielen; - vissen; - dagvlinders; - libellen; - overige ongewervelde soorten. NIET BEDREIGDE WAARDEN Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Er zijn in of in de omgeving van het plangebied geen permanent bewoonde nesten of belangrijke rust- of foerageergebieden van vogels aanwezig. Mogelijk broeden er enkele vrij algemeen voorkomende soorten en een enkele rode lijstsoort in en rond het plangebied. Daarom kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of de werkzaamheden voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Indien wordt gekozen voor de tweede optie moet de bebouwing en het opgaand groen ruim voor aanvang van het broedseizoen worden verwijderd. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt. In het plangebied is voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding. BESCHERMING VOGELS toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

20 VRIJGESTELDE SOORTEN In het plangebied komen enkele beschermde soorten voor in de groepen vaatplanten, amfibieën en zoogdieren die worden verstoord door de werkzaamheden. Deze staan in tabel 1. Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling voor artikel 8 of de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor verstoring van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. T a b e l 1. S o o r t e n i n h e t p l a n g e b i e d w a a r v o o r e e n v r i j s t e l l i n g g e l d t Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum Egel Erinaceus europaeus Gewone bosspitsmuis Sorex araneus Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus Tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus Huisspitsmuis Crocidura russula Aardmuis Microtus agrestis Haas Lepus europaeus Gewone pad Bufo bufo Bastaardkikker Rana klepton esculenta Meerkikker Rana ridibunda Bruine kikker Rana temporaria Kleine watersalamander Triturus vulgaris ONTHEFFINGEN In het plangebied komen geen soorten voor, waarvoor ontheffing dient te worden aangevraagd. CONCLUSIE Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende uitwerkingsplan niet door ecologische waarden wordt belemmerd A r c h e o l o g i e WET- EN REGELGEVING Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoord financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentenwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

21 Monw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. Deze analyse is ook uitgevoerd voor het voorliggende uitwerkingsplan. De provincie Fryslân heeft de zogenoemde cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) ontwikkeld. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE), onderdeel van de CHW-kaart, is informatie opgenomen over archeologische waarden. ONDERZOEK Uit de informatie blijkt dat, wat betreft de steentijd-bronstijd op de FAMKE is aangeduid als 'quickscan'. Het vermoeden is dat mogelijke aanwezige archeologische waarden in dit gebied al ernstig zijn verstoord. Door de provincie wordt aanbevolen om bij de ontwikkeling van ten minste m2 een zogenoemde 'quickscan' uit te voeren. In figuur 3 is, wat betreft de steentijd-bronstijd, het voor het plangebied betreffende fragment van de FAMKE weergegeven. F i g u u r 3. F r a g m e n t v a n d e F A M K E, s t e e n t i j d - b r o n s t i j d Ook blijkt uit de informatie dat wat betreft de ijzertijd-middeleeuwen het plangebied op de FAMKE is aangeduid als 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. In deze gebieden kunnen archeologische waarden uit de periode midden-bronstijd - vroege middeleeuwen aanwezig zijn. Het betreffen hier vooral vroeg- en middeleeuwse veenontginningen. Door de provincie wordt dan ook het uitvoeren van een historisch en karterend onderzoek aanbevolen bij ontwikkeling van ten minste m 2. Hierbij moet in het bijzonder aandacht zijn voor mogelijke sporen van Romeinen en vroeg-middeleeuwe ontginningen. Het voor het plangebied betreffende fragment van de FAMKE is in figuur 4 weergegeven toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

22 F i g u u r 4. F r a g m e n t v a n d e F A M K E, i j z e r t i j d - m i d d e l e e u w e n Het voorliggende uitwerkingsplan biedt de mogelijkheid voor de bouw van een school. Het gedeelte van het plangebied waar ten behoeve van de realisatie van de school en de bijbehorende voorzieningen grondroerende activiteiten zullen plaatsvinden is kleiner dan de 5000 m 2. Dit betekent dat het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit het oogpunt van archeologie wordt het plan uitvoerbaar geacht B o d e m WET- EN REGELGEVING Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders (B en W) een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het 'nieuwe' Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van B en W en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

23 Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen. De provincie Fryslân heeft de zogenoemde signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreiniging ontwikkeld. Hierop is informatie opgenomen over onder andere mogelijke bodemverontreinigingen. ONDERZOEK Uit de informatie van de signaleringskaart blijkt dat er in november 2001 door Tauw een historisch en verkennend bodemonderzoek in het plangebied is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in een rapport met als kenmerk Als enige 'mogelijk ernstige verontreiniging' in het plangebied is een demping (niet nader bepaald) bekend. In figuur 5 is het voor het plangebied betreffende fragment van de signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreinigingen weergegeven. In het voor de gronden binnen het plangebied geldende Bestemmingsplan Wolvega Lindewijk wordt opgemerkt dat het gebruik in het verleden en bestaande gebruik in overweging nemende onaanvaardbare verontreinigingen van de bodem niet worden verwacht. Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek voor dit uitwerkingsplan wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Ook wordt opgemerkt dat voor het verkrijgen van de voor de uitvoering van het plan noodzakelijke bouwvergunning een bodemgeschiktheidsverklaring noodzakelijk is. Hiervoor zal een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem uitgevoerd moeten worden. Dit biedt voldoende waarborgen om het bouwen voor hiervoor gevoelige functies op een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit te voorkomen toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

24 F i g u u r 5. F r a g m e n t v a n d e s i g n a l e r i n g s k a a r t ( m o g e l i j k e ) b o d e m v e r o n t r e i n i g i n g CONCLUSIE De uiteindelijke beoordeling van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vindt ten behoeve van de bodemgeschiktheidsverklaring voor de noodzakelijke bouwvergunning plaats. Op basis van de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken en de opmerking in het voor het plangebied geldende Bestemmingsplan Wolvega Lindewijk wordt verwacht dat de beoordeling van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem niet tot gevolg heeft dat de bouw van de voorzieningen zoals die in het voorliggende uitwerkingsplan zijn voorzien niet mogelijk is. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende uitwerkingsplan vooralsnog niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem wordt belemmerd G e l u i d h i n d e r W e g v e r k e e r s l a w a a i WET- EN REGELGEVING In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

25 In de Wgh is bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: - wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan. Ook is in de Wgh bepaald dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevels van gebouwen voor geluidgevoelige functies in beginsel ten hoogste 48 db mag zijn. Op de Lycklamaweg, direct ten noorden van het plangebied, is een snelheid van ten hoogste 50 km per uur toegestaan. Dit betekent dat er bij deze weg een geluidszone aanwezig is. Op grond van de Wgh is bij deze weg een geluidszone van 200 m aanwezig. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidzone van de Lycklamaweg. Een onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van de Lycklamaweg is dan ook noodzakelijk. Op de andere wegen in de omgeving van het plangebied is een snelheid van ten hoogste 30 km per uur toegestaan. Bij deze wegen is geen geluidszone aanwezig. ONDERZOEK Om meer inzicht te verkrijgen in de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van de Lycklamaweg is in juni 2008 door Servicebureau "De Friese Wouden" een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport Akoestisch onderzoek ligging geluidcontouren ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er bij de Lycklamaweg ter plaatse van het plangebied bij een waarneemhoogte van 2,5 m boven N.A.P. een 48 db-zone van ten hoogste 50 m aanwezig is. Bij een waarneemhoogte van 5,5 m boven N.A.P. is er een 48 db-zone van ten hoogste 60 m aanwezig. In het voorliggende uitwerkingsplan zijn geen gebouwen voor geluidgevoelige functies in de 48 db-zone van 60 m bij de Lycklamaweg voorzien. Het schoolgebouw ligt op grotere afstand. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende uitwerkingsplan niet door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai wordt belemmerd. CONCLUSIE S p o o r w e g v e r k e e r s l a w a a i De Wgh is er ook op gericht de geluidhinder vanwege spoorwegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Hierin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur ter beperking van spoorwegverkeerslawaai bepalingen opgenomen kunnen worden betreffende de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting van wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI van de Wgh. WET- EN REGELGEVING toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

26 Op grond hiervan is in het Besluit geluidhinder (Bgh), dat op 1 januari 2008 in werking is getreden, een regeling voor (geluids)zones bij spoorwegen opgenomen. De spoorwegen waarop de regeling van toepassing is zijn weergegeven op een kaart bij de Regeling zonekaart spoorwegen die op 1 januari 2007 in werking is getreden. In de Wgh is bepaald dat bij elke spoorweg een geluidszone van 100 tot 500 m aanwezig is. In de Wgh is bepaald dat de geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai op de gevels van gebouwen voor andere geluidgevoelige functies dan wonen in beginsel ten hoogste 53 db mag zijn. Dit is een voorkeursgrenswaarde. Ook is in de Wgh bepaald dat burgemeester en wethouders (B en W) voor woningen in stedelijk gebied een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kunnen vaststellen. De ten hoogste toelaatbare hogere waarde is 68 db. Door het B en W is op 8 mei 2008 de beleidsregel Hogere waarde Wet geluidhinder gemeente Weststellingwerf vastgesteld. Hierin zet de gemeente haar beleid voor het vaststellen van een hogere waarde uiteen. ONDERZOEK In de omgeving, ten westen van het plangebied ligt de spoorweg Zwolle- Leeuwarden. In de Regeling zonekaart spoorwegen is bepaald dat er bij deze spoorweg een geluidzone van 300 m aanwezig is. Het plangebied ligt binnen de geluidzone bij de spoorweg. Een onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden is dan ook noodzakelijk. Om meer inzicht te verkrijgen in de geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden is in juni 2008 dor Servicebureau "De Friese Wouden" hiernaar een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn in het hiervoor bij wegverkeerslawaai genoemde rapport opgenomen. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat er bij de spoorweg Zwolle-Leeuwarden ter plaatse van het plangebied bij een waarneemhoogte van 2,5 m boven N.A.P. een 53 db-zone van ten hoogste 130 m aanwezig is. Bij een waarneemhoogte van 5,5 m boven N.A.P. is er een 53 db-zone van ten hoogste 150 m aanwezig. In het voorliggende uitwerkingsplan zijn geen gebouwen voor geluidgevoelige functies binnen de 53 db-zone van 150 m bij de spoorweg Zwolle - Leeuwarden voorzien. Dit betekent dat er geen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai op de gevel van de te realiseren bebouwing. CONCLUSIE Vanuit het oogpunt van spoorwegverkeerslawaai mag het plan uitvoerbaar worden geacht toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

27 4. 6 E x t e r n e v e i l i g h e i d Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteen. Dit beleid is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico's die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunt van dit beleid zijn: - het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken; - het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. WET- EN REGELGEVING Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor 'nieuwe' ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van één op een miljoen (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico wordt een kans van: - ééns per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van 10 personen of meer; - ééns per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 personen of meer; - ééns per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van personen of meer bij inrichtingen aanvaardbaar geacht. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld. Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het Bevi toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

28 In de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen is het beleid met betrekking tot de risicozones bij aardgastransportleidingen opgenomen. ONDERZOEK De provincie Fryslân heeft de zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierop is informatie over risico's zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, vervaardigen of opslaan maar ook het transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn hier stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat er, met uitzondering van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden in en in de directe omgeving van het plangebied geen gevarenrisico's aanwezig zijn. Het risico van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden betreft de kans op een zwaar ongeval met één of twee reizigerstreinen. Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van een dergelijk ongeval. In figuur 6 is het voor het plangebied betreffende fragment van de risicokaart weergegeven. F i g u u r 6. F r a g m e n t v a n d e r i s i c o k a a r t CONCLUSIE Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende uitwerkingsplan niet door externe veiligheidsaspecten als het gebruiken, vervaardigen, opslaan of transporteren van gevaarlijke stoffen en dergelijke wordt belemmerd L u c h t k w a l i t e i t Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

29 Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. NSL/NIBM Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m 3 NO 2 of PM 10 ) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. In het voorliggende uitwerkingsplan is de bouw van een school voorzien. Op basis van de uitgave nummer 272 Verkeersgeneratie voorzieningen wordt een toename van ten hoogste 105 motorvoertuigen per dag op de wegen in de omgeving van het plangebied verwacht als gevolg van de bouw van de nieuwe school. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO 2 en PM 10 bepaald. NIBM-TOOL F i g u u r 7. N i b m - t o o l Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m 3 NO 2 of PM 10 ) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de lucht- CONCLUSIE toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

30 kwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het plan voldoet hiermee aan het gestelde in de Wet milieubeheer B e d r i j v e n e n ( m i l i e u ) h i n d e r WET- EN REGELGEVING Milieubelastende functies in de directe omgeving van milieugevoelige functies kunnen daar (milieu)hinder als gevolg van geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen noodzakelijk. ONDERZOEK In de directe omgeving van het plangebied zijn geen milieubelastende functies aanwezig die hier (milieu)hinder veroorzaken. Op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moet tussen een school en een woning een richtafstand van 30 m worden gewaarborgd. Het betreft hier een richtafstand. Dit betekent dat afhankelijk van de situatie ter plaatse afwijkingen van deze richtafstand mogelijk zijn. Afhankelijk van de uiteindelijke inrichting van het plangebied, de plaats waar de school en de woningen worden gebouwd, is de afstand tussen de school en de woningen ongeveer 25 tot 30 m. CONCLUSIE De omgeving van het plangebied in overweging nemende wordt een afstand van 25 tot 30 m hier aanvaardbaar geacht. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende uitwerkingsplan niet door (milieu)hinder vanwege milieubelastende functies wordt belemmerd. Ook de te bouwen voorzieningen veroorzaken geen onaanvaardbare (milieu)hinder in de omgeving toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

31 5 P l a n b e s c h r i j v i n g Door middel van het voorliggende uitwerkingsplan wordt de bouw van een nieuwe basisschool ter hoogte van de ontsluiting het woongebied van Lindewijk op de Lycklamaweg planologisch mogelijk gemaakt. Het voorliggende uitwerkingsplan is opgesteld op basis van een stedenbouwkundige visie op de beste locatie voor de nieuw te bouwen school. Uitgangspunt voor het ontwerp is dat het gebouw ten hoogste 2 bouwlagen telt. Het gehele plangebied wordt in gebruik genomen voor de school. Er zal een schoolgebouw worden gerealiseerd met de bijbehorende terreinen zoals schoolpleinen en een speelveld. De inrichting van het gebied rondom het schoolplein met onder meer parkeervoorzieningen en de precieze ontsluiting van het perceel wordt nader uitgewerkt in een afzonderlijk, nog op te stellen uitwerkingsplan toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

32

33 J u r i d i s c h e o p z e t U i t w e r k i n g s p l a n Het voorliggende plan is een uitwerkingsplan, gebaseerd op een geldend bestemmingsplan uit Een dergelijk uitwerkingsplan hoeft krachtens het overgangsrecht niet te voldoen aan de inhoudelijke eisen die de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt. Dit geldt wanneer de uitwerking gebaseerd is op een bestemmingsplan dat voor 1 juli 2008 in ontwerp in procedure is gebracht. Dit overgangsrecht is opgenomen in artikel van het Bro (Besluit op de ruimtelijke ordening) omdat een uitwerkingsplan een band heeft met een onderliggend, geldend bestemmingsplan. Wanneer een oud uit te werken bestemmingsplan niet voldoet aan de eisen voor digitale plannen zou het niet mogelijk zijn om een koppeling te leggen met een uit te werken plan dat wel aan die eisen moet voldoen. Overigens moet wel de procedure zoals de nieuwe wet die voor uitwerkingsplannen voorschrijft worden doorlopen. Dit schrijft het overgangsrecht in de Invoeringswet Wro voor. Dit houdt in dat het uitwerkingsplan moet worden voorbereid met gebruikmaking van de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De procedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en komt overeen met die voor een bestemmingsplan. Een belangrijk verschil is dat de voorbereiding aanzienlijk minder intensief kan verlopen. Er is geen overleg met diverse instanties noodzakelijk. Ook is het college van B&W het bevoegde orgaan om hierover een besluit te nemen. Deze verschillen leveren substantieel tijdwinst op ten opzichte van een bestemmingsplanprocedure. B e r o e p s p r o c edure Na de vaststelling van het uitwerkingsplan maakt het college dit vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde uitwerkingsplan ter inzage. Gedurende 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

34 6. 2 J u r i d i s c h e v o r m g e v i n g Zoals aangegeven hoeft een uitwerkingsplan in dit geval niet te voldoen aan de eisen die Wro en Bro stellen aan de inhoud en vormgeving van ruimtelijke plannen. Wel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij deze wijze van vormgeven door de voorschriften regels te noemen en terminologie te hanteren die daarop aansluit. Ook de benaming van de bestemming sluit aan bij de wijze waarop die vanaf 1 januari 2010 zijn voorgeschreven voor bestemmingsplannen in de SVBP ADDITIONELE VOORZIENINGEN In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. De gemeente Weststellingwerf kent daarnaast een handboek waarin aanwijzingen worden gegeven voor zowel de opbouw van de plantoelichting als voor de wijze waarop de regels worden vormgegeven. Deze zijn voor dit uitwerkingsplan als uitgangspunt gehanteerd en waar nodig aangepast aan de eisen die de SVBP2008 daaraan stelt T o e l i c h t i n g o p d e b e s t e m m i n g e n In deze paragraaf wordt in het kort toegelicht welke doeleinden met de toegekende bestemming worden nagestreefd. MAATSCHAPPELIJK - ONDERWIJS De belangrijkste bestemming in het plangebied heeft betrekking op de te realiseren school met bijbehorende voorzieningen. Ook de bijbehorende openbare ruimte (schoolplein en speelvoorzieningen) maakt onderdeel uit van deze bestemming. Verder kent deze bestemming geen bijzonderheden toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010

35 7 E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d De gemeente is initiatiefnemer van het plan en draagt alle kosten voor de ontwikkeling. In de gemeentelijke begroting is hiervoor geld beschikbaar gesteld. Op basis hiervan mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Bovendien valt het plan inhoudelijk nog onder de werking van het geldende bestemmingsplan, zodat de bepalingen van de Wro over het exploitatieplan niet van toepassing zijn op dit plan toe - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei

36

37 R e g e l s rgl

38

39 I n h o u d s o p g a v e H o o fd s tu k 1 I n l ei d ende reg e l s Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Relatie met geldend bestemmingsplan 5 H o o fd s tu k 2 B e s t emmings r eg e l s Artikel 3 Maatschappelijk - Onderwijs 9 H o o fd s tu k 3 S lo tr eg el Artikel 4 Slotregel rgl

40

41 H o o f d s t u k 1 I n l e i d e n d e r e g e l s rgl

42

43 A r t i k e l 1 B e g r i p p e n a. p l a n : het uitwerkingsplan School Lindewijk van de gemeente Weststellingwerf; b. h e t m o e d e r p lan: het bestemmingsplan Wolvega Lindewijk van de gemeente Weststellingwerf, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 september 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Fryslân op 18 februari 2003, waarvan het plan een uitwerking is; c. p l a n k a a r t : de kaart van het uitwerkingsplan met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; d. b e s te m m i ngsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming; e. b e s te m m i ngsgre n s : een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; f. b o u w w e r k : elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; g. g e b ou w : elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; h. b o u w e n : het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en/of het vergroten van een bouwwerk; i. b o u w v lak: een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak; j. b o u w g r e ns: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn; rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 1 Begrippen 3

44 k. i ndeli ng s l i j n: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik; l. b o u w p e r c e e l : een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; m. p e i l : 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 1 Begrippen

45 A r t i k e l 2 R e l a t i e m e t g e l d e n d b e s t e m m i n g s p l a n Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in dit plan, de voorschriften gegeven in het moederplan onverkort van toepassing zijn rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 2 Relatie met geldend bestemmingsplan 5

46

47 H o o f d s t u k 2 B e s t e m m i n g s r e g e l s rgl

48

49 A r t i k e l 3 M a a t s c h a p p e l i j k - O n d e r w i j s 3.1 B e s t e m m i n g s o m s ch r i j v i n g De voor Maatschappelijk Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van educatieve voorzieningen, met de daaraan ondergeschikt: b. paden; c. groenvoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. water; f. waterhuishoudkundige voorzieningen; g. tuinen, erven en terreinen; h. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende: i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2 B o u w r eg e l s Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte (m) en maximaal bebouwingspercentage (%) op de kaart aangegeven percentage; c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte (m) en maximaal bebouwingspercentage (%) op de kaart aangegeven hoogte bedragen Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder h. genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m 3 bedragen; b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 3 Maatschappelijk - Onderwijs 9

50 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1,5 m mag bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 3 Maatschappelijk - Onderwijs

51 H o o f d s t u k 3 S l o t r e g e l rgl

52

53 A r t i k e l 4 S l o t r e g e l Deze regels kunnen worden aangehaald als "Uitwerkingsplan School Lindewijk" van de gemeente Weststellingwerf. Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders in de vergadering van 11 mei de Burgemeester, de Secretaris, rgl - Uitwerkingsplan School Lindewijk - 11 mei 2010 Artikel 4 Slotregel 13

54

55

56 C o l o f o n B e s t e m m i n g s p l a n BügelHajema Adviseurs b.v. P r o j e c t l e i d i n g BügelHajema Adviseurs b.v. P r o j e c t n u m m e r BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei BE Leeuwarden T F E leeuwarden@bugelhajema.nl W Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort