GEURBELEVINGSONDERZOEK BROUWHUIS HELMOND

Transcriptie

1 GEURBELEVINGSONDERZOEK BROUWHUIS HELMOND

2 GEURBELEVINGSONDERZOEK BROUWHUIS HELMOND In opdracht van Provincie Noord-Brabant Opgesteld door Auteur Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Postbus KA Eindhoven ir. T.F.A.M. (Jos) Teunissen Projectnummer Datum 30 november 2016 Status definitief 30 november

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Geur en stank Bepaling geurbelasting en hinderbeleving Algemene opzet van het onderzoek Bepaling snuffelconcentratie Algemeen Uitvoering snuffelmetingen Bepaling waarneming en hinderbeleving wijkbewoners Algemeen Opzet vragenlijst Resultaten Algemeen Interpretatie resultaten Snuffelconcentratie Waarneming en hinderbeleving van wijkbewoners Relaties tussen waarneming, hinderbeleving en snuffelconcentratie Conclusies en voorstel vervolg Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Kaarten en numeriek overzicht Figuren Vragenlijst wijkbewoners 30 november

4 1 Inleiding Al meerdere jaren is veel aandacht voor geurhinder bij woningen in Helmond veroorzaakt door bedrijven. De provincie Noord-Brabant en de gemeente Helmond ontvangen veel klachten over geur, vooral uit de woonwijk Brouwhuis. De meeste, door deze klagers genoemde veroorzakers zijn bedrijven op Bedrijventerrein Zuidoost Brabant (BZOB). Het onderstaande figuur toont de gemeentegrenzen van Helmond, de globale ligging van de wijk Brouwhuis en die van het BZOB. Kaart 1 in bijlage 1 toont de wijk en het industrieterrein meer gedetailleerd. Brouwhuis BZOB Naar aanleiding van deze klachten heeft de provincie de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) gevraagd een project uit te voeren om deze klachten te objectiveren. Voor het onderzoeken van geur bestaan meerdere methoden. Een veelgebruikte methode is die waarbij bronmetingen worden gecombineerd met verspreidingsmodellen om zodoende de geurbelasting in de omgeving te bepalen. Bij onderzoek naar geurhinder is het uitvoeren van een zogenaamd telefonisch leefsituatieonderzoek (TLO) de standaard toe te passen methode om geurhinder te bepalen. De provincie heeft er van afgezien om in dit kader dergelijke onderzoeken uit te laten voeren. De geurbelasting op basis van bronmetingen gecombineerd met verspreidingsberekeningen is een indirecte 30 november

5 maat voor hinder. Een TLO is vooral bedoeld om hinder op lange termijn in kaart te brengen. De provincie is juist benieuwd naar hinderbeleving in Brouwhuis op korte termijn. Daarop heeft de ODZOB voorgesteld op vijf verschillende dagen ter plaatse de momentane geurbelasting vast te stellen en deze te vergelijken met de beoordeling van de door buurtbewoners op datzelfde moment ondervonden geurhinder. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen geurbelasting en geurhinderbeleving bij de bewoners van Brouwhuis. De provincie hoopt op basis van de resultaten van dit onderzoek informatie te krijgen om de afhandeling van geurklachten meer gericht en daardoor meer efficiënt uit te kunnen voeren. Het onderhavige rapport beschrijft de werkwijze en de resultaten van het onderzoek. Tevens worden de resultaten geïnterpreteerd en wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe opzet voor toezicht op bedrijven die zijn gelegen op het industrieterrein BZOB. 30 november

6 2 Geur en stank Geur is subjectief en heeft zowel positieve als negatieve effecten. Mensen kunnen genieten van bloemengeur en ervaren rioollucht als vies. Geur is overal om ons heen. Vaak worden geuren onbewust waargenomen. Iedere omgeving heeft een eigen geur, zowel thuis als daar buiten. Soms wordt een geur na lange tijd weer waargenomen en komen daardoor spontaan herinneringen naar boven. Als geur een negatief effect heeft, wordt boven een zekere concentratie geurhinder ervaren. Hinder leidt tot klachten. De in Nederland meest voorkomende stankklachten worden veroorzaakt door landbouw en industrie. Ook open haarden, allesbranders en verkeer kunnen klachten veroorzaken. Geurhinder wordt door veel verschillende aspecten bepaald. De meest bekende daarvan zijn de concentratie van de geur en de lengte van de periode dat de geur wordt waargenomen. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat mensen niet allen even gevoelig zijn voor geur. Ook de persoonlijke situatie speelt een rol op welk moment de geur tot hinder leidt. Zo zal bijvoorbeeld een werknemer van een bedrijf of een familielid van de eigenaar van het bedrijf waarschijnlijk minder snel klagen dan iemand zonder relatie met het bedrijf. Ook gebeurtenissen van het bedrijf in het verleden spelen een rol. Het VROM-rapport Koppeling stankconcentratie en stankbeleving uit de publicatiereeks Lucht (nr. 98) beschrijft een voorbeeld van een bedrijf waar problemen hadden gespeeld met betrekking tot externe veiligheid. Deze problemen hadden geleid tot veel aandacht in de lokale media. Uit het onderzoek bleek dat de omgeving bij een willekeurige geurbelasting meer geurhinder ondervond van het bedrijf dan bij twee vergelijkbare bedrijven waar dergelijke problemen nooit hadden gespeeld. Deze situatie komt sterk overeen met de betekenis van het spreekwoord Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Geur kan objectief worden benaderd door de geurbelasting te bepalen. Voor de overheid is de geurbelasting het uitgangspunt om de activiteiten te beoordelen waarvoor een bedrijf een vergunning aanvraagt. De geurbelasting is een geurconcentratie uitgedrukt in Europese geureenheden (voorheen odourunits) per kubieke meter uitgedrukt als percentielwaarde. De percentielwaarde is de tijdsfractie van een jaar waarvoor geldt dat gedurende deze tijdsfractie de (met behulp van een model berekende) geurconcentratie beneden deze aangegeven concentratie blijft. De overheid betrekt bij een aanvraag om een vergunning ten minste de bestaande toestand van het milieu voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken en de te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu. Beoordeling van een aanvraag van een bedrijf om een vergunning enkel en alleen op basis van de hindersituatie is niet voldoende. De overheid hoort naar aanleiding van een aanvraag om een vergunning niet alleen de geurbelasting te beoordelen maar ook de hindersituatie mee te wegen. Wanneer bij de overheid een klacht als gevolg van een bedrijf wordt geuit, zal zij deze op enigerlei wijze onderzoeken. De provincie Noord-Brabant maakt voor het beoordelen van aanvragen om een omgevingsvergunning onderdeel milieu gebruik van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant. Deze is door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 26 april Na een afweging van de geurbelasting en de hindersituatie legt de provincie in de vergunning de geurproductie en de geurbelasting vast. De provincie laat daarmee enige geurbelasting op de omgeving toe waarbij voor de woonomgeving een hinderniveau geldt dat als aanvaardbaar wordt beschouwd. 30 november

7 3 Bepaling geurbelasting en hinderbeleving 3.1 Algemene opzet van het onderzoek Op basis van de in hoofdstuk 1 beschreven doelstelling heeft de ODZOB het onderhavige onderzoek voorgesteld en uitgevoerd. In het onderzoek hebben medewerkers van de ODZOB (die niet in Brouwhuis wonen) op een aantal punten in Brouwhuis geur waargenomen en hebben bewoners van de wijk Brouwhuis gelijktijdig via internet hun waarneming en beleving van geur kenbaar gemaakt. De waarnemingen van de medewerkers van de ODZOB worden beschouwd als een maat voor de momentane geurbelasting. In het onderzoek is de momentane geurbelasting gekoppeld aan de reacties van de wijkbewoners. De momentane geurbelasting (vanaf hier snuffelconcentratie genoemd) als gevolg van bedrijven wordt bepaald door de emissie van de bedrijven en de weersomstandigheden gedurende de periode van de waarnemingen en de uren daarvoor. Voor het bepalen van de snuffelconcentratie is het gebruik van rekenmodellen of vergunningsvoorschriften niet toereikend. De emissie van de bedrijven kan namelijk afwijken van de maximale emissie die volgens de vergunning toegestaan is. Ook de meteorologische omstandigheden in de woonwijk kunnen afwijken van de gegevens van het meest nabijgelegen weerstation. Om die reden is in dit onderzoek de snuffelconcentratie bepaald door in de wijk snuffelmetingen uit te voeren. In Nederland worden snuffelmetingen uitgevoerd met als doel de omvang of de sterkte (uitgedrukt in snuffeleenheden of snuffelafstand ) van een bron te bepalen. In dit onderzoek is voor de waarnemingen van de medewerkers van de ODZOB in hoofdlijnen gebruik gemaakt van twee Europese normen in ontwerp ( draft standard ) voor snuffelonderzoek: - PWI , Air quality - Determination of odour exposure in ambient air by using field inspection Part 1: Grid method d.d. februari 2015; - PWI , Air quality-determination of odour exposure in ambient air by using field inspection Part 2: Plume method d.d. februari Voor de bepaling van de hinderbeleving door de buurtbewoners is gebruik gemaakt van het document Meten en rekenen geur NTA 9065 uit In het onderhavige onderzoek is gebruik gemaakt van paragraaf en paragraaf van dit document. Deze paragrafen geven richtlijnen voor onderzoek naar beleving van geurhinder op respectievelijk lange en korte termijn. Opgemerkt wordt dat geen van de bovengenoemde methoden geschikt zijn om op basis van snuffelmetingen uitspraak te doen of de voorschriften van de omgevingsvergunning onderdeel milieu van een bedrijf worden overschreden. 3.2 Bepaling snuffelconcentratie Algemeen De ODZOB heeft 16 medewerkers in dienst waarvan in januari 2015 éénmalig het geurwaarnemingsvermogen in het laboratorium van SGS is getest. SGS is één van de vier laboratoria in Nederland waar geurconcentraties kunnen worden bepaald conform de Europese norm NEN-EN Uit deze test bleek dat het reukvermogen van allen voldeed aan de eisen uit de notitie Protocol getest reukorgaan toezichthouder, documentnummer d.d. 19 januari 2015 van de milieudienst DCMR 30 november

8 in Rijnmond. Daarnaast voldeed het reukvermogen van zes medewerkers ook aan de eisen die worden gesteld aan norm NEN-EN Opgemerkt wordt dat zowel de Europese norm als het protocol verlangen dat het reukvermogen meerdere keren wordt getest. Dit is bij de 16 medewerkers van de ODZOB nog niet gebeurd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit afbreuk zou doen aan de resultaten van dit onderzoek Uitvoering snuffelmetingen Op vijf verschillende dagen heeft het snuffelteam een ronde door Brouwhuis gelopen. Het snuffelteam bestond telkens uit zes ODZOB-medewerkers in wisselende combinaties. De rondes vonden tweemaal in de avond en driemaal in de namiddag plaats gedurende de periode september 2015 tot en met juli Het snuffelteam heeft alleen gelopen wanneer vooraf sprake was van een weersverwachting conform de voorwaarden volgens Hoofdstuk 7 van de Handreiking Nieuw Nationaal Model deel II. Gezien de ligging van de meest waarschijnlijke geurproducerende bedrijven is alleen gelopen bij een verwachting van de windrichting tussen zuidwest en zuid. Bij deze windrichting is de kans op het waarnemen van geur in Brouwhuis het grootst. Voor het onderzoek is het gebied in Brouwhuis ten zuiden van de Rijnlaan en de Nierslaan verdeeld in 15 vlakken met ieder 4 hoeken. Op iedere hoek is een snuffelpunt gedefinieerd. Kaart 2 in bijlage 1 toont deze 15 vlakken en 23 snuffelpunten. Voorafgaand aan het onderzoek zijn alle medewerkers geïnstrueerd over de aanleiding en het doel van het onderzoek en de uitvoering van hun taak tijdens een ronde. De medewerkers van het snuffelteam hebben ten minste 30 minuten voor aanvang van de ronde niet gerookt, gegeten of gedronken en hebben op de dag van iedere ronde voorafgaand geen parfum of andere geconcentreerde reukstoffen gebruikt. Iedere ronde is gestart door met zes teamleden (waarvan één coördinator) een vooraf gedefinieerde route over het industrieterrein te lopen. Tijdens deze route zijn waargenomen geuren door de coördinator hardop benoemd zodat de teamleden bekend raakten met deze geuren. Na voltooiing van de route hebben de teamleden zich verspreid over de wijk. Ieder teamlid heeft vervolgens een route afgelegd langs 3 of 4 snuffelpunten en op ieder van deze snuffelpunten gedurende 10 minuten geur geturfd. Op een formulier heeft het teamlid elke 10 seconden aangegeven of geur werd waargenomen die herkend werd als afkomstig van één van de bedrijven op het industrieterrein. Een positieve waarneming betekende dat een geur werd waargenomen die herkend werd als afkomstig van één van de bedrijven op het industrieterrein. Een negatieve waarneming betekende dat geen geur werd waargenomen of als met zekerheid een geur werd waargenomen die niet afkomstig was van het industrieterrein. Deze exercitie leidt per snuffelpunt tot opgeteld 60 positieve en negatieve waarnemingen. De teamleden is niet gevraagd aan te geven van welk bedrijf de waargenomen geur afkomstig was. De periode tussen de start van het turven op het eerste snuffelpunt en het einde van het turven op het laatste snuffelpunt bedroeg ongeveer 2 uur. De route van het eerste tot het laatste snuffelpunt liep van noord naar zuid. De route was zo uitgezet dat op de 4 hoekpunten van ieder vlak twee en in de meeste gevallen ten minste drie verschillende teamleden hebben geturfd. Hiermee worden zogenaamde uitbijters (zowel naar boven als naar beneden) voorkomen. 30 november

9 Door het gemiddelde te bepalen van het aantal positieve waarnemingen op de vier hoekpunten van een vlak, is iedere ronde per vlak een waarde bepaald. Deze waarde (variërend van 0 tot en met 60) is de snuffelconcentratie van dat vlak. De bedrijven op het industrieterrein waren vooraf niet op de hoogte gebracht dat een ronde zou worden gelopen. Na iedere ronde is bij de bekendste, geurrelevante bedrijven navraag gedaan over de bedrijfsvoering gedurende de ronde. De bedrijven hebben geen afwijkingen gemeld van de reguliere bedrijfsvoering. 3.3 Bepaling waarneming en hinderbeleving wijkbewoners Algemeen In het onderzoek is samengewerkt met Wijkraad Brouwhuis. Aan het begin van het onderzoek zijn met hulp van de Wijkraad oproepen gedaan aan wijkbewoners om zich aan te melden voor dit onderzoek. Als gevolg daarvan hebben 28 deelnemers in Brouwhuis zich vrijwillig aangemeld. Alle deelnemers zijn zonder beschouwing van motivering of achtergrond toegelaten in dit onderzoek Opzet vragenlijst Na afloop van iedere ronde hebben alle deelnemers per sms een verzoek ontvangen om binnen één uur een vragenlijst op internet in te vullen en toe te sturen. Bijlage 3 toont de vragen op deze vragenlijst. In vraag 1 kon het woonadres worden opgegeven. In de weergave van bijlage 3 is vraag 2 weggevallen voor de situatie dat iemand in het afgelopen uur op een ander dan het woonadres verbleef. In dat geval kon het verblijfsadres worden opgegeven. In het onderzoek is een aantal keren een verblijfsadres opgegeven. Alleen wanneer dat adres te ver van het onderzoeksgebied was gelegen, is geen gebruik gemaakt van die gegevens. Bij de formulering van de vragen 3 en 4 is uitgegaan van de aanbevelingen zoals genoemd in paragraaf van de NTA 9065 over telefonische leefsituatieonderzoek (TLO) voor hinder op lange termijn. De NTA adviseert te vragen naar de waarneming van geur en de daar bij behorende hinderbeleving. Onderscheid wordt gemaakt tussen de bronnen Wegverkeer, Industrie en Veehouderijen. De formulering van de vragen is zo dat de vragen toezien op de periode van de de afgelopen 12 maanden. Iedere vraag kan worden beantwoord met een score van 0 tot en met 10. Paragraaf van de NTA 9065 kent geen soortgelijke vraagstelling voor onderzoek naar hinder op korte termijn. Omdat dit in het kader van dit onderzoek wel gewenst was, is de bovengenoemde vraagstelling gehanteerd waarbij de formulering de afgelopen 12 maanden is vervangen door de formulering het afgelopen uur. In de vragenlijst voor dit onderzoek luidde vraag 3: Als u denkt aan het afgelopen uur, welk getal van 0 tot 10 geeft het beste aan in welke mate u geur van de onderstaande bronnen heeft waargenomen? Wegverkeer; Industrie; Veehouderij. 30 november

10 Op deze vraag kon per bron een waardering worden gegeven op een schaal van 0 tot en met 10. Ook bestond de mogelijkheid om Niet merkbaar op te geven. Dit antwoord is gelijk gesteld aan de waardering 0. Vraag 4 luidde: Als u denkt aan het afgelopen uur, welk getal van 0 tot 10 geeft het beste aan in welke mate u gehinderd, gestoord of geërgerd wordt door geur van de onderstaande bronnen? Wegverkeer; Industrie; Veehouderij. Op deze vraag kon per bron een waardering worden gegeven op een schaal van 0 tot en met 10. Voor de interpretatie van de antwoorden op deze vraag kwalificeert de NTA 9065 de score 0 als geen hinder, de scores 3 tot en met 7 als maat voor hinder en de scores 8, 9 of 10 als maat voor ernstige hinder. In dit onderzoek is aangenomen dat deze kwalificaties mogen worden toegepast op de scores van de buurtbewoners op vraag 4 waarbij is gevraagd naar de hinderbeleving op korte termijn. Daarbij moet worden bedacht dat deze kwalificaties gelden voor hinderbeleving op lange termijn en dat in het onderhavige onderzoek is gekeken naar hinderbeleving op korte termijn. Vraag 5 bood de mogelijkheid om de vermoedelijke veroorzaker van waargenomen geuren te benoemen of omschrijven. 30 november

11 4 Resultaten 4.1 Algemeen Bijlage 1 toont de kaarten 3a tot en met 3e en het numerieke overzicht van de resultaten van het onderzoek per ronde. Iedere kaart geeft per ronde in ieder vlak de score van het snuffelteam (zowel in kleur als in waarde) en de beoordeling van de geurhinder door de wijkbewoners (zowel in kleur als in waarde) weer. Gedurende de rondes zijn in totaal 54 vragenlijsten van de deelnemende wijkbewoners ontvangen waarvan de gegevens bruikbaar waren voor dit onderzoek. Een aantal keren zijn in een ronde meerdere vragenlijsten van één deelnemer met verschillende scores per vraag ontvangen. In dat geval is per vraag van alle ontvangen vragenlijsten van die deelnemer een gemiddelde score bepaald. 4.2 Interpretatie resultaten In Nederland is geen onderzoek bekend met een vergelijkbare opzet als dit onderzoek. De wijze waarop de resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd, is niet gebonden aan specifieke richtlijnen. Gepoogd is een vattend beeld van de resultaten te geven en daar een passende interpretatie aan te geven Snuffelconcentratie De hoogste snuffelconcentratie is door het snuffelteam waargenomen in ronde 2 op 7 oktober Kaart 3b in bijlage 1 toont de snuffelconcentratie volgens het snuffelteam en de hinderbeleving volgens de wijkbewoners gedurende dat gedeelte van die dag. In de omgeving van het kruispunt Stipdonkseweg, Kloostereindweg, Donkerstraat en Peeleik is in het hoogst belaste vlak een snuffelconcentratie 42 vastgesteld. In ronde 4 op 17 februari 2016 is door het snuffelteam het minst geur waargenomen. Op die dag is in geen enkel vlak een snuffelconcentratie hoger dan 10 vastgesteld. Het patroon van de snuffelconcentratie komt goed overeen met de aanwezigheid van de bedrijven en de meteorologische omstandigheden op die dagen. Over het algemeen kan worden gezegd dat het zuidelijk gedeelte van Brouwhuis hoger wordt belast dan het noordelijk gedeelte Waarneming en hinderbeleving van wijkbewoners De onderstaande tabel toont de meest basale cijfers die zijn afgeleid uit de antwoorden op vraag 3 ( in welke mate u geur van de onderstaande bronnen heeft waargenomen? ) en vraag 4 ( in welke mate u gehinderd, gestoord of geërgerd wordt door geur van de onderstaande bronnen? ). De scores zijn een gemiddelde per ronde. De onderste regel toont de gemiddelde score op basis van alle 54 reacties. 30 november

12 Volgens de wijkbewoners wordt de bron Industrie meer waargenomen dan de bronnen Wegverkeer en Veehouderijen. Hetzelfde geldt voor hun oordeel over de hinder van de bron Industrie. Gesteld kan worden dat hinder als gevolg van wegverkeer of veehouderijen verwaarloosbaar is ten opzichte van die van industrie. Van de mogelijkheid om vraag 5 te beantwoorden, is beperkt gebruik gemaakt. De industriële bedrijven Coppens en Den Ouden (Ferm-O-Feed) werden het meest genoemd, soms Van Rooij Meat of het gehele industrieterrein BZOB. Veehouderijen werden minder vaak genoemd. In die gevallen werd vooral verwezen naar geur van varkens, kalkoenen en nertsen. De vermoedde herkomst van de varkenslucht werd door de wijkbewoners niet verder gespecificeerd. De kalkoenlucht zou afkomstig zijn van de inrichting aan de Weyerweg 27. De meest nabijgelegen nertsenhouderij betreft een inrichting aan de Rijntjesdijk in Vlierden. Wegverkeer werd door de wijkbewoners het minst vaak genoemd. Wanneer dat gebeurde, werd vooral de N279 aangehaald. 4.3 Relaties tussen waarneming, hinderbeleving en snuffelconcentratie Figuur 1 van bijlage 2 toont van alle 54 reacties de relatie tussen de score van de waarneembaarheid en die van de hinder. Bij een aantal scores staat een getal weergegeven. In dat geval is de betreffende combinatie van waarnemen en hinder meerdere keren genoemd door wijkbewoners. Uit deze figuur blijkt dat bij een beperkte waarneembaarheid sprake is van een beperkte hinderbeleving. Naarmate de waarneembaarheid toeneemt, loopt de hinderbeleving verder uiteen. Dit betekent dat naarmate de wijkbewoners de geur beter waarnemen, de hinderbeleving bij sommigen minder dan evenredig toeneemt en bij anderen meer dan evenredig toeneemt. Figuur 2 in bijlage 2 toont de relatie tussen de snuffelconcentratie en de waarneming van industriële geur door de wijkbewoners. Figuur 3 toont de relatie tussen de snuffelconcentratie en de hinderbeleving van de deelnemende wijkbewoners. In deze figuren is alleen de snuffelconcentratie van een vlak weergegeven als in de betreffende ronde ten minste één wijkbewoner uit hetzelfde vlak de vragenlijst had ingevuld en toegestuurd. Wanneer een wijkbewoner een verblijfslocatie buiten de vlakken heeft opgegeven, is de score van die wijkbewoner gerelateerd aan het meest nabijgelegen vlak. In deze figuren vallen een aantal zaken op: 1. Voor een aantal wijkbewoners is sprake van een duidelijke waarneming en van een duidelijke hinderbeleving die geen relatie heeft met de snuffelconcentratie. Dit betekent dat deze mensen altijd hinder lijken te ervaren. De scores van deze groep en een bijbehorende trendlijn zijn in deze figuren in oranje weergegeven; 2. Voor een aantal wijkbewoners is sprake van een logische relatie tussen de snuffelconcentratie en de waarneming van geur en tussen de snuffelconcentratie en de daardoor ondervonden hinder. Naarmate de snuffelconcentratie toeneemt, wordt door deze mensen meer geurhinder ondervonden. Pas boven een bepaalde snuffelconcentratie voelen zij zich gehinderd. De scores van deze groep en een bijbehorende trendlijn zijn in deze figuren in blauw weergegeven; 3. Voor een aantal wijkbewoners is sprake van een minimale waarneming en van een minimale hinderbeleving die geen of nauwelijks enige relatie heeft met de snuffelconcentratie. Dit betekent dat deze mensen nooit hinder lijken te ervaren. De scores van deze groep en een bijbehorende trendlijn zijn in deze figuren in grijs weergegeven. 30 november

13 Het beeld uit figuur 2 en figuur 3 komt overeen met het beeld dat we hebben gekregen tijdens spontane gesprekken die zijn gevoerd met belangstellenden (voornamelijk wijkbewoners) gedurende het lopen van de rondes. Sommige wijkbewoners reageerden boos en accepteerden alleen de situatie waarbij geen enkele geur werd waargenomen. Aangenomen mag worden dat de beleving van die mensen de oranje trendlijnen volgt. Andere mensen gaven aan zich bewust te zijn in de buurt van een groot industrieterrein te wonen en zich te realiseren dat als gevolg daarvan op momenten geur kon worden waargenomen. Aangenomen mag worden dat de beleving van die mensen de blauwe of de grijze trendlijn volgt. Het is op basis van dit onderzoek niet mogelijk aan te geven hoeveel mensen in Brouwhuis de hinderbeleving hebben volgens de oranje, blauwe en grijze trendlijnen. Het is denkbaar dat als gevolg van alle aandacht die het onderwerp geur in de loop der jaren heeft gekregen, het aantal mensen waarvan de beleving de oranje trendlijn volgt, is toegenomen. 30 november

14 5 Conclusies en voorstel vervolg Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen geurbelasting en geurhinderbeleving bij de bewoners van Brouwhuis. Op basis van de bevindingen worden de volgende conclusies getrokken: 1. Uit dit onderzoek wordt afgeleid dat er drie groepen buurtbewoners zijn te onderscheiden met ieder een verschillende hinderbeleving van de geur als gevolg van het industrieterrein BZOB. De eerste groep buurtbewoners neemt, onafhankelijk van de snuffelconcentratie in de wijk, veel geur waar en voelt zich altijd gehinderd. Deze wijkbewoners hebben meerdere malen aangegeven zich gehinderd te voelen terwijl de snuffelconcentratie laag was. De tweede groep buurtbewoners neemt, naarmate de snuffelconcentratie in de wijk toeneemt, meer geur waar en voelt zich daardoor ook steeds meer gehinderd. Deze groep voelt zich pas bij hogere snuffelconcentraties gehinderd. De derde groep wijkbewoners neemt, onafhankelijk van de snuffelconcentratie in de wijk, geen geur waar en voelt zich nooit gehinderd. 2. Gezien de uitkomsten van het onderzoek wordt het reduceren van het aantal klachten, in ieder geval op korte termijn, niet waarschijnlijk geacht. Een reductie van de geurbelasting bij de eerstgenoemde groep buurtbewoners zal immers niet of nauwelijks leiden tot minder hinderbeleving. Wel zou resultaat kunnen worden geboekt bij de wijkbewoners uit de tweede groep. De blauwe trendlijn in figuur 3 toont een logische relatie tussen de resultaten van de snuffelmetingen en de hinder als gevolg van het industrieterrein BZOB. Dit biedt de mogelijkheid om de beoordeling van geurklachten uit Brouwhuis in de toekomst te objectiveren. Dit kan door naar aanleiding van een klacht de snuffelconcentratie te bepalen op de manier als beschreven in dit onderzoek. Voorafgaand moet dan een ondergrens en een bovengrens van de snuffelconcentratie worden gedefinieerd. Voor de definitie van de onder- en de bovengrens kan gebruik worden gemaakt van de blauwe trendlijn in figuur 3. Bij een snuffelconcentratie lager dan de ondergrens wordt hinder als aanvaardbaar beschouwd. Bij een snuffelconcentratie hoger dan de bovengrens wordt hinder als onaanvaardbaar beschouwd. Afhankelijk van de vastgestelde snuffelconcentratie kunnen dan vervolgacties worden ondernomen. De ODZOB zal een voorstel maken van deze ondergrens en bovengrens en de te ondernemen vervolgacties. Dit voorstel zal worden besproken met de Wijkraad en geïnteresseerde bedrijven. 3. Tijdens de looprondes is in de woonwijk op een aantal momenten sprake geweest van duidelijk waarneembare geur. Dit wordt afgeleid van de blauwe punten rondom de blauwe trendlijn in figuur 2. Op basis van de blauwe punten met een score van de hinderbeleving van 8 of meer in figuur 3 kan worden gesproken van momenten waarbij ernstige hinder aannemelijk is. Het is niet opportuun om op basis van dit onderzoek een veroorzaker van deze ernstige hinder aan te wijzen. Aangezien er (nog) geen gestandaardiseerde methoden bestaan om op basis van snuffelmetingen een bronsterkte te bepalen, kan op basis van dit onderzoek ook niet worden geconcludeerd dat bedrijven geurvoorschriften hebben overschreden. 30 november

15 15

16 16

17 17

18 18

19 19

20 20

21 21

22 22

23 23

24 24

25 25

26 26

27 27

28 28

29 29

30 30