Geurgebiedsvisie Oirschot Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij

Transcriptie

1 Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij

2

3 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij In opdracht van Opgesteld door Auteurs Gemeente Oirschot SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus AK Eindhoven Swen Waschk en Fred Stouthart Projectnummer Datum 6 oktober 2011 Status Concept 6 oktober 2011

4

5 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding Opdracht en beoogd resultaat Leeswijzer Uitgangspunten en randvoorwaarden Randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij Uitgangspunten reconstructiebeleid en Verordening ruimte Gemeentelijk beleid en aandachtspunten uit de evaluatie Evaluatie gebiedsvisie en verordening Uitgangspunten van de gemeente Gewenste ruimtelijke ontwikkeling Reconstructieplan Gemeentelijke plannen Werkwijze Verzamelen van gegevens Aanmaken rekenbestanden Uitvoeren berekeningen (V-stacks-gebied) Interpretatie en analyse resultaten Scenario s Groeiscenario veehouderij Scenario s andere normen Resultaten Achtergrondbelasting Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij Bedrijventerrein Kanaalzone Toetsing aan de randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij Toetsing aan de uitgangspunten van het reconstructiebeleid Conclusies en aanbevelingen Conclusies naar aanleiding van de resultaten Conclusies met betrekking tot het toekomstige geurbeleid Aanbevelingen oktober 2011

6

7 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 1. Inleiding De Wet geurhinder veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Deze wet is het toetsingskader bij aanvragen om een omgevingsvergunning van veehouderijen. Een individuele veehouderij moet voldoen aan wettelijke normen voor de maximale geurbelasting op een geurgevoelig object (de geurbelasting van een individuele veehouderij wordt voorgrondbelasting genoemd). De Wgv biedt de gemeente de mogelijkheid om binnen een vastgelegd bandbreedte af te wijken van de wettelijke normen. Daarmee kan de gemeente eigen geurbeleid opstellen en maatwerk leveren voor de mogelijke geurhinder als gevolg van de veehouderij. Geurgebiedsvisie en verordening In de geurgebiedsvisie wordt op gebiedsniveau gezocht naar passende normen voor de (voorgrond) geurbelasting van veehouderijen en de daarmee samenhangende achtergrondbelasting. Door het aanscherpen of verruimen van de normen voor de voorgrondbelasting is de achtergrondbelasting te sturen en zonodig te beheersen tot aanvaardbare waarden voor het woon- en leefklimaat (hoe dit in zijn werk gaat wordt toegelicht in bijlage 1). In de geurgebiedsvisie wordt het nut en de noodzaak van afwijkende normen beschreven. Daarmee levert de geurgebiedvisie de onderbouwing voor de gemeentelijke verordening waarin de afwijkende normen moeten worden vastgelegd. Relatie met ruimtelijke plannen Het niveau voor de voorgrond- en achtergrondbelasting speelt ook een belangrijke rol bij ruimtelijke plannen waarvoor de omgekeerde werking van de Wgv moet worden beoordeeld. Zoals gezegd zijn de ruimtelijke plannen van de gemeente de basis voor de gebiedsvisie. Daarom is het nodig om in de gebiedsvisie aandacht te besteden aan de omgekeerde werking. Het aanscherpen van individuele normen heeft namelijk gevolgen voor de geurcontouren van de veehouderijen Aanleiding De gemeente Oirschot heeft in 2008 een geurgebiedsvisie opgesteld en heeft op grond daarvan op 26 maart 2008 afwijkende geurnormen vastgelegd in de Verordening geurhinder en veehouderij. In de eerste helft van 2011 is de verordening geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat de achtergrondbelasting in delen van het buitengebied met concentraties van intensieve veehouderij hoog kan zijn. Lokaal worden de streefwaarden voor de maximale achtergrondgeurbelasting overschreden. Dit is aan de orde in de omgeving van Huygevoort en andere bebouwingsclusters in het buitengebied Opdracht en beoogd resultaat De opdracht is als volgt geformuleerd. 1. Opstellen van een gebiedsvisie Onderzoek naar passende individuele geurnormen voor deelgebieden binnen de gemeente, met name met betrekking tot het hanteren van een norm van 10 odour units in het buitengebied. In een deelgebied wordt uitgegaan van een gewenste acceptabele achtergrondbelasting van waaruit de bijbehorende individuele normen worden bepaald. Gedacht wordt aan een differentiatie van normen naar gebied (bebouwde kom, bebouwingsclusters, bedrijventerrein, verwevingsgebied, extensiveringsgebied, landbouwontwikkelingsgebied en dergelijke). 6 oktober

8 2. Opstellen verordening met andere normen/afstanden Op basis van de gebiedsvisie wordt een ontwerpverordening opgesteld (een voorstel voor het hanteren van andere normen/afstanden). Deze gaat vergezeld van een kaart met begrenzing van de gebieden waarbinnen een bepaalde normstelling of een bepaalde vaste afstand gaat gelden Leeswijzer De op deze inleiding volgende hoofdstukken van dit rapport zijn geheel gewijd aan de gebiedsvisie. Hierin is de onderbouwing voor de verordening te vinden. Hoofdstuk 2 behandelt de uitgangspunten en randvoorwaarden waarbinnen de gebiedsvisie is opgesteld. De gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en de bebouwingsclusters in het buitengebied behoren tot de uitgangspunten van de gebiedsvisie. Dit wordt apart beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat technische informatie voor het berekenen van de achtergrondbelasting, voorgrondbelasting en geurcontouren. In hoofdstuk 5 zijn de scenario's van normstellingen beschreven. Deze worden doorgerekend conform de in hoofdstuk 4 verwoorde werkwijze. De resultaten worden gepresenteerd en besproken in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 bevat de conclusies en de aanbevelingen. 2

9 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 2. Uitgangspunten en randvoorwaarden De gebiedsvisie moet aan verschillende eisen voldoen die gesteld zijn door de wetgever, de reconstructie of de gemeente zelf. In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven waarbinnen de gebiedsvisie is opgesteld. Voorafgaand aan de gebiedsvisie is een evaluatie van de gebiedsvisie en verordening 2008 uitgevoerd. Deze heeft al duidelijk gemaakt in welke richting de gebiedsvisie 2011 moet worden ingestoken en wat de aandachtspunten daarbij zijn. De evaluatie is daarom een belangrijk uitgangspunt in dit hoofdstuk en worden samen met de andere uitgangspunten van de gemeente behandeld. Voortafgaand worden de uitgangspunten en randvoorwaarden uit de Wgv en van de reconstructie op een rij gezet Randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij In artikel 8 zijn de eisen vastgelegd die de gemeente moet betrekken bij het vaststellen van andere normen of afstanden. Deze eisen luiden als volgt. 1. Bij het bepalen van de andere waarde of afstand, bedoeld in artikel 6, betrekt de gemeenteraad in elk geval: a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied; b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu. 2. Bij het bepalen van de andere waarde of afstand betrekt de gemeenteraad tevens: a. de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of b. de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder Uitgangspunten reconstructiebeleid en Verordening ruimte In de reconstructie worden de volgende drie gebiedstypen onderscheiden: Extensiveringsgebieden. In deze gebieden mogen varkens- en pluimveehouderijbedrijven zich niet vestigen of uitbreiden. Deze zones moeten veearm worden en liggen rond de voor verzuring gevoelige bos- en natuurgebieden (extensivering natuur) en rond de woonkernen (extensivering rood). Verwevingsgebieden. Hier lopen de functies landbouw, wonen, recreatie en natuur door elkaar. De landbouw mag alleen uitbreiden op duurzame locaties. Landbouwontwikkelingsgebieden. Waarin uitbreiding en vestiging van veehouderijbedrijven is toegestaan. Gelet op het reconstructiebeleid heeft de gemeente Oirschot vanwege de gebiedsvisie de volgende randvoorwaarden gesteld. De normstelling, voorzover mogelijk, aan te laten sluiten bij de gebiedsindeling (integrale zonering) van de reconstructie. Te streven naar een afname van het aantal locaties dat in de leefomgeving geurhinder ondervindt. Dit geldt vooral voor het aantal locaties dat ernstige hinder ondervindt. 6 oktober

10 2.3. Gemeentelijk beleid en aandachtspunten uit de evaluatie De gemeente Oirschot heeft in 2008 op basis van de toen uitgevoerde gebiedsvisie een verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. Eind 2010 heeft de gemeente besloten om de geursituatie te evalueren Evaluatie gebiedsvisie en verordening 2008 Uit de door de SRE Milieudienst uitgevoerde evaluatie zijn de volgende punten naar voren gekomen: De normen voor de woonkernen geven voldoende bescherming; Normen voor de zoekgebieden woningbouw geven eveneens voldoende bescherming; Het LOG Langereyt staat ter discussie als LOG omdat in het LOG nog maar weinig ontwikkelingsmogelijkheden zijn en de relatief korte afstand tot de bebouwde kom. Overwogen wordt om het LOG te herbestemmen als verwevingsgebied; LOG Stille Wille biedt nog ruimte voor ontwikkeling, waarvan geen belangrijke nadelige effecten zijn te verwachten voor de woonomgeving. In het buitengebied is de achtergrondbelasting over het algemeen redelijk, er zijn alleen knelpunten op plaatsen waar zich concentraties van veehouderijen en bebouwingsclusters in elkaars nabijheid liggen, dit geldt met name voor het gebied rond Huygevoort waar bewoners geurhinder ervaren van de omliggende veehouderijen; Naar aanleiding van deze evaluatie heeft de gemeente besloten om een nieuwe gebiedsvisie op te stellen met speciale aandacht voor de bebouwingsclusters en de LOG s Uitgangspunten van de gemeente De gemeente Oirschot heeft naar aanleiding van de evaluatie en in de gedurende het opstellen van de gebiedsvisie de volgende ambitie geformuleerd: - een acceptabel leefklimaat buitengebied, voor zowel de voor- als achtergrondbelasting; - het wegnemen van overschrijdingen van de streefwaarde voor de achtergrondbelasting (=cumulatie); - verantwoordelijkheid leggen bij ondernemer om rekening te houden met zijn omgeving. Met het oog op de verordening heeft de gemeente Oirschot voor de gebiedsvisie de volgende uitgangspunten geformuleerd: aanbeveling van de Stuurgroep Dynamisch Platteland aangaande een norm van 10 odour units te hanteren in het buitengebied en onderzoeken of daarmee kan zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat zich nieuwe overschrijdingen van de streefwaarden kunnen voordoen en dat de geursituatie in de woningbouwclusters met een hoge achtergrondbelasting niet wezenlijk verslechtert en streeft naar een standstil voor de geurbelasting; Groei veehouderij: een worstcase scenario (opvullen bouwblok) en een realistisch groeiscenario voor de intensieve veehouderij. De inhoud van het groeiscenario wordt uitvoerig besproken in paragraaf 5.1. Streefwaarden voor de maximale achtergond geurbelasting: een maximale geurbelasting (achtergrond) op de woonkernen Oirschot, Spoordonk, Oostelbeers en Middelbeers van 10 ou E /m 3 ; een maximale geurbelasting (achtergrond) voor de zoekgebiedengebieden van 10 ou E /m 3 ; in het buitengebied (inclusief de bebouwingsclusters en het bungalowpark Stille Wille) een streefwaarde voor de geurbelasting (achtergrond) van 20 ou E /m 3, met als uitzondering dat in het landbouwontwikkelingsgebied een streefwaarde van 32 ou E /m 3 is gehanteerd. 4

11 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij De gekozen streefwaarden voor de achtergrondbelasting zijn gelijk aan die in de gebiedsvisie van 2008 en zijn afgeleid uit tabel 1. Voor de woonkernen is 10 ou E /m 3 als streefwaarde voor de achtergrondbelasting genomen. Dit leefklimaat kan als redelijk goed worden bestempeld. Dit is af te leiden uit de handreiking bij de Wgv, bijlage 6 en 7 (Infomil, 1 mei 2007). De achtergrondbelasting (ou) is in deze handreiking in verband gebracht met de mogelijke kans op geurhinder en een beoordeling van het leefklimaat. Tabel 2 is een samenvatting van bijlage 6 en 7 van de handreiking bij de Wgv. De overige uitgangspunten zijn: ruimte voor bouwplannen rond de woonkernen; ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij in het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille; analyse van het landbouwontwikkelingsgebied Langereyt met betrekking tot geurbelasting en ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij in het licht van een mogelijk herbestemming als verwevingsgebied; ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij op duurzame locaties in de verwevingsgebieden (in overeenstemming met het Reconstructieplan); maximale inzet op het toepassen van emissiearme systemen op intensieve veehouderijbedrijven die zich doorontwikkelen in het landbouwontwikkelingsgebied of op duurzame locaties in de verwevingsgebieden. Tabel 1. Streefwaarden voor de achtergrondbelasting geur uitgewerkt naar gebied (naar voorbeeld van de MILO-systematiek). Type gebied Dichtheid intensieve veehouderij Voorbeelden gebieden Streefwaarden achtergrondbelasting* Woonkernen stedelijk Eindhoven, Tilburg 4 ou E /m 3 woonkernen met stedelijk karakter enige, grote omvang of veel met redelijke omvang Oirschot, 10 ou E /m 3 woonkernen met landelijk karakter Spoordonk, Oostelbeers, Middelbeers 10 ou E /m 3 Buitengebied kleine clusters woningen buurtschappen, lintbebouwingen, niet zijnde bebouwde kom 20 ou E /m 3 woningen verspreid liggend verwevingsgebieden extensiveringsgebieden bedrijventereinen 20 ou E /m 3 woningen verspreid liggend veel, grote omvang landbouwontwikelingsgebied 32 ou E /m 3 * Deze tabel moet niet strikt gelezen worden. Enkele voorbeelden. - Een kleine cluster van woningen nabij een landbouwontwikkelingsgebied bevindt zich weliswaar in het verwevingsgebied, maar feitelijk in een overgangsgebied tussen beiden. Om die reden kan een streefwaarde van 25 ou E /m 3 in deze situatie verantwoord zijn. - Een woningbouwplan aan de rand van de bebouwde kom in huidige buitengebied met veehouderijen in de omgeving is te beschouwen als het bouwen van een woonwijk met een landelijk karakter. Om deze reden is een streefwaarde tussen de 10 en 14 ou E /m 3 te verantwoorden. 6 oktober

12 - Bij de planning van grote vinex woonwijken is raadzaam om aan te sluiten bij de streefwaarde voor stedelijke bebouwing van 4 ou E /m 3. - Voormalige lintbebouwingen welke de afgelopen decennia uitgegroeid zijn tot een kleine bebouwde kom in het buitengebied houden wat betreft gebiedstypering het midden tussen een woonkern met landelijke karakter en een kleine cluster woningen in het buitengebied. Hierom kan een streefwaarde tussen de 14 en 20 ou E /m 3 te verantwoorden zijn. Tabel 2. De achtergrondbelasting in verband gebracht met de mogelijke kans op geurhinder en een beoordeling van het leefklimaat. Deze is een samenvatting van bijlage 6 en 7 van de handreiking bij de Wgv (infomil 1 mei 2007). NB. Tussen haakjes zijn de streefwaarden voor de achtergrondbelasting vermeld. Achtergrondbelasting geur (ou E /m 3 ) Mogelijke kans op geurhinder (%) * Beoordeling leefklimaat (Rivm) 1-3 < 5 zeer goed goed 9-13 (10) (12) redelijk goed (20) (20) matig tamelijk slecht (32) (27) slecht zeer slecht extreem slecht * Er is sprake van geurhinder als mensen zijn blootgesteld aan geur en dat als hinderlijk ervaren. De mate waarin mensen geur als hinderlijk ervaren is afhankelijk van de mate van blootstelling, maar ook van bijvoorbeeld de onaangenaamheid van de geur en de binding die de mensen hebben met het bedrijf dat de geur veroorzaakt. Hierbij moet het volgende worden opgemerkt. a. De geurhinder is uitgedrukt als percentage. Een geurhinderpercentage van bijvoorbeeld 25% betekent dat 25% van de inwoners in een telefonische enquête heeft aangegeven soms of vaak last van geur van stallen van veehouderijen te ondervinden. Er wordt aangenomen dat de hindercijfers niet alleen de situatie tijdens het afnemen van de enquête beschrijven maar ook een voorspellende waarde hebben voor de te verwachten geurhinder in de toekomst en op andere locaties in Nederland. b. De verkregen geurhinderpercentages moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, zij geven een indicatie. Zij zijn gebaseerd op een omvangrijke representatieve steekproef en de hindermeting is uitgevoerd volgens de daarvoor in Nederland geldende voorschriften. Het betreft echter gemiddelde relaties. Het is mogelijk dat in bepaalde gebieden de werkelijke geurhinderpercentages afwijken van deze gemiddelde relaties. Dat wordt mede bepaald dooraspecten als het hedonisch karakter van de geur ( geurbeleving ) en de kenmerken en eigenschappen van de mensen in het gebied (zoals karakter en lichamelijke gezondheid). Zie ook de achtergrondinformatie bij de relatie geurbelasting geurhinder hierna. c. Effecten van geurhinder voor omwonenden: geur is de eigenschap van (een combinatie van) organische stoffen om met behulp van zintuigen in de neus te worden waargenomen. Geurhinder treedt op als de herhaaldelijk waargenomen geur als onaangenaam wordt beoordeeld, het welbevinden daardoor negatief wordt beïnvloed en als onttrekking aan die waarneming niet eenvoudig mogelijk is. Geurhinder leidt tot gewijzigd gedrag of gedragsaanpassing en leidt daarmee tot beperking van mogelijkheden van gehinderden. Een directe relatie tussen geurwaarneming en ziekte is niet aangetoond, maar geurhinder kan lichamelijke processen op gang brengen die leiden tot ziekte. Geurhinder veroorzaakt bij de mens verschillende reacties en effecten, die bij toenemende blootstelling kunnen leiden tot lichamelijke klachten (hoofdpijn, misselijkheid, verstoorde ademhaling en verstoorde hartslag) en/of psychische klachten (spanningen, structurele onvrede over het woon- en leefklimaat,vermindering van activiteiten buitenshuis). De mate van geurhinder wordt mede bepaald door aspecten als het hedonisch karakter van de geur ( geurbeleving ) en de kenmerken en eigenschappen van de gehinderde (zoals karakter en lichamelijke gezondheid). d. De Wgv schrijft voor dat de geurbelasting door één veehouderij op een geurgevoelig object bepaalde waarden niet mag overschrijden. Voor de mate van geurhinder geeft de wet geen waarden of bandbreedten, de gemeenteraad beoordeelt of de geurhinder past bij de doelstellingen voor het gebied en of hij de mate van geurhinder acceptabel acht. Bron: bijlage 6 en 7 van de handreiking bij de Wgv (infomil 1 mei 2007). 6

13 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 3. Gewenste ruimtelijke ontwikkeling De gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Oirschot wordt bepaald door de reconstructieplannen, plannen voor woningbouw, ruimte voor ruimte en ontwikkeling van bedrijventerreinen en recreatievoorzieningen. Deze plannen worden in dit hoofdstuk besproken Reconstructieplan Het reconstructieplan gaat uit van een ruimtelijke herindeling. Er zijn gebieden aangewezen met meer of minder mogelijkheden voor de veehouderij (zie ook paragraaf 2.3). Het betreft een indeling in extensiveringsgebieden (rood en natuur), verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. In de extensiveringsgebieden mogen varkens- en pluimveehouderijbedrijven zich niet vestigen of uitbreiden. Deze zones moeten veearm worden en liggen rond de voor verzuring gevoelige bos- en natuurgebieden (extensivering natuur) en rond de woonkernen (extensivering rood). In de verwevingsgebieden kunnen meerdere functies zoals landbouw, wonen, recreatie en natuur naast elkaar bestaan. De landbouw mag alleen uitbreiden op duurzame locaties. In de landbouwontwikkelingsgebieden is uitbreiding van veehouderijbedrijven toegestaan. In bijlage 4 is de gebiedsindeling weergegeven. De normstelling die in deze gebiedsvisie aan de orde komt sluit aan bij deze gebiedsindeling Gemeentelijke plannen De gemeente heeft plannen met het oog op woningbouw, ontwikkeling van een bedrijventerrein en recreatie en toerisme en het bouwen van ruimte voor ruimte woningen. Omdat deze plannen nog niet concreet zijn, wordt er bij het beoordelen van de normstelling (toekomstscenario s) slechts in globale zin bezien of een bepaalde normstelling nadelig kan zijn voor deze (woningbouw)ontwikkeling. Uitzondering daarop is het bedrijventerrein in de kanaalzone. Voor de landbouwontwikkelingsgebieden Langereyt en nabij Stille Wille zijn in het verleden ontwikkelplannen opgesteld. Deze plannen zullen maar gedeeltelijk kunnen worden uitgevoerd als gevolg van de Verordening ruimte van de Provincie Brabant en als gevolg van nieuwe inzichten met betrekking tot landbouwontwikkelingsgebieden, intensieve veehouderij en omgeving. In dit verband is ook de visie van de gemeente op de intensieve veehouderij in ontwikkeling en zal zijn uitwerking ook vinden in het bestemmingsplan buitengebied. 6 oktober

14 8

15 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 4. Werkwijze Het opstellen van de gebiedsvisie bestaat uit de volgende stappen: - verzamelen van gegevens inzake ruimtelijke ordening, veehouderijen en geurgevoelige objecten. - aanmaken van rekenbestanden; - uitvoeren van berekeningen met V-Stacks-gebied; - interpretatie en analyse van de resultaten. Hieronder worden deze vier stappen inhoudelijk besproken. Indien van toepassing wordt vermeld welke aannames of vooronderstellingen zijn gehanteerd bij het uitvoeren van de berekeningen Verzamelen van gegevens Ten behoeve van de gebiedsvisie zijn de volgende gegevens verzameld aangaande de ruimtelijkeordeningsplannen van de gemeente (gewenste ruimtelijk ontwikkeling), de veehouderijen en de geurgevoelige objecten. Ruimtelijke indeling Vanuit het GIS systeem zijn ruimtelijke data verzameld waaronder gemeentegrenzen, bebouwingsgrenzen, bufferzone s en integrale zonering (extensiveringsgebied, verwevingsgebied, landbouwontwikkelingsgebied). Veehouderijen In de gebiedsvisie wordt de achtergrondbelasting voor het gemeentelijke grondgebied berekend. Deze wordt niet alleen bepaald door de veehouderijen binnen de gemeentegrenzen. Ook bedrijven van de buurgemeenten hebben invloed. Deze invloed reikt tot 2 km om het gebied. Daarom zijn ook gegevens van veehouderijen in de buurgemeenten verzameld. Het betreft de gemeenten Boxtel, Best, Eindhoven, Eersel, Bladel, Reusel- de Mierden, Hilvarenbeek en Oisterwijk. De bedrijfsgegevens van de gemeente en de omliggende gemeenten zijn afkomstig van het provinciale Web-BVB (Bestand Veehouderij Bedrijven dat via het internet toegankelijk is). Ingetrokken vergunningen zijn in het bestand verwerkt. Geurgevoelige objecten In de gebiedsvisie wordt de achtergrondbelasting berekend door de individuele belasting van de veehouderijen op geurgevoelige objecten op een zekere manier bij elkaar op te tellen. Omdat de belasting van veehouderijen tot 2 km buiten het gemeentelijk grondgebied bijdragen aan de achtergrondbelasting, moeten ook de gegevens van de geurgevoelige objecten in deze zone beschikbaar zijn. Deze gegevens met betrekking tot de geurgevoelige objecten binnen de gemeente Oirschot en van de omliggende gemeenten zijn aangeleverd door de gemeente Oirschot. 6 oktober

16 4.2. Aanmaken rekenbestanden De verzamelde gegevens zijn ingevoerd in twee rekenbestanden (databases), één voor de bronnen en één voor de receptoren (geurgevoelige objecten). De rekenbestanden en inhoud daarvan wordt hieronder besproken. De bebouwingsclusters in het buitengebied De bebouwingsclusters in het buitengebied komen voort uit de Uitvoeringsnota Buitengebied in Ontwikkeling. Er is verder gekeken naar de geurbelasting. Dit houdt in dat de bebouwingsclusters als volgt zijn geselecteerd en begrensd: gelegen in een gebied aangeduid als bebouwingsconcentratie in de Uitvoeringsnota Buitengebied in Ontwikkeling vastgesteld ; gelegen binnen 500 meter van een intensieve veehouderij én reeds belast met een achtergrondbelasting van 20 ou E /m 3 of meer én te beschouwen zijn als cluster (meerdere woningen bij elkaar). Zie bijlage 5 voor de begrenzing van de bebouwingsclusters in het buitengebied. Het bronnenbestand Het rekenbestand met bronnen bevat: bedrijven, inclusief die van de omliggende gemeenten; - bevat per bedrijf een aantal verplichte parameters. Het betreft: een uniek identificatienummer, de x- en y-coördinaten, emissiepunthoogte, gemiddelde gebouwhoogte, emissiepuntbinnendiameter, emissiepunt uittreesnelheid, vergunde emissie en de maximaal vergunde emissie. Voor een aantal parameters zijn onderstaande defaultwaarden ingevoerd: Vergunde emissie (E-vergund): op basis van de vigerende vergunning (Web-BVB, juni 2011) Emissiepunt hoogte (ST-HOOGTE) 6,0 m.; Gemiddelde gebouwhoogte (GEMGEBH): 6,0 m.; Emissiepunt binnendiameter (ST-BINDIAM): 0,5 m.; Emissiepunt uittreesnelheid (ST-UITTREE): 4,0 m/s; Maximale emissie (E-MAX): ou E /s; E-Max is ou E /s. Dit komt overeen met mestvarkeneenheden indien wordt uitgegaan van traditioneel gehouden vleesvarkens. Gemakshalve wordt gerekend met 1 MVE = 23 ou E /s. Het receptorenbestand Het rekenbestand met receptoren bevat: objecten, inclusief die van de omliggende gemeenten. Een deel van de gevoelige objecten is uit het rekenbestand verwijderd. Het betreft een groot deel van de objecten binnen de bebouwde kom. Daarvoor in de plaats zijn op representatieve locaties op de rand van deze clusters (bijv. bebouwde kom) een beperkt aantal receptoren opgenomen en worden ijkpunten genoemd. Omdat het representatieve punten betreft aan de rand van de woonkernen zijn deze eerst beperkend voor de mogelijkheden van een veehouderij. Het weglaten van de gevoelige objecten binnen de rand van de woonkernen heeft daarom geen gevolgen voor de nauwkeurigheid van de berekeningen. Het voordeel is dat de rekentijd aanzienlijk wordt verkort omdat het programma V-Stacks-gebied niet alle 10

17 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij relaties tussen veehouderijen geurgevoelige objecten hoeft door te rekenen (de niet relevante zijn dus weggelaten). - de normen voor de geurbelasting vanuit de veehouderij, afhankelijk van de normstelling. Bijvoorbeeld, als alleen de wettelijke normen zouden gelden dan zijn de geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom voorzien van de norm 3 ou E /s, de objecten in het buitengebied hebben de norm 14 ou E /s gekregen. - per object de verplichte parameters: een uniek identificatienummer, de x- en y-coördinaten en de geurnorm. In dit bestand zijn tevens niet verplichte parameters opgenomen zoals postcode en huisnummer indien beschikbaar. Het grid Er is één grid aangemaakt (in V-Stacks-gebied) om geurcontouren te maken. Een grid (of raster) is een rechthoekig gebied waarin op regelmatige afstand van elkaar rekenpunten liggen. V-Stacks-gebied berekent vervolgens per gridpunt de hoogte van de geurbelasting waarna dit in een uitvoerbestand wordt opgeslagen. Met behulp van een dergelijk grid kan de totale geurbelasting van een gebied in beeld worden gebracht. Er is voor de gebiedsvisie van de gemeente Oirschot één grid gebruikt. Verder is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: de afstand tussen twee opeenvolgende gridpunten mag maximaal 100 meter bedragen om een betrouwbare interpolatie op te leveren. de basisgegevens van het grid zijn: - coördinaten hoekpunt linksonder: , afmeting: m. x m. - aantal gridpunten: 151 x 151 = Overzicht van bronnen en receptoren In bijlage 6 is een overzicht gegeven van de bronnen en de receptoren geprojecteerd op de kadastrale kaart van de gemeente Oirschot. Als voorbeeld is in dit overzicht aangegeven welke geurgevoelige objecten een norm van 2 ou E /m 3 (norm voor de bebouwde kom) hebben, welke objecten een geurnorm hebben van 7 ou E /m 3 (norm voor geurgevoelige objecten binnen 250 m van bebouwde kom), welke objecten een geurnorm hebben van 14 ou E /m 3 (norm voor het buitengebied) en welke objecten een geurnorm hebben van 20 ou E /m 3 (norm voor het landbouwontwikkelingsgebied Langereijt). Dit voorbeeld komt overeen met het huidige situatie waarin de normen uit de verordening worden gehanteerd. Ook de gemeentegrens is aangegeven en de zone van 2 km waarvoor gegevens van buurgemeenten zijn verzameld Uitvoeren berekeningen (V-stacks-gebied) In artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij is vastgelegd dat "de huidige en de te verwachten geursituatie in het gebied" en tevens "de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied" belangrijke overwegingen zijn om te besluiten tot het hanteren van andere normen dan de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij. In deze gebiedsvisie zijn daarom de huidige en de te verwachten geursituatie in het gebied in beeld gebracht. Voor de te verwachten geursituatie zijn meerdere scenario s doorgerekend. De berekeningen worden uitgevoerd met V-Stacks-gebied. Per berekening zijn alle bronnen en receptoren meegenomen. Om berekeningen te kunnen maken van zowel de huidige als de toekomstscenario s zijn 6 oktober

18 twee verschillende bronbestanden aangemaakt: - een bestand voor berekening van de huidige situatie (E-Max is gelijk aan E-vergund); - voor ieder toekomstscenario een bestand met de uitgangspunten van het betreffende scenario voor de normstelling en de te verwachten groei van de veehouderij (zie volgende hoofdstuk). De omvang van de veehouderij is begrensd op een maximale emissie van ou E /s (E-Max = ; zie bronnenbestand aan het begin van dit hoofdstuk). - worst case waarbij alle veehouderijen in de Landbouwontwikkelingsgebieden en de verwevingsgebieden groeien tot het maximum (beperkt door bouwblok). Er is overigens geen rekening gehouden met andere beperkingen in de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen, bijvoorbeeld als gevolg van te hoge ammoniakdeposities op nabij gelegen Natura 2000 gebieden, of als gevolg van hoge concentraties van fijn stof in de omgeving. Ook is geen rekening gehouden met het bedrijfseconomisch perspectief van de bedrijven in het gebied Interpretatie en analyse resultaten De resultaten van de berekeningen met V-Stacks-gebied worden in uitvoerbestanden vastgelegd. De resultaten van deze berekeningen worden vervolgens ingelezen in een geografische omgeving (ArcGIS 10) waarmee de resultaten visueel kunnen worden weergegeven en worden geanalyseerd (Spatial Analyst). De analyse is gericht op de volgende onderdelen: a. de berekende totale geurbelasting waarbij de huidige situatie en de toekomstscenario s worden vergeleken. Daarbij wordt een relatie gelegd met de mogelijke kans op geurhinder in het gebied en wordt een indicatie gegeven van het leefklimaat; b. de (potentiële) uitbreidingsruimte van veehouderijen bij toepassing van de normen van de verschillende scenario s in vergelijking met de huidige situatie. Bij de gebiedsvisie wordt het onderzoeksgebied begrensd door de gemeentegrens met een zone van 2 km daar omheen. Alleen binnen het onderzoeksgebied zijn de rekenresultaten betrouwbaar. Omdat de reikwijdte van een bron circa 2 km is, zijn de resultaten in de zone van de buurgemeenten niet betrouwbaar. Daarom blijven de resultaten voor deze bufferzone in de analyse buiten beschouwing. Alleen de effecten voor de gemeente Oirschot zijn inzichtelijk gemaakt. Toetsing van de resultaten en analyse Met de gebiedsvisie wordt de achtergrondbelasting voor de gemeente in beeld gebracht, voor de huidige en te verwachten toekomstige situatie. De hoogte van die achtergrondbelasting zal beoordeeld moeten worden, waarbij moet worden bepaald of deze acceptabel is voor het leefklimaat. Deze beoordeling ligt aan de basis van besluiten over het al dan niet verruimen of aanscherpen van de individuele belastingsnormen van veehouderijen in (delen) van de gemeente. Om op basis van de achtergrondbelasting uitspraken te kunnen doen over het leefklimaat heeft de gemeente tabel 1 en 2 gebruikt met streefwaarden voor de achtergrondbelasting en op basis daarvan haar uitgangspunten met betrekking tot het leefklimaat gekozen. De verschillende toekomstscenario s worden aan deze uitgangspunten getoetst en vergeleken met de huidige situatie. 12

19 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 5. Scenario s In dit hoofdstuk worden de toekomstscenario s behandeld die in het kader van deze gebiedsvisie zijn doorgerekend op hun effecten voor de achtergrondbelasting als maat voor het leefklimaat en op de effecten voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij Groeiscenario veehouderij In overleg met de gemeente Oirschot zijn er twee scenario s benoemd. Het eerste scenario betreft een worstcase situatie om inzicht te krijgen in de aandachtspunten voor de geurbelsting. Er wordt vanuit gegaan dat het bestaande bouwblok helemaal benut wordt voor het houden van dieren, zover de norm voor de geurbelasting dit toelaat. Daarbij wordt een vast aantal odour units toegerekend aan nog het te benutten bouwblok ( odour units per ha bouwblok). Het tweede scenario is een realistisch groeiscenario voor de intensieve veehouderij. Voor het realistische groeiscenario is aangenomen dat onderstaande gemiddelde groei plaatsvindt: - extensiveringsgebieden: 0% - verwevingsgebieden: + 5% - landbouwontwikkelingsgebied: + 10% 5.2. Scenario s andere normen Voor de gebiedsvisie zijn de verschillende combinaties van normstellingen doorgerekend met de te verwachten groei van de veehouderij zoals hiervoor is besproken. De scenario s zijn samengevat in tabel 3. Tabel 3 Schema beoordeelde scenario s gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij Huidige situatie* Scenario s T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Normstelling Bebouwde kom - woonkernen Buitengebied - Zoekgebieden Bebouwingsclusters Extensivering en verwevingsgebied LOG Langereyt LOG Stille Wille * In de huidige situatie is uitgegaan van de vergunde emissie er is geen groeiscenario toegepast 6 oktober

20 14

21 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 6. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de in het voorgaande hoofdstuk gepresenteerde scenario s besproken. De resultaten zijn beoordeeld op basis van de uitgangspunten zoals deze zijn omschreven in hoofdstuk Achtergrondbelasting De resultaten van de scenarioberekeningen voor de achtergrondbelasting zijn in tabel 4 weergegeven. Hierin is ook de huidige situatie opgenomen. De kaarten die betrekking hebben op de achtergrondbelasting voor geur zijn opgenomen in de bijlagen 7 t/m 13. Tabel 4. Resultaten achtergrondbelasting per gebied (uitgedrukt in ou E /m 3 ) Kernen Huidige situatie Scenario s T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Oirschot Middelbeers Oostelbeers Spoordonk Buitengebied zoekgebieden Bebouwingsclusters Extensivering Verweving LOG Langereyt LOG Stille Wille Achtergrondbelasting op de woonkernen Alle scenario's voldoen aan de streefwaarde van 10 ou E /m 3 die is gesteld voor de achtergrondbelasting op de woonkernen: - de in de toekomst te verwachten achtergrondbelasting op de woonkern Oirschot bedraagt 2 ou E /m 3 en voldoet ruim aan de gestelde streefwaarde en is gelijk aan de achtergrondbelasting van 2 ou E /m 3 in de huidige situatie. Een achtergrondbelasting van 2 ou E /m 3 wordt gewaardeerd als een zeer goed leefklimaat; - de in de toekomst te verwachten achtergrondbelasting op de woonkern Middelbeers bedraagt 4 ou E /m 3 en voldoet ruim aan de gestelde streefwaarde en is gelijk aan de achtergrondbelasting van 4 ou E /m 3 in de huidige situatie. Een achtergrondbelasting van 4 ou E /m 3 wordt gewaardeerd als een goed leefklimaat. Opgemerkt moet worden dat in een enkel geval op de rand van de woonkern de achtergrondbelasting hoger is dan de streefwaarde. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; - de in de toekomst te verwachten achtergrondbelasting op de woonkern Oostelbeers bedraagt 4 ou E /m 3 en voldoet ruim aan de gestelde streefwaarde en is lager dan de achtergrondbelasting 6 oktober

22 van 5 ou E /m 3 in de huidige situatie. Een achtergrondbelasting van 4 ou E /m 3 wordt gewaardeerd als een goed leefklimaat; - de in de toekomst te verwachten achtergrondbelasting op de woonkern Spoordonk bedraagt 3-5 ou E /m 3 en voldoet ruim aan de gestelde streefwaarde en is vrijwel gelijk aan de achtergrondbelasting van 4 ou E /m 3 in de huidige situatie. Een achtergrondbelasting van 3-5 ou E /m 3 wordt gewaardeerd als een goed leefklimaat. Algemeen kan worden geconcludeerd dat de geurbelasting in de woonkernen gelijk blijft aan de huidige situatie. Ongeacht het groeiscenario, dus ook in de worst case is er geen sprake van een toename. Dit betekent dat de geurnorm van 2 ou E /m 3, die in alle scenario s is gehanteerd, voldoende bescherming biedt aan de burgers in de woonkernen. Achtergrondbelasting in de zoekgebieden De zoekgebieden wonen betreft een bufferzone van 250 meter rondom de woonkernen. Dit behoort momenteel tot het buitengebied, maar de gemeente wil hier met het oog op de toekomst woningbouw mogelijk maken. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dat overeenkomt met de woonkernen. Daarom wordt voor deze zoekgebieden de streefwaarde van 10 ou E /m 3 gehanteerd. In de zoekgebieden zal de achtergrondbelasting in de toekomst rond de 4-5 ou E /m 3 liggen. Dit wordt beoordeeld als een goed leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarden die worden gehanteerd voor de woonkernen: 10 ou E /m 3. Dit betekent dat de achtergrondbelasting in de buffer van 250 meter rond de kernen gemiddeld genomen geen belemmering hoeft te zijn voor nieuwe woningbouwplannen in deze gebieden / rond de bestaande woonkeren. Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal hoger kan zijn dan de streefwaarden. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; Achtergrondbelasting in het buitengebied (exclusief de LOG s) Gemiddeld voldoen alle scenario's aan de streefwaarde van 20 ou E /m 3 voor de achtergrondbelasting in het buitengebied. Dit blijkt uit de volgende resultaten: - In de bebouwingsclusters zal de achtergrondbelasting in de toekomst rond de ou E /m 3 liggen. Dit wordt beoordeeld als een redelijk goed leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarde die wordt gehanteerd voor het buitengebied: 20 ou E /m 3. Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal (veel) hoger is dan de streefwaarden. Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal hoger kan zijn dan de streefwaarden. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; - In de extensiveringsgebieden is de achtergrondbelasting in de groeiscenario s 3 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een zeer goed leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarde die wordt gehanteerd voor het buitengebeid: 20 ou E /m 3. In de worst case scenario s is de achtergrondbelasting 6 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een goed leefklimaat. Deze waarde ligt, net als de waarde van de groeiscenario s, onder de streefwaarde die wordt gehanteerd voor het buitengebied: 20 ou E /m 3. Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal hoger kan zijn dan de streefwaarden. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; - In de verwevingsgebieden is de achtergrondbelasting in de groeiscenario s 9 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een redelijk goed leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarde die wordt gehanteerd voor het buitengebeid: 20 ou E /m 3. In de worst case scenario s is de achtergrondbelasting 15 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een 16

23 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij matig leefklimaat. Deze waarde ligt, net als de waarde van de groeiscenario s, onder de streefwaarde die wordt gehanteerd voor het buitengebied: 20 ou E /m 3. Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal hoger kan zijn dan de streefwaarden. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; Achtergrondbelasting in de landbouwontwikkelingsgebieden Gemiddeld voldoen alle scenario's aan de streefwaarde van 32 ou E /m 3 voor de achtergrondbelasting in het buitengebied. Dit blijkt uit de volgende resultaten: - In het landbouwontwikkelingsgebied Langereyt zal de achtergrondbelasting in de toekomst rond de ou E /m 3 liggen. Dit wordt beoordeeld als een matig leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarde en voldoet zelfs aan de streefwaarde van 20 ou E /m 3 die wordt gehanteerd voor het buitengebied (o.a. verweving). Daarbij moet worden opgemerkt dat de achtergrondbelasting lokaal hoger kan zijn dan de streefwaarden. Dit is zichtbaar in tabel 5 en op het kaartmateriaal in bijlagen 14 t/m 20; - In het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille is de achtergrondbelasting in de groeiscenario s 14 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een matig leefklimaat. Deze waarde ligt onder de streefwaarde. In de worst case scenario s T21 en T31 is de achtergrondbelasting 30 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een slecht leefklimaat. Deze waarde ligt, net als de waarde van de groeiscenario s, onder de streefwaarde. In de worst case scenario T11 is de achtergrondbelasting 34 ou E /m 3. Dit wordt beoordeeld als een slecht leefklimaat. Deze waarde ligt boven de streefwaarde. 6 oktober

24 Overschrijdingen van de streefwaarden In tabel 5 is het aantal locaties weergegeven waarop de achtergrondbelasting hoger is dan de streefwaarde. In het buitengebied betreft het alle voor geurgevoelige objecten. Op de kernen betreft het ijkpunten op de randen. Tabel 5. Aantal locaties in het buitengebied en ijkpunten op de rand van de bebouwde kom waarop in de huidige situatie en in de scenario s een hogere achtergrondbelasting is gevonden dan de streefwaarde. De streefwaarde per gebied is vermeld en uitgedrukt in ou E /m 3. Huidige situatie Scenario s T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Kernen Oirschot Middelbeers Oostelbeers Spoordonk Buitengebied Zoekgebieden Bebouwingsclusters Extensivering Verweving LOG Langereyt streefwaarde LOG Stille Wille Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat de meeste overschrijdingen van de streefwaarden zich in de verwevingsgebieden bevinden en dan met name in de bebouwingsclusters. Het aantal overschrijdingen van de streefwaarden is in een aantal scenario s lager dan in de huidige situatie. Dit is het gevolg van de stoppende bedrijven (zie bijlage 3). Scenario T31 is een worst case situatie met een norm van 10 ou E /m 3 in het hele buitengebied inclusief de bebouwingsclusters. Deze norm 10 in de bebouwingsclusters lijdt tot één extra overschrijding ten opzichte van de huidige situatie. 18

25 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij 6.2. Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij De effecten van de scenario s en normstellingen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij zijn weergegeven in tabel 6. Tabel 6. Effecten scenario s normstelling voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderij vergeleken met de huidige situatie (vergund). De groei is uitgedrukt als percentage van toename van de emissie (ou E /m 3 ) ten opzichte van de huidige. Resultaten ontwikkeling veehouderij: procentuele potentiële toename emissie (ou E /m 3 ) t.o.v de huidige situatie Huidige situatie Scenario s T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Totaal % -9% +28% -9% +34% -9% Bebouwde kom % -52% -52% -52% -52% -52% Extensivering primaat wonen % +0% +3% +0% +3% +0% Extensivering natuur % -32% +47% -32% +58% -32% Verwevingsgebieden % -8% +26% -8% +33% -7% LOG Langereyt % +0% +2% +0% +2% +0% LOG Stille Wille % +6% +49% +5% +49% +5% Groeimogelijkheden De potentiële ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij zijn ruim voldoende onder alle scenario's. In totaal kan de omvang van de geuremissies van de veehouderij met % toenemen (door het toepassen van emissiearme systemen kan de toename van het aantal dieren groter zijn). Dit is te zien in de worst case situaties. De potentiële ontwikkelingsmogelijkheden zijn het grootst in het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille, maar ook in de verwevingsgebieden is er nog voldoende ruimte voor uitbreiding. In het groeiscenario is uitgegaan van emissiestandstil in de woonkernen en de extensiveringsgebieden de afname van de ontwikkeling in de veehouderij is het gevolg van de stoppers in deze gebieden en het beleid voor de afwaartse beweging. In de verwevingsgebieden is ook sprake van een afname in de groeiscenario s dit is het gevolg van de stoppers in deze gebieden. n.b: In de worst case situaties is er sprake van een toename van de geuremissie in de extensiveringsgebieden. Dit komt doordat we hebben aangenomen dat het bouwblok wordt gebruikt voor aanpassingen van het bedrijf aan welzijnseisen voor dieren. Zie paragraaf 5.1 voor een nadere toelichting. Veehouderijen op emissie standstil In tabel 7 is het aantal bedrijven met emissiestandstil weergegeven. Op deze bedrijven is geen groei van emissie van geurstoffen mogelijk (uitgedrukt als ou E/ s). 6 oktober

26 Tabel 7. Aantal bedrijven dat in de huidige situatie en onder de scenario s moet voldoen aan emissie standstil (geen groeimogelijkheden heeft in emissie van geurstoffen- ou E/ s). Aantal intensieve veehouderijen op emissiestandstil (ou E /m 3 ) Huidige situatie Scenario s T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Totaal Bebouwde kom Extensivering primaat wonen Extensivering natuur Verwevingsgebieden LOG Langereyt LOG Stille Wille Vergeleken met de huidige situatie leiden de scenario's tot een kleiner aantal bedrijven die te maken krijgen met emissiestandstil, vooral in de verwevingsgebieden. Dit is het gevolg van het stoppen van de in bijlage 3 genoemde bedrijven. De scenario's zijn nagenoeg vergelijkbaar, met dien verstande dat het 'strengste' scenario met een norm van 5 ou E /m 3 op de bebouwingsclusters in het buitengebied leidt tot de minste potentiële ontwikkelingsruimte voor de veehouderij en het grootste aantal bedrijven dat in de toekomst te maken kan krijgen met emissiestandstil ('op slot'). Bij de norm van 14 in de LOG s t.o.v. 10 zijn er minder bedrijven die te maken krijgen met emissiestandstil Bedrijventerrein Kanaalzone De ligging van de kanaalzone is aangegeven in bijlage 5. Tabel 8. Resultaten achtergrondbelasting Huidige Scenario s situatie* T11 (wc) T12 (groei) T21 (wc) T22 (groei) T31 (wc) T32 (groei) Kanaalzone De achtergrondbelasting in de kanaalzone is in alle situaties ongeveer 6 ou E /m 3, Dit komt overeen met een goed woon- en leefklimaat. In alle situaties zijn er geen locaties waar een hogere achtergrondbelasting wordt gevonden dan de streefwaarde van 10 ou E /m 3. Er is een indicatieve geurhindercontourenkaart gemaakt (zie bijlage 21). Aan de hand van deze kaart kan de gemeente voor concrete bouwplannen nagaan of deze belemmerd worden door de aanwezigheid van geurcontouren van de veehouderij. Dit is ook gedaan voor de kanaalzone. Waarbij er vanuit is gegaan dat het bedrijventerrein en de uitbreiding behoort tot de bebouwde kom. Hiervoor zou een norm van 2 ou E /m 3 gaan gelden bij realisering van de uitbreiding van het bedrijventerrein. Dit betekent dat binnen de geurcontour van de veehouderij aan de Monseigneur van de Venstraat 5a moet worden gebouwd. De vraag is dan of de veehouder daarmee in zijn belangen wordt geschaad en wanneer dat niet het geval of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wat dit laatste betreft en los van de vraag of de belangen van de 20

27 Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij veehouder worden geschaad is bij een norm van 2 ou E /m 3 mogelijk het woon en leefklimaat in het geding omdat de bescherming wordt gelijkgesteld aan een woonkern. Het gaat hier echter om een bedrijventerrein waarvoor de bescherming lager kan zijn dan voor de woonkernen. De functie van het bedrijventerrein met kantoren en werkplaatsen is niet vergelijkbaar met wonen en daarom is een lagere bescherming van het bedrijventerrein met de norm van 7 ou E /m 3 te verantwoorden. Uitgaande van deze situatie en het feit dat de bedrijfsgebouwen op het bestaande bedrijventerrein geurgevoelige objecten zijn. Zit de veehouderij in de huidige situatie al op slot (figuur 1). Dit betekent dat we uit kunnen gaan van een geurcontour die is gebaseerd op de werkelijke emissiepunten en niet van de rand bouwblok. De bijbehorende geurcontour wordt in figuur 2 weergegeven. Hieruit blijkt dat een deel van de geurcontour nog steeds over een deel van de kanaalzone ligt. Figuur 1: Geurcontouren Mgr. van de Venstraat 5 op rand bouwblok p.m. Figuur 2: geurcontouren Mgr. van de Venstraat 5 op basis van emissiepunten 6 oktober

28 6.4. Toetsing aan de randvoorwaarden Wet geurhinder en veehouderij In de artikelen 6 en 8 van de Wgv zijn de eisen vastgelegd die de gemeente moet betrekken bij het vaststellen van andere normen dan die standaard in de wet zijn opgenomen. Deze zijn in paragraaf 2.3 besproken. In deze paragraaf wordt getoetst of wordt voldaan aan de eisen. De gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied Een andere waarde of andere afstand wordt gemotiveerd door de gemeentelijke visie op het deel van het gemeentelijke grondgebied, waarvoor het stellen van die waarde of afstand wordt overwogen. De visie bevat de gewenste ruimtelijke inrichting in het gebied, in ieder geval ten aanzien van de ontwikkeling van de veehouderijsector en van geurgevoelige objecten. De handreiking bij de Wgv stelt dat het voor de hand ligt om te motiveren of, en zo ja: hoe en in welke mate, de andere normstelling aan realisering van de visie bijdraagt. In de gebiedsvisie van de gemeente Oirschot is de integrale zonering van het Reconstructieplan als basis voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling genomen. De lagere normstelling rond de woonkernen in Oirschot versterkt dit beleid. Als gevolg van de lagere normstelling wordt in het extensiveringsgebied met primaat wonen rond de woonkernen verdere ontwikkeling van de veehouderij nagenoeg voorkomen. Alleen binnen emissiestandstil is nog ontwikkeling mogelijk. Veehouders met meer ambitie voor de toekomst zullen uit moeten zien naar locaties waar die mogelijkheden aanwezig zijn, zoals in het landbouwontwikkelingsgebied en op duurzame locaties in de verwevingsgebieden. Ook is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen voor woningbouw binnen de gemeente. Een lagere norm rond de kernen in de gemeente Oirschot geeft voldoende waarborgen voor een redelijk goed leefklimaat rond deze kernen waardoor toekomstige woningbouwplannen te verwezenlijken zijn. In de zone van 250 meter om de woonkernen wordt tevens in verband met de toekomstige woningbouwplannen een lagere norm (7 ou E /m 3 ) toegepast. Deze gebieden zullen in de toekomst worden bebouwd waardoor sprake zal zijn van een wijziging van buitengebied naar bebouwde kom in deze gebieden. Voor het buitengebied wordt de norm van 10 ou E /m 3 toegepast. Dit naar aanleiding van het advies van de Stuurgroep Dynamisch Platteland. De normstelling van 10 ou E /m 3 brengt de voor- en achtergrondbelasting met elkaar in evenwicht. Het hinderpercentage is bij een voorgrondbelasting van 10 ou E /m 3 gelijk aan het hinderpercentage van de streefwaarde voor het buitengebied van 20 ou E /m 3. Voorts is de normstelling in het Landbouwontwikkelingsgebied Langereyt verlaagt van 20 ou E /m 3 naar 10 ou E /m 3 met de bedoeling dat dit gebied niet langer een aantrekkende werking heeft op veehouders die willen en kunnen ontwikkelen. Op grond van het bovenstaande kan worden gesteld dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het gebied en de motivatie in overeenstemming is met wat de Wgv vereist. Op grond van het bovenstaande kan worden gesteld dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het gebied en de motivatie in overeenstemming is met wat de Wgv vereist. Huidige en te verwachten geursituatie in het gebied In de gebiedsvisie zijn meerdere scenario s voor de te verwachten geursituatie in het gebied vergeleken met de huidige situatie. Op basis hiervan heeft de gemeente afwegingen gemaakt en de voorkeur gegeven aan het handhaven van de andere normen voor de woonkernen en binnen een zone van 250 meter om de woonkernen binnen de gemeente Oirschot. In het buitengebied en landbouwontwikkelingsgebied Langereyt heeft de gemeente de voorkeur gegeven aan de norm van 10 ou E /m 3 en in het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille blijft de wettelijke norm van 14 ou E /m 3 22