Jurisprudentie STANDPUNTBEPALING VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1. van 24 september C. tegen M.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentie STANDPUNTBEPALING VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1. van 24 september C. tegen M."

Transcriptie

1 Jurisprudentie STANDPUNTBEPALING VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1 van 24 september 2014 Zaak C-376/14 PPU tegen M. [verzoek van de Supreme Court (Ierland) om een prejudiciële beslissing] Prejudiciële spoedprocedure Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening (EG) nr. 2201/2003 Verdrag van s-gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen Begrip gewone verblijfplaats van een kind na de echtscheiding van zijn ouders Geoorloofd overbrengen van het kind naar een andere lidstaat Ongeoorloofd niet doen terugkeren I Inleiding 1. Een Frans-Brits paar is uit de echt gescheiden. Zij hebben een klein kind. Op grond van een Franse rechterlijke uitspraak neemt de moeder het kind mee van Frankrijk naar Ierland. Zeven maanden later wordt deze uitspraak vernietigd door een Frans gerechtshof, waarbij wordt gelast dat het kind bij de vader zal verblijven. De moeder geeft het kind niet terug. 2. Waar is en was de gewone verblijfplaats van het kind? Is het ontvoerd in de vorm van ongeoorloofd niet doen terugkeren? Dit zijn de vragen waarmee de Supreme Court (Ierland) wordt geconfronteerd in de context van dit verzoek om een prejudiciële beslissing. 3. Het is bekend dat bevoegdheid op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid binnen de 2 rechtsorde van de Unie is geregeld bij verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad, ook wel bekend als de verordening Brussel IIA (en ook verordening Brussel II bis ). Ook is bekend dat het Verdrag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de internationale ontvoering van 3 kinderen, dat onder auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht is gesloten (hierna: Haags Verdrag van 1980 ), voorziet in een procedure voor de terugkeer van een kind. 4. Het antwoord van de Uniewetgever op de vraag hoe deze beide instrumenten onderling op elkaar moeten worden afgestemd, kan worden gevonden in artikel 11 van verordening nr. 2201/2003. De onderhavige zaak, die zich op de scheidslijn tussen het Haags Verdrag van 1980 en verordening nr. 2201/2003 bevindt, betreft de uitlegging van die bepaling en de wijze waarop verordening nr. 2201/2003 en het Haags Verdrag van 1980 zich onderling verhouden. NL 1 Oorspronkelijke taal: Engels. 2 Verordening van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1). 3 Beschikbaar op: ECLI:EU:C:2014:2275 1

2 II Toepasselijke bepalingen A Haags Verdrag van Artikel 1 van het Haags Verdrag van 1980 luidt als volgt: Dit verdrag heeft tot doel: a) de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een verdragsluitende staat; [...] 6. Artikel 3 van genoemd verdrag bepaalt het volgende: Het overbrengen of het niet doen terugkeren van een kind wordt als ongeoorloofd beschouwd, wanneer: a) dit geschiedt in strijd met een gezagsrecht, dat is toegekend aan een persoon, een instelling of enig ander lichaam, alleen of gezamenlijk, ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had; en b) dit recht alleen of gezamenlijk daadwerkelijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of het niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Het sub a bedoelde gezagsrecht kan in het bijzonder voortvloeien uit een toekenning van rechtswege, een rechterlijke of administratieve beslissing of een overeenkomst die geldig is ingevolge het recht van die staat. 7. In artikel 12 van het Haags Verdrag van 1980 is in het volgende voorzien: Wanneer een kind ongeoorloofd is overgebracht of wordt vastgehouden in de zin van artikel 3 en er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging of het niet doen terugkeren en het tijdstip van de indiening van het verzoek bij de rechterlijke of administratieve autoriteit van de verdragsluitende staat waar het kind zich bevindt, gelast de betrokken autoriteit de onmiddellijke terugkeer van het kind. De rechterlijke of administratieve autoriteit gelast, zelfs in het geval dat het verzoek tot haar wordt gericht nadat de in het vorige lid bedoelde termijn van één jaar is verstreken, eveneens de terugkeer van het kind, tenzij wordt aangetoond dat het kind inmiddels is geworteld in zijn nieuwe omgeving. Wanneer de rechterlijke of administratieve autoriteit van de aangezochte staat redenen heeft om aan te nemen dat het kind naar een andere staat is meegenomen, kan zij de procedure schorsen of het verzoek tot terugkeer van het kind afwijzen. 2 ECLI:EU:C:2014:2275

3 8. Artikel 13 van dat verdrag bepaalt: Niettegenstaande het bepaalde in het voorgaande artikel, is de rechterlijke of administratieve autoriteit van de aangezochte staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon, de instelling of het lichaam dat zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat: a) de persoon, de instelling of het lichaam dat de zorg had voor de persoon van het kind, het recht betreffende het gezag niet daadwerkelijk uitoefende ten tijde van de overbrenging of het niet doen terugkeren, of naderhand in deze overbrenging of het niet doen terugkeren had toegestemd of berust; of dat b) er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. De rechterlijke of administratieve autoriteit kan eveneens weigeren de terugkeer van het kind te gelasten, indien zij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer en een leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt, die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden. Bij het beoordelen van de in dit artikel bedoelde omstandigheden, houden de rechterlijke of administratieve autoriteiten rekening met de gegevens omtrent de maatschappelijke omstandigheden van het kind, die zijn verstrekt door de centrale autoriteit of enige andere bevoegde autoriteit van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. 9. Artikel 16 van het Haags Verdrag van 1980 is als volgt verwoord: Nadat de rechterlijke of administratieve autoriteiten van de verdragsluitende staat waarheen het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden in de zin van artikel 3, in kennis zijn gesteld van deze overbrenging of dit vasthouden, kunnen zij zich niet eerder over het gezagsrecht ten gronde uitspreken, dan nadat is vastgesteld dat het kind niet dient terug te keren ingevolge dit verdrag, of dan nadat een redelijke termijn is verstreken en daarin geen verzoek is ingediend om dit verdrag toe te passen. 10. Artikel 19 van het Haags Verdrag van 1980 bepaalt: Een ingevolge [het Haags Verdrag van 1980] genomen beslissing betreffende de terugkeer van het kind heeft geen betrekking op het gezagsrecht zelf. B Recht van de Unie 11. Punt 17 van de considerans van verordening nr. 2201/2003 luidt: In geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind dient de terugkeer van het kind onverwijld te worden verkregen en te dien einde dient het Verdrag van s-gravenhage van 25 oktober 1980 van toepassing te blijven, zoals aangevuld door de bepalingen van deze verordening, in het bijzonder artikel 11. De gerechten van de lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden, dienen in staat te zijn zich in welbepaalde, naar behoren gemotiveerde gevallen tegen de terugkeer van het kind te verzetten. Een dergelijke beslissing moet evenwel kunnen worden vervangen door een latere beslissing van het gerecht van de lidstaat waar het kind vóór de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had. Brengt deze laatste beslissing de terugkeer van het kind met zich, dan dient de terugkeer plaats te vinden zonder dat enigerlei bijzondere procedure vereist is voor de erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissing in de lidstaat waar het ontvoerde kind zich bevindt. ECLI:EU:C:2014:2275 3

4 12. In artikel 2 van die verordening, Definities, is het volgende opgenomen: In deze verordening wordt verstaan onder: [...] 7. ouderlijke verantwoordelijkheid : alle rechten en verplichtingen die ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst aan een natuurlijke persoon of aan een rechtspersoon zijn toegekend met betrekking tot de persoon of het vermogen van een kind. De term omvat onder meer het gezagsrecht en het omgangsrecht; 8. persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt : elke persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind draagt; 9. gezagsrecht : de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op de zorg voor de persoon van een kind, in het bijzonder het recht de verblijfplaats van het kind te bepalen; 10. omgangsrecht : omvat in het bijzonder het recht om een kind voor een beperkte tijd mee te nemen naar een andere plaats dan zijn gewone verblijfplaats; 11. ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van een kind : het overbrengen of niet doen terugkeren van een kind: en (a) wanneer dit geschiedt in strijd met het gezagsrecht dat ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst is toegekend overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of niet doen terugkeren, zijn gewone verblijfplaats had (b) indien dit gezagsrecht op het tijdstip van overbrenging of niet doen terugkeren, alleen of gezamenlijk, daadwerkelijk werd uitgeoefend, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Het gezag wordt geacht gezamenlijk te worden uitgeoefend als een van de personen die, ingevolge een beslissing of van rechtswege, de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, de verblijfplaats van het kind niet kan bepalen zonder de instemming van een andere persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt. 13. Hoofdstuk II van verordening nr. 2201/2003 over Bevoegdheid bevat afdeling 2 over Ouderlijke verantwoordelijkheid (artikelen 8-15). 14. Artikel 8 van verordening nr. 2201/2003 heeft als opschrift Algemene bevoegdheid en is als volgt verwoord: 1. Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. 2. Het bepaalde in lid 1 geldt onder voorbehoud van de artikelen 9, 10 en ECLI:EU:C:2014:2275

5 15. Artikel 9 over Behoud van de bevoegdheid van de vorige gewone verblijfplaats van het kind bepaalt het volgende: 1. Wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, behouden de gerechten van de vorige gewone verblijfplaats van het kind, in afwijking van artikel 8, gedurende een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de verhuizing, hun bevoegdheid tot wijziging van een in die lidstaat vóór de verhuizing van het kind gegeven beslissing betreffende het omgangsrecht indien de persoon die ingevolge die beslissing het omgangsrecht heeft zijn gewone verblijfplaats behoudt in de lidstaat van de vorige gewone verblijfplaats van het kind. 2. Lid 1 is niet van toepassing indien de in lid 1 bedoelde persoon die het omgangsrecht heeft, de bevoegdheid van de gerechten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats van het kind heeft aanvaard door aan een procedure voor die gerechten deel te nemen zonder de bevoegdheid ervan aan te vechten. 16. Artikel 10 betreft de Bevoegdheid in gevallen van kinderontvoering. Het luidt als volgt: In geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind blijven de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen en: (a) enige persoon, instelling of ander lichaam die gezagsrecht bezit, in de overbrenging of het niet doen terugkeren heeft berust; of (b) (i) (ii) (iii) (iv) het kind gedurende ten minste een jaar nadat de persoon, de instelling of het lichaam met gezagsrecht kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind, in die andere lidstaat heeft verbleven en in zijn nieuwe omgeving geworteld is, en aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarheen het kind is overgebracht of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek tot terugkeer ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind; een door de persoon met gezagsrecht ingediend verzoek tot terugkeer is ingetrokken en binnen de onder i) gestelde termijn is geen nieuw verzoek ingediend; een voor een gerecht in de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, dienende zaak is overeenkomstig artikel 11, lid 7, gesloten verklaard; een gezagsbeslissing die niet de terugkeer van het kind met zich brengt, is uitgesproken door de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had. ECLI:EU:C:2014:2275 5

6 17. Artikel 11, Terugkeer van het kind, bepaalt: 1. Wanneer een persoon, instelling of ander lichaam met gezagsrecht bij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een verzoek indient om op grond van het Verdrag van s-gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (hierna het Verdrag van s-gravenhage van 1980 genoemd) een beslissing te nemen teneinde de terugkeer te verkrijgen van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of vastgehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, zijn de leden 2 tot en met 8 van toepassing. 2. Bij de toepassing van de artikelen 12 en 13 van het Verdrag van s-gravenhage van 1980 wordt ervoor gezorgd dat het kind tijdens de procedure in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, tenzij dit gezien zijn leeftijd of mate van rijpheid niet raadzaam wordt geacht. 3. Het gerecht waarbij een in lid 1 bedoeld verzoek om terugkeer van het kind is ingediend, beschikt met bekwame spoed, met gebruikmaking van de snelste procedures die in het nationale recht beschikbaar zijn. Onverminderd de eerste alinea beslist het gerecht uiterlijk zes weken nadat het verzoek aanhangig is gemaakt, tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt. 4. Een gerecht kan de terugkeer van een kind niet op grond van artikel 13, sub b, van het Verdrag van s-gravenhage van 1980 weigeren, wanneer vaststaat dat er adequate voorzieningen zijn getroffen om de bescherming van het kind na de terugkeer te verzekeren. 5. Een gerecht kan de terugkeer van een kind niet weigeren indien de persoon die om de terugkeer van het kind verzoekt niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 6. Indien een gerecht op grond van artikel 13 van het Verdrag van s-gravenhage van 1980 een beslissing houdende de niet-terugkeer heeft gegeven, zendt het onmiddellijk, rechtstreeks dan wel door tussenkomst van zijn centrale autoriteit, een afschrift van het bevel en van de desbetreffende stukken, met name het zittingsverslag toe aan het bevoegde gerecht of de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor een ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, zulks in overeenstemming met het nationale recht. Dit gerecht dient alle bedoelde stukken te ontvangen binnen een maand te rekenen vanaf de datum waarop de beslissing houdende de niet-terugkeer is gegeven. 7. Tenzij één van de partijen zich reeds heeft gewend tot de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor een ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, stelt het gerecht of de centrale autoriteit die de in lid 6 bedoelde informatie ontvangt, de partijen daarvan op de hoogte en nodigt hen uit binnen drie maanden na de oproeping overeenkomstig het nationale recht conclusies in te dienen, opdat de rechterlijke instantie de kwestie van het gezagsrecht kan onderzoeken. Onverminderd de bevoegdheidsregels van deze verordening verklaart het gerecht de zaak gesloten indien het binnen die termijn geen conclusie heeft ontvangen. 8. Niettegenstaande een beslissing houdende de niet-terugkeer op grond van het Verdrag van s-gravenhage van 1980, is een latere beslissing die de terugkeer van het kind met zich brengt, gegeven door een gerecht dat krachtens deze verordening bevoegd is, overeenkomstig afdeling 4 van hoofdstuk III uitvoerbaar, zulks teneinde de terugkeer van het kind te verzekeren. 6 ECLI:EU:C:2014:2275

7 18. Artikel 12, dat betrekking heeft op de Prorogatie van rechtsmacht, luidt als volgt: 1. De gerechten van een lidstaat zijn, in de uitoefening van hun bevoegdheid op grond van artikel 3 ter zake van een verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bevoegd voor elke met dit verzoek samenhangende kwestie inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, indien: (a) ten minste één van de echtgenoten de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt; en (b) de bevoegdheid van deze gerechten uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze door de echtgenoten en door de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, is aanvaard op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd. 2. De overeenkomstig lid 1 uitgeoefende bevoegdheid neemt een einde zodra: a) de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek om echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden; hetzij b) ingeval op het sub a bedoelde tijdstip nog een procedure betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is, een beslissing in die procedure definitief is geworden; hetzij c) de sub a en b bedoelde procedures om een andere reden zijn beëindigd. 3. De gerechten van een lidstaat zijn ook in andere procedures dan die welke in lid 1 worden bedoeld, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, indien: a) het kind een nauwe band met die lidstaat heeft, met name omdat een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft of omdat het kind onderdaan van die lidstaat is; en b) hun bevoegdheid op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt, uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze is aanvaard door alle partijen bij de procedure en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd. 4. Indien het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een derde staat die geen verdragsluitende partij is bij het Verdrag van s-gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, wordt de op het onderhavige artikel gebaseerde bevoegdheid geacht met name in het belang van het kind te zijn indien een procedure in de betrokken derde staat onmogelijk blijkt te zijn. 19. Artikel 16, Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht, luidt: 1. Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt: a) op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verweerder te doen betekenen of mede te delen; ECLI:EU:C:2014:2275 7

8 of b) indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen. 20. Artikel 19, Aanhangigheid en onderling samenhangende procedures, bepaalt het volgende: 1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk aanhangig zijn, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat. 2. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten procedures betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat. 3. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar dat gerecht. In dit geval kan de partij die de procedure aanhangig heeft gemaakt bij het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, die vordering aanhangig maken bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht. C Iers recht 21. De wet van 1991 betreffende kinderontvoering en de tenuitvoerlegging van beschikkingen inzake 4 gezagsrecht (Child Abduction and Enforcement of Custody Orders Act 1991), geeft binnen het Ierse recht uitvoering aan het Haags Verdrag van Deze wet is gewijzigd bij de regeling van 2005 inzake de Europese Gemeenschappen (rechterlijke uitspraken in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid) [European Communities (Judgments in Matrimonial Matters and Matters of 5 Parental Responsibility) Regulations 2005] (S.I. 112 van 2005), om met verordening nr. 2201/2003 rekening te houden in onder het Haags Verdrag van 1980 vallende zaken waarbij de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn. III Feiten en procesverloop 22. De bij de verwijzende rechter aanhangige zaak heeft betrekking op een geschil over de ongeoorloofde vasthouding van het kind H., dat de Franse nationaliteit heeft en op 14 juli 2008 is geboren als kind van de toen nog gehuwde ouders, de vader met de Franse nationaliteit, en M., de moeder met de Britse nationaliteit die in Engeland als kind van Ierse ouders is geboren. 23. Het huwelijk van de ouders is kort na de geboorte van het kind verslechterd. Op 17 november 2008 heeft de moeder in Frankrijk de echtscheiding aangevraagd. Sindsdien zijn de ouders verwikkeld 6 in een proceduremarathon over de ouderlijke rechten over het kind. 4 Beschikbaar op: 5 Beschikbaar op: 6 Voor zover vóór de echtscheiding is geprocedeerd, wordt dit hier niet weergegeven, aangezien dit voor de onderhavige zaak niet relevant is. 8 ECLI:EU:C:2014:2275

9 24. Op 2 april 2012 heeft de familierechter van Angoulême de echtscheiding tussen de partijen uitgesproken en daarbij gelast dat deze vanaf 7 april 2009 werking had tussen de partijen. Bij die uitspraak heeft de rechter tevens gelast dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid zouden dragen, maar dat de gewone verblijfplaats van het kind bij zijn moeder behoorde te zijn. De overgang 7 van de verblijfplaats zou geleidelijk aan verlopen tot 7 juli Deze rechter heeft de moeder toestemming gegeven om zich met het kind in Ierland te vestigen. Hij heeft een regeling voor het omgangsrecht van de vader getroffen, waarbij rekening is gehouden met het eventuele vertrek van de moeder naar Ierland (eenmaal per maand). 25. Op 23 april 2012 heeft de vader hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Hij heeft verzocht om de opschorting van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het deel van de uitspraak waarbij het de moeder werd toegestaan om naar Ierland te gaan. 26. Op 5 juli 2012 heeft de eerste president van het gerechtshof van Bordeaux geweigerd de uitvoerbaarheid bij voorraad op te schorten. 27. Op 12 juli 2012 zijn de moeder en het kind naar Ierland verhuisd en daar sindsdien gebleven. Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte informatie heeft de moeder zich niet gehouden aan de beschikking van 2 april 2012 waarin zij werd opgedragen om de vader omgang met het kind te laten hebben. 28. Op 5 maart 2013 heeft het gerechtshof van Bordeaux, in zijn uitspraak op het hoger beroep tegen de beschikking van 2 april 2012, de gezamenlijke uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid gelast en bepaald dat het kind bij de vader moest verblijven, met specifieke rechten op omgang en tijdelijke huisvesting voor de moeder. 29. Op 29 mei 2013 heeft de vader bij bijzondere dagvaarding voor de Ierse gerechten verzocht om de terugkeer van het kind naar zijn gewone verblijfplaats in Frankrijk krachtens artikel 12 van het Haags Verdrag van 1980, teneinde de beschikkingen inzake het gezag van de Franse gerechten ten uitvoer te leggen en zijn eigen rechten op gezag en omgang te doen gelden alsook een verklaring te verkrijgen dat de moeder het kind ongeoorloofd vasthield in Ierland. 30. Op 2 juli 2013 heeft de vader tijdens een terechtzitting bij de familierechter in Niort verzocht om te gelasten dat de ouderlijke verantwoordelijkheid alleen aan hem zou worden overgedragen en dat het kind Frankrijk niet mocht verlaten. De moeder heeft hiertegen procedurele bezwaren gemaakt die verband hielden met de procedures voor de Ierse gerechten, die op 29 mei 2013 waren ingeleid. 31. Op 10 juli 2013 heeft de familierechter in Niort uitspraak gedaan en de procedurele bezwaren van de moeder afgewezen. Daarbij heeft hij geoordeeld dat de zaak voor de Ierse gerechten niet het gezagsrecht zelf betrof en dat er geen gevaar voor conflicten tussen de gerechten was omdat het Ierse gerecht niet bevoegd blijkt te zijn om te oordelen over de terugkeer van een kind van wie de gewone verblijfplaats (d.i. het voorwerp van de zaak) bij een zeer recent arrest in hoger beroep is vastgesteld in Frankrijk. De familierechter in Niort heeft de ouderlijke verantwoordelijkheid uitsluitend aan de vader toegekend, de terugkeer van het kind naar de woning van de vader in Frankrijk gelast en bepaald dat het kind Frankrijk niet zonder zijn toestemming mocht verlaten. Het kind is sindsdien niet naar Frankrijk teruggekeerd. 7 Het relevante deel van de uitspraak luidt als volgt: Fixe la résidence habituelle de l enfant au domicile de la mère à compter du 7 juillet ECLI:EU:C:2014:2275 9

10 32. Op 13 augustus 2013 heeft de High Court of Ireland geweigerd de gevraagde beschikking krachtens artikel 12 van het Haags Verdrag van 1980 ten behoeve van de terugkeer van het kind naar Frankrijk evenals een verklaring dat de moeder het kind ongeoorloofd vasthield in Ierland (artikel 3 van het 8 Haags Verdrag van 1980), te geven. Deze heeft geoordeeld dat op grond van het bewijs was aangetoond dat het kind zijn gewone verblijfplaats sinds of rond juli 2012 in Ierland had, toen het met zijn moeder naar Ierland is verhuisd. Volgens deze rechter was de verhuizing legaal, gezien de beschikking van de familierechter van Angoulême van 2 april Op 10 oktober 2013 heeft de vader tegen de uitspraak van de High Court hoger beroep ingesteld. Voor de Supreme Court stelt de vader met name dat een legale verhuizing een ongeoorloofde vasthouding kan worden, dat de Ierse gerechten gebonden zijn aan de beschikkingen van de Franse gerechten, die als eerste zijn aangezocht en gezag over het kind hebben, en dat de familierechter in Niort in het bijzonder in de beschikking van 10 juli 2013 opnieuw had bevestigd dat hij de enige rechter was die krachtens verordening nr. 2201/2003 bevoegd was en dat de gewone verblijfplaats van het kind Frankrijk was. 34. De moeder voert met name aan dat zij, op basis van de beschikking van de rechtbank van Angoulême van 2 april 2012, gerechtigd was om de gewone verblijfplaats van het kind te bepalen, zonder instemming van de vader, en dat de gewone verblijfplaats van het kind was gewijzigd na de verhuizing naar Ierland, zodat de gewone verblijfplaats van het kind vóór maart 2013 Ierland was en het blijven vasthouden van het kind in Ierland niet ongeoorloofd is. 35. In de context van het geding over de terugkeer heeft de Supreme Court drie vragen over de uitlegging van verordening nr. 2201/2003 naar het Hof verwezen (zie punt 39 hieronder). 36. Op 18 december 2013 heeft de vader krachtens artikel 28 van verordening nr. 2201/2003 aan de Master of the High Court of Ireland verzocht om tenuitvoerlegging van de beschikking van 5 maart 2013 van het gerechtshof van Bordeaux. Dit verzoek is ingewilligd. De beschikking is de moeder op 20 december 2013 betekend. 37. De moeder heeft op haar beurt verzocht om opschorting van de tenuitvoerleggingsprocedure. Dit verzoek is op 9 mei 2014 bij de High Court of Ireland ingeschreven. De uitkomst van die procedure is thans nog onbekend. 38. Op 7 januari 2014 is door de moeder tegen de uitspraak van het gerechtshof van Bordeaux van 5 maart 2013 beroep in cassatie (pourvoi en cassation) ingesteld bij de Cour de Cassation in Frankrijk. Op 25 juni 2014 was een terechtzitting gepland. Ook de uitkomst van die procedure is thans nog onbekend. 8 In de verwijzingsbeslissing is vermeld dat de High Court of Ireland uitspraak heeft gedaan op zowel een verzoek om een beslissing houdende terugkeer als een verzoek om een (zogenoemde) verklaring dat het niet doen terugkeren ongeoorloofd was. Indien dit verzoek om een verklaring een verzoek om een beslissing of verklaring waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of het niet doen terugkeren ongeoorloofd was in de zin van artikel 3 van het verdrag als vermeld in artikel 15 van het Haags Verdrag van 1980 vormt, zoals de verwijzende rechter lijkt te veronderstellen, dan komt mij dat vreemd voor. Een beslissing houdende terugkeer op grond van artikel 12 van het Haags Verdrag van 1980 en een beslissing of verklaring waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of het niet doen terugkeren ongeoorloofd was in de zin van artikel 3 van het verdrag als vermeld in artikel 15 van het Haags Verdrag van 1980, zijn twee geheel verscheiden kwesties. Zoals ik het Haags Verdrag van 1980 lees, kan niet om beide binnen hetzelfde rechtsgebied worden verzocht. De beslissing of verklaring waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of het niet doen terugkeren ongeoorloofd was in de zin van artikel 3 van het verdrag moet worden verkregen van een autoriteit binnen een rechtsgebied waarbij de zaak nog niet is aangebracht in de context van een beslissing houdende terugkeer krachtens artikel 12 van het Haags Verdrag van ECLI:EU:C:2014:2275

11 IV Prejudiciële vragen 39. De Supreme Court heeft bij beschikking van 31 juli 2014, ingekomen bij het Hof op 7 augustus 2014, de volgende prejudiciële vragen gesteld: 1) Staat het feit dat er een Franse gerechtelijke procedure met betrekking tot het gezag over het kind aanhangig is, er in de omstandigheden van het onderhavige geval aan in de weg dat de gewone verblijfplaats van dit kind in Ierland wordt gevestigd? 2) Behoudt de vader het gezagsrecht over het kind of blijven de Franse rechtbanken bevoegd met betrekking tot het gezagsrecht over het kind, zodat het niet doen terugkeren van het kind uit Ierland ongeoorloofd is? 3) Zijn de Ierse rechtbanken bevoegd om te oordelen over de gewone verblijfplaats van het kind wanneer dit kind in Ierland verblijft sinds juli 2012, toen overbrenging van dit kind naar Ierland niet in strijd was met Frans recht? V Spoedprocedure 40. Bij dezelfde beschikking van 31 juli 2014 heeft de verwijzende rechter verzocht om de onderhavige prejudiciële verwijzing te behandelen volgens de spoedprocedure in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof. Ter onderbouwing van dit verzoek geeft hij aan dat in punt 17 van de considerans van verordening nr. 2201/2003 is erkend dat in geval van ongeoorloofde overbrenging van een kind, de terugkeer daarvan onverwijld dient te worden verkregen. 41. De Derde kamer van het Hof heeft op 14 augustus 2014, op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, beslist om het verzoek van de verwijzende rechter om de prejudiciële verwijzing volgens de spoedprocedure te behandelen, in te willigen. Appellante en geïntimeerde in het hoofdgeding en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. Diezelfde partijen en de Franse Republiek hebben aan de terechtzitting op 22 september 2014 deelgenomen. VI Beoordeling A Opmerkingen vooraf 42. In zijn verzoek om een prejudiciële beslissing haalt de verwijzende rechter vele bepalingen van verordening nr. 2201/2003 aan. Hij verzoekt met name om uitlegging van de artikelen 2, 12, 19 en 24 van verordening nr. 2201/2003 en blijkt zijn redenering daarnaast te baseren op de artikelen 8, 9, 10, 13, 16, 17 en 23 daarvan. Bovendien blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat de verwijzende rechter veronderstelt dat artikel 19, lid 2, van verordening nr. 2201/2003 over aanhangigheid van toepassing is. 43. Tegen deze achtergrond moet een aantal kwesties worden opgelost voordat ik antwoorden op de drie prejudiciële vragen kan voorstellen. 1. Ontvankelijkheid van de vragen 44. Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter is aangezocht in de context van een verzoek om terugkeer krachtens het Haags Verdrag van 1980, dat in artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 is vermeld. ECLI:EU:C:2014:

12 45. Dit noopt ertoe om kort het juridische verband tussen het Haags Verdrag van 1980 en artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 uit te leggen, een verband dat vanuit een historisch perspectief moet worden gezien Aanvankelijk beoogde zowel het Verdrag Brussel II als de verordening Brussel II, de voorganger van verordening nr. 2201/2003, om het Haags Verdrag van 1980 en de gemeenschapsregels over de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, gescheiden te houden. Zo bevatte artikel 4 van verordening Brussel II 11 slechts een verwijzing naar het Haags Verdrag van Op deze verwijzing na was er geen interactie met het Haags Verdrag van Tijdens de wetgevingsprocedure die heeft geleid tot de vaststelling van verordening nr. 2201/2003, had de Commissie aanvankelijk, in een ontwerp van hoofdstuk III, een 12 intracommunautair systeem voor de terugkeerprocedure voorgesteld. Hoewel het niet de bedoeling 13 was dat dit systeem het Haags Verdrag van 1980 geheel zou vervangen, zou het in wezen de terugkeerprocedure hebben gecommunautariseerd. Het voorstel werd niet aanvaard en in plaats daarvan is tot een compromis besloten: de terugkeerprocedure blijft op het Haags Verdrag van gebaseerd, maar wordt aangevuld door artikel 11 van verordening nr. 2201/ Artikel 11, lid 1, van verordening nr. 2201/2003 luidt dat wanneer een persoon met gezagsrecht bij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een verzoek indient om op grond van het Haags Verdrag van 1980 een beslissing te nemen teneinde de terugkeer te verkrijgen van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of vastgehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, de leden 2 tot en met 8 van toepassing zijn. 48. Het is meteen duidelijk uit de bewoordingen van artikel 11, lid 1, van verordening nr. 2201/2003 dat deze bepaling niet rechtstreeks regelt welk gerecht bevoegd is om de vraag van de terugkeer van het kind te onderzoeken. Zij verwijst juist naar de bevoegde autoriteiten van een lidstaat [waarbij een verzoek moet worden ingediend] om op grond van het Haags Verdrag van 1980 een beslissing te nemen. Artikel 11, lid 1, vormt dus niet per se een rechtsgrondslag voor de uitvaardiging van een 17 beslissing houdende terugkeer. Een dergelijke rechtsgrondslag is in andere bepalingen van nationaal of internationaal recht te vinden. 9 Zie akte van de Raad van 28 mei 1998 tot vaststelling, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het verdrag betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken, PB C 221, blz. 1. Dit verdrag is nimmer in werking getreden, omdat verordening Brussel II daarvoor in de plaats is gekomen na de communautarisering van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken door de verhuizing van het relevante hoofdstuk van de voormalige derde pijler naar de eerste pijler (deel III, titel IV, EG-Verdrag) als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen (PB L 160, blz. 19). 11 Het artikel had als opschrift Ontvoering van kinderen en luidde als volgt: De bevoegde rechterlijke instanties in de zin van artikel 3 oefenen hun bevoegdheid uit overeenkomstig het Verdrag van s-gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, met name de artikelen 3 en Zie voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 en tot wijziging, wat betreft onderhoudsverplichtingen, van verordening (EG) nr. 44/2001, COM(2002) 222 def., PB 2002, C 203 E, blz Zie artikel 61, sub e, van het voorstel, op. cit. 14 Zie in detail P. McEleavy, The new child abduction regime in the European Union: symbiotic relationship or forced partnership?, Journal of Private International Law, nr. 1, 2005, blz. 5-34, met name blz Zie onder meer J. Rieck, Kindesentführung und die Konkurrenz zwischen dem HKÜ und der EheEuGVVO 2003 (Brüssel IIa), Neue Juristische Wochenschrift, nr. 4, 2008, blz , met name blz Mijn cursivering. 17 Dit wordt treffend verwoord door M. Frank, in: M. Gebauer, T. Wiedmann, Zivilrecht unter europäischem Einfluss, 2e druk, Stuttgart et al., 2010, hoofdstuk 29, punt ECLI:EU:C:2014:2275

13 49. Daaruit volgt dat er een procedure op grond van het Haags Verdrag van 1980 moet zijn, wil artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 van toepassing zijn. Deze procedure is hoofdzakelijk geregeld in de artikelen 12 en 13 juncto artikel 3 van het Haags Verdrag van In wezen moet de nationale rechter bepalen of sprake is van ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van het kind van of naar zijn gewone verblijfplaats Artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 vult de terugkeerprocedure van het Haags Verdrag van 1980 vervolgens als volgt aan: de leden 2 en 5 schrijven voor dat het kind tijdens de procedure moet worden gehoord, lid 3 verplicht het aangezochte gerecht om met bekwame spoed te handelen en lid 4 benadrukt dat de terugkeer van een kind niet op grond van artikel 13, sub b, van het Haags Verdrag van 1980 kan worden geweigerd, wanneer vaststaat dat er adequate voorzieningen zijn getroffen om de bescherming van het kind na de terugkeer te verzekeren. De belangrijkste functie van artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 is echter te vinden in de leden 6 en volgende ervan. Wanneer een gerecht op grond van artikel 13 van het Haags Verdrag van 1980 een beslissing houdende de niet-terugkeer heeft gegeven, dan hebben de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk vóór een ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, het 19 laatste woord om over de terugkeer te beslissen. Een dergelijke versterking van de procedure van het Haags Verdrag van 1980 vindt uiteindelijk haar verklaring in de nauwere samenwerking en het 20 onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie. 51. Voor zover artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 het Haags Verdrag van 1980 overlapt, heeft 21 artikel 11 uiteraard voorrang, terwijl aan het verdrag werking toekomt op de gebieden die niet door 22 de verordening zijn gedekt. 52. Het feit dat voornamelijk het Haags Verdrag van 1980 de procedure in de onderhavige zaak bepaalt, doet de vraag rijzen of de aan het Hof gestelde vragen wel ontvankelijk zijn, of anders gezegd, of het Hof bevoegd is om uitlegging te geven aan het Haags Verdrag van 1980, zoals vermeld in 23 artikel 11, lid 1, van verordening nr. 2201/ In die context moet worden opgemerkt dat de Unie weliswaar lid is van de Haagse Conferentie 24 voor Internationaal Privaatrecht, maar geen partij is bij het Haags Verdrag van Alle lidstaten 25 van de Unie zijn partij bij dat verdrag. 54. Verordening nr. 2201/2003 is op een aantal plaatsen vergelijkbaar verwoord als het verdrag. In de onderhavige zaak geldt dat met name voor de wettelijke definities in artikel 2 van verordening nr. 2201/2003 en de begrippen die worden gebruikt in de artikelen 3 en 12 van het Haags Verdrag van Bovendien worden in artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 bij de verwijzing naar het Haags Verdrag van 1980 delen van de terminologie daarvan overgenomen. 18 Zie punt 17 van de considerans van verordening nr. 2201/ Dit wordt een belangrijke heroriëntering van de methode op het gebied van de ontvoering van kinderen genoemd door P. R. Beaumont, P. E. McEleavy, Private International Law, A. E. Anton 3e druk, Edinburgh, 2011, punt , blz Zie T. Rauscher, Parental Responsibility Cases under the new Council Regulation Brussels IIA, The European Legal Forum, 5e jaargang, 2005, blz. I-37-46, met name blz Zie artikel 60, sub e, van verordening nr. 2201/ Zie artikel 62, lid 1, van verordening nr. 2201/ Zie voor een gedetailleerde analyse van de algemene vraag naar de bevoegdheid van het Hof om internationale overeenkomsten uit te leggen de conclusie van advocaat-generaal Kokott in de zaak TNT Express Nederland (C-533/08, EU:C:2010:50, punten 45 e.v.). 24 Zie het besluit van de Raad van 5 oktober 2006 betreffende de toetreding van de Gemeenschap tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (2006/719/EG), PB L 297, blz Zie de statustabel van het Haags Verdrag van 1980, beschikbaar op: ECLI:EU:C:2014:

14 55. In een dergelijke situatie is een uitlegging door het Hof, zelfs in de context van het Haags Verdrag van 1980, met zekerheid nuttig om voor een parallelle en samenhangende gecombineerde toepassing met de verordening te zorgen, om te waarborgen dat verordening nr. 2201/2003 uniform wordt toegepast en om bij te dragen tot een samenhangende uitlegging van het Haags Verdrag van voor zover het de 28 lidstaten van de Unie betreft. 56. Het Hof kiest meestal voor een liberale benadering wanneer het de terugkeerprocedure van het 27 Haags Verdrag van 1980 en artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 moet uitleggen. In McB., waarin het Iers recht voorschreef dat een nationale rechter het Haags verdrag van 1980 op dezelfde wijze moest uitleggen als verordening nr. 2201/2003, heeft het Hof een vraag over het Haags Verdrag 28 van 1980 ontvankelijk geacht. In datzelfde arrest heeft het Hof tevens geoordeeld dat, aangezien kinderontvoeringen van de ene naar de andere lidstaat thans vielen onder een geheel van regels dat wordt gevormd door de bepalingen van het Haags Verdrag van 1980, zoals aangevuld bij die van verordening nr. 2201/2003, met dien verstande dat deze laatste binnen de werkingssfeer van de verordening voorrang hebben, de door de verwijzende rechter gevraagde uitlegging dus niet kennelijk 29 irrelevant was voor de beslissing die hij moest nemen. 57. Bij wijze van conclusie lijken mij er dus geldige redenen te zijn om op de betrokken vragen te antwoorden, om de verwijzende rechter richtingen te geven voor zijn beslissing hoe over het verzoek om terugkeer van het kind te oordelen. 2. Geen aanhangigheid 58. In de context van artikel 19, lid 2, van verordening nr. 2201/2003 is sprake van aanhangigheid wanneer procedures betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid die een en hetzelfde kind betreffen en die op dezelfde oorzaak berusten, voor gerechten van verschillende lidstaten worden ingeleid. Het 30 doel van deze bepaling is om onverenigbare beslissingen te voorkomen. 59. Dit is in de onderhavige zaak niet het geval. Alle procedures voor de Franse gerechten hebben de vraag naar de ouderlijke verantwoordelijkheid als voorwerp, meer bepaald de bepaling van het gezagsrecht en het omgangsrecht betreffende het kind. Daarentegen is er bij de Ierse gerechten geen inhoudelijke procedure over de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig. Voor de Ierse gerechten zijn er twee groepen van procedures. In de eerste plaats de procedure in de onderhavige zaak, waarin 31 de vader de Ierse gerechten verzoekt om terugkeer van het kind naar Frankrijk, krachtens artikel 12 van het Haags Verdrag van 1980 juncto artikel 11, lid 1, van verordening nr. 2201/2003. In de tweede plaats een procedure over de tenuitvoerlegging van de beschikking van het gerechtshof van Bordeaux van 5 maart 2013, krachtens artikel 28 van verordening nr. 2201/ Dit is met name het geval in een situatie waarin het lastig te bepalen is welke delen van artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 slechts naar het Haags Verdrag van 1980 verwijzen en welke delen het ook daadwerkelijk aanvullen, alhoewel een dergelijk onderscheid kan worden gemaakt, zoals ik hierboven heb trachten aan te tonen. 27 McB. (C-400/10 PPU, EU:C:2010:582). 28 Zie McB. (EU:C:2010:582, punt 35), waarin het Hof verklaarde dat [de verwijzende rechter] in de onderhavige zaak [...] van oordeel [is] dat een uitlegging van verordening nr. 2201/2003, en meer bepaald artikel 2, punt 11, daarvan, voor hem noodzakelijk is om te beslissen op het bij hem aanhangige verzoek met het oog op de verkrijging van een beslissing of verklaring van hem waarin wordt vastgesteld dat de overbrenging of de niet-terugkeer van de kinderen in het hoofdgeding ongeoorloofd was. Uit de toepasselijke nationale regelgeving, namelijk Section 15 van de wet van 1991 betreffende de ontvoering van de kinderen en de tenuitvoerlegging van beschikkingen inzake gezagsrecht, zoals gewijzigd bij het besluit van 2005 ter uitvoering van de communautaire bepalingen betreffende beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, blijkt voorts dat in geval van overbrenging van een kind naar een andere lidstaat, de nationale rechter zich moet uitspreken over de geoorloofdheid van de overbrenging in het licht van artikel 2 van genoemde verordening, wanneer hem wordt verzocht, een dergelijke beslissing of verklaring overeenkomstig artikel 15 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 af te geven. 29 Zie McB. (EU:C:2010:582, punten 36 en 37). 30 Zie Purrucker (C-296/10, EU:C:2010:665, punt 67). 31 Zie betreffende de verklaring ter zake van het ongeoorloofd niet doen terugkeren mijn opmerkingen in voetnoot 8 hierboven. 14 ECLI:EU:C:2014:2275

15 60. Aangezien de procedures in Ierland in de onderhavige zaak een ander voorwerp hebben dan een van de procedures in Frankrijk, is er geen sprake van aanhangigheid. Het is dus van geen belang of de 32 Franse gerechten nog geadieerd waren. 3. Geen bevoegdheid om afstand van te doen 61. Voorts blijkt duidelijk uit de verwijzingsbeslissing dat de verwijzende rechter van het Hof een antwoord verlangt om te bepalen of de Ierse gerechten krachtens verordening nr. 2201/2003 afstand 33 van bevoegdheid ten gunste van de Franse gerechten moeten doen. In die context merkt de verwijzende rechter tevens op dat de Ierse gerechten, zeer uitzonderlijke gevallen daargelaten, overeenkomstig het Ierse recht en krachtens de verordening afstand van bevoegdheid zullen doen ten gunste van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, dat bevoegd blijft (artikel 19, lid 3, van de verordening). 62. Zoals hierboven is toegelicht, zijn de Ierse gerechten in de onderhavige zaak niet aangezocht met een verzoek om uitspraak te doen over de ouderlijke verantwoordelijkheid zelf, maar zijn zij alleen aangezocht met een verzoek om terugkeer van het kind, zodat afstand van bevoegdheid niet aan de orde is. Over de inhoud van de zaak kan pas een beslissing worden genomen, nadat is beslist of het kind krachtens het Haags Verdrag van 1980 en artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 niet dient 34 terug te keren. 4. Bepalingen die voor de onderhavige procedure niet relevant zijn 63. Uit de bovenstaande overwegingen kan worden opgemaakt dat de verwijzende rechter in werkelijkheid dient te vernemen hoe het Haags Verdrag van 1980 en artikel 11 van verordening nr. 2201/2003 moeten worden toegepast, daarbij uitgaand van de wettelijke definities in artikel 2 van verordening nr. 2201/2003. Op de bij hem aanhangige zaak hoeft hij dus niet de artikelen 8, 9, 10, 12, 23 of 24 van verordening nr. 2201/2003 toe te passen, zodat hij ook geen uitlegging daarvan behoeft, zoals ik hierna kort zal proberen toe te lichten. 64. Artikel 8 bevat de hoofdregel over bevoegdheid op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Het bepaalt dat ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, bevoegd zijn. Aangezien de onderhavige zaak niet de ouderlijke verantwoordelijkheid zelf betreft, kan artikel 8 geheel en al worden uitgesloten. 65. Als uitzondering op artikel 8, bepaalt artikel 9 dat wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, de gerechten van de vorige gewone verblijfplaats van het kind gedurende een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de verhuizing, hun bevoegdheid tot wijziging van een in die lidstaat vóór de verhuizing van het kind gegeven beslissing betreffende het omgangsrecht behouden. Volgens de definitie in artikel 2, lid 10, van verordening nr. 2201/2003 omvat dit omgangsrecht in het bijzonder het recht om een kind voor een beperkte tijd mee te nemen naar een andere plaats dan zijn gewone verblijfplaats Dit is de uitdrukking die de verwijzende rechter gebruikt. Mijn cursivering. Dit blijkt ook duidelijk uit artikel 16 van het Haags Verdrag van ECLI:EU:C:2014:

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

13585/17 WST/sht/bb DGD 2 Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0149 (E) 13585/17 JUSTCIV 249 SM 7 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2003R2201 NL 01.03.2005 001.006 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD van 27

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1, 32003R2201 Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid,

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD. van 27 november 2003

Publicatieblad van de Europese Unie. VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD. van 27 november 2003 23.12.2003 L 338/1 I (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging

Nadere informatie

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

13581/17 WST/sht/bb DGD 2 Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0148 (E) 13581/17 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JUSTCIV 248 ACP 116 ESE 5 BESLUIT VAN

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0173 (E) 12328/16 JUSTCIV 239 COREE 8 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0168 (E) 12327/16 JUSTCIV 238 COLAC 69 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0169 (E) 12326/16 JUSTCIV 237 COEST 226 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0153 (E) 13587/17 JUSTCIV 251 COLAC 111 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0150 (E) 13586/17 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JUSTCIV 250 COLAC 110 ACP 118 ISL 39

Nadere informatie

De Verordening EG nr. 2201/2003 en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid

De Verordening EG nr. 2201/2003 en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid INTERNATIONAAL ADVOCATENKANTOOR ADVOCAAT DR. ALFONSO MARRA JURIST VERTALER BEVOEGDHEID VOOR DE TWEETALIGHEID DUITS ITALIAANS VAN DE ZELFSTANDIGE PROVINCIE BOLZANO GESLAAGD VOOR HET STAATSEXAMEN VAN DUITSE

Nadere informatie

Ten stelligste ervan overtuigd dat het belang van het kind in alle aangelegenheden betreffende het gezag over kinderen van fundamentele betekenis is,

Ten stelligste ervan overtuigd dat het belang van het kind in alle aangelegenheden betreffende het gezag over kinderen van fundamentele betekenis is, Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Ten stelligste ervan overtuigd dat het belang van het kind in

Nadere informatie

's-gravenhage, 25 oktober 1980 HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VERDRAG

's-gravenhage, 25 oktober 1980 HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VERDRAG Verdrag betreffende burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering Officiële tekst Verdrag betreffende burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering 's-gravenhage, 25 oktober

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 915 definitief 2011/0450 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Jurisprudentie BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Prejudiciële verwijzing Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 NOVEMBER 2007 P.07.1193.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.1193.F T. M., moeder van de minderjarge J.W., tegen W. R., vader van de minderjarige J.W. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het in

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.7.2017 COM(2017) 357 final 2017/0148 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij Luxemburg en Roemenië worden gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2011/0444 (E) 12103/15 JUSTCIV 202 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD waarbij

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 * In zaak C-68/07, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG, ingediend door de Högsta domstol (Zweden)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Samenvatting C-759/18-1 Zaak C-759/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Vertaling C-442/13-1 Zaak C-442/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 augustus 2013 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015 Datum van inontvangstneming : 23/10/2015 Vertaling C-492/15-1 Zaak C-492/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 september 2015 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Bijgewerkte versie van 1 juni 2005

Bijgewerkte versie van 1 juni 2005 Bijgewerkte versie van 1 juni 2005 Vademecum voor de toepassing van de nieuwe verordening Brussel II (Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning

Nadere informatie

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: aan: Betreft: de Franse delegatie het Comité burgerlijk recht Initiatief van de Franse Republiek

Nadere informatie

Internationaal familierecht

Internationaal familierecht Internationaal familierecht Arresten van Hof van Justitie EU & Hoge Raad & Gerechtshof Arlette van Maas de Bie 24 juni 2015 1 24-06-2015 arresten Hof van Justitie EU & Opzet De volgende arresten zullen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2017) 357 final. Bijlage: COM(2017) 357 final /17 fb DG D 2A. Raad van de Europese Unie

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2017) 357 final. Bijlage: COM(2017) 357 final /17 fb DG D 2A. Raad van de Europese Unie Raad van de Europese Unie Brussel, 14 juli 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0148 (NLE) 11305/17 JUSTCIV 179 ACP 80 ESE 3 BEGELEIDENDE NOTA van: aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:14419

ECLI:NL:RBDHA:2015:14419 ECLI:NL:RBDHA:2015:14419 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-12-2015 Datum publicatie 30-12-2015 Zaaknummer C/09/482066 / FA RK 15-723 en C/09/501039 / FA RK 15-9365 Formele relaties Hoger

Nadere informatie

Vademecum voor de toepassing van de nieuwe verordening Brussel II. www.europa.eu.int/civiljustice

Vademecum voor de toepassing van de nieuwe verordening Brussel II. www.europa.eu.int/civiljustice NL Vademecum voor de toepassing van de nieuwe verordening Brussel II www.europa.eu.int/civiljustice Inleiding De ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid van de Europese Unie helpt mensen in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Bevoegdheid Nederlandse rechter vordering afgifte minderjarige na overbrenging buitenland

Bevoegdheid Nederlandse rechter vordering afgifte minderjarige na overbrenging buitenland JPF 2012/72 Gerechtshof 's-gravenhage 1 maart 2011, 200.072.990/01; LJN BR3349. ( mr. Mos-Verstraten mr. Van Dijk mr. Mink ) [De vrouw] te [gemeente], appellante, hierna te noemen: de vrouw, advocaat:

Nadere informatie

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND?

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND? Ius Commune Conference Amsterdam Workshop Family Law 29 november 2012 Geeske Ruitenberg Opbouw > Toepasselijk recht > Cijfers: wie

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0564/2012, ingediend door Marianne van Eck (Nederlandse nationaliteit), over administratieve

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Vertaling C-429/15-1 Zaak C-429/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 augustus 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017 Datum van inontvangstneming : 30/07/2017 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-368/17 van dit artikel voor de erkenning als bedoeld in de artikelen 21, 22, 23 en 24 van verordening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 03/11/2015

Datum van inontvangstneming : 03/11/2015 Datum van inontvangstneming : 03/11/2015 Vertaling C-499/15 1 Zaak C-499/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 september 2015 Verwijzende rechter: Vilniaus miesto apylinkės

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak

» Samenvatting. » Uitspraak JPF 2013/162 Rechtbank Den Haag 31 mei 2013, C/09/439732/FA RK 13-2292; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2349. ( mr. Hoekstra-van Vliet mr. Visser mr. Strop ) [De vader] te [woonplaats], Egypte, hierna: de vader,

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/39

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/39 11.6.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 151/39 VERTALING VERDRAG INZAKE DE BEVOEGDHEID, HET TOEPASSELIJKE RECHT, DE ERKENNING, DE TENUITVOERLEGGING EN DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN OUDERLIJKE

Nadere informatie

Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen

Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen Wet van 2 mei 1990, Stb. 202, tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017 Datum van inontvangstneming : 22/08/2017 Samenvatting C-438/17-1 Zaak C-438/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16

Nadere informatie

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juli 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0279 (NLE) 10970/18 JUSTCIV 182 COEST 150 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 6 juli 2018 aan: Nr. Comdoc.: Betreft:

Nadere informatie

[Haags Kinderontvoeringsverdrag - 3; 13; Brussel II-bis - 2 lid 11; 10; 11 lid 7]

[Haags Kinderontvoeringsverdrag - 3; 13; Brussel II-bis - 2 lid 11; 10; 11 lid 7] JPF 2010/90 Rechtbank 's-gravenhage 19 oktober 2009, 347829 FA RK 09-7770; LJN BL0893. ( Mr. Keltjens Mr. Kramer Mr. Van Loenhoud ) [De moeder] te [woonplaats A.], advocaat: mr. A.J. van Steensel te s-gravenhage.

Nadere informatie

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juli 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0276 (NLE) 10967/18 JUSTCIV 179 COLAC 58 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 6 juli 2018 aan: Nr. Comdoc.: Betreft:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/12/2014

Datum van inontvangstneming : 05/12/2014 Datum van inontvangstneming : 05/12/2014 Samenvatting C-489/14-1 Zaak C-489/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013 Datum van inontvangstneming : 22/08/2013 Vertaling C-408/13-1 Zaak C-408/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 juli 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Karlsruhe (Duitsland)

Nadere informatie

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)

Nadere informatie

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juli 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0277 (NLE) 10968/18 JUSTCIV 180 COLAC 59 COEST 149 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 6 juli 2018 aan: Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juli 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0278 (NLE) 10969/18 JUSTCIV 181 COLAC 60 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 6 juli 2018 aan: Nr. Comdoc.: Betreft:

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

Luxemburg 20 mei 1980

Luxemburg 20 mei 1980 Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen Officiële tekst Europese Verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) PUBLIC ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

Hof van beroep Brussel, arrest van 5 september 2017

Hof van beroep Brussel, arrest van 5 september 2017 Hof van beroep Brussel, arrest van 5 september 2017 Adoptie Niet in kracht van gewijsde getreden Pools adoptievonnis Verdrag van Den Haag van 1980 (kinderontvoering) Daadwerkelijke uitoefening gezagsrecht

Nadere informatie

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) [De vrouw] te [woonplaats vrouw], hierna: de vrouw, advocaat: mr. L.J. Zietsman te

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Coreper/de Raad Resultaten van de Diplomatieke Conferentie te Den

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juni 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0173 (NLE) 10050/16 JUSTCIV 169 COREE 6 VOORSTEL van: ingekomen: 7 juni 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt: Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende de wet

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer V. SKOURIS, Voorzitter van het Hof van Justitie d.d.: 4 februari 2008 aan: de heer

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN Brussel, 18 januari 2019 REV1 vervangt de kennisgeving aan belanghebbenden van 21 november 2017 KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN TERUGTREKKING

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Het geding in eerste aanleg. 2. Het geding in hoger beroep. 3. De beoordeling

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Het geding in eerste aanleg. 2. Het geding in hoger beroep. 3. De beoordeling JPF 2012/134 Gerechtshof 's-hertogenbosch 15 november 2011, HV 200.086.321/01; HV 200.086.322/01; LJN BU4882. ( mr. Pellis mr. Bijleveld-van der Slikke mr. Milar ) [X.] te [woonplaats], appellante, hierna

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, PARLEMENT / RAAD BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * In zaak C-317/04, betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, Europees Parlement,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.7.2006 COM(2006) 399 definitief 2006/0135 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD) EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 13.12.2013 2013/0268(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 BEGELEIDENDE NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper (2e deel) nr. vorig doc.: 14497/04 JAI 441 ASIM

Nadere informatie

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/1/13 ARRET Dans l affaire A 2012/1 En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD Langue de la procédure : le français ARREST In de

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK. over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GROENBOEK. over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2005 COM(2005) 82 definitief GROENBOEK over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * ARREST VAN 9. 2. 2006 - ZAAK C-473/04 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * In zaak C-473/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10 21 (1980) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1981 Nr. 10 A, TITEL Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake liet gezag over

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING 9.8.2017 ZAAK C-491/17 2. De behandeling van de zaak te schorsen totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ0591

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ0591 ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ0591 Instantie Datum uitspraak 20-07-2006 Datum publicatie 20-10-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch R200600680 Civiel

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

PUBLIC 14733/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS)

PUBLIC 14733/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS) Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 november 2002 (27.11) (OR. en) PUBLIC 14733/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS) LIMITE JUSTCIV 184 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 530 Wet van 10 november 2011 tot wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese

Nadere informatie