HR 8 juli 2008; vermelding van wetsartikelen in een EAB NJ 2008, 594, zaaknummer: 07/11662 CW, LJN:BD2447. Noot van M.J. Borgers

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HR 8 juli 2008; vermelding van wetsartikelen in een EAB NJ 2008, 594, zaaknummer: 07/11662 CW, LJN:BD2447. Noot van M.J. Borgers"

Transcriptie

1 HR 8 juli 2008; vermelding van wetsartikelen in een EAB NJ 2008, 594, zaaknummer: 07/11662 CW, LJN:BD2447 Noot van M.J. Borgers 1 Voor de tweede keer in een betrekkelijk korte tijd geeft de Hoge Raad door middel van een cassatie in het belang der wet een signaal af dat de rechtspraak van de rechtbank Amsterdam in overleveringszaken bijstelling behoeft. De eerste maal betrof het de toepassing van artikel 13 OLW, dat kort gezegd een weigeringsgrond bevat voor de situatie dat de feiten ten aanzien waarvan overlevering wordt gevraagd, op Nederlands grondgebied zijn begaan. De lijn van de uitspraken die de Hoge Raad daarover heeft gedaan, luidt wederom kort gezegd dat bij de afweging of van deze weigeringsgrond gebruik wordt gemaakt, een beperkt toetsingskader moet worden gehanteerd. Zo mogen redenen van humanitaire aard geen aanleiding geven tot weigering (arresten van 28 november 2006, NJ 2007, 487, 488 en 489 m.nt. A.H. Klip; zie ook Rozemond, NJB 2007, p ). In het hierboven afgedrukte arrest is eveneens een beperking van het toetsingskader aan de orde. De rechtbank Amsterdam heeft in verschillende uitspraken het vereiste gesteld dat een Europees arrestatiebevel (EAB) de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen moet bevatten dan wel dat een afschrift daarvan door de uitvaardigende autoriteit moet worden overgelegd. De Hoge Raad haalt daar een streep doorheen. Klip voorspelde het eigenlijk al (zie zijn noot in NJ 2007, 489, onderdeel 15). 2 Waar draait het in deze zaak om? Indien een lidstaat een EAB uitvaardigt, dient in dat EAB op grond van artikel 8 lid 1, onder d, kaderbesluit EAB melding te worden gemaakt van de aard en de kwalificatie van het strafbaar feit, met name rekening houdend met artikel 2. Laatstgenoemde bepaling ziet op de overlevering op basis van zogeheten lijstfeiten. In het model-eab (bijlage bij kaderbesluit EAB, onderdeel e) wordt niet alleen de vermelding van de aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit verlangd, maar ook die van de toepasselijke wetsbepalingen. De OLW verwijst naar dit model en bepaalt daarnaast dat een EAB in ieder geval melding maakt van de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit. Naar de letter van het kaderbesluit en de OLW bestaat er dus geen verplichting tot het overleggen van de in het Nederlands of Engels vertaalde tekst van de toepasselijke wetsbepalingen. De rechtbank Amsterdam stelt niettemin een daartoe strekkend vereiste (vgl. naast de thans gecasseerde uitspraak ook Rb. Amsterdam 26 november 2004, LJN AR6681 en Rb. Amsterdam 4 maart 2005, NJ 2005, 475). Voor het stellen van dat vereiste noemt de rechtbank twee samenhangende argumenten: i. dit vereiste wordt expliciet genoemd in de wetsgeschiedenis, en ii. de tekst van het kaderbesluit staat niet aan het stellen van deze eis in de weg. In zijn voordracht en vordering tot cassatie in het belang der wet betoogt P-G Fokkens dat de rechtbank ten onrechte van uitvaardigende lidstaten verlangt dat zij de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen overleggen, en voert daartoe in de kern vier redenen aan: a. de tekst van het kaderbesluit omvat niet die verplichting, b. het wetshistorische standpunt moet worden verlaten in het licht van de plicht tot kaderbesluitconforme

2 interpretatie alsmede het feit dat de minister nadien is teruggekomen op het standpunt dat hij tijdens de parlementaire behandeling heeft ingenomen, c. het beginsel van wederzijdse erkenning waarop het kaderbesluit EAB is gebaseerd, verhoudt zich niet met de genoemde verplichting, althans niet in ongeclausuleerde vorm, en d. tal van andere lidstaten stellen ook niet het vereiste van het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. De Hoge Raad volgt het standpunt en in grote lijnen ook de argumentatie van de P-G. De Hoge Raad laat overigens in navolging van de voordracht (onder 27) een opening om in bepaalde omstandigheden toch de overlegging van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen te verlangen. Immers, onjuist is volgens de Hoge Raad de opvatting dat steeds die overlegging wordt verlangd. 3 P-G Fokkens en de Hoge Raad noemen duidelijke en overtuigende argumenten die pleiten tegen de opvatting van de rechtbank. De vraag is of al deze argumenten nodig zijn om het standpunt van de Rechtbank te weerleggen. Het meest voor de hand liggende bezwaar tegen de argumentatie van de rechtbank Amsterdam lijkt mij te zijn dat het beroep op de wetsgeschiedenis nogal zwak is gelet op de inhoud van de daarin gedane beweringen. In de passages waar het hier om draait (weergegeven in de voordracht, onder 11 en 12), stelt de minister dat het kaderbesluit en het daarbij behorende model verplichten tot het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. In het kaderbesluit en het model staat daarover echter eenvoudig niets vermeld, zodat de conclusie geen andere kan zijn dan dat de minister de plank misslaat. Het wetshistorische argument is daarmee weerlegd. Tevens is daarmee gezegd dat de OLW, die op dit punt het kaderbesluit en het model tamelijk letterlijk volgt, eveneens geen melding maakt van een verplichting tot het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. De hier aan de orde zijnde kwestie wordt eigenlijk pas echt interessant wanneer deze in een breder verband wordt gesteld: over welk toetsingskader beschikt de rechtbank Amsterdam als overleveringsrechter? Eerst dan komen meer principiële gezichtspunten zoals de plicht tot kaderbesluitconforme interpretatie, het beginsel van wederzijdse erkenning en de rol van wederzijds vertrouwen om de hoek kijken. Alvorens daarop nader in te gaan (onder 5 en 6), is het zinvol iets meer te zeggen over de zienswijze van de rechtbank Amsterdam zoals deze in haar rechtspraak naar voren komt. 4 Het kaderbesluit EAB stelt eisen aan de strafbare feiten waarvoor overlevering kan worden gevraagd. Wanneer het gaat om vervolgingsoverlevering ten aanzien van niet-lijstfeiten geldt dat het betreffende strafbare feit in de uitvaardigende staat met ten minste twaalf maanden vrijheidsstraf moet worden bedreigd (artikel 2 lid 1). Ten aanzien van lijstfeiten wordt als eis gesteld dat deze in de uitvaardigende staat een maximum vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kennen (artikel 2 lid 2). Het is eerst en vooral aan de uitvaardigende lidstaat zelf om zich ervan te vergewissen dat aan die eisen wordt voldaan. Uit haar rechtspraak blijkt dat de rechtbank Amsterdam het tot haar taak rekent om eenzelfde toets aan te leggen. Daarvoor is dan nodig dat men kan beschikken over de tekst van de toepasselijke wettelijke

3 bepalingen. Dat de rechtbank zich gehouden acht tot het uitvoeren van controle lijkt ermee verband te houden dat men zo nu en dan moet constateren dat een uitvaardigende lidstaat onjuiste gegevens vermeldt in een EAB. Een voorbeeld is Rb. Amsterdam 24 november 2006, LJN BD5210, waarin op grond van de overgelegde wetsartikelen wordt vastgesteld dat het aangekruiste lijstfeit in de uitvaardigende lidstaat niet met een maximumstraf van ten minste drie jaar wordt bedreigd. (Vgl. voorts Rb. Amsterdam 8 oktober 2004, LJN AR4220 en LJN AR4222, en voor een vergelijkbaar voorbeeld uit de uitleveringspraktijk HR 12 maart 2002, NJ 2002, 353.) Aldus neemt de rechtbank Amsterdam tot uitgangspunt dat er geen blind vertrouwen wordt gesteld in de uitvaardigende lidstaat. Geen blind vertrouwen is overigens niet hetzelfde als wantrouwen. Men kan stellen dat juist het ter beschikking stellen van informatie, zoals de tekst van wetsartikelen, eraan kan bijdragen dat lidstaten makkelijker vertrouwen in elkaar stellen (vgl. Ter Braak, in: Implementatie van kaderbesluiten, Nijmegen: WLP 2006, p. 157). Zodoende wordt immers zichtbaar dat in een overgroot deel van de gevallen niets mis gaat, terwijl in andere gevallen omissies snel aan het licht komen en in de beslissing kunnen worden verdisconteerd. 5 In een kort na het arrest van de Hoge Raad gewezen uitspraak heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen enkele belangrijke richtsnoeren ontwikkeld voor de uitleg en toepassing van het kaderbesluit EAB in de nationale rechtsorde (HvJ EG 17 juli 2008, zaak C-66/08, NJ 2008, 586 m.nt. M.J. Borgers). In deze Kozłowski-uitspraak formuleert het Hof als algemene regel dat, vanwege de eenvormige toepassing van het recht van de Unie en het gelijkheidsbeginsel, een autonome en uniforme uitleg moet worden gegeven aan bewoordingen van bepalingen van het Unierecht, voor zover die bepalingen voor de nadere invulling niet uitdrukkelijk verwijzen naar het nationale recht. Deze autonome en uniforme uitleg is van groot belang met het oog op de verplichting van de nationale rechter om het nationale recht zoveel mogelijk kaderbesluitconform uit te leggen (HvJ EG 16 juni 2005, zaak C-105/03, Pupino, NJ 2006, 500 m.nt. M.J. Borgers). Bij het vaststellen van de autonome en uniforme uitleg moet niet alleen acht worden geslagen op de tekst van de desbetreffende bepaling, maar ook op de ratio van die bepaling alsmede op het doel en de strekking van het kaderbesluit EAB. Uit de Kozłowsk-uitspraak blijkt voorts dat de lidstaten niet bevoegd zijn om aan begrippen die worden gebezigd in kaderbesluiten en ten aanzien waarvan voor de nadere invulling niet uitdrukkelijk wordt verwezen naar het nationale recht, een betekenis te geven die ruimer is dan de gegeven uniforme en autonome uitleg. Van een ruimere uitleg is sprake wanneer een uitleg wordt gehanteerd die eerder leidt tot weigering van de overlevering dan op grond van de uniforme en autonome uitleg zou worden bereikt (zie nader de noot onder de Kozłowski-uitspraak, onderdeel 5). Omvat een uniforme en autonome uitleg van (artikel 8 lid 1, onder d, van) het kaderbesluit EAB een verplichting voor de uitvaardigende lidstaat tot het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen? Het antwoord op die vraag kan niet worden ontleend aan de wetgeving terzake en ( ) rechterlijke beslissingen dienaangaande in andere Lidstaten, waaraan de Hoge Raad in navolging van P-G Fokkens refereert. Niet de implementatie van het kaderbesluit, maar het kaderbesluit zelf is maatgevend, zo blijkt thans uit de Kozłowski-uitspraak. Ook het feit dat het de oorspronkelijke bedoeling van de opstellers van het kaderbesluit was dat het niet nodig zou zijn deze wettekst in het

4 EAB op te nemen of ( ) deze aan te hechten, zoals het recent verschenen Europees handboek voor het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel (bijlage bij Raadsdocument 8216/2/08, p. 17) stelt en waarop ook P-G Fokkens wijst (voordracht, onder 22), legt nauwelijks gewicht in de schaal. Het komt namelijk nog altijd weinig voor dat het HvJ EG zich expliciet laat leiden door de totstandkomingsgeschiedenis van bepalingen (vgl. nader Vogenauer, Die Auslegung von Gesetzen in England und auf dem Kontinent, Band I, Tübingen: Mohr Siebeck 2001, p , Schønberg & Frick, European Law Review 2003, p en Dhondt & Geursen, NTER 2008, p ). Zie ik het goed, dan kan in artikel 8 lid 1, onder d, kaderbesluit EAB niet de verplichting worden gelezen om de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen te overleggen. Allereerst niet omdat de tekst van die bepaling noch het model-eab op het bestaan van een dergelijke verplichting wijst. Voorts zou als ratio van artikel 8 lid 1 kaderbesluit EAB kunnen worden geformuleerd dat de uitvoerende lidstaat met het model-eab in staat wordt gesteld om te beoordelen of zich een imperatieve of facultatieve weigeringsgrond voordoet (vgl. het genoemde Europees handboek, p. 17). Het gaat daarbij om kwesties als amnestie, ne bis in idem, verjaring en territorialiteit (artikel 3 en 4 kaderbesluit EAB). Voor die beoordeling is vooral een adequate beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, van belang en in mindere mate ook de aard en de wettelijke kwalificatie van dat feit. Men kan zich afvragen wat in dit kader eigenlijk nog de toegevoegde waarde is van het vermelden laat staan het overleggen van de toepasselijke wettelijke bepalingen. Strikt genomen hebben de uitvoerende lidstaten die niet nodig om te beoordelen of een weigeringsgrond zich voordoet. Zou een verplichting tot het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen wellicht kunnen worden afgeleid uit artikel 2 kaderbesluit EAB, dat ziet op het al dan niet mogen toetsen aan dan wel stellen van de eis van dubbele strafbaarheid? Wanneer men van doen heeft met een lijstfeit, geldt dat dit feit zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende staat moet vallen onder één van de in artikel 2 lid 2 genoemde delictscategorieën. Het ligt in de rede dat de uitvaardigende lidstaat bepaalt of dat het geval is, gelet op de uitdrukkelijke verwijzing naar het recht van de uitvaardigende staat (zie Klip in zijn noot in NJ 2008, 489, onderdeel 18, die een relatie legt met HvJ EG 3 mei 2007, zaak C-303/05, Advocaten voor de Wereld, NJ 2007, 619 m.nt. M.J. Borgers). Indien het om een niet-lijstfeit gaat, vereist het model-eab een volledige beschrijving van het strafbare feit. Die beschrijving zou toereikend moeten zijn om de uitvoerende lidstaat in staat te stellen of het feit waarvoor het EAB is uitgevaardigd, naar het recht van de uitvoerende lidstaat een strafbaar feit oplevert (vgl. het reeds genoemde Europees handboek, p. 69). In die benadering is het overleggen van de wettekst geen noodzakelijk standaardvereiste. De resterende vraag luidt of de uitvoerende lidstaat zou moeten beschikken over de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen van de uitvaardigende lidstaat teneinde te kunnen controleren of het feit waarop het EAB betrekking heeft, wordt bedreigd met het strafmaximum zoals bepaald in artikel 2 leden 1 en 2 kaderbesluit EAB. De daaraan voorafgaande vraag is of de uitvoerende lidstaat dat wel mag controleren, en daarvoor zijn het doel en de strekking van het kaderbesluit EAB relevant. Het kaderbesluit EAB heeft een systeem van overlevering geïntroduceerd dat is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning. Daardoor heeft dat systeem in een hoge mate een verplichtend karakter. Overleveren is de regel, en niet-overleveren is slechts mogelijk op grond van de in het kaderbesluit

5 limitatief opgenomen weigeringsgronden. Ook al wordt in de preambule van het kaderbesluit gesteld dat beslissingen over de tenuitvoerlegging van het EAB pas mogen worden genomen na een toereikende controle, tegelijkertijd berust het kaderbesluit op een hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten. (Zie de preambule, onder 5-10, alsmede de Kozłowski-uitspraak, overwegingen ) In deze benadering is het vertrouwen niet zozeer een resultante, maar veeleer het normatieve vertrekpunt van de samenwerking (vgl. ook HvJ EG 11 februari 2003, zaken C-187/01 en C-385/01, Gözütok en Brügge, NJ 2004, 194 m.nt. JR, overweging 33, Klip in zijn noot in NJ 2007, 489, onder 19, alsmede Kooijmans & Ouwerkerk, DD 2008, p ). Over het antwoord op de vraag of vertrouwen daadwerkelijk bestaat door het met een juridische regeling op te leggen, kan wisselend worden gedacht. Dat laat onverlet dat het niet past bij een stelsel dat is gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen, dat een uitvoerende lidstaat het werk van de uitvaardigende lidstaat structureel controleert. Die uitkomst sluit aan bij de resultaten van een vergelijking die Klip recent heeft gemaakt met andere deelterreinen van het Europese recht waarop het beginsel van wederzijdse erkenning een prominente rol speelt (DD 2008, p ). Op de vraag of in bijzondere omstandigheden een incidentele controle wel is toegelaten, kom ik aanstonds terug (onder 6). Het vorenstaande leidt er toe dat een autonome en uniforme uitleg van (artikel 8 lid 1, onder d, van) het kaderbesluit EAB geen ruimte laat voor het aannemen van een verplichting tot het overleggen van de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. Indien een dergelijk vereiste toch wordt gesteld, wordt een ontoelaatbare ruimere uitleg gehanteerd. De Hoge Raad komt feitelijk tot dezelfde slotsom, zij het langs een iets andere route. 6 Een interessante vraag is nog of de bevoegdheid om aanvullende gegevens te vragen aan de uitvaardigende lidstaat mag worden aangewend om toch de beschikking te krijgen over de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen (artikel 15 lid 2 kaderbesluit EAB en artikel 20 lid 4 OLW). De Hoge Raad lijkt daarvoor, zoals reeds onder 2 is opgemerkt, enige ruimte te willen bieden. P-G Fokkens stelt dat de mogelijkheid van het vragen van aanvullende gegevens bestaat indien gegronde twijfel bestaat aan de kwalificatie als zogenoemd lijstfeit of aan de minimumstraf [lees: maximumstraf; MJB] die is gesteld op het feit met betrekking waartoe het EAB is uitgevaardigd (voordracht, onder 27). Er lijkt hierdoor een trait d union te ontstaan tussen de hoge mate van vertrouwen waarop het kaderbesluit EAB is gebaseerd, en de controlebehoefte van de rechtbank Amsterdam, doordat bij wijze van uitzondering bijvoorbeeld naar aanleiding van een onderbouwd verweer van de opgeëiste persoon de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen in de beoordeling kan worden betrokken. Maar is deze lijn wel zo vanzelfsprekend? Enige aarzeling is mogelijk. Allereerst rijst de vraag of het beginsel van wederzijdse erkenning en het daaraan gekoppelde wederzijdse vertrouwen ruimte laten voor een toetsing van de beslissing van de uitvaardigende staat, ook al is dat beperkt tot situaties waarin het vermoeden is ontstaan dat er gebreken kleven aan deze beslissing. De hiervoor genoemde vergelijking die Klip heeft gemaakt, laat enerzijds zien dat het beginsel van wederzijdse erkenning niet zo ver strekt dat de uitvoerende lidstaat te allen tijde de ogen moet sluiten voor mogelijke fouten die door de uitvaardigende lidstaat zijn gemaakt, maar anderzijds kan er geen eenduidige maatstaf worden genoemd aan de hand waarvan kan worden bepaald waar de grenzen van de correctiebevoegdheid van

6 de uitvoerende staat liggen. In dit kader rijst ook de vraag en dat is een tweede reden voor aarzeling of, indien de uitvaardigende staat een fout maakt door bijvoorbeeld ten onrechte een strafbaar feit als lijstfeit aan te merken, het rechtsmiddel daartegen wel moet worden gezocht in de uitvoerende staat. Dwingt een op wederzijdse erkenning gebaseerd stelsel er niet veeleer toe dat de opgeëiste persoon zich richt tot de (kort geding)rechter in de uitvaardigende staat met de eis dat het EAB wordt gecorrigeerd of ingetrokken? Alsdan wordt voorkomen dat de rechter in de uitvoerende staat zich uitspreekt over fouten van de uitvaardigende staat. Ik geef onmiddellijk toe dat dit voor de opgeëiste persoon bepaald onpraktisch is. Ook komt de tegenvraag op wat dan nog het nut is van een bevoegdheid om aanvullende gegevens te vragen aan de uitvaardigende staat. In dat opzicht is het begrijpelijk dat de Hoge Raad enige ruimte laat voor het inwinnen van aanvullende informatie, al dan niet in de vorm van wetteksten, in uitzonderingsgevallen. Tegelijkertijd mag duidelijk zijn dat ook na de hier besproken beslissing van de Hoge Raad nog genoeg vragen resteren over het toetsingskader dat de rechtbank Amsterdam moet hanteren in overleveringszaken. Een nadere uitwerking van het beginsel van wederzijdse erkenning en de implicaties daarvan, alsmede het vaststellen van de ratio en functie van de bevoegdheid om aanvullende gegevens te vragen, zijn daarvoor van belang. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen zouden prejudiciële vragen kunnen worden gesteld aan het HvJ EG. 7 Na de uitspraak van de Hoge Raad staat het de rechtbank Amsterdam niet meer vrij om te verlangen dat elk EAB gepaard gaat met de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. Op één punt, dat specifiek verband houdt met executieoverlevering niet: vervolgingsoverlevering leidt dat tot problemen. Met betrekking tot executieoverlevering verlangt artikel 7 lid 1, onder b, OLW niet alleen dat het gaat om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier maanden of meer, maar ook dat sprake is van een lijstfeit waarop naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf van drie jaar of meer is gesteld, dan wel een nietlijstfeit waarop naar het recht van uitvaardigende staat en naar Nederlands recht een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden is gesteld. Dat betekent dat de rechtbank Amsterdam moet vaststellen of van de desbetreffende strafbedreiging sprake is, terwijl zij niet steeds zal beschikken over de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen. Ten aanzien van lijstfeiten lost dit probleem zich op doordat de uitvaardigende lidstaat in het EAB, met het aankruisen van een lijstfeit, verklaart dat op het desbetreffende feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf van drie jaar of meer is gesteld. Een soortgelijke verklaring hoeft de uitvaardigende lidstaat niet op te nemen ten aanzien van niet-lijstfeiten. En daar gaat het dus mis. De oorzaak voor dit probleem is gelegen in een onjuiste implementatie van artikel 2 leden 1 en 4 kaderbesluit EAB. Daarin is slechts bepaald dat ten aanzien van niet-lijstfeiten lidstaten de voorwaarde mogen stellen dat het EAB berust op een naar het recht van de uitvoerende lidstaat strafbaar feit. Dat gaat minder ver dan de toetsing die voortvloeit uit artikel 7 lid 1, onder b, OLW, waarin juist eisen worden gesteld aan de strafbedreiging in de uitvaardigende lidstaat (zie nader Glerum & Rozemond, DD 2006, p ). Voor een beoordeling of in de uitvaardigende lidstaat op het niet-lijstfeit een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden is gesteld, dient de rechter te beschikken over de tekst van de toepasselijke wettelijke bepalingen hoeft men daarvoor niet te beschikken.

7 In beginsel zijn twee oplossingen denkbaar voor het hier gesignaleerde probleem. Ten eerste, de rechtbank interpreteert artikel 7 lid 1, onder b, OLW kaderbesluitconform door de eis te laten vallen dat de rechtbank moet nagaan of ten aanzien van een niet-lijstfeit naar het recht van uitvaardigende staat een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden is gesteld (vgl. Keijzer, in: Handboek strafzaken, p. [91.19]-3 en Sanders, Het Europees aanhoudingsbevel, Antwerpen: Intersentia 2007, p. 16). De rechtbank kan evenwel met recht stellen dat een dergelijke interpretatie, gelet op de duidelijke tekst van artikel 7 lid 1, onder b, OLW, contra legem is en dat kaderbesluitconforme interpretatie derhalve achterwege blijft (vgl. overweging 47 in de Pupino-uitspraak). De tweede en meest voor de hand liggende oplossing is dan ook dat de wetgever in actie komt en artikel 7 OLW alsnog in lijn brengt met het kaderbesluit EAB.

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

De Raad van de Europese Unie is bevoegd om de

De Raad van de Europese Unie is bevoegd om de EUROPEES STRAFRECHT Besluiten EU De geldigheid van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de legaliteit van de regeling van de lijstfeiten Mr.dr. N. Rozemond 1 De Raad van de Europese

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 Zaaknummer: 13.706829-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:6916

ECLI:NL:RBAMS:2013:6916 ECLI:NL:RBAMS:2013:6916 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-10-2013 Datum publicatie 29-10-2013 Zaaknummer 13.737.644-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 15-06-2017 Zaaknummer 13.751.363-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Europees strafrecht

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING SAMENVATTING In de verhoudingen tussen de lidstaten van de Europese Unie is de rechtsfiguur overlevering in de plaats getreden van de rechtsfiguur uitlevering. In dit proefschrift heb ik onderzocht in

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 009 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:1041

ECLI:NL:RBAMS:2017:1041 ECLI:NL:RBAMS:2017:1041 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 28-02-2017 Zaaknummer 13.751889-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Europees strafrecht

Nadere informatie

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering Een vergelijking en kritische evaluatie in het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning V.H. Hoofdstuk I Inleiding 1 Doelstelling 2 Afbakening

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 2008 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet. Het aantal ontvangen EAB's 5 pagina

Nadere informatie

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J.

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J. HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620 Noot van M.J. Borgers 1. De tenlastelegging in de hierboven afgedrukte zaak is toegesneden

Nadere informatie

VOOR Rf CH f SPRAAK. Geachte heer Hirsch Ballin,

VOOR Rf CH f SPRAAK. Geachte heer Hirsch Ballin, fr NFJ)EREANDSF VFRENIGIN( VOOR Rf CH f SPRAAK De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 2030! 2500 GH Den Haag Datum 22 september 2010 Kenmerk 83.2000u/JT Uw kenmerk 5658242/ 0/6 Onderwerp

Nadere informatie

Nota naar aanleiding van het verslag

Nota naar aanleiding van het verslag 34 365 Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering

Nadere informatie

Europees Aanhoudingsbevel

Europees Aanhoudingsbevel Europees Aanhoudingsbevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 00 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet)

Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet) Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet) Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 NOVEMBER 2013 P.13.1765.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1765.N DE FEDERALE PROCUREUR, eiser, tegen N J E, persoon krachtens wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, aangehouden

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Vertaling C-404/15-1 Zaak C-404/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Europees Aanhoudingsbevel. Managementgegevens over de periode: Jaar 2011

Europees Aanhoudingsbevel. Managementgegevens over de periode: Jaar 2011 Europees Aanhoudingsbevel Managementgegevens over de periode: Jaar 0 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's 4. Het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3594

ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3594 ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3594 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 25-01-2013 Datum publicatie 08-03-2013 Zaaknummer 13-706643-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND?

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 had het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel 2 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.0337.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0337.N V K, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

Memorie van toelichting. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. 1. Inleiding Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

HvJ EG 16 juni 2005, Pupino NJ 2006, 500, zaaknummer: C-105/03, LJN:AU2335

HvJ EG 16 juni 2005, Pupino NJ 2006, 500, zaaknummer: C-105/03, LJN:AU2335 HvJ EG 16 juni 2005, Pupino NJ 2006, 500, zaaknummer: C-105/03, LJN:AU2335 Noot van M.J. Borgers 1 Er is alweer enige tijd verstreken sinds het wijzen van de uitspraak in de Pupino-zaak. Het voordeel daarvan

Nadere informatie

De navolgende wijzigingen worden voorgesteld:

De navolgende wijzigingen worden voorgesteld: De minister van Justitie en Veiligheid prof. mr. dr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling Strategie bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:4745

ECLI:NL:RBAMS:2017:4745 ECLI:NL:RBAMS:2017:4745 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 17-07-2017 Zaaknummer 13/751533-17 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Rekestprocedure Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Vertaling C-189/14-1 Zaak C-189/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2014 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015 Datum van inontvangstneming : 25/06/2015 Samenvatting C-241/15-1 Zaak C-241/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Auteur(s): Filip Smet Editie: 1202 p. 9 Publicatiedatum: 21 april 2010 Rechtbank/Hof: Cassatie Datum van uitspraak: 11 februari 2010 Wetboek: W.I.B.

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.13.0780.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 **7819 Nr. P.13.0780.N B L, persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Freddy Mols,

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 INITIATIEF - ADDENDUM van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:4375

ECLI:NL:RBAMS:2015:4375 ECLI:NL:RBAMS:2015:4375 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 17-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie -13-751270-15 15-3441 _ Internationaal

Nadere informatie

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183 Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Auteurs: mr. M. Verheijden en mr. L. Stevens Samenvatting In maart 2009 vindt een

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659

ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659 ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 18-04-2002 Zaaknummer 03-007006-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203

ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203 ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-03-2013 Datum publicatie 05-03-2013 Zaaknummer 13/706588-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

HR 27 januari 2009; ontbrekende processtukken in de cassatieprocedure NJ 2009, 148, zaaknummer: 07/11387, LJN:BG4245. Noot van M.J.

HR 27 januari 2009; ontbrekende processtukken in de cassatieprocedure NJ 2009, 148, zaaknummer: 07/11387, LJN:BG4245. Noot van M.J. HR 27 januari 2009; ontbrekende processtukken in de cassatieprocedure NJ 2009, 148, zaaknummer: 07/11387, LJN:BG4245 Noot van M.J. Borgers 1 De Hoge Raad neemt in een vijfformatie een beslissing die op

Nadere informatie

Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761

Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761 VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761 Datum: 26 juni 2017 Team: Vastgoed Tekenstukken: Ja Bijlagen: 1 Afschrift aan: wethouder Haring,

Nadere informatie

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier,

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier, Essentie: Twee sets algemene voorwaarden cumulatief van toepassing, één met en één zonder arbitraal beding. Voor geen van beide is een duidelijke voorrang. De wederpartij wil beslechting door de rechter.

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT

HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT Mr. W.R. Jonk en Mr. G.P. Hamer 1 Sinds 12 mei jongstleden gelden in Nederland twee verschillende uitleveringsregimes. Eén voor uitleveringsrelaties

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 16_2690 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. A.M.G Boerwinkel Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 18 april 2006 onderdeel Ontwikkeling contactpersoon Mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 e-mail a.kuijer@rechtspraak.nl

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2004:AR6679

ECLI:NL:RBAMS:2004:AR6679 ECLI:NL:RBAMS:2004:AR6679 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 26-11-2004 Datum publicatie 30-11-2004 Zaaknummer 13.097207-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BP5058, Centrale Raad van Beroep, 10/596 ZVW Datum uitspraak: 09-02-2011 Datum publicatie: 21-02-2011 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing aanvraag

Nadere informatie

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK 12-7108; 96507/FA RK 12-71111; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) [Verzoekster] te [adres verzoekster], verzoekster, advocaat: mr. M. Huisman

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BH9032 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BH9032 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BH9032 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-05-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie 09/00026

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft: het voorzitterschap het Coreper / de Raad 7361/10 COPEN

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 mei 2015 (OR. en) 8658/15 COPEN 115 EUROJUST 93 EJN 42 NOTA van: d.d.: 14 april 2015 aan: Betreft: Mevrouw Anne Vibe Bengtsen, attaché Juridische Zaken, Permanente

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Vertaling C-667/17-1 Zaak C-667/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:1059

ECLI:NL:CRVB:2013:1059 ECLI:NL:CRVB:2013:1059 Instantie Datum uitspraak 18-07-2013 Datum publicatie 19-07-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-353 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/ HET BENELUX-GERECHTSHOF LA COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/1/7 ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/1 -------------------------- Inzake : BEVIER VASTGOED B.V. tegen GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V Procestaal

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 81/24 Publicatieblad van de Europese Unie 27.3.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/299/JBZ VAN DE RAAD van 26 februari

Nadere informatie

EUROPEES ARRESTATIEBEVEL 1

EUROPEES ARRESTATIEBEVEL 1 EUROPEES ARRESTATIEBEVEL 1 Dit bevel is uitgevaardigd door een bevoegde rechterlijke autoriteit. Ik verzoek om aanhouding en overlevering van de hieronder genoemde persoon met het oog op strafvervolging

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447 RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447 Van : college van burgemeester en wethouders Datum : 27 juni 2017 Portefeuillehouder(s) : wethouder Haring Portefeuille(s) : Financiën Contactpersoon : W. Lam Tel.nr. : 8318

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie