Ontheffing projectmilieueffectrapportage. Windpark Goeiende BIJLAGEN. THV Elicio nv Fortech bvba 1/120 BE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontheffing projectmilieueffectrapportage. Windpark Goeiende BIJLAGEN. THV Elicio nv Fortech bvba 1/120 BE"

Transcriptie

1 1/120 BE Ontheffing projectmilieueffectrapportage Windpark Goeiende BIJLAGEN THV Elicio nv Fortech bvba Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

2 2/120 BE OPDRACHTGEVER CONTACTPERSOON THV Elicio Fortech p/a Elicio John Cordierlaan 9 B-8400 Oostende Jan Vercauteren tel: fax: jan.vercauteren@elicio.be Ontheffing project-milieueffectrapportage Windpark Goeiende OPDRACHTNEMER ARCADIS Belgium nv/sa Maatschappelijke zetel Koningsstraat 80 B-1000 Brussel Postadres Posthofbrug 12 B-2600 Berchem Contactpersoon Telefoon Telefax Website Natalie Bakx n.bakx@arcadisbelgium.be Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

3 3/120 BE Revisie Versie Datum Opmerking 1 2 april 2015 Eindrapport 2 29 juni 2015 Eindrapport aangepast na adviesronde Opgesteld Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum Milieumanagement Projectleider Natalie Bakx 29/06/2015 Geverifieerd Afdeling Functie Naam Handtekening Datum Milieumanagement Procesbegeleider Mieke Deconinck 29/06/2015 Goedgekeurd door klant Afdeling Functie Naam Handtekening Datum Elicio Fortech Manager Business Development Deskundige energie en milieu Jan Vercauteren 29/06/2015 Christa Schaut 29/06/2015 Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

4

5 5/120 BE Inhoudsopgave 1 Inleiding Korte beschrijving van het project Situering ontheffingsaanvraag Het project Situering van het projectgebied Beschrijving van het project Locatieverantwoording Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : bundelingsprincipe Omzendbrief RO/2014/02: Ruimtelijk: bundeling en optimalisatie als fundamentele uitgangsprincipes Beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen : deelgebied E17-netwerk Plan-MER voor afbakening van het stedelijk gebied Lokeren Inplanting in agrarisch gebied : lokalisatienota met bespreking efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten Vergunningen M.e.r.-plicht Omzendbrief RO/2014/ Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Natuurbeschermingsgebieden Natuurtoets Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets) Toets aan het Soortenbesluit Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets) Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (passende beoordeling) Beslissingsondersteunend instrument: Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines Geldende bestemmingsplannen Beschrijving van de referentiesituatie Discipline bodem Discipline water Discipline geluid Discipline flora en fauna Situering locatie t.o.v. naburige natuurgebieden en SBZ Biologische waarderingskaart Broedvogelgegevens studiegebied Watervogelgegevens en trekbewegingen studiegebied Seizoenale trekvogels studiegebied Vleermuizen Discipline landschap Landschappelijk waardevolle gebieden Beschrijving ankerplaats Molsbroek Beschrijving relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek Bouwkundig erfgoed en archeologie Visuele analyse Discipline mens Situering locatie t.o.v. omliggende woonkernen, recreatie en andere gebieden Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

6 6/120 BE Situering locatie binnen zonering luchtvaart Ontwikkelingsscenario Sigmaplan Natuurontwikkeling in Hamputten, aansluitend aan het Molsbroek Beoordeling van effecten Discipline bodem Ruimtebeslag Discipline water Discipline geluid Discipline flora en fauna Ruimtebeslag Aanvaring Verstoring Barrièrewerking Discipline landschap Ruimtebeslag Visuele impact Effect op bouwkundig erfgoed en archeologie Discipline mens Hinder van slagschaduw Effect op agrarische functie Effect op industriële functie Effect op woonfunctie Effect op recreatieve functie Veiligheidsaspecten Cumulatieve effecten Effecten op natuur Effecten op landschap Effecten op mens Uitbatingsmodaliteiten Slagschaduw Mortaliteit vogels Archeologische begeleiding Leemten in de kennis Eindbeoordeling Literatuurlijst Ontheffing project-m.e.r. Windpark Goeiende in Zele

7 7/120 BE Lijst van de bijlagen Bijlage 1 Onderzoek naar de mogelijke effecten van het windpark Goeiende (Zele) op vogels (Fortech Studie, 2014)... 1 Bijlage 2 Engagementsverklaring windpark Goeiende (Fortech studie, 2014)... 1 Bijlage 3 Verscherpte natuurtoets... 1 Bijlage 4 Passende beoordeling... 1 Bijlage 5 Geluidsstudie windturbineproject Windpark Goeiende (dba-plan, 2014)... 1 Bijlage 6 Advies Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Luchtvaart, inzake bebakening 1 Bijlage 7 Slagschaduwstudie windturbinepark Goeiende (Fortech-Elicio, 2014)... 1 Bijlage 8 Veiligheidsstudie Externe mensrisico s windturbineproject te Zele (F. Van den Schoor, 2014) 1 Bijlage 9 Visualisatiestudie... 2

8

9 9/120 BE Lijst van de figuren Figuur 1: Inplantingsplan park Scheldeland Figuur 2 : Situering geplande turbines windpark Goeiende op topografische kaart Figuur 3 : Uit het beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen Figuur 4 : Aanduiding plangebied plan-mer voor afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren, met aanduiding van de zoekzones voor windturbines Figuur 5 : Globale risicoklasse cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines Figuur 6 : Deelrisico voor voedseltrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels windturbines Figuur 7 : Deelrisico seizoens- en slaaptrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines Figuur 8: Situering op het gewestplan Figuur 9 : Ligging van de geplande windturbines t.o.v. de bodemkaart Figuur 10 : Waterlopen in de nabijheid van de geplande windturbines Figuur 11 : Ligging van de 2 vaste meetpunten geluid Figuur 12 : Natura 2000 gebieden Figuur 13 : Ligging geplande windturbines t.o.v. de biologische waarderingskaart Figuur 14 : Verdeling van het aantal bewegingen per soortengroep ( ) (Fortech Studie, 2014) Figuur 15 : Aantal bewegingen/km/uur in de projectzone ( ) (Fortech Studie, 2014) Figuur 16: Verdeling van het aantal bewegingen over drie hoogtecategorieën (onderzoek ) (Fortech Studie, 2014) Figuur 17 : Landschapsatlas Figuur 18 : Bouwkundig erfgoed en aanduiding van Hof Ten Goede Figuur 19 : Ligging van de geplande windturbines ten opzichte van omliggende woningen en woonkernen 45 Figuur 20 : deelzone Hagemeersen van het Sigmaplan (rood gearceerde zone) Figuur 21 : Geluidscontourenkaart voor 4 geplande windturbines type MM100 bij max. L wa Figuur 22 : Luchtfoto met zichtas vanuit het Hof Ten Goede richting projectlocatie Figuur 23 : Berekening van de slagschaduwcontouren 4 (groen), 8 (geel), 16 (blauw) en 32 u (rood) slagschaduw per jaar van het park Goeiende, rekening houdend met de cumulatieve effecten van de turbines van het park Scheldeland... 64

10

11 11/120 BE Lijst van de Tabellen Tabel 1: Coördinaten windturbines Goeiende Tabel 2 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden in het Molsbroek in Lokeren en naastliggende Hamputten in Waasmunster, met procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl. Gem. en % Vl. Max) Tabel 3 : Vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare (Everaert & Willems 2008; Devos 2008; INBO) Tabel 4 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkel veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare, met procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl Gem en % Vl Max) Tabel 5: Gemiddelde van wintermaxima van de meest voorkomende watervogels in de winterperiodes 2003/2004 tot 2012/2013 in de belangrijkste gebieden van de Durmevallei (Molsbroek, Donkmeer, Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare, Oude Durme en Durme te Waasmunster en Hamme en Durme tot Durmemonding te Tielrode) (watervogeldatabank INBO in INBO, 2014) Tabel 6 : Vergelijking tussen de voorgestelde meetmethode door INBO en de uitgevoerde meetmethode.. 51 Tabel 7 : Aantal bewegingen in de hele projectzone per dag (Fortech Studie, 2014) Tabel 8 : Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotoroppervlak (Fortech Studie, 2014) Tabel 9 : Uitwijkpercentages Tabel 10 : Inschatting van het totaal aantal slachtoffers van het volledige windpark op basis van de waargenomen aantallen bewegingen Tabel 11 : Criteria en achtergrond voor het globaal bepalen van mogelijke significantie van effecten Tabel 12 : Jaarlijkse sterfe en verwachte aantal slachtoffers per jaar Tabel 13: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de maximumwaarden aanvullingen uit Winkelman et al. (2008), Pearce-Higgings et al. (2009 & 2012) en Rydell et al. (2012) (Everaert & Peymen, 2013) Tabel 14: Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de algemeen gemiddelde waarden en maximumwaarden aanvullingen uit Whitfield & Madders (2006), Winkelman et al. (2008), Devereux et al. (2008), Pearce-Higgins et al. (2009), Grajetzky et al. (2011), Fijn et al. (2012) en Rydell et al. (2012). (Everaert & Peymen, 2013) Tabel 15: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen optreden (op basis van Tabel 15) Tabel 16 : Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen optreden. Op basis van Tabel 15. (Everaert & Peymen, 2013) Tabel 17: Ecologische vereisten van de in Vlaanderen voorkomende vleermuizen Tabel 18 : Gemiddelde van wintermaxima van de vogels in de winterperiodes 2003/2004 tot 2012/2013 in de belangrijkste gebieden van de Durmevallei (Molsbroek, Donkmeer, Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare, Oude Durme en Durme te Waasmunster en Hamme en Durme tot Durmemonding te Tielrode) (watervogeldatabank INBO in INBO, 2014) waarvoor S-IHD s zijn opgesteld... 15

12

13 13/120 BE Inleiding 1.1 Korte beschrijving van het project De tijdelijke handelsvennootschap Elicio Fortech plant een uitbreiding van het windturbinepark ter hoogte van Zele, ten zuiden van de E17. Acht windturbines zijn reeds in exploitatie. Momenteel willen de projectontwikkelaars gezamenlijk het windpark uitbreiden langs de E17 in oostelijke richting met 4 bijkomende windturbines. De uitbreiding door de bouw van de 4 bijkomende windturbines heet windpark Goeiende. Deze uitbreiding maakt deel uit van het oorspronkelijk geplande windturbineproject m.n. het windpark Scheldeland. 1.2 Situering ontheffingsaanvraag Voor dit project dat onder de milieueffectrapportage plicht valt (zie 2.5) wordt met dit dossier een gemotiveerd verzoek tot ontheffing aangevraagd door de initiatiefnemer. Om in aanmerking te komen voor deze procedure dient bekeken te worden of het project valt onder bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. De m.e.r.-plicht van voorliggend project wordt toegelicht in paragraaf 2.5. Belangrijk is dat met behulp van een ontheffing op eenvoudige wijze aangetoond moet kunnen worden dat er voor het project geen of beperkte milieueffecten te verwachten zijn. Daarenboven, toont de ontheffingsaanvraag in dit geval aan dat een nieuw Project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten.

14

15 15/120 BE Het project 2.1 Situering van het projectgebied De 4 windturbines die het onderwerp vormen van deze nota zijn gepland op het grondgebied van de gemeente Zele ter hoogte van de straat Hof ten Goededreef en Lokerenbeekstraat. De turbines worden voorzien ten zuiden van en evenwijdig met de E17. In de onderstaande tabel worden de coördinaten van de windturbines weergegeven. Tabel 1: Coördinaten windturbines Goeiende X-coördinaat Y-coördinaat Windturbine nr 10 = WT Windturbine nr 11 = WT Windturbine nr 12 = WT Windturbine nr 13 = WT Het windpark Goeiende bestaande uit 4 windturbines maakte initieel deel uit van het windturbineproject Scheldeland bestaande uit 13 windturbines. In de loop van de verschillende vergunningsprocedures werd het park onderverdeeld in 3 deelparken. Deze deelparken hebben elk een afzonderlijke naam gekregen. De 2 meest westelijke windturbines (WT01 en WT02) werden niet vergund en maken bijgevolg geen deel uit van het windpark. De 4 windturbines WT03, WT04, WT05 en WT06 vormen het windpark Berlare en zijn reeds in exploitatie sinds januari 2012 (groen op Figuur 1). De 3 turbines (WT07, WT08 en WT09) ten oosten van het windpark Berlare kregen de naam windpark BredeKop (rood op Figuur 1) en zijn in exploitatie sinds juli De 4 windturbines WT10, WT11, WT12 en WT13 behoren tot het windpark Goeiende (geel op Figuur 1). Dit laatste windpark vormt het onderwerp van deze nota. Tussen windturbine WT8 en WT9 heeft Electrabel nv een extra windturbine gebouwd (blauw op Figuur 1). Deze windturbine WT8a is in exploitatie sinds mei Recent is het bedrijf Storm gestart met de bouw van 4 windturbines ten noorden van de autostrade (wit op Figuur 1). Dit park bevindt zich op meer dan 2 km van het windpark Goeiende en er zal dus geen wederzijdse interferentie zijn tussen deze twee parken. Het inplantingsplan van de windturbines is weergegeven op Figuur 1.

16 16/120 BE Groen:Windpark Elicio Rood: windpark BredeKop Blauw: windturbine Electrabel Wit: windpark Storm (in aanbouw) Geel: windpark Goeiende (huidige aanvraag) Figuur 1: Inplantingsplan park Scheldeland 2.2 Beschrijving van het project Er is voor de turbines van het windpark Goeiende nog geen definitieve keuze gemaakt van het windturbinetype. De maximale afmetingen van de geplande windturbines zijn: rotordiameter: 101 m; tiphoogte: 150 m; Het maximaal vermogen/windturbine is 3 MW. Een situering van het windpark Goeiende bestaande uit 4 windturbines (en voorwerp van voorliggende ontheffingsnota) op topografische kaart is weergegeven in Figuur 2. De onderlinge afstanden tussen de windturbines is : 727 m tussen WT10 en WT11; 677 m tussen WT11 en WT12; 698 m tussen WT12 en WT13.

17 17/120 BE Figuur 2 : Situering geplande turbines windpark Goeiende op topografische kaart 2.3 Locatieverantwoording In deze paragraaf is een ruimtelijke verantwoording van voorliggend project toegelicht Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : bundelingsprincipe Eén van de fundamentele uitgangsprincipes van het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, zoals vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, is de bundeling, ofwel het streven naar een bundeling van functies. Dit algemeen principe wordt voor de inplanting van windturbines verfijnd in de Omzendbrief, die hierna beschreven wordt (zie paragraaf ) Omzendbrief RO/2014/02: Ruimtelijk: bundeling en optimalisatie als fundamentele uitgangsprincipes De Omzendbrief Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines stelt dat bundeling en optimalisatie als fundamentele uitgangsprincipes gelden voor de inplanting van windturbines. Het principe van gedeconcentreerde bundeling wordt voor de oprichting van windturbines verfijnd in het principe van de plaatsdeling (site sharing). De voorkeur gaat naar windenergieopwekking door middel van een cluster van windturbines. Het is niet aangewezen verschillende individuele turbines verspreid in te planten. Vanaf drie windturbines wordt van een cluster gesproken. Het clusteringsprincipe wordt verder toegepast door een ruimtelijke concentratie van windturbines in zeehavengebieden, industriegebieden of in de nabijheid van markant in het landschap voorkomende infrastructuren zoals wegen, spoorwegen, rivieren, kanalen, hoogspanningsleidingen Aantakken is ook mogelijk bij stedelijke gebieden en bij kernen van het buitengebied waarbij het niveau en de reikwijdte van de voorzieningen (de schaal en de potentiële hinder van het windturbinepark) in overeenstemming moeten worden gebracht met het belang van de kern of het stedelijk gebied.

18 18/120 BE De ruimtelijke concentratie van windturbines binnen een windturbinepark is ook van belang. De ruimtelijke concentratie wordt bepaald rekening houdend met technische vereisten, optimalisatie van de energieproductie en een optimale milieutechnische inplanting. Met het windpark Goeiende wordt invulling gegeven aan het principe van bundeling en optimalisatie: Het windturbinepark Goeiende bestaat uit een cluster van 4 turbines op eenzelfde locatie. De 4 windturbines volgen de lijn van de druk bereden autosnelweg E17 Gent- Antwerpen, een bestaande grootschalige infrastructuur. Het projectgebied grenst eveneens aan het regionaal bedrijventerrein in Lokeren. Dit bedrijventerrein op zich vormt de afbakening van het stedelijk gebied Lokeren. De vier turbines sluiten naadloos aan bij de windparken Berlare en BredeKop. Ze zijn technisch verenigbaar met de bestaande turbines en zorgen zo voor een optimale benutting van het potentieel aan hernieuwbare energieproductie Beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen : deelgebied E17-netwerk De provincie Oost-Vlaanderen finaliseerde in augustus 2009 haar beleidskader omtrent locaties voor windturbines als een addendum op het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. Het windproject Goeiende maakt deel uit van het deelgebied E17-netwerk. We citeren de relevante passages uit het beleidsplan : De verbinding met het Oost-Vlaamse kerngebied kan worden geaccentueerd door middel van een lineaire inplanting langsheen de transportas E17. Binnen het E17 netwerk moet de stedelijke dynamiek in het spanningsveld Gent- Antwerpen worden opgevangen. Als voorziening voor wonen en bedrijvigheid horen grootschalige windturbines hier zeer sterk thuis. Door een dichte inplanting van windturbines kan het netwerk als een geheel zichtbaar worden in de omliggende open ruimtegebieden. Het E17 netwerk maakt als één te accentueren stedelijk geheel deel uit van het gedifferentieerd landschap. Het windproject Goeiende volgt het ruimtelijk beleidskader van de Provincie Oost- Vlaanderen. Figuur 3 : Uit het beleidskader windturbines Provincie Oost-Vlaanderen

19 19/120 BE Plan-MER voor afbakening van het stedelijk gebied Lokeren In het plan-mer voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Lokeren (van juni 2011) is een effectbeoordeling gebeurd voor 3 deelplannen. Het deelplan 3 omvat de potentiële inplantingslocaties voor windturbines. Op onderstaande figuur zijn de afbakeningslijn, het deelplan 1 (deelplan Regionaal bedrijventerrein E17/4) gelegen ten noordwesten van de geplande windturbines binnen windpark Goeiende, deelplan 2 (deelplan herbestemming deel bestaand bedrijventerrein E17/1 als zone voor grootschalige kleinhandel) gelegen ten noorden van windpark Goeiende en de verschillende zoekzones voor windturbines weergegeven. Het windpark Goeiende is dus niet gelegen in het beschouwde gebied, maar er naast. Figuur 4 : Aanduiding plangebied plan-mer voor afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren, met aanduiding van de zoekzones voor windturbines Belangrijkste conclusies voor de zoekzone 1B die aan de overzijde van de E17 ter hoogte van het geplande windpark Goeiende is gelegen : Discipline geluid en trillingen : hier gelden ter hoogte van woningen de normen voor gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden. Door het hoge omgevingsgeluid langs de E17, ook tijdens de nachtperiode, zijn de effecten van de windturbines te verwaarlozen indien de geldende normen worden gerespecteerd.

20 20/120 BE Discipline flora en fauna : De inplanting van windturbines in de zoekzone 1B zal resulteren in aanvaringsslachtoffers omwille van de diverse trekroutes 1. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie : in de zoekzone 1B kunnen windturbines geclusterd worden met opgaande elementen, zoals de E17 of industriegebied. Discipline mens socio-organisatorische aspecten : de hinder ten aanzien van de bedrijfsgebouwen (met name visueel/ruimtelijk vlak, geluidsverstoring en licht en slagschaduweffecten) vormt een aandachtspunt Inplanting in agrarisch gebied : lokalisatienota met bespreking efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten De projectzone wordt op het gewestplan Dendermonde aangeduid als agrarisch gebied. De Codex Ruimtelijke Ordening laat sinds september 2009 aan de vergunningverlenende instanties de mogelijkheid toe om de nodige vergunningen te verlenen voor windturbines die worden aangevraagd in agrarische gebieden. De wetgever stelt de voorwaarde dat de mogelijke effecten van inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingsmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten in een lokalisatienota dienen te worden beschreven en geëvalueerd. In de lokalisatienota voor de bouw en exploitatie van Windpark Goeiende die zal worden toegevoegd aan de milieu- en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag zal bovenstaande voorwaarde besproken worden. Het voorstel tot inplanting van de 4 windturbines langsheen de E17 is een voorbeeld van duurzaam ruimtegebruik met de landschappelijke structuur als uitgangspunt : Dit project heeft 3 positieve aanknopingspunten : het bedrijventerrein, de afbakening van het stedelijk gebied Lokeren, de hoofd-transportas E17; Het project maximaliseert de energieopbrengst in de zone, rekening houdend met de randvoorwaarden (milieutechnisch, natuur, veiligheid, ). Het sluit aan bij de vergunde turbines van Windpark Berlare en Windpark Bredekop; De windturbines zijn geometrisch geordend, staan op een gelijke afstand van de E17 en op ongeveer gelijke afstand ten opzichte van elkaar (6 tot 7 maal de rotordiameter). 2.4 Vergunningen Voor de bouw en exploitatie van de 4 windturbines zal een bouw- en milieuvergunningsaanvraag worden ingediend. Het goedgekeurde verzoek tot ontheffing zal bij de vergunningsaanvragen gevoegd worden. 2.5 M.e.r.-plicht M.b.t. de mogelijke m.e.r.-plicht dient nagegaan te worden of een project opgenomen is in bijlage 1, 2 of 3 van het m.e.r.-besluit van 10 december 2004 (BS ). 1 De conclusie is gebaseerd op de gegevens van de vogelatlas van Dit is de reden waarom binnen de onderzoeksopdracht voor voorliggend project extra onderzoek is uitgevoerd naar de effectieve vogelbewegingen over de projectzone.

21 21/120 BE Volgens rubriek 3.i) van bijlage 2 van het m.e.r.-besluit moeten voor onderstaande inrichtingen een project-mer of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing worden opgesteld Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft: a) op 20 windturbines of meer, of b) op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied. Op basis van de gedetailleerde voorhanden zijnde informatie omtrent dit project zoals de resultaten van de uitgevoerde studie en de engagementsverklaring (zie Bijlage 2) en naar aanleiding van het overleg met de dienst MER heeft de initiatiefnemer beslist om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing in te dienen. Onderhavige nota is hiervan het resultaat. 2.6 Omzendbrief RO/2014/01 De Omzendbrief RO/2010/01 (Vlaamse Regering, 2014) geeft een afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines. Deze omzendbrief heft de omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 van 12 mei 2006 op. In hoofdstuk (Natuur) van de Omzendbrief (Vlaamse regering 2014) is o.m. het volgende beschreven: De nodige gegevens voor de beoordeling van het project in de natuurtoetsen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (het Natuurdecreet), maken, als ze van toepassing zijn, een integraal deel uit van de lokalisatienota: Gegevens voor een evaluatie in het kader van de algemene natuurtoets (art. 16); Gegevens voor een evaluatie in het kader van de verscherpte natuurtoets van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN toets, art. 26bis); de habitattoets van de speciale beschermingszone ter uitvoering van de habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn (art. 36ter) of de passende beoordeling. De algemene en verscherpte natuurtoets betreffen een louter juridische beoordeling die door de bevoegde overheid moet worden gemaakt (zie verder in 3.2.3). Om deze juridische beoordeling te kunnen maken, zal de initiatiefnemer van een activiteit, de nodige gegevens moeten voorleggen. Dit kan het best gebeuren in een beknopte of indien nodig uitgebreide nota, al dan niet geïntegreerd in een lokalisatienota of ontheffingsdossier. De (voortoets) passende beoordeling (opgenomen in bijlage 4) is altijd een aparte nota die door (of in opdracht van) de initiatiefnemer moet worden opgemaakt.

22

23 23/120 BE Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden 3.1 Natuurbeschermingsgebieden In de wijde omgeving liggen enkele deelgebieden van een Europees beschermde Speciale Beschermingszone, zijnde het Vogelrichtlijngebied (SBZ-V) Durme en middenloop van de Schelde, en deels overlappend daarmee ook een aantal Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) : SBZ-V Molsbroek + Durme, gelegen in Lokeren en Waasmunster SBZ-V Kalkense Meersen + Nieuwdonk + Donkmeer + Berlarebroek + Schelde, gelegen in Laarne, Wetteren, Wichelen, Berlare, Zele Natuurgebied en VEN-gebied (Vlaams Ecologisch Netwerk) kan men terugvinden in het Molsbroek en andere gebieden langs de Durme, de Zure Gavers in Zele (tussen Zele centrum en Heikant), Kalkense Meersen, Donkmeer, Berlarebroek en langs de Schelde. In of nabij deze natuurgebieden liggen ook verschillende erkende reservaten. De Speciale Beschermingszones zijn weergegeven op Figuur Natuurtoets Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets) Artikel 16 van het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activiteit de bevoegde (vergunningverlenende) overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijdbare schade kan ontstaan, door de vergunning te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De algemene natuurtoets gaat na of vermijdbare schade wordt veroorzaakt. Vermijdbare schade is de schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bijvoorbeeld met andere materialen, op een andere plaats, ). Het betreft dus niet de schade die onvermijdelijk het gevolg is van de totstandkoming van een bepaalde ontwikkeling maar werkelijk de schade die vermeden kàn worden Toets aan het Soortenbesluit Het Soortenbesluit (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 15 mei 2009) heeft een ruim toepassingsgebied en behelst alle inheemse wilde vogelsoorten (categorie 2) en alle soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (waaronder ook alle vleermuissoorten). De bescherming heeft voor beschermde vogelsoorten enerzijds betrekking op specimens en anderzijds op nesten. De bescherming van specimens impliceert dat de volgende handelingen verboden zijn: 1) het opzettelijk doden 2) het opzettelijk vangen 3) het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek. Deze bepaling is niet beperkt tot bepaalde beschermde gebieden maar geldt overal in Vlaanderen.

24 24/120 BE De term 'betekenisvol verstoren' is op te vatten als een verstoring die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van een soort. Factoren die als dusdanig kunnen worden beschouwd, zijn: Elke activiteit die bijdraagt tot de afname op lange termijn van de grootte van de populatie (populatieomvang) van de betrokken soort in het gebied of tot een geringe afname waardoor in vergelijking met de begintoestand de soort niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat kan blijven; Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat het verspreidingsgebied van de soort in het gebied kleiner wordt of dreigt te worden; Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat de omvang van de habitat van de soort in het gebied kleiner wordt Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets) In uitvoering van het Natuurdecreet werd een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend, bestaande uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). Artikel 26bis geeft aan dat er dient aangetoond te worden dat een activiteit die doorgaat in of in de omgeving van een VEN-gebied geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken (verscherpte natuurtoets). Wordt voor een activiteit, binnen of buiten het VEN, een vergunning aangevraagd, dan mag de overheid deze niet toestaan als deze activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade kan aanrichten aan de natuur van het VEN. Een gemeente, provincie,... vraagt in zulke gevallen (bijvoorbeeld in het kader van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning) steeds advies aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Er kunnen voorwaarden worden opgelegd om de werken te kunnen toestaan of vergunnen. Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke wijze men de activiteit ook uitvoert. Vermijdbare schade is die schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bv. met andere materialen, op een andere plaats, ) en is overal in Vlaanderen verboden. Onherstelbare schade betekent dat de schade niet meer kan hersteld worden. Onder herstel van de schade, wordt herstel verstaan op de plaats van beschadiging met een kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig habitat als deze die er voor de beschadiging aanwezig was. Een vergunning voor onvermijdbare schade die wel herstelbaar is, mag dus wel worden toegestaan. De meest nabije VEN-gebieden maken deel uit van de eerder beschreven Speciale Beschermingszones. Het betreft enerzijds ten noorden het GEN-gebied De vallei van de Durme (nr 209) (1,4 km) en anderzijds ten zuidoosten het GEN-gebied De vallei van de Boven-Zeeschelde van Kalkense Meersen tot Sint-Onolfspolder (nr 215) (2,3 km). Als onderdeel van voorliggend verzoek tot ontheffing wordt, in het kader van Artikel 26bis van het Natuurdecreet, een verscherpte natuurtoets opgemaakt (Bijlage 3).

25 25/120 BE Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (passende beoordeling) Artikel 36ter van het Vlaamse Natuurdecreet stelt dat een vergunningsplichtige activiteit die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, onderworpen dient te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone (SBZ). In een passende beoordeling komen volgende aspecten aan bod: het al of niet aanwezig zijn van een SBZ binnen de invloedssfeer van de voorgenomen activiteit; beschrijving van de speciale beschermingszones met hun instandhoudingsdoelstellingen; beschrijving en beoordeling van de effectengroepen welke een rol spelen en welke een effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde habitats en soorten. Het meest nabije Natura-2000 gebied is in vogelvlucht gelegen op 1,45 km van WT 13. Het betreft een deel van het Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (BE ). Het Vogelrichtlijngebied (SBZ-V) betreft het gebied met naam Durme en de middenloop van de Schelde (BE ) Het meest nabije deel is op 1,45 km gelegen van WT 13. Als onderdeel van voorliggend verzoek tot ontheffing wordt in het kader van Artikel 36ter van het Natuurdecreet in Bijlage 4 een passende beoordeling gevoegd. 3.3 Beslissingsondersteunend instrument: Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines Het INBO heeft een beleidsondersteunend instrument opgemaakt (Everaert et al., 2011) inzake de inplanting van windturbines in Vlaanderen en de mogelijke effecten op vogels en vleermuizen. In 2013 zijn aanvullingen aan dit beleidsondersteunend instrument verschenen (Everaert, J. & Peymen J., 2013). Het beleidsondersteunend instrument omvat informatie en aanbevelingen over de mogelijke effecten, en geeft aanbevelingen aan de vergunningsverlenende overheden welke stappen er kunnen genomen worden bij het onderzoek van geplande windturbineprojecten. De Vogelatlas 2003 is niet meer van toepassing. Huidige risicoatlas maakt deel uit van het beleidsondersteunend instrument. In de risicoatlas is Vlaanderen, op basis van verschillende deelkaarten, opgesplitst in gebieden met risicoklassen 0 tot 3 (laag tot hoog risico). De risicoatlas toont op basis van de voorhanden zijnde gegevens waar en waarom bepaalde gebieden een mogelijks risico kunnen vormen voor vogels bij het plaatsen van windturbines. De risicoatlas vormt het startpunt in de analyse van geplande windturbines, geen enkele risicoklasse is echter uitgesloten. Een gedetailleerde impactanalyse op project- of planniveau moet verder onderzoeken of de effecten werkelijk significant kunnen zijn voor de belangrijke natuurwaarden of niet (Everaert et al., 2011). De projectlocatie is gelegen in een gebied dat volgens de risicoanalyse gedefinieerd wordt als een gebied met risicoklasse 3. De inkleuring in de (globale) risicoklasse 3 is voor het projectgebied gebaseerd op deelrisico s voor voedseltrek (risicoklasse 3) en

26 26/120 BE seizoens- en slaaptrek (risicoklasse 2) tussen de gebieden rond het Molsbroek en het Donkmeer. Zowel de totaalkaart die het globale risico weergeeft als de themakaarten die de deelrisico s weergeven zijn hieronder opgenomen. Figuur 5 : Globale risicoklasse cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines Figuur 6 : Deelrisico voor voedseltrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels windturbines

27 27/120 BE Figuur 7 : Deelrisico seizoens- en slaaptrek cfr Vlaamse risicoatlas vogels - windturbines 3.4 Geldende bestemmingsplannen De 4 windturbines zijn volledig gelegen in agrarisch gebied. Ter hoogte van het projectgebied komt ten zuiden van de E17 voornamelijk agrarisch gebied voor. Ten noorden van de E17 is een industriegebied en reservegebied voor industriële uitbreiding gelegen. Dit reservegebied is momenteel reeds grotendeels ingenomen door industriële activiteiten. Enkel de meest noordelijke punt (verst verwijderd van het windpark) is nog niet ontwikkeld als industriezone. De 4 windturbines zijn ten opzichte van het gewestplan gesitueerd op Figuur 8. Er is voor dit gebied geen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht. In de nabije omgeving komen de volgende bestemmingen voor: woonkern: 340 m; dichtstbijzijnde vreemde woning: meer dan 350 m; industriegebied: 150 m; reservegebied voor industriële uitbreiding: 150 m; groengebied: 530 m; buffergebied (groen ingekleurd): 150 m; parkgebied: 730 m; natuurgebied: 760 m.

28 28/120 BE Figuur 8: Situering op het gewestplan

29 29/120 BE Beschrijving van de referentiesituatie 4.1 Discipline bodem Het projectgebied wordt gekenmerkt door een zandige bodem. De 3 oostelijke windturbines (WT11 WT13) worden gepland in droge tot vochtige zandbodems. WT10 is gepland in een zone ingetekend als natte zandbodems. Een uitsnit van de bodemkaart is hieronder weergegeven. Figuur 9 : Ligging van de geplande windturbines t.o.v. de bodemkaart 4.2 Discipline water De windturbines worden gepland in de zone gelegen ten zuiden van de E17. 3 windturbines zijn voorzien in de zone tussen de E17 en de Zelebeek in. Windturbine WT10 zal staan ten zuiden van de Zelebeek. De Zelebeek is een waterloop van 2de categorie en behoort tot het Beneden-Scheldebekken. De grondwatertafel is in dit gebied zeer kwetsbaar voor grondwaterverontreiniging (cf grondwaterkwetsbaarheidskaart in Databank Ondergrond Vlaanderen). De bovenste laag is zandig en ook de watervoerende laag is zandig. Volgens nabij gelegen boringen in DOV bevindt de grondwatertafel zich op ca 1 m onder maaiveld.

30 30/120 BE Figuur 10 : Waterlopen in de nabijheid van de geplande windturbines 4.3 Discipline geluid Het omgevingsgeluid in de omgeving van het project wordt overdag, s avonds en voor een groot deel van de nacht bepaald door het zeer drukke wegverkeer op de E17. In opdracht van Elicio/Fortech werd een geluidsstudie in het bijzonder geluidsmetingen, uitgevoerd ter bepaling van het huidige omgevingsgeluid. Om de huidige geluidskwaliteit in en rondom het projectgebied te inventariseren werden er continue geluidsmetingen over minstens 14 dagen uitgevoerd in 2 vaste meetpunten. Het zijn meetpunten t.h.v. de dichtst bijgelegen en meest kritische woningen t.o.v. de toekomstige windturbines. Aangezien de nu reeds aanwezige windturbines nog niet geëxploiteerd werden tijdens de metingen, betreft het hier metingen van het oorspronkelijk omgevingsgeluid zonder windturbines. De metingen leverden waarden op van de grootheden L Aeq,1h, L A01,1h, L A05,1h, L A10,1h, L A50,1h en L A95,1h uitgedrukt in db(a). De meetpunten zijn gesitueerd op de luchtfoto in onderstaande figuur.

31 31/120 BE Figuur 11 : Ligging van de 2 vaste meetpunten geluid Voor alle informatie verwijzen we naar dit geluidsrapport dat in Bijlage 5 is toegevoegd (Projectcode : P13128). 4.4 Discipline flora en fauna Situering locatie t.o.v. naburige natuurgebieden en SBZ De 4 windturbines zijn niet gelegen in habitat- of vogelrichtlijngebieden (Natura 2000), noch in afgebakende VEN of IVON gebieden. De meest nabijgelegen habitat- en vogelrichtlijngebieden zijn: habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent: op 1,4 km ten noorden en op 2,2 km ten zuiden; vogelrichtlijngebied Durme en de middenloop van de Schelde: op 1,4 km ten noorden en op 2,2 km ten zuiden. De VEN en IVON gebieden in de nabijheid zijn: De vallei van de Durme op 1,4 km ten noorden. De vallei van de Boven Zeeschelde van Kalkense meersen tot Sint-Onolfspolder op 2,2 km ten zuiden.

32 32/120 BE Op onderstaande kaart is het projectgebied gesitueerd ten opzichte van deze gebieden. Molsbroek en Hamputten Durme en monding Durme Donkmeer en Nieuwdonk Berlarebroek Kalkense meersen Figuur 12 : Natura 2000 gebieden Biologische waarderingskaart De windturbines worden voorzien in een landbouwzone die volgens de biologische waarderingskaart wordt getypeerd als een zone met biologisch minder waardevolle akkerlanden, minder waardevolle graslanden met waardevolle elementen (bomenrijen met wilgen en elzen en perceelsranden met voornamelijk rietkragen). In onderstaand kaartje zijn de geplande windturbines weergegeven ten opzichte van de biologische waarderingskaart, die werd geactualiseerd op basis van een recente luchtfoto. Alle windturbines zijn gepland in percelen die biologisch minder waardevol zijn. Ter hoogte van de inplantingsplaatsen komen geen Natura 2000 habitats voor.

33 33/120 BE Figuur 13 : Ligging geplande windturbines t.o.v. de biologische waarderingskaart Broedvogelgegevens studiegebied In een zone van ongeveer 700 m rondom de E17 werden bij de inventarisaties voor de Vlaamse Broedvogelatlas ( ) de volgende meer bijzondere broedvogels vastgesteld ter hoogte van het projectgebied : Zele (ten Z van E17) : Patrijs (1), Veldleeuwerik (1). Het INBO-advies (INBO, 2008) vermeldt ter hoogte van het projectgebied territoria van broedende Kieviten en Scholekster (gegevens Regionaal Landschap Schelde-Durme, in kader van Weidevogelproject). INBO geeft ook aan dat een deel van de Kokmeeuwen uit de grote broedkolonie in het Molsbroek (ca koppels) tijdens het broedseizoen soms over de E17 vliegen ter hoogte van het bestaande industriepark en de Durme. Deze vliegbewegingen zouden vooral gesitueerd zijn op een hoogte tussen 30 en 80 m, waarschijnlijk veelal tussen 30 en 60 m.

34 34/120 BE Watervogelgegevens en trekbewegingen studiegebied Watervogelgegevens Hierna worden de watervogelgegevens weergegeven van de belangrijkste vogelgebieden in de omgeving van het projectgebied: het Molsbroek en naastliggende Hamputten en Donkmeer en Nieuwdonk (Figuur 12). Ook enkele andere gebieden in de ruime omgeving van het projectgebied, namelijk de Scheldebroeken te Berlare, de Oude Durme en Durme in Waasmunster en Hamme en de Durme tot Durmemonding te Tielrode zijn van belang voor de bepaling van de gemiddelde lokale populatie van de aanwezige vogelsoorten (INBO, 2014). Voor de berekening en beoordeling van de aanvaringseffecten, wordt rekening gehouden met dit lokaal-ecologisch gebied, ofwel de leefgebieden waartussen regelmatig uitwisseling is. Tabel 2 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden in het Molsbroek in Lokeren en naastliggende Hamputten in Waasmunster, met procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl. Gem. en % Vl. Max) Gem 2014) Max (1999- ( ) % Vl Gem % Vl Max Bergeend* ,12 0,28 Smient* ,13 0,12 Krakeend ,98 1,27 Wintertaling* ,59 1,57 Wilde Eend* ,89 2,55 Pijlstaart* ,50 0,94 Slobeend* ,03 6,49 Tafeleend ,31 0,37 Kuifeend ,85 2,57 (*) = vrijwel alle vogels in het Molsbroek. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Smient, Wintertaling en Slobeend zullen hoger zijn omdat in het Molsbroek moeilijk kan geteld worden.

35 35/120 BE Tabel 3 : Vastgestelde maximumaantallen van enkele veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare (Everaert & Willems 2008; Devos 2008; INBO) Gem Max Bergeend* Smient Krakeend* Wintertaling* Wilde Eend* Pijlstaart* Slobeend* Tafeleend* Kuifeend* (*) = grootste aantallen op het Donkmeer. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Wilde eend en Wintertaling op het Donkmeer zullen hoger zijn omdat deze soorten daar moeilijk te tellen zijn

36 36/120 BE Tabel 4 : Gemiddelde en maximum van vastgestelde maximumaantallen van enkel veel voorkomende eenden aan het Donkmeer (incl. reservaatzone) en Nieuwdonk in Berlare, met procentueel aandeel in gemiddelde en maximum winterpopulatie in heel Vlaanderen (% Vl Gem en % Vl Max) Gem Max % Vl % Vl Tem Tem Gem Max Bergeend* ,18 0,49 Smient ,78 3,31 Krakeend* ,87 1,38 Wintertaling* ,13 0,29 Wilde Eend* ,68 0,97 Pijlstaart* ,16 0,54 Slobeend* ,50 7,37 Tafeleend* ,10 0,41 Kuifeend* ,54 1,45 (*) = grootste aantallen op het Donkmeer. Opmerking : werkelijke aantallen van vooral Wilde Eend en Wintertaling op het Donkmeer zullen hoger zijn omdat deze soorten daar moeilijk te tellen zijn Tabel 5: Gemiddelde van wintermaxima van de meest voorkomende watervogels in de winterperiodes 2003/2004 tot 2012/2013 in de belangrijkste gebieden van de Durmevallei (Molsbroek, Donkmeer, Nieuwdonk, Scheldebroeken te Berlare, Oude Durme en Durme te Waasmunster en Hamme en Durme tot Durmemonding te Tielrode) (watervogeldatabank INBO in INBO, 2014) Lokale populatie (gemiddeld) % van gemiddelde Vlaamse populatie Grauwe gans 260 1,5 Bergeend 82 1,6 Smient* ,1 Krakeend 201 1,9 Wintertaling* 666 2,7 Wilde Eend* ,6 Pijlstaart 14 0,7 Slobeend* ,1 Tafeleend 144 1,2

37 37/120 BE Lokale populatie (gemiddeld) % van gemiddelde Vlaamse populatie Kuifeend 319 2,4 Kievit* 303 0,7 Kokmeeuw* ,8 Stormmeeuw* ,8 (*) = een deel van de populatie van deze soorten wordt verwacht dat zij de locatie waar de turbines komen kruisen (trekcorridor tussen het Molsbroek en de meer zuidelijk gelegen gebieden) Trekbewegingen In Figuur 12 zijn de vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied weergegeven en de veronderstelde trekroutes kunnen ondermeer worden afgeleid van de risicoatlas van Figuur 6 en van Figuur 7. Ook beide INBO-adviezen (2008, 2014) bespreken een beeld van de veronderstelde trekbewegingen. Een dagelijkse link tussen enerzijds het Molsbroek en Hamputten en Donk/Nieuwdonk en anderzijds de meer zuidelijk gelegen gebieden (Scheldebroeken, Oude Durme, Durme en Durmemonding) is niet aanwezig (INBO, 2014), maar tijdens een winterperiode kan deze link wel verwacht worden. De smienten die op Nieuwdonk worden geteld, foerageren ook regelmatig in de Kalkense Meersen. Voor de bepaling van de gemiddelde lokale populatie zijn deze uitwisselingen, zoals hiervoor beschreven, van belang. Echter in het licht van de effectieve aanvaring, dient opgemerkt dat enkel de uitwisseling van noordelijke naar zuidelijke richting (van het Molsbroek / Hamputten richting Donkmeer / Nieuwdonk en Scheldebroeken) de windturbines kruist. Uitwisselingen tussen het Molsbroek / Hamputten en de Durme enerzijds en tussen Donkmeer / Nieuwdonk en Scheldebroeken en Kalkense meersen anderzijds vertonen geen interferentie met de geplande windturbines. Een mogelijke aanvaring tijdens deze vliegbewegingen wordt bijgevolg niet verwacht. Om een duidelijk beeld te krijgen van de vliegbewegingen ter hoogte van het projectgebied, vond er in het kader van een eerdere aanvraag voor dit windpark een intensieve inventarisatie van de vliegbewegingen plaats (Fortech Studie, 2014 opgenomen in Bijlage 1). Deze gegevens geven geen bevestiging van de veronderstelde trekbewegingen van eendensoorten die er zouden passeren anderzijds zoals beschreven in de adviezen van het INBO. Van oktober 2009 tot en met december 2010 werd een intensieve monitoring uitgevoerd van de vogelbewegingen ter hoogte van het projectgebied Goeiende. Hiervoor gaf de THV Elicio-Fortech opdracht aan Fortech Studie. Het veldwerk werd verricht in samenwerking met de vzw BELORA, de Belgische vereniging voor ornithologisch onderzoek. Het doel van de studie was een duidelijk beeld te krijgen van de situatie ter hoogte van de projectzone door met lokale waarnemingen de theoretisch veronderstelde trekbewegingen te verifiëren en te kwantificeren om de eventuele effecten van het windpark te kunnen inschatten. De studie verliep in 3 fasen met een oriënterend onderzoek in 2008, het grootschalig onderzoek in en een controlerend

38 38/120 BE onderzoek in Tijdens het controlerend onderzoek werden dezelfde tendenzen vastgesteld als in het grootschalig onderzoek. De volledige studie is toegevoegd in Bijlage 1. De vaststellingen op basis van de studie van Fortech Studie (2014), waarbij de vogelbewegingen ter hoogte van de projectzone zijn geïnventariseerd gedurende de periode , zijn de volgende: Er werden geen uitzonderlijke soorten of aantallen vogels waargenomen in de projectzone. De vastgestelde bewegingen zijn vooral van meeuwen, die wellicht afkomstig waren van het Molsbroek. Daarnaast is er een groot aantal bewegingen vastgesteld van duiven en kieviten. Voor beide soorten betrof het vermoedelijk zowel trek als lokale bewegingen, afhankelijk van het meetmoment. meeuw duif kievit kleine zangvogels spreeuw ekster/kauw/kraai eend gans overige Figuur 14 : Verdeling van het aantal bewegingen per soortengroep ( ) (Fortech Studie, 2014) De vastgestelde flux is van dezelfde grootteorde als in diverse andere gebieden waar met het oog op de inplanting van turbines metingen werden uitgevoerd. Bijna altijd was de piekflux lager dan bewegingen/km/uur. Slechts sporadisch was de flux hoger, namelijk op 26 oktober 2009, 12 december 2009 en 18 december 2009, door verhoogde aantallen (hout)duiven en kieviten.

39 39/120 BE aantal/ km/u Figuur 15 : Aantal bewegingen/km/uur in de projectzone ( ) (Fortech Studie, 2014) Ook de vlieghoogte is gelijkaardig aan waarnemingen tijdens andere onderzoeken. Meer dan 60% van alle vogelbewegingen spelen zich af beneden de 40 m hoogte en interfereren dus niet met de turbines. Het laagste punt van de wiek is immers op 50 m hoogte. >80m 40-80m < 40m procent van de waarnemingen Figuur 16: Verdeling van het aantal bewegingen over drie hoogtecategorieën (onderzoek ) (Fortech Studie, 2014) Een aantal grote trekbewegingen die ook in de rest van Vlaanderen worden waargenomen, zijn ook in deze metingen naar voor gekomen. Voorbeelden daarvan zijn de trekbeweging van (hout)duiven en ganzen. Ook de seizoenale verschillen in de bewegingen van spreeuwen, kieviten, meeuwen en een aantal soorten zangvogels (vooral vinken) kwamen duidelijk naar voor. Anders dan verwacht op basis van het INBO-advies over deze zone werden geen belangrijke bewegingen van eenden vastgesteld. Nooit (oktober april) werden meer dan 300 eenden (alle soorten samen) per dag (3u ochtend + 3u avond) waargenomen. De veronderstelling van INBO dat een omvangrijk deel van de smientpopulatie vanuit het Molsbroek in een rechte lijn naar het Donkmeer vliegt, wordt niet bevestigd door de talrijke metingen (visueel en radar) die zijn uitgevoerd door Fortech Studie. In perioden dat er smienten aanwezig waren in het Molsbroek, konden geen smienten worden waargenomen in de projectzone. Noch met visuele

40 40/120 BE waarnemingen, noch met nachtkijkers, noch met de radar. De verklaring kan zijn dat smienten niet het rechtlijnige traject volgen tussen het Molsbroek en het Donkmeer. Omdat smienten uitgesproken grazers zijn is het aannemelijk dat ze tijdens de avondschemering het Molsbroek verlaten om te foerageren naar de weilanden (en akkerlanden) die overvloedig aanwezig zijn in de ruime omgeving, hoogstwaarschijnlijk vochtige weilanden die aantrekkelijker zijn als foerageergebied dan het Donkmeer. Het aantal bewegingen dat is vastgesteld tijdens de nachturen is ver beneden de verwachting gebleven. Tijdens de meeste metingen werd de flux van 50 bewegingen/km/uur niet overschreden. Dit is laag in vergelijking met de waargenomen nachtelijke flux op andere locaties (Poot & Lensink, 2008) Seizoenale trekvogels studiegebied Het INBO-advies van 2008 bespreekt het verschijnsel stuwtrek, waarbij trekvogels bepaalde structuren in het landschap beginnen volgen en daarlangs zoals in een trechter ruimtelijk samenkomen, waardoor soms grote aantallen in een relatief smalle corridor kunnen overvliegen. Ter hoogte van de E17 in Laarne, Berlare, Zele, Lokeren en Waasmunster kan gesproken worden van matige stuwtrek in het najaar, richting zuid tot zuidwest over het projectgebied. Het rapport van Fortech Studie (2014) (Bijlage 1) geeft een beeld van de seizoenale trek ter hoogte van de projectzone. De belangrijkste trektelbewegingen in de ruime omgeving van het projectgebied bevinden zich echter langsheen de Schelde. De trektelpost die zich vroeger ter hoogte van het Molsbroek bevond, is dan ook verplaatst naar de Scheldebroeken (Aubroek) te Berlare ( Dit gebied bevindt zich ten zuiden van de inplantingsplaats van de windturbines. De soorten die in belangrijke aantallen jaarlijks worden waargenomen zijn Aalscholvers, Koperwiek, Houtduif, Veldleeuwerik, Graspieper en Vink ( Opmerkelijke waarnemingen van de laatste vier jaar zijn Boomleeuwerik, Appelvink, Beflijster, Kruisbek en Smelleken Vleermuizen Uitgaande van de terreinkenmerken van het projectgebied worden er ter hoogte van het projectgebied geen bijzondere vleermuizen verwacht. Het aantal kleine landschapselementen is eerder beperkt en binnen de onmiddellijke omgeving komen geen zomer- of winterverblijfplaatsen, zoals forten, bunkers, oude bomen in oude bossen, voor. Het advies van het INBO (2008) bevestigt ook deze verwachting, waarbij gesteld wordt dat er waarschijnlijk ter hoogte van de E17 geen uitzonderlijke aantallen vleermuizen voorkomen. Daarom is in het kader van voorliggende nota geen bijkomend onderzoek uitgevoerd in en nabij de zoekzone voor windturbines. In de Zoogdierenatlas (weergave op kilometerhokniveau) worden volgende soorten gemeld in het gebied tussen Lokeren en Berlare: Meervleermuis, Laatvlieger, Baardvleermuis, Rosse Vleermuis, Ruige en Gewone Dwergvleermuis, Watervleermuis en Grootoorvleermuis (Verkem et al, 2003). Vanuit het voorzorgsprincipe voor de impact op vleermuizen worden grote boscomplexen, bosranden, waardevolle kleine landschapselementen, en wetlands best zoveel mogelijk gevrijwaard voor het plaatsen van windturbines (Winkelman et al. 2008).

41 41/120 BE Meer in detail kunnen op basis van de recente literatuur o.m. volgende risicozones gedefinieerd worden, die best zoveel mogelijk gemeden worden, en waarbinnen het in veel gevallen dan ook aangeraden zal zijn om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor plaatsing van windturbines. risicozone van 500 m rond belangrijke rustplaatsen van vleermuizen, zoals voortplanting- en overwinteringlocaties, zwermgebieden en kraamkolonies. risicozone van 200 m rond belangrijke voedselgebieden zoals bosgebieden (in ieder geval voor laatvlieger), wetlands, waardevolle waterlopen met natuurranden, en waardevolle kleine landschapselementen (Winkelman et al. 2008). Op basis van bovenstaande informatie ligt het projectgebied buiten deze risicozones. 4.5 Discipline landschap Landschappelijk waardevolle gebieden De ankerplaats Molsbroek (tevens beschermd landschap) is op meer dan 1,4 km ten noorden van het projectgebied gesitueerd. Op ca. 2,2 km ten zuiden van de windturbine WT10 is de ankerplaats Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek (tevens beschermd landschap) gelegen. Beide ankerplaatsen zijn nog niet definitief aangeduid, maar betreffen ankerplaatsen volgens de Landschapsatlas. De opmaak van een Zorgplichtnota is bijgevolg niet noodzakelijk. De windturbines WT11, WT12 en WT13 bevinden zich in de relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek. Op ca. 2,2 km ten zuiden van de windturbine WT10 is de relictzone Gratiebossen gelegen. De situering van de turbines ten opzichte van de landschapsatlas is weergegeven in onderstaande kaart.

42 42/120 BE Figuur 17 : Landschapsatlas De dichtstbij zijnde ankerplaats Molsbroek en de relictzone waarbinnen 3 windturbines zijn gelegen, wordt getypeerd in volgende paragrafen Beschrijving ankerplaats Molsbroek Wetenschappelijke waarde: Het Molsbroek is in de Durmevallei gelegen. In de ruime omgeving zijn enkele kleine rivierduinen aanwezig. Het moerasgebied is ontstaan door het overstromingsbekken van de Durme. Historische waarde: Er zijn verschillende archeologische en paleontologische vondsten in het gebied. Het grondgebruik t.o.v. Ferraris (ca. 1775), nl. een meersengebied, is lange tijd ongewijzigd gebleven. Er is geen bebouwing in het gebied. In 1964 werd omwille van het plannen van de potpolder een ringdijk rond het gebied aangelegd. Later werd het gebied natuurreservaat.

43 43/120 BE Esthetische waarde: Het Molsbroek is een zeer gevarieerd landschap bestaande uit een grote moerasvlakte, open water, brede rietvelden, ruime natuurweide en natuurlijk elzenbos. Sociaal-culturele waarde: De ringdijk rond het Molsbroek is een geasfalteerd, altijd toegankelijk wandelpad. Ruimtelijk-structurerende waarde: Het moerassig gebied is volledig omringd door een dijk, binnen de dijk kan de waterstand via sluizen geregeld worden. De Durme is door dijken begrensd, de loop van de rivier wordt geaccentueerd door de wilgen- en rietvegetaties op de schorren. Het vochtig grasland wordt via een grachtenstelsel ontwaterd. Er liggen nog enkele percelen broekbos binnen de dijken Beschrijving relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek De relictzone waartoe het projectgebied behoort, bestaat uit verschillende deelgebieden gelegen aan de rand van de Scheldevallei. De relictzone wordt ten noorden begrensd door de E17 en ten oosten door de N47. Er wordt een zandige bodem aangetroffen. Het gebied ten westen van Zele (Wezepoel-Hoek) sluit hier landschappelijk op aan. Relevante deelgebieden zijn Gavers en Wezepoel-Hoek, met hoge historische waarde en esthetische waarde.: Het typische landschapsbeeld bestond uit weilanden met knotwilgen, maar dit is grotendeels verdwenen. Gavers : op Ferraris overwegen natte weilanden, nu visputten en beplant met bomen. Omliggende percelering volgens Ferraris. Wezepoel-Hoek: toestand Ferraris : kleine blokkige percelering en perceelsranden, huidig wegenpatroon volgens Ferraris. De toestand van Ferraris en Vandermaelen is sterk herkenbaar in de huidige toestand Bouwkundig erfgoed en archeologie Onderstaand kaartje geeft het bouwkundig erfgoed weer in de omgeving van de geplande windturbines. Ook het beschermd monument Hof Ten Goede is aangeduid op dit kaartje.

44 44/120 BE Hof Ten Goede Figuur 18 : Bouwkundig erfgoed en aanduiding van Hof Ten Goede Op ongeveer 1 km van WT13 bevindt zich het beschermd monument 'Hof Ten Goede, Lokerenbaan 277, ten zuiden van de E17, gelegen langs de N47 Europalaan. Het Hof Ten Goede, met inbegrip van de stalling, omgrachting met sluisje en gietijzeren bruggetjes en kasteelpark, werden omwille van de historische, artistieke en socioculturele waarden bij M.B. van 13 november 1997 als monument beschermd. De socioculturele waarde wordt als volgt omschreven: 'socio-culturele, namelijk stedenbouwkundige waarde als beeldbepalend kasteel met uitgestrekt beboomd domein gelegen in het noordoosten van de gemeente langs de weg Dendermonde-Lokeren. Historisch referentiepunt in de gemeente Zele'. Het betreft een bewoond privédomein dat niet toegankelijk is voor publiek. De kaart van het CAI geeft binnen het projectgebied geen gekende archeologische sites weer Visuele analyse Het landschap ter hoogte van de geplande windturbines wordt bepaald door de E17 (die ter hoogte van de projectzone boven het omringende landschap uitsteekt), het industriegebied en in minder mate de Zeleloop. Twee andere lijnelementen dwarsen het projectgebied: de N47 (verbindingsweg Zele-Lokeren) en de spoorweg tussen Lokeren en Dendermonde. Bovendien is het bestaand industriegebied ten noorden van de E17 visueel bepalend in het projectgebied.

45 45/120 BE De windturbines van het Windpark Berlare en windpark BredeKop die reeds operationeel zijn bepalen ook het landschapsbeeld in het studiegebied. Het landschap is te typeren als een compartimentenlandschap bestaande uit akkers en weilanden. De weilanden zijn vaak gekenmerkt door perceelsrandbegroeiing. Deze perceelsrandbegroeiing betreft meestal verspreide alleenstaande wilgen of populier. Aaneengesloten bomenrijen of houtkanten komen slechts in heel beperkte mate voor. 4.6 Discipline mens Situering locatie t.o.v. omliggende woonkernen, recreatie en andere gebieden De turbines van Goeiende staan ingeplant langsheen de autosnelweg E17. Er is weinig bewoning dicht bij de autosnelweg. De afstand tot de dichtst bij gelegen vreemde woning bedraagt meer dan 350 m. Het betreft hier een alleenstaande woning, op minder dan 150 m van de autosnelweg, die geen deel uitmaakt van een woonkern. Die woning is gelegen ten noordoosten van WT13. De dichtstbijzijnde woonkern met meerdere woningen ten zuiden van de E17 (Vlietstraat Bosstraat) is gelegen op meer dan 500 m van het windpark. Ten noorden van de E17 is de woonkern ten westen van de N47- Zelebaan eveneens gelegen op meer dan 500 m. De woningen dichter bij het windpark, zoals de woning ten zuidoosten van WT10, zijn betrokken bij het windproject. Ten noorden van de E17 ligt een bedrijventerrein met ondermeer kantoorgebouwen en bedrijfswoningen. In de Brandstraat ligt het Sevesobedrijf (lagedrempelinrichting) Entaco. Entaco Figuur 19 : Ligging van de geplande windturbines ten opzichte van omliggende woningen en woonkernen Situering locatie binnen zonering luchtvaart Uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directie Luchtruim en Luchthavens, van 8 mei 2009 (zie Bijlage 6) leidt men af dat het projectgebied is

46 46/120 BE gelegen binnen een zone waarvoor in het geval van windturbines met een hoogte minder dan 150 m, geen bebakening (in de vorm van tekens op de wieken of lichtbebakening) wordt vereist. 4.7 Ontwikkelingsscenario Sigmaplan Het geactualiseerde Sigmaplan Veiligheid en Natuurlijkheid zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 22/07/2005 omvat het Meest Wenselijk Alternatief als uitgangspunt voor het bekomen van het gewenste veiligheidsniveau, het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur en als werkingsgebied voor flankerende maatregelen voor landbouw en plattelandsrecreatie. In de Durmevallei wil het Sigmaplan de getijden-durme veiliger maken en tegelijk haar oorspronkelijke natuurwaarde teruggeven. Doel is bijkomende waterberging te creëren, het getij stroomopwaarts te temperen en de afwatering van de achterliggende gebieden te verbeteren. Via gecontroleerde overstromingsgebieden met gereduceerd getij (GGG's) en ontpoldering, ontstaat er getijdennatuur. Anderzijds ontwikkelen er zich via vernatting opnieuw soortenrijke meersen (waterrijke landschappen). In 2010 werd hiervoor gestart met de ontwikkeling van een eerste reeks wetlands (natte natuurgebieden) en ontpolderingen (estuariene natuur) langs de Durme ter hoogte van Lokeren, Waasmunster en Hamme. Ten noorden van het projectgebied, op ca 1 km, ligt de deelzone Hagemeersen. Het Sigmaplan voorziet hier een inrichting als wetland, waar het open meersenlandschap herleeft. Voor de werken in deze deelzone is een stedenbouwkundige vergunning verleend en bevindt men zich momenteel in de aanbestedingsfase. Figuur 20 : deelzone Hagemeersen van het Sigmaplan (rood gearceerde zone) Natuurontwikkeling in Hamputten, aansluitend aan het Molsbroek De Hamputten net ten oosten aangrenzend aan het Molsbroek zitten in een latere fase van natuurontwikkeling in de Durmevallei. Het uitgangspunt bij de inrichting van deze putten is het creëren van een aaneengesloten natuurgebied met het Molsbroek. Ze moeten grotendeels verondiept worden waardoor ondiep mesotroof water wordt gecreëerd, brede natuurlijke oeverzones, moerassituaties met grote zegge-vegetaties, moerasspirearuigte en rietgemeenschappen.

47 47/120 BE De moerassige vegetaties zullen de Hamputten aantrekkelijker maken voor o.a. pleisterende en rustende Smienten, Wintertalingen, Wilde eenden en Slobeenden. Hierdoor zullen er na inrichting van de Hamputten waarschijnlijk meer watervogels aanwezig zijn in het Molsbroek en de Hamputten samen.

48

49 49/120 BE Beoordeling van effecten 5.1 Discipline bodem Ruimtebeslag Windturbines nemen relatief weinig grondoppervlakte in beslag. Op het overige deel van de percelen, ook onder de wieken, blijft de oorspronkelijke activiteit, in dit geval landbouw, mogelijk. De windturbine zelf neemt een grondoppervlakte in van 15x15 m ofwel een oppervlakte van maximaal 225 m². Hier wordt fundering voorzien en verdwijnt dus het bodemprofiel. Bovendien wordt een permanente kraanplaats voorzien. Deze wordt waterdoorlatend verhard met bijvoorbeeld steenpuin. Deze kraanplaats heeft een maximale afmeting van 50 m x 35 m. Ook de toegangswegen tot de turbines worden aangelegd in waterdoorlatende verharding. Omwille van de geringe oppervlakte ruimtebeslag, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht binnen de discipline bodem. 5.2 Discipline water De fundering beslaat slechts een beperkte oppervlakte. De overige voorzieningen zijn waterdoorlatend zodat de infiltratie van hemelwater mogelijk blijft. De ingrepen zijn voorzien op voldoende afstand van de Zelebeek en een zijloop, waardoor er als gevolg van het project geen effecten op deze waterloop te verwachten zijn. Bij de bouw en exploitatie van het windturbinepark wordt er geen afvalwater geloosd. Bij de aanleg van windturbines worden paalfunderingen voorzien (cf recent gebouwde windturbines van BredeKop) waarvoor de bemaling beperkt blijft. Bijgevolg worden er ten aanzien van het aspect grondwater geen aanzienlijke effecten verwacht. Op basis hiervan kan er gesteld worden dat er geen aanzienlijke effecten zullen optreden binnen de discipline water. 5.3 Discipline geluid In de geluidstudie (projectcode P13128) uitgevoerd door dba-plan (Erkend MERdeskundige) en opgenomen in 0, werd een overdrachtsberekening uitgevoerd ter bepaling van het specifiek geluid van de 4 windturbines (WT10, WT11,WT12 en WT13). Tevens werd in de studie het cumulatief effect geëvalueerd met de andere nabijgelegen windturbines ten westen van dit project en werd het effect bepaald t.h.v. de nabijgelegen natuurgebieden. Er werden overdrachtsberekeningen uitgevoerd en de resultaten werden getoetst aan de bepalingen conform de sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines (VLAREM II art en verder en bijlage ). Deze bepalingen zijn van kracht sinds 1/1/2012 en zijn van toepassing op windturbineparken die na 1/1/2012 definitief vergund zijn.

50 50/120 BE Op basis van de geluidsimmissiemetingen en volgens de emissiegegevens van de windturbines (geluidsmodel) kunnen we besluiten dat het L sp geproduceerd door de 4 WT s van THV die draaien bij een max. brongeluid (L WA = 104,8 db(a) per WT) de normen voor de dag-, avond- en nachtperiode conform de sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines niet overschrijden. Het L sp van de windturbines blijft voor alle periodes onder het MAX (richtwaarde, L A95 ). Van deze situatie werd een geluidscontourenkaart opgemaakt. Figuur 21 : Geluidscontourenkaart voor 4 geplande windturbines type MM100 bij max. L wa Voor de dagperiode ligt de specifieke bijdrage van de windturbines lager dan het wegverkeersgeluid. Voor de avond en nachtperiode moet sowieso aan de norm worden voldaan zodat ook hier de specifieke bijdrage lager ligt dan het wegverkeersgeluid. Kortom, het effect op het omgevingsgeluid ter hoogte van de woningen in de omgeving van het project is te verwaarlozen. Tevens werd in de geluidsstudie het effect berekend naar enkele kwetsbare natuurgebieden. Uit de berekening blijkt dat het specifieke geluidsniveau t.g.v. de 4 windturbines van Elicio/Fortech in het natuurgebied Gavers tijdens alle periodes onder de 37 db(a) ligt. Ter hoogte van het Natura 2000 gebied Molsbroek berekenen we een specifiek geluidsniveau van minder dan 30 db(a). Uit de geluidsmetingen is gebleken dat op gelijkaardige afstand tot de E17, het omgevingsgeluid ten gevolge het wegverkeer op de E17 veel hoger is. Voor bijkomende informatie verwijzen we naar de geluidsstudie opgenomen in 0.

51 51/120 BE Discipline flora en fauna Ruimtebeslag In Figuur 13 zijn de geplande windturbines weergegeven ten opzichte van de biologische waarderingskaart, die werd geactualiseerd op basis van een recente luchtfoto. De windturbines worden voorzien in een landbouwzone die volgens de biologische waarderingskaart wordt getypeerd als een zone met biologisch minder waardevolle akkerlanden en minder waardevolle graslanden met waardevolle elementen (bomenrijen met wilgen en elzen en perceelsranden met voornamelijk rietkragen). Alle windturbines worden voorzien in percelen die biologisch minder waardevol zijn. Voor de bouw van de windturbines zullen geen kleine landschapselementen verloren gaan. Omwille van de geringe ruimteinname (biotoopverlies) en de geringe ecologische waarde van de percelen waar de windturbines voorzien worden, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht op gebied van ruimtebeslag Aanvaring Inleiding Om de potentiële effecten in kaart te brengen en te evalueren werd, zoals reeds beschreven bij de referentiesituatie, gedurende een periode van verschillende jaren een zeer uitgebreide monitoring van de overvliegende vogels ter hoogte van de projectsite uitgevoerd (Fortech Studie, 2014). Deze monitoringstudie (Fortech Studie, 2014) voldoet ruimschoots aan de richtlijnen die zijn opgesteld door INBO (Everaert, 2011; Everaert & Peymen, 2013). In Tabel 6 wordt een vergelijking gemaakt tussen de methode van het INBO en de methode van de Fortech Studie (2014). Tabel 6 : Vergelijking tussen de voorgestelde meetmethode door INBO en de uitgevoerde meetmethode Parameter Methode INBO Methode Fortech Studie Periode van het jaar ten minste november tot februari, beter nog oktober tot maart oktober tot en met april Periode van de dag avondtelling, bij voorkeur ook ochtendtelling avond- en ochtendtellingen Uren van de dag Met verrekijker 2 uur voor en 1 uur na zonsondergang en met nachtkijker/radar tot 2 à 3uur na zonsovergang Visueel 3 uur voor burgerlijke schemering en met radar tot 2 uur na burgerlijke schemering Totale duur meetperiode 36 teluren 135 uur visuele waarnemingen + 90 uur radarwaarnemingen Op basis van deze tabel blijkt dat de monitoringstudie ruimschoots voldoet aan de vereisten van INBO. Het luik van het radaronderzoek is niet uitgevoerd zoals beschreven in het INBO-rapport. In het INBO-rapport wordt de best mogelijke technologie beschreven, met twee typen van radars die samen worden opgesteld. Geen enkel Vlaams onderzoeksbureau kon dit soort onderzoek tegen een redelijke prijs aanbieden in

52 52/120 BE de periode dat het voorliggend onderzoek is uitgevoerd. Dus het radaronderzoek dat is gebruikt in dit onderzoek kan gezien worden als het haalbaar alternatief. Zoals hiervoor gesteld, vond de monitoring plaats gedurende verschillende jaren. Na een eerste screening in 2008 werd in de winter , en in de winter van een verdere intensieve monitoring uitgevoerd. De tellingen werden hoofdzakelijk visueel uitgevoerd maar werden aangevuld met radaronderzoek, mede om met zekerheid de vlieghoogte te kunnen vaststellen. De tellingen en metingen werden, in het kader van de berekening van het aantal aanvaringsslachtoffers, herleid tot een aantal bewegingen/km/uur Berekening aanvaringskans en aantal potentiële slachtoffers Het potentieel aantal aanvaringsslachtoffers wordt berekend volgens de INBO-methodiek (Everaert, 2011; Everaert & Peymen, 2013) op basis van de waargenomen aantallen bewegingen, de aanvaringskans en de uitwijkpercentages en dit voor eenden, meeuwen en duiven. Daarnaast wordt voor enkele soorten een afzonderlijke aanvaringskans berekend. Aantal bewegingen per dag Het aantal vogels dat doorheen de projectzone en het rotorvlak vliegt, is gebaseerd op basis van de veldresultaten op de projectlocatie zelf (Fortech Studie bvba - Schaut et al. 2014). Er wordt hierbij gebruik gemaakt van 135 uur aan meetgegevens. De projectzone beslaat een oppervlakte van 2,2 km. Voor de eenden wordt een veiligheidsmarge ingebouwd door het aantal bewegingen te verdubbelen (x2). Hiervoor wordt verwezen naar Tabel 7. In Tabel 8 wordt het theoretisch aantal bewegingen doorheen de segmenten van de rotorvlakken weergegeven. In deze tabel wordt er dus nog geen rekening gehouden met enige uitwijking. Voor een beschrijving van de methodiek die hiervoor gebruikt is, wordt verwezen naar studie in Bijlage 1. Tabel 7 : Aantal bewegingen in de hele projectzone per dag (Fortech Studie, 2014) Aantal bewegingen/dag hoogte 1 hoogte 2 hoogte 3 totaal (0-40 m) (40-80 m) (> 80 m) meeuwen duiven eenden eenden x

53 53/120 BE Tabel 8 : Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotoroppervlak (Fortech Studie, 2014) Aantal bewegingen per jaar doorheen het rotorvlak hoogte 1 hoogte 2 hoogte 3 meeuwen duiven eenden eenden x Aanvaringskans De aanvaringskans van een vogel die door het rotorvlak vliegt wordt in eerste instantie zuiver mathematisch bepaald, alsof de vogel altijd in een rechte lijn zou vliegen. In het rapport van Fortech Studie bvba - Schaut et al. (2014) wordt hiervoor de methode van Scottish Natural Hertitage (2000) gebruikt. De vogeleigenschappen die hiervoor gebruikt worden zijn: lengte, spanwijdte en vliegsnelheid. De aanvaringskansen voor de soortengroepen meeuw, duif en eend zijn respectievelijk: 7,2 %, 8,8 % en 6,6 %. Uitwijkpercentages Het uitwijkingsgedrag van vogels is heel afhankelijk van de vogelsoort en diverse externe omstandigheden. Om in lijn te zijn met de gebruikte methode, zijn de uitwijkpercentages gebruikt, die geadviseerd worden door het Schotse Natuurinstituut (Scottish Natural Hertiage, 2000). In het document wordt het uitwijkpercentage geschat in de range van 99% tot 95% voor de meest kwetsbare soorten. Zij adviseren een standaard uitwijkpercentage van 98% indien het percentage niet expliciet is opgelijst in bijlage 1 van het vermelde rapport. Op basis hiervan, worden de uitwijkpercentages die in voorliggende nota zijn gebruikt, weergegeven in Tabel 9. Tabel 9 : Uitwijkpercentages soortgroep uitwijkpercentage bron meeuw 98 % Tabel bijlage 1 Schots rapport duif 98 % standaardwaarde eend 98 % standaardwaarde eend 95 % voorzichtigheidspercentage Aanvaringsslachtoffers Het aantal aanvaringsslachtoffers dat per jaar verwacht wordt per turbine, wordt weergegeven in onderstaande tabel.

54 54/120 BE Tabel 10 : Inschatting van het totaal aantal slachtoffers van het volledige windpark op basis van de waargenomen aantallen bewegingen soortgroep % aanvaringskans % uitwijking aantal slachtoffers per turbine per jaar meeuw 7, duif 8, eend 6, eend x 2 6, Beoordeling van de effecten Voor de beoordeling van de effecten, wordt rekening gehouden met het lokaal ecologisch gebied van Durme en middenloop van de Schelde meer specifiek met volgende deelgebieden: Molsbroek, Hamputten, Donkmeer, Nieuwdonk en Scheldebroeken, Oude Durme en Durme (Waasmunster en Hamme) en Durme tot Durmemonding (Tielrode)). Voor een kwantitatieve analyse worden, op basis van de Aanvullingen op het rapport Risico s voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen (Everaert & Peumen, 2013) de volgende drempelwaarden en criteria gebruikt om effecten op een populatie te evalueren: 1% drempel: gevoelige soorten, volgens de criteria: indien er gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (Paelinckx et al., 2009) zijn opgemaakt: soorten waarvan de populatiegrootte in Vlaanderen na datum van vaststelling van de G-IHD s kleiner is dan de doelstelling, of er zijn onvoldoende gegevens om dit te bepalen; indien er geen G-IHD s zijn opgemaakt: soorten met een negatieve trend in de Vlaamse populatie, of onvoldoende gegevens. 5% drempel: minder gevoelige soorten, volgens de criteria: indien er gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen zijn opgemaakt: soorten waarvan de populatiegrootte in Vlaanderen na datum van vaststelling van de G- IHD s minstens gelijk is aan de doelstelling en er is een stabiele of positieve trend in de Vlaamse populatie; indien er geen G-IHD s zijn opgemaakt: soorten met een stabiele of positieve trend in de Vlaamse populatie. Tabel 11 : Criteria en achtergrond voor het globaal bepalen van mogelijke significantie van effecten Effect op de lokale (of regionale) populatie Blijvend jaarlijks aantal slachtoffers 1% en < 5% van de bestaande jaarlijkse sterfte in de populatie Blijvend jaarlijks aantal slachtoffers 5 % van de bestaande jaarlijkse sterfte in de populatie Mogelijk effect voor gevoelige soorten Mogelijk effect

55 55/120 BE Er is een algemene consensus dat populaties veerkrachtig zijn en dat een eenmale overschreiding van de drempelwaarde niet noodzakelijk problematisch is voor de populatie. Het is enkel waarneer deze drempelwaarde meerdere jaren na elkaar wordt overschreden dat de effecten op lange termijn significant zijn. De berekende aanvaring voor de belangrijkste soorten, wordt hierna weergegeven. Daarna volgt tevens een beoordeling per soortengroep. Tabel 12 : Jaarlijkse sterfe en verwachte aantal slachtoffers per jaar Lokale % van Jaarlijks 1% van 5% van Verwachte populatie gemiddelde bestaande jaarlijks jaarlijks aantal (gemiddeld) Vlaamse sterfte bij bestaande bestaande slachtoffers populatie adulte vogels sterfte sterfte per jaar voor de 4 turbines Bergeend 82 1,6 9 (11%) <1 <1 0,08-0,24 Smient ,1 973 (47%) < 0,04 0,12 (*) Wilde eend , (48%) Kuifeend (46%) 2 7 < 0,04 0,12 (*) Slobeend (44%) 2 9 < 0,04 0,12 (*) Wintertaling 666 2,7 313 (47%) ,04-0,12 Kokmeeuw , (15%) Vet= voorstel van drempelwaarde door INBO (2014) *: schatting indien 1% van de overvliegende eenden deel uitmaakt van deze soort omdat er geen enkele waarneming van de soort was Meeuwen Het advies van INBO (INBO, 2008) gaat uit van bewegingen van meeuwen per dag. De monitoringstudie (Fortech Studie bvba - Schaut et al. 2014) rapporteert een kleiner gemiddeld aantal van 953 bewegingen per dag. Zelfs als wordt rekening gehouden met een hoge aanvaringskans en een beperkte uitwijking, dan nog is het aantal slachtoffers op de ganse meeuwenpopulatie beperkt. Ook op basis van de drempelwaarde en het aantal verwachte slachtoffers voor Kokmeeuw, zoals weergegeven in Tabel 12, kan er afgeleid worden dat de drempelwaarde voor Kokmeeuw (5% van de jaarlijkse sterfte) niet wordt overschreden. De windturbines zullen in geen geval een significant negatieve invloed hebben op de meeuwenpopulatie in Vlaanderen, noch op de meeuwenpopulatie in het Molsbroek en Donkmeer. Daarenboven moet rekening worden gehouden met het feit dat meeuwen (voornamelijk Zilvermeeuw) in sommige gebieden als een pestsoort worden ervaren en dat de meeuwen actief worden bestreden. Er kan besloten worden dat de enkele tientallen meeuwen die in een worst-casebenadering het slachtoffer zouden worden van de 4 windturbines samen, geen

56 56/120 BE significante invloed zullen hebben op de totale populatie en haar natuurlijke ontwikkeling. Bijgevolg worden geen aanzienlijke effecten verwacht op deze vogelgroep en op de frequent voorkomende meeuwensoorten afzonderlijk. Eenden Tijdens een deel van de meetperiode (25 december januari 2010) was het koud. Hierdoor waren er minder watervogels aanwezig op het Molsbroek dan tijdens een gemiddeld jaar. Dit belet niet dat de resultaten van het monitoringonderzoek (Fortech Studie bvba - Schaut et al. 2014) waardevol zijn. Er is immers aangetoond dat tijdens het overgrote deel van de lange meetperiode de klimatologische omstandigheden normaal waren. Een koudeperiode treedt op in de meeste winters. Uit de metingen op de projectlocatie zelf blijkt overduidelijk dat veel minder eenden, dan vanuit theoretisch oogpunt verondersteld, de projectzone kruisen. Zelfs al wordt rekening gehouden met de lagere aantallen eenden op het Molsbroek tijdens de wintermaanden. De waargenomen eendenbewegingen bestaan voornamelijk uit wilde eenden die lokaal foerageren. Op basis van Tabel 12 kan er duidelijk afgeleid worden dat er voor alle eendensoorten geen overschrijding van de 1% drempelwaarde wordt verwacht. Smient, kuifeend en slobeend zijn tijdens de monitoringcampagne niet waargenomen. Er vanuit gaande dat het aantal exemplaren van deze soort minder 1% bedraagt van de eenden die zijn waargenomen, worden ook voor deze soorten geen overschrijding van de grenswaarde verwacht. Voor wilde eend blijkt eveneens dat de 1% drempelwaarde niet wordt overschreden. Hierbij kan ook aangehaald worden dat in het recente advies van INBO (2014) werd aangegeven dat voor Wilde eend eigenlijk de 5% drempelwaarde mag gehanteerd worden. Globaal gezien voor de groep van eenden kan er bijgevolg geconcludeerd worden dat het aantal slachtoffers per turbine niet als aanzienlijk wordt beoordeeld, rekening houdend met het feit dat de grootste aantallen eenden die passeren wilde eenden zijn en de grenswaarde voor deze soort op basis van het INBO advies (2014) op 63 eenden ligt, terwijl het verwachte aantal slachtoffers voor de ganse groep van eenden per jaar voor de vier turbines samen op 8 tot 12 eenden ligt. Bijkomend kan worden aangehaald dat hierbij wordt uitgegaan van een worst-case-benadering, waarbij het aantal waarnemingen met twee werd verdubbeld en een verlaagd uitwijkpercentage van 95 i.p.v. 98% wordt genomen. Het INBO was voornamelijk bezorgd over het mogelijk aantal slachtoffers onder de smienten (persoonlijke communicatie). Er werd immers van uitgegaan dat een omvangrijk deel van de smienten vanuit het Molsbroek naar het Donkmeer vliegt. Dit werd gedacht op basis van de extrapolatie van de opvliegende bewegingen tijdens de schemering. Gedurende het monitoringonderzoek (Fortech Studie bvba - Schaut et al. 2014) zijn echter tijdens geen enkele van de meetmomenten foeragerende smienten gedetecteerd in de onderzochte projectzone. Ook niet tijdens perioden waarin tientallen smienten aanwezig waren op het Molsbroek. De grootste populaties smienten in Vlaanderen verblijven in de IJzervallei (Devos, 2008). Er moet opgemerkt worden dat het aantal smienten dat tijdens de winter in Vlaanderen verblijft sterk is toegenomen gedurende de laatste jaren. Lange tijd ( ) waren de waarnemingen van smienten stabiel met aantallen van tot Sindsdien is het aantal fors toegenomen. Tijdens de maand januari 2010 werden meer dan

57 57/120 BE smienten waargenomen in de Blankaart en omgeving (IJzervallei). Deze grote aantallen zijn vermoedelijk te verklaren door de vorstinflux waarbij tijdens koude perioden meer smienten in Vlaanderen waargenomen worden. Omdat de smienten tijdens de schemer foerageren en dus mogelijks visueel minder gemakkelijk konden waargenomen worden, werden de radargegevens met bijzondere aandacht onderzocht om te kijken of er vlak na het invallen van de duisternis een systematische beweging richting Donkmeer kon worden vastgesteld. Dit was echter niet het geval. De verklaring kan zijn dat smienten niet het rechtlijnige traject volgen tussen Molsbroek en Donkmeer. Ook voor andere soorten zoals wintertaling kan aangenomen worden dat slechts een gedeelte van de bewegingen doorheen de projectzone verloopt. smienten zijn uitgesproken grazers en het is aannemelijk dat ze tijdens de avondschemering het Molsbroek verlaten om te foerageren naar de weilanden (en akkerlanden) die overvloedig aanwezig zijn in de ruime omgeving. Vermoedelijk zijn de vochtige weilanden aantrekkelijker als foerageergebied dan het Donkmeer. Aangezien de weilanden niet geconcentreerd zijn in een bepaalde zone, en dus ook niet in de zone rond het voorgestelde windproject, zijn de waarnemingen uit voorliggend onderzoek niet opmerkelijk. Ook op basis van de verwachte sterfte en de drempelwaarden kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn voor de specifieke eendensoorten Conclusies De conclusie, mede gebaseerd op de monitoringstudie van Fortech Studie (2014), luidt als volgt: De gemiddelde flux tijdens de daguren is 326 bewegingen/km/uur. De maximale waarde van de piekflux van bewegingen/km/uur werd één keer waargenomen. Over de periode genomen waren de bewegingen hoofdzakelijk afkomstig van enerzijds duiven (± 1/4) en anderzijds meeuwen (± 1/4). Daarnaast werden ook belangrijke bewegingen van kievit, kleine zangvogels en kraaiachtigen vastgesteld. Meer dan 60 % van alle bewegingen tijdens de dag gebeurden in de onderste luchtlagen, op minder dan 40 m hoogte. Al deze bewegingen interfereren niet met de windturbines aangezien de wieken draaien op 50 tot 150 m hoogte. Uit de metingen met de radar lijkt dat het gemiddeld aantal bewegingen tot op een hoogte van 500 m tijdens de nacht beperkt blijft tot gemiddeld 56 bewegingen/km/uur. Nooit was het aantal vogelgroepen groter dan 120/km/uur. Daarenboven bleek meer dan de helft van de bewegingen tijdens de nacht zich af te spelen boven de 150 m, hetgeen boven de wiekhoogte is. Op basis van de INBO-methodiek kan worden besloten dat het aantal vogelslachtoffers van de 4 geplande windturbines beperkt zal blijven: 1 tot 3 eenden, 13 meeuwen en 10 duiven per turbine per jaar. Deze aantallen zijn zeer beperkt in vergelijking met de aantallen van de populaties van eenden en meeuwen die verblijven op het Molsbroek en Donkmeer en haar omgeving en zullen bijgevolg geen significant negatieve invloed hebben op de populaties en/of hun natuurlijke ontwikkeling. Om de zekerheid te bieden dat er door het park nooit significante effecten kunnen veroorzaakt worden op de mortaliteit van vogels werd in overleg met ANB een engagementsverklaring opgemaakt. Volgens deze engagementsverklaring zal het aantal

58 58/120 BE Verstoring vogelslachtoffers volgens een vastgelegde procedure opgevolgd worden en zullen, indien nodig, remediërende maatregelen getroffen worden, zodat significante effecten vermeden worden. De engagementsverklaring die werd uitgewerkt in samenwerking met ANB, is opgenomen in Bijlage 2. Hiervoor verwijzen we ook naar paragraaf Als conclusie m.b.t. de effectgroep aanvaring kan gesteld worden dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden. Deze beoordeling wordt mede versterkt door de aanwezigheid van een engagementverklaring, die erop toeziet dat aanzienlijke effecten uitgesloten worden. Deze engagementverklaring kan als een milderende maatregel worden beschouwd. Wat betreft de impact op de potentiële broedvogels en pleisteraars worden dat er geen verstoringseffecten verwacht. In onderstaande tabel (Tabel 13) wordt de maximum vastgestelde afstand, waarbinnen verstorende effecten op broedgebieden optreden weergegeven. Op basis van deze tabel kan er afgeleid worden dat de maximaal vastgestelde verstoringsafstand ca. 800 m en de worst-case-afstand ca. 390 m (zie verder) bedraagt. Voor de pleister- en rustgebieden bedraagt de maximaal vastgestelde verstoringsafstand ca. 850 m en de worst-case-afstand ca. 660 m. De afstand tussen het projectgebied en mogelijke broed- en pleistergebieden is minimum 1,4 km. Bijgevolg worden op basis van bovenvermelde verstoringsafstanden geen aanzienlijke effecten verwacht op zowel mogelijke broedvogels als op vogels die de vallei van de Durme en Schelde gebruiken als pleister- en rustgebied. Bovendien dient ook aangevuld dat de projectzone waar de windturbines voorzien worden weinig waarde hebben als foerageergebied voor soorten die kunnen verwacht worden in de vallei van de Schelde en Durme. Een bijkomend aspect dat in acht moet worden genomen zijn de overige landschappelijke elementen die de turbines scheiden van deze pleister- en rustgebieden, namelijk een industrieterrein, autosnelweg en gewestweg. Tabel 13: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de maximumwaarden aanvullingen uit Winkelman et al. (2008), Pearce-Higgings et al. (2009 & 2012) en Rydell et al. (2012) (Everaert & Peymen, 2013) Soortgroep Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden tot windturbines en/of waarbinnen een significant waarneembare aantalreductie werd vastgesteld Gemiddeld Gemiddeld+SD Maximum gevoelige kleine zangvogels van open gebied, op basis van gemiddelde uit de waarden voor paapje, kneu, geelgors gevoelige steltlopers van open gebied, op basis van gemiddelde uit de waarden voor kievit, grutto, wulp, tureluur SD: standaarddeviatie er werd een toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes

59 59/120 BE Tabel 14: Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen waarneembare verstorende effecten optreden. Op basis van Hötker et al. (2006) en update van Hötker (2006), met voor de algemeen gemiddelde waarden en maximumwaarden aanvullingen uit Whitfield & Madders (2006), Winkelman et al. (2008), Devereux et al. (2008), Pearce-Higgins et al. (2009), Grajetzky et al. (2011), Fijn et al. (2012) en Rydell et al. (2012). (Everaert & Peymen, 2013) Soortgroep Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden tot windturbines en/of waarbinnen een significant waarneembare aantalreductie werd vastgesteld Gemiddeld Gemiddeld+SD Maximum eenden duikeenden ? eenden wilde eend ? eenden smient ? eenden overige (algemeen) 250 (1)? 400 ganzen 347 (2) 577 (2) 600 wilde zwaan & kleine zwaan (3) 560 (3) steltlopers kievit (5) steltlopers - wulp steltlopers goudplevier (5) steltlopers overige (algemeen) 100 (1)? 400 roofvogels buizerd (4) roofvogels - kiekendieven 100? 500 (?) = Niet bekend / niet aangegeven (1) Op basis van effectenstudies door Bureau Waardenburg (zie Grontmij, 2009). (2) Voor kolgans zeer sterke verstoring (-95%) tot 400 meter, en nog sterke verstoring (-50%) in een zone tussen 400 en 600 meter; voor grauwe gans en kleine rietgans nog sterke verstoring tot respectievelijk 300 en 400 meter. (3) In een uitgebreide studie bij kleine zwaan was de gemiddelde afstand tot turbines 560 meter, met een variatie (min. tot op 125 meter) afhankelijk van het voedselaanbod in de omgeving (Fijn et al., 2012). (4) Er werd een toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes. (5) Er werd een significante toename in afstand vastgesteld bij grotere windturbinehoogtes. Gezien de vastgestelde variatie en de onvolledige verklaring daarvoor, is het volgens de Aanvullingen op het rapport Risico s voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen Aanzet voor een beoordelings- en significantiekader (Everaert & Peymen, 2013) aangewezen om bij effectenanalyses een gemiddelde en worst-case berekening te maken. Deze gegevens per soortengroep zijn opgenomen in Tabel 15.

60 60/120 BE Tabel 15: Afstand tot windturbines in broedgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen optreden (op basis van Tabel 15) Soortgroep Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden tot windturbines en/of waarbinnen een significant waarneembare aantalreductie werd vastgesteld Gemiddeld Worst case gevoelige kleine zangvogels van open gebied, op basis van gemiddelde uit de waarden voor paapje, kneu, geelgors gevoelige steltlopers van open gebied, op basis van gemiddelde uit de waarden voor kievit, grutto, wulp, tureluur Tabel 16 : Afstand tot windturbines in pleister- en rustgebieden, waarbinnen verstorende effecten kunnen optreden. Op basis van Tabel 15. (Everaert & Peymen, 2013) Soortgroep Vastgestelde afstand (m) die vogels behouden tot windturbines en/of waarbinnen een significant waarneembare aantalreductie werd vastgesteld Gemiddeld Worst-case eenden duikeenden eenden wilde eend eenden smient eenden overige (algemeen) ganzen wilde zwaan & kleine zwaan steltlopers kievit (5) steltlopers - wulp steltlopers goudplevier (5) steltlopers overige (algemeen) roofvogels buizerd (4) roofvogels - kiekendieven

61 61/120 BE Als conclusie kan er gesteld worden dat er ten aanzien van verstoring geen aanzienlijke effecten verwacht worden Barrièrewerking Betekenisvolle effecten door barrièrewerking op trekroutes, zullen zich doorgaans niet voordoen bij windparken in Vlaanderen. Het lokaal omzeilen van een windpark (en daaraan gekoppelde extra energiebesteding) zal immers een verwaarloosbaar effect zijn omwille van de relatief beperkte grootte van de meeste Vlaamse windparken. Bovendien is dit een positieve reactie om aanvaringen te vermijden. Vermits de uitbreiding van het bestaande windpark in een lange lijnopstelling resulteert, is het belangrijk het verstoringseffect van de trekcorridor waartoe het projectgebied behoort, toe te lichten. In de monitoringstudie van Fortech Studie is bij de berekening van het aantal slachtoffers rekening gehouden met uitwijkpercentages van 95 tot 98%, zoals voorgeschreven in de Schotse methode die door het INBO wordt geadviseerd.het zogenaamde barrière-effect is m.a.w. in reeds ten dele in de Fortech Studie in rekening gebracht. De onderlinge afstanden tussen de windturbines bedraagt respectievelijk 727 m, 677 m en 698 m, wat groter is dan de onderlinge afstanden tussen de turbines van de deelparken Berlare en Bredekop. De invloedszone is daardoor groot maar de projectontwikkelaar heeft hier bewust voor een grotere tussenruimte gekozen om het barrière-effect tot een minimum te beperken. Aangezien op basis van het door Fortech Studie bvba reeds uitgevoerde onderzoek met uitgebreide meetcampagne geen grote trekbewegingen van eenden worden verwacht, worden de afstanden als voldoende beschouwd. Deze vaststelling en rekening houdend met de engagementsverklaring zoals opgenomen in bijlage 2 wordt het verstoringseffect als niet significant beoordeeld. Ook naar meeuwen toe worden er geen significant negatieve effecten verwacht, met betrekking tot verstoring van de trekcorridor. Meeuwen zouden een grotere vliegroute kunnen hebben indien ze de projectzone zouden mijden (macro-avoidance). Maar aangezien meeuwen dagelijks grote afstanden kunnen afleggen, wordt dit niet als een significant negatief effect beoordeeld. Daarenboven is er ondertussen meer ervaring met windturbineparken in Vlaanderen die zich op de dagelijkse fourageerroute van meeuwen bevinden. Er zal geen directe invloed zijn op pleister- en broedplaatsen. Immers, in het overzicht dat door INBO is samengesteld (INBO, 2013) blijkt dat nooit een effect optreed (ongeacht vogelsoort of soort gebied) op een afstand van meer dan 800 meter. De afstand tussen het windpark en het dichtstbij gelegen pleister- en broedgebied is anderhalve kilometer. Als conclusie kan er gesteld worden dat er ten aanzien van verstoring geen aanzienlijke effecten verwacht worden. Het aspect van barrièrewerking in combinatie met de turbines die reeds aanwezig zijn, wordt verder besproken bij de cumulatieve effecten.

62 62/120 BE Discipline landschap Ruimtebeslag De uitbreiding van het windpark met 4 windturbines past binnen het ruimtelijk beleidskader van de Provincie Oost-Vlaanderen. De lange lijnopstelling parallel aan de E17 wordt nog verlengd. Ruimtelijk is de locatie een verantwoorde keuze. 3 van de 4 turbines zijn gepland in de relictzone Hekkenhoek, Gavers, De Vliet, Wezepoel-Hoek. De historische percelering, perceelsrandbegroeiing en blokkige percelen die compartimentenlandschap vormen, vertegenwoordigen de landschappelijke waarden. De beperkte ruimte-inname voor de plaatsing van de 3 turbines binnen deze relictzone heeft geen aanzienlijk effect op de landschapskenmerken maar zorgt wel voor een visuele versnippering van het compartimentenlandschap Visuele impact De inplanting van windturbines heeft een belangrijk visueel effect in de ruimere omgeving van de windturbines. Door hun omvang en hun gebundelde inplanting vormen de windturbines doorgaans een beeldbepalende ruimtelijke structuur. De afstand van waarop een windturbine zichtbaar is hangt af van de beeldhoogte van de windturbine en de kijkafstand op de windturbine. De zichtbaarheid van de windturbines binnen deze invloedssfeer is sterk afhankelijk van de openheid van het landschap en wordt dus bepaald door de landschapstypes binnen deze invloedssfeer. Het landschap in het studiegebied is te typeren als een compartimentenlandschap bestaande uit akkers en weilanden. De weilanden zijn vaak gekenmerkt door veelal ijle perceelsrandbegroeiing. De zichtbaarheid van de windturbines is functie van de plaats binnen het compartimentenlandschap. De wijziging in landschappelijke beleving voor de 4 geplande windturbines wordt geïllustreerd aan de hand van een visualisatiestudie, die opgenomen is in Bijlage 9. Over het algemeen zijn rechtstreekse zichten op de windturbines mogelijk en hebben de windturbines een invloed op het landschapsbeeld in de omgeving. Op enkele plaatsen wordt het zicht op de windturbines gefilterd door opgaande begroeiing Effect op bouwkundig erfgoed en archeologie Ter hoogte van het beschermd monument Hof Ten Goede en het omliggend kasteeldomein wordt het beeld grotendeels beheerst door de talrijke bomen. Rondom de beboste zone (dus buiten het niet voor publiek toegankelijke kasteeldomein) zal de WT13 wel zichtbaar zijn, dit gebied wordt echter momenteel gekenmerkt door grote hedendaagse landbouwloodsen en stallen (foto 11 in de visualisatiestudie in Bijlage 9 is genomen ten noorden van het kasteeldomein, de onderstaande foto illustreert de beïnvloeding van het zicht in deze omgeving door grote hedendaagse landbouwloodsen en stallen). Daar het kasteeldomein zelf visueel gebufferd is door talrijke bomen en daar het kasteeldomein buiten de invloedszone van geluid, slagschaduw en veiligheid is gelegen, worden de effecten op dit beschermd monument als niet significant negatief (= geen aanzienlijke effecten) beoordeeld. Om mogelijke effecten op de archeologische waarden te vermijden, dienen de werkzaamheden in de bodem (fundering ter hoogte van elke turbine) volgens de vigerende regelgeving inzake archeologie opgevolgd te worden.

63 63/120 BE Figuur 22 : Luchtfoto met zichtas vanuit het Hof Ten Goede richting projectlocatie 5.6 Discipline mens Hinder van slagschaduw De passerende schaduw van draaiende wieken van een windturbine kan op bepaalde plaatsen en onder bepaalde omstandigheden een hinderlijk schaduweffect, dat wil zeggen wisseling van lichtsterkte, teweeg brengen. Dit kan vooral hinderlijk zijn als de lichtvariatie op een werk- of leefplek valt. Sinds januari 2012 zijn er sectorale voorwaarden voor windturbines opgenomen in de Vlarem-wetgeving. De voorwaarden hebben betrekking op de aspecten geluid, slagschaduw en veiligheid. Voor slagschaduw is geopteerd om de hinder door slagschaduw te beperken tot maximaal 8 h/jaar en maximaal 30 min/dag op relevante slagschaduwgevoelige objecten. De slagschaduwstudie die voor windpark Goeiende is uitgevoerd is toegevoegd in Bijlage 7. De representatieve slagschaduwreceptoren (zoals bepaald in Vlarem, dus woningen, inclusief bedrijfswoningen) zijn voorgesteld op onderstaande figuur. Als een slagschaduwgevoelig object zich bevindt binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw per jaar van de windturbine, wordt de windturbine uitgerust met een automatische stilstandmodule. De effectieve slagschaduw voor elk relevant slagschaduwgevoelig object (reeds bestaande en eventueel bijkomende objecten tijdens de exploitatiefase) binnen de contour van 4 u verwachte slagschaduw per jaar wordt bepaald door de exploitant die per windturbine hiertoe een logboek bijhoudt. Er kunnen mits motivatie uitzonderingen worden toegestaan, bijvoorbeeld als aangetoond kan worden dat omwille van fysische redenen geen hinder door slagschaduw kan optreden of dat tijdens de periodes van verwachte slagschaduw geen personen gehinderd worden,

64 64/120 BE Figuur 23 : Berekening van de slagschaduwcontouren 4 (groen), 8 (geel), 16 (blauw) en 32 u (rood) slagschaduw per jaar van het park Goeiende, rekening houdend met de cumulatieve effecten van de turbines van het park Scheldeland Uit de Figuur 23 kan afgeleid worden dat de meeste woningen buiten de 4u slagschaduwcontour gelegen zijn. Voor zowel woningen als bedrijven binnen de 4u slagschaduwcontour zal een automatisch stilstandssysteem gehanteerd worden zodat de Vlarem-normen voor slagschaduw gerespecteerd worden. Daarnaast zal gezocht worden naar mogelijkheden inzake afscherming, zoals de installatie van zonnewering of aanbrengen van beplanting. Wat niet in de berekeningen is meegenomen, maar wel een aanzienlijk effect heeft op de kans op slagschaduw zijn bestaande obstakels tussen de woningen en de turbines. De effectieve slagschaduwuren binnen in een woning zullen door de aanwezigheid van hagen, schuren, lager liggen dan in de berekeningen wordt aangegeven. Bijvoorbeeld zal het aantal uren slagschaduw voor de woning aan de Zakstraat aanzienlijk dalen door de aanwezigheid van een schuur gelegen tussen de woning en de windturbines. Hiermee rekening houdend, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht inzake hinder van slagschaduw Effect op agrarische functie Tijdens de exploitatie zullen de turbines een minimale impact hebben op de agrarische activiteiten. Er zijn geen aantoonbare invloeden van windturbines op de groei van de gewassen. Voor de 4 windturbines werden er overeenkomsten afgesloten met de eigenaars en desgevallend met de pachters van de gronden. De inplanting van de windturbines en bijhorende infrastructuur werd voorgelegd aan de landbouwers. Ook hinder tijdens de werken wordt met hen overlegd. Er wordt zowel bij de inplanting als bij de concrete realisatie zoveel als mogelijk rekening gehouden met hun wensen. Hiermee rekening houdend, worden er geen aanzienlijke effecten verwacht op de aanwezige agrarische activiteiten.

Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark Goeiende (Zele)

Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark Goeiende (Zele) Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark Goeiende (Zele) Nummer: INBO.A.2011.79 Datum advisering: 28 juni 2011 Auteur(s): Contact: Lode De Beck Niko Boone

Nadere informatie

Advies betreffende de nota voor het oprichten van 4 windturbines in de vallei van de Aa te Lille/Kasterlee

Advies betreffende de nota voor het oprichten van 4 windturbines in de vallei van de Aa te Lille/Kasterlee Advies betreffende de nota voor het oprichten van 4 windturbines in de vallei van de Aa te Lille/Kasterlee Nummer: INBO.A.2013.6 Datum advisering: 14 januari 2013 Auteur: Contact: Kenmerk aanvraag: Geadresseerden:

Nadere informatie

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Nummer: INBO.A.2014.24 Datum advisering: 26 februari 2014 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Joris Everaert Niko Boone

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal Wat en waar? - Windpark van 4 windturbines - Maximaal vermogen van 2.3 MW elk (9,2 MW) - Alle windturbines zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Zulte -

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax

Nadere informatie

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 WIE ZIJN WE WERKWIJZE HOE IDENTIFICEREN WIJ EEN MOGELIJK PROJECT? VOORSTELLING PROJECT Ruimtelijke inplanting Kenmerken turbines OMGEVINGSASPECTEN Wonen,

Nadere informatie

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo Nummer: Datum advisering: Auteur: Contact: Kenmerk aanvraag: INBO.A.2013.62 9 juli 2013 Joris Everaert Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be

Nadere informatie

Advies betreffende het bouwen van 6 windturbines langs het kanaal Gent-Oostende in Zomergem, Nevele en Lovendegem.

Advies betreffende het bouwen van 6 windturbines langs het kanaal Gent-Oostende in Zomergem, Nevele en Lovendegem. Advies betreffende het bouwen van 6 windturbines langs het kanaal Gent-Oostende in Zomergem, Nevele en Lovendegem. Nummer: INBO.A.2010.199 Datum: 24/08/2010 Auteur(s): Contact: Joris Everaert Joris Everaert

Nadere informatie

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014 Passende beoordeling Voortoets Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014 1 1. Sinds of vanaf wanneer moet er een passende beoordeling gemaakt worden? 2. Is het resultaat

Nadere informatie

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven Nummer: INBO.A.2013.87 Datum advisering: 2 oktober 2013 Auteur: Contact: Kenmerk

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

Advies over het ontwerp plan-mer voor het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo Liefkenshoek

Advies over het ontwerp plan-mer voor het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo Liefkenshoek Advies over het ontwerp plan-mer voor het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo Liefkenshoek Adviesnummer: Datum advisering: Auteur: Contact: INBO.A.3168 23 juli 2014 Joris Everaert Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be)

Nadere informatie

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147) ~\".. \ Vlaa~se 'l~ \ Regenng Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147) DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het Bosdecreet

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met betrekking op een mogelijke impact op de avifauna.

Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met betrekking op een mogelijke impact op de avifauna. INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse Overheid Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met

Nadere informatie

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen Adviesnummer: INBO.A.3410 Datum advisering: 15 maart

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Antwerpse Gordel en Klein-Brabant landbouw-, natuur- en bosgebieden Vallei van

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

augustus 17 Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i

augustus 17 Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i GOP - Dienst Mer Datum: augustus 17 Datum wijziging: (wijzigingen zijn gemarkeerd) Onderwerp: Rubrieken: Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i Inhoudsopgave 1. Doel... 2 2. Rubrieken... 2 3. Toepassingsgebied

Nadere informatie

Advies betreffende de inplanting van negen windturbines ten zuiden van het kanaal Bocholt-Herentals te Lommel

Advies betreffende de inplanting van negen windturbines ten zuiden van het kanaal Bocholt-Herentals te Lommel Advies betreffende de inplanting van negen windturbines ten zuiden van het kanaal Bocholt-Herentals te Lommel Nummer: INBO.A.2012.83 Datum advisering: 24 mei 2012 Auteur(s): Contact: Joris Everaert Marijke

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

De wind in de zeilen voor Dilbeek

De wind in de zeilen voor Dilbeek De wind in de zeilen voor Dilbeek Op zoek naar geschikte locaties voor windturbines in Dilbeek aan de hand van het Windplan Vlaanderen en de Vlaamse Omzendbrief Windenergie Waarom windenergie? Op zoek

Nadere informatie

Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines

Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 34 A 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A

ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A.2009.30. Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be Betreft: herziening PRS beleidsplan

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Provinciale ruimtelijke beleidsvisie Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Goedgekeurd deputatie 24.04.2008 DOELSTELLING STAND VAN ZAKEN KADER Doel van de beleidsnota (1) Visie op grootschalige

Nadere informatie

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte GEWESTPLAN OPEN RUIMTE Kaart: Gewestplan open ruimte bestemming Vlaanderen 3,2 2,4 1,8 33,7 59 Andere bestemmingen Landbouw Cijfers: Gewestplan open ruimte bestemming

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark Pagina 5 van het Mer rapport Situering en korte schets van het project Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark In Skaldenpark worden 8 windturbines ingeplant.

Nadere informatie

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) Lidstaat: België - Vlaams gewest Datum: Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) in navolging van artikel

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 Gezien en voorlopig vastgesteld door de provincieraad in vergadering van.. op bevel, De Provinciegriffier

Nadere informatie

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Nummer: INBO.A.2013.7 Datum advisering: 19 februari 2013

Nadere informatie

Windmolens (windenergie) Haaltert

Windmolens (windenergie) Haaltert Windmolens (windenergie) Haaltert Een kort informatief document van de verschillende criteria voor het implementeren van windmolens. Juni 2008 In een klein land als België is het belangrijk uit iedere

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ;

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ; Ministerieel besluit houdende de gedeeltelijke goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Windlandschap Eeklo-Maldegem van de provincie Oost-Vlaanderen. DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING,

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en gedeeltelijke retrofit van het windturbinepark Kristalpark in Lommel

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en gedeeltelijke retrofit van het windturbinepark Kristalpark in Lommel Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof PAS dienst milieuvergunningen 1 Wat? Programmatische Aanpak Stikstof Deze programmatische aanpak beoogt het stelselmatig terugdringen van stikstofdeposities, voornamelijk via de lucht, zodat de habitattypes

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0414 van 3 juni 2014 in de zaak 1011/0905/A/8/0843 In zake: de vzw..., met zetel te... verzoekende partij tegen: de GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE AMBTENAAR

Nadere informatie

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Art. 14. Art. 15. Art. 16. N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be Omgevingsvergunning voor vegetatiewijzigingen Vanaf 1 augustus 2018 is de natuurvergunning voor het wijzigen

Nadere informatie

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt)

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt) Haven en Natuur 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt) 1.Havengebied van Antwerpen: situering 2.Haven en Natuur: van conflict naar samenwerking 3.Haven en Natuur:

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Dossier windenergie: in verweer en wind

Dossier windenergie: in verweer en wind Dossier windenergie: in verweer en wind Dat je niet altijd wind nodig hebt om stof te doen opwaaien, bewees Jan Bens van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) door te beweren dat windenergie

Nadere informatie

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota BOS IN SINT-TRUIDEN Nota Ir. Koenraad Van Meerbeek 12/03/2012 1. Wat is bos? Wanneer we over bos spreken, is er een duidelijke definitie nodig van een bos. Iedereen moet immers over hetzelfde praten. Een

Nadere informatie

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. Aanleg leiding Air Liquide OxGam (Oxygen Gent ArcelorMittal) Temse Zelzate

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. Aanleg leiding Air Liquide OxGam (Oxygen Gent ArcelorMittal) Temse Zelzate Vlaamse overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

PlanMer Regenboogstadion Waregem Situering plangebied op macroschaal Legende

PlanMer Regenboogstadion Waregem Situering plangebied op macroschaal Legende plangebied Vijfseweg Noorderlaan Noorderlaan Oosterlaan Oosterlaan Noorderlaan Kruishoutemsew Westerlaan Zuiderlaan Expresweg Jozef Duthoystraat Westerlaan Stormestraat Meersstraat Zuiderlaan Zuiderlaan

Nadere informatie

Notitie Quickscan flora en fauna

Notitie Quickscan flora en fauna Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 2 MAART 1999. - Omzendbrief RO 99/01 over de advisering m.b.t. de verenigbaarheid van ' omlopen voor wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen ' zoals

Nadere informatie

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening PROVICIE VLAAMS-BRABAT Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening Vragen naar Daan Demey Telefoon fax 0-7 07 / 0- e-mail ruimtelijkeplanning@vlaamsbrabant.be Dossiernummer Ons kenmerk 000_0 Datum

Nadere informatie

ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN

ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN RUP s EM en E40 Eeklo-Maldegem-Kaprijke Melle Aalter St. Lievens-Houtem Hansbeke 19/12/2014 Zwijnaarde Erembodegem Definitief RUP Standaarddocumenten: Toelichtingsnota Grafische

Nadere informatie

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen 7 juni 2007 inhoud energie waarom windenergie voor- en nadelen van windenergie windaanbod vergunningen en regelgeving aspecten van belang: windplan Vlaanderen

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project Brecht E19 uitbreiding

ASPIRAVI. Project Brecht E19 uitbreiding ASPIRAVI Project Brecht E19 uitbreiding Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Advies betreffende bestrijding van meeuwen op Nieuwdonk (Berlare)

Advies betreffende bestrijding van meeuwen op Nieuwdonk (Berlare) Advies betreffende bestrijding van meeuwen op Nieuwdonk (Berlare) Nummer: INBO.A.2010.171 Datum: 10/06/2010 Auteur(s): Joris Everaert, Eric Stienen, Frank Huysentruyt, Jo Packet, Janine Van Vessem en Lode

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Oost-Vlaanderen Energielandschap

Oost-Vlaanderen Energielandschap Oost-Vlaanderen Energielandschap Een strategisch Moira Callens project Coördinator Werken aan oplossing = werken aan draagvlak 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning)

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene ASPIRAVI Project E403 Lichtervelde en Wingene Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie

Nadere informatie

Vlaamse overheid POM Limburg, POM Antwerpen

Vlaamse overheid POM Limburg, POM Antwerpen Plan-MER Bedrijventerreinen die deel uitmaken van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) Definitief - Bundel 1: Algemene Toelichting / Analyse op Programmaniveau / Bijlagen Vlaamse overheid POM Limburg,

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Betreft Risico inventarisatie ecologie voor percelen Brabantse Wal 1 Inleiding De Buisleidingenstraat N.V. onderzoekt op

Nadere informatie

Moervaartvallei fase 1

Moervaartvallei fase 1 VR 2017 1407 DOC.0688/5BIS Moervaartvallei fase 1 Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Quick scan flora en fauna Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Gemeente Castricum 0 INHOUD 1. Aanleiding... 2 2. Gebiedsomschrijving en beoogde ingrepen... 3 3. Wettelijk kader... 4 4. Voorkomen van beschermde

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

Bioterra nv Nijverheidslaan 1527 3660 OPGLABBEEK

Bioterra nv Nijverheidslaan 1527 3660 OPGLABBEEK Bioterra nv Nijverheidslaan 1527 3660 OPGLABBEEK Behandeling van asbesthoudende bodem en asbesthoudend breek- en zeefzand in een bestaand grondreinigingscentrum te Bornem MER - Deel 2 Kaartenatlas - Referentie:

Nadere informatie

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone Klei van de Kempen Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven Adviesnummer: INBO.A.3344 Datum advisering: 22 september 2015 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Geadresseerden: Cc:

Nadere informatie

Beleidskader wind. Diensthoofd Ruimtelijke Planning

Beleidskader wind. Diensthoofd Ruimtelijke Planning Beleidskader wind Reinout Debergh Diensthoofd Ruimtelijke Planning Werken aan oplossing = werken aan draagvlak 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning) Obv beleidskader

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Advies over de inplanting van windturbines op het industriegebied Genk Zuid

Advies over de inplanting van windturbines op het industriegebied Genk Zuid Advies over de inplanting van windturbines op het industriegebied Genk Zuid Nummer: INBO.A.2012.105 Datum advisering: 27 juli 2012 Auteur: Contact: Joris Everaert Marijke Thoonen (marijke.thoonen@inbo.be)

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van de ontwerpkaart met meest kwetsbare waardevolle bossen als vermeld in artikel 90ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990, tot

Nadere informatie

Juridische en ruimtelijke aspecten

Juridische en ruimtelijke aspecten Openbreken van de markt voor kleine en middelgrote windturbines Juridische en ruimtelijke aspecten Startpunt: In het verleden zijn er reeds verschillende vergunningsaanvragen van kleine en middelgrote

Nadere informatie

Kaart 1.1. Legende. Eigendomssituatie

Kaart 1.1. Legende. Eigendomssituatie Kaart 1.1 Eigendomssituatie Fam. Verschelden - Beck (6) Eerens (8) Nikim nv (3) Pauselijke Missiewerken (9) Puytvoet vzw (4) Stad Sint-Niklaas (2) Van Den Bossche (7) Van Tilborg (5) Schaal 1:35 5 1. 2.

Nadere informatie

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos 183 Natuurdoelen SBZ-V IJzervallei Infomoment Blankaartwaterlopen 19 juni 2017 Europees beschermde

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Windpark E40: Informatievergaderingen 24 juni 2019 Bierbeek 26 juni 2019 Boutersem 25 juni 2019 Tienen 27 juni 2019 Hoegaarden

Windpark E40: Informatievergaderingen 24 juni 2019 Bierbeek 26 juni 2019 Boutersem 25 juni 2019 Tienen 27 juni 2019 Hoegaarden Windpark E40: Informatievergaderingen 24 juni 2019 Bierbeek 26 juni 2019 Boutersem 25 juni 2019 Tienen 27 juni 2019 Hoegaarden Agenda 1. Verwelkoming gemeente 2. Toelichting procedure Departement Omgeving

Nadere informatie

4. Toetsingskader kleinschalige windturbines

4. Toetsingskader kleinschalige windturbines 4. Toetsingskader kleinschalige windturbines In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het toetsingskader. In het toetsingskader zijn de criteria opgenomen voor de plaatsing van een kleinschalige windturbine.

Nadere informatie

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST EN KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement

Nadere informatie

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Waasland gebieden van het geactualiseerd Sigmaplan Durmevallei Bijlage II: stedenbouwkundige

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie