VLAAMSE HIPPISCHE SPORTBOND

Transcriptie

1

2 RICHTLIJNEN EN INHOUDEN EXAMENS RUITERBREVETTEN INHOUDSTABEL 1. Inleiding 2 2. Vlaamse Hippische Sportbond Ontstaan Werking 3 3. Brevettenwerking Examens Verloop van de brevetafname Ruiterbrevetten Eerste Graad EG opdrachtenboekje: wat kan ik al? Ruiterbrevetten A Ruiterbrevetten B Voorwaarden om een examen voor ruiterbrevetten in te richten Organisatie van een examen voor ruiterbrevetten Praktische afwerking Aanvraag Examendag Achteraf Nuttige adressen Secretariaten Documenten 16 1

3 1. Inleiding De ruiterbrevetten hebben reeds een hele geschiedenis achter zich. Zij werden voor het eerst uitgereikt in de jaren 70. Het zou tot het einde van 1993 duren tot dezelfde normen ingevoerd werden voor alle instanties die zich in de Vlaamse Gemeenschap bezig houden met opleiding in de paardensport. Deze vereisten waaraan op de respectievelijke niveaus moet worden voldaan werden van toen af vastgelegd in eindtermen, die beoordeeld worden door examinatoren van de erkende federaties. Met de oprichting van de Vlaamse Hippische Sportbond (VHS) en de verplichting om een ruiterbrevet B te hebben om een licentie te kunnen nemen bij VLP zijn er enkele nieuwe stappen in de veralgemeende invoering van het ruiterbrevet als minimumnorm voor het paardrijden. Het is duidelijk dat klare afspraken en een uniforme beoordeling belangrijk zijn voor een gedegen brevettenwerking. De inzet van de examinatoren is hierbij essentieel. L. Vlamynck E. Laeremans voorzitter VHS secretaris 2

4 2. Vlaamse Hippische Sportbond 2.1. Ontstaan Vanuit regelmatige contacten tussen de beide erkende Vlaamse ruitersportfederaties, Bomari en LRV werd op 12 november 1997 de Vlaamse Hippische Sportbond opgericht. De doelstellingen van deze overkoepelende organisatie waren naast de eigen werking van de stichtende en toetredende leden: - Een aanvullend en overkoepelend orgaan te zijn ter ondersteuning van de paardensport; - Een aanvullend en overkoepelend orgaan te zijn waarbinnen de uniformsering van de basisopleiding en vorming kan besproken en gerealiseerd worden; - Het gezond en medisch verantwoord paardrijden te bevorderen; - Het totstandkomen van het officieel rijbewijs voor ruiters en menners op de openbare weg te steunen; - Actief mee te werken aan een regeling omtrent recreatie te paard in de natuur en de bossen, in samenwerking met de bevoegde instanties; - Een spreekbuis te zijn tegenover de buitenwereld en de overheid ter bevordering van de kwaliteit van het paardrijden in alle disciplines Werking Ondertussen sloten ook andere verenigingen zich aan bij de oprichters. Samen met VLP, VVR, VFAR, NAVEMA en de vertegenwoordiging van de wedrennen omvat de Vlaamse Hippische Sportbond nu het volledige pallet van de gebruikers. Het was dan ook logisch dat bij de herstructurering van de Vlaamse Confederatie van het paard de VHS de tak van de gebruikers vertegenwoordigde. Op dit manier heeft men op dit moment een kanaal om ook naar de overheid een stem uit te brengen. Ook naar BLOSO werd in het kader van materie die de federatie overstijgt een vertegenwoordiging vanuit de VHS gedaan. In de vergaderingen komen volgende thema s regelmatig aan de orde: - De ruimtelijke ordening en de raakpunten met de hippische sector; - De brevettenwerking met onder meer de menbrevetten en de uitwerking van de brevetten voor Amerikaanse Rijkunst; - Agendapunten van de Vlaamse Confederatie van het paard waaronder de identificatie van de paardachtigen. Om de belangen van de gebruikers van het buitengebied te behartigen stond de VHS mee aan de wieg van de oprichting van het Platform Buitengebied. 3

5 3. Brevettenwerking Alle instanties in de Vlaamse Gemeenschap die zich bezig houden met opleiding in de paardensport aanvaarden dezelfde normen enerzijds voor de rijvaardigheidsniveaus ruiterbrevet A (wandelbrevet) en ruiterbrevet B (ook sportief brevet genoemd), en anderzijds voor de kadervormingen initiator, trainer B en trainer A. De vereisten waaraan op de respectievelijke niveaus moet worden voldaan, zijn vastgelegd in eindtermen. Deze eindtermen zijn minimale doelen die op de verschillende niveaus moeten bereikt zijn. Het zijn doelen i.v.m. de kennis, de vaardigheid en de sportieve, ecologische en deontologische houding van de ruiter. Als gevolg van deze overeenkomst kunnen alle organisatoren van rijvaardigheidsproeven, onder bepaalde voorwaarden, beroep doen op een jury van de erkende federaties. Deze jury oordeelt, via een examen, beslissend over het wel of niet behalen van het respectievelijk getuigschrift ruiterbrevet A en/of B Examens Examens kunnen onder verschillende vormen georganiseerd worden: a) Gesloten examens: Organisaties (clubs, verenigingen en privé-instanties) bieden ruiters/amazones voorbereidende lessen aan gegeven door een ervaren lesgever (bij voorkeur gediplomeerd), hebben eventueel paarden ter beschikking, coördineren de inschrijvingen en het verloop van het examen, enz b) Open examens: Deze examens staan open voor iedereen, d.w.z.: ruiters/amazones die voldoende rijvaardig zijn om de praktische proeven af te leggen en zelfstandig de theoretische bundel Ruiterbrevetten hebben doorgenomen, kunnen zich inschrijven. De organisatoren dienen hun kostprijs voor het examen duidelijk door te geven aan de betreffende federatie. c) Gemengde examens: Dit zijn gesloten examens waar externe kandidaten ook worden toegelaten. Hier dient eveneens de kostprijs voor het examen doorgegeven te worden aan de betreffende federatie. OPGELET!!! Alle ruiterbrevetten dienen als 1 geheel beschouwd te worden, het is NIET mogelijk om slechts examen af te leggen van 1 of meerdere onderdelen. Bijvoorbeeld enkel praktijk of enkel theorie of enkel praktijk springen afleggen kan NIET! 4

6 3.2. Verloop van de brevetafname Een examendag bevat volgende onderdelen: - Controle van de deelnamevoorwaarden en/of vrijstellingen; - Overlopen van de dagorde; - Praktische examen; - Theoretisch examen (schriftelijk en eventueel mondeling); - Evaluatie (met indien mogelijk deliberatie en proclamatie). 3.3 Ruiterbrevetten Eerste Graad EG opdrachtenboekje: Wat kan ik al? NIEUW! Inleiding Reeds langer wordt de nood aangevoeld om ook de vorming in de maneges en clubs in Vlaanderen te onderbouwen met een degelijke structuur. Naast het cursusboek Paardrijden ruiterbrevetten is er nu het nieuwe EGopdrachtenboekje waarop de lesgevers uit de clubs kunnen terugvallen. De werkgroep evolutie brevettenwerking heeft dus al een eerste belangrijke stap gezet in de vernieuwing van de klassieke brevetten. In dit EG-opdrachtenboekje: Wat kan ik al? wordt aan de hand van didactische kleurrijke tekeningen de allereerste stappen in de omgang met paard en pony weergegeven. Kortom, je vindt er alles wat je moet kennen en kunnen voor het behalen van je brevet eerste graad. Aanvullende theoretische informatie kan je terugvinden in het cursusboek paardrijden ruiterbrevetten. Doelgroep De beginnende ruiter/amazone. Dit kan geïntegreerd worden tijdens de sportkampen of lessenreeksen. Ook is het bruikbaar gedurende het ganse jaar voor de lessen van deze doelgroep. Wie beoordeelt? Het is aan de gediplomeerde lesgevers uit de clubs om te beoordelen of de opdrachten correct en/of goed uitgevoerd kunnen worden. Dit kan door middel van een handtekening, stempel of eventueel met een woordje uitleg in de daarvoor voorziene ruimte per tekening. Het EG-brevet wordt dus NIET meer door externe examinatoren (VHS) ruiterbrevetten afgenomen. OPGELET! Het ruiterbrevet Eerste Graad is NIET gelijk aan het bekwaamheidsattest, meer info over het bekwaamheidsattest vindt u terug op pagina 7 onder punt e) uitzonderingsregel. 5

7 3.4 Ruiterbrevetten A Het examen bestaat uit een theoretische en een praktische proef waarbij men op alle onderdelen minstens 50% moet halen. Indien men niet geslaagd is kunnen vrijstellingen alleen voor deze rubrieken waar minstens 50% op behaald werd, indien in totaal meer dan 50% werd behaald. a) De theoretische proef: Schriftelijk De jury stelt vragen over de verkeersreglementen en voorschriften voor ruiter en paard bij het betreden op de openbare weg en vragen over de sportspecifieke leerstof. De schriftelijke proef wordt (indien mogelijk) door de jury ter plaatse verbeterd en gequoteerd. De jury heeft hierbij mondeling toetsrecht. Mondeling De jury oordeelt na het verbeteren van het schriftelijk examen of er een bijkomende mondelinge proef noodzakelijk is. De beoordeling van deze proef kan eventuele tekorten bij de schriftelijke proef aanvullen. Eveneens kinderen met leerstoornissen kunnen op deze manier geëvalueerd worden. b) De praktische proef Praktijk dressuur De jury heeft het recht elk onderdeel van de eindtermen te toetsen. Hij is hiertoe echter niet verplicht (bv. niet alle ruiters moeten het paard poetsen, vastbinden, enz.). Hij moet echter zorgvuldig nagaan of elke ruiter voldoende zelfstandig met het paard kan omgaan. Er mogen meerdere ruiters gelijktijdig de praktische proef afleggen. De jury of verantwoordelijke mag hierbij instructies geven (zie protocol). De jury moet steeds aanwezig zijn in de piste. De jury let er op dat elke ruiter voldoende bekwaam is om een paard te berijden en te besturen. Praktijk springen Het springen gebeurt als tweede onderdeel van de praktische proef. Ook hier is de belangrijkste opdracht van de jury te controleren of de ruiter bekwaam is een kleine hindernis op een veilige manier te nemen. Voor deze springproef kan de jury een globale beoordeling geven. Voor het quoteren let men hier vooral op de veilige uitvoering (voor paard en ruiter). c) De deliberatie en proclamatie Enkel de jury oordeelt over het wel of niet slagen van de kandidaten. Het resultaat wordt ingevuld op de verzamelstaat en door de juryleden ondertekend als bevestiging. Wie op alle onderdelen minstens 50% behaalt, slaagt. Enkel de globale uitslag wordt geproclameerd. De niet-geslaagde kandidaten kunnen enkel vernemen of ze voor het herexamen eventueel vrijstellingen hebben (onderdelen waarop minstens 50% behaald wordt geven recht op een vrijstelling, indien in totaal meer dan 50% wordt 6

8 behaald). Zij krijgen hiervan een attest. Vrijstellingen kunnen alleen aanvaard worden indien dit attest kan voorgelegd worden. Zoniet dient het volledige examen opnieuw gedaan te worden. d) Eindtermen ruiterbrevet A Toelatingsvoorwaarde voor dit niveau: minstens 11 jaar zijn (kalenderjaar). Theorie De ruiter kent: - De belangrijkste uitwendige delen van het paard; - De gangmaten van het paard; - Verschillende hoefslagfiguren; - De hulpgeving voor het rijden met contact; - De hulpgeving voor het aanrijden in stap; - De hulpgeving voor het maken van overgangen; - De hulpgeving voor de overgang van stap naar draf en terug; - De hulpgeving voor de overgang van draf naar galop en terug; - De hulpgeving voor de overgang van stap naar halthouden. De ruiter kent de verkeersreglementen en voorschriften i.v.m. ruiter en verkeer, optoming van het paard en uitrusting van de ruiter. Hij kent ook de voorschriften voor een respectvol gedrag in en tegenover de natuur. De ruiter is bekwaam om, al dan niet onder begeleiding (naargelang de leeftijd) op een veilige manier een buitenrit te maken. Praktijk De ruiter haalt zelfstandig een paard, bindt het vast en poetst het. De ruiter rijdt te paard en kan volgende opdrachten in een kleine groep behoorlijk uitvoeren: - Enkele hoefslagfiguren rijden in stap en draf; - Lichtrijden (op het buitenbeen); - In een wending aangalopperen; - Een overgang maken van galop achtereenvolgens naar de draf, de stap en halthouden; - Verlichte zit in draf; - Drie sprongen over 2 hindernissen (rechte en oxer met grondbalken) van minimaal 60 cm maximaal 70 cm hoogte: o Een rechte vanuit draf o Twee sprongen in galop Voor pony s zijn deze hoogtes als volgt: Type pony Stokmaat Min. hoogte Max. hoogte B-pony s 1,17m en minder dan 1,27m C-pony s 1,27m en minder dan 1,37 m D-pony s 1,37m tot en met 1,48 m

9 De ruiter stoort het paard zo weinig mogelijk in de rug en in de mond. De ruiter zadelt en toomt zelfstandig het paard af en doet de naverzorging. Het jurylid mag dit controleren. e) Uitzondering: het bekwaamheidsattest Wedstrijdruiters vanaf 7 jaar en jonger dan 11 jaar dienen in het bezit te zijn van een bekwaamheidsattest (is NIET gelijk aan het ruiterbrevet Eerste Graad en NIET gelijk aan de bekwaamheidsproef LRV) om hun licentie te kunnen aanvragen bij VLP. Het bekwaamheidsattest bestaat uit de praktijk van het ruiterbrevet A waarbij men op beide onderdelen minstens 50% moet halen. Indien men niet geslaagd is kan een vrijstelling alleen voor het onderdeel waar minstens 50% op behaald werd, indien in totaal meer dan 50% werd behaald. De ruiters ontvangen van het jurylid, op de dag van het examen, het formulier BEKWAAMHEIDSATTEST, bevestiging van de resultaten. Indien de ruiter later zijn ruiterbrevet A wil behalen dient enkel de theorie nog te worden afgelegd. De ruiter betaalt 12 euro voor het afleggen van de praktijk. Wanneer het bekwaamheidsattest kan worden voorgelegd dient de ruiter niet meer te betalen voor de theorie van het ruiterbrevet A. De bekwaamheidsproef LRV wordt gelijkgesteld aan het onderdeel springen van het bekwaamheidsattest VHS. Om in het bezit te zijn van dit laatste attest dient dan nog het onderdeel dressuur te worden afgelegd Ruiterbrevetten B Het examen bestaat uit een theoretische en een praktische proef waarbij men op alle onderdelen minstens 50% moet halen. Indien men niet geslaagd is kunnen vrijstellingen alleen voor deze rubrieken waar minstens 50% op behaald werd, indien in totaal meer dan 50% werd behaald. a) De theoretische proef Schriftelijk De jury stelt vragen uit de rubriek theorie van de eindtermen (algemene kennis, de hulpgeving en de verzorging en optoming van het paard). De schriftelijke proef wordt (indien mogelijk) door de jury ter plaatse verbeterd en gequoteerd. De jury heeft hierbij mondeling toetsrecht. Mondeling De jury oordeelt na het verbeteren van het schriftelijk examen of er een bijkomende mondelinge proef noodzakelijk is. De beoordeling van deze proef kan eventuele tekorten bij de schriftelijke proef aanvullen. Eveneens kinderen met leerstoornissen kunnen op deze manier geëvalueerd worden. 8

10 b) De praktische proef Praktijk dressuur De ruiters rijden individueel de opgelegde dressuurproef. De jury volgt hierbij het voorgeschreven protocol. De jury noteert opmerkingen bij onderdelen waar minder dan 6 behaald werd (nuttig voor achteraf). De proef is geen dressuurwedstrijd. De jury oordeelt hier vanuit volgend standpunt: is deze ruiter bekwaam om deel te nemen aan een wedstrijd (is niet hetzelfde als winnen). Praktijk springen De ruiters springen individueel een omloop. De jury oordeelt hier vanuit dezelfde standpunten als voor de dressuurproef. Ook hier maakt de jury aantekeningen voor niet geslaagde combinaties. Er worden geen strafpunten gegeven. De jury geeft een globale beoordeling voor het aanrijden, het springen (uit de mond en uit de rug) en het opvangen na de sprong. c) De deliberatie en proclamatie Enkel de jury oordeelt over het wel of niet slagen van de kandidaten. Het resultaat wordt ingevuld op de verzamelstaat en door de juryleden ondertekend als bevestiging. Wie op alle onderdelen minstens 50% behaalt, slaagt. Enkel de globale uitslag wordt geproclameerd. De niet-geslaagde kandidaten kunnen enkel vernemen of ze voor het herexamen eventueel vrijstellingen hebben (onderdelen waarop minstens 50% behaald wordt geven recht op een vrijstelling, indien in totaal meer dan 50% wordt behaald). Zij krijgen een attest van de behaalde vrijstellingen. Dit attest wordt ter plaatse of achteraf door het jurylid bezorgd. Vrijstellingen kunnen alleen aanvaard worden op een examen indien een attest kan voorgelegd worden. Zoniet dient het volledige examen opnieuw afgelegd te worden. d) Eindtermen ruiterbrevet B Toelatingsvoorwaarden voor dit niveau: in het bezit zijn van een ruiterbrevet A en minstens 12 jaar zijn (kalenderjaar). Theorie De ruiter kent: - De belangrijkste inwendige delen van het paard; - Het belang van de zintuigen van het paard; - Bijkomende onderdelen in de uitrusting van een paard; - De hoefslagfiguren; - De verschillende onderdelen van een sprong; - Verschillende hindernissen; - De belangrijkste reglementeringsbepalingen van een barema A; - De hulpgeving voor het in de hand stellen van een paard; 9

11 - De hulpgeving voor het aanspringen in galop; - De hulpgeving voor het springen; - Het bandageren; - De hoefverzorging; - En het toiletteren. Praktijk De ruiter rijdt individueel op een behoorlijke wijze (minstens 50% als globale beoordeling) de opgelegde dressuurproef. De ruiter springt in een behoorlijke stijl, uit de rug en uit de mond, een parcours van 4 hindernissen (5 sprongen), waarvan de hoogte minimaal 80 cm is en maximaal 90 cm - de breedte is maximaal 90 cm.) Voor de ponyruiters gelden aangepaste afstanden en hoogtes, afhankelijk van de stokmaat. Voor pony s zijn deze afstanden en hoogtes als volgt: Type pony Stokmaat Min. hoogte Max. hoogte Max. breedte B-pony s 1,17m en minder dan 1,27m C-pony s 1,27m en minder dan 1,37 m D-pony s 1,37m tot en met 1,48 m Voorwaarden om een examen voor ruiterbrevetten in te richten a) Open examens Locaties waar een open examen wordt georganiseerd moeten beschikken over: - Een afgebakende piste van +/- 20m op 40m, in behoorlijke staat en voorzien van letters; - Een apart, rustig theorielokaal; - Voldoende springmateriaal (minstens 12 staanders en 14 balken); - Aanwezigheid van een verantwoordelijke persoon voor administratie en coördinatie. b) Gesloten examen (en gemengd). Voor een gesloten examen gelden dezelfde voorwaarden als voor een open examen aangevuld met volgende bijkomende voorwaarden: - Er worden voorbereidende lessen georganiseerd (data worden doorgegeven bij aanvraag ruiterbrevetexamen); - Deze lessen worden gegeven door ervaren (bij voorkeur gediplomeerde) lesgevers, die ook aanwezig dienen te zijn tijdens het examen. Indien er meer dan 15 (examen ruiterbrevet B of gemengd examen) of 20 (examen ruiterbrevet A) kandidaten zijn en het examen verloopt dus over een ganse dag (zie 3.8. e), dient de organisator een maaltijd te voorzien voor de jury en eventuele secretaris. 10

12 3.7. Organisatie van een examen voor ruiterbrevetten Algemeen moet aan alle onderstaande afspraken voldaan worden, indien niet dan kan er gesanctioneerd worden. a) Aanvraag Er wordt, door de organiserende instantie, minstens 1 maand op voorhand een ingevuld aanvraagformulier opgestuurd naar het secretariaat van de betreffende federatie. Let wel, de organisator moet zeker zijn van minstens 8 kandidaten. Het aanvraagformulier moet volledig en correct ingevuld worden, zoniet wordt dit niet aanvaard. De organisator van open & gemengde examens, moet de gevraagde prijs voor het examen aan externe kandidaten doorgeven aan de betreffende federatie (zie aanvraagformulier in bijlage). Deze wordt dan op de website geplaatst om externe kandidaten juist te informeren. Indien een positief gevolg, zal aan de organisator via een antwoordbrief de gegevens van het jurylid worden doorgegeven. Het is niet toegestaan om als organisator zelf een jurylid te kiezen. Indien gewenst, krijgt de organisator een checklist opgestuurd. Het is mogelijk om verschillende ruiterbrevetten te combineren op 1 examendag, bijvoorbeeld ruiterbrevet A & B op dezelfde dag afleggen is toegestaan. b) De dag zelf Algemeen De jury en zijn secretaris voorzien van drank. Wanneer de jury en zijn secretaris een ganse dag examineren dient de organisator een maaltijd te voorzien. Deelnemers die inschrijven voor ruiterbrevet A&B, dienen beide examens te rijden. Het kan niet dat onmiddellijk en enkel het ruiterbrevet B wordt gereden. Bij het afleggen van: - Ruiterbrevet B: dient ruiterbrevet A voorgelegd te worden - Enkel theorie ruiterbrevet A: bekwaamheidsattest voorleggen - Herexamens: attest bevestiging van resultaten voorleggen Theorie Er is een lokaal met voldoende zit- en schrijfplaatsen waarbij de kandidaten zodanig geplaatst kunnen worden dat ze noch onderling, noch door buitenstaanders gestoord worden. Er is toezicht gedurende het ganse examen. Praktijk De rijpiste van +/- 20 op 40 is afgebakend, in behoorlijke staat en voorzien van lettertekens. De nodige zitplaatsen voor de jury zijn voorzien. Voor de springproef van het ruiterbrevet A worden 1 rechte en 1 breedtesprong opgesteld. Minimum hoogte is 60cm en maximum hoogte is 70cm (voor pony s zie tabel). 11

13 Voor het ruiterbrevet B plaatst men een parcours van 4 hindernissen (standaardparcours zie bijlage) met een hoogte van minimum 80 cm en maximaal 90 cm; de breedte is maximaal 90 cm (voor pony s zie tabel). Zowel de organisator als jury gedragen zich op een correcte wijze. Eventuele klachten worden schriftelijk gericht naar het secretariaat van de gecontacteerde federatie. Een daartoe bestemde commissie zal de klachten behandelen. c) Uniform en reglementen Deelnemers zijn verplicht een ruiterpet en laarzen (of rijschoenen en chaps) te dragen. Wedstrijduniform is niet verplicht, wel wenselijk vanaf het niveau ruiterbrevet B. Een verzorgd paard is noodzakelijk, vlechten (voor ruiterbrevet B) is wenselijk. Voor de brevetafnames wordt het FEI wedstrijdreglement toegepast (zie bijlage voor een samenvatting van de belangrijkste items). d) Financieel: Aantal deelnemers: er zijn in totaal minstens 8 deelnemers vereist. Indien minder dient het tekort bijbetaald te worden door de organisator en moet de jury op de hoogte gebracht worden van het juiste aantal deelnemers. De organisator is verantwoordelijk voor het afhandelen van de Financiële verplichtingen. Het jurylid ontvangt geen inschrijvingsgeld op de dag van het examen. De organisator krijgt een factuur van de VLP. De VLP betaalt het jurylid. Betaling juryleden: - via factuur van jurylid OF - het jurylid krijgt een officiële vergoeding en ontvangt hiervoor een fiche of Vergoedingen: - Halve dag = 75 euro - Volledige dag = 125 euro Kostprijs brevetten aan VLP: - 12 euro per examen. - Een herexamen is slechts 5 euro. De organisator van gesloten & gemengde examens kan een meerprijs vragen voor de lessen, verhuur van paarden, maaltijden, enz maar de kandidaten moeten weten dat de kost van het examen zelf 12 euro bedraagt en voor een herexamen 5 euro. e) Aantallen Voor een gecombineerd examen van ruiterbrevet A &/of Bekwaamheid: Tot en met 20 kandidaten (examens) wordt als een halve dag beschouwd, vanaf 21 kandidaten (examens) als een volledige dag. Maximum 40 kandidaten (examens) per dag worden toegestaan. 12

14 Voor een examen van enkel ruiterbrevet B of gecombineerd Bekwaamheid, A &/of B: Tot en met 15 kandidaten (examens) wordt als een halve dag beschouwd, vanaf 16 kandidaten (examens) als een volledige dag. Maximum 30 kandidaten (examens) per dag worden toegestaan. OPGELET! Indien er meer kandidaten (examens) aanwezig zijn dan het toegestane maximum per dag, heeft de jury recht op weigering. 13

15 4. Praktische afwerking 4.1. Aanvraag De organiserende vereniging of club bezorgt het aanvraagformulier minstens 1 maand voor het examen aan de betrokken federatie. Indien de aanvraag later binnenkomt kan de federatie niet garanderen dat er een jurylid beschikbaar is. De betreffende federatie antwoordt of het examen kan doorgaan en welk jurylid het examen zal afnemen. De jury neemt op voorhand contact op met de organisator voor de nodige afspraken De examendag De organisator is verantwoordelijk voor de coördinatie (timing, uurregeling, ontvangst van jury, ) van het examen. De examinator bezorgt het protocol aan alle ruiters en het attest met vrijstelling aan de niet geslaagden Achteraf De examinator bezorgt aan het secretariaat van de betrokken federatie de verzamelstaat en het evaluatieformulier. Het secretariaat van de betreffende federatie werkt de brevetten af en stuurt deze naar de organisator van het examen. 14

16 5. Nuttige adressen 5.1. Secretariaten LRV, Waversebaan 99, 3050 Oud-Heverlee rekeningnummer: Tel. 016/ Fax 016/ Website: VLP, Klossestraat 64, 9052 Zwijnaarde rekeningnummer: Tel. 09/ Fax 09/ Website: 15

17 6. Documenten - Formulier voor het aanvragen van een jury voor een examen ruiterbrevet (Bijlage 1); - Affiche EG-opdrachtenboekje (Bijlage 2); - Rijvaardigheidsproef ruiterbrevet A (Bijlage 3); - Dressuurprotocol ruiterbrevet B (Bijlage 4); - Springproef ruiterbrevet B (Bijlage 5); - Standaardparcours ruiterbrevet B (Bijlage 6) - Slagingscriteria ruiterbrevet A&B (Bijlage 7) - Verzamelstaat bekwaamheidsattest (Bijlage 8); - Verzamelstaat ruiterbrevet A (Bijlage 9); - Verzamelstaat ruiterbrevet B (Bijlage 10); - Evaluatieformulier jury (Bijlage 11); - Evaluatieformulier organisator (Bijlage 12); - Bevestiging van de resultaten behaalt bij een ruiterbrevet A of B (Bijlage 13); - Samenvatting belangrijkste items FEI wedstrijdreglement (Bijlage 14); - Checklist voor de organisator (Bijlage 15). Indien U als examinator over onvoldoende blanco exemplaren beschikt, kan u er op eenvoudige vraag bij het secretariaat bekomen. Alle documenten zijn elektronisch beschikbaar bij: m.coppin@lrv.be joke@vlp.be 16

18 FORMULIER voor het AANVRAGEN van een JURY voor het examineren van de EXAMENS RUITERBREVETEN DE AANVRAAG WORDT PAS GOEDGEKEURD INDIEN ALLES CORRECT IS INGEVULD! 1 ste aanvraag: Ja Nee (*) *aankruisen wat past Aanvragende instantie (federatie, club, manege, school, ): Naam, adres, telefoon & ... Aangesloten bij VLP: Nr Club: (*) Aangesloten bij LRV (*) Vlaamse Hippische Sportbond Adres waar het examen zal doorgaan:... Datum van het examen:././. Aanvangsuur: uur Gesloten examen (*) Naam Lesgever:.. Data voorbereidende lessen: OF.. Open examen (*) Totale kostprijs examen voor deelnemer met eigen paard: (verplicht in te vullen) OF Totale kostprijs examen voor deelnemer met manege paard: OF (verplicht in te vullen) Gemengd examen (*) Totale kostprijs examen voor deelnemer met eigen paard: (verplicht in te vullen) OF Totale kostprijs examen voor deelnemer met manege paard: (verplicht in te vullen) Gecombineerd ruiterbrevet A &/of bekwaamheid: (minimum 8) MAX 20 AFNAMES: ½ dag (*) A:.. BEKW:.. (*) MAX 40 AFNAMES: volledige dag (*) A:.. BEKW:.. (*) OF Enkel ruiterbrevet B OF gecombineerd ruiterbrevet B, A &/of bekwaamheid: (minimum 8) MAX 15 AFNAMES: ½ dag (*) B:.. A:.. BEKW:.. (*) MAX 30 AFNAMES: volledige dag (*) B:.. A:.. BEKW:.. (*) Verantwoordelijke persoon (aanwezig op examen): Naam, telefoon & .. Handtekening van de verantwoordelijke: In te vullen door de gecontacteerde federatie: jury... Handtekening en stempel van het federatiesecretariaat

19

20 DATUM:.. RIJVAARDIGHEIDSPROEF Ruiterbrevet A PLAATS: NAAM en VOORNAAM controle optoming DRESSUUR Ruiters wenden af op middellijn met paard aan de hand, stijgen op en nemen linker of rechterhand. /5 Vlaamse Hippische Sportbond In stap: 1 ruiter volte halve baan, 1 ruiter door een s van hand veranderen, 1 ruiter middellijn, 1 ruiter diagonaal, 1 ruiter grote cirkel. Beoordeling houding en zit. Alle ruiters draven achter elkaar aan (lichtrijden) en veranderen 2 maal van hand door een diagonaal (bevragen). Ruiters rijden gans de rijbaan rond in draf, hierbij doorzitten. Ruiters galopperen 1 voor 1 aan (bevragen). /5 Ruiters rijden een grote volte in galop. Beoordeling van de zit in galop. Ruiters galopperen individueel aan op de andere hand en maken een progressieve overgang (galop-draf-stap-halt). Gedragingen als ruiter, verzorging van het paard, onderhoud en zorg materiaal, kledij, omgang, zelfbeheersing, doorzettingsvermogen, algemene prestatie. Ruiters wenden af en stijgen af. /5 TOTAAL punten DRESSUUR /90 punten dressuur 90/3 /30 /5 /10 /10 /20 /20 /10 SPRINGEN 1 zijde in verlichte zit /10 In draf een rechte /10 Twee sprongen (rechte en oxer) uit galop. /10 TOTAAL punten SPRINGEN /30 JURY:. HANDTEKENING JURY

21 DATUM:.. DRESSUURPROTOCOL Ruiterbrevet B PLAATS:.. DEELNEMER:.. Doorzitten, tenzij lichtrijden wordt gevraagd. Alle overgangen worden progressief gereden. Bij de beoordeling wordt er rekening gehouden met houding en zit en met het gereden zijn in het algemeen. punten opmerkingen 1. A Binnenkomen in arbeidsdraf. ts. X en G Halthouden en groeten. Voorwaarts in arbeidsdraf. C Rechterhand. Vlaamse Hippische Sportbond 2. B Cirkel 20 m diameter. K-X-M Van hand veranderen. 3. E Cirkel 20 m diameter lichtrijden. 4. ts. E en K Middenstap. bij A Halthouden, 4 sec. stilstaan. Voorwaarts in middenstap. 5. F Arbeidsdraf. ts. M en C Arbeidsgalop links aanspringen. 6. E Cirkel 20 m diameter. ts. K en A Arbeidsdraf. 7. B Van hand veranderen door een S. 8. ts. H en C Arbeidsgalop rechts aanspringen. B Cirkel 20 m diameter. 9. ts. B en F Arbeidsdraf. 10. A Afwenden. ts. X en G Halthouden en groeten. 11. Het gereden zijn in het algemeen. 12. Houding en zit. De kandidaat behaalt / 120 punten. omgerekend bekomt hij = 3 / 40 punten (deze zijn over te dragen naar de verzamelstaat) Jury:.. Handtekening jury

22 DATUM:.. SPRINGPROEF Ruiterbrevet B PLAATS: DEELNEMER: Worden beoordeeld: het aanrijden, de sprong, de landing en het verder rijden. Aandacht voor uit de rug en uit de mond. De jury motiveert de quotaties minder dan 6 onder de opmerkingen. punten opmerkingen Hindernis 1 een kruisje - 70cm in het midden Vlaamse Hippische Sportbond Hindernis 2 Hindernis 3 Hindernis 4 Hindernis 5 een rechte (in 2 richtingen) een oxer een oxer hindernis 2 in omgekeerde richting De kandidaat behaalt / 50 punten. TOTAAL: (50 : 5) X 3 = 30 PUNTEN / 30 punten Jury:.. Handtekening jury De hoogtes (zie bundel) dienen gerespecteerd te worden. Uiteindelijk moet het jurylid een globale beoordeling opmaken en deze op de verzamelstaat noteren.

23 STANDAARDPARCOURS RUITERBREVET B: van toepassing vanaf 1 juli Versie dd

24 ASPRAKEN BIJ HET AFNEMEN VAN KLASSIEKE RUITERBREVET EXAMENS (= slagingscriteria ruiterbrevet A&B) 1 RUITERBREVET A ALGEMEEN De rijvaardigheidsproef is een leidraad en geen strikte proef. Via de opgelegde oefeningen worden de eindtermen getoetst. DRESSUUR Ruiters wenden af op middellijn met paard aan de hand, stijgen op en nemen linker of rechterhand. Keuze maken uit deze oefeningen. In stap en in groep: 1 ruiter volte halve baan, 1 ruiter door een s van hand veranderen, 1 ruiter middellijn, 1 ruiter diagonaal, 1 ruiter grote cirkel. Beoordeling houding en zit. leiden van paard aan de hand stilstaan met paard en voorbereiden om op te stijgen opstijgen = ACCENT - paard staat stil - teugels op maat - paard kijkt recht - li hand op manenkam - re hand aan de achterboom - stijgbeugels aannemen zonder te kijken OPMERKING: Met hulp (kleine ruiter met groot paard) kan nog de helft behaald worden. NIET SLAGEN = - paard loslaten ALGEMEEN:De oefening bestaat eruit dat de ruiters gezamenlijk en individueel de opgelegde oefeningen op commando uitvoeren. ACCENT = sturen en niet storen - correcte vorm van de figuren - ritme behouden - paard niet storen - correct gebruik van de hulpen - houding VHS versie dd

25 Alle ruiters draven achter elkaar aan (lichtrijden) en veranderen 2 maal van hand door een diagonaal (bevragen). Ruiters rijden gans de rijbaan rond in draf, hierbij doorzitten. Ruiters galopperen 1 voor 1 aan (bevragen). OPMERKING: Stelling is niet belangrijk NIET SLAGEN = - Figuren niet kunnen uitvoeren (op niveau A (max. 1/5)) - constant op buitenbeen draven - niet storen in de mond - correcte houding benaderen - controle - in het ritme van de beweging blijven NIET SLAGEN = als aan 1 van volgende onderdelen niet wordt voldaan: - geen notie hebben van lichtrijden op het buitenbeen - geen notie hebben hoe van been veranderen of wat is van been veranderen - teugels nodig om evenwicht te bewaren ACCENT = onafhankelijk kunnen zitten - niet storen met zit en handen - op hoefslag blijven - ritme behouden NIET SLAGEN = - storen met zit en handen, zeker als dit het gevolg is van te weinig evenwicht - niet op de hoefslag blijven - doorzitten voor het aanspringen in galop en niet storen (onafh. zit) - niet versnellen - onmiddellijk het tempo controleren - juiste galop - correcte houding 2 VHS versie dd

26 Ruiters rijden een grote volte in galop. Beoordeling van de zit in galop. Ruiters galopperen individueel aan op de andere hand en maken een progressieve overgang (galop-draf-stap-halt). Gedragingen als ruiter, verzorging van het paard, onderhoud en zorg materiaal, kledij, omgang, zelfbeheersing, doorzettingsvermogen, algemene prestatie. Ruiters wenden af en stijgen af. NIET SLAGEN = - storen met zit en handen - niet in galop geraken - verkeerde galop en niet bewust ACCENT = controle - doorzitten voor het aanspringen in galop en niet storen (onafh. zit) - niet versnellen - onmiddellijk het tempo controleren - juiste galop - correcte houding - cirkel met de juiste afmetingen NIET SLAGEN = - cirkel niet kunnen rijden - geen controle - cirkel niet correct gereden - in draf vallen en niet herstellen ACCENT = controle - correct alle fasen doorlopen - correcte hulpgeving NIET SLAGEN = - brutale overgang - overgangen niet maken - overgangen niet op de afgesproken plaats maken ACCENT = zelfbeheersing - voorkomen - doorzettingsvermogen OPMERKING: Als jury hier ter plaatse tijdens de proclamatie duidelijk op wijzen indien de ruiter hier in faalt. ACCENT = stilstaan - twee mogelijkheden om af te stijgen (zie boek ruiterbrevetten) 3 VHS versie dd

27 NIET SLAGEN = - niet stil staan tijdens afstijgen - paard loslaten 4 SPRINGEN: frontbreedte hindernissen: min 3 m oxer: even breed als hoog 2 hindernissen (zonder drafbalk, wel verplichte grondbalk) - 3 sprongen: 1 in draf, 2 in galop. 1 zijde in verlichte zit In draf een rechte ALGEMEEN: De ruiters de mogelijkheid geven om hun stijgbeugels aan te passen. ACCENT = zitvlak uit het zadel = niet storen - evenwicht behouden - hielen laagste punt - teugels in contact NIET SLAGEN = - zitvlak niet uit het zadel - storen BELANGRIJK: De springoefening stilleggen indien de veiligheid van de ruiter in het gedrang komt. VEILIGHEID STAAT CENTRAAL! ACCENT = niet storen NIET SLAGEN = - storen - geen controle Twee sprongen (rechte en oxer) uit galop. ACCENT = controle NIET SLAGEN = - niet in galop - niet mee zijn in galop - storen - verkeerde galop in de wending VHS versie dd

28 ALGEMEEN: Indien verkeerde galop mag de ruiter een cirkel maken om te herstellen. WAT BETREFT WEIGERINGEN: - indien het weigeren schuld is van ruiter kan de ruiter niet slagen Vb.: stuurfout, voorbij denkbeeldige lijn rijden. - 3 weigeringen over het ganse parcours = NIET SLAGEN - Uitbreken (= gebrek aan controle) is een zwaardere fout dan weigeren voor de hindernis - Indien de ruiter hulp nodig heeft om te kunnen springen vb. balk lager of naast de hindernis staan = NIET SLAGEN OPMERKING: - Voltes om te herstellen worden niet als weigering gezien WAT BETREFT VAL: - 1 e val: als de ruiter opnieuw de hindernis kan rijden kan hij/zij nog slagen - 2 de val: stoppen met de oefening = NIET SLAGEN ALGEMEEN: Als examinator ben je niet verplicht te helpen. De regel van 2 maal weigeren is uitsluiting is NIET van toepassing. 5 VHS versie dd

29 RUITERBREVET B 6 DRESSUUR ALGEMEEN Het paard moet gedurende de proef tekenen van nageeflijkheid (in contact kunnen rijden nageeflijkheid moet zichtbaar zijn) vertonen. NIET SLAGEN = het paard loopt de ganse proef tegen de hand en in verkeerde stelling De reglementen (-2, -4, uitsluiting) van de dressuurproef wordt toegepast met betrekking tot - verkeerd parcours Uitsluiting: - ongehoorzaamheden > 20 sec Punt 11 is de spiegel van het ganse protocol BELANGRIJK: Deelnemers niet buizen met 1 punt dan dient gedelibereerd te worden. Indien iemand niet voldoet moet dit duidelijk zichtbaar zijn in de punten. AANDACHTSPUNTEN 1. Invulling punten is niet gelijk aan het afnemen van een dressuurproef. Filosofie opleiding! 2. Verkeerde stelling en niet aan de teugel tijdens een onderdeel kan nooit de helft van de punten zijn. 3. Licht tegen de hand en wel in de juiste stelling tijdens een onderdeel kan nog wel nog de helft (5/10) zijn. 4. Kwaliteit van het paard staat niet centraal. 5. Verkeerd aanspringen en nadien verbeteren kan nog de helft (5/10) zijn. 6. Basisimpuls is belangrijk. Voorwaartse beweging, drang naar voor. 7. De ruiter mag het paard niet storen door verkeerde inwerking (gewild of niet) van de benen, zit en teugels. Zeker als dit storen veroorzaakt wordt door een onevenwichtige houding van de ruiter. SPRINGEN ALGEMEEN Het is raadzaam om als examinator met de deelnemers het parcours te verkennen. Op deze manier kan de examinator nog een paar accenten leggen. Wat betreft uitrusting paard en ruiter is samenvatting terug te vinden in de bijlagen van de richtlijnenbundel. VHS versie dd

30 Het inrijden is niet de verantwoordelijkheid van de examinator maar er dient wel ingereden te worden. Het inrijden valt onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende club, of van de individuele ruiter (open examen). 7 BELANGRIJK: De springoefening stilleggen indien de veiligheid van de ruiter in het gedrang komt. VEILIGHEID STAAT CENTRAAL! AANDACHTSPUNTEN 1. De manier van aanrijden 2. Juiste lijnen rijden 3. Gelijkmatig en beheerst tempo 4. Correcte zit (belastende, ontlastende en verlichte zit) 5. Niet storen in rug en mond 6. Juiste galop 7. Rechte en logische lijnen 8. Springen over het midden van de hindernis 9. Controle WEIGERINGEN & VAL ALGEMEEN: 2 weigeringen is uitgesloten 1. Weigering kan nog een 4/10 zijn maar nooit een 5/ Uitbreken kan maximum 2/10 zijn. 3. Verkeerde galop naar de sprong kan nooit een 5/10 zijn. 4. Indien iemand een volte maakt, wordt een weigering aangerekend maar kan nog een 5/10 of meer halen voor de sprong. 5. Een 2 de volte = uitsluiting 6. VAL = uitsluiting OPGELET! U bent aangesteld als jury rijvaardigheidsbrevetten en niet als lesgever. Handel logisch en volgens de opleidingsprincipes, en durf u (correct maar beleefd) verantwoorden over de door u genomen beslissingen. VHS versie dd

31 Examenadres : VERZAMELSTAAT BEKWAAMHEIDSATTEST Vlaamse Hippische Sportbond vzw Examendatum en -uur : Naam van de kandidaten Adres van de kandidaten Geboortedatum Praktijk Dressuur /30 Praktijk Springen /30 TOTAAL /60 UITSLAG Herexamen Minder dan 50% (het totaal of de onderdelen) omcirkelen Naam en handtekening jury In de kolom uitslag : G = geslaagd; N = niet geslaagd; GD = geslaagd na deliberatie; V = vrijstelling In de kolom HEREXAMEN (vrijstelling per onderdeel vanaf 50%, indien in totaal 50% of meer wordt behaald): vermelden welke onderdelen moeten herdaan worden. (verzamelstaat in duidelijke drukletters invullen)

32 Examenadres : VERZAMELSTAAT RUITERBREVET A Vlaamse Hippische Sportbond vzw Examendatum en -uur : Naam van de kandidaten Adres van de kandidaten Geboortedatum Praktijk Dressuur /30 Praktijk Springen /30 Theorie Paarden /20 Theorie Verkeer /20 TOTAAL /100 UITSLAG Herexamen Minder dan 50% (het totaal of de onderdelen) omcirkelen Naam en handtekening jury In de kolom uitslag : G = geslaagd; N = niet geslaagd; GD = geslaagd na deliberatie; V = vrijstelling In de kolom HEREXAMEN (vrijstelling per onderdeel vanaf 50%, indien in totaal 50% of meer wordt behaald): vermelden welke onderdelen moeten herdaan worden. (verzamelstaat in duidelijke drukletters invullen)

33 Examenadres : VERZAMELSTAAT RUITERBREVET B Vlaamse Hippische Sportbond vzw Examendatum en -uur : Naam van de kandidaten Adres van de kandidaten Geboortedatum Praktijk Dressuur /40 Praktijk Springen /30 Theorie /30 TOTAAL /100 UITSLAG Herexamen Minder dan 50% (het totaal of de onderdelen) omcirkelen Naam en handtekening jury In de kolom uitslag : G = geslaagd; N = niet geslaagd; GD = geslaagd na deliberatie; V = vrijstelling In de kolom HEREXAMEN (vrijstelling per onderdeel vanaf 50%, indien in totaal 50% of meer wordt behaald): vermelden welke onderdelen moeten herdaan worden (verzamelstaat in duidelijke drukletters invullen)

34 EVALUATIEFORMULIER JURY INVULLEN NA IEDER EXAMEN! DEZE EVALUATIE WORDT DISCREET BEHANDELD! GEGEVENS OMTRENT HET EXAMEN: Naam club:. Verantwoordelijke persoon: Duurtijd: Aantal kandidaten:.. EVALUATIE VAN HET EXAMEN: I. Accommodatie van het examencentrum: Dressuurpiste (afbakening, letters, plaats):.. Springmateriaal:.. Examenlokaal voor het schriftelijk examen:. II. Ontvangst van de jury:.. III. Peil van de kandidaten: Werden de eindtermen van de ruiterbrevetten bereikt? (zie cursusboek: voor A p. II 29; voor B p. III 23).. IV. Bedenkingen en/of suggesties:.. Handtekening jury DIT FORMULIER TERUGSTUREN NAAR BETREFFENDE FEDERATIE: Vlaamse Liga Paardensport, Klossestraat Zwijnaarde Landelijke Rijverenigingen, Waversebaan Oud-Heverlee

35 EVALUATIEFORMULIER ORGANISATOR INVULLEN NA IEDER EXAMEN! DEZE EVALUATIE WORDT DISCREET BEHANDELD! GEGEVENS OMTRENT HET EXAMEN: Naam Organisator:. Verantwoordelijke persoon:. Naam van het jurylid: EVALUATIE/OPMERKING BIJ HET EXAMEN: I. Correctheid van de jury:.... IV. Bedenkingen en/of suggesties:.... Stempel organisator Handtekening organisator DIT FORMULIER TERUGSTUREN NAAR BETREFFENDE FEDERATIE: Vlaamse Liga Paardensport, Klossestraat Zwijnaarde Landelijke Rijverenigingen, Waversebaan Oud-Heverlee

36 Bevestiging van de resultaten / Bekwaamheidsattest (*) behaald bij een ruiterbrevet A of B Wanneer de kandidaat zich aanbiedt voor een herexamen dient hij/zij deze resultaatbevestiging voor te leggen aan de jury Gegevens deelnemer Naam en voornaam : Adres : Vlaamse Hippische Sportbond vzw Geboortedatum : Gegevens examenorganisator Naam club/organisator : Plaats:.. Datum:.. Naam jury: Bekwaamheid Brevet A Brevet B G = geslaagd / NG = niet-geslaagd Praktijk dressuur (Pr Dr): G / NG (*) G / NG (*) G / NG (*) Praktijk springen (Pr Sp): G / NG (*) G / NG (*) G / NG (*) Theorie paarden (Th Pd): G / NG (*) G / NG (*) Theorie verkeer (Th Ve): G / NG (*) Herexamen : Pr Dr (*) Pr Dr (*) Pr Dr (*) (vrijstelling per onderdeel vanaf 50%) Pr Sp (*) Pr Sp (*) Pr Sp (*) Th Pd (*) Th (*) Th Ve (*) (*) omcirkelen wat past Handtekening jurylid :

37 SAMENVATTING BELANGRIJKSTE ITEMS FEI WEDSTRIJDREGLEMENT 1. Uitrusting ruiter Ruiteruniform (niet verplicht voor ruiterbrevetten, wel wenselijk voor ruiterbrevet B) Het ruiteruniform bestaat uit een witte rijbroek, zwarte rijlaarzen, zwarte ruitervest, wit hemd met witte das en een ruiterpet, met of zonder handschoenen. Ponyruiters mogen een pull of jas van hun club dragen in plaats van een wit hemd en zwarte ruitervest. Voor het springen is een ruiterpet, voorzien van een kinriempje en driepuntsaanhechting, verplicht. Deze moet goed zijn vastgemaakt. Rijzweep - Voor het springen maximum 75 cm lang; - Voor dressuur maximum 110cm lang, voor de ponyruiters 100cm. Sporen De takken van de sporen moeten zacht zijn. De doorn moet recht naar achter gericht zijn vanuit het midden van de spoor en mag niet kwetsen. Wieltjes moeten kunnen draaien. Voor ponyruiters mogen de sporen niet langer zijn dan 1,5cm. Sporen zijn verplicht vanaf het niveau Trainer B. 2. Uitrusting paard Dressuur Het gebruik van martingale of andere hulpteugels zijn niet toegestaan, alsook borsttuigen en staartriemen. Daarnaast zijn alle soorten bandages en pijpkousen verboden. Voor de ruiterbrevetexamens en initiator zijn volgende bitten toegelaten: - Een ongebroken buigzaam bit; - Een gewone (eenmaal gebroken) trens; - Een dubbel gebroken trens; - Dit onder de vorm van watertrens, bustrens, D-trens, of kneveltrens waarvan de scharen niet vastgemaakt zijn aan de bakstukken. Voor het niveau Trainer B is ook stang en trens toegelaten. 1

38 Voor het niveau Trainer A is stang en trens verplicht. Zadel: dressuurzadel of veelzijdigheidszadel (tot niveau 2), dus vanaf niveau 1 is een dressuurzadel verplicht. Springen De martingale met ringen en zonder enige beperking is toegestaan. Bandages en pijpkousen zijn uiteraard toegestaan. Bitten: - FEI-reglementering 2

39 CHECKLIST VOOR DE ORGANISATOR 1. Waarom een ruiterbrevetexamen organiseren? - Het geeft een bevestiging aan de ruiter over zijn vorderingen en over de ontwikkeling van zijn paardrijden; - Het behalen van een brevet is een persoonlijke stimulans om beter te leren paardrijden; - Het is de eerste stap en ook een voorwaarde voor het erkende opleidingsstramien van BLOSO; - Het voegt een bijkomende waarde toe aan de werking van je club of vereniging; - Het aantal gebrevetteerde leden kan een kwaliteitslabel zijn voor uw club of vereniging; - Het behalen van een ruiterbrevet is een voorwaarde om een licentie te kunnen aanvragen bij VLP: i. Ruiters jonger dan 12 jaar dienen in het bezit te zijn van een bekwaamheidsattest om een licentie te verkrijgen bij VLP voor wedstrijden vanaf subprovinciaal niveau (opmerking: geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef LRV is ook geldig); ii. Ruiters vanaf 12 jaar (of 12 jaar worden dat kalenderjaar) dienen in het bezit te zijn van een ruiterbrevet A om een licentie (vanaf subprovinciaal niveau) aan te vragen bij VLP; iii. Ruiters vanaf 13 jaar (of 13 jaar worden dat kalenderjaar) dienen in het bezit te zijn van een ruiterbrevet B om een licentie (vanaf provinciaal niveau) aan te vragen bij VLP. 2. Hoe ga je te werk als organisator? a) Het eerste ruiterbrevetexamen Clubs of verenigingen die nog nooit een brevet hebben afgelegd, nemen best contact op met het secretariaat van één van beide erkende ruitersportfederaties, namelijk Vlaamse Liga Paardensport (VLP) of Landelijke Rijverenigingen (LRV). Neem de bundel Richtlijnen en inhouden examens ruiterbrevetten goed door, men vindt er alle praktische informatie. Overloop ook deze checklist. 1

40 Een bezoek aan een club die regelmatig een examen organiseert is nuttig en leerrijk, evenals het bijwonen van een examen. Zo krijgt met een zicht op de organisatie. Eventueel kan er een informatieavond georganiseerd worden voor de leden. Lesgevers, clubverantwoordelijken, of een erkend jurylid (op aanvraag) kunnen een uiteenzetting geven over de brevettenwerking. b) Aanvragen van een examen. Het aanvraagformulier vind je in de bundel Richtlijnen en inhouden examens ruiterbrevetten. Dit formulier kan ook aangevraagd worden op het secretariaat van VLP en LRV, en kan je eveneens terugvinden op de website van beide federaties ( of ). Indien de aanvraag aan het secretariaat van VLP wordt gericht, dient de organisatie lid te zijn van VLP. Het formulier dient, volledig ingevuld, terugbezorgd te worden aan het secretariaat van betreffende federatie, minstens 1 maand voor de datum van het examen. Indien de aanvraag later binnenkomt, kan er niet gegarandeerd worden dat er nog een jurylid vrij is. Het is niet toegestaan om zelf een jurylid te contacteren om een ruiterbrevet af te nemen. c) Aantal kandidaten voor een examen Voor een gecombineerd examen van ruiterbrevet A &/of Bekwaamheid: Tot en met 20 kandidaten (examens) wordt als een halve dag beschouwd, vanaf 21 kandidaten (examens) als een volledige dag. Maximum 40 kandidaten (examens) per dag worden toegestaan. Voor een examen van enkel ruiterbrevet B of gecombineerd Bekwaamheid, A &/of B: Tot en met 15 kandidaten (examens) wordt als een halve dag beschouwd, vanaf 16 kandidaten (examens) als een volledige dag. Maximum 30 kandidaten (examens) per dag worden toegestaan. OPGELET! Indien er meer kandidaten (examens) aanwezig zijn dan het toegestane maximum per dag, heeft de jury recht op weigering. d)voorbereiding van de kandidaten: De voorbereiding is afhankelijk van het soort ruiterbrevetexamen: Open examen Voor een open examen worden de kandidaten niet voorbereid door de organisator. Zij hebben voldoende praktijkervaring, zijn dus voldoende rijvaardig en nemen het theoretisch gedeelte zelfstandig door. De verantwoordelijke van de organisatie coördineert de inschrijvingen, verzamelt de nodige gegevens van de kandidaat en brengt de kandidaat 2

41 op de hoogte van nodige informatie (datum, uur, reglementen). Men kan de raad geven de bundel Richtlijnen en inhouden examens ruiterbrevetten aan te vragen bij de federatie. Gesloten examen Hier neemt de organisator de voorbereiding van de kandidaten voor zijn/haar rekening. De organisator vraagt het nodige aantal cursussen Ruiterbrevetten aan bij betreffende federatie en bezorgt ze aan de kandidaten. De kandidaten krijgen lessen (theorie en praktijk) van een ervaren (bij voorkeur gediplomeerd) lesgever. De lessen staan volledig in het teken van het ruiterbrevetexamen (eindtermen). De organisator kan paarden ter beschikking stellen of de kandidaten met hun eigen paarden laten oefenen. De lesgever dient ook aanwezig te zijn tijdens het examen, dit zonder luidop aanwijzingen of aanmoedigingen te geven. De aanwezigheid van de lesgever zal de kandidaat vertrouwen geven. Minstens even belangrijk is de evaluatie van het examen met de leerlingen achteraf. Wat is naar wens verlopen, waar liep het eventueel fout en vooral waarom? Gemengd examen Hier zal de organisator opnieuw een aantal kandidaten voorbereiden zoals voor het gesloten examen maar laat ook toe dat een aantal externe kandidaten, die zich zelfstandig voorbereiden, zich aansluiten bij het examen. e) Contact met het jurylid Normaal gezien zal het jurylid enkele dagen voordien contact opnemen met de verantwoordelijke van het examen. Indien dit niet het geval is neemt de verantwoordelijke best zelf contact op met het jurylid. De nodige afspraken over het verloop van het examen worden gemaakt. Indien er kinderen met leerstoornissen deelnemen en er een aangepast mondeling examen nodig is, dient men dit ook vooraf met het jurylid te bespreken. Het kan soms nuttig zijn het jurylid een plannetje van de locatie te bezorgen. f) Planning en timing Na overleg met het jurylid maakt de clubverantwoordelijke een planning en een timing op. De verantwoordelijke stelt de kandidaten hiervan in kennis, zodat iedereen tijdig aanwezig is en het examen zo vlot mogelijk verloopt. De timing wordt de dag zelf (of indien gewenst enkele dagen op voorhand) aan het jurylid bezorgd, zodat deze het verloop makkelijk kan volgen. Daarnaast vult de verantwoordelijke de verzamelstaat in met volgende gegevens van de kandidaten: 3