PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang mei 2006 nummer 24 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 14 Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA 12) 14 Productschap Diervoeder (PDV 11) 15 Productschap Vee en Vlees (PVV 18 en PVV 19) 18 Productschap Zuivel (PZ 8) 27

2 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eieren Ontwerp- Verordening tot intrekking van de Verordening eiproducten 2003 (PPE) en de Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) 2006 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren (datum) tot intrekking van de Verordening eiproducten 2003 (PPE) en de Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) (Verordening tot intrekking van de Verordening eiproducten 2003 (PPE) en de Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) 2006) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikelen 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel l De Verordening eiproducten 2003 (PPE) en de Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) worden ingetrokken. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, voorzitter, secretaris.

3 TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING TOT INTREKKING VAN DE VERORDENING EIPRODUCTEN 2003 (PPE) EN DE RETRIBUTIEVERORDENING CONTROLE EIPRODUCTEN 2003 (PPE) 2006 De Verordening eiproducten 2003 (PPE) regelt de erkenning en registratie van inrichtingen voor de productie van eiproducten ter uitvoering van Richtlijn lEEG (PbEG L 2 12). Dit overeenkomstig het Warenwetbesluit Eiproducten (Stb. 1992,660). De Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) voorziet in een retributiestelsel ter bestrijding van de kosten van de controle op de naleving van eerstgenoemde verordening. Met de intrekking van Richtlijn 89/437/EEG bij Richtlijn /EG (PbEU L 157) en het met ingang van 1 januari 2006 van toepassing worden van de Verordening (EG) nr van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139) en de Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139) zijn de beide verordeningen overbodig geworden. Daarnaast is met de intrekking van het Warenwetbesluit Eiproducten bij het Besluit van 17 maart 2006, houdende wijziging van diverse Warenwetbesluiten in verband met verordening (EG) (Stb. 179) de grondslag van de in de Verordening eiproducten opgenomen erkenningsregeling komen te vervallen. Het eerder vanwege het productschap uitgeoefende toezicht is opgedragen aan de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA). De verordening voorziet in de intrekking van de beide verordeningen. Met de intrekking van de Retributieverordening controle eiproducten 2003 (PPE) 2006 vervalt het op deze verordening gebaseerde Retributiebesluit controle eiproducten 2003 van rechtswege. Zoetermeer, voorzitter, secretaris. Ontwerp- Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (P W) 2006 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van (datum) houdende regels ter bestrijding van de Ziekte van Aujeszky bij varkens (Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees, Gelet op de artikelen 93, eerste en tweede lid, onder b., 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, de artikelen 10 en l l van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees en artikel l, onder 2", van de Wet op de economische delicten; Gezien beschikking 2OOlI6 1 81EG van de Commissie van 23 juli betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de Ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens en houdende intrekking van de Beschikkingen 93124íEEG en fEEG (Pb EG L2 15); Gezien Richtlijn EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (Pb EG L121); Gezien afdeling 3 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

4 Besluit: 1. Begripsbepalingen Artikel l In deze verordening wordt verstaan onder: a. productschap b. bestuur c. voorzitter d. varken e. onderneming f. ondernemer g. bedrijf h. het Aujeszky-virus het Productschap Vee en Vlees; het bestuur van het productschap; de voorzitter van het productschap; dier behorende tot de familie der Suidae (Gray l82 1); een onderneming waarin de varkenshouderij wordt uitgeoefend; de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft; bedrijfslocatie van een onderneming; het virus dat de Ziekte van Aujeszky kan veroorzaken; test door middel van onderzoek van bloedmonsters op antistoffen tegen glycoproteïne E; test door middel van onderzoek van bloedmonsters op antistoffen tegen glycoproteïne B; vaststelling van de aanwezigheid van het Aujeszky-virus in het van het varken genomen monster door middel van een ge-test; vaststelling van de aanwezigheid van antistoffen tegen het Aujeszkyvirusvaccin, dan wel van het Aujeszkyvirus in het van het varken genomen monster door middel van een gb-test; m. besmet bedrijf bedrijf waar de aanwezigheid van het Aujeszky-virus in daar gehouden varkens is geconstateerd;

5 n. bedrijf waarvoor : bedrijf dat varkens levert aan of bestrijdingsmaatregelen gelden afneemt van een besmet bedrijf alsmede een bedrijf dat zich binnen een straal van 10 km van een besmet bedrijf bevindt. Artikel 2 2. Verboden 1. Het is verboden varkens te houden die drager zijn van het Aujeszky-virus. 2. Het is verboden varkens te houden die zijn gevaccineerd tegen de Ziekte van Aujeszky. 3. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor varkens die worden gehouden door de officiële erkende nationale instantie belast met onderzoek naar het Aujeszky-virus. 4. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing in het geval het aanhouden van deze varkens is gelast, respectievelijk de vaccinatie van deze varkens is gelast krachtens artikel 7. Artikel 3 De aanwezigheid van het Aujeszky-virus wordt vastgesteld door middel van onderzoek naar antistoffen tegen het Aujeszky-virus dan wel door middel van onderzoek naar de aanwezigheid van het Aujeszky-virus. Artikel 4 3. Monitoring l. De ondernemer is verplicht iedere vier maanden het door het bestuur bij besluit vast te stellen aantal bloedmonsters van door hem gehouden varkens aan te leveren aan een door het bestuur bij besluit aangewezen laboratorium. 2. De voorzitter verkrijgt het eigendom van de bloedmonsters als bedoeld in het eerste lid. 3. Op kosten van de ondernemer worden de bloedmonsters bedoeld in het eerste lid door middel van een ge test onderzocht op de aanwezigheid van het Aujeszky-virus. 4. Bloedmonsters kunnen steekproefsgewijs op aanwijzing van de voorzitter door middel van een gb-test worden onderzocht ter controle van de naleving van het verbod gevaccineerde varkens te houden. Artikel 5 De voorzitter kan de ondernemer gelasten, op grond van door het bestuur bij besluit vast te stellen regels, in zijn onderneming aanwezige varkens, door een door het bestuur aangewezen dienst te doen onderzoeken op de aanwezigheid van het Aujeszky-virus, dan wel op de aanwezigheid van antistoffen tegen het Aujeszky-virus.

6 4. Meldingsplicht Artikel 6 Bij constatering van klinische verschijnselen die wijzen op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky bij varkens dient de ondernemer dit onverwijld te melden aan de door het bestuur bij besluit aangewezen instantie. Artikel 7 5. Bestrijdingsmaatregelen l. Het bestuur stelt bij besluit, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening, de, met het oog op de bestrijding van de Ziekte van Aujeszky, op te leggen verplichtingen en de daaraan verbonden nadere regels vast ter zake van: a. nader onderzoek naar de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky; b. de vaccinatie tegen de Ziekte van Aujeszky; c. de aan- en afvoer van varkens door ondernemers; d. het ter slacht afvoeren van ge-positieve varkens. 2. Het bestuur kan bij besluit de voorzitter de bevoegdheid geven om in bijzondere en individuele gevallen in het kader van bestrijding van een uitbraak van de Ziekte van Aujeszky, ondernemers te verplichten varkens tegen de Ziekte van Aujeszky te vaccineren. Artikel 8 6. Medewerking De ondernemer is verplicht de daartoe bevoegde ambtenaren alsmede de door of namens de voorzitter aangewezen personen alle medewerking ten behoeve van de uitvoering van deze verordening te verlenen. Deze medewerking kan onder meer bestaan uit het desgevraagd toegang geven tot het bedrijf, het ter inzage verstrekken van bescheiden en het verschaffen van inlichtingen. Artikel 9 7. Ontheffing 1. Van de bij deze verordening opgelegde verplichtingen kan in uitzonderlijke situaties door de voorzitter in de door het bestuur bij besluit bepaalde gevallen op het schriftelijke verzoek van de ondernemer ontheffing worden verleend. 2. De ontheffing kan voor bepaalde tijd worden verleend. 3. Aan de ontheffing kunnen beperkingen, nadere voorwaarden en voorschriften worden verbonden.

7 8. Derdenwerking Artikel 10 l. De in deze verordening met betrekking tot ondernemers gestelde regelen zijn mede bindend voor natuurlijke en rechtspersonen, die één of meer varkens aanwezig hebben anders dan in een onderneming. 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van ondernemers onderscheidenlijk ondernemingen, worden daaronder mede begrepen de in lid 1 bedoelde personen, onderscheidenlijk de grond, het erf en de gebouwen waarop en waarin de in lid 1 bedoelde varkens aanwezig zijn. Artikel l l 9. Aanwijzing toezichthouder 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur bij besluit aangewezen dienst en door het bestuur aangewezen personen. 2. Ondernemers zijn verplicht: a. aan de door het bestuur aangewezen dienst en personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak; b. aan de door het bestuur aangewezen dienst en personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen dienst en personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar dan wel waarin voorraden (waaronder begrepen varkens, karkassen, monsters en verpakkingsmateriaal), tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen dan wel worden vervoerd; d. te gedogen dat de door het bestuur aangewezen dienst en personen monsters nemen uit de voorraden van het bedrijf van de ondernemer (waaronder begrepen varkens, karkassen, monsters en verpakkingsmateriaal), ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en de ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen van de door het bestuur aangewezen dienst en personen. 3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling van overtredingen op te maken. Artikel Gegevensverwerking 1. De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter. Deze gegevens worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap en personen belast met het toezicht en de handhaving van het bepaalde in deze verordening, niet bekendgemaakt.

8 2. In het geval van een uitbraak worden gegevens van besmette bedrijven en bedrijven waarbij bestrijdingsmaatregelen gelden bekendgemaakt, dit ter voorkoming van verdere verspreiding van de uitbraak. 3. De dienst en personen als bedoeld in artikel l l, eerste lid, zijn gehouden de uit hoofde van hun wettelijke taak verkregen gegevens vertrouwelijk te behandelen. Artikel Tuchtrechtelijke maatregelen en strafbaarstelling 1. Met uitzondering van artikel 7 worden op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie Het handelen of nalaten in strijd met de voorschriften zoals bedoeld in artikel 7 is een strafbaar feit. Artikel Overgangsbepaling Het verbod in artikel 2, tweede lid, geldt niet voor varkens die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening zijn gevaccineerd. Artikel Slotbepalingen De Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002 wordt ingetrokken. Artikel 16 De door het bestuur vast te stellen besluiten bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 5, 6, 7, eerste lid, 7, tweede lid, 9, eerste lid, en 11, eerste lid, worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, voorzitter, secretaris.

9 TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING BESTRIJDING ZIEKTE VAN AUJESZKY BIJ VARKENS (PVV) 2006 Algemeen In 1993 is het landelijk bestrijdingsprogramma Ziekte van Aujeszky opgesteld. Aanleiding voor het opstellen van het bestrijdingsprogramma waren de behoefte om in te spelen op toekomstige EG-regels, teneinde de uitvoer van varkens vanuit Nederland naar met name andere EG-lidstaten voor de toekomst veilig te stellen, en de wens om de schade veroorzaakt door de Ziekte van Aujeszky te beperken. Het bestrijdingsprogramma voorziet in een eindsituatie waarbij Nederland officieel vrij is van de Ziekte van Aujeszky en er niet meer gevaccineerd wordt. Het bereiken van deze doelstelling is in 3 fasen onderscheiden: lste fase: Invoering van een stringent vaccinatie-programma, dat verplicht op alle bedrijven wordt uitgevoerd met een toegelaten vaccin. Het doel van de verplichte vaccinatie is de varkens gedurende het gehele leven voldoende tegen de Ziekte van Aujeszky te beschermen en op die manier de circulatie van het veldvirus sterk te beperken, zo mogelijk stil te leggen. 2de fase: De verplichte vaccinatie blijft gehandhaafd. In deze fase wordt een ontwikkeld Aujeszkyvrij certificeringssysteem verplicht gesteld, waardoor de laatste positieve dieren worden opgespoord en geleidelijk zullen verdwijnen. Op deze wijze zal Nederland vrij worden van het Aujeszky virus terwijl de bescherming door de verplichte vaccinatie wordt gehandhaafd. 3de fase: Een verbod op vaccineren tegen de Ziekte van Aujeszky opdat een jaar nadat het vaccinatieverbod is ingesteld de status "Officieel vrij van de Ziekte van Aujeszky" kan worden verkregen. Ter uitvoering van de eerste fase is in 1993 de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky door het Landbouwschap vastgesteld, waarbij alle varkenshouders verplicht worden de op het bedrijf aanwezige varkens te laten enten tegen de Ziekte van Aujeszky volgens een voorgeschreven entschema. Tevens zijn het op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gebaseerde Besluit gebruik sera en entstoffen en de op dit besluit gebaseerde regelingen aangescherpt op grond van het veterinairwetenschappelijk referentiekader waaraan toe te laten vaccins moeten voldoen. In de verschillende fasen is het noodzakelijk maatregelen te nemen teneinde verspreiding van het virus te voorkomen. In de eerste fase was dit de verplichte vaccinatie, in de tweede fase is dit aangevuld met de verplichte certificering, opdat de virusdragers uit de varkenspopulatie geëlimineerd worden. Op deze wijze is het mogelijk uiteindelijk de doelstelling te bereiken dat alle bedrijven vrij zijn van de Ziekte van Aujeszky. Deze situatie is in 2002 bereikt. Overgang naar de derde fase is op dit moment aan de orde, omdat de kans op herintroductie van het virus, mede door sterke verbetering van de situatie aan de zuidgrens van Nederland klein wordt geacht. De Aujeszky bestrijding in de Nederland omringende landen is zo ver gevorderd dat het risico op herintroductie zodanig is verlaagd dat in Nederland kan worden gestopt met vaccineren. Het in de derde fase door Nederland beoogde bestrijdingsprogramma zal, voordat de officiële Ziekte van Aujeszky-vrije status in Brussel wordt aangevraagd, evenwel door de EU geaccepteerd moeten zijn, aangezien het bestrijdingsprogramma is gebaseerd op het gebruik van het markervaccin en zonder vernietiging van voor consumptie geschikte dieren, afkomstig van besmette enlof gevaccineerde bedrijven. Het bovenstaande houdt een vernieuwing in van het voorheen gebruikelijke bestrijdingsbeleid, waarvoor overigens wel de ruimte wordt geboden in de Europese regelgeving dienaangaande. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening. De bestrijding van de Ziekte van Aujeszky is door de centrale overheid bewust aan het bedrijfsleven overgelaten. De motivering daarbij was dat het algemeen belang, met name de volksgezondheid, niet in het geding is. Regelgeving op het niveau van de rijksoverheid of met tussenkomst van de rijksoverheid werd om die reden niet noodzakelijk geacht. De Ziekte van Aujeszky is door de rijksoverheid wel aangifteplichtig gemaakt. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de meldingswens van de Europese Commissie en de Office International des Épizooties (OE).

10 Afweging ten opzichte van private alternatieven Bewerkstelligen dat de gehele sector zich aan de verplichtingen houdt is niet mogelijk door middel van private afspraken. De bestrijding van een besmettelijke dierziekte als de Ziekte van Aujeszky heeft uitsluitend kans van slagen als alle ondernemers daaraan deelnemen. Voor het welslagen van de doelstellingen is het vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd en ook kunnen worden gehandhaafd door middel van in de wet verankerde handhavingsinstrumenten. Slechts met de inzet van regelgeving zijn de gestelde doelen realiseerbaar. Het algemeen belang van de activiteit Hoewel bestrijding van de Ziekte van Aujeszky bij varkens geen volksgezondheidsbelang betreft, kan het algemeen belang niettemin in het geding zijn. Het uitbreken van een besmettelijke dierziekte heeft immers maatschappelijke gevolgen. Ook kunnen andere diersoorten, zoals runderen, schapen, honden en katten, besmet raken en ten gevolge van een besmetting sterven. Voordat de bestrijding in Nederland vanuit de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie verplicht werd gesteld kwam dit dan ook wel eens voor. Het verminderen van het risico op verstoring van de gezondheid van (c0nsumptie)dieren en daarmee op de noodzaak van medicamenteus ingrijpen teneinde de balans weer te herstellen, dient ook het algemeen belang. De private belangen met betrekking tot de afzet van dieren en het voorkomen van verstoringen van de productie worden door de sectorale aanpak van de bestrijding van de Ziekte van Aujeszky, zeker op de lange termijn, gediend. Het sectoraal belang van de activiteit Daar de Ziekte van Aujeszky een besmettelijke dierziekte is die eenvoudig van het ene varkensbedrijf op het andere varkensbedrijf overgebracht kan worden, zelfs via de lucht, is een goede bestrijding alleen mogelijk indien alle houders van varkens daaraan meewerken. Het is daarom noodzakelijk participatie in het bestrijdingsprogramma dwingend op te leggen. Voor een sterk exporterend land als Nederland is het bovendien een sectoraal belang de exportmarkten in de toekomst open te houden. Het verplichten tot vaccineren (zoals voorzien in de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002) op het moment dat er geen ernstige dreiging van een uitbraak is, komt de concurrentiepositie van de sector niet ten goede en moet als een te zware maatregel in de dierziektepreventie gezien worden. Het (lokaal) weer verplichten tot vaccineren op het moment dat er wel sprake is van een ernstige dreiging, teneinde de schade te beperken, gaat uit van een zorgvuldig en gericht gebruik van het middel van vaccinatie in de dierziektebestrijding. Deze afwegingen zijn de basis voor het optimale gebruik van vaccins in de bestrijding van besmettelijke dierziekten. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening In de verordening is de bepaling opgenomen dat op overtreding van de verordening (met uitzondering van artikel 7) tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld. Dit handhavingsinstrument wordt sinds aanvang 2002 ingezet als sluitstuk op het hierboven omschreven systeem, teneinde de doelstelling volledig te kunnen realiseren. Op basis van door de voorzitter aangewezen toezichthouders opgemaakte berechtingsrapporten worden overtredingen ter tuchtrechtelijke afhandeling aangebracht bij het tuchtgerecht van het productschap. Het tuchtgerecht is sinds januari 2002 operationeel. Met betrekking tot concrete bestrijdingsmaatregelen (zoals bepaald in artikel 7) zal het strafrecht als handhavingsinstrument fungeren. Dienaangaande worden met het Openbaar Ministerie en met de betrokken controlediensten nadere afspraken gemaakt. De werking naar alle bedrijfsgenoten Alle bedrijfsgenoten vallen onder de verordening. Slechts voor enkele uitzonderingen is de mogelijkheid van ontheffing van verplichtingen op grond van deze verordening gecreëerd. In deze uitzonderingsgevallen dient op basis van door het bestuur vastgestelde richtlijnen op een ontheffingsverzoek te worden beslist. Verhouding tot andere wetgeving Door de EG of de rijksoverheid (zie ook hierboven onder 'De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening') is niet voorzien in regelgeving die het vaccineren tegen de Ziekte van Aujeszky verplicht of verbiedt. Wel wordt, gelet op de artikelen 9 en 10 van Richtlijn

11 641432EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens van de Raad van 26 juni 1964, onderscheiden of er sprake is van een bindend nationaal bestrijdingsprogramma en of een lidstaat geheel of gedeeltelijk vrij is van de Ziekte van Aujeszky. Voorts zijn door middel van beschikking van de Commissie van 23 juli 2001 aanvullende garanties opgesteld ten aanzien van de Ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens. Notificatie van technische voorschriften Het Hof van Justitie van de EG heeft in zijn arrest van 16 november 2000 in zaak C-37/99 bepaald dat een verplicht entprogramma weliswaar een technische specificatie is, namelijk onderdeel van het productieprocedé, maar dat echter pas sprake is van een bij de Commissie aan te melden technisch voorschrift in de zin van richtlijn EEG indien het een voorschrift is dat technische specificaties bevat die de jure of de facto moeten worden nageleefd met het oog op het verhandelen of het gebruik in een lidstaat. Aangezien de entverplichting geen beperking stelt aan het verhandelen of het gebruik van de betrokken producten ingeval de varkens, in strijd met dit voorschrift, niet tegen de Ziekte van Aujeszky zijn geënt, is er geen sprake van een technisch voorschrift in de zin van richtlijn lEEG dat vóór de vaststelling ervan bij de Commissie aangemeld moet worden. Ook in geval van toepassing van een entverbod geldt dat de varkens vrijelijk kunnen worden verhandeld. Het bestrijdingsprogramma zoals vastgelegd in de verordening en het draaiboek met de concrete bestrijdingsmaatregelen moeten op grond van artikel 9, derde lid, van de Richtlijn van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (641432EEG) worden goedgekeurd. Administratieve lasten De algemene vaccinatieverplichting en de verplichting tot certificering komen met de intrekking van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002 te vervallen. Daarvoor in de plaats is een geïntensiveerd monitoringsprogramma gekomen. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel l In dit artikel zijn de definities gegeven. Artikel 2 In dit artikel is het verbod opgenomen om varkens te houden die drager zijn van het Aujeszky-virus en het verbod om gevaccineerde varkens te houden. De officiële erkende nationale instantie die door de rijksoverheid belast is met het onderzoek naar het Aujeszky-virus is uitgezonderd van het verbod gevaccineerde varkens te houden. In het geval van bestrijdingsmaatregelen zoals voorzien in artikel 7 zijn de twee hierboven vermelde verboden niet van toepassing. Artikel 3 De vaststelling van de aanwezigheid van het Aujeszky-virus geschiedt door middel van onderzoek naar antistoffen tegen het Aujeszky-virus dan wel door middel van gericht onderzoek naar de aanwezigheid van het virus zelf. De hierbij te hanteren testen zijn de ge-test en de gb-test. Artikel 4 In dit artikel is de verplichting tot het periodiek laten onderzoeken van nader bij besluit te bepalen aantallen bloedmonsters opgenomen. De ondernemer is verplicht bloedmonsters aan te leveren en op zijn kosten te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aujeszky-virus. Op aanwijzing van de voorzitter kunnen aangeleverde bloedmonsters worden onderzocht ter controle op de naleving van het vaccinatieverbod. Artikel 5 De voorzitter kan gelasten op een onderneming aanwezige varkens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aujeszky-virus, dan wel op de aanwezigheid van antistoffen tegen het Aujeszky-virus.

12 Artikel 6 In dit artikel wordt de ondernemer verplicht bij verdenking van aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky en bij resultaten van onderzoeken, aanvullende onderzoeken en andere bevindingen die wijzen op een (mogelijke) uitbraak van de Ziekte van Aujeszky, hiervan onverwijld melding te doen of via zijn dierenarts te laten doen. Artikel 12 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's schrijft voor dat in het geval de verdenking van een klinische uitbraak van de Ziekte van Aujeszky wordt bevestigd, door het volgens artikel 3 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria erkende laboratorium, de houder van het varken de ambtenaar, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in kennis stelt van het aantreffen van de ziekte. Artikel 7 Op grond van dit artikel worden concrete bestrijdingsmaatregelen in de vorm van een bestrijdingsdraaiboek vastgesteld. De daarbij op te leggen verplichtingen kunnen betreffen nader onderzoek, vaccinatie, aan- en afvoer door de ondernemer en het ter slacht afvoeren van ge-positieve varkens. Dit draaiboek wordt voordat er sprake is van een uitbraak al vastgesteld zodat het in het geval van een daadwerkelijke uitbraak duidelijk is wat de te nemen maatregelen zijn. De bestrijding van een eventuele uitbraak zal overeenkomstig het vastgestelde draaiboek worden uitgevoerd. De bestrijdingsmaatregelen zijn niet alleen sectoraal besproken maar ook afgestemd met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De kosten van de bestrijdingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a. en b. drukken op het productschap. De kosten van de bestrijdingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c. en d. drukken op de ondernemer. De ondernemer is verplicht, indien het bestuur dat in het kader van de bestrijding van een (mogelijke) uitbraak van de Ziekte van Aujeszky noodzakelijk acht, de op zijn vestiging aanwezige varkens door middel van monsters, waaronder bloedmonsters, enlof keelswabs, en/of klinische inspectie op zijn kosten te doen onderzoeken. Het bestuur stelt in het bestrijdingsdraaiboek vast in welke gevallen een of meerdere specifieke onderzoeken dienen te worden verricht. Artikel 8 In dit artikel is de verplichting tot medewerking door de ondernemer aan de uitvoering van de verordening uitgewerkt. Artikel 9 In dit artikel is de mogelijkheid van het verlenen van een ontheffing op grond van bijzondere omstandigheden opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan groepen dieren met een bijzonder risicoprofiel zoals KI-beren. In beginsel zullen er geen ontheffingen van de vaccinatieplicht bij de bestrijding van een uitbraak worden verleend. Artikel 10 In dit artikel is de zogenaamde derden-werking bepaald. De verordening geldt daarmee ook voor anderen dan zij die bedrijfs- of beroepsmatig varkens houden. Artikel l l Ten behoeve van het toezicht en tuchtrechtelijke handhaving kunnen op basis van deze verordening een dienst en personen worden aangewezen. De door het bestuur aangewezen dienst is onder meer belast met het bewaken van de gezondheidstoestand van de varkensstapel inzake de Ziekte van Aujeszky en ook de administratieve controle op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde. Daarnaast kunnen personen worden aangewezen die daadwerkelijk de naleving van het bij of krachtens de verordening bepaalde controleren, waarschuwingen kunnen geven aan mogelijke overtreders en berechtingsrapporten kunnen opstellen die aan de voorzitter van het productschap worden aangeboden. De voorzitter kan deze rapporten vervolgens aanbrengen bij de primaire kamer van het tuchtgerecht van het productschap.

13 Artikel 12 Dit artikel stelt regels aan de verwerking van de verkregen gegevens. Artikel 13 Overtreding van het bij of krachtens artikel 7 bepaalde is een strafbaar feit. Het bij of krachtens de overige bepalingen bepaalde wordt tuchtrechtelijk gehandhaafd. Met het Openbaar Ministerie en de AID moeten werkafspraken worden gemaakt inzake de via het strafrecht te handhaven normen. Artikel 14 Uitgezonderd van het verbod gevaccineerde varkens te houden zijn varkens die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn gevaccineerd. Artikel 15 De verordening treedt in de plaats van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky De intrekking van laatstgenoemde verordening is in dit artikel bepaald. Artikel 16 Dit artikel bepaalt dat de door het bestuur vast te stellen uitvoeringsbesluiten worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 17 Dit artikel regelt de citeerwijze, inwerkingtreding en publicatiewijze van de verordening. Zoetermeer, voorzitter, secretaris.

14 Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie Tegen een besluit tot goedkeuring van een begroting of een herziene begroting van een bedrijfslichaam kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een beroepschrift indienen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021,2500 EA Den Haag. BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdproductschap Akkerbouw HPA 12 Wijziging I Verordening HPA bestrijding phytophthora infestans bij aardappelen 2003 Verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van 9 maart tot wijziging van de Verordening HPA bestrijding phytophthora infestans bij aardappelen 2003 Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw; Gelet op de artikelen 93, 95, 104, eerste en derde lid en 106 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 3, 5, 16, 17 en 18 van het Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen; Gehoord de Commissie Aardappelen; Besluit: Artikel I De Verordening HPA bestrijding phytophthora infestans bij aardappelen 2003 wordt gewijzigd als volgt: Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 5 a toegevoegd, luidende als volgt: l. De ondernemer is verplicht ter bestrijding van de in artikel 4 bedoelde aantasting van Phytophthora infestans zodanige maatregelen te nemen dat de aantasting niet boven de in artikel 4 gestelde norm uitkomt. 2. De ondernemer is verplicht ter bestrijding van de in artikel 5 bedoelde aardappelopslag zodanige maatregelen te nemen dat de aardappelopslag niet boven de in artikel 5 gestelde norm uitkomt. Artikel I I Deze verordening treedt in werking de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Den Haag, 9 maart 2006 Th.A.M. Meijer voorzitter P. Hijma secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 8 mei

15 TOELICHTING Het doel van de verordening is de beheersing van de schimmelziekte Phythophthora infestans, die grote schade kan toebrengen aan de aardappelteelt. In het nieuwe artikel 5a wordt expliciet een bestrijdingsplicht van de phythophthora en de aardappelopslag opgenomen, alsmede een resultaatsverplichting voor het bestrijden van de phythophthora en aardappelopslag ingevoerd. De ondernemer (teler) wordt hierdoor aangezet om direct tot bestrijding over te gaan en hiermee door te gaan totdat de phythophthora en aardappelopslag onder controle zijn. Indien in het kader van het toezicht op de verordening bij nadere controle door de toezichthouder nog steeds een strafbare phythophthora enlof aardappelopslagsituatie wordt aangetroffen, is duidelijk niet voldaan aan de bestrijding met resultaatsverplichting. Een dergelijke overtreding van de verordening wordt tuchtrechtelijk afgedaan en is een tweede,overtreding van de verordening, hetgeen tot een zwaardere sanctionering moet leiden. Den Haag, 9 maart 2006 Th.A.M. Meijer voorzitter P. Hijma secretaris Productschap Diervoeder PDV l l Wijziging I Verordening PDV retributies diervoeders jaar 2006 Verordening van het Productschap Diervoeder van 15 februari 2006, houdende wijziging van de regels ter zake van de aan de onder het Productschap Diervoeder ressorterende ondernemers op te leggen retributie voor het jaar 2006 (Wijziging I Verordening PDV retributies diervoeders jaar 2006). Het bestuur van het Productschap Diervoeder; Gelet op de artikelen 95 en 126, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 12 van het Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen; Besluit: Artikel I De Verordening PDV retributies diervoeders jaar 2006 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 6 vervalt.

16 Artikel 7 komt als volgt te luiden: Artikel 7 1. De certificatie-instelling is verplicht jaarlijks aan het productschap voor de volgens GMP+:2006 gecertificeerde bedrijfslocaties per bedrijfslocatie per certificatie van een GMP-standaard een basisvergoeding te betalen: Aantal locaties 1 tm 5 6t/m t/m e,v, Standaard B1 350,OO 262,50 175,OO 105,OO Standaarden B2 Vm 85, B8, B10 195,OO De scope van standaard B1 omvat de productie van, handel en op- en overslag in mengvoeders, voormengsels, voedermiddelen en toevoegingsmiddelen. In afwijking van het in lid 1 bepaalde, bedraagt de basisvergoeding voor standaard BI: 195,OO voor de eerste 5 locaties, I50,OO voor de locaties 6 üm 10, E 1 O5,OO voor de locaties 1 1 tím 15 en 60,OO voor de locaties 16 en verder - indien de productie slechts één productgroep betreft, ongeacht de handels- enlof op- en overslagactiviteiten; indien de gecertificeerde bedrijfslocaties uitsluitend handelen in de genoemde productgroepen in combinatie met op- en overslagactiviteiten. Voor een tweede certificatie op dezelfde bedrijfslocatie is 50%, voor elke volgende certificatie is 10% van het in het eerste lid genoemde bedrag verschuldigd. Voor een aanvullende certificatie voor de standaarden B9.1 (graskippen) of B9.2 (scharreldieren) is de certificatie-instelling verplicht aan het productschap een vergoeding van 25 te betalen. Voor een certificatie van de standaarden B6 (teelt voedermiddelen), (opslag, bewaring en vervoedering diervoeders op het pluimveehouderijbedrijf) en B7.2 (opslag, bewaring en vervoedering diervoeders op het varkenshouderijbedrijf) is de certificatieinstelling verplicht aan het productschap een vergoeding van 25 te betalen. De peildatum voor berekening van de vergoedingen, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, is 31 december. Na artikel 7 wordt een nieuw artikel 7A ingevoegd, luidende: Artikel 7A 1. De certificatie-instellingen die de IFIS-standaard handhaven zijn verplicht jaarlijks aan het productschap een retributie te betalen van: 1.000,- basistarief 100,- per auditor.

17 2. De certificatie-instellingen die de IFlS-standaard certificeren zijn verplicht jaarlijks aan het productschap voor de volgens IFSA-certificatieschema gecertificeerde bedrijfslocaties per bedrijfslocatie per certificatie een basisvergoeding van E 195,OO voor de eerste 5 locaties te betalen, I50,OO voor locatie 6 t/m 10, l O5,OO voor locatie 1 1 t/m 15 en 60,OO voor locatie 16 en verder. 3. De peildatum voor berekening van de vergoedingen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, is 31 december. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2006, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van dat Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari Den Haag, 15 februari 2006 Th.A.M. Meijer voorzitter J. den Hartog secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 5 april 2006 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 3 mei 2006, nr. TRCJZ,2006/1169. TOELICHTING Artikel 6 is komen te vervallen, omdat in de loop van 2006 alle bedrijfslocaties gecertificeerd moeten zijn volgens GMP':2006. De wijziging van artikel 7 is vooral bedoeld om tegemoet te komen aan bedrijven, die hoofdzakelijk handelen in één van de productgroepen mengvoeders, voormengsels, voedermiddelen en toevoegingsmiddelen. Met ingang van 1 januari 2006 is het mogelijk dat certificerende instellingen bedrijven gaan certificeren volgens de IFlS-standaard. Hiervoor was nog geen retributie vastgesteld, het geen in het nieuwe artikel 7A gebeurt. Den Haag, 15 februari 2006 Th.A.M. Meijer voorzitter J. den Hartog secretaris

18 Productschap Vee en Vlees PVV 18 Besluit tot vaststelling modellen en vergoeding dekcertificaat schapen (PVV) 2006 Besluit van de voorzitter namens het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 27 april 2006 tot vaststelling van modellen van en de vergoeding voor het dekcertificaat uit hoofde van Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 (Besluit tot vaststelling modellen en vergoeding dekcertificaat schapen (PVV) 2006) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 5, tweede lid, en artikel 6 van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004; Besluit: Artikel l In dit besluit wordt verstaan onder: a. verordening : Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) b. besluit : Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Artikel 2 Voor het certificaat als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de verordening is een vergoeding verschuldigd van 5,-. Artikel 3 Als model van het certificaat als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de verordening, te noemen dekcertificaat laboratoria, geldt in geval van toepassing van artikel 2 van het besluit het model zoals opgenomen in Bijlage I. Artikel 4 Als model van het certificaat als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de verordening, te noemen dekcertificaat stamboeken, geldt in geval van toepassing van artikel 3 van het besluit het model zoals opgenomen in Bijlage 11. Artikel 5 Als model van het certificaat als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de verordening, te noemen dekcertificaat, geldt in geval van toepassing van artikel 4 van het besluit het model zoals opgenomen in Bijlage 111.

19 Artikel 6 l. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tot vaststelling modellen en vergoeding dekcertificaat schapen (PVV) Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 27 april 2006 Namens het bestuur J.J. Ramekers, voorzitter. TOELICHTING BIJ BESLUIT TOT VASTSTELLING MODELLEN EN VERGOEDING DEKCERTIFICAAT SCHAPEN (PVV) 2006 Met het onderhavige besluit geeft de voorzitter uitvoering aan het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen PVV) Bij dit besluit wordt een drietal modellen vastgesteld dat kan worden verstrekt door de op grond het Besluit certificeren van TSEongevoelige schapen (PVV) 2006 gemandateerde instanties. Bij het vaststellen van de betreffende modellen wordt onderscheid gemaakt naar de instantie die het certificaat verstrekt alsmede de wijze waarop de genotypering van het betreffende schaap is vastgesteld. Het model dekcertificaat laboratoria gaat uit van het verstrekken van een dekcertificaat door een laboratorium dat op grond van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria (Stcrt. 2006, nr. 37) is erkend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Indien uit een erfelijkheidsonderzoek blijkt dat het schaap ARRIARR als genotype heeft, kan een dekcertificaat worden uitgeven. De gegevens op het model dekcertificaat laboratoria, zoals opgenomen in bijlage I, gaan dan ook uit van een dergelijke grondslag van verstrekking van het dekcertificaat. In het Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2006 worden de voorzitters van de stamboeken gemandateerd om, indien aan de voorwaarden wordt voldaan, een dekcertificaat te verstrekken. Zij kunnen op basis van het erkende fokprogramma en de genotypering van het laboratorium, voor het betreffende schaap een dekcertificaat afgeven. De gegevens op het model dekcertificaat stamboeken, zoals opgenomen in bijlage 11, gaan dan ook uit van een dergelijke grondslag van verstrekking van het dekcertificaat. Voor de schapen van de schapenhouders die voldoen aan het scrapiebestrijdingsprogramma kan een dekcertificaat worden afgegeven. Aangezien de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. de houder is van het scrapiebestrijdingsprogramma en in die hoedanigheid de beschikking heeft over de benodigde gegevens kan zij namens de voorzitter certificaten uitgeven. De gegevens op het model dekcertificaat, zoals opgenomen in bijlage 111, gaan dan ook uit van een dergelijke grondslag van verstrekking van het dekcertificaat. Op de grondslag van artikel 8 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten, is in artikel 6, eerste lid. van de verordening bepaald dat voor het certificaat een vergoeding is verschuldigd, waarvan de hoogte bij besluit door de voorzitter namens het bestuur wordt vastgesteld. Met dit besluit geeft de voorzitter uitvoering aan het bepaalde in artikel 6 van de verordening. Het dekcertificaat wordt door de voorzitter uitgegeven. Hiertoe gemandateerde organisaties, dragen namens de voorzitter zorg voor de uitgifte van het certificaat. De vergoeding strekt tot dekking van de productiekosten en uitgiftekosten van het certificaat. Voor de productiekosten kan op voorhand een vast bedrag worden vastgesteld. Het bedrag van de vergoeding kan periodiek worden aangepast aan de inflatie en dergelijke.

20 Het bedrag is gebaseerd op een schatting van de werkelijke kosten van de uitgifte van het certificaat en hieronder vallen in ieder geval administratiekosten en de loonkosten en sociale premies van degenen die met de uitgifte van het paspoort zijn belast. Er wordt vanuit gegaan dat onder gemiddelde omstandigheden het tarief voor het op aanvraag uitgeven van een certificaat globaal 5,- bedragen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze vergoeding namens de voorzitter wordt geïnd door de uitgevende instantie. Bij deze kosten zijn niet inbegrepen de kosten die door een laboratorium zijn gemaakt voor het nemen van monsters en het testen hiervan. Deze kosten worden afzonderlijk door het laboratorium in rekening gebracht. Zoetermeer, 27 april 2006 Namens het bestuur J.J. Ramekers, voorzitter. BIJLAGE I BIJ BESLUIT TOT VASTSTELLING MODELLEN EN VERGOEDING DEKCERTIFICAAT SCHAPEN (PVV) 2006 Dekcertificaat laboratoria Dit certificaat is afgegeven op grond van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 en het Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Aanvrager: <NAAM> <ADRES> <WOONPLAATS> Dier: <Ubn-volgnummer> Genotype: <ARR/ARR> Datum afgifte: <DATUM> De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze: De directeur van de Gezondheidsdienst voor dieren b.v.. Handtekening Naam

21 BIJLAGE I1 BW BESLUIT TOT VASTSTELLING MODELLEN EN VERGOEDING DEKCERTIFICAAT SCHAPEN (PVV) 2006 Dekcertificaat stamboeken Dit certificaat is afgegeven op grond van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 en het Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Aanvrager: <NAAM> <ADRES> <WOONPLAATS> Dier: <Ubn-volgnummer> Genotype: <....l....> Ras:... Erkend Fokprogramma: JNNEEINVT Indien geen sprake is van ARRIARR mag deze ram uitsluitend worden ingezet binnen het erkende fokprogramma van dat ras. Dekcertificaat geldig tot: <DATUM> De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze: De voorzitter van (de naam van de uitgevende instantie) Handtekening Naam

22 BIJLAGE I11 BIJ BESLUIT TOT VASTSTELLING MODELLEN EN VERGOEDING DEKCERTIFICAAT SCHAPEN (PVV) 2006 Dekcertificaat Dit certificaat is afgegeven op grond van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 en het Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Aanvrager: <NAAM> <ADRES> <WOONPLAATS> Dier: <Ubn-volgnummer> Genotype: <ARR/ARR> Type onderzoek: afstarnmingsonderzoek Geldig tot: <DATUM>/NVT Datum afgifte: <DATUM> De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze: De directeur van de Gezondheidsdienst voor dieren b.v.. Handtekening Naam P W 19 Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (P W) 2006 Besluit van de voorzitter van het Productschap Vee en Vlees van 27 april 2006 inzake het certificeren van TSE-ongevoelige schapen en de mandatering van erkende stamboeken, laboratoria en de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. tot de uitgifte van dekcertificaten (Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2006). De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 5 van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004; Gezien Afdeling van de Algemene wet bestuursrecht;

23 Besluit: Artikel l In dit besluit wordt verstaan onder: a. verordening: b. uitvoeringsverordening : Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004; Verordening ter uitvoering van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Artikel 2 1. De directeur van een laboratorium als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de verordening wordt mandaat verleend om namens de voorzitter, met inachtneming van het bij of krachtens de verordening bepaalde, te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende het uitgeven van certificaten als bedoeld in artikel 5 van de verordening. 2. De ondertekening bedoeld in het eerste lid luidt: "De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze, De directeur van (de naam van de uitgevende instantie)." Artikel 3 1. De voorzitter van de hierna genoemde erkende stamboeken wordt mandaat verleend om namens de voorzitter, met inachtneming van het bij of krachtens de verordening bepaalde, te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende het uitgeven van certificaten als bedoeld in artikel 5 van de verordening: Federatie van Buitenlandse Schapenrasverenigingen (FBS), statutair gevestigd te Nij kerkerveen Vereniging Het Texels Schapenstamboek in Noord-Holland, statutair gevestigd te Barsingerhorn Vereniging Het Nederlands Texels Schapenstamboek (NTS), statutair gevestigd te Varsseveld Vereniging Het Suffolk Stamboek Nederland (SSN), statutair gevestigd te Appingedam Vereniging Swifter Schapenstamboek, statutair gevestigd te Terwolde Coöperatie Rijnlam, statutair gevestigd te Beerta Nederlandse Fokkers-vereniging Het Drentse Heideschaap, statutair gevestigd te Ruinen Vereniging Nederlands Zwartbles Schapenstamboek (NZS), statutair gevestigd te Lochem Vereniging Het Gotland Pelsschaap (GPS), statutair gevestigd te Annen Schapenfokkersvereniging De Noordhollander, statutair gevestigd te Weere Vereniging Stamboek Blauwe Texelaars (SBT), statutair gevestigd te Brantgum Vereniging Landbouwmaatschappij Friesland-Flevoland, statutair gevestigd te Blessum Vereniging Nederlands Charollais Schapenstamboek, statutair gevestigd te Heythuisen Vereniging '00s Mergelland Sjoap', statutair gevestigd te Berg en Terblijt Fokkersvereniging Skudde-schaap, statutair gevestigd te Barchem Vereniging Stamboek Het Kempisch Heideschaap, statutair gevestigd te Sterksel Fokkersvereniging Het Nederlands Flevolander Schapenstamboek, statutair gevestigd te En SC hede Vereniging Zwartbles fokkersgroep, statutair gevestigd te Schelluinen

24 Fokkersvereniging Ouessantschapen, statutair gevestigd te Renkum Vereniging van Speciale Schapenrassen (VSS), statutair gevestigd te Oudeschans Stamboekvereniging Het Veluws Heideschaap, statutair gevestigd te Nijverdal Vereniging Schapenstamboek Texelaar Elite Stamboek (TES), statutair gevestigd te Ylst. De voorzitter van de hierna genoemde stamboeken met een op grond van de Verordening ter uitvoering van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 erkend fokprogramma wordt mandaat verleend om namens de voorzitter, met inachtneming van het bij of krachtens de verordening bepaalde, te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende het uitgeven van certificaten als bedoeld in artikel 5 van de verordening: Vereniging Het Zeeuwse Melkschaap Vereniging Stamboek Friese Melkschaap De ondertekening bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk derde lid, luidt: "De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze, De voorzitter van (de naam van de uitgevende instantie)." Artikel 4 l. De directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. wordt mandaat verleend om namens de voorzitter, met inachtneming van het bij of krachtens de verordening bepaalde, te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende het uitgeven van certificaten als bedoeld in artikel 5 van de verordening. 2. De ondertekening bedoeld in het eerste lid luidt: "De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, Voor deze, De directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v.." Artikel 5 1. De op grond van de artikelen 2,3 of 4 gemandateerde personen dragen zorg voor een juiste en volledige registratie. 2. De in het eerste lid genoemde registratie dient tenminste de volgende gegevens te bevatten: - de naam en adres van de aanvrager; - het levensnummer en genotypering van het schaap; - datum van afgifte van het dekcertificaat; - indien geen certificaat als bedoeld in artikel 5 van de verordening kan worden afgegeven, de reden hiervan. 3. De voorzitter heeft te allen tijde inzage in de in het eerste lid genoemde registratie. 4. Indien het bij dit besluit verleende mandaat wordt ingetrokken, wordt de registratie ter beschikking gesteld aan de voorzitter.

25 Artikel 6 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit certificeren van TSE-ongevoelige schapen (PVV) Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 27 april 2006 J. J. Ramekers, voorzitter. TOELICHTING BIJ BESLUIT CERTIFICEREN VAN TSE-ONGEVOELIGE SCHAPEN (PVV) 2006 ALGEMEEN Met het onderhavige besluit geeft de voorzitter uitvoering aan het bepaalde in artikel 5 van de verordening. Gegeven de bij stamboekorganisaties, laboratoria en de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. bestaande deskundigheid en aanwezige kennis is ervoor gekozen de voorzitters dan wel directeuren van deze organisaties te mandateren om namens de voorzitter van het productschap de dekcertificaten uit te geven. De publiekrechtelijk ingekaderde verantwoordelijkheid van het productschap voor de juiste uitvoering van het opgedragen medebewind evenwel, dwingt tot een zodanige voorziening dat het productschap zijn publiekrechtelijke verantwoordelijkheid in deze onverkort waar kan maken. Om die reden zijn de taken van genoemde organisaties ter zake van de uitgifte van het certificaat en de registratie van de aanvragen van certificaten in mandaat aan hen opgedragen. De besluiten van deze organisaties ter zake gelden daarmee als besluiten van de voorzitter en als zodanig als besluiten waarop de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Op grond van de verordening zijn de voorschriften gegeven die de aanvraag en afgifte van dekcertificaten alsmede de in dat verband te voeren registraties beheersen, waar nodig aangevuld met aanwijzingen vanwege de voorzitter van het productschap. De gemandateerden oefenen de in mandaat verleende bevoegdheid uit met inachtneming van het bij of krachtens de verordening bepaalde. Het bij dit besluit verleende mandaat is onderworpen aan de bepalingen van Afdeling Awb. Daar is onder meer voorzien in de instructiebevoegdheid van de mandaatgever, de inlichtingenplicht van de gemandateerde en de beëindiging van het mandaat. Op grond van artikel 1023, eerste lid, Awb kan het mandaat te allen tijde worden ingetrokken. Zo zal het handelen in strijd met het bij of krachtens de verordening bepaalde, grond zijn voor intrekking van het mandaat. Tevens hebben de gemandateerde aangegeven in te stemmen met het aan hen verleende mandaat. Op grond van artikel 10:6, eerste lid, Awb kan de voorzitter voorts de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Aan het uitgeven van dekcertificaten zijn kosten verbonden die op grond van artikel 6 van de Verordening in rekening mogen worden gebracht bij de aanvrager. Bij het Besluit tot vaststelling modellen en vergoeding dekcertificaat schapen (PVV) 2006 is de vergoeding vastgesteld op 5,-. Bij deze kosten zijn niet inbegrepen de kosten voor het testen en de monstername. Het dekcertificaat kan in voorkomend geval worden afgegeven in combinatie met het afstammingsbewijs mits het dekcertificaat duidelijk als zodanig is te onderscheiden, bijvoorbeeld door middel van omkadering.

26 De instellingen die een dekcertificaat afgeven dienen in een register bij te houden aan wie en voor welk schaap een dekcertificaat wordt afgeven en, indien van belang, op grond waarvan. De voorwaarden waaraan de betreffende model van de dekcertificaten dienen te voldoen, zijn omschreven in het Besluit vaststelling modellen en vergoeding van dekcertificaat schapen (PVV). CERTIFICERING In de verordening wordt voorgeschreven dat in Nederland ooien uitsluitend gedekt mogen worden met rammen waarvan door erfelijkheidsonderzoek (of afstammingsonderzoek) is vastgesteld dat ze TSE-ongevoelig zijn of als er sprake is van een goedgekeurd fokprogramma. Dat betekent dat een dekcertificaat uitgegeven kan worden volgens drie verschillende wegen: Genotypering geeft aan dat schaap ARWARR is; Genotypering levert ARWx op maar fokker is lid van stamboek met goedgekeurd fokprogramma: Genotypering op basis van afstamming: op basis van afstamming wordt dekcertificaat uitgegeven Genotypering geeft aan dat schaap ARWARR is, op basis daarvan wordt dekcertificaat uitgegeven Dit is de meest eenvoudige procedure. Ieder laboratorium dat op grond van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria (Stcrt. 2006, nr. 37) is erkend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan, indien uit erfelijkheidsonderzoek blijkt dat het schaap ARWARR als genotype heeft, een dekcertificaat uitgeven. Genotypering levert ARWx op: fokker is lid van stamboek met goedgekeurd fokprogramma Voor sommige rassen is het onmogelijk om nu al te voldoen aan de eis om uitsluitend resistente rammen in te zetten. Om rekening te houden met deze onmogelijkheid, en tegelijkertijd het fokken op resistentie te stimuleren, dienen ook andere genotypen te worden ingezet, mits binnen een goedgekeurd fokprogramma. Deze mogelijkheid geldt uitsluitend voor schapen van een bepaald ras waarvan de eigenaar lid is van het stamboek. Alle dieren, die geen onderdeel uitmaken van de fokpopulatie dragen ook niet bij tot een verbetering van de genfrequentie, integendeel, deze kunnen zelfs de ontwikkeling afremmen. Omdat stamboeken registers houden van de stamboekdieren en verantwoordelijk zijn voor het fokprogramma, kunnen zij, op basis van het erkende fokprogramma en de genotypering van het laboratorium, voor het betreffende schaap een dekcertificaat afgeven. Genotypering op basis van afstamming: op basis daarvan wordt dekcertificaat uitgegeven De verordening biedt de mogelijkheid dat indien naar genoegen van de voorzitter is gebleken dat de ram afstamt van een ram en een ooi, waarvan op grond van een erfelijkheidsonderzoek is vastgesteld dat zij TSE-ongevoelig zijn, een dekcertificaat kan worden afgegeven. Op een bedrijf met schapen is het onmogelijk om te spreken van unieke combinaties tussen rammen en ooien. Zelfs op fokkerijbedrijven komt het voor dat lammeren net na de geboorte door andere ooien worden geadopteerd, zonder dat dit direct opgemerkt wordt door de schapenhouder. Dit betekent dat alleen op bedrijven waar alle ooien en rammen het genotype ARRIARR hebben, een dekcertificaat op basis van afstamming kan worden afgegeven. Hiervan is slechts sprake bij die schapenhouder die schapen houdt waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat alle schapen een ARWARR-genotypering hebben. Momenteel is slechts één systeem beschikbaar dat het mogelijk maakt om certificaten op basis van afstamming uit te geven, namelijk het scrapiebestrijdingsprogramma van de