m a o Bes I uit : 21 juli 2016 : ja, positief besluit van 21 november 2011

Transcriptie

1 m a o r nederlands-vlaamse accreditatieorganisatie Bes I uit 31 augustus 2016 Besluit strekkende tot het verlengen van de geldigheidsduur van het accreditatiebesluit van 14 september 2009 zoals bedoeld in artikel 5a.12a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) van de opleiding woonderzoeksmaster Social and Cultural Science: Comparative Research on Societies datum (research) van de Radboud Universiteit Nijmegen tot en met 30 augustus 2018 onderwerp Gegevens Besluit Naam instelling accreditaite Naam opleiding wo-onderzoeksmaster Social and Cultural Science: Comparative Research on Datum aanvraag Societies (research) van de Variant opleiding Radboud Universiteit Nijmegen Locatie opleiding (003199) Datum hoorzitting Uw kenmerk Datum KNAW-advies mso/rg/l4u Datum beoordeling herstelplan ons kenmerk Datum beoordeling aanvullende NVAO/ /ND Informatie Bijiage(n) Instellingstoets kwaliteitszorg 3 Beoordelingskaders - Beoordelingskader beperkte opleidingsbeoordeling onderzoeksmasters van 22 november 2011; - Artikel 5a. 12a van de WHW (Stb.2010,293); - Accreditatiebesluit WHW (Stb. 2011,536). Bevindingen De NVAO stelt vast dat in het KNAW-advies van 23 januari 2015 genoegzaam is gemotiveerd op welke gronden de commissie de kwaliteit van de opleiding onvoldoende heeft bevonden. Advies van de KNAW-commissie : Radboud Universiteit Nijmegen : wo-master Social and Cultural Science: Comparative Research on Societies (research) (120 ECTS) : 17 juli 2014 : voltijd : Nijmegen : 13 november 2014 : 23 januari 2015 : 19 oktober 2015 : 21 juli 2016 : ja, positief besluit van 21 november 2011 Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De onderzoeksmasteropleiding Social and Cultural Science: Comparative Research on Societies heeft als doel getalenteerde en gemotiveerde studenten op te leiden in theorieën en methoden van comparatief onderzoek en voor te bereiden voor een PhD-traject of een onderzoeksfunctie. Zij beoogt studenten kennis en inzicht te laten verwerven in klassieke Inlichtingen Lisette Winsemius +31 (0) l.winsemius@nvao.net Parkstraat JK Postbus CD Den Haag RO. Box / 2508 CD The Hague / The Netherlands T + 31 (0) P + 31 (0) info@nvao.net

2 Pagina 2 van 11 hoofdvragen en contemporaine theorieën en hypothesen in de maatschappijwetenschappen, in het bijzonder cross-cultureel vergelijkend onderzoek (betreffende modernisering, ongelijkheid, cohesie). Verder wordt beoogd studenten te trainen in het beantwoorden van die vragen aan de hand van de analyse van (kwalitatieve en kwantitatieve) empirische gegevens met behulp van geavanceerde methoden en technieken. Binnen de maatschappijwetenschappen streeft de opleiding een multidisciplinaire benadering na, door hoofdvragen te belichten vanuit de sociologie, antropologie en ontwikkelingsstudies. De beoogde eindkwalificaties weerspiegelen zowel het onderzoekskarakter alsook het gevorderde masterniveau. Met de beoogde eindkwalificaties streeft de opleiding er naar de student diepgaande theoretische achtergrondkennis bij te brengen in belangrijke onderzoeksvragen, theorieën en hypothesen in comparatief wetenschappelijk onderzoek, alsmede kennis en hands-on ervaring met hedendaagse geavanceerde onderzoekstechnieken. Afgestudeerden dienen te beschikken over multidisciplinaire theoretische inzichten, gevorderde kennis van de fundamenten van vergelijkend onderzoek, vaardigheden op het vlak van methodologie en data-analyse en dienen in staat te zijn de verworven kennis en vaardigheden toe te passen in sociaal-wetenschappelijk onderzoek. In het aanvraagdossier presenteert de opleiding dertien beoogde eindkwalificaties: drie gericht op kennis en inzicht, zes gericht op onderzoeks- en communicatievaardigheden en vier gericht op attitudes en leervaardigheden. De opleiding geeft in het aanvraagdossier aan hoe deze eindkwalificaties aansluiten bij de Dublin-descriptoren voor het masterniveau. Om te waarborgen dat de beoogde eindkwalificaties voldoende domeinspecifiek zijn ingevuld, heeft de opleiding zichzelf vergeleken met benchmarkprogramma s van verwante opleidingen in binnen- en buitenland. In nationaal opzicht is zij uniek door de multidisciplinaire benadering van comparatief empirisch onderzoek van samenlevingen. De meest verwante nationale onderzoeksmasters op het terrein van de sociologie en de antropologie en ontwikkelingsstudies zijn op één van deze twee vakgebieden gericht; ze bieden studenten een specifiek inhoudelijke specialisatie aan of ze geven studenten de mogelijkheid te kiezen voor één specialisatie in methoden gecombineerd met één inhoudelijk thema. Internationaal gezien is een tweejarige masteropleiding in sociaalcultureel onderzoek bijzonder. De commissie acht deze benchmark valide. De commissie vindt de eindkwalificaties passend bij het researchmasterniveau. De opleiding heeft een helder profiel. De beoogde eindkwalificaties zijn duidelijk gericht op een vervolgloopbaan waarvoor gevorderde beheersing van onderzoeksvaardigheden vereist is, al dan niet in het kader van een PhD-traject. De benchmark ondersteunt het onderscheidende multidisciplinaire karakter van de opleiding. Dit alles in overweging nemend stelt de commissie vast dat de eindkwalificaties voldoen aan het criterium dat een onderzoeksmaster dient op te leiden tot functies waarin onderzoeksvaardigheden en -ervaring vereist zijn, en die uitgaan boven hetgeen op grond van de gebruikelijke koppeling tussen onderzoek en onderwijs kan worden verwacht. De commissie beoordeelt om die redenen Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties, als voldoende.

3 Pagina 3 van 11 Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Programma Het programma bestaat uit twee jaren van elk 60 EC. In het eerste jaar volgen studenten 42 EC aan verplichte vakken over vergelijkend onderzoek en theorieën, en 18 EC aan gebonden keuzevakken. Het tweede jaar bestaat uit de Masterthesis (42 EC), het opleidingsonderdeel Scientific Journal Paper1(6 EC) en een vrije ruimte (12 EC). De opleiding demonstreert in het aanvraagdossier dat alle eindkwalificaties zijn afgedekt in de opleidingsonderdelen. Het programma stelt studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te realiseren. De commissie stelt vast dat het onderwijs kleinschalig en intensief is. Alle verplichte vakken worden enkel gevolgd door studenten van onderhavige onderzoeksmaster. Alleen enkele gebonden keuzevakken (eerste jaar) en de invulling van de vrije ruimte (tweede jaar) worden ook door reguliere masterstudenten gevolgd. Om het niveau van de onderzoeksmaster te borgen, hanteert de opleiding twee verzwaringsmogelijkheden ten opzichte van de disciplinaire master: (i) verzwaring door een extra literatuuropdracht en schriftelijke rapportage daarvan in de vorm van een review paper of research proposal en/of (ii) verzwaring door een extra data-analyse opdracht (doorgaans met geavanceerdere methoden) en schriftelijke rapportage daarvan in de vorm van een working paper. De beoordelingen bestaan uit een extra schriftelijke toets. De studenten beaamden in het gesprek met de commissie dat deze gedifferentieerde eisen de bewuste vakken pittig maken. De multidisciplinariteit in het programma blijkt uit de behandeling van de hoofdvragen over modernisering, ongelijkheid en cohesie vanuit het perspectief van meerdere disciplines. Studenten vergaren kennis over actueel vergelijkend onderzoek in alle bij het programma betrokken disciplines. Daarnaast krijgen ze training in diverse, geavanceerde methoden en technieken (kwalitatief, kwantitatief, mixed) die in de uiteenlopende disciplines worden toegepast in het vergelijkend onderzoek. Alle studenten volgen vakken die verzorgd worden door de disciplines sociologie, antropologie en ontwikkelingsstudies. Daarnaast verzorgen docenten uit deze disciplines samen twee vakken. De studenten waarmee de commissie sprak bevestigden de multidisciplinariteit van het curriculum. De commissie acht het aantal vakken dat door docenten vanuit verschillende disciplines wordt verzorgd nog beperkt en adviseert dit verder uit te breiden. Ten opzichte van het eerste jaar biedt het tweede jaar weinig structuur. Bij de vorige beoordelingsronde heeft de commissie de opleiding in overweging gegeven om het tweede jaar een vakinhoudelijke invulling te geven in aansluiting op de scriptieopdracht. De opleiding heeft hierop gereageerd door onder meer seminars te programmeren, die blijkens de reactie van studenten echter nog vrijblijvend zijn en derhalve ook niet als structurerend ervaren worden. De structuur en samenhang worden gewaarborgd door individuele begeleiding en terugkomdagen. De opleiding heeft daarnaast overwogen de omvang van de scriptie te bekorten maar uiteindelijk besloten dat niet te doen. Uit de gesprekken met studenten en afgestudeerden is de commissie gebleken dat zij weliswaar grote vrijheid ervaren in het tweede jaar, maar dit niet als problematisch beschouwen. Door goede facilitaire voorzieningen blijft de groepscohesie in stand. Ook uit de gemiddelde studieduur van afgestudeerden leidt de commissie af dat de huidige structurering geen risico voor studenten inhoudt.

4 Pagina 4 van 11 Wel wijst zij de opleiding er op dat in het geval de studentengroep zou groeien de huidige werkwijze niet meer haalbaar is en op andere wijze structuur dient te worden aangebracht. Het programma richt zich op het bijbrengen van onderzoeksvaardigheden op een hoog niveau. De commissie herkent dit vooral in het eerste jaar, waarin een gemeenschappelijke kern aan methoden wordt onderwezen. Meer dan voorheen is er behalve voor kwantitatieve ook aandacht voor kwalitatieve onderzoeksvaardigheden. Daarnaast staat een groot deel van het cursorisch onderwijs in het teken van de integratie van vakinhoudelijke en methodische scholing. Studenten doorlopen de gehele empirische cyclus. De commissie vindt de opbouw en samenhang van het curriculum en de integratie van methoden en vakinhoud sterke aspecten van de opleiding. Docenten en onderzoek Het programma wordt verzorgd door gepromoveerde docenten die tevens onderzoeker zijn. Alle docenten beschikken over een doctorsgraad, 85% van de docenten is in bezit van een BKO-getuigschrift (Basiskwalificatie onderwijs) en 75% van een UKO-getuigschrift (Uitgebreide kwalificatie onderwijs). De verhouding tussen docenten (fte) en studenten (aantal) bedraagt exclusief scriptiebegeleiding tussen 1:5 en 1:6. Op basis hiervan is de commissie van mening dat de opleiding wordt verzorgd door voldoende gekwalificeerd personeel. Het onderwijs van de opleiding is ingebed in het Nijmegen Institute for Social and Cultural Research. Het instituut bestaat uit twee onderzoeksgroepen: Sociology en Anthropology and Development Studies, Beide groepen zijn recent gevisiteerd aan de hand van het Standard Evaluation Protocol (SEP). De landelijke onderzoeksvisitatiecommissie Sociology beoordeelde de kwaliteit van de Nijmeegse onderzoeksgroep als 4,5 op een 5-puntsschaal. De onderzoeksgroep Anthropology and Development Studies is daarentegen in de vergelijkende onderzoeksvisitatie in haar domein beoordeeld met een 3 voor de kwaliteit op een 5-puntsschaal. Ook in de vorige beoordelingsronde scoorde het programma 'Institutions in development' op onderdelen onder de vereiste 4. De commissie merkte toentertijd op er van uit te gaan dat de inspanning in kwaliteitsverhoging verder zou worden doorgezet. De betreffende onderzoeksgroep behaalde in de afgelopen onderzoeksvisitatie wel goede scores voor productiviteit (4) en voor relevantie (4,5). Op basis van de resultaten van de onderzoeksvisitaties (in het bijzonder Anthropology and Development Studies) beoordeelt de commissie dat de opleiding is ingebed in een onderzoeksomgeving die niet voldoet aan de zware maatstaven die gelden voor onderzoeksmasters. Dit is kennelijk een terugkerend probleem. Het opleidingsmanagement en faculteitsbestuur gaven zowel schriftelijk (aanvullende informatie) als tijdens de hoorzitting aan zich ten volle bewust te zijn van de urgentie van de situatie. Voor het faculteitsbestuur is deze tweede tegenvallende beoordeling op rij aanleiding voor een fundamentele heroriëntatie op het betreffende onderzoeksprogramma. Het bestuur wijdt de beoordeling deels aan een generatiewisseling binnen de onderzoeksgroep. Daardoor is nu wel meer momentum aanwezig dan vijfjaar geleden om de kwaliteit te verhogen. Het faculteitsbestuur heeft naar aanleiding van de onderzoeksvisitatie een commissie ingesteld bestaande uit wetenschappelijke talenten uit de onderzoeksgroep, aangevuld met expertise van buiten. Deze commissie heeft een visie op onderzoek en onderwijs geformuleerd voor de toekomstige onderzoeksgroep. In deze visie wordt bovendien de inhoudelijke band met sociologie versterkt. Op basis van deze inhoudelijke aanscherping hoopt het faculteitsbestuur op korte termijn de groep te

5 Pagina 5 van 11 versterken met twee nieuwe hoogleraren. Het vertrek/emeritaat van de huidige hoogleraren, bij Ontwikkelingsstudies en bij Genderstudies, biedt deze mogelijkheid. Het faculteitsbestuur investeert ook in financiële zin in de verbetering van de onderzoeksgroep.in de tweede helft van 2016 zal een interne midterm review worden uitgevoerd. De commissie neemt met waardering kennis van de betrokkenheid van het faculteitsbestuur en de gekozen aanpak, waarbij duidelijk wordt geïnvesteerd in een nieuwe inhoudelijke focus. Zij wijst er echter op dat het eventuele herstel van de onderzoekskwaliteit vooral zal afhangen van de nieuwe trekkers van de onderzoeksgroep, die nog aangeworven moeten worden. Instroom De opleiding hanteert een toelatings- en selectiebeleid. Aspirant-studenten kunnen zich aanmelden indien ze aan de volgende eisen voldoen: - een afgeronde wetenschappelijke bacheloropleiding in sociologie, culturele antropologie, ontwikkelingsstudies, communicatiewetenschap, economie, politicologie, bestuurskunde of sociale geografie (of equivalent); - goede tot excellente cijfers; - sterke motivatie voor wetenschappelijk onderzoek, - adequate beheersing van de Engelse taal. De opleiding voert met alle buitenlandse aspirant-studenten een interview via Skype. De commissie beoordeelt de instroomcriteria als passend voor een onderzoeksmaster. Tot nog toe zijn 99 studenten ingestroomd in de opleiding. Dit collegejaar is de instroom substantieel gegroeid (van 10 in 2013/14 naar 21 in 2014/15). Het opleidingsmanagement meent deze groei op te kunnen vangen door aanpassingen van fysieke/materiële aard (aanpassing huisvesting) en van organisatorische/personele aard (opsplitsing van werkgroepen en meer inzet van staf dankzij proportioneel gestegen middelentoewijzing). Voorts valt het de commissie op dat instromende studenten vooral van bacheloropleidingen van de Radboud Universiteit Nijmegen afkomstig zijn. Het aandeel internationale studenten is zeer beperkt (9%). Het opleidingsmanagement vertelde aan de commissie dat relatief veel aanmeldingen van buitenlandse studenten worden afgewezen doordat hun bacheloropleidingen deficiënties vertonen op het vlak van methoden en technieken. Het opleidingsmanagement gaf aan in het kader van Catching up in te zetten op werving van internationale studenten. De commissie is van oordeel dat de opleiding een zodanige selectie hanteert dat toegelaten studenten goed toegerust zijn op het hoge niveau van de opleiding. De commissie adviseert in te zetten op de internationalisering en diversificatie van de instroom, passend bij het comparatieve en multidisciplinaire profiel van de opleiding. Samenvattend is de commissie van mening dat de opleiding beschikt over een programma waarmee de beoogde eindkwalificaties kunnen worden gerealiseerd. Het curriculum voorziet in methodentraining van hoog niveau, met goede samenhang van substantiële en methodologische vakken. Ook beschikt de opleiding over een gekwalificeerd docententeam. De instroom is adequaat, maar de commissie vraagt wel aandacht voor de consequenties van de gestegen instroom, met name voor wat betreft de structurering van het tweede jaar. Voorts signaleert de commissie kansen voor verdere internationalisering en diversificatie van de instroom, wat zou passen bij het profiel van de opleiding.

6 Pagina 6 van 11 De kwaliteit van de onderzoeksomgeving is echter een struikelblok voor de opleiding. Het verbonden onderzoeksprogramma Anthropology and Development Studies is niet van zeer hoog niveau, zoals vereist voor onderzoeksmasters. Op basis hiervan beoordeelt de commissie Standaard 2: Onderwijsleeromgeving, als onvoldoende. Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding hanteert verschillende toetsvormen voor de afsluiting van de verschillende opleidingsonderdelen. De examencommissie borgt de kwaliteit van de toetsing. Toetsing vindt plaats aan de hand van leerdoelen die zijn afgeleid van de beoogde eindkwalificaties. De meest gebruikte toetsvorm is het research paper, vaak vergezeld van een mondelinge presentatie. Studenten vertelden de commissie dat zij voldoende feedback ontvangen op hun schriftelijke producten. Ook gaven ze aan dat er een adequate beoordeling plaatsvindt van het groepswerk (eerste jaar). De commissie meent dat de opleiding passende toetsvormen hanteert. De student studeert af op een masterthesis. Dit is een integratieve proeve van bekwaamheid die de neerslag vormt van een zelfstandig empirisch onderzoek. De student dient hierin te demonstreren alle fasen uit de empirische cyclus te beheersen. Studenten zijn vrij in hun onderwerpkeuze. De opleiding beoordeelt de thesis aan de hand van universele (specialisatieoverstijgende) criteria en met toepassing van het vier-ogen-principe. Studenten geven in het vak 'scientific journal paper de resultaten van hun afstudeerwerk weer in de vorm van een wetenschappelijk artikel. De gedachte daarbij is dat studenten zich alleen door zelfstandig oefenen kunnen bekwamen in het vervaardigen van (Engelstalige) wetenschappelijke artikelen. Voor de afronding van het curriculumonderdeel 'scientific journal paper is het geen vereiste dat het artikel door een tijdschrift wordt geaccepteerd voor publicatie, gezien de 'turnaround time van tijdschriften. Begeleiders die tevens coauteurs zijn, hebben pas na beoordeling van het paper een actieve rol (meeschrijven) bij de totstandkoming van het artikel. De commissie acht dit een gepaste werkwijze doordat zo het eigen werk van de student kan worden beoordeeld. De commissie heeft tien recente eindwerken beoordeeld. De commissie vindt dat de onderzoeken goed zijn uitgevoerd. Er is duidelijk veel aandacht voor de inzet van (geavanceerde) onderzoeksmethoden. Alle werken zijn minstens van het niveau dat van afgestudeerden mag worden verwacht. De beoordelingen zijn voorzien van uitvoerige feedback. De commissie kan deze beoordeling van de eindwerken door de opleiding volgen. Het valt de commissie op dat opmerkelijk veel publicaties voortvloeien uit de scripties. De opleiding heeft hiermee een duidelijke troef in handen, doordat zij haar afgestudeerden een voorsprong meegeeft bij aflevering aan de arbeidsmarkt. Van de afgestudeerden gaat ca, 90% verder als onderzoeker, waarvan 69% in een PhDtraject. 31% van de PhD-trajecten vindt plaats aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Binnen de faculteit zijn hiertoe PhD-plekken gefinancierd vanuit de eerste geldstroom. De commissie concludeert dat de onderzoeksmasteropleiding kwalificeert voor onderzoeksgerichte functies. De commissie komt op basis van het bestudeerde materiaal, waaronder afstudeerwerken, de gesprekken met verschillende delegaties en het overzicht van de resultaten van afgestudeerden tot de conclusie dat de toetsing en beoordeling en de realisatie van de eindkwalificaties (ruim) voldoen aan het gebruikelijke niveau voor masteropleidingen.

7 Pagina 7 van 11 Het geheel overziende beoordeelt de commissie Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties, als voldoende. Advies De commissie komt op basis van de informatie in het aanvraagdossier, de bestudeerde scripties, de antwoorden op de door haar gestelde vragen, de hoorzitting en de nagezonden informatie, tot een negatief eindoordeel over de aanvraag. De commissie overweegt dat de opleiding te kort schiet op het vlak van de kwaliteit van de onderzoeksomgeving waarin zij is ingebed: de kwaliteit van de onderzoeksgroep Anthropology and Development Studies voldoet niet aan de zware maatstaven die gelden voor onderzoeksmasters. De commissie ziet mogelijkheden voor herstel, met name dankzij de sturing op een nieuwe inhoudelijke focus. Tegelijkertijd erkent de commissie dat herstel dient te worden gerealiseerd in een korte tijdsspanne en de mate van succes ervan vooral afhankelijk is van de kwaliteit van de nieuwe trekkers die het faculteitsbestuur nog wil aanwerven. Concluderend is de commissie van oordeel dat de onderzoeksmasteropleiding Social and Cultural Science: Comparative Research on Societies niet voldoet aan de door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie gestelde eisen aan onderzoeksmaster, zoals neergelegd in het Beoordelingskader onderzoeksmaster1van 22 november De commissie adviseert de NVAO om de opleiding in aanmerking te laten komen voor een herstelperiode van twee jaar waarin zij de geconstateerde tekortkomingen kan verhelpen, mits zij een daartoe haalbaar en toereikend herstelplan kan overleggen. Hersteltraject Bij brief van 16 april 2015 heeft de NVAO de instelling geïnformeerd dat de opleiding niet kan worden geaccrediteerd. In deze brief is de mogelijkheid geboden van het indienen van een herstelplan. Op basis van het herstelplan en de beoordeling ervan door de KNAWcommissie zal de NVAO vervolgens een besluit nemen inzake het al dan niet toekennen van een herstelperiode, als bedoeld in artikel 5a. 12a van de WHW, van ten hoogste twee jaren te rekenen vanaf het moment van het definitieve besluit dienaangaande. Bij brief van 1 juni 2015 heeft de Radboud Universiteit Nijmegen een herstelplan ingediend. Op 19 oktober 2015 is het definitieve advies van de commissie over het herstelplan vastgesteld. De commissie was zich ervan bewust dat de opleiding zeer weinig tijd had om zeer fundamentele wijzigingen door te voeren in het programma. De commissie had hier begrip voor en waardeerde het dat de opleiding al langere tijd serieus met het belangrijkste verbeterpunt (de kwaliteit van de onderzoeksomgeving) bezig was. De commissie was echter ook van mening dat het herstelplan onvoldoende houvast bood om een gefundeerd oordeel uit te spreken over de mate waarin de voorgestelde verbetermaatregelen herstel binnen twee jaar mogelijk maken. De commissie verzocht daarom om aanvullende informatie. Bij brief van 3 november 2015 heeft de NVAO de instelling verzocht onderstaande aanvullende informatie aan te leveren: - meer concrete informatie over het onderzoek dat met de nieuwe onderzoeksvisie verricht gaat worden; - een benchmark aanleveren waarin het onderzoek binnen de onderzoeksgroep met deze nieuwe onderzoeksvisie in het vakgebied wordt geplaatst;

8 Pagina 8 van 11 - meer concrete informatie over de twee aan te werven hoogleraren en de beoogde inhoudelijke invulling van de twee leerstoelen; - een duidelijke planning aanleveren waarin de verschillende stappen in het proces in de tijd worden gezet en waarin wordt aangegeven wie waarvoor de verantwoordelijkheid draagt en wie toeziet op het realiseren van het herstel en de daarbij horende maatregelen. Op 31 mei 2016 heeft de NVAO van de Radboud Universiteit Nijmegen de aanvullende informatie ontvangen en vervolgens ter beoordeling doorgestuurd aan de KNAW-commissie Maatschappij wetenschappen. Beoordeling herstelplan door KNAW-commissie Op 21 juli 2016 is het defnitieve advies van de commissie over het herstelplan met de aanvullende informatie vastgesteld. Alles in overweging nemend is de commissie van oordeel dat de herstelinspanning het grootst en het meest overtuigend is voor het verbeteren van de kwaliteit van de onderzoeksomgeving waarin de onderzoeksmaster is ingebed. Dit verbeterpunt was destijds doorslaggevend voor de onvoldoende van de commissie. De veranderingen op onderzoeksgebied geven de commissie daarom voldoende vertrouwen in de toekomst van de onderzoeksmaster. De commissie wijst de opleiding er wel op dat bij het herstel niet alleen de onderzoeksomgeving, maar ook de uitwerking hiervan voor de onderzoeksmaster wordt beoordeeld. In dat licht beveelt de commissie de opleiding aan zich de komende tijd te richten op de vertaalslag naar het onderwijsprogramma en dat hierbij een goed uitgewerkte internationale benchmark van het culturele antropologie en ontwikkelingsstudies-onderzoeskprogramma, en een duidelijke planning onontbeerlijk zijn. Conclusie Op basis van de positieve beoordeling door de KNAW-commissie van de toereikendheid en haalbaarheid van het herstelplan met de aanvullende informatie besluit de NVAO tot toepassing van het bepaalde in artikel 5a.12a van de WHW (herstelperiode). Naar het oordeel van de NVAO is met de positieve beoordeling van het herstelplan en de aanvullende informatie voldoende aannemelijk gemaakt dat de opleiding alsnog aan de eisen van het accreditatiekader kan voldoen. De instelling dient uiterlijk anderhalf jaar na datum definitief besluit toekennen hersteltermijn een nieuwe aanvraag voor de opleiding in te dienen, gericht op de vaststelling dat de opleiding alsnog aan de eisen uit het accreditatiekader voldoet. De aanvraag bevat een kritische reflectie met betrekking tot standaard 2 ( onderwijsleeromgeving ). Aanbevelingen De NVAO onderschrijft de aanbevelingen van de commissie, in het bijzonder de aanbeveling om de vertaalslag van de verbeteringen in de onderzoeksomgeving naar het onderwijs van de onderzoeksmaster te maken. Bij de beoordeling van het herstel zal de NVAO hier nadrukkelijk de aandacht van de commissie voor vragen.

9 Pagina 9 van 11 Besluit Ingevolge het bepaalde in artikel 5a.10, derde lid, van de WHW heeft de NVAO het college van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen te Nijmegen in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot besluit van 8 augustus 2016 naar voren te brengen. Bij van 22 augustu 2016 heeft het het collega van bestuur van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Dit heeft geleid tot enkele tekstuele aanpassingen. De NVAO besluit tot verlenging van de geldigheidsduur van het accreditatiebesluit van 14 september 2009 van de wo-master Social and Cultural Science: Comparative Research on Societies (research) (120 ECTS; variant: voltijd; locatie: Nijmegen) van de Radboud Universiteit Nijmegen te Nijmegen tot en met 30 augustus Ingevolge het bepaalde in artikel 5a.12a, vierde lid van de WHW dient het instellingsbestuur een aanvraag om een besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het toepasselijke kader voeldoet, uiterlijk in te dienen op 28 februari Den Haag, 31 augstus2016 De NVAO Voor deze / Z ' D (voorzitter) Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.

10 Pagina 10 van 11 Bijlage 1: Schematisch overzicht oordelen KNAW-commissie Onderwerp Standaard Beoordeling door het KNAW-Commissie voltijd 1. Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen 2. Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren V O 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Eindoordeel De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd V Onvoldoende De standaarden krijgen het oordeel onvoldoende, voldoende, goed of excellent. Het eindoordeel over de opleiding als geheel wordt op dezelfde schaal gegeven.

11 Pagina 11 van 11 Bijlage 2: panelsamenstelling KNAW-commissie Maatschappijwetenschappen - prof. dr. P, Scheepers (voorzitter), hoogleraar Methoden en Technieken van Sociaalwetenschappelijk Onderzoek, Radboud Universiteit Nijmegen; - prof. dr. J. Plantenga, hoogleraar Economie van de Welvaartsstaat, Universiteit Utrecht; - prof. mr. T.A. de Roos, emeritus hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht Tilburg University; - prof. dr. F. Witlox, hoogleraar Economische Geografie, Universiteit Gent; - M. G. E. Verdam MSc. (student-lid), recent afgestudeerd aan de research master Psycology, Universiteit van Amsterdam (nu AiO Medische Psychologie / Pedagogiek en Onderwijskunde, UvA). Prof. Scheepers heeft vanwege zijn betrokkenheid bij de Radboud Universiteit Nijmegen niet deelgenomen aan deze beoordeling. Prof. dr. E. Schokkaert (KU Leuven) heeft als referent voor deze beoordeling opgetreden. Prof. de Roos heeft het voorzitterschap waargenomen.