Druk op trage overheidsprocedures

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Druk op trage overheidsprocedures"

Transcriptie

1

2 2. Masterscriptie Druk op trage overheidsprocedures Is Nederland op weg naar het bieden van een effectief rechtsmiddel tegen overschrijdingen van de redelijke termijn in het bestuursrecht? 2011 L.M. van der Zee Student Master Publiekrecht, traject Staats en bestuursrecht Universiteit van Amsterdam Studentnummer Purmerend, mei juli 2011

3 3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Afkortingenlijst Inleiding De redelijke termijn Reikwijdte van artikel 6 EVRM Aanvang en einde van de redelijke termijn Aanvang van de redelijke termijn Einde van de redelijke termijn Duur van de redelijke termijn Benadering door het EHRM Benadering door de Nederlandse bestuursrechters Een effectief rechtsmiddel tegen overschrijding van de redelijke termijn Een effectief rechtsmiddel Een effectief rechtsmiddel volgens het EHRM Geen effectief rechtsmiddel in het Nederlandse bestuursrecht Compensatiemogelijkheden bij overschrijding van de redelijke termijn Soorten schade die voor vergoeding in aanmerking komen Compensatie door het EHRM Compensatie door de hoogste Nederlandse bestuursrechters... 21

4 4 4. Conceptwetsvoorstel Wet schadevergoeding bij termijnoverschrijdingen Doel en wenselijkheid Reikwijdte en plaatsing in de Awb Hoofdlijnen van het wetsvoorstel Een verzoekschriftprocedure De bevoegde instantie Beslistermijn op het verzoekschrift Vergoeding van immateriële schade De aansprakelijke partij voor de overschrijding Verhouding tot andere wetgeving Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten Op weg naar het bieden van een effectief rechtsmiddel Het karakter van de schadevergoedingsprocedure De bevoegde instantie Een effectief rechtsmiddel Ter afsluiting Literatuurlijst... 41

5 5 Afkortingenlijst ABRvS Afdeling, de AMvB Awb BW College, het CBb CRvB EHRM EVRM Gw JBplus LJN MvT NJ NJB NJCM NTB O&A Raad, de UWV VNG Wet RvS Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Algemene Maatregel van Bestuur Algemene wet bestuursrecht Burgerlijk Wetboek College van Beroep voor het bedrijfsleven College van Beroep voor het bedrijfsleven Centrale Raad van Beroep Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden Grondwet Jurisprudentie Bestuursrecht plus Landelijk Jurisprudentie Nummer Memorie van Toelichting Nederlandse Jurisprudentie Nederlands Juristenblad Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten Nederlands Tijdschrift Bestuursrecht Overheid en aansprakelijkheid Centrale Raad van Beroep Uitvoeringsinstituut werkgeversverzekeringen Vereniging van Nederlandse Gemeenten Wet op de Raad van State

6 6 1. Inleiding Staten die verbonden zijn aan het EVRM 1 hebben op grond van artikel 6 van dat verdrag de verplichting om bij het vaststellen van hun burgerlijke verplichtingen ( civil rights and obligations ) of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hen ingestelde vervolging ( criminal charge ) te garanderen dat een ieder in die verdragsstaten het recht heeft op een eerlijke behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Het EHRM is het orgaan dat toeziet op de naleving hiervan. 2 In de jurisprudentie van het EHRM en de Nederlandse (bestuurs)rechters is veel te lezen over de redelijke termijn. Zo zijn er vele uitspraken over de aanvang en duur van de redelijke termijn en de hoogte van de schadevergoeding als die termijn wordt overschreden. Verder komt in de jurisprudentie van het EHRM het bieden van een effectief rechtsmiddel zoals bedoeld in artikel 13 EVRM tegen overschrijding van de redelijke termijn veelvuldig naar voren. Op 13 april 2010 is door toenmalig Minister van Justitie Hirsch Ballin het conceptwetsvoorstel Wet schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn 3 gepubliceerd. Dit conceptwetsvoorstel beoogt een wettelijke basis te creëren voor het toekennen van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door rechtspraak gedeeltelijk te codificeren. Het conceptwetsvoorstel geeft de grote lijnen voor een schadevergoedingsprocedure aan. De daadwerkelijke vaststelling van termijnen en bedragen moet nog gebeuren door middel van een AMvB. Hierdoor rijst de vraag of het conceptwetsvoorstel daadwerkelijk een gedeeltelijke codificatie van jurisprudentie is. En zo ja, is het dan codificatie van jurisprudentie van het EHRM of van onze hoogste bestuursrechters? Niet onbelangrijk hierbij is of Nederland door middel van de schadevergoedingsprocedure op weg is naar het voorzien in een effectief rechtsmiddel tegen overschrijdingen van de redelijke termijn. De in deze scriptie te behandelen probleemstelling welke naadloos aansluit bij het laatst genoemde luidt dan ook als volgt: Zorgt de invoering van het conceptwetsvoorstel Wet schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn ervoor dat er in Nederland een effectief rechtsmiddel open komt te staan tegen overschrijdingen van de redelijke termijn, welke voldoet aan de eisen die het EHRM hieraan stelt? Bij de beantwoording van deze probleemstelling zal het conceptwetsvoorstel in het licht van de bestaande criteria voor overschrijding van de redelijke termijn kritisch worden bekeken. Echter, voordat hier inhoudelijk op wordt ingegaan, zal eerst de redelijke termijn in al zijn facetten worden 1 Op dit moment (juli 2011) telt het EVRM 47 leden, waaronder alle EU lidstaten. De Europese Unie is in onderhandeling om het 48 e lid te worden. 2 Artikel 19 EVRM. 3 Dit wetsvoorstel wordt ook wel aangeduid als Wetsvoorstel Wet schadevergoeding bij termijnoverschrijdingen en is te vinden op

7 7 besproken (hoofdstuk 2). Vervolgens zullen de criteria voor een effectief rechtsmiddel bij overschrijding van de redelijke termijn nader worden uitgewerkt en zal worden besproken hoe in Nederland wordt omgegaan met overschrijdingen van de redelijke termijn (hoofdstuk 3). Het conceptwetsvoorstel zal daarna kritisch uiteen worden gezet (hoofdstuk 4) en aansluitend zal er worden gekeken of het conceptwetsvoorstel voldoet aan de eisen die het EHRM stelt aan een effectief rechtsmiddel tegen overschrijdingen van de redelijke termijn (hoofdstuk 5). Ter afsluiting zal een concreet antwoord op de probleemstelling worden gegeven en zullen er enkele aanbevelingen worden gedaan (hoofdstuk 6).

8 8 2. De redelijke termijn Ingevolge artikel 6 EVRM rust op verdragsstaten waaronder Nederland 4 de verplichting om bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen ( civil rights and obligations ) of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging ( criminal charge ) te garanderen dat een ieder in die verdragsstaten het recht heeft op een eerlijke behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. De term redelijke termijn is essentieel voor het conceptwetsvoorstel en zal derhalve nader worden uitgelegd. In dit hoofdstuk zal allereerst worden ingegaan op de reikwijdte van artikel 6 EVRM. Vervolgens zal worden ingegaan op de aanvang en het einde van de redelijke termijn en tot slot zal de maximale duur van de redelijke termijn aan bod komen. Bij de bespreking van deze facetten van de redelijke termijn komen de criteria van het EHRM aan bod. Tevens zal worden behandeld hoe de hoogste bestuursrechters in ons land met deze criteria omgaan. 2.1 Reikwijdte van artikel 6 EVRM De reikwijdte van artikel 6 EVRM strekt tot de meeste bestuursrechtelijke geschillen, aangezien deze geschillen betrekking hebben op civil rights and obligations of op een criminal charge. 5 Hierbij moet worden opgemerkt dat voor het bestuursrecht een criminal charge gelezen moet worden als een punitieve sanctie, zoals onder andere de bestuurlijke boete. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM vallen het vreemdelingenrecht 6 en het fiscale recht 7 niet onder artikel 6 EVRM. 8 De Afdeling heeft echter ten aanzien van het vreemdelingenrecht geoordeeld dat dit anders is indien in vreemdelingengeschillen de vereisten waaronder dus de vereisten rondom de redelijke termijn van artikel 6 EVRM wel gelden via het rechtszekerheidsbeginsel. 9 Inmiddels heeft de Hoge Raad hetzelfde geoordeeld in belastinggeschillen. 10 De Afdeling en de Hoge Raad zijn tot dit oordeel gekomen doordat de rechtszekerheid een algemeen aanvaard rechtsbeginsel is, dat mede aan artikel 6 EVRM ten grondslag ligt. Daarnaast leidt de 4 Ingevolge de artikelen 93 en 94 Gw. 5 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Zie o.a. EHRM 5 oktober 2000, nr /98 (Maaouia tegen Frankrijk), 39: [ ] the Court notes that, in general, exclusion orders are not classified as criminal within the member State of the Council of Europe. Such orders, which in most States may also be made by the administrative authorities, constitute a special preventive measure for the purpose of immigration control and do not concern the determination of a criminal charge against the applicant for the purpose of Article Het gaat dan niet om fiscale boetes, aangezien deze boetes wel gezien kunnen worden als een criminal charge. Zie ook EHRM 12 juli 2001, nr /98 (Ferrazzini tegen Italië), Zie ook Widdershoven 2006, p. 4. Het ambtenarenrecht valt volgens het EHRM sinds 2007 ook onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM (zie EHRM 19 april 2007, nr /00 (Vilho Eskelinen en anderen tegen Finland), 57 59). 9 ABRvS 3 december 2008, LJN BG5910; ABRvS 3 juni 2009, LJN BI6092, r.o HR 10 juni 2011, LJN BO5080, r.o

9 9 rechtszekerheid apart van artikel 6 EVRM tot finale vaststelling van een verzoek om immateriële schadevergoeding en het daaruit voortvloeiende geschil binnen een redelijke termijn Aanvang en einde van de redelijke termijn Ten aanzien van de redelijke termijn is het van belang om eerst de totale duur van de doorlopen procedure vast te stellen, voordat het bestuurlijk en rechterlijk aandeel 12 in die procedure kan worden bepaald. 13 Om dit te bereiken moeten eerst de aanvang en het einde van de redelijke termijn worden vastgesteld Aanvang van de redelijke termijn De aanvang van de redelijke termijn is afhankelijk van het soort geschil. In artikel 6 EVRM is dan ook onderscheid te maken tussen geschillen omtrent civil rights and obligations en geschillen omtrent een criminal charge. Bij geschillen omtrent civil rights and obligations kan daarnaast onderscheid worden gemaakt tussen geschillen waarin de bezwaarfase wel onderdeel uitmaakt van de aan te wenden rechtsmiddelen en waarin dit niet het geval is. Bij geschillen omtrent civil rights and obligations waarin de bezwaarfase geldt, vangt de redelijke termijn aan wanneer het bestuursorgaan een bezwaarschrift tegen het primaire besluit ontvangt waardoor sprake is van een geschil. 14 Indien er geen primair besluit is genomen, kan de redelijke termijn ook aanvangen doordat de belanghebbende rechtstreeks beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. 15 Het is echter niet uitgesloten dat het beginpunt van de redelijke termijn eerder ontstaat. Hierbij spelen bijzondere omstandigheden van het geval een grote rol. Zo heeft de Raad geoordeeld dat de redelijke termijn ook kan aanvangen met een brief waarin om een primair besluit wordt gevraagd, zodat tegen dat besluit bezwaar kan worden gemaakt Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Het bestuurlijk aandeel begint met de indiening van een bezwaarschrift of al met een zienswijze en eindigt met de beslissing op dat bezwaar of na het besluit naar aanleiding van de zienswijze. Het rechterlijk aandeel begint na het einde van het bestuurlijk aandeel. Het kan echter zo zijn dat naar aanleiding van een rechterlijke beslissing een nieuwe beslissing op bezwaar moet komen. De tijd die het bestuursorgaan nodig heeft om dit nieuwe besluit te nemen, moet worden opgeteld bij het eerdere bestuurlijk aandeel. Zie Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p CRvB 10 juni 2009, LJN BI8287, r.o. 5.3 (in deze uitspraak wordt verwezen naar CRvB 4 november 2005, LJN AU5643); ABRvS 3 juni 2009, LJN BI6092, r.o ; ABRvS 25 mei 2011, LJN BQ5948, r.o Zie ook De Poorter & Pahladsingh 2010, p Dit is het gevolg van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. De belanghebbende dient eerst een ingebrekestelling naar het bestuursorgaan te sturen. Na ontvangst van die ingebrekestelling heeft het bestuursorgaan twee weken de tijd om alsnog een beslissing te nemen (artikel 4:17 lid 3 van de Awb). Doet het bestuursorgaan dit niet, dan kan de belanghebbende na afloop van de twee weken termijn rechtstreeks beroep instellen (artikel 6:12 lid 2 onder b van de Awb). 16 CRvB 13 maart 2008, LJN BC7537. In deze zaak duurde het erg lang voordat het UWV na de bekendmaking van de conclusies van een arbeidsongeschiktheidsonderzoek aan de belanghebbende een primair besluit nam, terwijl de belanghebbende zich niet in de conclusies van dat onderzoek kon vinden. De Raad overwoog dan ook het volgende doordat het vervolgens nog tot 6 september 2004 heeft geduurd voordat het Uwv een primair besluit aan appellante deed toekomen, heeft het Uwv appellante er langdurig van afgehouden om het in artikel 6 van het EVRM neergelegde recht op berechting binnen een redelijke termijn te effectueren. Onder deze omstandigheden moet naar het oordeel van de Raad voor de aanvang van die termijn de brief van 25 juli 2000 op één lijn worden gesteld met een bezwaarschrift tegen het uitblijven van een primair besluit (alinea 8 onder II. Overwegingen ).

10 10 In geschillen waarin de bezwaarfase geen onderdeel uitmaakt van de aan te wenden rechtsmiddelen 17, is het de vraag of de redelijke termijn begint met het indienen van zienswijzen of met het instellen van beroep tegen het besluit van een bestuursorgaan dat naar aanleiding van die zienswijzen is genomen. 18 De Poorter en Pahladsingh zijn van mening dat in vreemdelingengeschillen met betrekking tot asiel waar geen bezwaarfase geldt 19 de redelijke termijn niet aanvangt op het moment dat door de vreemdeling zienswijzen tegen het voornemen worden ingediend. Volgens hen is de ratio hierachter dat het voornemen geen rechtsgevolg heeft en geen rechten en/of verplichtingen doet ontstaan. Daarnaast is volgens De Poorter en Pahladsingh van belang dat de fase waarin een voornemen wordt genomen het karakter heeft van de bestuurlijke besluitvormingsfase, waarbij het accent veel minder ligt op het noodzakelijke voorportaal voor de gang naar de rechter (de bezwaarfase). 20 In hun optiek vangt de redelijke termijn in dergelijke geschillen daarom aan op het moment dat het primaire besluit door het bestuursorgaan is genomen, aangezien daardoor rechten en verplichtingen voor de vreemdeling ontstaan. Inmiddels heeft de Afdeling in een vreemdelingengeschil uitsluitsel gegeven over het antwoord op de vraag of de redelijke termijn kan aanvangen met het indienen van een zienswijze. De Afdeling heeft geoordeeld dat een voornemen geen rechtsgevolg heeft en derhalve niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Een voornemen is namelijk onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag, waardoor een geschil pas ontstaat op het moment dat tegen een afwijzend besluit door de vreemdeling beroep wordt ingesteld. 21 De eerder genoemde redenatie van De Poorter en Pahladsingh is dan ook correct. Hetzelfde geldt volgens de Afdeling overigens ook voor de aanvang van de redelijke termijn in bestemmingsplangeschillen. Het indienen van zienswijzen tegen een ontwerp bestemmingsplan en de tijdsduur die is gemoeid met de voorbereiding en vaststelling van het bestemmingsplan, worden bij de berekening van de redelijke termijn door de Afdeling buiten beschouwing gelaten. 22 Het moge duidelijk zijn dat bij geschillen omtrent civil rights and obligations bij de bepaling van het beginpunt van de redelijke termijn gekeken moet worden of de bezwaarfase al dan niet onderdeel uitmaakt van de aan te wenden rechtsmiddelen. Dit in tegenstelling tot de hierna te bespreken geschillen omtrent een criminal charge. 17 Dit is het geval in geschillen waarin toepassing is gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb en in de asielprocedure uit het vreemdelingenrecht. 18 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Artikel 80 Vreemdelingenwet De Poorter & Pahladsingh 2010, p ABRvS 7 april 2010, LJN BM0214, r.o (2e alinea). 22 ABRvS 23 mei 2007, LJN BA5515, r.o

11 11 Het beginpunt van de redelijke termijn in geschillen omtrent een criminal charge is namelijk anders dan bij geschillen omtrent civil rights and obligations. In dergelijke geschillen vangt de redelijke termijn aan op het moment dat een burger is charged 23. Dit betekent voor het Nederlands bestuursrecht dat de redelijke termijn aanvangt op het moment dat het desbetreffende bestuursorgaan ten opzichte van de belanghebbende een handeling verricht, waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hij wordt verdacht van een overtreding die kan leiden tot oplegging van een boete. 24 In de praktijk betreft deze handeling veelal de boetekennisgeving Einde van de redelijke termijn Bij zowel geschillen omtrent civil rights and obligations als bij geschillen omtrent een criminal charge eindigt de redelijke termijn wanneer het geschil materieel is beslecht. 26 Dit betekent echter niet altijd dat de duur van de redelijke termijn eindigt bij de uitspraak van de rechter in hoogste instantie. 27 In sommige geschillen zal naar aanleiding van de uitspraak van de bestuursrechter door het bestuursorgaan een nieuw besluit moeten worden genomen. Deze fase van de procedure telt tevens mee bij de berekening van de redelijke termijn en indien deze fase te lang duurt, kan dit alsnog leiden tot schending van die termijn. 28 De redelijke termijn kan in dat geval eindigen op het moment dat het bestuursorgaan een nieuwe beslissing heeft genomen waartegen geen rechtsmiddel is aangewend. 29 Er moet wel worden opgemerkt dat deze fase niet wordt beïnvloed door de bestuurlijke lus 30, want wanneer de bestuursrechter hiervan gebruik maakt volgt er een tussenuitspraak waar het bestuursorgaan naar moet handelen. Later volgt de einduitspraak van de bestuursrechter, waardoor het wijzigen van het besluit door het bestuursorgaan onder het rechterlijk aandeel van de procedure valt en de redelijke termijn eindigt wanneer het geschil materieel is beslecht. 23 EHRM 15 juli 1982, nr. 8130/78 (Eckle tegen Duitsland), 73. Het EHRM heeft ook geoordeeld dat charge gedefinieerd kan worden als the official notification given to an individual by the competent authority of an allegation that he has committed a criminal offence. 24 CBb 25 maart 2011, LJN BQ5977, r.o (2 e alinea). 25 Zie ook De Poorter & Pahladsingh 2010, p. 86 en Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 132, waarin wordt verwezen naar de uitspraak ABRvS 24 december 2008, LJN BG Dit houdt in dat in het geschil bindend is beslist: er staan geen rechtsmiddelen (meer) open en/of een beslissing is onherroepelijk geworden. 27 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p ABRvS 28 mei 2008, LJN BD2637, r.o Op grond van artikel 8:51a Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Hiervoor kan hij een termijn bepalen waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek moet herstellen.

12 Duur van de redelijke termijn Naast de aanvang en het einde van de redelijke termijn, is het van belang om te bepalen welke termijn in een concreet geschil redelijk is. Er is echter verschil tussen de berekening van de redelijke termijn door het EHRM en door de hoogste Nederlandse bestuursrechters Benadering door het EHRM Het EHRM bekijkt de maximale duur van de redelijke termijn per geschil, waarbij the reasonableness van de duur van de gehele procedure bepaald moet worden in het licht van de omstandigheden van het geval. 31 Dit betekent dat de specifieke omstandigheden van het geschil meewegen bij de beoordeling of de termijn al dan niet redelijk is. De specifieke omstandigheden van het geval die meewegen, zijn volgens het EHRM de complexiteit van de zaak, het processuele gedrag van de belanghebbende en het bestuursorgaan en het getroffen belang ( what was at stake ). 32 Naast deze omstandigheden zijn ook de wijze van behandeling van de zaak door het bestuursorgaan en de rechter en de aard 33 van de maatregel van belang. 34 Door de specifieke omstandigheden van een geschil te benaderen, beoordeelt het EHRM de duur van de redelijke termijn door middel van maatwerk. Hier kleeft echter ook een nadeel aan, nu niet van tevoren kan worden geoordeeld wanneer een termijn al dan niet redelijk is. 35 Hier moet wel een nuancering op worden gemaakt, aangezien naarmate er meer uitspraken over de redelijke termijn komen er meer duidelijkheid ontstaat omtrent de redelijke termijn Benadering door de Nederlandse bestuursrechters De hoogste bestuursrechters in ons land benaderen de redelijke termijn niet door middel van maatwerk zoals het EHRM dat doet. Zij benaderen de redelijke termijn namelijk door de toepassing van gefixeerde termijnen, waarbij de criteria van het EHRM mee kunnen wegen als correctiefactoren. 36 Wel kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van die gefixeerde termijnen, waardoor aan de jurisprudentie van het EHRM wordt voldaan. Deze wijze van benadering heeft als praktisch nut dat de betrokken partijen in zijn algemeenheid weten waar zij aan toe zijn. 31 EHRM 6 april 2000, nr /97 (Comingersoll S.A. tegen Portugal), 19; EHRM 27 juni 2000, nr /96 (Frydlender tegen Frankrijk), 43; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), EHRM 6 april 2000, nr /97 (Comingersoll S.A. tegen Portugal), 19; EHRM 27 juni 2000, nr /96 (Frydlender tegen Frankrijk), 43; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), Hoe ingrijpender de maatregel, des te korter is de redelijke termijn: zie Poppema 2009, p CRvB 5 juli 2011, LJN BR1214, r.o Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 132.

13 13 De totale duur van de redelijke termijn in geschillen omtrent civil rights and obligations en een criminal charge wordt door onze hoogste bestuursrechters ook anders benaderd dan door het EHRM. De gefixeerde termijnen lopen bij de Afdeling, de Raad en het College in geschillen omtrent civil rights and obligations uiteen. 37 Zo heeft de Afdeling in schadevergoedingsgeschillen in het ruimtelijke bestuursrecht en in vreemdelingengeschillen 38 geoordeeld dat een maximale duur van vijf jaar redelijk is. Hierbij mag de bezwaarfase in beginsel één jaar en de beroeps en hoger beroepsfase twee jaar duren. 39 De Raad heeft in uitkeringsgeschillen geoordeeld dat voor een procedure in drie instanties bezwaar, beroep en hoger beroep een maximale duur van vier jaar redelijk is. 40 Net als de Afdeling, heeft ook de Raad deeltermijnen gesteld voor de duur van de bezwaar, beroeps en hoger beroepsfase: de bezwaarfase mag in beginsel een half jaar duren, de beroepsfase anderhalf jaar en de hoger beroepsfase twee jaar. Hierbij geldt volgens de Raad dat over het algemeen geen sprake zal zijn van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel, als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd. 41 Het CBb heeft net zoals de Raad geoordeeld dat een maximale termijn van vier jaar redelijk is. 42 De deeltermijnen die het CBb hanteert, wijken echter af van de deeltermijnen die de Raad hanteert: één jaar voor de primaire besluitvormingsfase, één jaar voor de bezwaarfase en twee jaar voor de rechterlijke fase. 43 Uit het voorgaande blijkt dat de gefixeerde termijnen bij zowel de Afdeling als de Raad en het College in geschillen omtrent civil rights and obligations niet gelijk zijn. Dit is opvallend, zeker aangezien men in het kader van de rechtszekerheid zou verwachten dat die termijnen gelijk zijn. Daarnaast doen de termijnen niet altijd recht aan de verschillende omstandigheden van het geval, waardoor het moeilijk te verklaren is waarom de drie hoogste bestuursrechters verschillende termijnen hanteren. Een mogelijke oplossing voor dit probleem kan worden gevonden in eenduidige standaardtermijnen en de mogelijkheid voor de rechter om in bijzondere geschillen van die termijnen af te wijken. 44 Deze mogelijkheid zal nader worden besproken in paragraaf Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p ABRvS 17 april 2009, LJN BI2283, r.o ; ABRvS 3 juni 2009, LJN BI6092, r.o ABRvS 24 december 2008, LJN BG8294, r.o (4 e alinea); ABRvS 25 mei 2011, LJN BQ5948, r.o (2 e alinea). 40 CRvB 26 januari 2009, LJN BH1009, r.o. 3.4; CRvB 25 maart 2009, LJN BH9991, r.o. 8.2; CRvB 5 juli 2011, LJN BR1214, r.o CRvB 26 januari 2009, LJN BH1009, r.o. 3.5, waarin wordt verwezen naar CRvB 12 november 2008, LJN BG5163; CRvB 5 juli 2011, LJN BR1214, r.o CBb 3 maart 2009, LJN BH6281, r.o Indien een versnelde sanctieprocedure is gevolgd, dan wordt een termijn van drie jaar redelijk geacht waarbij zowel de bezwaarfase als de rechterlijke fase in eerste aanleg anderhalf jaar mag duren (CBb 25 maart 2011, LJN BQ5977, r.o ). 43 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Zie ook Dijkshoorn 2010, p

14 14 In geschillen omtrent een criminal charge met name boetezaken wordt de redelijke termijn door de hoogste bestuursrechters in ons land wel hetzelfde benaderd. In dergelijke geschillen wordt een maximale termijn van vier jaar redelijk geacht, waarbij wordt verwezen naar rechtspraak van de Hoge Raad. 45 Hierbij geldt in beginsel dat de bezwaarfase en de beroepsfase samen twee jaar mogen duren en het hoger beroep ook twee jaar. 46 De hiervoor besproken deeltermijnen van de verschillende fasen van de procedure van zowel geschillen omtrent civil rights and obligations als die omtrent een criminal charge kunnen volgens de Hoge Raad onderling worden gecompenseerd. 47 Het is hierbij wel van belang dat de totale duur van de procedure niet wordt overschreden. Anders gezegd: een trage behandeling van de bezwaar of beroepsfase kan worden gecompenseerd door de voortvarende afhandeling van de daaropvolgende beroeps of hoger beroepsfase. De Afdeling heeft dit overgenomen 48 en uit uitspraken van de Raad 49 kan worden opgemaakt dat ook de Raad compensatie tussen de verschillende fasen in de procedure mogelijk acht. 50 De Raad benadrukt echter wel dat artikel 6 EVRM betrekking heeft op de behandeling van een geschil binnen een redelijke termijn door de rechter en niet door het bestuursorgaan. De bezwaarfase wordt weliswaar meegerekend bij de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden 51, maar dit houdt volgens de Raad niet in dat aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op schadevergoeding kan worden ontleend in de situatie dat sprake is van een (te) lange behandelingsduur in de bezwaarfase zonder dat het geschil daarna aan de rechter is voorgelegd. 52 Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat, indien vernietiging van een beslissing op bezwaar door de rechtbank leidt tot een hernieuwde behandeling van het bezwaar en mogelijk ook een herhaalde behandeling door de rechter, de overschrijding van de redelijke termijn in beginsel volledig aan het bestuursorgaan moet worden toegerekend. De Raad overweegt hierbij echter wel dat indien in de loop van de gehele procedure sprake is (geweest) van een langere behandelingsduur bij een rechterlijke instantie dan gerechtvaardigd, de periode waarmee de behandelingsduur is overschreden niet voor rekening van het bestuursorgaan komt maar voor 45 HR 22 april 2005, LJN AO9006, r.o en Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 132, waarin wordt verwezen naar ABRvS 24 december 2008, LJN BG8313 en CRvB 28 augustus 2008, LJN BE HR 22 april 2005, LJN AO ABRvS 24 december 2008, LJN BH8294, r.o (5 e alinea); ABRvS 26 april 2011, LJN BQ3236, r.o (3 e alinea). 49 CRvB 12 november 2008, LJN BG5163, r.o. 5.3; CRvB 26 januari 2009, LJN, r.o In de laatste uitspraak heeft de Raad dit voorzichtig geformuleerd: Heeft [ ] de totale procedure langer dan vier jaar geduurd, dan dient vervolgens per instantie te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij de verschillende instanties in beginsel binnen de volgende termijnen zouden moeten worden afgerond: bezwaar een half jaar, beroep anderhalf jaar en hoger beroep twee jaar.. 50 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p CRvB 24 april 2009, LJN BI2748, r.o De Raad overweegt hiertoe het volgende: de bezwaarfase [is] een in beginsel verplichte procedure is voor de behandeling van een tussen partijen bestaand geschil, die moet worden gevolgd alvorens de belanghebbende dit geschil aan de rechter kan voorleggen. 52 CRvB 24 april 2009, LJN BI2748, r.o. 4.1.

15 15 rekening van de Nederlandse Staat CRvB 25 maart 2009, LJN BH9991, r.o. 8.3; CRvB 8 april 2011, LJN BQ0928, r.o. 5.1; CRvB 5 juli 2011, LJN BR1214, r.o. 2.3.

16 16 3. Een effectief rechtsmiddel tegen overschrijding van de redelijke termijn Een fundamenteel recht op het gebied van rechtsbescherming vloeit voort uit artikel 13 EVRM. Dit artikel bepaalt dat een ieder van wie de rechten en vrijheden uit het EVRM zijn geschonden het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel ( effective remedy ) voor een nationale instantie. Dit hoofdstuk behandelt de verplichting voor verdragsstaten om een effectief rechtsmiddel bij overschrijding van de redelijke termijn te garanderen, waarbij de criteria die het EHRM hieraan stelt uiteen worden gezet. Vervolgens wordt ook bekeken of Nederland aan die vereisten voldoet. In samenhang met het bieden van een effectief rechtsmiddel, zal ook de wijze van toekennen van schadevergoeding in geval van overschrijding van de redelijke termijn aan bod komen en wordt er bekeken of Nederland dezelfde criteria hanteert als het EHRM. 3.1 Een effectief rechtsmiddel Een effectief rechtsmiddel volgens het EHRM Wanneer de redelijke termijn is overschreden bestaat volgens het EHRM op grond van de artikelen 6 en 13 EVRM voor de verdragsstaat de verplichting om een effectief rechtsmiddel te garanderen. Het EHRM overweegt dat artikel 13 EVRM zo moet worden geïnterpreteerd dat een verdragsstaat een effectief rechtsmiddel voor een nationale instantie moet garanderen, indien strijd met de redelijke termijn uit artikel 6 EVRM wordt verondersteld. 54 De effectiviteit van het rechtsmiddel is volgens het EHRM niet van invloed op de gunstige uitkomst voor de klager. Daarnaast hoeft de nationale instantie waar artikel 13 EVRM op doelt niet per definitie een gerechtelijke instantie te zijn. Echter, als er geen gebruik wordt gemaakt van een gerechtelijke instantie, dan zijn de bevoegdheden en de garanties welke die instantie biedt relevant om te bepalen of het rechtsmiddel wel effectief is. 55 In zijn latere jurisprudentie heeft het EHRM de eis van effectiviteit nader uitgewerkt. Aan deze eis wordt volgens het EHRM namelijk al voldaan wanneer de beschikbare rechtsmiddelen de schending dan wel het voortduren daarvan voorkomen of als er een passende schadevergoeding kan worden verkregen voor de schending die al heeft plaatsgevonden. 56 In de literatuur is op deze latere jurisprudentie van het EHRM kritiek geuit, aangezien verdragsstaten naast het bieden van een mogelijkheid tot verkrijging van schadevergoeding een 54 EHRM 26 oktober 2000, nr /96 (Kudla tegen Polen), EHRM 26 oktober 2000, nr /96 (Kudla tegen Polen), EHRM 7 februari 2008, nr /03 (Parizov tegen de voormalige Joegoslavische republiek van Macedonië), 39.

17 17 compensatoir rechtsmiddel niet worden verplicht te voorzien in een preventief rechtsmiddel waarmee (verdere) termijnoverschrijdingen kunnen worden voorkomen. 57 Deze kritiek is mijns inziens terecht, al is het echter niet zo dat het EHRM zich geen zorgen maakt over de frequentie waarmee overtredingen van de redelijke termijn voorkomen. Zo heeft het EHRM overwogen dat de toenemende frequentie waarmee dergelijke overtredingen voorkomen een important danger vormt voor de rule of law, zeker wanneer er voor de burger geen effectief rechtsmiddel bestaat. 58 Het EHRM benadrukt hiermee het belang van het bieden van een effectief rechtsmiddel tegen overschrijdingen van de redelijke termijn Geen effectief rechtsmiddel in het Nederlandse bestuursrecht Het EHRM vereist zoals uit de vorige paragraaf blijkt van een verdragsstaat dat deze een effectief rechtsmiddel tegen overschrijding van de redelijke termijn garandeert. In het Nederlandse bestuursrecht is het mogelijk een 8:73 Awb verzoek in te dienen, een zelfstandig schadebesluit bij het bestuursorgaan uit te lokken of een vordering uit onrechtmatige daad 59 bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. 60 De genoemde mogelijkheden om tegen overschrijding van de redelijke termijn op te komen omvatten echter geen expliciet effectief rechtsmiddel tegen overschrijdingen van de redelijke termijn. Ze zijn namelijk niet toegerust om een schadevergoedingsactie wegens overschrijding van de redelijke termijn mogelijk te maken: ze kunnen ook worden gebruikt om andere schade vergoed te kunnen krijgen dan schade die is veroorzaakt door overschrijding van de redelijke termijn. 61 Daar komt bij dat artikel 8:73 Awb het enige artikel is omtrent schadevergoeding, waardoor dit artikel door bestuursrechters als kapstok 62 wordt gebruikt om zo toch schadevergoeding bij geleden spanning en frustratie te kunnen verkrijgen. Artikel 8:73 Awb is echter niet specifiek geschreven om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter mogelijk te maken. Integendeel zelfs, het is geschreven ten aanzien van geleden schade door het handelen van een bestuursorgaan. 63 Door geforceerd met artikel 8:73 Awb om te gaan kan de rechter toch schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toekennen. Dat de toepassing van artikel 8:73 Awb geforceerd is bij het toekennen van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn blijkt uit het volgende. Uit de bewoordingen van artikel 8:73 Awb volgt dat om schadevergoeding te kunnen verkrijgen het beroep (of hoger beroep) gegrond moet worden verklaard. Het is echter denkbaar dat het beroep ongegrond is, maar dat de redelijke termijn wel is overschreden. De bestuursrechter kan dit oplossen door het beroep toch gegrond te verklaren en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. 57 Barkhuysen & van Emmerik 2008, p Zie ook Barkhuysen & Jansen 2003, p EHRM 26 oktober 2000, nr /96 (Kudla tegen Polen), Artikel 6:162 BW. 60 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p De Poorter & Pahladsingh 2010, p Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p Jansen 2009, p. 63.

18 18 Hierdoor kan artikel 8:73 Awb worden toegepast om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn te verkrijgen. De Afdeling heeft een uitspraak gedaan, waarbij zij het op net een andere manier gebruik is gemaakt van een dergelijke geforceerde constructie en de grenzen van de wet zijn opgezocht. In de betreffende zaak heeft de Afdeling na beklag van de belanghebbende niet vastgesteld dat artikel 6 EVRM daadwerkelijk was geschonden, maar oordeelde wel dat uit de duur van de gehele procedure en die van de deeltermijnen het vermoeden [kon] worden ontleend dat de redelijke termijn [was] geschonden door de rechtbank. 64 Door middel van verdragsconforme toepassing 65 van artikel 8:73 Awb in samenhang met artikel 39, eerste lid, Wet RvS heeft de Afdeling in deze zaak het onderzoek naar overschrijding van de redelijke termijn heropend. Vervolgens werd met toepassing van artikel 8:26 Awb de Nederlandse Staat (feitelijk de Minister van Justitie 66 ) door de Afdeling aangemerkt als partij in die procedure, aangezien het ging om overschrijding van de redelijke termijn door de rechtbank. 67 Deze heropening is geforceerd, omdat in deze zaak de Afdeling de aangevallen uitspraak van de rechtbank in stand heeft gelaten. Het ging dus niet om een gegrondverklaring van het beroep, zoals artikel 8:73 Awb vereist. Wel moesten de gronden van het bestreden besluit door de heropening worden verbeterd ter voorbereiding van een nadere uitspraak omtrent de gevorderde schadevergoeding. 68 Zoals Barkhuysen en van Emmerik het hebben verwoord 69 is deze zaak een stap voorwaarts voor de effectieve rechtsbescherming tegen overschrijdingen van de redelijke termijn in Nederland en wordt er door de Afdeling met deze uitspraak meer recht gedaan aan de eisen van een effectief rechtsmiddel tegen rechterlijke termijnoverschrijding op grond van de artikelen 6 en 13 EVRM. 70. Deze stap voorwaarts blijkt uit het feit dat de belanghebbende niet langer genoodzaakt is tot het voeren van een civiele procedure om schadevergoeding te verkrijgen wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het voordeel hiervan is namelijk dat de belanghebbende geen nieuwe procedure aanhangig hoeft te maken bij de burgerlijke rechter, die de nodige tijd in beslag zal nemen, terwijl de lange duur van de (bestuursrechtelijke) procedure juist ter discussie staat. 64 ABRvS 4 juni 2008, LJN BD3121, r.o (2 e alinea). 65 Dit houdt in dat in het licht van de artikelen 6 en 13 EVRM toch schadevergoeding kan worden verkregen wegens overschrijding van de redelijke termijn, terwijl de desbetreffende artikelen uit de Awb en de Wet RvS daar niet op zijn toegesneden. 66 Op 1 mei 2009 is de Regeling mandaat en machtiging Raad voor de rechtspraak (verzoeken tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijk termijn) in werking getreden. Op grond van artikel 1 van die regeling is de bevoegdheid om verweer te voeren tegen een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door de staatssecretaris van Justitie gemandateerd aan de Raad voor de rechtspraak. 67 ABRvS 4 juni 2008, LJN BD3121, r..o (3 e alinea). 68 ABRvS 4 juni 2008, LJN BD3121, r.o. 2.7 en 3 (onder II). 69 Barkhuysen & van Emmerik 2008, p Barkhuysen & van Emmerik 2008, p

19 19 Bovendien bestaat dan de kans dat de redelijke termijn opnieuw, dan wel verder wordt overschreden. Verder wordt hiermee voorkomen dat een lagere rechter moet oordelen over het handelen van een van onze hoogste bestuursrechters. 71 Uit het voorgaande blijkt dat wij in Nederland op dit moment geen effectief rechtsmiddel hebben dat toegesneden is op overschrijdingen van de redelijke termijn. Dit betekent voor belanghebbenden in geschillen omtrent civil rights and obligations dat zij in hun beroep of hoger beroepschrift moeten klagen over de lange duur van de procedure. Artikel 6 EVRM hoeft hierbij niet expliciet genoemd te worden, aangezien de rechter op grond van artikel 8:69, tweede lid, Awb de rechtsgronden kan aanvullen en de klacht op kan vatten als een beroep op overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM. 72 Als een belanghebbende wel klaagt over de (te) lange duur van de gehele procedure, maar geen verzoek tot schadevergoeding indient, wordt door de Afdeling geoordeeld dat in de klacht tevens een verzoek om vergoeding van de door de vermeende schending geleden immateriële schade besloten ligt. Dit is echter alleen anders wanneer het tegendeel uitdrukkelijk is gebleken. 73 In geschillen omtrent een criminal charge (voornamelijk boetegeschillen) wordt echter ambtshalve beoordeeld of er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. 74 Er hoeft in dergelijke geschillen dus geen verzoek tot schadevergoeding te worden ingediend en er hoeft ook niet over de (te) lange duur van de gehele procedure te worden geklaagd. Het is echter niet duidelijk of deze ambtshalve toetsing plaatsvindt omdat de redelijke termijn een kwestie van openbare orde betreft of omdat de rechtsgronden worden aangevuld Compensatiemogelijkheden bij overschrijding van de redelijke termijn Nederland heeft zoals in paragraaf aan bod is gekomen geen effectief rechtsmiddel dat specifiek is toegerust op het voorkomen of voortduren van schending van de redelijke termijn. Wel wordt door de bestuursrechters al dan niet ambtshalve schadevergoeding toegekend indien de redelijke termijn is overschreden. Deze paragraaf is gewijd aan de compensatiemogelijkheden bij overschrijding van de redelijke termijn: welke soorten schade worden vergoed, welke standaarden hanteert het EHRM hierbij en hoe pakken de hoogste bestuursrechters in ons land dit aan? 71 Jansen 2009, p De Poorter & Pahladsingh 2010, p ABRvS 4 juni 2008, LJN BD3121, r.o ; ABRvS 24 december 2008, LJN BG8294, r.o ; ABRvS 4 maart 2009, LJN BH4667, r.o (4 e alinea). 74 HR 22 april 2005, LJN AO9006, r.o. 4.7; CRvB 29 april 2004, LJN AO8650 (alinea 8 onder II. Motivering ). 75 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 134.

20 Soorten schade die voor vergoeding in aanmerking komen Het EHRM heeft in schadevergoedingszaken bepaald dat er sprake kan zijn van pecuniary damage (materiële schade/vermogensschade) en non pecuniary damage (immateriële schade/niet vermogensschade). De materiële schade is het directe gevolg van de vermeende schending van de redelijke termijn, terwijl de immateriële schade dient ter vergoeding van de angst, het ongemak en de onzekerheid die door de schending is veroorzaakt en andere immateriële schade. 76 Daarnaast kan de immateriële schade ook bestaan uit distress and frustration 77 (spanning en frustratie) die wordt ondervonden doordat de redelijke termijn is overschreden Compensatie door het EHRM In zijn jurisprudentie heeft het EHRM bepaald dat een verzoek tot schadevergoeding een effectief, adequaat en toegankelijk rechtsmiddel is tegen overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij overweegt het EHRM dat er snel over dat verzoek dient te worden beslist en de schadevergoeding snel dient te worden betaald. 79 Verder overweegt het EHRM dat de schadevergoeding appropriate and sufficient 80 (passend en toereikend) moet zijn. 81 Wat betreft de toereikendheid van de schadevergoeding overweegt het EHRM dat het niveau van compensatie afhangt van de kenmerken en de effectiviteit van het nationale rechtsmiddel. Het is echter volgens het EHRM wel zo dat de toekenning van schadevergoeding op nationaal niveau lager mag zijn dan de schadevergoeding die het EHRM zou toekennen. 82 Aan de lagere toekenning op nationaal niveau wordt door het EHRM wel de voorwaarde verbonden dat de uitspraak consonant with the legal tradition and the standard of living in the country concerned 83 dient te zijn. Deze uitspraak moet niet alleen snel worden gedaan, maar ook spoedig ten uitvoer worden gelegd. Bovendien moet de uitspraak gedegen gemotiveerd zijn EHRM 6 april 2000, nr /97 (Comingersoll S.A. tegen Portugal), EHRM 26 oktober 2000, nr /96 (Kudla tegen Polen), Zie ook Dijkshoorn 2010, p EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), Zie ook Dijkshoorn 2010, p EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), 205; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), 206; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), 206; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), 96.

21 21 Er dient echter wel te worden opgemerkt dat het EHRM de lagere schadevergoeding als manifestly unreasonable 85 (kennelijk onredelijk) kan aanmerken, indien die vergoeding in de ogen van het EHRM in vergelijking met de toekenning van schadevergoeding in vergelijkbare geschillen lager is. Tot nu toe heeft het EHRM geoordeeld dat vergoedingen tot 27% van wat het EHRM in vergelijkbare geschillen heeft toegekend, manifestly unreasonable zijn. 86 Uit de jurisprudentie van het EHRM kan vervolgens worden opgemaakt dat het EHRM een vergoeding voor immateriële schade toekent tussen de 1.000, en 1.500, per jaar dat de gehele procedure heeft geduurd, waarbij het zowel gaat om de redelijke termijn als de onredelijke verlenging daarvan. Bovenop dat bedrag kan nog een bonus van 2.000, worden toegekend indien het geschil een zwaarwegend belang omvat, zoals het geval is bij socialezekerheidskwesties (arbeids en pensioenkwesties) en geschillen omtrent de gezondheid of het leven van de belanghebbende. 87 In geschillen waarin aan de belanghebbende een vergoeding is toegekend die volgens het EHRM manifestly unreasonable is, matigt het EHRM de vergoeding die het toekent. Dit doet het EHRM door de desbetreffende staat te veroordelen tot het betalen van het verschil tussen de vergoeding dat op nationaal niveau is verkregen en de vergoeding die niet door het EHRM als manifestly unreasonable zou zijn aangemerkt en snel zou zijn betaald. 88 De reden achter de matiging is dat het EHRM ervoor wil zorgen dat verdragsstaten zelf maatregelen nemen tegen overschrijdingen van de redelijke termijn. Verdragsstaten die dergelijke maatregelen waaronder compenserende maatregelen 89 hebben getroffen, worden dan ook minder streng bestraft door het EHRM Compensatie door de hoogste Nederlandse bestuursrechters In Nederland bestaan drie compensatiemogelijkheden in geval van overschrijding van de redelijke termijn: (1) het louter constateren dat de redelijke termijn is overschreden, (2) de vermindering van een punitieve sanctie (boetematiging) of (3) een financiële vergoeding (schadevergoeding). 91 Deze compensatiemogelijkheden zullen hierna in de volgorde worden besproken zoals zij zojuist zijn opgesomd. 85 EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), 214; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzatti tegen Italië), 104. In deze laatste zaak is door het EHRM de kennelijke onredelijkheid anders verwoord: Even if the method of calculation provided for in domestic law does not correspond exactly to the criteria established by the Court, an analysis of the Court s case law relating to awards of just satisfaction for excessively lengthy proceedings should enable the courts of appeal to award sums that are not unreasonable in comparison with the awards made by the Court in similar cases. 86 Dijkshoorn 2010, p Zie ook EHRM 29 maart 2006, nr /01 (Musci tegen Italië), Dijkshoorn 2010, p EHRM 29 maart 2006, nr /97 (Scordino tegen Italië), 269; EHRM 29 maart 2006, nr /00 (Riccardi Pizzati tegen Italië), EHRM 29 maart 2006, nr /01 (Musci tegen Italië), Dijkshoorn 2010, p Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 135.

22 22 Het louter constateren dat de redelijke termijn is overschreden wordt onder andere toegepast in geschillen omtrent terugvorderingsbesluiten, waarin de belanghebbende tijdens de onredelijk lange periode van de procedure voordeel heeft genoten van onverschuldigd betaalde uitkeringen of subsidies. 92 Een ander voorbeeld is een geschil waarin een belanghebbende tot in hoger beroep heeft doorgeprocedeerd, terwijl het ging om een gering financieel belang. 93 De vermindering van een punitieve sanctie (boetematiging) wordt toegepast in geschillen omtrent een criminal charge. In dergelijke geschillen wordt in navolging van de Hoge Raad 94 de punitieve sanctie met 5% verminderd als de overschrijding zes maanden of minder heeft geduurd en met 10% verminderd als de overschrijding zes tot twaalf maanden heeft geduurd. Indien de overschrijding meer dan twaalf maanden heeft geduurd, wordt er naar bevind van zaken gehandeld. 95 Bij de boetematiging geldt echter wel dat de vermindering van de sanctie niet meer dan 2.500, kan bedragen en dat er geen vermindering wordt toegepast indien de boete minder dan 1.000, bedraagt. In dit laatste geval wordt volstaan met het oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, lid 1, van het EVRM. 96 De laatste compensatiemogelijkheid financiële vergoeding (schadevergoeding) wordt toegepast in geschillen omtrent civil rights and obligations waarin de redelijke termijn is overschreden. Onze hoogste bestuursrechters wijken bij de toekenning van vergoeding van immateriële schade af van de berekening die het EHRM ten aanzien hiervan hanteert. Uitgangspunt bij de berekening van de schadevergoeding door het EHRM is zoals uit paragraaf blijkt de totale duur van de doorlopen procedure, waardoor zowel de redelijke termijn als de onredelijke verlenging daarvan mee worden geteld. De hoogste bestuursrechters in ons land gaan daarentegen bij de berekening van de schadevergoeding enkel uit van de onredelijke verlenging van de redelijke termijn. 97 Voor elk half jaar dat de redelijke termijn is overschreden kan een schadevergoeding van 500, worden verkregen, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. 98 Er wordt dus een vergoeding van maximaal 1.000, per jaar toegekend, terwijl het EHRM een vergoeding tussen de 1.000, en 1.500, toekent. Daarnaast kennen onze hoogste bestuursrechters ook geen bonus van 2.000, toe indien er sprake is van een zwaarwegend belang. 92 Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 135, waarin wordt verwezen naar CRvB 23 november 2006, LJN AZ0644 en ABRvS 19 november 2003, LJN AN8332, r.o Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 135, waarin wordt verwezen naar ABRvS 26 maart 2008, LJN BC7604, r.o Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p HR 19 december 2008, LJN BD0191, r.o HR 19 december 2008, LJN BD0191, r.o Dijkshoorn 2010, p ABRvS 24 december 2008, LJN BG8294, r.o (3 e alinea); ABRvS 9 februari 2011, LJN BP3726, r.o Zie ook Barkhuysen & van Ettekoven 2009, p. 135.

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

ECLI:NL:CRVB:2017:2617 ECLI:NL:CRVB:2017:2617 Instantie Datum uitspraak 28-07-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12/3068 Wajong Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep September 2002 Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1 Welk recht is van toepassing Hoofdstuk 2 Vergoedingscriterium en te vergoeden kosten 2.1 Vergoedingscriterium 2.2 Besluit proceskosten bestuursrecht 2.3

Nadere informatie

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht 2 september 2015 16:00 uur - 17:00 uur Online Wat gaan we doen: rechtspraak over.. 1. De 3 B s (bestuursorgaan-, belanghebbende- en besluitbegrip) 2. Schadevergoeding

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 OPGAVE 1 (34 punten) Vraag 1.1 (5 punten) Er staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. Het voorbereidingsbesluit van artikel

Nadere informatie

http://asdrm01/transformservice/transform.aspx?xslcache=true&xsl=kluwer/kluwer.xsl&...

http://asdrm01/transformservice/transform.aspx?xslcache=true&xsl=kluwer/kluwer.xsl&... Page 1 of 11 Knowledge Portal O&A 2011/63 Aflevering O&A 2011, afl. 3 Auteur Mr. A. ten Veen en mr. A. Collignon [1] Titel De talmende bestuursrechter; verleden, heden en toekomst Samenvatting Het laatste

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER 11/9 AW U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van

Nadere informatie

[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], appellanten,

[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], appellanten, 201302106/1/A2. Datum uitspraak: 29 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], appellanten,

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 13 augustus 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp Advies wetsvoorstel schadevergoeding

Nadere informatie

VNG Juridische 2-daagse. Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer 11 oktober 2011

VNG Juridische 2-daagse. Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer 11 oktober 2011 VNG Juridische 2-daagse Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer Liesbeth.berkouwer@kvdl.nl 11 oktober 2011 Programma Finale geschilbeslechting - toepassing 8:72 - bestuurlijke lus - zaaksdifferentiatie Wetsvoorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

IND-werkinstructie nr. 2006/12 (Regulier)

IND-werkinstructie nr. 2006/12 (Regulier) IND-werkinstructie nr. 2006/12 (Regulier) ^~å Procesdirecteuren Directeuren Stafdirecties c.c. HDVB s~å Hoofddirecteur IND a~íìã 25 juni 2006 sáåçéä~~íë Quest : trefwoord, objecttype werkinstructie _áàä~öéå

Nadere informatie

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014.

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 2 Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1730

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1730 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-09-2009 Datum publicatie 02-11-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 08-2006 WAZ Bestuursrecht

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Actualiteiten bestuurs(proces)recht

Actualiteiten bestuurs(proces)recht 1 Actualiteiten bestuurs(proces)recht VMR Actualiteitendag 2017 Prof. mr. K.J. (Kars) de Graaf 2 Onderwerpen Organisatie hoogste bestuursrechtspraak Einde ne bis in idem-rechtspraak (art. 4:6 Awb) Inherente

Nadere informatie

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat: Rapport 2 h2>klacht De heer N. klaagt er over dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, ondanks zijn herhaalde verzoeken daartoe, nog niet heeft beslist op zijn bezwaarschrift van 6

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

ECLI:NL:CRVB:2014:3463 ECLI:NL:CRVB:2014:3463 Instantie Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3170

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592 Instantie Datum uitspraak 29-11-2012 Datum publicatie 30-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10/4918 MPW en 11/4917

Nadere informatie

Staten van Aruba STATEN VAN ARUBA. Aan de Voorzitter van de Staten van Aruba

Staten van Aruba STATEN VAN ARUBA. Aan de Voorzitter van de Staten van Aruba STATEN VAN ARUBA Ingek, 0 5 JUL 2011 Staten van Aruba Vo!gm.: ISP.82 10- I I Aan de Voorzitter van de Staten van Aruba Oranjestad, 5 juli 2011 Gaarne bijgaand ter doorgeleiding aan to treffen een aantal

Nadere informatie

Overschrijding van de redelijke termijn: moet de burgerlijke rechter het EHRM of de bestuursrechter

Overschrijding van de redelijke termijn: moet de burgerlijke rechter het EHRM of de bestuursrechter Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Overschrijding van de redelijke termijn: moet de burgerlijke rechter het EHRM of de bestuursrechter volgen? Walter Dijkshoorn Published in Nederlands

Nadere informatie

Bestuurs(proces)recht AAK20106410

Bestuurs(proces)recht AAK20106410 6410 Katern 114 staats- en bestuursrecht Bestuurs(proces)recht AAK20106410 A.T. Marseille Wetgeving 1 Januari 2010 als datum van de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet is niet gehaald, maar op

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

Uitgebreide inhoudsopgave

Uitgebreide inhoudsopgave Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 november 2011 HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER DE WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ DE BESTUURSRECHTER

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 november 2011 HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER DE WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ DE BESTUURSRECHTER 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 08-05-2012 Datum publicatie 04-06-2012 Zaaknummer 11/2280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De Minister van Verkeer en Waterstaat Ir. C.M.P.S. Eurlings Postbus 20906 2500 EX Den Haag datum 12 maart 2008 contactpersoon mw. mr. R.M. Driessen doorkiesnummer 070-361 9852 faxnummer 070-361 9746 e-mail

Nadere informatie

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). KlRz 041/2013 RAPPORT inzake de klacht van [Verzoeker ] tegen een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). - 2-1. Inleiding

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Inhoud. Lijst van afkortingen 15. Inleiding 17. Deel A Verhouding tot bestuursorganen Kernbegrippen Awb

Inhoud. Lijst van afkortingen 15. Inleiding 17. Deel A Verhouding tot bestuursorganen Kernbegrippen Awb Inhoud Lijst van afkortingen 15 Inleiding 17 Begrip bestuursrecht 17 Doelstellingen, opzet en indeling Awb 18 Opbouw boek 21 Website 22 Deel A Verhouding tot bestuursorganen 23 1 Kernbegrippen Awb 25 Leerdoelen

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer : 102500_1/51; 102500_2/54; 102500_3/23; 102500_9/14 Betreft zaak: Gastransportvoorwaarden deel 2 Beslissing tot wijziging van het besluit van 9 september

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 Instantie Datum uitspraak 07-01-2003 Datum publicatie 04-02-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 01/2345 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 17 JUNI 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 Rapport Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hem in de beschikking van 25 februari 2004 op zijn bezwaarschrift

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048 Rapport Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048 2 Klacht Op 26 september 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Utrecht, met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:1712

ECLI:NL:CRVB:2013:1712 ECLI:NL:CRVB:2013:1712 Instantie Datum uitspraak 04-09-2013 Datum publicatie 12-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3479 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 Raad vanstatc 201203196/1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201204533/1/V1. Datum uitspraak: 19 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 29982/612264/612512 Betreft: beslissing op bezwaar tegen de vaststelling toezichtskosten 2012 van NostalgieNet B.V. Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat),

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 17/1303 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36139 31 december 2013 Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014 De Afdeling bestuursrechtspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 04-05-2017 Zaaknummer AMS 15/5918 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak. VMR 20 maart 2014

Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak. VMR 20 maart 2014 Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak VMR 20 maart 2014 Titel 8.4 Awb Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013/50) 2 onderwerpen:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:2288

ECLI:NL:CRVB:2016:2288 ECLI:NL:CRVB:2016:2288 Instantie Datum uitspraak 24-05-2016 Datum publicatie 27-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-440 WWB-S Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Actualiteiten Awb. Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan 29 oktober 2013

Actualiteiten Awb. Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan 29 oktober 2013 Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan liesbeth.berkouwer@kvdl.nl 29 oktober 2013 Programma Gewijzigde Awb aanpassing bestuursprocesrecht schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE REDELIJKE TERMIJN. Inhoud Jurisprudentie overschrijding redelijke termijn

JURISPRUDENTIE REDELIJKE TERMIJN. Inhoud Jurisprudentie overschrijding redelijke termijn JURISPRUDENTIE REDELIJKE TERMIJN Inhoud Jurisprudentie overschrijding redelijke termijn Inhoud Jurisprudentie overschrijding redelijke termijn... 1 Schema overschrijding redelijke termijn... 3 Hoge Raad

Nadere informatie

AB 2015/165: Wns van toepassing op verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn; overgangsrecht. Analoge toepassing Wns.

AB 2015/165: Wns van toepassing op verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn; overgangsrecht. Analoge toepassing Wns. Page 1 of 6 AB 2015/165: Wns van toepassing op verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn; overgangsrecht. Analoge toepassing Wns. Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252 Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252 2 Klacht Op 8 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Douane,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4468-52 Betreft zaak: 4468/ Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V. en Visser en Kuyper Beheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1883

ECLI:NL:CRVB:2017:1883 ECLI:NL:CRVB:2017:1883 Instantie Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 29-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13/2918 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW Datum uitspraak: 23-09-2010 Datum publicatie: 13-12-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

Traagheid en stroperigheid bij bestuursorganen. Ermelo 10 oktober 2011 Mr B.K. Olivier

Traagheid en stroperigheid bij bestuursorganen. Ermelo 10 oktober 2011 Mr B.K. Olivier Traagheid en stroperigheid bij bestuursorganen Ermelo 10 oktober 2011 Mr B.K. Olivier Time is on my side 2 - Afschaffen vergunningstelsels (zo nodig vervangen door algemene regels) - Wet dwangsom en beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213 Rapport Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213 2 Klacht Op 30 augustus 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de Werkgroep Stop Overlast Seppe te Sint Willebrord, ingediend door

Nadere informatie

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB Het horen van getuigen (EHRM 15 maart 2016, nr. 39966/09, Gillissen) Ruud Lemmen, Belastingdienst GO Maastricht Marlijn Mokveld, Wladimiroff Advocaten

Nadere informatie

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248 Rapport Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat: Haar klacht, dat de minister van Defensie standaard

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei 2012. Rapportnummer: 2012/081

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei 2012. Rapportnummer: 2012/081 Rapport Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei 2012 Rapportnummer: 2012/081 2 Klacht Verzoekster, een advocaat, klaagt erover dat de Dienst Terugkeer en

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

de Rechtspraak Over het beroep met zaaknummer ROT 10 / 1193 WET BE03 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak Over het beroep met zaaknummer ROT 10 / 1193 WET BE03 deel ik u het volgende mee. rsit. nr. gem. 2 O MEI 2(M A de Rechtspraak Rechtbank Rotterdam datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp X] AANTEKENEN De Raad der gemeente

Nadere informatie

Rechtbank Rotterdam, 10 oktober 2017, nr. ROT 16/905, ECLI:NL:RBROT:2017:7618

Rechtbank Rotterdam, 10 oktober 2017, nr. ROT 16/905, ECLI:NL:RBROT:2017:7618 Uit: Belastingblad 2018/66 Rechtbank Rotterdam, 10 oktober 2017, nr. ROT 16/905, ECLI:NL:RBROT:2017:7618 mrs. M.I. Blagrove, I. Bouter en A.W. Schep Bestuursrecht, rioolheffing Met noot door: R.T. Wiegerink

Nadere informatie

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Reglement bezwaarprocedure SVWN Reglement bezwaarprocedure SVWN Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland Versie 1.0, vastgesteld 15 december 2015 1/10 Inhoud Begripsbepalingen... 3 De bezwaarcommissie... 3 Procedure... 4 Voorbereiden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet

Nadere informatie

gezien het daartegen op 24 september 2012 ingediende pro forma bezwaarschrift, aangevuld bij brief van 11 september 2013,

gezien het daartegen op 24 september 2012 ingediende pro forma bezwaarschrift, aangevuld bij brief van 11 september 2013, Besluit op bezwaar Kenmerk: 612321/630377 Betreft: Radio Decibel Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn beslissing van 17 maart 2009, kenmerk 15300/2009002841, waarbij de namen van drie radioprogrammakanalen

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K CENTRALE RAAD VAN BEROEP 02/2895 AOW en 05/6118 AOW in het geding tussen: [appellant], wonende te Spanje, appellant, en U I T S P R A A K de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 700087/701936 Betreft: Beslissing op het bezwaar inzake het besluit op het ontheffingsverzoek van T-Mobile Netherlands BV met kenmerk 666340/688335. Het Commissariaat voor

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

2. Bij brief van 19 december 2006 bevestigde het ministerie de ontvangst van het WOB-verzoek.

2. Bij brief van 19 december 2006 bevestigde het ministerie de ontvangst van het WOB-verzoek. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Ministerie van Justitie is omgegaan met zijn WOB-verzoek om informatie over de terroristenafdeling van de penitentiaire inrichting Vught. Verzoeker

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012 Rapport Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari 2014 Rapportnummer: 2014/012 2 Klacht Verzoeker ontving een bekeuring vanwege een verkeersovertreding.

Nadere informatie